Cultuurhistorische verkenning
Oostelijke binnenstad
Bureau Monumenten en Cultuurhistorie
i
M et dank aan iedereen die met zijn of haar inzet, interesse en verhalen dit onderzoek heeft verrijkt en ondersteund. “Erfgoed is van iedereen.” Rijksvisie Kiezen voor karakter.
Met dank aan Menno Rosier - Cultuurscout Rotterdam Centrum Bewoners en ondernemersvereniging Hoogkwartier Alexander Westra - Universiteit van Amsterdam Jan Pieter Schregel - Radar Erwin Wesenhagen, Carl Klaverweide - Wijkorgaan Stadsdriehoek De Stadsruit SONOR Rotterdam Daan Keiman Anita Blom, Jacqueline Rosbergen - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Maaike de Beer - Centrum Publieksparticipatie Astrid Karbaat en collega’s van het Bureau Monumenten en Cultuurhistorie Gemeente Rotterdam ii
Wijnand Galema Concire Stadsarchief Rotterdam Jan van Dienst, Els van der Horst, Elly Dunk, Karel Kessel, Gerard Molenaar, Nicolas van Hasselt, Rene Drummen, Cocky Pothuizen, Erna Kwak, Anke de Koning, familie Stuiver, meneer van Tilborg, Piem van Wijngaarden, Trudi van Zanten, Ineke van Dijk en alle andere bewoners van de Oostelijke binnenstad die ik sprak tijdens dit onderzoek Esther Witteveen, Marco Stout, Leen van Wassenaar, Woei Tjin, Caroline Vogel, Solko Schalm, Joranne van de Marel & Bas Borkent, Stephanie ten Wolde, Karen Mertens, Charlotte Wooning, Wybo Goslinga, Peter de Jager - ondernemers van het Hoogkwartier
Colofon Cultuurhistorische verkenning Oostelijke binnenstad Auteur: Anne Beeksma, Universiteit van Amsterdam, onder begeleiding van Astrid Karbaat en Alexander Westra Fotografie: Marlies Lageweg In opdracht van het Bureau Monumenten en Cultuurhistorie, cluster Stadsontwikkeling, Gemeente Rotterdam CC-BY-SA Bureau Monumenten en Cultuurhistorie, Rotterdam, 2013. Beeldmateriaal: copyright auteursrechthebbenden, zie verantwoording afbeeldingen, p. 112 Stadsontwikkeling, afdeling Vergunningen Bureau Monumenten en Cultuurhistorie Postbus 6575, 3002 AN Rotterdam www.rotterdam.nl/monumenten
iii
Inhoudsopgave
Inleiding 1 1. Wereldhaven 3 1. Het plan-Witteveen 2. Wonen in Wereldhaven 3. De vormen van Wereldhaven – tussen nieuw en oud, stroken en blok, beton en baksteen 4. De kenmerken van Wereldhaven 5. Overgang naar het Basisplan 6. De kenmerken van de zustergebouwen
2. Hoogkwartier 36 1. Ruimtelijke structuur 2. Historische straten - de Hoogstraat, de Goudsesingel en Groenendaal 3. Hoogkwartier, van krotten naar kleine industrie 4. Expeditiehoven 5. Wonen in het Hoogkwartier 6. Kenmerken van het Hoogkwartier
3. Biografie van de Oostelijke binnenstad 1.Voor de Tweede Wereldoorlog 2. Na de Tweede Wereldoorlog 3. De Oostelijke binnenstad anno 2013 iv
66
De karakteristieken van de Oostelijke binnenstad Wereldhaven en zusterbebouwing Hoogkwartier Historische achtergrond
82
4. Meer waarden 92 1. Waardevolle partners 2. Ondernemers 3. Bewoners
5. Synthese 105 Bibliografie 108 Archiefstukken 110 Online bronnen 110 Overige bronnen 111 Afbeeldingenverantwoording 112 Bijlage - Rede Ir. Ringers. 116
v
vi
Inleiding
Deze cultuurhistorische verkenning is geschreven naar aanleiding van de aanwijzing van dertig gebieden als wederopbouwgebieden van nationaal cultuurhistorisch belang door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W).1 Deze dertig gebieden bieden een staalkaart van architectuur en stedenbouw uit de periode 1940 – 1965. In Rotterdam zijn twee gebieden aangewezen, de woonwijk Ommoord en de Oostelijke binnenstad. Met deze verkenning wordt meer kennis gegenereerd over het tweede gebied, de Oostelijke binnenstad, zodat de aanwezige cultuurhistorische waarden en karakteristieken van dit gebied beschikbaar zijn als ruimtelijke opgaven zich voordoen. Daarnaast kan het document gebruikt worden als een instrument voor het opwekken van aandacht voor de karakteristieken van het gebied. Bij gesprekken over gebiedsontwikkeling tussen verschillende belanghebbenden kan een cultuurhistorische verkenning dienen als een document dat de waarde van de cultuurhistorie van een gebied inzichtelijk en daarmee ook inzetbaar maakt. Dit maakt een breed gesprek mogelijk, omdat de focus niet wordt gericht op individuele objecten (bijvoorbeeld op rijks- of gemeentelijke monumenten), maar op de waarde van het gebied als geheel. Zo kunnen cultuurhistorische waarden worden ingezet om de transformatie van een gebied te ondersteunen. Door het bureau Monumenten en Cultuurhistorie van de gemeente Rotterdam wordt al sinds langere tijd gewerkt met het betrekken van cultuurhistorische waarden bij ruimtelijke ontwikkeling. Zo worden cultuurhistorische waarden bijvoorbeeld onder andere betrokken bij het maken van stedenbouwkundige plannen en bestemmingsplannen. Deze cultuurhistorische verkenning is het resultaat van een stage bij het bureau Monumenten en Cultuurhistorie en is door het bureau geïnitieerd en begeleid.
Begrenzing van het gebied
Het nationale wederopbouwgebied Oostelijke binnenstad ligt ten oosten van de Mariniersweg en deels in de oostelijke punt van de stadsdriehoek, de markante liggende wigvorm in het stadscentrum. Deze driehoek wordt begrensd door de Coolsingel, het water van de Nieuwe Maas en de Goudsesingel, toelopend in het Oostplein. Het gebied dat in dit rapport is onderzocht steekt echter een klein deel boven deze driehoek uit. Een deel van de oostelijke stadsdriehoek, tussen de Nieuwe Maas en de Burgemeester van Walsumweg behoort niet tot het nationale gebied. Het gebied dat in deze verkenning onderzocht wordt valt eigenlijk uiteen in twee delen: het gedeelte dat in de stadsdriehoek valt, tussen de Mariniersweg, de Burgemeester van Walsumweg in het zuiden en het Oostplein en het gedeelte ten noorden van de Goudsesingel, dat begrensd wordt aan de noordzijde door de Warande en aan weerszijden door de Vondelweg en de Boezemweg.
Waarden
Deze cultuurhistorische verkenning onderzoekt verschillende cultuurhistorische waarden. Ruimtelijke en architectonische waarden vormen een belangrijk onderdeel van het onderzoek. Maar ook historische waarden geven inzicht in het gebied en zijn daarom opgenomen. Waarden kunnen op verschillende manieren worden bepaald en zijn afhankelijk van wíe ze bepaalt. Zo ziet een projectontwikkelaar in een gebied andere waarden als een cultuurhistorisch onderzoeker, omdat hij andere belangen bij het gebied heeft. De bewoner van het gebied heeft ook zijn of haar eigen idee van de omgeving. 1
Kiezen voor karakter.Visie erfgoed en ruimte. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Den Haag, 2011: 86.
1
In het richtlijnendocument Cultuurhistorisch onderzoek in de vormgeving van de ruimtelijke ordening van de RCE wordt daarom het belang benadrukt van publieksparticipatie. Op drie fronten is publieksparticipatie waardevol, het draagt bij aan: 1. Inhoudelijke inbreng. 2. Bewustwording en het creëren van draagvlak. 3. Het meedenken over bescherming en/of ontwikkeling. 2 Naast deze praktische argumenten bestaat er ook een principieel argument voor het betrekken van andere waardegevers. Door het betrekken van andere waardegevers kan worden voorkomen dat de cultuurhistorische onderzoeker de waarden van bepaalde groepen uitsluit.3 Het betrekken van andere waardegevers bij het onderzoeksproces en het bespreken van de resultaten van het onderzoek in een breed verband voorkomt dit. Het vierde hoofdstuk van dit onderzoek is gewijd aan publieksparticipatie. Ten grondslag aan dit hoofdstuk ligt een kwalitatief onderzoek, waarbij gesproken is met ondernemers en bewoners uit de Oostelijke binnenstad. De waarden van twee groepen waardegevers zijn op twee verschillende wijzen onderzocht. Het doel van deze zoektocht is tweeledig. Enerzijds kunnen aan de hand van de uitkomsten uitspraken worden gedaan over hoe publieksonderzoek in het licht van cultuurhistorisch onderzoek worden aangepakt. Momenteel is publieksparticipatie nog geen standaardonderdeel van cultuurhistorisch onderzoek, hopelijk draagt deze publicatie bij aan het toepassen van publieksparticiatie als waardevolle onderzoeksmethode. Anderzijds tonen de uitkomsten de mogelijkheden van publieksparticipatie. De waarden die uit dit deel van het onderzoek naar voren zijn gekomen tonen een bijzonder verhaal en zijn een waardevolle aanvulling op de andere hoofdstukken in het onderzoek.
Opzet verkenning
Deze historische verkenning is opgebouwd uit zes onderdelen. Het eerste onderdeel bestaat uit drie hoofdstukken waarin de cultuurhistorische waarden van de Oostelijke binnenstad worden beschreven. Daarop volgt een opsomming van de karakteristieken die uit deze hoofdstukken naar voren zijn gekomen. Vervolgens behandelt het vierde hoofdstuk het kwalitatieve onderzoek in het gebied en tenslotte wordt het document afgesloten met een synthese, waarin waar de cultuurhistorisch kenmerken en het kwalitatieve onderzoek met elkaar in verband worden gebracht. De eerste twee hoofdstukken zijn methodisch gelijk. In deze hoofdstukken wordt aan de hand van archief- en literatuuronderzoek onderzocht hoe de wederopbouwgeschiedenis van het gebied in elkaar steekt. Het derde hoofdstuk werpt licht op de bredere historie van het gebied, om te tonen in welke context de wederopbouw tot stand kwam en wat daarna met het gebied gebeurd is. Voor het vierde hoofdstuk is gebruik gemaakt van kwalitatief sociaal onderzoek. Ondernemers en buurtbewoners zijn geïnterviewd om te onderzoeken wat zij belangrijke kenmerken vinden van het gebied. In de afsluitende synthese worden de waarden gecombineerd. In hoofdstuk een en twee zijn samenvattende opsommingen van de cultuurhistorische waarden van Wereldhaven en het Hoogkwartier te vinden. Deze waarden zijn ook op een overzichtelijke wijze terug te vinden in de opsomming van karakteristieken, dat een overzicht biedt van de karakteristieken van de Oostelijke binnenstad.
2 3
2
Cultuurhistorisch onderzoek in de vormgeving van de ruimtelijke ordening. Aanwijzingen en aanbevelingen. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Amersfoort, 2013: 15. Smith, Laurajane en Emma Waterton. Heritage, Communities and Archeology. Londen: Duckworth, 2009.
1. Wereldhaven
3
De Oostelijke binnenstad dankt zijn huidige vorm aan twee grote wederopbouwplannen, die nauw met elkaar in verband staan; het plan-Witteveen en het Basisplan. Een kaart uit de cultuurhistorische verkenning van het Laurenskwartier uit 2007 toont dat de Oostelijke binnenstad ten zuiden van de Goudsesingel voornamelijk bestaat uit architectuur uit de bouwperiode 1945-1970. De wederopbouwperiode is dus een belangrijk geweest in de geschiedenis van dit gebied. Daarom is het waardevol is om bij de historie van de wederopbouw te starten met deze verkenning. Dit onderzoek start met een close-up van het plan van ir. W.G. Witteveen, het eerste plan voor de wederopbouw van Rotterdam.
Dit plan, ook wel het plan-Witteveen genoemd, wordt uiteindelijk niet geheel uitgevoerd. Het is het Basisplan uit 1946, ontworpen onder leiding van ir. C. van Traa dat gediend heeft als definitief plan. 7 Toch heeft het plan-Witteveen ook grote invloed gehad op de huidige vorm van de Rotterdamse binnenstad en met name op de vorm van de Oostelijke binnenstad. Veel kenmerken van het plan-Witteveen zijn terug te vinden in het Basisplan. Witteveen heeft zelf in een zeer beknopte brochure, die een tentoonstelling van een marquette van het plan in het museum Boijmans Van Beuningen vergezelde, de kenmerken van zijn plan benoemd.
1. Het plan-Witteveen
Deze kenmerken zijn onder andere:
Op 14 mei 1940 regende het Duitse bommen op de binnenstad van Rotterdam. Dit bombardement, de daaropvolgende brand en nog andere kleinere bombardementen laten de binnenstad van Rotterdam in smeulende puinhopen achter. Gelijk na deze dramatische gebeurtenissen wordt besloten tot het ruimen van de bergen puin in de inmiddels bezette stad. De opdracht voor het organiseren van deze grote opgave wordt gegeven aan de directeur van de Gemeentelijke Technische Dienst, ir. W.G. Witteveen.4 Bijna gelijk na het aannemen van deze opdracht ontvangt Witteveen een tweede, veel omvangrijkere opdracht: het ontwerpen van een wederopbouwplan voor de verwoeste stad.5
“ Welke zijn nu deze typische elementen? Dat is de z.g. ‘buitenstad’ (het gebied der oude buitenhavens) en de unieke grondvorm van de middeleeuwse stad. Er is naar gestreefd deze elementen in het nieuwe plan te doen herleven. Natuurlijk enigzins gewijzigd en aangepast aan de eischen, welke verkeersbelangen terecht stellen. “6 4 Roelofsz, E. De Wederopbouw van Rotterdam: De frustratie van een droom. Rotterdam: Stichting Historische Publicaties Rotterdam, 1989: 16. 5 Roelofsz 1989: 53. 6 Quote uit een voordracht van Witteveen voor het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs op 28 oktober 1940. Uit: Pauw, J.L. van der. Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog. Rotterdam: Uitgeverij Boom, 2006: 268.
4
• Het behoud van de globale vorm van de historische binnenstad: de stadsdriehoek. • Het herbouwen van 10 000 van de 25 000 woningen die het gebied binnen de brandgrens van het bombardement telde. Een aanzienlijke vermindering van het aantal inwoners van de binnenstad. • Het scheiden van functies. Zo bijvoorbeeld wordt industrie gemeden uit de binnenstad en worden winkels geconcentreerd in specifieke winkelgebieden.8 In de Oostelijke binnenstad zijn deze kenmerken goed te herkennen. Zo ligt het gebied deels in de oostelijke punt van de historische stadsdriehoek. Daarnaast is het gebied geordend volgens het principe van functiescheiding, een eigenschap die in het tweede hoofdstuk uitgebreider besproken wordt. De scheiding van stedelijke functies tijdens de wederopbouw sloot aan bij een groot internationaal stedenbouwkundig debat. Voor het eerst in de geschiedenis werd op grote schaal wereldwijd nagedacht over hoe steden en stedelijke uitbreidingen het beste vorm konden krijgen. Decentralisatie, oftewel het scheppen van de ideale woonomgeving buiten de stad, was de
7 Tijhuis, Annet. ‘Vergeten stadsbeelden’ Andela, Gerrie en Cor Wagenaar, red. Een stad voor het leven.Wederopbouw Rotterdam 1940 – 1945. Rotterdam: Uitgeverij de Hef, 1995: 21. 8 Witteveen, W. G. Het opbouwplan van Rotterdam in het Museum Boymans.1941: 3 – 10.
De twee delen van de Oostelijke binnenstad: het Hoogkwartier en Wereldhaven, met daarin aangegeven de grens tussen het ontwerp van Jan Wils en latere bebouwing.
5
trend.9 Winkels, werk, entertainment, wonen en recreatie in groots opgezette parken werden overzichtelijk los van elkaar ontworpen. De plannen van Witteveen voor de Oostelijke binnenstad borduurden voort op ideeën die hij al voor het bombardement ten dele had vormgegeven. Voor de oorlog was er namelijk al veel behoefte aan sanering van de binnenstad, door het slopen van krotten en het verbreden van wegen. Het kwam er echter niet van.10 Na de oorlog had Witteveen de mogelijkheid om een geheel nieuwe stad te ontworpen, zonder krotten en perfect afgestemd op een comfortabel leven in de stad. Het plan voor het gebied ten noorden van de Goudsesingel nam een bijzondere plaats in binnen het plan-Witteveen, hier werd een ideale woonomgeving uitgedacht.
2. Wonen in Wereldhaven Wie naar de kaart van Witteveen uit 1944 kijkt, ziet duidelijk dat het gedeelte ten noorden van de Goudsesingel zich onderscheid van de rest van het plan. Om een brede strook groen, gedetailleerd met slingerende paadjes, liggen lange stroken bebouwing. De detaillering van deze bebouwing in combinatie met het groen onderscheidt zich van de overige bouwblokken die door Witteveen in het gehele plan zijn ingetekend. Deze bebouwing is duidelijk gedefinieerd en smal, terwijl in de rest van het plan sprake is van grote vlakken, waarbij de bouwvlakken van de toekomstige architectuur nog niet zijn aangegeven. Waarom is dit gebied zo opvallend gedetailleerd ingetekend? Samenhangend ensemble Er bestaat een relatie tussen dit gedeelte van het plan-Witteveen, dat ook wel Wereldhaven wordt genoemd en het ontwerp dat Witteveen maakte voor de herontwikkeling van het oude Diergaardeterrein.11 Het Diergaarde terrein in het stadscentrum kwam vrij na 1937 na het verhuizen van de diergaarde naar de huidige locatie in Blijdorp. Witteveen ontwierp een stedenbouwkundig plan voor het lege terrein dat bestond uit lange 9 10 11
6
Wagenaar, Cor. Welvaartsstad in wording. De wederopbouw van Rotterdam 1940 – 1952. Rotterdam: Nederlands Architectuur Instituut,1992: 184. Mens, Noor. W.G.Witteveen en Rotterdam. Rotterdam: Uitgeverij 010, 2007: 108 – 109. Roelofsz 1989: 50.
stroken bebouwing die haaks op een rechthoekig park geplaatst waren.12 Deze opbouw is ook duidelijk te herkennen in de vorm van het woonblok boven de Goudsesingel, zoals weergegeven op de kaart van het plan-Witteveen uit 1944. Ook hier zijn stroken bebouwing haaks op een wigvormig park geplaatst. Bij het diergaardeplan waren Jan Wils en Rein Fledderus betrokken als architecten.13 Jan Wils werkte vervolgens ook aan het ontwerp van het blok aan de Goudsesingel. Kenmerkend voor het ontwerp is dat Jan Wils voor het gehele blok, tussen de Vondelweg en Brussestraat, verantwoordelijk is geweest. Dit veroorzaakt een sterke kenmerkende samenhang binnen het ensemble, dat uit verschillende onderdelen bestaat. Het blok is het enige directe gebouwde resultaat van het plan-Witteveen binnen de Oostelijke binnenstad. De rest van de bebouwing is gebouwd nadat het plan-Witteveen werd vervangen door het Basisplan. Het is opvallend dat de plannen voor het Diergaarde terrein en voor Wereldhaven overeenkomsten delen. Mogelijk heeft de beschikbaarheid van de plannen voor het Diergaarde terrein invloed hebben gehad op de keuze van Witteveen om het plan voor de woonwijk aan de Goudsesingel op een gelijke manier vorm te geven. Witteveen heeft echter geen persoonlijke notities achter gelaten over zijn keuze om dit deel van de stad in zijn plan zo zorgvuldig vorm te geven. Mogelijk kan de relatie tussen de nauw-verwante ontwerpen kan licht werpen op de waarde van de bebouwing tussen de Vondelweg en de Brussestraat. Een groene woonwijk Het wigvormige park dat Witteveen ontwierp voor het Diergaarde terrein en vervolgens inpaste in zijn wederopbouwplan, maakte deel uit van een parkgordel. Deze gordel vormde een groene long in de stad, die met een knik de Kralingse plas met het stadscentrum verbond. Deze inpassing van groene wiggen in de bebouwing van de stad is ook terug te zien in het eerdere ontwerp van Witteveen voor Rotterdam-Zuid uit 1926.14 De toekomstige bewoners van Wereldhaven zouden in staat zijn om zo de parkgordel in te wandelen, omdat het park zich met groene vingers uitstrekte tussen de strookjes bebouwing. Wils ontwierp voor de stukken 12 Roelofsz 1989: 42 – 52. 13 Aarts, Martin, e.a. Vijftig jaar wederopbouw Rotterdam: Een geschiedenis van Toekomstvisies. Rotterdam: Uitgeverij 010, 1995: 88. 14 Mens 2007: 59.
Bouwperioden in het gebied tussen de Mariniersweg, het Groenendaal en de Goudsesingel. Alle groen gekleurde bebouwing is gebouwd tussen 1945 en 1970. De overige rode en paarse bebouwing is gebouwd tussen 1970 en 1990. Bron: Meurs, Paul, Marinke Steenhuis e.a. Laurenskwartier: Cultuurhistorische verkenning. Schiedam: Urban Fabric, Steenhuis stedenbouw/landschap, 2007: 105 (detail).
Een ontwerpkaart voor Wereldhaven gemaakt door het ASRO voor de ‘Woonwijk benoorden de Goudschesingel’. Bron: Stadsarchief Rotterdam.
7
De Oostelijke binnenstad in het plan-Witteveen uit 1944. Links bovenin is het gebied Wereldhaven zichtbaar, met smalle stroken bebouwing aan weerzijden van een park. Bron: Wagenaar 1992: 320 - 321, detail. Stadsarchief Rotterdam.
8
grond tussen de bebouwing in 1942 gemeenschappelijke tuinen, die niet zo zijn uitgevoerd.15 De tuinen zijn uiteindelijk terrasvormig vormgegeven en opgedeeld in drie delen, die met elkaar verbonden worden door lage bakstenen trappen. De opdeling van de tuin in terrassen benadrukt het hoogteverschil dat bestaat tussen de Warande en de Goudsesingel. De huidige begroeiing van de tuinen bestaat voornamelijk uit gras met elke bomen en lagere bossages. De bomen en bossages accentueren door hun plaatsing ook het hoogteverschil in de tuinen. Aan de zijde van de Warande beginnen de tuinen met gras, verderop, bij de bakstenen trappetjes, zijn bomen en bossages geplant. helemaal aan de achterzijde van de tuin, aan de Herman Robberstraat, zijn heel veel bossages geplant, met grote bomen, om zo een scheiding aan te brengen tussen de Herman Robberstraat en de tuinen. De tuinen zijn dus niet ontsloten aan de zijde van de Herman Robberstraat, omdat daar een groene grens is aangebracht. In de eerder al genoemde brochure uit 1941 over het plan schrijft Witteveen over Wereldhaven:
“De bebouwing van deze wijk zal uit een z.g. strookenbouw bestaan, welke zoodanig om een centralen parkaanleg is ontworpen, dat de woonblokken, grenzend aan deze parkruimte, slechts één verdieping, de daarbij aansluitende woonblokken twee verdiepingen, de dan volgende drie verdiepingen en ten slotte de blokken langs de hoofdverkeerswegen winkels met vier woonlagen zullen bevatten. De parkruimte zal aldus als het waren in een kom komen te liggen, waardoor den bewoners zooveel mogelijk contact met de natuur wordt gegeven.”16 Contact met de ‘parkruimte’ was blijkbaar belangrijk genoeg om te vermelden in deze verder zeer beknopte brochure. De kom waar Witteveen over spreekt is nog goed voelbaar. Als je als voetganger vanaf de weg Warande richting de Goudsesingel kijkt, is goed te zien dat het gebied vanaf de Goudsesingel afloopt naar de Warande. Het park is er echter nooit van 15 16
Deze tekeningen bevinden zich in het Stadsarchief Rotterdam, in het Adviesbureau Stadsplan Rotterdam (ASRO) Archief, onder toegangsnummer 298. Witteveen 1941: 10.
gekomen. Het vele groen van Witteveen stuitte op kritiek van mede-Rotterdammers, die vonden dat de dure grond beter voor andere doeleinden kon worden gebruikt.17 Het park is dan ook niet met dezelfde afmetingen overgenomen in het Basisplan. Zelf constateerde Witteveen al vroeg dat de uitwerking van het park en het bovenste gedeelte van de ontworpen woonwijk nog even op zich moesten laten wachten. Het toekomstige park was namelijk nog lange tijd een bedrijvig gebied in de verder verwoeste stad, dat bekend stond als de Veemarkt, omdat de veehandel hier plaats vond. Midden in het Veemarkt-gebied stond de Jamin fabriek. Het was een bedrijvig stuk stad, ook tijdens de bezettingsperiode. Witteveen stelde voor om de fabriek te laten verhuizen naar de Spaanse Polder, maar gaf wel aan dat de fabriek pas kon verhuizen als de nieuwe fabriek gereed was.18 De fabriek, gesloopt in 1980, vormt geen zichtbaar onderdeel meer van de stad. Het verhaal over de fabriek bestaat echter nog wel. Rotterdammers die als kind of jongere bij de fabriek betrokken zijn geweest, houden de herinnering aan de fabriek levend. Zo werd in 1992 een expositie over de fabriek georganiseerd door de Werkgroep Historisch Crooswijk. De objecten die in deze expositie samen werden gebracht, waaronder een maquette van het fabriekscomplex, zijn vervolgens ondergebracht in de collectie van het Museum Rotterdam en het Stadsarchief. 19 In 2008 was er zelfs sprake van het plaatsen van een Jamin-monument op het gebied van de gesloopte fabriek.20 De aanwezigheid van de Jamin fabriek en de handelsactiviteiten op de Veemarkt hebben de uitvoering van het plan-Witteveen en later het Basisplan belemmerd en hebben daarmee ook mede de wederopgebouwde binnenstad gevormd. Nog tot 1972 was de zoetwarenfabriek in gebruik.21 Dit gebruik staat haaks op de uitgesproken wens van Witteveen om de industrie uit de binnenstad 17 18 19 20 21
Roelofsz 1989: 134. ‘Uittreksel uit de notulen van de bespreking van den Regeeringscommisaris voor den Wederopbouw op 11 October 1940 inzake herbouw van Rotterdam.’ Adviesbureau Stadsplan Rotterdam (ASRO). Archief ASRO, toegangsnummer 298, dossier ‘Goudsesingel’. Stadsarchief Rotterdam. ‘Voorwerpen in de collectie.’ Bedrijfshistorierotterdam.nl Museum Rotterdam. Online. 5 maart 2013. ‘Jamin-monument stap dichterbij.’ AD.nl Algemeen Dagblad. 18 november 2008. Online. 5 maart 2013. ‘Wederopbouw en vertrek.’ Bedrijfshistorierotterdam.nl Museum Rotterdam. Online. 5 maart 2013.
9
te bannen. De ‘groene’ woningen aan de Goudsesingel lagen nog jaren in de rook van een industrieterrein. Arbeiderswoningen Een belangrijke kenmerk van het plan-Witteveen was functiescheiding. In de binnenstad werd in de wederopbouwperiode weinig ruimte gereserveerd voor wonen, deze functie werd ondergebracht in speciale comfortabale woonwijken buiten het stadscentrum. Het aantal woningen werd in het nieuwe stadshart dan ook flink teruggebracht. Het gebied boven de Goudsesingel werd door Witteveen wel benoemd als woongebied in de binnenstad in de brochure Het opbouwplan van Rotterdam in het Museum Boijmans Van Beuningen. Deze wijk werd niet zomaar een woonwijk, maar een wijk voor gegoede arbeiders en de middenstand.22 De keuze voor deze groep sloot goed aan bij de functies die werden ondergebracht in de Oostelijke binnenstad onder de Goudsesingel: kleine middenstandbedrijven en winkels. Aan de Goudsesingel, in de plint van de flat die door Wils ontworpen is, was ruimte voor winkels. Deze winkels konden worden bevoorraad via de achterzijde van het gebouw, via de Herman Robberstraat die als expeditiestraat functioneerde.23 Veel groen en een uitgesproken woonfunctie zijn de basisideeën van Witteveen die ten grondslag liggen aan dit blokje bebouwing. Daarnaast kent het gebied een opmerkelijke geschiedenis. De bouw van deze woningen speelde namelijk een belangrijke symbolische rol in de wederopbouw, als de eerste woningen voor de toekomst. “Eerste paal geheid in Rotterdams binnenstad.” 24 Het moet een bijzonder schouwspel zijn geweest op 15 april 1941: te midden van een groep mensen met wapperende jassen in de vlakke verwoeste binnenstad, dreunde een versierde heimachine de eerste palen van het gebouw Wereldhaven de grond in.25 De aanvang van het bouwen van het blok ten noorden van de Goudsesingel werd groot in het nieuws gebracht. Meerdere kranten uit het hele land publiceerden op de dag na deze gebeurtenis een groot artikel over wat de ‘aanvang van de Rotterdamse 22 23 24 25
10
Witteveen 1941: 10. Aarts 1995: 88. ‘Eerste paal geheid in Rotterdamsch binnenstad.’ Nederlandsch Dagblad. 14 april 1941: 2. ‘Eerste paal geheid in Rotterdamsch binnenstad.’ 1941: 2.
Wederopbouw’ genoemd werd. Verschillende prominenten waren aanwezig: Jan Wils, ingenieurs betrokken bij de wederopbouw van Rotterdam en ir. J.A. Ringers, de Algemeen Gemachtigde voor den Wederopbouw en Bouwnijverheid. Deze laatste aanwezige hield een uitgebreide rede, die ook in de meeste kranten gepubliceerd werd. Met deze rede sprak hij uit dat na een fase van voorbereiding, de werkelijke wederopbouw nu echt begon.
“Na eenige maanden opruimen van fundeeringen en kelders, het verrichten van graafwerk en voorbereiding van wegenaanleg, is er heden een materieel begin van opbouw, <...>: het maken van de fundeering voor het eerste blok arbeiderswoningen binnen de verwoeste kern van Rotterdam”. Ook vertelt hij dat deze start van de wederopbouw van de woningvoorraad in de binnenstad van Rotterdam, ook een symbolische functie heeft voor heel Nederland.
“Een Hollander laat zich niet gemakkelijk iets op de mouw spelden en neemt iets eerst als waar aan, als het ‘geheid’ is. Zoo hoop ik dat ook deze nieuwe volkswoningen geheid zullen zijn, dat zij ware Nederlandsche woningen zullen zijn in een Nederlandsche stad en het begin mogen zijn van een in snelle reeks elkaar opvolgende woningblokken, die een gelukkige en vreedzame bevolking zullen herbergen <...>.” 26 De Duitse bezetters worden in de rede van Ringers op schatplichtige wijze genoemd. Ook is het opvallend dat Ringers vooral benadrukt dat het hier een Nederlandse aangelegenheid betreft. Deze heiceremonie en de bijbehorende publiciteit, maken het complex Wereldhaven een zeer symbolisch ensemble binnen de Rotterdamse geschiedenis: het was een symbool voor de lokale en nationale hoop op een periode van herstel en vooruitgang. Het duurde echter nog een heel aantal jaren voordat er werkelijk sprake 26
Beide citaten: ‘Eerste paal geheid in Rotterdamsch binnenstad.’ 1941: 2. Zie ook de rede van Ringers in de bijlage.
was van vooruitgang in de Oostelijke binnenstad. Na de bouw van Wereldhaven, stort de wederopbouw in. In een boek dat werd uitgebracht ter ere van 10 jaar wederopbouw in 1955, onder redactie van C. van Traa, zijn plattegronden opgenomen die per jaar de resultaten van de wederopbouw illustreren. Het blokje boven de Goudsesingel staat nog tot 1950 vrijwel alleen in het verder lege landschap. In de jaren die daarop volgen groeit de binnenstad langzaam voller.
3. De vormen van Wereldhaven – tussen nieuw en oud, stroken en blok, beton en baksteen De waarde van de bebouwing boven de Goudsesingel uit 1941 schuilt in een aantal aspecten. Om deze waarden te kunnen beschrijven is het belangrijk om niet alleen te kijken naar het interessante historische verhaal dat bij deze gebouwen hoort, maar ook de vorm van deze gebouwen te onderzoeken. Door te kijken naar drie verschillende aspecten; het schaarsteprobleem, de ontwerppraktijk van Jan Wils en de ruimtelijke structuur, is het mogelijk om meer waarden te signaleren. Ruimtelijke structuur De woonwijk naar ontwerp van Jan Wils bestaat uit twee samenhangende onderdelen. Prominent langs de Goudsesingel ligt het eerste onderdeel: de flat tussen de Vondelweg en de Brussestraat van vijf of zes bouwlagen hoog, met aan de achterzijde expeditieruimten aan de Herman Robbersstraat. Aan de voorzijde is de plint ingericht met winkelruimten. Het tweede onderdeel bestaat uit zeven stroken woningen, die haaks op de flat staan. Zes van deze stroken, namelijk de identieke stroken tussen de Brussestraat en de Leopoldstraat, liggen met de voorzijde aan een straat en met de achterzijde aan een binnentuin. De drie binnentuinen zijn openbaar toegankelijk en worden gekenmerkt door een indeling in terrassen. Aan de voorzijde van de stroken zijn kleine voortuinen aangebracht. Aan de achterzijde hebben alleen de laagste gebouwen aan de zijde van de Warande een achtertuin. De stroken worden onderbroken door de Frans Coenenstraat, een pad toegankelijk voor wandelverkeer. Vanaf de warande gezien loopt de bouwhoogte van de stroken trapsgewijs op, van twee bouwlagen naar drie bouwlagen tot vier bouwlagen, waarbij de blokken tussen de tussen de Herman Rob-
Naam Wereldhaven Officieel is het gebied van Wils nooit Wereldhaven genoemd. Toch is de aantrekkelijke naam blijven kleven aan dit blok, zo is in de Architectuur Rotterdam reeks uit 1992 de benaming Plan Wereldhaven te vinden. Toch is tijdens het uitvoeren van dit onderzoek geen archiefmateriaal aangetroffen waarop het gebied expliciet zo benoemd wordt. Een mogelijke verklaring voor de mooie naam is de betrokkenheid van de n.v. De Wereldhaven bij de bouw van het wijkje. Deze bouwmaatschappij kocht de percelen aan de Goudsesingel aan voor het uitvoeren van de bouw van de flat, om vervolgens de woningen en winkels te kunnen exploiteren. Een foto uit 1941 van een bouwkeet op het bouwterrein laat zien dat de naam van de maatschappij goed zichtbaar is geweest tijdens de bouw. Mogelijk heeft deze zichtbaarheid ervoor gezorgd dat deze naam, die zo passend is voor de eerste herbouwde woningen in de havenstad, uiteindelijk in zwang is geraakt voor het hele wijkje. Bron: Smink, Hans, Richard Beentjes. 75 jaar Wereldhave. 1930 - 2005. Uitgegeven in eigen beheer door n.v. Wereldhave: 2005. bersstraat en de Frans Coenenstraat het hoogst zijn. De laagste gebouwen hebben hun entree op het maaiveld, de overige hogere gebouwen hebben de entree boven het maaiveld, boven een souterrain. De souterrains hebben de functie van gebruiksruimte, zoals fietsenstalling. De eerste woonverdieping is op bel-etage niveau. De woningen zijn toegankelijk via een gezamenlijke portiek met trap. Achter de entree worden de etagewoningen ontsloten met een inpandig trappenhuis dat zich centraal in het pand bevindt. Het trappenhuis wordt belicht door een daklicht, dat de vorm heeft van een dakkapel. De meeste woningen bestaan uit een woonkamer aan de straatzijde met daarnaast een en suite slaapkamer, een kleine kamer en een kleine keuken en badkamer. De openbare binnentuinen zijn niet ontsloten naar de Herman Robbersstraat. Garages aan de kop van de tuin aan deze straat en beplanting 11
schermen de tuinen af. De garages bevinden zich aan de kop van alle binnentuinen en zijn verwant aan elkaar, ze behoren namelijk tot het ontwerp van Jan Wils. Twee van de garages zijn deels garage en deels transformatorhuisje. De gebouwen aan de Vondelweg van Wils maken wel deel uit van het totaalontwerp voor de wijk, maar nemen qua vormgeving en opzet een bijzondere positie in. Het ontwerp voor deze bebouwing vertoont elementen van zowel de flat als de woonstroken. Zo bevinden zich aan de Vondelweg-zijde winkelruimten in de plinten, maar lijkt het grootste gedeelte van de gebouwen op de strookbebouwing aan de binnentuinen. De bebouwing bestaat uit twee gebouwen, gescheiden van elkaar door de Frans Coenenstraat. De gebouwen zijn grotendeels identiek aan elkaar. Op één laag winkelruimte zijn drie lagen woningen gebouwd, die te bereiken zijn door een gemeenschappelijke portiek aan de Leopoldstraat. Het linkerdeel van de bebouwing valt echter uit de toon. Tussen een bouwdeel van zes bouwlagen en het bouwdeel van vier bouwlagen met winkelruimte, bevindt zich een klein tussendeel van twee lagen hoog. Het betreft hier eigenlijk twee afzonderlijke gebouwen, die met een tussenvoeging aaneengesloten zijn. Het bouwdeel van zes bouwlagen is een galerijflat waarvan de galerij zich aan de Leopoldstraat bevindt. Het gebouw heeft aan alle zijden een gesloten plint; de woningruimte begint op de eerste verdieping. Zowel aan de Herman Robberstraat als aan de Leopoldstraat liggen bedrijfsruimten, die uit de gevel van het gebouw naar voren komen. Op deze uitstekende bouwlaag bevindt zich een terrasachtige open ruimte. Aansluiting op de omgeving Direct ten noorden van de woonwijk ligt de redelijk drukke tweebaansverkeersweg de Warande. Een fietspad met aan weerszijden een trottoir ligt tussen de wijk en deze weg. Aan de overkant van, en parallel aan de Warande ligt een strookvormig groengebied, dat samenhangt met de daar aanwezige slingervormige bebouwing. Het ontwerp van deze gebouwen dateert uit de jaren ’80. Voor de bouw was dit gebied bedrijfsterrein. 27 De Warande vormt een scherpe grens voor de woonwijk. Hoewel aan weerszijde van deze weg groengebieden liggen, voorkomt de brede opzet van de weg een sterke samenhang tussen deze groene stukken Rotterdam. De Vondelweg is ook een breed opgezette weg, met twee 27 ‘Stadsvernieuwing.’ Rotterdam.nl Gemeente Rotterdam. Online. 3 juli 2013.
12
verkeerstroken aan weerszijden van een strook gras. Aan beide kanten van de autoweg liggen fietspaden, parkeerruimten en groenstroken. Dit voorkomt dat het contrast tussen de gebouwen van Wils en de bebouwing aan de overzijde van de weg erg opvalt. Aan de overzijde is namelijk geen sprake van een gesloten gevelbeeld met een aaneengesloten rooilijn. De meeste bebouwing aan deze zijde van de weg dateert van een latere periode als het werk van Wils. Ook de Goudsesingel is een zeer brede verkeersweg. Deze weg vormt een belangrijke en drukke verkeersader voor de binnenstad. De Goudsesingel splitst het onderzoeksgebied, de Oostelijke binnenstad, duidelijk op in twee delen. Ook behoren de beide delen tot verschillende deelgemeenten. Het gebied ten zuiden van de Goudsesingel behoort tot de deelgemeente Centrum, terwijl het noordelijke gebied ondergebracht is bij Kralingen-Crooswijk. Beton en baksteen: het schaarsteprobleem De woonblokken achter de Goudsesingel ogen redelijk behoudend. De bakstenen gevels en zadeldaken staan in schril contrast tot het licht ogende staal en glas van de Van Nelle Fabriek. Dit icoon van de moderne architectuur werd gebouwd van 1926 tot 1930 en maakt deel uit van een groep gebouwen die nieuwe constructiemogelijkheden en vormen verkenden. Jan Wils heeft zich tijdens zijn carriere ook gemengd in deze ontwikkeling. Zo ontwierp hij in 1919 een cluster woningen in Den Haag, ook wel bekend als het Papaverhof. Het plan bestond uit portiekflats en laagbouw. Wils experimenteerde met beton als bouwmateriaal voor dit ontwerp, maar toen de resultaten van de eerste betonstortingen erg tegenvielen, koos de opdrachtgever toch voor het gebruik van baksteen.28 Dit wordt ook aangegeven in de Richtlijnen voor de bebouwing aan de Goudsesingel die in het ASRO archief te vinden zijn. Hierin wordt aangegeven dat de voorkeur uitgaat van een constructie van gemetselde draagmuren, met het gebruik van houten en betonnen balken als dragers voor de vloeren. 29 In Rotterdam-Zuid zijn in de jaren ’20 meerdere wonin28 29
Kuipers, Marieke. Bouwen in Beton. Experimenten in de volkshuisvesting voor 1940. ’s-Gravenhage, Staatsuitgeverij: 1987: 124. ‘Richtlijnen voor den etagenbouw benoorden den goudschesingel.’ Adviesbureau Stadsplan Rotterdam (ASRO). Archief ASRO, toegangsmummer 298, dossier ‘Goudsesingel’. Stadsarchief Rotterdam.
Links: een profieltekening door Jan Wils van Wereldhaven uit december 1940. De samenhang tussen de flat langs de Goudsesingel en de daarop haaks geplaatste stroken bebouwing is goed zichtbaar. Bron: Collectie Nederlands Architectuurinstituut.
Rechts: zicht op de Jamin fabriek, vanaf de flat aan de Goudsesingel. 1951. Bron: Collectie Stadsarchief Rotterdam.
13
Linksboven: Een tuinontwerp voor Wereldhaven, met in het midden een vogelbad en aan de zijde van de Warande een sierelement. Bron: Stadsarchief Rotterdam. Rechts: Het heien van de eerste paal voor Wereldhaven. In de uitsnede een portret van J.A. Ringers. Bron: ‘Woningbouw in Rotterdams centrum’. Rotterdamsch Nieuwsblad. 16 april 1941. Linksonder: De bouwkeet ‘De Wereldhaven’ voor de bouwwerkzaamheden aan de Goudsesingel. Bron: Stadsarchief Rotterdam.
14
gen in beton opgetrokken opgetrokken in grootschalige bouwprojecten.30 Binnen het architectonisch discours waarin Wils en Witteveen zich bevonden was dus interesse voor moderne bouwtechnieken. Waarom oogt het blok Wereldhaven dan zo behoudend, met een gevel uit baksteen en relatieve bescheiden raampartijen? De Duitse bezetter vorderde tijdens de wederopbouwwerkzaamheden grote hoeveelheden materiaal. De handel lag grotendeels stil en aanvoering van materiaal was een logistiek probleem. Grote materiaalschaarste was het gevolg. De architectuur van de vroege wederopbouw in Rotterdam is sterk beïnvloed door deze schaarste, een probleem dat doorklinkt in de archiefstukken van de ASRO. In het document Richtlijnen voor den etagenbouw benoorden den goudschesingel is uitgebreid omschreven aan welke eisen het blok boven de singel moet voldoen. Artikel 11 schrijft voor dat het gebruik van gewapend beton en ijzer zeer beperkt moet worden. Skeletbouw wordt niet gezien als een mogelijkheid in verband met deze belemmeringen, de voorkeur gaat uit naar gemetselde dragende muren. Ook wordt de architect aangemoedigd om zo veel mogelijk “brandvrije” materialen te gebruiken. 31 Wils had rekening te houden met deze richtlijnen, die zijn ontwerp hebben beïnvloed. De bakstenen gevels zijn een direct resultaat van de invloed van de ASRO op het ontwerpproces. Uiteindelijk bleek de schaarste zo groot, dat het woningbouwproces zelfs geheel stil kwam te liggen.32 De daarop volgende bouwstop van 1942 verlamde de wederopbouw volledig.33 Jan Wils Jan Wils is bekend van zijn ontwerpen voor het Olympisch Stadion en het City Theater, beiden gebouwd in Amsterdam. Deze gebouwen vertonen grote gebaren: grote muuropvlakten, lange lijnen en grote raampartijen. Deze stijlkenmerken zijn deels gebaseerd op het oeuvre van H.P. Berlage en F.L. Wright, twee architecten die het werk van Wils hebben beïnvloed.34 30 Kuipers 1987: 124. 31 ‘Richtlijnen voor den etagenbouw benoorden den goudschesingel.’ Stadsarchief Rotterdam. 32 Witteveen, W. G. ‘Beknopt overzicht van de voornaamste openbare werken in 1940 en 1941 voorbereid en uitgevoerd door den gemeentelijken technischen dienst en particulieren’ Rotterdams Jaarboekje. Reeks 4, jrg. 10, 1942: 50. 33 Roelofsz. 1989: 115. 34 Vaessen, H. Inleiding bij het archief van Jan Wils, 1989. Archief Jan Wils. Archief Nederlands Architectuurinstituut.
Daarnaast is de architect bekend omdat hij deel heeft uitgemaakt van de kunstenaarsbeweging De Stijl. Toch is zijn oeuvre niet zo bekend geworden als bijvoorbeeld dat van Rietveld. In zijn overzichtswerk over Wils schetst Herman Bergeijk een beeld van Wils als een jonge sterarchitect. Hij maakte een vliegende start met zijn carriere en toont interesse voor monumentale architectuur. Gaandeweg tijdens zijn carriere verliest hij echter de interesse in iconische statements: hij wordt “dienend” aan de wensen van de opdrachtgever en zijn ontwerpen worden steeds soberder.35 Binnen het oeuvre van Wils kan dus een onderscheid worden gemaakt tussen ‘iconische’ jaren en de jaren na de Tweede Wereldoorlog waarin zijn ontwerpen steeds onopvallender worden.36 De gebouwen in het gebied boven de Goudsesingel bevinden zich in een overgangsfase in de carriere van deze interessante architect. Het loont de moeite om met dit gegeven in gedachten de ontwerpen die Wils maakte voor Witteveen in de jaren 1940-1942 nader te bekijken, om te zien welke kenmerken van zijn oeuvre zichtbaar zijn in het gebied Wereldhaven. Tijdens zijn lidmaatschap van De Stijl kenmerkten de ontwerpen van Wils zich door een bijzonder gebruik van verschillende bouwvolumes. Zijn ontwerpen bestonden uit zorgvuldig bij elkaar gevoegde bouwmassa’s, als een soort composities.37 Deze benadering van het gebouw, waarbij volumes elkaar assymetrisch of symmetrisch afwisselen en overlappen, is terug te zien in het ontwerp dat Wils maakte voor bebouwing op het Diergaarde terrein, maar wel in iets mindere mate. Op een perspectieftekening uit 1942 is een gebouw van zes bouwlagen zichtbaar. Uit de gevel springt een bijna gevelbreed blok naar voren, dat drie bouwlagen beslaat. In dit blok komen rechthoekige elementen naar voren met afgeronde hoeken, een liggend en een staand. Aan de linkerzijde van de gevel ligt het zadeldak verzonken in het gebouw. Deze elementen creëeren een divers gevelbeeld dat assymmetrisch is, maar wel een harmonieuze indruk maakt. De ontwerpen die Wils met Rein Fledderus maakte voor het Diergaarde terrein, zijn modern van stijl. Ze tonen de toepassing van moderne constructiemethoden en er is hoogbouw in het ontwerp opgenomen, toendertijd nog een innovatieve manier van bouwen. De meest prominente 35 36 37
Bergeijk, Herman van. Jan Wils: De stijl en verder. Rotterdam: Uitgeverij 010, 2007: 7. Bergeijk 2007: 9. ‘De stijl in Centre Pompidou’ NAI.nl. Nederlands Architectuur Instituut. November 2010. Online. 13 maart 2013.
15
onderdelen van de ontwerpen zijn de flats die aan het centrale park zijn geplaatst. Naast deze flats werden stroken lagere bebouwing getekend.38 De ontwerpen voor de Diergaarde laten een aantal elementen zien die ook terugkomen in de huidige bebouwing aan de Goudsesingel. Details, zoals ruitvormige hekwerkjes en boven elkaar geplaatste kleine ronde ramen keren veel terug. Ook de lichtgebogen deurluifels zijn toegepast in beide ontwerpen. Op een plattegrond van het Diergaardegebied uit 1938, gemaakt door de gemeente Rotterdam, is aan de linkerzijde van het park strokenbouw te herkennen. De laagbouw aan de rechterzijde van de parkstrook toont een bijzondere verkavelingsvorm. Deze bebouwing volgt niet de vorm van het toen gangbare gesloten bouwblok, maar is tegelijkertijd ook niet ingedeeld volgens een strokenbouwstructuur. Het ensemble is een soort tussenvorm, waarbij het gesloten bouwblok deels is open gebroken met lagere bouwdelen. Een deel van de gevels van de semi-gesloten bouwblokken op het Diergaardeplan hebben de functie van winkel toegewezen gekregen. De tekeningen die Wils maakte voor de bebouwing van het Diergaarde terrein laten zien hoe Wils het stedenbouwkundig plan vertaalde naar achitectonische ingrepen. Zo plaatste hij tussen de losse bouwblokken structuren die een overgang markeerden tussen de buitenwereld en het groen in het midden van het blok. Zo plaatste hij aan een gebouw vast een uitstekende bouwlaag in het binnengebied. Op andere plaatsen ontwierp hij pergola’s die bouwblokken met elkaar verbonden. Daarnaast zijn er in de gevel doorgangen naar het achterliggende binnenterrein aangebracht. De bebouwing aan de Goudsesingel deelt een aantal van deze kenmerken. Zo zijn er restanten aangetroffen van staanders voor pergola’s, die verwijderd zijn. Daarnaast zijn de voorgevels allemaal aan de straatzijden geplaatst, waardoor in de gemeenschappelijke tuin geen verkeer plaatsvind. De flat aan de Goudsesingel schermt de achterliggende stroken af van het drukke stadsverkeer; de flat en de stroken samen vormen een ensemble en zijn niet los van elkaar te zien. Het verschuilen van lagere bebouwing achter een hoge flat aan een drukke weg paste Witteveen al eerder toe in zijn ontwerp voor het uitbreidingsplan voor Rotterdam-Zuid uit 1926. Ook hier plaatste hij lage bebouwing achter een lint hoogbouw, al gaf hij niet specifiek aan dat 38
16
Bergeijk 2007: 105.
deze lage bebouwing in stroken moest worden opgetrokken.39 Achter de flat is een strook bebouwing geplaatst die een bouwlaag hoog is. Tussen de stroken en de flat ligt een expeditiestraat, de Herman Robberstraat. Op de bedrijfsruimte aan de Herman Robberstraat is ook een pergola geplaatst. Met deze ingreep bestemde Wils het dak van de bedrijfsruimte als een grote buitenruimte die uitkeek op de binnentuinen en het achterliggende park. Op tekeningen geeft Wils deze buitenruimte als heel groen weer, met begroeiing op de pergolas en op de terassen. De toevoeging van pergolas en de begroeide bouwlaag aan de Herman Robberstraat vormen daarmee niet alleen een begrenzing tussen de buitenwereld en de binnenwereld binnen de grenzen van het ensemble, maar ook een overgang tussen bebouwing en natuur. De markante balkons aan de binnentuinen, die op de pergola op de bedrijfsruimte lijken, dragen hier ook aan bij. Wils had ook ideeën over de vormgeving van de binnentuinen. Zo bood hij in 1942 tekeningen aan voor een tuinontwerp, waarin planten specifiek benoemd werden. Wils moest in 1941 aardig wat aanpassingen maken in zijn ontwerp voor Wereldhaven. Er waren twee supervisoren betrokken bij zijn werk; Hermann Friedrich Mertens en Gijsbert Friedhoff, die de ontwerpen moesten goedkeuren.40 Heel de binnenstad was opgedeeld in sectoren met elk eigen supervisoren, die moest garanderen dat de nieuwe bebouwing van de stad van hoge kwaliteit zou zijn.41 Mertens en Friedhoff becommentarieerden de ontwerpen van Wils. Op het aandringen van de supervisoren versoberde de architect het ontwerp enigzins. Een decoratief element dat Wils aanbracht om de overgang tussen een hoger en een lager aaneengesloten blok te markeren verdween. Op de tekening van dit element is te zien dat met een vluchtige potloodschets het dak van het hogere gedeelte is aangepast tot een topgevel – een schriftelijke aanbeveling van de supervisoren.42 Door deze versobering wordt de eenheid van de stroken benadrukt: de verschillende delen lijken sterk op elkaar. In de brief waarin deze aanbeveling 39 40 41 42
Gemeentewerken van Rotterdam. Uitbreidingsplan linkermaasoever. 1926. Cartogra- fisch document. Collectie Stadsarchief Rotterdam (catalogusnummer II 192). ‘Brief aan Jan Wils.’ ASRO. 16 december 1941. ASRO archief, dossier Goudsesingel. Collectie Stadsarchief Rotterdam. Wagenaar 1992: 146 - 148, ‘Brief aan Jan Wils.’ Supervisor. 4 maart 1941. ASRO archief, dossier Goudsesingel. Collectie Stadsarchief Rotterdam.
Deze pagina: Het stedenbouwkundig plan van de gemeente Rotterdam voor het Diergaarde terrein uit 1938, met aan de linkerzijde strokenbouw en aan de rechterzijde van het centrale park semi-gesloten bouwblokken. Bron: Collectie Stadsarchief Rotterdam.
Volgende pagina: diverse afbeeldingen van ontwerpen van Jan Wils. Linksboven: Een zijaanzicht van de Diergaarde bebouwing, met een lage verbinding tussen twee bouwdelen (1940). Collectie Stadsarchief Rotterdam. Linksonder: Een perspectief van de Diergaarde bebouwing (1939). Collectie Nederlands Architectuurinstituut Rechtsonder: Een entreepartij met gebogen luifel, detail uit de Diergaarde ontwerpen (1940). Collectie Stadsarchief Rotterdam. Rechtsonder: Een niet gerealiseerde flat voor het Wereldhaven gebouw, ter hoogte van het huidige Ammanplein (1942). Collectie Stadsarchief Rotterdam.
17
Foto boven: Het Papaverhof in Den Haag van Jan Wils. Foto: M. M. Minderhoud.
18
wordt gedaan, wordt ook een balk becommentarieerd die Wils als overgang tussen de twee hogere blokken ontworpen heeft. Uiteindelijk wordt deze balk omgevormd tot de pergola waarvan nu restanten kunnen worden aangetroffen. Het behoudende uiterlijk van de architectuur ten noorden van de Goudsesingel is dus mede het resultaat van de beïnvloeding van de supervisoren Mertens en Friedhoff. Verkaveling Voor de Tweede Wereldoorlog was het gesloten bouwblok de meest gangbare verkavelingsvorm. Na de oorlog veranderde dit en werd een open verkavelingsstructuur veelvuldig ingezet. Een reden voor het overgaan op deze verkavelingsvorm was dat deze vorm beter aansloot bij de wens om het woningbouwproces te systematiseren. Het gangbare gesloten bouwblok was niet goed seriematig te produceren: er bestonden door de hoekaansluitingen verschillende specifieke plattegronden binnen een blok. Daarnaast kon op deze manier meer groen worden ingezet en kon de architectuur op de zon worden gericht.43 Het ontwerp van Jan Wils vertoont kenmerken van strokenbouw, een vorm van een open verkavelingsstructuur, maar is dit niet volledig. Het ontwerp voor het ensemble staat in verband met andere ontwerpen die een plaats innemen in het ontstaansproces van deze verkavelingsvorm. Kenmerken van het ontstaan van deze nieuwe verkavelingsvorm zijn: • Het breken met het gangbare gesloten bouwblok • Het introduceren van het gesloten, gemeenschappelijke portiek44 De interesse in een nieuwe verkavelingsvorm bleek in de jaren ’30 uit de resultaten de Amsterdamse prijsvraag Goedkope arbeiderswoningen. Veel van de inzendingen, van onder andere Merkelbach, Karstel en Groenewegen, Van den Broek en Van Tijen, gingen uit van hoogbouw op een strokenverkaveling. Opvallend is dat met deze nieuwe vorm van bouwen ook een nieuwe esthetiek gepaard ging, waarbij veel glas en staal werd toegepast.45 Een uitgevoerd voorbeeld is het gebied Landlust in Amsterdam-West: een zeer vroeg voorbeeld van strokenbouw. Tussen etagewoningen zijn tuinen 43 44 45
Interieur De ASRO schreef ook bepaalde voorzieningen in het interieur voor. Zo voorziet artikel 27 van de Richtlijnen voor de bouw van Wereldhaven uit het ASRO archief in het plaatsen van ingebouwde kasten in de te ontwerpen woningen. Legkasten in het woon- en slaapvertrek moeten ten minste 0,35 m diep zijn en vier legplanken bevatten. Ook wordt de suggestie geopperd om boodschappenliften in de trappenhuizen van de etagegebouwen te plaatsen. Bron: ‘Richtlijnen voor den etagenbouw benoorden den goudschesingel.’ Adviesbureau Stadsplan Rotterdam (ASRO). Archief ASRO, toegangsmummer 298, dossier ‘Goudsesingel’. Stadsarchief Rotterdam.
geplaatst en de woningen, ontworpen door B. Merkelbach, zijn functioneel en modern ingericht. Het bouwblok is echter nog niet volledig geopend. De etagebouw aan weerszijden van de tuin vormt een geheel met de tuin en is aan een zijde, aan de Karel Doormanlaan, afgesloten met een strook laagbouw. Opvallend is ook het gebruik van veel glas in het portiektrappenhuis, wat de architectuur een licht aanzicht geeft. Deze lichtheid, veroorzaakt door de toepassing van veel glas en staal, is een kenmerk van moderne architectuur die niet terug te vinden is in het ontwerp van Wils. Wel zijn de andere kenmerken, de semi-geslotenheid en de introductie van gemeenschappelijke portieken te herkennen.
Vreeze, Noud te. Woningbouw, inspiratie & ambities. Kwalitatieve grondslagen van de sociale woningbouw in Nederland. Almere: Nationale Woningraad, 1993: 174. Vreeze 1993: 95. Vreeze 1993: 214 - 217.
19
4. De kenmerken van Wereldhaven De kenmerken van het gebied Wereldhaven zijn onderzocht in de vorige drie paragrafen. Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste kenmerken die uit dit onderzoek zijn voortgekomen en een beknopte beschrijving van de huidige staat van het gebied. Ruimtelijke structuur • Het verkavelingspatroon van de bebouwing aan de Goudsesingel is interessant omdat het een overgang illustreert tussen twee verkavelingsvormen . Het is geen gesloten bouwblok meer, maar ook nog geen grootschalige strokenbouw zoals die na de bevrijding veelvuldig werd toegepast. Samenhang • Omdat het gehele ensemble tussen de Goudsesingel, de Vondelweg, de Warande en de Brussestraat als geheel ontworpen is, bestaat er een sterke samenhang tussen alle verschillende elementen; structuur, architectuur en groen. Architectuur • De gebouwen nemen een bijzondere plek in in het oeuvre van Jan Wils. Er zijn kenmerken in te herkennen uit eerder werk van Wils, maar de gebouwen zijn niet ‘modern’ van ontwerp. • Het uiterlijk van de bebouwing is beïnvloed door de supervisoren Mertens en Friedhoff, die het ontwerp versoberden. Deze supervisoren werden aangestuurd door Witteveen. • Het ensemble bestaat uit bouwblokken met verschillende bouwhoogten, die vanaf de Warande naar de Goudsesingel toe oplopen in hoogte. • Van de bebouwing achter de Goudsesingel flat verspringt de rooilijn van het eerste bouwblok in vergelijking tot de rooilijn van de blokken tegen de Warande. • De stroken woningen, met uitzondering van de gebouwen die twee woonlagen hoog zijn, hebben een bel-etage, met daaronder gemeenschappelijke ruimten die ontsloten worden via de tuin. • De kenmerkende detaillering van de gebouwen valt uiteen in twee 20
thema’s: groen en rond. Tot ‘rond’ behoren de brede, afgeronde dakgoten, die uit de gevel steken en die overal toegepast zijn. Ook zijn er veel kleine ronde vensters aangebracht met kenmerkende roedeverdeling. • De details onder het thema ´groen´ zijn de balkons aan de tuinzijde van de strookbebouwing, de restanten van de pergola´s aan de Frans Coenenstraat en de pergola op de bedrijfsruimten aan de Herman Robberstraat. • Tot het ontwerp van Wils voor Wereldhaven behoren ook drie sierlijk vormgegeven garages aan de Herman Robberstraat, gelegen tussen de stroken bebouwing. Groen • De bebouwing had eigenlijk onderdeel moeten zijn van een groter plan van Witteveen, dat uiteindelijk nooit is uitgevoerd. In dit plan werd bebouwing rond een groot park geplaatst. • De binnentuinen tussen de stroken zijn ontworpen in samenhang met dit voorgestelde park. De flat aan de Goudsesingel functioneerde als een grens, een afscherming, tussen de drukke stad en het rustige groen. • De connectie tussen het centrale park en de binnentuinen was bedoeld om een overgang te vormen tussen natuur en architectuur. • Het ensemble had een uitgesproken woonfunctie. Het wonen gebeurde hier afgeschermd van het verkeer en in de nabijheid van groen. • Wils ontwierp tuinontwerpen, verschillende pergola’s en balkons om de overgang tussen binnen en buiten (binnen het ensemble/buiten het ensemble en binnen de woning en buiten de woning) te markeren. De begroeide pergolas waren bedoeld om architectuur en natuur nog sterker met elkaar te verbinden dan door het verkavelingspatroon al gebeurde. • De tuinen zijn terrasvorming aangelegd. Deze aanleg benadrukt het hoogteverschil tussen de Warande en de Goudsesingel. Historie: • Het woningenblok ten noorden van de Goudsesingel neemt een bijzondere plaats in in de geschiedenis van Rotterdam. Als de eerste gebouwde woningen van de wederopbouw stonden ze lang alleen in een verder verwoest stadshart. Deze woningen waren de eerste woningen van de wederopbouw van Rotterdam, een symbolische betekenis die benadrukt
werd met veel publiciteit. • Tijdens de bezetting heerste materiaalschaarste en dit heeft deze gebouwen beïnvloed. Er moest spaarzaam worden omgegaan met materialen, waardoor de architectuur behoudend oogt. Huidige staat Alle bouwblokken die Wils ontwierp boven de Goudsesingel staan er nog. Ook zijn de ruimten tussen de bouwblokken onbebouwd gebleven, waardoor de oorspronkelijke ruimtelijke structuur nog aanwezig is. De mate van gedetailleerde afwerking die Wils echter voor ogen had, is niet meer te herkennen. Zo is een deel van de pergola op de bedrijfsruimten aan de Herman Robberstraat opgevuld met een soort schotten, die de overgang tussen architectuur en natuur te niet doen. Een groot deel van deze onbegroeide pergola is vervangen door een lager hekwerk. Ook zijn de pergola’s tussen de stroken bebouwing verwijderd. De bakstenen pijlers en de aanzetten van gewapend beton resteren nog. De tuinen zijn ietwat verwaarloosd, zo zijn sommige van de bakstenen details in de tuinen, die de terassen markeren, in slechte staat. Veel van de subtiele ronde vensters die een kenmerkende geleding hadden, zijn vervangen door een functioneler, maar eenvoudiger raam. Op andere plekken zijn de ronde ramen zelfs helemaal verwijderd, zodat de kopgevel blind geworden is. Hier en daar is het originele raam nog aanwezig, maar wel zwaar beschadigd. De toegang naar de opslagruimten onder de balkons op de beletage, die met een trap vanuit de tuin te bereiken zijn, zijn verzamelplaatsen voor zwerfvuil en regenwater. Ook zijn deze ruimten dichtgezet met hekwerken. De garages en transformatorhuisje zijn slecht onderhouden. De sierlijke lantaarn die Wils ontwierp ter bekroning van het transformatorhuisje is verstopt achter grove kunststofplaten.
21
De pergola’s in Wereldhaven. Links: een ontwerp uit 1942. Midden en rechts: foto’s van de huidige situatie in 2013. Bron: Links Collectie Stadsarchief Rotterdam, rechts en midden foto’s gemaakt door de auteur.
22
Boven: Werelhaven in 1946 gezien vanachter de Vondelweg, hier nog onbebouwd terrein. Bron: Collectie Stadsarchief Rotterdam. Rechtsboven: Een ontwerp voor de flat tussen de Goudsesingel en de Herman Robberstraat. De begroeiing op de hoge pergola op de uitstekende bedrijfsruimten is kenmerkend. Rechtsonder: Een tekening voor de strokenbouw van Werelhaven. Op deze tekening zijn later twee correcties aangebracht: een topgevel is over het oorspronkelijke ontwerp getekend en een decoratief element is verwijderd. Bron beide tekeningen: Collectie Nederlands Architectuurinstituut.
23
24
Vorige pagina: Spelende kinderen in een tuin in Wereldhaven 1951. Bron: Collectie Stadsarchief Rotterdam.
5. Overgang naar het Basisplan De wederopbouw kwam tot stilstand in december 1942. Vervolgens werd in de zomer van 1942 een totale bouwstop afgekondigd. 46 Hiermee kwam het plan van Witteveen voor de wederopbouw van Rotterdam tot stilstand. De bebouwing aan de Goudsesingel bleef gedurende de bezetting en nog jaren na de bevrijding alleen staan in een verder leeg stadscentrum. Hoewel er nog steeds plannen werden geproduceerd, lukte het niet om iets uit te voeren. Daarnaast broeide onenigheid in de stad naar aanleiding van het plan-Witteveen. Dit resulteerde uiteindelijk in het maken van een nieuw plan, het Basisplan uit 1946. Een nieuw plan In april 1944 verlaat Witteveen zijn post, om met langdurig ziekteverlof te gaan. Hij komt niet meer terug.47 Hij vertrekt naar aanleiding van twisten over zijn plan. In 1955 verwoordt Leo Ott in een boek over tien jaar wederopbouw de aanleiding voor deze twisten, namelijk de behoefte aan een soepeler plan, dat beter aan de tijd aangepast is.48 In hetzelfde boek schrijft Th. Lantermans:
“Het Basisplan is het stramien, waarop het leven zelf het uiteindelijke patroon moet borduren.”49 Dezelfde toon weerklinkt in de publicatie die gepresenteerd werd bij het Basisplan, Het Nieuwe Hart van Rotterdam. 46 Wagenaar 1992: 170 – 171. 47 Roelofsz 1989: 136. 48 Traa, C. van red. Rotterdam. De geschiedenis van tien jaren wederopbouw. Rotterdam: Ad. Donker, 1955: 9 – 43. 49 Traa, van 1955: 111.
“Uiteindelijk zal de stad uw, ons gezamenlijk werkstuk zijn, en daarom is dit plan ook geen definitief plan. Het moet in beweging blijven.”50 De voorkeur voor een moderner en flexibeler plan kwam deels voort uit het bedrijfsleven van Rotterdam. Verenigd in de Kleine Kring van de Club Rotterdam, een netwerk voor belangrijke Rotterdamse ondernemers, zocht het bedrijfsleven naar een manier om hun belangen behartigd te zien in het ontwerp van de nieuwe stad. Zo keurde lid J.Ph. Backx het plan-Witteveen uitgesproken af, hij maakte zijn afkeuring zelfs openbaar middels een nota.51 Kees van der Leeuw heeft een centrale rol in de communicatie tussen de Kleine Kring en de betrokkenen bij de wederopbouw gespeeld. Zo centraal, dat hij in 1944 een aanstelling krijgt binnen de ASRO om de belangen van Ringers te behartigen. Een klus die hij in 1946 weer neerlegt.52 De connectie tussen het bedrijfsleven en Van der Leeuw enerzijds en functionele, modernistische architectuur anderzijds is sterk. Zo vergaderde de Kleine Kring in de iconische Van Nelle fabriek, waar Van der Leeuw directielid was. Ook heeft Van der Leeuw een rol gespeeld in de totstandkoming van het bijzondere fabrieksgebouw.53 Deze band komt onder andere naar voren in de belangrijke rol die het expeditiehof speelt in vormgeving van de Oostelijke binnenstad, waaraan later aandacht zal worden besteed. In de literatuur over de wederopbouw wordt de overgang van het plan-Witteveen naar het Basisplan wel eens als een harde breuk weergegeven, maar dit kan worden gerelativeerd. Veel elementen uit het plan-Witteveen zijn terug te vinden in het Basisplan. De grondslagen, waaronder functiescheiding en het hoofdwegennetwerk keren terug. Het nieuwe plan, getekend onder leiding van C. van Traa, onderscheidt zich voornamelijk door een andere ruimtelijke vormgeving.54 Witteveen en Ringers hadden invloed op de uiterlijke verschijningsvorm van de nieuwe stad, door het aan50 51 52 53 54
Het nieuwe hart van Rotterdam. Toelichting op het basisplan voor den herbouw van de binnenstad van Rotterdam. Adviesbureau Stadsplan Rotterdam. Rottterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1946. Wagenaar 1992: 218. Roelofsz 1989: 141 – 142. Backer, Anne Mieke, red. Van Nelle. Monument van de vooruitgang. Rotterdam: Uitgeverij de Hef publishers, 2005: 78 - 80. Wagenaar 1992: 255.
25
stellen van supervisoren en het selecteren van architecten, zoals de vorige hoofdstukken laten zien. Hetzelfde gold voor de uitvoerders van het Basisplan. Waar de straatschemas getekend door supervisoren voor het plan-Witteveen een voorkeur voor een behoudende en conservatieve vormentaal lieten zien, toonde tekeningen naar het Basisplan een andere voorkeur (hierop wordt verder ingegaan in het tweede hoofdstuk). Rein Fledderus maakte perspecieftekeningen voor de brochure Het Nieuwe Hart van Rotterdam die modern, strak en zakelijk ogen. Fledderus zou later, in het boek ter ere van 10 jaar wederopbouw, Witteveen openlijk bekritiseren voor het aanhangen van kwalijke historiserende architectuur.55 Hoewel er dus een overgang tussen plannen plaatsvond, bleven de hoofdkenmerken van het plan-Witteveen - de historische stadsdriehoek, de functiescheiding en een voorkeur voor een bouwstijl - overeind, zij het in een andere vorm. De bebouwing naast Wereldhaven De bebouwing naast het door Jan Wils ontworpen blok is gebouwd aan de hand van het Basisplan en valt uiteen in twee delen. Ten eerste een deel dat qua vorm en opzet aansluit op de Wereldhaven bebouwing, tussen de Brussestraat en de Willem Schürrmanstraat. Daarnaast ligt tussen de Willem Schürrmanstraat en de Boezemweg een klein gebied dat momenteel versnipperd en kaal oogt, door de sloop van de gebouwen van de Amman Stichting, het zogeheten doofstommeninstituut, voorheen gelegen aan het Ammanplein. Zustergebouwen De voorkeur voor een uitgesproken moderne vormentaal komt niet naar voren in de bebouwing naast het ensemble van Wils aan de Goudsesingel. Deze bebouwing staat in een directe relatie tot het werk van Wils, waardoor alle bebouwing ten noorden van de Goudsesingel, tussen de Brussestraat en de Willem Schürmannstraat, een harmonieus blok vormt. Zo volgt de flat aan de Goudsesingel naast de flat van Wils dezelfde rooilijn en bouwhoogte. Daarnaast bevinden zich in de plint van ook dit gebouw winkelruimten waarvoor de Herman Robberstraat als expeditiestraat dient. De expeditiestraat van Wereldhaven is dus voorgezet in de naastgelegen bebouwing. Ook het gebruik van baksteen als hoofdmateriaal en het 55
26
Traa, van 1955: 149.
aanbrengen van balkonachtige gallerijen aan de achtergevel is identiek. Dit ‘zustergebouw’ heeft als bouwjaar 1951 en is ontworpen door D. Dürrer en J.C. Bolten.56 De lagere bebouwing achter de flat wijkt iets af van de ontwerpen van Wils. Hier zijn in navolging van het ontwerp van Wils lagere stroken woningbouw haaks op de flat van Dürrer en Bolten geplaatst. De stroken zijn echter korter en stedenbouwkundige opzet is anders. De Frans Coenenstraat, het wandelpad dat de stroken van Wils doorkruist, door kruist deze latere stroken niet, maar eindigt in de Brussestraat. De vier stroken worden wel doorkruist door een naamloos wandelpad, maar dit ligt dichter bij de Warande dan bij de Herman Robbersstraat. Een ander verschil is de plaatsing van de garages die bij de woningen horen. Die zijn niet tussen de stroken geplaatst, maar iets daarbuiten aan de Herman Robberstraat. Achter en naast de garages ligt een kleine groenstrook met een wandelpad, waardoor de binnentuinen tussen de bebouwing vanaf de Herman Robbersstraat gemakkelijk bereikbaar zijn. In tegenstelling tot de Wereldhaven-stroken, loopt de bouwhoogte van de vier stroken naast Wereldhaven niet trapsgewijs op. De stroken hebben overal een gelijke hoogte van drie bouwlagen op een bel-etage. Overeenkomsten tussen de stroken van Wils en de vier naastgelegen stroken zijn de verbreding van de binnentuinen naar de Warande toe en de plaatsing van de achtergevels aan de binnentuinen, met de voorgevel aan een straat. Ook de architectonische detaillering lijkt op de Wereldhaven bebouwing, met bakstenen gevels, een symmetrische geleding van de voor- en achtergevel en vergelijkbaar flauwhellend zadeldak. De vier stroken zijn door verschillende architecten ontworpen en zijn in de vroege jaren ‘50 gebouwd.57 De twee stroken tussen de Willem Schürmannstraat en de Carel van Nieveltstraat zijn ontworpen door P. Mulder. J. D. Postma. en Ae. G. Postma hebben de stroken tussen de Brussestraat en de Carel van Nieveltstraat ontworpen. De gebouwen die door Mulder zijn ontworpen worden gekenmerkt door een grote raampartij ter hoogte van de gemeenschappelijke trappenhuizen. In deze raampartij, die doorloopt van de voordeur tot vlak onder de gevelrand, zijn met tussen roedes 12 glazen delen geplaatst. Symmetrisch glas-in-lood werk is aangebracht in zowel de grote raampartij, als 56 57
Bouwdossier Goudsesingel. Collectie Stadsarchief Rotterdam. De pandkaart voor de ontwerpen van Mulder vermeldt als datum van opneming 1951, de pandkaart van de ontwerpen van beide Postma’s geeft als datum van opneming 1953,
Het Queridohof, gefotografeerd vanuit de expeditiestraat in het hof. Links een uitsnede van het transparante trappenhuis tussen twee bouwdelen. Foto’s: Marlies Lageweg.
27
in verschillende bovenlichtjes. Dit glas-in-lood bestaat grotendeels uit kleurloos glas, met een aantal gele en bordeaux rode accenten en is nog in grote mate intact, omdat de originele houten kozijnen behouden zijn. Glas-in-lood is ook terug te vinden in de door de Postma’s ontworpen gebouwen, maar wel in mindere mate. Ook hier bevinden zich boven de portiekentrees raampartijen, maar deze zijn aanzienlijk kleiner en reiken niet voorbij de tweede etage. In deze gevels zijn nog sommige authentieke houten kozijnen met glas-in-lood bovenlichten aanwezig, maar op andere plaatsen zijn deze vervangen door kunststof kozijnen. De entreepartijen van de panden ontworpen door de Postma’s zijn geplaatst in een licht risalerend gevelelement. Het Doofstommeninstituut en het Queridohof Tussen de Boezem en de Willem Schürmannstraat liggen het Queridohof, een gemaal, van na 1954 en een braakliggend veld.58 Op dit laatste veld stonden tot 2008 twee markante gebouwen van de Ammanstichting, die samen in 1959-1962 naar een ontwerp van H.V. Gerretsen gebouwd waren als school voor doofstommen.59 Dit complex bestond uit een rechthoekig hoog volume aan het Ammanplein en een lager pavilioen, geplaatst achter de achtergevel. De opvallende plattegrond van dit stervormige paviljoen, is op luchtfoto’s zeer herkenbaar. Het Queridohof is gebouwd naar een ontwerp van W.J. Fiolet in de periode 1954 - 1957. Het ensemble bestaat uit drie bouwdelen, met een lang deel aan de Boezemweg, een deel aan de Goudsesingel en een laag bouwdeel aan de Willem Schürmannstraat. De bouwdelen samen vormen een u-vorm rondom het Queridohof. Tussen de bouwdelen aan de Boezemweg en de Goudsesingel is een transparant trappenhuis geplaatst, dat is opgetrokken in beton en glas. Vanuit het hof is het mogelijk om door het trappenhuis heen te kijken. Het zadeldak op de hogere bouwdelen, aan de Goudsesingel en de Boezemweg sluit aan op de zadeldaken van de flats van Wereldhaven. 60
58 59 60
28
Pandkaart voor Willem Schürmannstraat 2. Gemeente Rotterdam. Damen, Hélène. Architectuur Rotterdam. Katern ‘Gebouwen Ammanstichting’. Rotterdam, 010 Publishers: 1992. Dossier Goudsesingel 001. Archief Comité Wederopbouw, bureau Monumenten en Cultuurhistorie, Gemeente Rotterdam.
Twee luchtfoto´s van het gebied tussen de Willem Schürmannstraat en de Boezemweg, boven zijn de gebouwen van de Ammanstichting nog goed zichtbaar, de foto beneden toont het huidige braakliggende terrein. Bron: Boven: Google Earth. Beneden: Gemeente Rotterdam.
6. De kenmerken van de zustergebouwen In dit hoofdstuk is gebleken dat het gedeelte van de Oostelijke binnenstad boven de Goudsesingel uit twee delen bestaat, de bebouwing ontworpen door Wils tijdens het plan-Witteveen en de bebouwing tussen de Brussestraat en de Boezemweg, gebouwd volgens het Basisplan. Het gehele gebied wordt in de volksmond aangeduidt als Wereldhaven, een naam die niet vastgelegd is. In deze paragraaf zal worden uiteengezet wat de cultuurhistorisch waardevolle kenmerken zijn van de bebouwing naast het door Wils ontworpen blok.
• Het Queridohof is een ensemble van verschillende bouwdelen, waarvan het hoogste bouwdeel aan de Goudsesingel qua vormgeving aansluit op de naastgelegen flats, door het gebruik van een gelijke bouwhoogte en de toepassing van een vergelijkbaar zadeldak. • Kenmerkend voor het Queridohof is het glazen trappenhuis dat de twee hoge bouwdelen op een transparante wijze met elkaar verbindt.
Ruimtelijke structuur • Hoewel de bebouwing tussen de Brussestraat en de Boezemweg gebouwd is in de periode van het Basisplan is het stedenbouwkundige concept van het ensemble van Wils ook hier toe te passen, ook hier liggen lagere stroken bebouwing haaks achter een hoge flat aan de Goudsesingel. • De Herman Robberstraat verbindt de beide onderdelen van het gebied boven de Goudsesingel, omdat deze straat tijdens het Basisplan is doorgetrokken. Architectuur • De bebouwing naast het ontwerp van Wils is ontworpen door verschillende architecten en is minder samenhangend van karakter. • Voor de bebouwing tussen de Brussestraat en de Boezemweg is gebruik gemaakt van baksteen, een materiaalkeuze die aansluit op de gebouwen van de hand van Wils. • Kenmerken van de gebouwen gelegen tussen de Willem Schürmannstraat en de Carel van Nieveltstraat zijn het gebruik van sobere glas-in-lood decoratie en de toepassing van een diepliggende lintvoeg in de gevels. Het trappenhuis kenmerkt zich door een raampartij aan de gevel die de gehele hoogte van het trappenhuis beslaat. • De bebouwing tussen de Carel van Nieveltstraat en de Brussestraat heeft als kenmerkende details risalerende entreepartijen met een kleine puntgevel die boven de gevellijst uitsteekt. 29
30
31
32
33
34
Pagina 30 tm 35: Verschillende foto’s van Wereldhaven. Deze pagina: Etagebouw aan de Carel van Nieveltstraat, met eenvoudig glas-in-lood en decoratieve balkonhekken. Foto’s: Marlies Lageweg.
35
2. Hoogkwartier
36
Onder de Goudsesingel ligt het tweede gedeelte van de Oostelijke binnenstad: het Hoogkwartier. De naam van het gebied is afgeleid van de naam van de Hoogstraat, die door het gebied loopt. Het is een jonge naam, die voortgekomen is uit de recente behoefte om meer aandacht voor het wijkje te genereren. In dit onderzoek wordt deze naam aangehouden. In dit hoofdstuk zal worden beschreven hoe het gebied Hoogkwartier ruimtelijk is opgebouwd. Aan de hand van deze analyse zal de cultuurhistorie van het gebied vervolgens worden ontleed.
een drukke verkeersader parallel aan een rustigere straat met parkeerruimten, naast winkels. Deze wegen heten echter allebei Goudsesingel. De wegen rondom het Hoogkwartier markeren het gebied op een ruimtelijk herkenbare wijze binnen de rest van de stad. Tussen de rest van de binnenstad en het Hoogkwartier, fungeren een aantal punten als belangrijke oversteekplekken voor voetgangers. Deze punten zijn te vinden ter hoogte van de kruising tussen de Hoogstraat en de Mariniersweg, de kruising van de Mariniersweg en de Burg. van Walsumweg en ter hoogte van de kruising Mariniersweg en Goudsesingel. 1. Ruimtelijke structuur De belangrijkste weg die door het Hoogkwartier loopt, parallel aan het Groenendaal, is de Hoogstraat. Deze straat bestaat uit een kleine autoweg, Het Hoogkwartier ligt tussen de Goudsesingel en de Burg. van Walsumweg; parkeerruimten en trottoirs. De vele winkelruimten met glazen puien maken wegen die toelopen naar het Oostplein. De loop van deze wegen geeft het de straat duidelijk herkenbaar als een winkelstraat. Alle plinten van de begebied een kenmerkende driehoekige vorm, die duidelijk te herkennen is op bouwing aan de Hoogstraat zijn gevuld met winkelruimten, met uitzondering kaarten en foto’s. Het Oostplein strekt zich uit over een redelijk groot gevan de bebouwing tegenover het Savoy-hotel. Een deel van deze gevelwand bied. De bebouwing aan het Oostplein in het Hoogkwartier bestaat uit twee bestaat uit een gevel van een parkeergarage en vormt een groot contrast blokken. De ‘punt’ van de driehoeksvorm is hierdoor niet spits, maar stomp. met de overige gevels aan de Hoogstraat. Hoewel de Hoogstraat feitelijk Een blik op de kaart van het Hoogkwartier laat zien dat de korrelgrootte een straat is die zich uitstrekt vanaf de Beurstraverse tot het van de verkaveling op veel plekken in het gebied redelijk gelijk is. Oostplein, is de straat niet op die manier te herkennen. De straat wordt naDe enige contrasterende grote kavels zijn de Laurensveste en het woongemelijk onderbroken door achtereenvolgens de Binnenrotte, de bibliotheek bouw Mariniershof. Daarnaast is goed zichtbaar dat in sommige expeditieen de Mariniersweg; een onderbreking van ongeveer 200 meter. Hierdoor is hoven vrij grote kavels liggen, dit zijn bedrijfsruimten. de Hoogstraat opgedeeld in twee delen: het gedeelte vanaf de Beurstraverse in de binnenstad en het gedeelte vanaf de Mariniersweg in het Wegen in en om het Hoogkwartier Hoogkwartier.De bovengenoemde wegen vormen de belangrijkste verAlle wegen die het Hoogkwartier omsluiten kenmerken zich door een keersroutes door, en om, het gebied. Hiernaast zijn er nog een heel aantal breed straatprofiel. Zo is de Mariniersweg opgebouwd uit twee dubbele kleinere wegen, paden en buitenruimten te ontdekken die minder intensief rijstroken aan weerzijden van een brede groenstrook, waarop imposante worden gebruikt, maar wel een belangrijke functie in het gebied vervullen. platanen groeien. Daarnaast zijn aan weerzijden van de verkeerstroken fietspaden en trottoirs aangelegd. Het trottoir aan de zijde van het Achterklooster Hoogkwartier is breder dan het trottoir aan de andere zijde van de weg, In het hart van het gebied, omklemt door de Goudsesingel en de hierop kunnen terrassen worden geplaatst. Ook de Burg. van Walsumweg Hoogstraat, ligt het Achterklooster. Deze open ruimte wordt aan alle zijden kenmerkt zich door groen. Het profiel van deze straat is eigenlijk opgeomsloten door de bebouwing aan de Hoogstraat, Goudsesingel en door de bouwd uit twee straten, de Burg. van Walsumweg en het Groenendaal, die bebouwing aan de Kipstraat en de Goudsewagenstraat. Op de kaart is goed van elkaar gescheiden worden door een brede groenstrook. De eerste weg te zien dat de vorm van het Achterklooster lijkt op de vorm van het gehele is een brede verkeersader, de tweede een kleinere weg omzoomt door par- Hoogkwartier; het is ook een liggende driehoeksvorm. keerruimten, die dient om aanwezige winkels te ontsluiten. Het Achterklooster bestaat uit een aantal elementen: een groen hart met De Goudsesingel is op een vergelijkbare manier opgebouwd. Ook hier ligt 37
een speelveld, omringt door kleine wegen en een aanzienlijk aantal parkeerplaatsen. Het Achterklooster wordt op verschillende plekken aan de Goudsesingel en de Hoogstraat ontsloten door relatief brede wegen, de Goudsewagenstraat en de Kipstraat, die gebruikt worden door de gebruikers en de bewoners van het Hoogkwartier. Andere wegen in de omgeving van het Achterklooster zijn de Bredestraat, die aan de overzijde van de Mariniersweg overgaat in de Vogelenzang en het Mariniershof. Deze laatste straat is ooit is aangelegd als een expeditiestraat. Expeditiestraten In heel het Hoogkwartier zijn opmerkelijk veel expeditiestraten te vinden. Ze vormen een onopvallend netwerk van straten en beslaan een groot gedeelte van het oppervlakte van het Hoogkwartier. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen expeditiestraten en expeditiehoven. In beide gevallen is er sprake van een bevoorradingsstraat achter een winkelstraat. Bij expeditiehoven gaat deze straat echter volledig verscholen achter de aaneengesloten omringende bebouwing. In expeditiestraten, gelegen aan de achterzijde van aaneengesloten winkel- en bedrijfspanden, kan de bevoorrading van winkels en bedrijven gemakkelijk plaatsvinden zonder het publiek op de winkelstraten te storen. Vaak is een expeditiestraat toegankelijk door onopvallende en ongedecoreerde poortjes; deze bescheiden entrees signaleren de functies van de straten. Het betreft nooit een hoofdroute, maar een praktische bevoorradingsroute voor het bedrijfsleven met weinig decorum. In het gedeelte van het Hoogkwartier boven de Hoogstraat liggen de volgende expeditiestraten: het Mariniershof, het Bredestraathof en het 1e Goudsewagenhof. In het Industriegebouw aan de Goudsesingel, ligt ook een expeditiestraat, maar deze is niet openbaar toegankelijk. De namen van de expeditiestraten verwijzen allen naar grotere straten in de directe omgeving. Opvallend is dat de straten, of hoven, verschillende vormen hebben. Het Bredestraathof en het 1e Sint-Janshof maken een knik om bedrijfsruimten in het hof. Deze knik wordt veroorzaakt door de ruimtelijke plaatsing van het bouwblok, waar het hof deel van uitmaakt. Beide blokken liggen aan een belangrijk verkeersknooppunt, in de punten van de markante driehoeksvorm van het kwartier. De expeditiestraat in het Marinierhof heeft een hoekvorm en bevindt zich achter de kruising van de Mariniersweg en de Hoogstraat. Deze straat ligt om het woongebouw 38
Mariniershof, dat gebouwd is in 2000.61 Onder de Hoogstraat zijn de expeditiestraten, in tegenstelling tot die boven de Hoogstraat, recht en strekken zich ze uit over meerdere bouwblokken. De 2e Sint-Janstraat, 3e Sint-Janstraat, de 2e Goudsewagenhof en de 3e Goudsewagenhof lopen parallel aan de Hoogstraat, tussen de Kipstraat en de Sint-Janstraat. De straten zijn onderdeel van twee grote bouwblokken die elk een dubbel expeditiehof vormen, met twee expeditiestraten in hun hart. In de hoven worden de straten van elkaar gescheiden door een lage strook bebouwing voor bedrijfsruimten. Woningen in het Hoogkwartier Verreweg het grootste gedeelte van de gebouwen in het Hoogkwartier zijn woongebouwen. De meeste woningen zijn appartementen, maar er zijn ook maisonnettes.De meeste van de gebouwen bestaan uit een aantal woonlagen geplaatst op een winkel- of bedrijfsruimte. Deze onderste bouwlaag is soms groter dan de bovenliggende woonlagen en steekt uit in een expeditiestraat- of hof. De bebouwing is daarmee in het hele gebied vrij gelijk van opbouw. De enige uitzonderingen worden gevormd door het woongebouw Mariniershof, de Laurensveste, het Savoy hotel en het Industriegebouw. De meeste gebouwen zijn drie, vier of vijf bouwlagen hoog. Er bestaat een hoogteverschil tussen de gebouwen die aan de rand van het gebied liggen, en de gebouwen die aan de Hoogstraat liggen, centraal in het gebied. Aan de Hoogstraat is de bebouwing vier woonlagen hoog, maar aan het Groenendaal is de bebouwing hoger: zes of zeven lagen hoog. Aan de buitengrenzen van het Hoogkwartier is de bebouwing het hoogst en vormt op deze manier een soort buffer tussen de drukke wegen buiten het gebied en de rustige wegen in het gebied.
61
Laurens Wonen. Mariniershof. Online brochure. 4 juli 2013.
Twee belangrijke kenmerken van de Oostelijke binnenstad. Rechts zijn met geel de vele expeditiestraten in het gebied gemarkeerd en links is met blauw weergeven hoe de hoogte in het gebied op loopt van de Warande tot het Groenendaal.
39
2. Historische straten - de Hoogstraat, de Goudsesingel en Groenendaal De straten in en om het Hoogkwartier bepalen voor een belangrijk deel de vorm van de buurt. De meeste van deze straten hebben een geschiedenis die verder teruggaat dan de wederopbouwperiode. De Hoogstraat is sinds het ontstaan van de stad één van de belangrijkste aders in het stadshart. De Goudsesingel herinnert aan de oude omwalde binnenstad, de singel bevindt zich namelijk op de plaats van een oude stadswal. Hierop wordt dieper ingegaan in het volgende hoofdstuk. Ook de naam Groenendaal is ook ouder dan de wederopbouwperiode. Deze naam verwijst naar een gebied in de stad waar in het begin van de 16de eeuw weilanden en tuinen te vinden waren, een groen dal dus. Later werd de naam gebruikt voor een gracht in dezelfde omgeving, die uiteindelijk in 1911 gedempt is.62 Zoals in het eerste hoofdstuk beschreven werd, zijn in het Basisplan verschillende aspecten overgenomen uit het plan-Witteveen. Dit geldt ook voor het verkeersnetwerk, dat deels werd overgenomen. Daarmee werd het terugbrengen van belangrijke historische straten ook een uitgangspunt van het Basisplan. Daarnaast kregen nieuwe locaties een oude naam, zoals de Kipstraat en het Achterklooster. De belangrijke historische straten werden echter niet teruggebracht op exact dezelfde plek. In grote lijnen volgen de nieuwe versies van de historische straten dezelfde route, maar hier en daar is afgeweken van de oorspronkelijke loop. Dit is goed te zien aan een vergelijking van de ´oude´ versie van de Hoogstraat met de ´nieuwe´ Hoogstraat. Op een kaart uit 1886, de ´Plattegrond der gemeente Rotterdam´ is goed te zien dat de Hoogstraat, in de illustraties gemarkeerd met een rode lijn, in een rechte lijn liep. In het Basisplan maakt de straat een knik omhoog ter hoogte van de Mariniersweg. Opvallend is ook dat het Groenendaal van een onopvallende straat getransformeerd is tot een brede en belangrijke verkeersroute. De Hoogstraat als ideale winkelstraat In 1929 maakt Andor von Barsy een film over de levendige winkelstraat die de Hoogstraat toen al was. Een stomme film in zwart-wit die een bonte 62
40
‘Groenendaal’. Straatnamen encyclopedie. Stadsarchief Rotterdam. Online. 22 juli 2013.
stoet van kopers, verkopers en dagjesmensen toont. Een oude vrouw in volledige klederdracht wandelt langs de glazen etalages en op straat wordt met allerhande goederen geleurd. De film wordt een avant-garde film genoemd. Hier wordt geen verhaal neergezet, maar wordt met verschillende technieken door Von Barsy onderzocht wat mogelijk was met film in de jaren ’20. De levendige Hoogstraat vormt hiervoor een goed decor. Het is duidelijk een voetgangersstraat, die opvallend veel lijkt op hedendaagse winkelstraten: geen verkeer en een aaneenschakeling van lonkende etalages, soms met opvallende gevelreclame.63 Na de brand van 1940 werd besloten dat de Hoogstraat opnieuw de functie van winkelstraat kreeg. Witteveen schreef dat de Meent en de Hoogstraat de beste winkelstraten in de oude stad waren. Hij gaf aan dat een ideale winkelstraat drie eigenschappen moet bezitten: • De straat moet smal zijn. • De straat moet een verbinding vormen tussen woonbuurten. • Het verkeer moet zoveel mogelijk om dewinkelstraten worden omgeleid.64 Ook later, in de beschrijvende brochure bij het Basisplan, wordt aangegeven dat een winkelstraat bij voorkeur smal moet zijn. Ook wordt benadrukt dat het winkelpubliek zo weinig mogelijk moet worden gestoord door verkeer.65 Het huidige profiel van de Hoogstraat reflecteert de ideeën die zowel in het plan-Witteveen en het Basisplan tot uitdrukking komen. Het gedeelte van de straat tussen de Beurstraverse en de Binnenrotte is niet toegankelijk voor verkeer en is aanzienlijk smaller dan brede boulevards als de Coolsingel en de Goudsesingel. Voorbij de Mariniersweg is de Hoogstraat wel toegankelijk voor verkeer, al is de straat hier ook redelijk smal. Er bevindt zich een groot onderscheid tussen de twee gedeelten van de Hoogstraat aan weerszijden van de Mariniersweg, niet alleen in de indeling van de straat, maar ook in de architectonische vormgeving. Tussen de Beurstraverse en de Binnenrotte zijn uit de wederopbouwperiode naast kleine kavels ook grote panden te vinden, zoals het pand ´Schoenenmaga63 64 65
Bosma, Peter, Floris Paalman. ‘Hoogstraat. Een absolute straat.’ Peterbosma.nl. 7 juni 2013. www.peterbosma.info. De film bevindt zich in het Stadsarchief Rotterdam. Witteveen 1941: 3 – 10. Het nieuwe hart van Rotterdam 1946: 25.
Deze en volgende pagina: Kaarten van het Basisplan. Deze pagina: Een kaart van de bestemmingen in de nieuwe stad. (1946) De grijze lijnen in het Hoogkwartier hebben de bestemming kleine industrie. Volgende pagina: Een kaart van het Basisplan uit 1955. Op beide kaarten zijn de rooilijnen van de bebouwing in de expeditiehoven aangegeven. De bebouwing aan de rechterzijde van het Achterklooster, nu het 1e Goudsewagenhof, is op de kaart uit 1946 anders van vorm. Op de kaart is een dwarsstraat aan de Hoogstraat getekend, die nooit gerealiseerd is. Bron: Intern archief Stadsontwikkeling Rotterdam - de kaarten bevinden zich ook in het Stadsarchief Rotterdam.
41
42
De belangrijkste historische wegen van het Hoogkwartier: De Goudsesingel (blauw), de Hoogstraat (rood) en het Groenendaal (groen). De eerste kaart toont de loop van de wegen in 1886, de tweede de veranderde loop op een eenvoudige kaart van het Basisplan. Met name de Hoogstraat maakt een knik omhoog. In de eerste kaart ontbreekt het onderscheid tussen de beide delen van de stadsdriehoek. Bron: Links: Collectie Stadsarchief Rotterdam. Rechts: Het nieuwe hart van Rotterdam, 1946.
43
Beide foto’s: Het Bredestraathof. Bedrijfsruimten op de begane grond steken ver het hof in. Foto’s: Anne Beeksma
44
zijn Huf´ op nummer 181. Tussen de Mariniersweg en het Oostplein zijn de kavels aan de Hoogstraat smal en gelijkmatig. Het was de bedoeling van de makers van het Basisplan dat het publiek dat de binnenstad bezocht geen groot onderscheid zou ervaren tussen de twee delen van de Hoogstraat. “Integendeel, de bezoeker van de binnenstad moet het besef hebben, zich in één innig samenhangend geheel te bewegen.”66 Het verschil in architectonische vormgeving en de inpassing van de bibliotheek en het gebouw tegenover het Savoy hotel veroorzaken dat er momenteel wel een groot onderscheid ontstaan is. Het aanwijzen van de Hoogstraat als winkelstraat in de wederopbouwperiode, heeft de architectonische vormgeving van de gevelwanden van de straat beïnvloed. De ideale winkelstraat, volgens het Basisplan, is zo vormgegeven dat de grens tussen binnen- en buitenruimte vervaagt voor het winkelpubliek.
“Kort gezegd, voor de winkelstraat wordt een interieur-karakter verlangd; het onderscheid tusschen ‘buiten’ en ‘binnen’ moet voor de winkels nauwelijks voelbaar zijn.”67 Elementen zoals luifels, een grote glazen etalage en het bouwen van glazen vitrine-achtige oplossingen, zoals eiland-etalages, creëerden het effect dat de buitenruimte overvloeide in de winkelruimte. In de Hoogstraat tussen het Oostplein is dit concept aanwezig in verschillende gradaties. Kenmerkend zijn de etalages die naar voren komen uit de plint en de terugliggende entrees. Hoogstraat 43 is een paviljoen op de hoek van de Hoogstraat en de Goudsewagenstraat. Het paviljoen, dat voornamelijk uit glas bestaat, is in 1953-1954 gebouwd als winkelruimte, maar werd al in 1956 herbestemd tot wijkpost en consultatiebureau.68 Het dak van het glazen gebouwtje sluit aan op het naastliggende bouwblok, terwijl de wanden van het paviljoen nergens een ander gebouw raken. Tussen het paviljoen en het naastgelegen bouwblok, waar het dak op aansluit, ligt een klein steegje tussen twee etalages door. Het paviljoen illustreert met het gebruik van glas aan alle zijden, hoe de grens tussen binnen en buiten verkleind werd in de wederopbouw-winkelstraat. 66 67 68
Het nieuwe hart van Rotterdam 1946: 31. Het nieuwe hart van Rotterdam 1946: 26. Pandkaart Hoogstraat 45. Gemeente Rotterdam.
Goudsesingel en Groenendaal Ook de Goudsesingel is van origine een straat waar inkopen konden worden gedaan. Voor WO II functioneerde de straat als een drukke marktstraat. Na de oorlog werd de straat aangewezen als noodwinkelstraat. Deze noodwinkelstraten vormden de eerste nieuw bebouwde routes in het verder kaalgeslagen stadshart. Inmiddels zijn deze noodwinkels weer verdwenen uit de stad, een onvermijdelijk gevolg van hun tijdelijke karakter. Voor een bepaalde periode hebben deze kleine pandjes het hart van Rotterdam vormgegeven, ze waren het enige gebouwde houvast in een voornamelijk kale vlakte. Mevrouw Vervoorn-Beumer, inwoner van het Hoogkwartier, was een jonge vrouw tijdens de vroege jaren van de wederopbouw. Ze herinnert zich een spannende avond waarop ze, nog tijdens de bezetting, van de ene zijde van het stadshart naar de andere zijde wandelde. Haar wandeltocht naar huis vond plaats in de avond. Ze koos ervoor om haar tocht langs zoveel mogelijk noodwinkels te leiden, omdat die kleine gebouwtjes een gevoel van beschutting boden.69 In de wederopbouwperiode werden ook aan de Goudsesingel winkelruimten gebouwd. De markt is niet teruggekeerd. Het Groenendaal, die in 1982 deels werd omgedoopt tot Burgemeester van Walsumweg, werd na de oorlog een belangrijke verkeersroute.70 Ondanks deze functie als verkeersroute, werden ook aan het Groenendaal winkelruimten opgetrokken. De gevelwand aan het Groenendaal bestaat uit vier blokken, elk ontworpen door een andere architect. Het blok op de hoek van de Groenendaal en de Mariniersweg is gebouwd in 1985 en verschilt sterk van de andere blokken.71 De winkelruimtes in de plint van de blokken waren voornamelijk bedoeld als showrooms van fabrikanten, niet als conventionele winkelruimten zoals die gebouwd werden aan de Hoogstraat.72 De historische straten vormen de eerste wederopbouw-leidraad van het Hoogkwartier. De tweede leidraad is functiescheiding. 69 70 71 72
Gesprek met mevrouw Vervoorn-Beumer en het echtpaar Stuiver op 22 mei 2013. ‘Burgemeester van Walsumweg’. Straatnamen encyclopedie. Stadsarchief Rotterdam. Online. 22 juli 2013. ‘Groenendaalse anker’. Rotterdam Woont. 2013. Online. 22 juli 2013. “Deze winkels krijgen meer het karakter van showrooms, zoals men ze indertijd vond aan de vroegere Nieuwe Haven en zullen dus geenszins bedoeld zijn als ver koopgelegenheid, zooals men die in de winkelstraten heeft.” Uit: ´Een groot blok aan den Groenendaal´. Rotterdam Bouwt, nr. 9 (december 1946): p. 5.
45
3. Hoogkwartier, van krotten naar kleine industrie Zowel boven als onder de Goudsesingel worden in de wederopbouwperiode plannen uitgevoerd die al voor de bezetting in gang werden gezet. Boven de Goudsesingel ontleende het ontwerp voor Wereldhaven elementen aan het ontwerp voor het Diergaarde terrein. Ook onder de Goudsesingel worden plannen uitgevoerd die al langer in de maak zijn. In het plan-Witteveen wordt de stad geordend volgens een aantal functies. Het oostelijke gedeelte van de Hoogstraat wordt het winkelgebied voor Kralingen en het Hoogkwartier, toen nog niet zo genoemd, wordt bestemd voor kleine industrie.73 Deze ordening, die werd overgenomen in het Basisplan, kwam voort uit ontwikkelingen die plaatsvonden voor het bombardement.74 Voor de oorlog was de Rotterdamse binnenstad geen bijzonder aantrekkelijk gebied. Het oude stadshart was tussen de belangrijkste wegen, waaronder de Goudsesingel en de Hoogstraat, dichtgebouwd. De leefomstandigheden waren armoedig, een grote hoeveelheid inwoners woonden in sloppen.75 Hierop wordt dieper ingezoomd in het derde hoofdstuk. De vele verkrotte woningen en nauwe, slecht belichte stegen en padena, waren een doorn in het oog van velen, waaronder Witteveen. Hij maakte al voor het uitbreken van de oorlog plannen voor de ontwikkeling van een nieuwe, wijder opgezette wegenstructuur in de binnenstad. 76 Voor het uitvoeren van deze ideeën zouden veel woningen moeten verdwijnen. Uiteindelijk werd het aanleggen van een nieuw modern wegennetwerk pas mogelijk na het bombardement, maar bij deze aanleg kon wel worden geput uit een ontwerpproces dat al lange tijd speelde.77 Naast de wens om verkeersstromen binnen de stad te verbeteren, bestond in de vooroorlogse stad ook de behoefte om de industrie op een nieuwe wijze te huisvesten. Koen Limperg, die in 1936 een ‘werkplaatsengebouw’ had ontworpen met G.J. Meyers, besprak in 1938 zijn ideeën met A. Bos, die onder Witteveen, de toenmalige directeur van de stedenbouwkundige dienst, werkte. 73 74 75 76 77
46
Roelofsz 1989: 57. Roelofsz 1989: 154-155. Laar, van de 2000: 267. Provoost, Michelle. Hugo Maaskant: Architect van de vooruitgang. Groningen: University Library Groningen, 2003: 66. Laar, van de 2000: 313.
Het werkplaatsengebouw van Limperg was een concept dat gebaseerd was op het samenvoegen van verschillende kleine industrieën in één pand, naar Amerikaans voorbeeld.78 De wens bestond bij Witteveen om de krottenbuurt tussen de Goudsesingel en de Kipstraat aan te pakken. De vele kleine vervuilende bedrijfjes die toen nog tussen de woonhuizen gevestigd waren wilde Witteveen samenvoegen.79 Dit resulteerde in het plan-Witteveen in het weren van zware industrie uit de binnenstad. Daarnaast werden speciale bedrijfsterreinen gebouwd voor de industrie buiten de stad, zoals de Spaanse polder.80 Uiteindelijk kwam uit het contact tussen Limperg en Bos geen project voort. Het zouden de architecten Van Tijen en Maaskant zijn, die uiteindelijk de industrieën in de Oostelijke binnenstad op één plaats zouden samenbrengen. Het industriegebouw van Van Tijen en Maaskant In 1939 presenteerden de architecten Van Tijen en Maaskant een plan voor een industrieverzamelgebouw, in opdracht van Mees & Zonen. Uiteindelijk werd pas na de oorlog een gebouw aan de zuidelijke zijde van de Goudsesingel gebouwd; het industriegebouw (Goudsesingel 54 – 214). Dit gebouw, opgeleverd in 1949, is opgedeeld in een u-vormig hoofdvolume dat aan de Goudsesingel grenst en een lager bouwdeel, bedoeld voor werkplaatsen, grenzend aan het Achterklooster. Door de brede u-vorm loopt een expeditiestraat, die toegankelijk is via onderdoorgangen in de zijvleugels van het gebouw. De ruimtes in de hoge en open plint van de voor- en zijgevels waren bestemd voor winkels en showrooms.81 De medewerkers van de bedrijven konden gebruik maken van enkele gedeelde faciliteiten, zoals de expeditiestraat en de kantine die zich op de bovenste verdieping bevond.82
78 79 80 81 82
Provoost 2003:67. Roelofsz 1989: 68. Roelofsz 1989: 34. ‘Industriegebouw Rotterdam 1945 – 1949.’ Bekijk de collectie. Nederlands Architectuurinstituut. Online. 23 juli 2013. In het Stadsarchief van Rotterdam bevind zich een foto van deze kantine uit 1951 onder catalogusnummer XV 59.22.
4. Expeditiehoven De expeditiestraat in het Industriegebouw is niet de enige expeditiestraat in het Hoogkwartier. Een blik op de kaart laat zien dat er wel tien expeditiestraten of –hoven te vinden zijn. Er zijn meer expeditiestraten en –hoven in het gebied tussen de Goudsesingel en Groenendaal aanwezig, dan ‘normale’ straten. Deze straten en hoven vormden dus een belangrijke kenmerk van het gebied. Een nieuwe typologie voor een nieuwe stad Zoals in het vorige deel over het Hoogkwartier duidelijk werd, was functiescheiding een belangrijk ordenend principe tijdens de Rotterdamse wederopbouw. De stad werd met de lineaal in de hand ingedeeld in gebieden met elk hun eigen functie. De functies van het Hoogkwartier, namelijk wonen, werken (kleine industrie) en winkelen, vroegen om passende architectuur, die deze functies zo goed mogelijk zo accommodeerden. Binnen het gehele Hoogkwartier werden blokken ontworpen die de combinatie wonen, winkelen en werken mogelijk maakten. Deze blokken bestonden uit winkels met daarboven woningen, in combinatie met een expeditiestraat aan de achterzijde. In de expeditiestraat was ruimte voor bedrijfsruimten. De expeditiestraat zorgde ervoor dat de bevoorrading van de winkels op een comfortabele manier kon plaatsvinden buiten het oog van het winkelpubliek.
“De voetgangers in de binnenstad moeten zoo min mogelijk gehinderd worden door het mechanische verkeer.”83 Winkels hadden zowel aan de voorzijde een entree als aan de achterzijde. De entree in de expeditiestraat was niet bedoeld voor het winkelpubliek. Naast bevoorrading was in de expeditiestraat plek voor bedrijfsruimte. Dit is met name goed herkenbaar in het 2e en 3e Sint-Janshof en in het 2e en 3e Goudsewagenhof. In deze ‘dubbele’ expeditiehoven bevinden zich tussen de expeditiestraten bedrijfsruimten die alleen een entree hebben in het hof. 83
Het nieuwe hart van Rotterdam 1946: 25.
De verschillende expeditiehoven in het Hoogkwartier In de Oostelijke binnenstad zijn aan alle zijden van het Achterklooster expeditiehoven te vinden. Aan de Goudsesingelzijde liggen het Bredestraathof en het 1e Goudsewagenhof. Links, aan de zijde van de Mariniersweg ligt het Mariniershof, waaraan sinds 1999 een nieuw woongebouw voor senioren grenst. Tussen de Hoogstraat en Groenendaal ligt een dubbel expeditiehof besloten, dat bestaat uit het 1e, 2e en 3e Sint-Janshof en het 2e en 3e Goudsewagenhof. Deze hoven zijn op te delen in drie typen. Ten eerste is er een groep waar een lange straat rechtdoor heen loopt, de Sint-Janshoven en de Goudsewagenhoven. Een ander type bestaat uit het 1e Goudsewagenhof, het Bredestraathof en het Mariniershof. De straten in deze hoven hebben zowel een toegang als een uitgang, maar de straten in de hoven zijn niet recht, maar maken een knik met de vorm van de bebouwing mee. De stedenbouwkundige structuur van de Sint-Janshoven en het 2e en 3e Goudsewagenhof vormt een eenheid in het gebied tussen de Hoogstraat en Groenendaal. Het hovengebied bestaat uit 3 onderdelen: twee grote hoven en een klein hof op kop. Door de hoven heen lopen twee binnenstraten parallel aan de Hoogstraat. Tussen deze binnenstraten liggen binnen de hoven blokken bedrijfsruimte van één of twee bouwlagen hoog. Expeditiehoven met een eigen karakter Ook op andere plaatsen in Nederland is tijdens de wederopbouw het principe van de expeditiestraat toegepast. In Eindhoven werd door meerdere bombardementen het centrum verwoest tijdens de oorlog.84 Het is daarom waardevol om kort te onderzoeken of de nieuwe expeditiestraten in beide steden op elkaar lijken. Het opbouwen van de Demer, een belangrijke Eindhovense winkelstraat, voorzag in de aanleg van expeditiestraten, namelijk het Volderhof en de Expeditiestraat. Deze expeditiestraten verschillen sterk van de straten in Rotterdam. Ten eerste bestaat de Demer uit verschillende aaneengesloten kavels, die los van elkaar zijn bebouwd. De panden aan de Demer verschillen daarom sterk van elkaar in uiterlijk en bouwhoogte, in tegenstelling tot de panden aan de Hoogstraat, die per blok uniform zijn vormgegeven. Deze onderlinge verscheidenheid tussen panden aan de voorzijde is ook zichtbaar aan de achterzijde van de Demer, in de 84 SteenhuisMeurs. Eindhoven. Binnenstad en Tramstraatkwartier. Cultuurhistorisch onderzoek en input bestemmingsplan. 2012: 22.
47
expeditiehoven. De expeditiestraten vormen geen gezamenlijk vormgegeven geheel, zoals dit wel het geval is in Rotterdam. Ook is het zo dat in Eindhoven het verschil in bouwhoogte tussen het winkelpand en de bedrijfsruimte aan het expeditiehof vrij klein is, het winkelpand steekt maar net boven de bedrijfruimte aan de achterzijde uit. Dit verschil is in Rotterdam veel groter, waardoor de bebouwing om de expeditiestraat werkelijk de aanblik biedt van een rustig hof. Een belangrijk verschil tussen de Demer en de Oostelijke binnenstad is tenslotte het verschil in gebruik. De Demer is een zeer drukke winkelstraat en de expeditiestraten aan weerszijden van de Demer worden daarom nog volop gebruikt. Het zijn rommelige achterstraten, waar vuilnisbakken en airconditioninginstallaties het beeld bepalen. Dit effect wordt in de Expeditiestraat versterkt doordat er een groot modern bouwvolume in is geplaatst. Dit gebouw is modern en donker en blokvormig en contrasteert heel sterk met de wederopbouwarchitectuur aan de Expeditiestraat. Concluderend zijn de expeditiestraten in het Hoogkwartier harmonieuzer van aanblik en opzet dan die in Eindhoven. Ook is het interessant dat de expeditiestraten in het Hoogkwartier een essentieel onderdeel vormen van de stedenbouwkundige opzet van het hele gebied, terwijl dit in Eindhoven veel minder het geval is. Deze beknopte vergelijking, tussen twee zeer verschillende steden, laat zien dat de expeditiestraten in het Hoogkwartier van Rotterdam een ander karakter hebben dan de expeditiestraten in Eindhoven. Het is dus niet zo dat wederopbouw expeditiestraten in heel Nederland vergelijkbaar zijn. Zelfs binnen Rotterdam zijn er uiteenlopende vormen van expeditiestraten te vinden. Door de hele binnenstad van Rotterdam zijn expeditiestraten aangelegd. Op sommige plekken zijn het werkelijk straten, op andere plaatsen worden de expeditiestraten omsloten door een hof. Kenmerkende expeditiestraten in het centrum zijn bijvoorbeeld de straten rondom de Lijnbaan. Bijzonder is echter dat de expeditiestraten in het Hoogkwartier nog ‘onaangetast’ zijn door later gebouwde toevoegingen. Daardoor is nog goed af te lezen dat de expeditiestraten in het Hoogkwartier boven de Hoogstraat een eigen circuit vormen. Dit betekent dat alle expeditiestraten gezamenlijk een soort ketting vormen, die de wigvorm van het gebied spiegelt. Dit circuit is uniek in Rotterdam. Ook uniek zijn de ‘dubbele’ expeditiehoven die onder de Hoogstraat liggen. Dit soort expeditiehoven zijn alleen in de Oostelijke binnenstad gebouwd. 48
Garages in het Hoogkwartier In de Sint-Jansstraat, een zijstraat van de Hoogstraat, is al sinds jaren een garage gevestigd. Meneer de Jager is inmiddels één van de laatste garagehouders in het Hoogkwartier. Het garagebedrijf ontwikkelde zich na de oorlog tot een bloeiende industrie in het Hoogkwartier. Zo was op de hoek van de Goudsesingel en de Mariniersweg (Mariniersweg 2 – 10), in een winkelruimte het Motorpaleis gevestigd, een populaire plek voor motorrijders. Het Emporium, een markant gebouw uit de wederopbouw aan het Achterklooster dat inmiddels gesloopt is, heeft ook een garage gehuisvest. In de Sint-Janshoven en Goudsewagenhoven waren plaatwerkerijen gevestigd en spuiterijen. Aan de Bredestraat zijn nog garages te vinden. Het autobedrijf vormde een belangrijk netwerk in het Hoogkwartier. Meneer de Jager had contacten met leveranciers in het gebied en kon makkelijk goederen uitwisselen met andere garagehouders. Tegenwoordig zijn veel van de autobedrijven vertrokken uit het Hoogkwartier. Vervuilende werkzaamheden, zoals spuiterijen, passen niet meer in de hedendaagse binnenstad. Veel bedrijfsruimten in het Hoogkwartier zijn echter specifiek ontworpen voor het autobedrijf. Zo zijn de kavels aan de Bredestraat, die ook ontsloten worden in het Bredestraathof, bijzonder diep. De garage van meneer de Jager heeft garagedeuren aan de Sint-Jansstraat en aan het 2de Sint-Janshof. De vloer van het gedeelte aan de Sint-Jansstraat loopt schuin af naar de werkruimte in het hof. Met het verdwijnen van het autobedrijf uit het Hoogkwartier, moet een nieuwe bestemming worden gevonden voor de bedrijfsruimten. Garage Rotterdam, een kunstruimte aan de Kipstraat, is gevestigd in een oude garageruimte, die zeer vergelijkbaar is qua opzet met de garage aan de Sint-Jansstraat. De jonge onderneming, die sinds maart 2012 in het pand gevestigd is, heeft ervoor gekozen om de kenmerken van de garage te benadrukken.
Zo is de ruwe, robuuste kwaliteit van het vele gebruikte beton in de ruimte niet verdoezeld, maar juist zichtbaar gemaakt. Daarnaast zijn nieuwe garagedeuren geplaatst. De eigenaar had graag de oorspronkelijke garagedeuren behouden om de authentieke uitstraling van het pand te behouden, maar deze deuren voldeden niet aan de huidige regelgeving. Daarom is er nu gekozen om deuren te plaatsen die een eigentijdse echo zijn van de oorspronkelijke deuren. Bron: Interview met meneer de Jager op 4 juni 2013. Interview met Karen Mertens, Garage Rotterdam, op 16 mei 2013.
Rechts en links-midden: De garage aan de Sint Janstraat. Linksboven en linksonder: De Garage aan de Kipstraat, met boven de nieuw geplaatste ‘garagedeuren’. In beide ‘garages’ zijn markante daklichten geplaatst. Foto linksonder: René Gonkel, Garage Rotterdam Overige foto’s: Anne Beeksma
49
Boven: Ouderwetse en moderne etalages boven elkaar geplaatst in Het Nieuwe hart van Rotterdam, 1946. Rechtsboven: Poort naar het 1e Sint-Janshof. Foto: Marlies Lageweg. Rechtsonder: Het Volderhof in Eindhoven. Foto: Anne Beeksma.
50
Boven: Een tekening van de kernelementen van een expeditiehof: de expeditiestraat, de zijsteeg en de omringende bebouwing, waarvan de gearceerde delen de bedrijfsruimten in het hof zijn. Bron: Het Nieuwe hart van Rotterdam, 1946. Linksboven en Linksonder: Tekeningen voor een expeditiehof aan de Hoogstraat, verschillende dateringen tussen 1942 en 1943. Het hof is niet uitgevoerd, maar de uitgevoerde hoven onder de Hoogstraat bestaan wel uit dezelfde elementen. Opvallend is ook het gebruik van tuitgevels, een historiserend element, dat past bij de geprefereerde bouwstijl van het plan-Witteveen. Uiteindelijk zijn aan de Hoogstraat alleen gebouwen gebouwd in een moderne bouwstijl, met platte daken. Bron: Stadsarchief Rotterdam.
51
5. Wonen in het Hoogkwartier “...dat schilderachtige en moderne, comfortabele woningbouw meestal niet samengaan”.85
woningen in het gebied met een hogere woonoppervlakte, van 85 m2 of hoger.89Er zijn in het Hoogkwartier geen woningen met tuinen. Aan de Hoogstraat liggen veel appartementen met een kamer en suite. In sommige appartementen hebben eigenaren er echter voor gekozen de oorspronkelijke dubbele suitedeuren en ingebouwde paneelkasten te vervangen door een meer permanente invoeging van een muur met een deur.90
Boven de vele winkels in het Hoogkwartier wordt gewoond. Maar hoewel het werken en winkelen in het Hoogkwartier wel zijn uitgedacht in Het nieuwe hart van Rotterdam, is het wonen dat niet. In de brochure wordt niet ingegaan op hoe het wonen in het gebied zou moeten worden vormgegeven. Dat er echter woningen gebouwd moesten worden was onoverkoombaar, in de stad heerste na de oorlog nog jaren lang grote woningnood. Het was dan ook vrij gangbaar om als jong koppel bij een oudere in te wonen.86 Bijna alle woningen in het Hoogkwartier zijn etagewoningen en de woningvoorraad bestaat voornamelijk uit relatief kleine appartementen. Het zijn woningen die in schril contrast staan tot de kleine verkrotte woningen die voor het bombardement in het gebied te vinden waren. Overheden op overheids- en gemeentelijk niveau hadden tijdens de wederopbouwperiode bevoegdheden die hen de mogelijkheid boden om streng op de bouw van nieuwe gebouwen toe te zien, om de kwaliteit te waarborgen.87 Maar waar de woningen na oplevering modern en comfortabel waren, zijn ze nu vrij klein in vergelijking met hedendaagse appartementen. Dit verklaart waarom de huidige bevolkingssamenstelling bestaat uit voornamelijk starters op de woningmarkt, uit de leeftijdscategorie 20 tot 34 jarigen. 88 Een mogelijke oorzaak voor het ontbreken van gezinnen in het Hoogkwartier kan de gemiddelde woonoppervlakte zijn. Uit de gegevens van de dienst Stadsontwikkeling van de gemeente Rotterdam blijkt echter dat het gemiddelde woonoppervlak in het gebied niet bijzonder klein is. Van het totaal aantal woningen in het Hoogkwartier, blijkt namelijk 86% groter te zijn dan 65 m2. Verreweg de meeste woningen (65%) in het gebied hebben een woonoppervlakte van tussen de 65 en 85 m2. Daarnaast zijn er ook nog aardig wat
Etagehuizen De architecten Van Tijen en Maaskant hebben relatief veel gebouwen in het Hoogkwartier ontworpen. Niet alleen het Industriegebouw, maar ook kleinere gebouwen zijn van hun hand. De gebouwen die door Van Tijen en Maaskant zijn ontworpen in het Hoogkwartier zijn het grote gebouw aan het Oostplein (Hoogstraat nummers 3,7 en 9, Oostplein 97 en Goudsesingel 2-14), een kleiner gebouw aan de Hoogstraat (nummer 11 – 19), het Industriegebouw en flink woongebouw aan het Groenendaal (nummer 47-225). Van Tijen en Maaskant waren uitgesproken architecten, die zich niet alleen bezig hielden met het uitvoeren van praktische ontwerpen, maar die ook nadachten over hoe de stad van de toekomst eruit moest zien. Ook over wonen waren ze uitgesproken. Zo namen ze plaats in de Studiegroep Woningarchitectuur, met enkele andere architecten. Deze studiegroep onderzocht moderne woonmogelijkheden tijdens de wederopbouwperiode. Over etagebouw, de bouwvorm toegepast in het Hoogkwartier, publiceerde deze groep een programma. Dit programma beschreef uitvoerig van welke kenmerken een moderne ideale etagewoning moest worden voorzien. De etagewoning, of het “etagehuis” werd in dit programma nog voorgesteld als een gezinswoning. Een belangrijke eigenschap die de moderne etagewoning moest hebben was goede bezonning. In het programma wordt precies voorgeschreven hoe de woon- en slaapkamer moeten worden georiënteerd om aan te sluiten op de bezonning. Ook wordt geschreven dat voor woningen, die aan weerszijden straten hebben, zoals dat in het hele Hoogkwartier het geval is, het de voorkeur heeft een “van gevel tot gevel doorloopende
85 Pauw 2006. 86 Laar, van de 2000: 470. 87 Wagenaar, Cor Koos Bosma, red. Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis van architectuur en stedebouw tijdens de bezetting en de wederopbouw van Nederland. Rotterdam: NAi Uitgevers, 1995: 91 - 96. 88 Stout/Kramer. Hoogkwartier Gebiedsconcept. Rotterdam, 2013.
89 22% procent van de woningen in het Hoogkwartier heeft een woningoppervlakte van 85 m2 of groter. Bron statistische gevens: Dienst Stadsontwikkeling, Gemeente Rotterdam. 90 Interview met Rene Drummen op 1 mei 2013.
52
woon-suite (diepte-suite)” te ontwerpen.91 Dit is goed te zien in het ontwerp van Van Tijen en Maaskant uit 1957 voor Hoogstraat 11-19.92 Dit ontwerp bestaat uit drie identieke panden naast elkaar, die samen een blok vormen. Elk pand bestaat uit een winkelruimte, met daarboven een etagewoning en daarboven een maisonnette. Door het plaatsen van een maisonnette boven een etagewoning, boden Van Tijen en Maaskant enige differentiatie van woningmogelijkheden, terwijl aan de straatzijde het pand een eenheid vormt. De maisonnettes hebben een zogeheten ‘diepte-suite’.93 Een ander woongebouw van het architectenbureau Van Tijen en Maaskant is het gebouw Groenendaal 47 – 225. Dit gemeentelijke monument is gebouwd in 1953 – 1955 en ontworpen door H.A. Maaskant. Wonen in dit opvallende gebouw ging gepaard met allemaal moderne gemakken, zoals een personenlift én een lift voor vuilemmers. Ook zijn aan de voorgevel opvallende stalen roosters aangebracht, die functioneren als zonwering.94 Het gebouw heeft ook een met zorg vormgegeven expeditiestraat aan de achterzijde. De poortjes naar deze expeditiestraat zijn gedecoreerd met langwerpige lichtgele tegeltjes en zijn de enige gedecoreerde expeditiestraatpoortjes in de Oostelijke binnenstad. De vormgeving van de uitstekende bedrijfsruimten, die hier geen aaneengesloten rooilijn volgen, maar juist als losse eenheden uit het hoofdvolume steken, sluiten aan bij de vormgeving van het gehele gebouw. Zo spiegelt de roedeverdeling van de ruiten in de bedrijfsruimten de roedeverdeling van de ruiten in het hoofdvolume.
91 Studiegroep Woningarchitectuur. Voorloopig programma voor etagebouw. Rotterdam, 1943. Archief ASRO, toegangsnummer 298. Stadsarchief Rotterdam. 92 Meurs 2007: 188. 93 Bouwtekeningen Hoogstraat 11 - 19. Van Tijen en Maaskant. 94 ‘Redengevende omschrijving gemeentelijk monument Groenendaal 47-225’, geregistreerd in 1999. Bureau Monumenten en Cultuurhistorie, Gemeente Rotterdam.
Bouwstijlen in het Hoogkwartier In de vakliteratuur is er bijzonder veel geschreven over de overgang van het plan-Witteveen naar het Basisplan. Er bestaan verschillende visies op deze overgang. Sommige auteurs schrijven dat ir. Witteveen een tiran zou zijn geweest en dat Van Traa al zijn ideeën naar de prullenbak zou hebben verbannen. Maar anderen nuanceren dit en beargumenteren dat de plannen niet eens zo heel ver uit elkaar liggen. Het is niet het doel van dit onderzoek om hier uitsluitsel over te bieden. Wel is het opvallend dat tussen de plannen van Witteveen en Van Traa een onderscheid bestaat in geprefereerde bouwstijl. Het werk van de supervisoren die in de ‘periode Witteveen’ werkzaam waren is behoudend van stijl. De detaillering van de gebouwen gaat uit van historische beeldmotieven, zoals het gebruik van baksteen en het aanbrengen van historiserende gevels, zoals puntgevels en trapgevels. De gebouwen worden ontworpen met een zadeldak. Dit is goed terug te zien in de gevels die zichtbaar zijn op een straatschema voor de Hoogstraat. Straatschema’s werden gemaakt om architecten en opdrachtgevers een goed beeld te geven van de visie die de gemeente op gedeelten van de stad had. Soms waren deze schema’s behoorlijk gedetailleerd en lieten dus weinig ‘bewegingsruimte’ over voor het artistieke inzicht van de architecten. De brochure Het nieuwe hart van Rotterdam laat daarentegen een compleet andere stad zien. Een stad van moderne materialen en geometrische vormen. De illustraties in de brochure zijn voor een deel gemaakt door Rein Fledderus, een modernistische architect. De gebouwen op deze illustraties zijn strak, modern en flitsend en kenmerken zich door gebruik van glas, staal en een geometrische vormentaal. Deze tekeningen waren echter niet, zoals de straatschema’s dat waren, dwingende instrumenten, maar eerder inspiratiebronnen. Deze gebouwen hebben allemaal een plat dak, zoals in het Hoogkwartier overwegend het geval is.
53
Een gebouw in het Hoogkwartier dat wel een historiserend uiterlijk heeft is het voormalige gebouw van de Blindenstichting, Kipstraat 52 - 54. Dit gebouw, een gemeentelijk monument, is opgetrokken in baksteen en heeft een zadeldak met puntgevels aan weerszijden. Deze gevels vormen een groot contrast met de naastgelegen gebouwen, zoals het woongebouw van Van Tijen en Maaskant aan het Groenendaal. Ook na het plan-Witteveen werd soms dus nog gekozen voor de historiserende bouwstijl, hoewel het modernisme overheerste. Bron: Pauw 2006: 303 – 304.
Deze pagina boven: Zicht op de Hoogstraat 11 - 19, vanuit de Sint-Janstraat. Foto: Marlies Lageweg. Links: Twee straatschema’s voor de Hoogstraat en Groenendaal. Bron: Stadsarchief Rotterdam. Volgende pagina: Het woongebouw van Van Tijen en Maaskant aan het Groenendaal in 1970, gefotografeerd door de afdeling Fotografie van het Gemeentearchief Rotterdam. Bron: Collectie Gemeentearchief Rotterdam.
54
55
56
Rechts- en linksboven: Foto’s van de voormalige stadsdrukkerij, links een foto uit 1963, rechts een foto uit 2013. Bron foto links: Collectie Stadsarchief Rotterdam, rechts: Marlies Lageweg. Rechtsonder: Het interieur van de stadsdrukkerij. Bron: Collectie Stadsarchief Rotterdam. Linksonder: Grafisch kunstwerk van Bouke IJlstra, dat doorloopt in de receptieruimte van het gebouw. Foto: Marlies Lageweg. Bron informatie: ‘Bredestraat 312’. Help wandkunst opsporen. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Online. 30 juli 2013.
57
Pagina 56: Braakliggend terrein aan de Kipstraat in 1972 tegenover het Savoy Hotel, nu de locatie van het Groenendaalse Anker woningencomplex. Bron: Stadsarchief Rotterdam.
6. Kenmerken van het Hoogkwartier Het verschil in bouwjaar tussen de verschillende ontwerpen die Van Tijen en Maaskant in het Hoogkwartier verzorgden, was niet opmerkelijk. De wederopbouw van Rotterdam vorderde traag. De panden aan de Hoogstraat en op andere plekken in het Hoogkwartier werden niet gelijktijdig gebouwd, maar eerder als losse puzzelstukjes van een groter geheel gedurende de jaren ’50 opgetrokken. Het is daarom des te opmerkelijker dat het gebied evenwichtig oogt. De gevelwanden bestaan uit blokken die uit meerdere kavels bestaan en die, met name aan de Hoogstraat, in bouwhoogte en compositie goed op elkaar aansluiten. Ook de bedrijfsruimten in de vele expeditiestraten sluiten vaak qua bouwhoogte goed op elkaar aan, ook als ze verschillende bouwjaren hebben. Een verklaring hiervoor is dat de gemeente vast heeft gehouden aan richtlijnen voor het Hoogkwartier, zoals bouwhoogten en rooilijnen. Hierdoor is een evenwichtige wijk ontstaan, met een architectuur die overwegend uit drie componenten bestaat: lichte winkelruimten met bovengelegen bouwlagen met woningen en aangesloten expeditieruimten aan de achterzijde. Naast deze harmonie zijn er, zoals in dit hoofdstuk duidelijk werd, nog andere cultuurhistorische kenmerken aan te wijzen voor het Hoogkwartier. Deze kenmerken zijn aan te wijzen op een breed schaalniveau (planologisch) maar ook in een klein schaalniveau (architectuur). De twee belangrijkste wederopbouw-leidraden waaraan het Hoogkwartier haar vorm ontleent, zijn de terugkeer van historische straten en functiescheiding. De cultuurhistorische kenmerken van het Hoogkwartier zijn grotendeels te herleiden tot deze hoofdkenmerken.
58
Ruimtelijke structuur • Het Hoogkwartier is een relatief kleine wijk, tegen de binnenstad aangelegen. • Brede verkeerswegen lopen om het gehele Hoogkwartier. • Tijdens de wederopbouw zijn historische wegen teruggebracht, die de markante wigvorm van het gebied veroorzaken. • De historische waterkering ligt ter hoogte van het Groenendaal. Hierdoor is tussen de Goudsesingel en het Groenendaal een sterk hoogteverschil merkbaar, die soms zichtbaar is in de architectuur. • Het gebied is bijzonder rijk aan expeditiestraten. Boven de Hoogstraat vormen de expeditiestraten een gesloten circuit. Onder de Hoogstraat vormen de expeditiestraten een samenhangend netwerk. De verbondenheid tussen expeditiestraten is specifiek kenmerkend voor het Hoogkwartier. • In het gehele gebied zijn de bouwhoogten in overeenstemming met elkaar. De bouwhoogten van de gebouwen aan de straten die de buitengrenzen van het gebied vormen, zijn hoog, terwijl in het hart van het gebied de bouwhoogten lager zijn. Architectuur • De Hoogstraat is vormgegeven als winkelstraat. Het gebruik van grote glazen etalages en vitrines is kenmerkend. • De bebouwing in het Hoogkwartier is per bouwblok gelijkmatig vormgegeven, hoewel per bouwblok verschillende architecten delen van het blok hebben ontworpen. • De bouwblokken zijn aan de Hoogstraat gelijkmatig van grootte, hoogte (vier bouwlagen) en diepte. Hoewel de bouwblokken een redelijk formaat hebben, betreft het hier geen hoogbouw. • Aan de Hoogstraat zijn de bouwblokken opgedeeld in smalle winkelruimten, die gelijkmatig van karakter zijn. • De winkelruimten worden allen ontsloten door een glazen pui aan de voorzijde en worden gekenmerkt door een grote lichtinval, een ruime winkelruimte en een hoog plafond. • De verschillende expeditiestraten in het gebied vormen een staalkaart van verschillende vormen van expeditiestraten. 1. Een rechte expeditiestraat – Achterklooster, Industriegebouw
2. Een hoek-vormige expeditiestraat – Mariniershof 3. Een puntvormige expeditiestraat – Bredestraathof en 1e Goudsewagenhof 4. U-vormige expeditiestraat – 1e Sint-Janshof 5. Dubbele, rechte expeditiestraten – 2e en 3e Sint-Janshof / 2e en 3e Goudsewagenhof • Ook vormen de expeditiestraten een staalkaart van de diverse omgang van architecten met expeditiestraten, zo zijn gedecoreerde expeditiestraten, maar ook zeer terughoudend vormgegeven expeditiestraten te vinden in het gebied. • De expeditiestraten in het gebied worden omringd door een expeditiehof (met uitzondering van de expeditiestraat aan het Achterklooster). In de expeditiehoven liggen bedrijfsruimten. • In de expeditiehoven vormen de bedrijfsruimten, die meestal gelijke bouwhoogten hebben, een eenheid met de daarboven gelegen woningen. • Woningen in het Hoogkwartier zijn vaak relatief klein. De meest voorkomende vormen zijn etagewoningen en maisonnettes. • De woningen in het Hoogkwartier liggen boven winkelruimtes en kijken aan de achterzijde uit op een expeditiestraat. • De architectuur in het Hoogkwartier is functionalistisch. Dit betekent dat de daken plat zijn en dat de bouwvolumes blokvormig zijn. Terugkomende met zorg vormgegeven details zijn balkons, van staal of ijzer of van schokbeton, trappenhuizen (soms met gekleurd glas), bijzonder afgewerkte vensters en daklijsten.
tegenstelling tot Wereldhaven, toe te wijzen als gebied voor kleine industrie. Deze functie werd alleen in dit gebied ondergebracht. • Expeditiestraten waren een nieuwe typologische vinding, die het mogelijk maakte om het expeditieverkeer een andere te laten volgen dan het winkelpubliek. Deze vinding was een direct resultaat van de behoefte die tijdens de wederopbouw bestond om de stad op een functionele, rationele manier in te richten.
Groen • Het Achterklooster is een wigvormige ruimte en het enige groene gebied in het Hoogkwartier. Het gebied bestaat uit een gazon met aan weerzijden kastanjebomen en een speelveld. • In de expeditiehoven zijn enkele bomen geplant, voornamelijk platanen. Historie • De Hoogstraat is van oudsher een Rotterdamse winkelstraat. Deze functie heeft de straat bewust opnieuw toegewezen gekregen tijdens de wederopbouw. • Tijdens de wederopbouw is ervoor gekozen om het Hoogkwartier, in
59
60
61
62
63
64
Pagina 60 t/m 62: Het Industriegebouw aan de Goudsesingel. Pagina 62 t/m 63 en 65 : De Hoogstraat. Pagina 64 : Achtergevel van het woongebouw van Van Tijen en Maaskant aan het Groenendaal. Foto’s: Marlies Lageweg.
65
3. Biografie van de Oostelijke binnenstad
66
De Oostelijke binnenstad kent meer historie dan alleen de wederopbouwperiode. Ook andere perioden hebben hun sporen nagelaten in het gebied. Ontwikkelingen van voor de Tweede Wereldoorlog waren bijvoorbeeld van invloed op de wederopbouwplannen en historische straten kregen, soms verschoven, opnieuw een plaats in de nieuwe stad. Na de oorlog was de wederopgebouwde binnenstad niet zeer geliefd. De moderne, functionele manier van bouwen had een stad gecreëerd die volgens velen gezelligheid ontbeerde. Nog steeds wordt er gezocht naar manieren om de binnenstad te ‘verlevendigen’. De huidige Oostelijke binnenstad toont, naast de dominante wederopbouwarchitectuur en -stedenbouw, ook aspecten van deze ontwikkelingen uit andere perioden. Daarom wordt in dit hoofdstuk een overzicht geboden van belangrijke perioden uit de Rotterdamse geschiedenis, die hun sporen hebben nagelaten in de Oostelijke binnenstad.
1. Voor de Tweede Wereldoorlog Het bombardement van Rotterdam heeft de geschiedenis van de stad in twee losse delen opgescheurd, een deel vóór en een deel ná de vuurzee. Hoewel het misschien lijkt alsof de stad als een gloednieuwe feniks is herrezen uit de as van de verbrande binnenstad, zijn er toch ook historische sporen in de stad te ontdekken die verwijzen naar de historie van de stad van voor de brand. Stadsdriehoek Witteveen behield in zijn plan voor de wederopbouw de historische vorm van het stadshart: de stadsdriehoek. Dit is de liggende vijfhoek die gevormd wordt door het Oostplein, de Goudsesingel, de Coolsingel en de aaneengesloten Blaak en Burgemeester van Walsumweg. In dit hart is Rotterdam ontstaan, als een klein gehucht aan de Maas. Daar waar de Rotte uitmondde in de Maas vestigden zich de eerste Rotterdammers aan weerzijden van de Rotte. Rond 1270 werd haaks op deze lintbebouwing een dijk aangelegd, de Middeldam. De huidige Hoogstraat volgt deels deze structuur. Na het verkrijgen van het recht om de stad te omwallen in 1358, gecombineerd met een periode van groei, vormde zich de ommuurde stadsdriehoek.95 Om de stad heen lag een singel, nu nog te herkennen in de naam Goudsesingel. 95
Meurs 2007: 22.
Volgende pagina: Een ansichtkaart van een ophaalbrug over de Goudsesingel, die in 1886 afgebroken is. Bron: Stadarchief Rotterdam.
Achter de stadsmuren en de singel lagen ontgonnen stroken grond. Deze grond lag lager dan de singel en de stadsmuren, die de stad beschermden tegen hoogwater. Dit hoogteverschil is nog steeds merkbaar in de Oostelijke binnenstad. Tussen de Hoogstraat, de voormalige dam en de Goudsesingel loopt het grondniveau af naar de Goudsesingel. Vanaf de Goudsesingel loopt vervolgens het gebied nog verder af richting de Warande. De bebouwing binnen de stadsdriehoek van voor de Tweede Wereldoorlog volgde in hoofdzaak de linten langs de Rotte en langs de Binnendam. Haaks op deze linten vormden zich weer nieuwe linten. Uiteindelijk ontstond een fijnmazig en dichtbebouwd stadshart door het organisch volbouwen van de ruimte tussen deze structuren. Deze dichte bebouwing, met stegen en kleine paadjes, leidde net als in de rest van Nederland uiteindelijk tot krotvorming, een ontwikkeling waar weerstand tegen ontstond. De stad in twee steden Nog duidelijk benoemen dat het hier om de ontwikkeling van de stad in de 19 en vroeg 20e eeuw gaat. Na een periode van groei en expansie in de 17e eeuw, veranderde de stad ogenschijnlijk nauwelijks in de 18e eeuw. Het zou tot in de 19de eeuw duren voordat het stadsbestuur besloot de stadsgrenzen te verleggen. 96 Toch heeft de ontwikkeling van de stad in de 18de eeuw de grondslag gelegd voor veranderingen die volgden in de 19e en 20e eeuw. Binnen de grenzen van de 17de-eeuwse stad, omsloten binnen de veste en singel, nam het inwonersaantal in de 18de eeuw sterk toe.97 De bevolkingsdichtheid groeide en resulteerde in de verdichting van de bebouwing in de stad en de informele expansie van de stad buiten de veste. Achter de stadsgrenzen vestigden zich aanvankelijk industrieën die in de binnenstad geen ruimte meer vonden voor hun bedrijf, zoals touwbanen en bleekerijen. 96 97
Laar, van de 2000: 74 - 81. Ravesteyn, L.J.C.J. van, Rotterdam in de negentiende eeuw. De ontwikkeling der stad. Rotterdam: W. Zwagers, 1924: 5 - 6.
67
68
In de eerste helft van de 19de eeuw groeide het aantal bewoners van deze polders buiten de stad.98 Een aparte stad ontstond, een polderstad gegroeid langs poldersloten. Parallel aan de sloten liepen lange langen, waarlangs de bebouwing dichtgroeide. Zowel in de polderstad, als in de dichtbebouwde binnenstad, verslechterde de leefsituatie. In zijn historisch overzichtswerk uit 1924 over het 19de-eeuwse Rotterdam schetst L.J.C.J. Ravesteyn een beeld van een bedompte, dichtbebouwde stad:
Stank en stilstaand water In de binnenstad stonken vele wateren, zoals het Achterklooster, verschrikkelijk na jaren gebruik als openbare riolen. In de polderstad waren de sloten de enige vorm van riolering die beschikbaar was voor de bewoners. De waterstructuren in zowel de binnen- als polderstad, waren niet berekend op deze functie. Het is niet moeilijk om een voorstelling te maken van hoe naar dit leefklimaat moet zijn geweest.
“En een ander niet minder treurig voorbeeld van verdichting der bebouwing leverden de smalle straten en stegen, aanvankelijk bestemd voor lagen bouwen en zelfs dan nog naar onze begrippen nauwelijks breed genoeg, doch nu volgezet met huizen van een hoogte, die vaak eenige malen de straatbreedte overtrof, zoodat vooral in de benedenverblijven zonneschijn een ongekende weelde werd.”99
“Beter voedingsbodem en gunstiger levensvoorwaarden voor alle mogelijke ziektekiemen kan men zich bezwaarlijk voorstellen: de bevolking opeengehoopt, voor het overgrootste deel verstoken van goed drinkwater, bovendien vaak verzwakt door ziekte of slechte voeding, de lucht bedorven, de binnenwateren en de polderslooten schromelijk vervuild.”103
Rotterdamse arbeiders woonden in vaak zeer kleine en slecht onderhouden woningen. Hele buurten, in het westen en in het oosten van de stad, raakte berucht als krottenwijken, die zo slecht zouden zijn, dat ze zelfs voor het houden van dieren ongeschikt werden bevonden.100 De woningen in deze buurten, waarvan een deel van de Oostelijke binnenstad er één was, waren zeer klein. Vaak betrof het éénkamerwoningen, ontstaan na het opsplitsten van huizen in meerdere verhuurbare ruimten.101 Nieuw gebouwde goedkope huurwoningen bevatten vaak een alkoof als slaapruimte, een kleine donkere ruimte in de kern van het gebouw waar geslapen kon worden, een soort bedstede. Alkoofwoningen werden nog tot in de jaren ’30 van de 20ste eeuw gebouwd, hoewel gedurende de vroege 20ste eeuw de weerstand tegen deze ‘onhygiënische’ vorm van bouwen toenam.102 98 99 100 101 102
Ravesteyn 1924: 13. Ravesteyn 1924: 7. Geparafraseerd naar ingezonden stuk ‘Onbewoonbaar-verklaring van slechte woningen’ van Th. d. R in Rotterdamsch Nieuwsblad van 11 september 1893. Ravesteyn 1924: 7. Prak, Niels L. Het Nederlandse woonhuis van 1800 tot 1940 Delft: Delftse Universitaire Pers, 1991: 177.
In 1841 komt het stadsbestuur in actie - een onderzoekscommisie wordt in het leven geroepen door de wethouder J.F. Hoffmann. De commissie krijgt de opdracht mee met een verbeteringsplan voor het waterprobleem te komen.104 In 1842 volgt naar aanleiding van dit onderzoek een voorstel van stadsarchitect W.N. Rose en J.A. Scholten, die de commissie adviseerden. Dit voorstel, het Waterproject, omvatte het herzien van de volledige waterhuishouding, maar werd door het stadsbestuur te kostbaar gevonden. De inhoud van het project omvatte onder andere het dempen van vervuilde wateren, het spoelen en spuien van binnenwateren, het verbeteren van de drinkwatervoorziening en het aanleggen van een singel om de polderstad.105 Ondanks het plegen van een aantal ingrepen door het stadsbestuur, ging de situatie niet vooruit, met cholera-uitbraken tot gevolg.106 In 1854 werd het Waterproject, in gewijzigde vorm, aangenomen door het stadsbestuur. In de Rotterdamsche Courant wordt in twee artikelen, geschreven door W.N. Rose zelf, het project aangekondigd. De noodzaak wordt benadrukt:
“Het gebrek der wateren van de binnenstad is in hunne 103 104 105 106
Ravesteyn 1924: 13. Ravesteyn 1924: 21. Laar, van de 2000: 241. Ravesteyn 1924: 94-95.
69
onreinheid gelegen, en dit is zoodanig dat behalve onaangename en ongezonde reuk, die het verspreid, het dikwerf schade en ongerief veroorzaakt, en vooral geduren de wintermaanden in eenen zoodanigen staat verkeert, dat het niet als drinkwater kan gebruikt worden.” 107 Het plan heeft de Oostelijke binnenstad op drie fronten beïnvloed. Ten eerste werden de singels rondom de polderstad gerealiseerd, waarbij de stadsgrens van de veste naar deze singel, de Crooswijkse singel in het oosten, werd verlegd. Daarnaast voorzag het plan in het spoelen van de sloten van de polderstad, door gebruik te maken van het hoogteverschil tussen de twee steden. De instandhouding van dit hoogteverschil is nog steeds merkbaar in het gebied Wereldhaven, waar de hoogte van het maaiveld oploopt van de Warande naar de Goudsesingel. Ten derde werden naar aanleiding van het plan van Rose binnenwateren in de Oostelijke binnenstad gedempt, zoals het Achterklooster en Kipsloot, beide parallel aan de Hoogstraat gelegen.108 Doorbraken in de binnenstad Na het aannemen van het Waterproject door het stadsbestuur volgde het aannemen van een nieuw stratenplan van Rose in 1859.109 Nieuwe straten ontstonden maar het krottenprobleem was daarmee nog niet opgelost. Verdere belangrijke ingrepen in de binnenstad vonden later plaats naar aanleiding van de plannen die directeur van Gemeentewerken De Jongh in 1883 presenteerde.110 De nadruk lag op het faciliteren van verkeersstromen; in en om de stad bedacht De Jongh nieuwe wegen, die de economische positie van de stad zouden versterken. Op de oude veste rond de stadsdriehoek ontwierp De Jongh een ceintuurweg. In 1885 werd om dit mogelijk te maken het eerste deel van de Goudse veste gedempt, een ingreep die bepalend was voor de toekomst van deze weg, nu de Goudsesingel, als belangrijke 107 108 109 110
70
Rose, W.N. ‘Memorie van toelichting.’ Rotterdamsche Courant. 20 mei 1854. Collectie Koninklijke Bibliotheek. Laar, van de 2000: 244. Laar, van de 2000: 244. Ravesteyn 1924: 182.
verkeersader.111 Ook met deze ingrepen was de stad nog niet gered. In de 20e eeuw waren de leefomstandigheden voor de meeste bewoners van de Oostelijke binnenstad nog verre van ideaal, terwijl de bevolking nog altijd toenam.112 Langzamerhand kreeg de gedachte bijval dat in de oplossing van het woonprobleem een rol voor de gemeente lag weggelegd.113 In 1913 schreef A.C. Burgdorffer, de directeur van Gemeentewerken, een rapport waarin hij de bemoeienis van de gemeente met de huisvesting in Rotterdam bepleitte. In het plan van Burgdorffer werd de Meent verbreed en brak deze weg van rechts naar links de hele binnenstad door. Het uitvoeren van het plan zou echter nog lang in beslag nemen, in 1937 werd het laatste huizenblok pas afgebroken.114 Een nog uitvoeriger plan van Burgdorffer, waarin de verkeersstromen nog meer ruimte kregen in de binnenstad, is nooit uitgevoerd. Er bleef echter wel een behoefte bestaan aan het herstructureren van de binnenstad. Tijdens de jaren dat Burgdorffer de positie bekleedde van directeur bij Gemeentewerken, van 1910 tot 1922, werden onder andere de haven uitgebreid en nieuwe wijken gebouwd, waaronder Spangen en Tussendijken. Volkshuisvesting werd een gemeentelijke onderneming met de oprichting van de Gemeentelijke Woningdienst in 1916, onder leiding van Auguste Plate. Grootschalige projecten, zoals betondorp de Kossel uit de jaren ’20 en het Justus van Effen complex uit Spangen (1922) combineerden architectonische experimentele innovaties met een sociaal idealistisch doel: het verschaffen van goede en goedkope woningen voor arbeiders.115 Bij de bouw van deze wijken werd de bestaande verkaveling van de gebieden genegeerd, over de oorspronkelijke structuur werd een nieuw patroon ontworpen. Daarmee vormde de bouw van deze wijken een breuk met de eerdere stedenbouwkundige ontwikkeling van de stad, toen stedenbouwkundige ontwikkeling plaatsvond binnen het stramien van de historische verkavelingsstructuur van de binnenstad met binnenwateren en de polderstad met langgerekte sloten.116 111 112 113 114 115 116
Laar, van de 2000: 292. ´Rotterdam – ontstaan en ontwikkeling’ Rotterdam.nl Gemeente Rotterdam. Online. 15 april 2013. In 1903 publiceerden H. Spiekman en L. Schotting Arm Rotterdam. Hoe het woont! Hoe het leeft! In deze publicatie werd het leed van de arme bevolking zichtbaar gemaakt, om “de weg voor te bereiden voor hervormingen”. Laar, van de 2000: 267. Laar, van de 2000: 297. ‘Betonwoningen de Kossel. Rotterdam.nl Gemeente Rotterdam. Online. 31 juli 2013. Wagenaar 1992: 49.
71
Vorige pagina: Een kaart van Rotterdam uit 1654. Buiten de stadsvesten liggen langgerekte weilanden en poldersloten. Deze pagina links: Op deze kaart van Rotterdam uit 1935 is goed zichtbaar dat de stad zich heeft uitgebreid voorbij de grens van de oude binnenstad. Een deel van de Goudsesingel is op deze kaart al gedempt. Rechts: Een plan voor verkeersdoorbraken in de binnenstad. De lichtrood gekleurde kavels zijn slooppanden, om ruimte te maken voor de nieuwe bebouwing, waarvan de rooilijnen aangegeven zijn met donkerrode lijnen. Bron (drie afbeeldingen): Stadsarchief Rotterdam.
72
Links: Een aquarel van krotten aan het Achterklooster door A. Dirckx uit 1908. Schilders lieten zich graag inspireren door de schilderachtige vervallenheid van de volksbuurten. Bron: Stadsarchief Rotterdam. Boven: Twee tekeningen van de woningen aan de Tholenstraat, toendertijd comfortabele arbeiderswoningen. Op de doorsnede is te zien dat aan de achterzijde van het huis alkoven geplaatst zijn: slaapkabines zonder raam of luchttoevoer. Bron: Ravesteyn 1924.
73
Links: Het leven in de Thoolenstraat in 1929. Boven: Een aquarel uit 1698 van het Achterklooster, voorheen een binnenwater achter een klooster aan de Hoogstraat. In de verte is de molen de Noord zichtbaar, die in 1954 is afgebrand. Bron beide afbeeldingen: Stadsarchief Rotterdam.
74
Opmerkelijk is dat in de Oostelijke binnenstad al in 1825, honderd jaar voor de bouw van bovengenoemde complexen, een aantal woningen worden gebouwd die kenmerken vertonen van sociale woningbouw. Tussen de Goudse vest en de Breestraat werd in 1825 de Thoolenstraat aangelegd, vernoemd naar de opdrachtgevende ondernemer achter deze ingreep. Aan dit korte straatje werden kleine woningen gebouwd van twee woonlagen hoog, speciaal bedoeld voor de arbeidersbevolking van de buurt.117 De ontwikkelingen die Rotterdam doormaakte in de 19e en vroeg 20ste eeuw, zijn van belang geweest voor de plannen van Witteveen. Er lag voor Witteveen een tabula rasa klaar na de brand, waarop hij voort kon bouwen op de hervormingsplannen van zijn voorgangers, en van zichzelf. Voor de oorlog maakte Witteveen plannen voor onder andere Rotterdam-Zuid en het Land van Hoboken. Kerngedachten van deze plannen waren de aandacht die de stad kreeg als stedenbouwkundig geheel en de grote rol die het verkeer in de stad speelde. Maar ook groen in de stad en de harmonieuze verbinding tussen nieuwe en oude delen van de stad waren belangrijke onderdelen van de werkwijze van Witteveen.118 Deze vier punten zijn ook te herkennen in het plan-Witteveen.Witteveen combineerde de vorm van de stadsdriehoek met brede verkeersstructuren, zoals de ceintuurbaan om de stadsdriehoek heen. Daarbij zette Witteveen de volkshuisvesting buiten de binnenstad voort, in zijn plan was weinig ruimte voor wonen in de binnenstad.
2. Na de Tweede Wereldoorlog De wederopbouwperiode heeft voor een belangrijk deel de Oostelijke binnenstad vormgegeven. Maar in het gebied zijn ook gebouwen te vinden die in een latere periode gebouwd zijn. Daarom wordt hier de ontwikkeling van het gebied geschetst van na de Tweede Wereldoorlog. Ook wordt beschouwd hoe de wederopbouwarchitectuur gewaardeerd werd na de bouw. Stad in Beweging In 1965 verschijnt het boek Rotterdam Stad in Beweging van Rein Blijstra. Het boek schetst een beeld van een langzame wederopbouw na de bevrijding. 117 118
Ravesteyn 1924. Wagenaar 1992: 69 - 75.
Juist na het vertrek van de bezetter namen de investeringen in de herbouw van Rotterdam af, zo werd in 1948 nog voor 28 miljoen gulden in de stad geïnvesteerd, terwijl drie jaar later dit bedrag was ingezakt tot 16,7 miljoen.119 De wederopbouw vorderde in de eerste jaren na de bevrijding dus niet heel snel. In 1952 vindt volgens Blijstra een omslagmoment plaats. De eerste grote winkels vestigen zich in die periode aan de Hoogstraat, in grote moderne panden, zoals het Huff Schoenenmagazijn op nummer 181 – 183. De vestiging van deze winkeliers in het stadshart wekt vertrouwen in de toekomst van de stad.120 Ondanks het feit dat de wederopbouw in eerste instantie traag vordert, wordt de nadruk in media gelegd op de positieve aspecten van de wederopbouw. In 1954 verschijnt in Het Vrije Volk ‘in de vacantie’ een artikel waarin een verslaggeefster verslag doet van een ‘opbouwtoer’ door Rotterdam: een bustocht in colonne door de stad waarbij de buschauffeur de reizigers van informatie voorziet. Het verslag beschrijft de verbazing van de Rotterdammers aan boord, die de lege vlakten in contrast tot de nieuwe gebouwen zien. Ook wordt er op dat moment nog gesloopt. Want:
“een nieuwe stad bouwen eist hardheid: je moet durven slopen net zo goed als bouwen.”121 De bustochten, die elk jaar worden georganiseerd, worden druk bezocht. Het klapstuk van de tocht is het Groothandelsgebouw, met haar bijzondere inpandige expeditiestraten, waar de bus doorheen rijdt. Rotterdammer Gerard Molenaar herinnert zich dit nog goed. Hij ging elk jaar als jonge knul met zijn ouders met de bustocht mee, om de vorderingen in de stad te bekijken. Vooral die rit over de expeditiestraat op de eerste verdieping van het Groothandelsgebouw staat hem nog levendig voor de geest.122 Het tijdschrift Rotterdam Bouwt, dat werd uitgegeven van 1946 tot 1956, deed elke maand verslag van de vorderingen van de nieuwe stad. Zeer gedetailleerde artikelen beschreven nauwkeurig hoe nieuwe gebouwen ontworpen werden en hoe de bouw vorderde. Vaak gingen de artikelen gepaard 119 120 121 122
Blijstra, R. Rotterdam Stad in beweging. Amsterdam: N.V. de Arbeiderspers, 1965: 116. Blijstra 1965: 137. Adempauze in ontoombare scheppingsdrift’ Het Vrije Volk. 4 augustus 1954: 7. Gesprek met Gerard Molenaar op 19 juni 2013.
75
De verwoeste binnenstad in 1946 ter hoogte van het Oostplein. Zichtbaar zijn de noodwinkels aan de Goudsesingel, linksbovenin een deel van de bebouwing van Wereldhaven en de molen De Noord. De wegenstructuur is hier al aangelegd. Bron: persoonlijk archief familie Stuiver.
76
met advertenties van de bedrijven die hadden bijgedragen aan de desbetreffende gebouwen. De Wederopbouwdag kreeg ook speciale aandacht in Rotterdam Bouwt. Op 18 mei werd elk jaar de wederopbouw geviert, door te tonen wat het jaar aan nieuwe gebouwen had voortgebracht. Het tijdschrift, de opbouwtoer en de Wederopbouwdag zijn tekenen van de belangstelling voor de wederopbouw van Rotterdam. Daarnaast zijn het ook instrumenten geweest die de vorderingen van de wederopbouw ‘ontsloten’ naar het publiek. Duidelijk is dat gedurende de wederopbouw, er veel aandacht bestond voor het vorderen van de opbouw van de stad. Deze aandacht was gefocust op het bouwproces van afzonderlijke gebouwen, op materialen en technische hoogstandjes, zoals die werden beschreven in Rotterdam Bouwt. Mevrouw Pothuizen ging naar de basisschool in Rotterdam ten tijde van de wederopbouw. Zij heeft gedurende haar schooljaren veel bouwplaatsen bezocht op excursies. Ook heeft ze de opleveringsceremonies van nieuwe gebouwen bijgewoond met haar school, waarbij ijverig met vlaggetjes werd gezwaaid en liedjes werden gezongen, zoals ‘Dat kan alleen in Rotterdam’.123
“Dat kan alleen in Rotterdam Ja, daar weten ze van wanten Kilometers in het rond Gaan de palen in de grond”124 Leefbaarheid Met het boek van Blijstra werd voor Rotterdam een periode afgerond waarin de wederopbouw centraal stond. De blik van het stadsbestuur werd in de jaren ’60 gericht op de overige delen van de stad. Verschillende saneringsnota’s waren gericht op het verkleinen van het woningtekort door oude verkrotte gebouwen te vervangen door nieuwe gebouwen.125 Het rigoureus slopen van de oude wijken wekte protest op van bewoners uit de wijken. Niet alleen het vernieuwen van de oude wijken stuitte op kritiek, ook over de nieuwe binnenstad werd ontevredenheid geuit. Deze was onge123 124 125
Gesprek met mevrouw Pothuizen op 14 mei 2013. ‘Dat kan alleen in Rotterdam’, lied van Jaap Valkhoff. Barbieri, Umberto red. Stedebouw in Rotterdam. Plannen en opstellen 1940 – 1981. Amsterdam: Van Gennep, 1981.
zellig en te grootschalig.126 De Communicatie ’70 (C70), een grote manifestatie in Rotterdam, richtte zich op het etaleren van de binnenstad, met een kabelbaan over de Coolsingel en het oprichten van verschillende paviljoens. Eerdere manifestaties hadden vaak de industrie of het havenbedrijf als onderwerp gehad, maar aandacht voor de binnenstad was in 1970 hard nodig. De sanering van de oude wijken, in combinatie met de ‘onleefbaarheid’ van de stad die stadsbewoners ontevreden maakte van C70 omstreden.127 Toenmalig wethouder van Stadsontwikkeling, H.W. Jettinghoff, verdedigde in zijn beleidsnota de binnenstad. Het viel de opbouwers niet de verwijten dat zij de stad niet leefbaar hadden gemaakt. Blijstra verdedigde zelfs de onleefbaarheid van de stad. Het was volgens hem een kenmerk van de moderniteit van Rotterdam. De nieuwe binnenstad was geen gezellige oude stad, maar juist een moderne stad, die in de toekomst goed zou aanslaan. Maar weinig anderen waren deze mening toegedaan. De meeste inwoners van Rotterdam zullen zich aangetrokken hebben gevoeld tot het werk van Rob Wentholt, die in 1968 de gebreken van de ‘binnenstadsbeleving’ benoemde.128 De negatieve bijsmaak die wederopbouwarchitectuur in Rotterdam kreeg zou nog lang blijven hangen. Pas als deze architectuur in gevaar wordt gebracht door sloop in de jaren ’90, komt een herwaardering op gang, die momenteel nog steeds plaatsvindt, op landelijk en op gemeentelijk niveau.129 Zo is in Rotterdam de laatste jaren aandacht gekomen voor de Lijnbaan, een rijksmonument sinds 2010 en de herontwikkeling van de Meent, waar de kwaliteit van wederopbouwarchitectuur wordt ingezet als belangrijk uitgangspunt.130 Het Groenendaalse Anker In 1975 reageerde het gemeentebestuur op de klachten van de bevolking, met sociale plannen. In de Beleidsnota van 1975 is het doel een ‘gedifferentieerd binnenstadsmilieu’ te realiseren. Ook wonen behoorde tot dit nieuwe 126 ‘Stadsvernieuwing.’ Rotterdam.nl Gemeente Rotterdam. Online. 3 juli 2013. 127 Laar, van de 2000: 543. 128 Laar, van de 2000: 542. 129 ‘Wederopbouw’. Rotterdam.nl Gemeente Rotterdam. Online. 30 juli 2013. 130 ‘Complexnummer 530602’, geregistreerd in 2010. Monumentenregister. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Online. 30 juli 2013. En: Maandag, Ben ‘De Meent hoef de alleen maar wakker gezoend’ Meent nr 4 dec. 2012. p. 36 – 40.
77
milieu dat het stadsbestuur voor ogen had.131 Het gebied Oude Haven, naast Groenendaal, wordt in 1980 aangewezen als toekomstig woongebied met een hoge woondichtheid en vervolgens bebouwd. Het mengen van functies in het gebied en inzetten van een organisch ontwerp, moeten ervoor zorgen dat de onherbergzaamheid van de wederopbouw hier geen rol speelt.132 De kenmerkende kubuswoningen aan de Oude Haven zijn in dezelfde periode gebouwd. Het gebied ten zuiden van de Oostelijke binnenstad is dus voornamelijk vormgegeven in de jaren ’80. Ook binnen de Oostelijke binnenstad is gebouwd in deze periode. Het Groenendaalse Anker, dat nu bekend staat als de Laurensveste, is gebouwd in 1985 en combineert woongebouwen met een parkeergarage en sportfaciliteiten.133 Voor de bouw van het anker, was het gebied onbebouwd. Wel werd er markt gehouden.134 Het complex, dat aan de hoek van de kruising van Burg. van Walsumweg met de Mariniersweg ligt, contrasteert sterk met de omringende wederopbouwbebouwing. De opzet van het complex, met verschillende onderdelen die in hoogte verschillen, is een grote breuk met de overzichtelijke blokvormige opzet van de wederopbouwbebouwing aan de Hoogstraat. Daarnaast is er sprake van een groot verschil in schaal. Het anker is op sommige plaatsen tien bouwlagen hoog, terwijl aan de Hoogstraat de bebouwing grotendeels vier bouwlagen hoog is, met uitzondering van het Savoy Hotel van zeven lagen. Aan de zijde van de Hoogstraat volgt het anker niet de rooilijn van de winkelgevels, maar springt een stuk naar achteren. Daarnaast zijn hier geen winkelruimten geplaatst, maar een parkeergarage. Deze verbreding van de Hoogstraat en het zicht op de parkeergarage, maken van dit gedeelte van de Hoogstraat een onaantrekkelijk gebied voor wandelaars. Woongebouw Mariniershof Naast het anker is er nog meer ‘nieuws’ gebouwd in de Oostelijke binnenstad. Zo is de Goudsewagenstraat 48-56 gebouwd in 1981. Een opvallende toevoeging aan het gebied is het gebouw aan de Kipstraat en Mariniershof, ook wel bekend als het Woongebouw Mariniershof. Dit gebouw, gebouwd in de periode 1999-2001, ligt verscholen aan het Achterklooster.135 In het
ontwerp zijn onder andere een wijkgebouw en seniorenwoningen ondergebracht. Els van der Horst en Elly Dunk, actieve vrijwilligers in het wijkgebouw aan de Kipstraat, zijn blij dat het woongebouw gebouwd is. Er was namelijk veel behoefte aan seniorenwoningen onder de buurtbewoners. Veel ouderen wilden, na een groot deel van hun leven te hebben doorgebracht in een redelijk kleine wederopbouwwoning, naar een passende woning verhuizen. Ook waren de trappen in de wederopbouwportieken gevaarlijk en vervelend geworden. Het gebouw aan de Kipstraat voorzag in deze behoefte.136 Het gebouw contrasteert, net als het Groenendaalse Anker, met de omringende wederopbouwarchitectuur. Dit gebouw is echter niet zichtbaar vanaf een aantal belangrijke routes die in en langs het Hoogkwartier lopen, zoals de Hoogstraat en de Goudsesingel. Hierdoor valt het contrast niet erg op. Daarnaast sluit de opzet van het gebouw aan op het Mariniershof aan de achter- en zijkant. Vanaf het Achterklooster gezien valt wel op dat het gebouw een stuk hoger is dan de omringende bebouwing, een kenmerk die nog meer opvalt door de inpassing van een reeks pilaren in de voorgevel die de hoogte benadrukken. Achter deze pilaren ligt een afgesloten binnentuin, die wel zichtbaar is vanaf het Achterklooster. Het groen van het Achterklooster loopt zo enigszins door in het gebouw. Voordat aan de bouw van het nieuwe gebouw aan de Kipstraat kon worden begonnen, moest echter wel een markant gebouw worden gesloopt, namelijk het Emporium, voorheen gevestigd aan Kipstraat 27.137 Het Emporium was een opvallend gebouw uit 1951, ontworpen door C. Elffers en ir. I. Moerman. Het gebouw bestond uit een groot bouwblok waarin een grote zaal en kleinere ruimten waren ondergebracht. Uit dit bouwblok kwam boven de entreepartij een ruimte naar voren met een groot balkon. Het gebouw, dat opgetrokken was uit een herkenbare betonstructuur met ingepaste baksteenvlakken en vensterpartijen, bood in een zaal van 800 m2 ruimte aan o.a. manifestaties, tentoonstellingen, vakbijeenkomsten en opvoeringen.138 De detaillering van het gebouw was feestelijk, met een sierlijk balkonhek, kleine betonnen luifeltjes, decoratieve naalden en de naam Emporium in neonletters op het dak.
131 132 133 134 135
136 137 138
78
Laar, van de 2000: 547. Barbieri 1981: 35. ‘Groenendaalse anker’. Rotterdam Woont. 2013. Online. 22 juli 2013. Gesprek met Elly Dunk en Els van der Horst op 6 mei 2013. ‘Eerste paal voor duurzame ‘centrumflat’. Rotterdams Dagblad. 12 mei 1999.
Gesprek met Elly Dunk en Els van der Horst op 6 mei 2013. Pandkaart Kipstraat 27. Gemeente Rotterdam. Online. 30 juli 2013. ‘Algemeen verkooplokaal Kipstraat’. NAI.nl. Nederlands Architectuur Instituut. Online. 30 juli 2013.
Omdat het Emporium door de tijd heen vele functies heeft vervuld – als wijkgebouw, een discotheek en een Citroën garage o.a. – speelt het gebouw een rol in de herinnering van sommige (voormalige) buurtbewoners, die er in hun jeugd een feest hebben meegemaakt, of zich de indrukwekkende gedraaide trap in het gebouw herinneren.139
3. De Oostelijke binnenstad anno 2013 Tot nu toe is beschreven hoe de Oostelijke binnenstad zich heeft ontwikkeld. Naast deze ontwikkelingsgeschiedenis, is een verkenning van de Oostelijke binnenstad niet compleet zonder kort te kijken naar het heden en de toekomst. In deze paragraaf wordt uiteen gezet welke actuele plannen spelen in het gebied. Ook wordt duidelijk gemaakt in hoeverre in 2013 de cultuurhistorie van het gebied een rol speelt, in bestemmingsplannen en andere plannen. En hoe past het gebied in de huidige gemeentelijke visie op de stad? Status en bescherming Het gebied wereldhaven, het wijkje tussen de Warande, de Boezemweg, de Goudsesingel en de Vondelweg, behoort tot de deelgemeente Kralingen-Crooswijk. In hoofdstuk 1.3 is benoemd dat de bebouwing nog grotendeels in de oorspronkelijke staat aanwezig is. Ook de stedenbouwkundige structuur is sinds de aanleg niet meer gewijzigd. Wel zijn bouwkundige details, zoals pergola’s en ronde vensters gedurende de jaren verloren gegaan. Het braakliggende terrein aan het Ammanplein is in afwachting van ontwikkeling. De cultuurhistorische waarde van wereldhaven is momenteel niet opgenomen in het geldende bestemmingsplan voor het gebied. Wel is het gebied wederopbouwgebied van nationaal belang en Rotterdams wederopbouwaandachtsgebied. In het Hoogkwartier is veel wederopbouwarchitectuur bewaard gebleven. De meest opvallende uitzonderingen hierop zijn het Groenendaalse Anker en het Woongebouw Mariniershof. In het bestemmingsplan Laurenskwartier is de bebouwing in bijna het gehele gebied benoemd als cultuurhistorisch waardevol. De enige uitzonderingen vormen de monumenten, die zijn immers al beschermd, het anker en het 139
Gesprek met Jan Pieter Schregel op 20 april 2013.
Woongebouw Mariniershof. Deze benoeming van de bebouwing als cultuurhistorisch waardevol betekent dat de gebouwen bedoeld zijn om bij te dragen aan het “behoud van de aan het gebied eigen zijnde cultuurhistorische waarden”. Slopen van deze gebouwen kan nooit zonder vergunning.140 Binnen de Oostelijke binnenstad zijn verschillende bestemmingsplannen van toepassing en momenteel is de cultuurhistorie van Wereldhaven minder beschermd dan de cultuurhistorie van het Hoogkwartier. Stadsvisie en Klein en Fijn De gemeente gebruikt bestemmingsplannen om bouwplannen in de stad concreet vorm te geven: om grenzen te stellen aan wat wel en wat niet kan. Daarnaast heeft de gemeente ook ambities voor de stad, een beeld van de toekomst van Rotterdam. Deze visie op de toekomst is uiteengezet in de Stadsvisie Rotterdam. Een belangrijk uitgangspunt van deze visie is het ‘bouwen binnen de bestaande stad’. Om te groeien wil de stad meer woningen bouwen binnen de bestaande stad.141 Deze ambitie betekent dat er wordt nagedacht over het toevoegen van bebouwing aan de stad, ook in Hoogkwartier en Wereldhaven. Het project Klein en Fijn heeft enkele voorbeeldlocaties in Rotterdam aangewezen, die geschikt zijn om deze ambitie te realiseren. Ondernemende Rotterdammers moeten het voortouw nemen in de ontwikkeling van deze locaties, de gemeente vervult niet de rol van ontwikkelaar. In de Oostelijke binnenstad zijn twee Klein en Fijn locaties te vinden: het 1e Sint-Janshof en de ruimte voor het Groenendaalse Anker aan de zijde van de Hoogstraat.142 Het is niet zo dat deze locaties met zekerheid zullen worden ontwikkeld. De locaties dienen ter voorbeeld van de mogelijkheden in de stad. Ook andere locaties kunnen door Rotterdammers worden voorgesteld als Klein en Fijn locaties. Plannen voor het Hoogkwartier Het herontwikkelen van de Hoogstraat ter hoogte van het Groenendaalse Anker sluit aan bij de ervaring van veel ondernemers die een 140 141 142
Hiervoor is de ‘dubbelbestemming cultuurhistorie’ gebruikt. Zie het ‘Onherroepelijk bestemmingsplan Laurenskwartier’, artikel 14. Gemeente Rotterdam, 2013. Samenvatting Stadsvisie Rotterdam. Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030. Gemeente Rotterdam. Rotterdam, 2008. Projectenboek Klein en Fijn. Dienst Stadsontwikkeling, Gemeente Rotterdam. Rotterdam, 2012.
79
winkel runnen aan de Hoogstraat. Zij benoemen vaak het onderscheid tussen de twee delen van de Hoogstraat aan weerszijden van de Mariniersweg, een onderscheid dat door de ongezellige parkeergaragegevel van het Groenendaalse Anker alleen maar benadrukt wordt. Ook Marco Stout, die aan de Hoogstraat met een compagnon een grafisch ontwerpbureau runt, merkt dit onderscheid op. Enthousiast over de kwaliteit van de Hoogstraat en het toekomstige potentieel van de straat heeft hij een masterplan opgesteld, voor de Hoogstraat tussen het Oostplein en de Mariniersweg. Dit masterplan is opgesteld om te onderzoeken hoe de Hoogstraat in de toekomst ontwikkeld kan worden tot een aantrekkelijker gebied voor bezoekers. Het gedetailleerde plan stelt een aantal ingrepen of verbeteringen voor, waaronder het aanbrengen van subtiele straatverlichting, zodat beide delen van de Hoogstraat weer verbonden raken. Het plan laat zien dat ondernemers, en dan met name kleine creatieve ondernemers zoals StoutKramer, brood zien in de toekomst van de Hoogstraat. Het plan pleit niet voor een grootschalige sloop- of verbouwingscampagne, maar voor het benadrukken van de huidige kwaliteit van de straat en het oplossen van pijnpunten zoals de verbinding met het centrum. Vooral eigenzinnige en creatieve kleine ondernemers en winkeliers hebben zich de laatste jaren gevestigd aan de Hoogstraat. Als winkelstraat heeft de Hoogstraat daardoor een eigen karakter. De ondernemers hebben de behoefte om de straat bekender te maken en het karakter te versterken. Hiervoor is enige steun geweest vanuit het Bureau Binnenstad van de gemeente Rotterdam. Sinds enkele jaren bestaat er een ondernemersvereniging Hoogkwartier, met een eigen website.143 De naam Hoogkwartier komt voort uit de behoefte om meer bekendheid te genereren voor het gebied en is bedacht door de ondernemersvereniging. De naam benadrukt het eigen karakter van dit gedeelte van de Oostelijke binnenstad, dat daarvoor nog geen eigen naam droeg. Ook sluit de naam goed aan op de aandacht van de Gemeente Rotterdam voor ‘binnenstadskwartieren’: kleine gebieden in de binnenstad met een eigen karakter.144
143 144
80
Hoogkwartier.nl Online. 30 juli 2013. Stadsvisie Rotterdam. Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030. Gemeente Rotterdam. Rotterdam, 2007.
Het Emporium op een foto uit 1951 door C.M.L. Molkenboer. Bron: Stadsarchief Rotterdam.
Boven: Het logo van het tijdschrift Rotterdam Bouwt. Opvallend is dat de historische Laurenskerk wordt gebruikt voor het logo van dit tijdschrift over de wederopbouw. Bron: Rotterdam Bouwt, nummer 9 (december 1946). Linksonder: Foto van een banier in de Hoogstraat tijdens het ‘open huis’ evenement in het Hoogkwartier op 22 september 2012. Bron: Kraemer, Oriana ‘Hoogkwartier Open House’ Nomadic Stories, wordpress.com. 21 september 2012. Online. 29 juli 2013. Rechtsonder: Foto van een bankje in de Hoogstraat met het Hoogkwartier logo. Foto: Anne Beeksma.
81
De karakteristieken van de Oostelijke binnenstad
82
De Oostelijke binnenstad is een gebied met een bijzondere historie en een unieke bebouwing die grotendeels ontstaan is in de wederopbouw periode. Het is een gebied rijk aan cultuurhistorische kenmerken. Hieronder wordt een overzicht geschetst van de belangrijkste cultuurhistorische kenmerken van de Oostelijke binnenstad, zoals die werden vastgesteld in de vorige hoofdstukken.
Wereldhaven en zusterbebouwing Ruimtelijke structuur • Het verkavelingspatroon van de bebouwing aan de Goudsesingel is van belang omdat deze een tussenvorm is tussen twee verkavelingsvormen. Het is geen gesloten bouwblok meer, maar ook nog geen grootschalige strokenbouw zoals die na de bevrijding veelvuldig zou worden toegepast. • Alle gebouwen tussen de Goudsesingel, de Vondelweg, de Warande en de Boezemweg vormen gezamenlijk een ontwerp, dat ontstaan is door nauwe samenwerking tussen de gemeente, onder leiding van ir. Witteveen en de architect Jan Wils. • Deze samenhang heeft een besloten complex gecreëerd. De bebouwing aan de Goudsesingel en de Vondelweg is hoger dan de achterliggende strokenbouw. Op deze manier worden de stroken en tussenliggende tuinen afgeschermd van de drukte van de binnenstad. • De bebouwing rechts van Wereldhaven, tussen de Brussestraat en de Boezemweg, is gebouwd na de bevrijding. Het is geen onderdeel van het plan van ir. Witteveen, maar van het Basisplan van Van Traa. Toch is, ondanks dit onderscheid, ervoor gekozen om het stedenbouwkundige concept van Wereldhaven ook toe te passen tussen de Brussestraat en de Boezemweg. • De Herman Robberstraat, een vroeg voorbeeld van een expeditiestraat in Wereldhaven, loopt door in het gedeelte rechts van Wereldhaven en verbindt zo de beide gebieden ruimtelijk met elkaar. Samenhang • Tussen de verschillende elementen van het ontwerp van Jan Wils, tussen de Brussestraat en de Vondelweg bestaat een sterke samenhang. De structuur, architectuur en groenelementen zijn in samenhang door Jan Wils ontworpen.
• De bebouwing tussen de Brussestraat en de Willem Schürmannstraat is ontworpen in verhouding tot het naastgelegen eerdere ontwerp van Jan Wils. De ruimtelijke structuur van deze bebouwing is gebaseerd op de ruimtelijke structuur van het ontwerp van Wils. De herhaalde kenmerken van deze structuur zijn: de hoge flat aan de Goudsesingel, met daarachter de Herman Robberstraat als expeditiestraat, de lagere stroken etagewoningen die haaks op deze flat zijn geplaatst en de aanleg van binnentuinen tussen de stroken. Architectuur • De gebouwen nemen een bijzondere plek in in het oeuvre van Jan Wils. Hoewel het ontwerp voor Wereldhaven kenmerken vertoont die ook terugkomen in eerder werk van Wils, zijn de gebouwen zijn niet ‘modern’ van ontwerp; ze vertonen geen innovatief gebruik van glas, staal en constructiemethoden. • Wils werkte tijdens zijn ontwerpproces onder de supervisie van de supervisoren Mertens en Friedhof, de op hun beurt weer werden aangestuur door ir. Witteveen. De supervisoren hebben het ontwerp versoberd. • De bouwhoogten van de gebouwen binnen het ensemble van Wils lopen op vanaf de Warande naar de Goudsesingel. • De stroken bebouwing achter de Goudsesingel vormen geen rechte stroken, maar hebben een kenmerkende verspringende rooilijn. De verschillende bouwdelen van de stroken hebben elk een eigen rooilijn. • Er zijn twee typologieën te onderscheiden in het ensemble. De flats aan de Goudsesingel en de Vondelweg bestaan uit etagewoningen boven een winkelruimte, met aan de achterzijde een expeditiestraat met aangrenzende bedrijfsruimten. De achterliggende woongebouwen zijn etagewoningen grenzen aan tuinen, waarvan de entree georiënteerd is op de straat. • De stroken woningen, met uitzondering van de gebouwen die twee woonlagen hoog zijn, hebben een bel-etage. Onder deze bel-etage, de eerste woonlaag, zijn gemeenschappelijke ruimten geplaatst, die ontsloten zijn via de tuin. • De bebouwing heeft een kenmerkende detaillering, die gedeeltelijk bewaard is gebleven. Deze detaillering valt uiteen onder twee thema’s: 83
groen en rond. • Tot het thema ‘rond’ behoren de brede afgeronde dakgoten, die iets langer doorlopen dan de gevel lang is. Deze zijn overal toegepast. Ook de galerijen van de flat aan de Goudsesingel hebben een ronde detaillering. Deze steken ook iets voorbij de lengte van de gevel. Tenslotte is veel gebruik gemaakt van kleine ronde vensters, met een kenmerkende roedeverdeling, die bestaat uit een horizontale roede en twee verticale roedes. • Tot het thema ‘groen’ behoren de balkons van de stroken, de pergola op de bedrijfsruimten aan de Herman Robberstraat en de restanten van de pergola’s aan de Frans Coenenstraat. • Ook behoren drie garages tot het ontwerp van Wils. Deze garages liggen tussen de stroken bebouwing aan de Herman Robberstraat en de detaillering van deze garages, die ook functioneren als transformatorhuisje, is gelijk aan de zorgvuldige detaillering van de overige bebouwing. • De bebouwing tussen de Brussestraat en de Willem Schürmannstraat is ontworpen door verschillende architecten, die verschillende detailleringen hebben toegepast. Wel is in het gehele gebied, tussen de Vondelweg en Willem Schürmannstraat gebruik gemaakt van baksteen. Deze materiaalkeuze sluit aan op de toepassing van bakstenen in het ontwerp van Jan Wils. • De bebouwing tussen de Willem Schürmannstraat en de Carel van Nieveltstraat kenmerkt zich door het gebruik van sober glasin-lood en een diepliggende lintvoeg. Daarnaast zijn de trappenhuizen van deze etagewoningen geheel in glas opgetrokken. • De bebouwing tussen de Carel van Nieveltstraat en de Brussestraat kenmerkt zich door risalerende entreepartijen, die bekroond worden door een kleine puntgevel die boven de gevellijst uitsteekt. • Het Queridohof is een ensemble van verschillende bouwdelen, waarvan het hoogste bouwdeel qua vormgeving aansluit op de naastgelegen flats aan de Goudsesingel. Deze aansluiting wordt veroorzaakt door het gebruik van een gelijke bouwhoogte en de toepassing van een vergelijkbaar zadeldak. • De overige bouwdelen zijn een hoog deel aan de Boezemweg en een laag bouwdeel aan het hof aan de achterzijde, aan een expeditiestraat. • Kenmerkend voor het Queridohof is het glazen trappenhuis, tussen de 84
de hoogste bouwdelen, dat grotendeels is opgetrokken uit glas en staal, waardoor het trappenhuis een heel transparante verbinding vormt tussen de bouwdelen, die een veel massiever karakter hebben. Groen • Het ensemble was gepland als onderdeel van een groter plan van ir. Witteveen, waarbij de bebouwing aan weerzijden van een groot park werd gespiegeld. Dit plan is niet uitgevoerd. • In samenhang met het park zijn binnentuinen ontworpen. Deze tuinen worden afgeschermd van de drukke stad door de flat aan de Goudsesingel, die functioneert als een grens tussen de stad en de daarachter gelegen rustige woonwijk. • De binnentuinen tussen de stroken stonden in verhouding tot het ontworpen park. Deze tuinen vormden een overgang tussen stad en groen, doordat het (nooit uitgevoerde) park zich als het ware met groene vingers tussen de gebouwen uitstrekte. • Het ensemble had een uitgesproken woonfunctie. Het wonen, dat grotendeels uit het stadshart verbannen werd, gebeurde hier afgeschermd van het verkeer en in de nabijheid van groen. Dit is een direct gevolg van de toepassing van functiescheiding als een vormend principe tijdens de wederopbouw. • Wils ontwierp tuinontwerpen, verschillende pergola’s en balkons om de overgang tussen binnen en buiten (binnen het ensemble/buiten het ensemble en binnen de woning en buiten de woning) te markeren. De begroeide pergola’s verbonden architectuur en natuur met elkaar. • De binnentuinen zijn terrasvormig aangelegd. Door deze aanleg wordt het hoogteverschil tussen de Warande en de Goudsesingel benadrukt. Geschiedenis • Het ensemble ten noorden van de Goudsesingel, onder de naam Wereldhaven, heeft een bijzondere plaats in de geschiedenis Rotterdam. Als de eerste gebouwde woningen van de wederopbouw stonden ze lang alleen in een verder verwoest stadshart. De bouw van deze woningen had dan ook een symbolische betekenis, een reden voor de vele publiciteit die ontstond rondom de heiceremonie. • De materiaalschaarste die heerste tijdens de bezetting heeft deze ge-
bouwen beïnvloed. Er moest spaarzaam worden omgegaan met materialen, waardoor de architectuur behoudend oogt.
Hoogkwartier Ruimtelijke structuur • De wijk Hoogkwartier is relatief klein en ligt tegen het drukke gedeelte van de binnenstad aan. • Het Hoogkwartier ligt ingesloten door brede verkeerswegen, die aangelegd zijn tijdens de wederopbouw. • De loop van historische wegen, die tijdens de wederopbouw zijn teruggebracht, dicteren de markante wigvorm van het gebied. • Door het verleggen van de loop van de Hoogstraat, de historische waterkering, in noordelijke richting vanaf de Mariniersweg, loopt de historische waterkering nu ter hoogte van het Groenendaal. Hierdoor is tussen de Goudsesingel en het Groenendaal een sterk hoogteverschil merkbaar, die op sommige plaatsen zichtbaar is in de wederopbouwarchitectuur. • Het gebied is bijzonder rijk aan expeditiestraten die eigen netwerken vormen in het gebied. Deze netwerken liggen tussen de Goudsesingel en de Hoogstraat en tussen de Hoogstraat en het Groenendaal. Boven de Hoogstraat vormen de expeditiestraten gezamenlijk een circuit, onder de Hoogstraat vormen ze een samenhangend netwerk. De verbondenheid van expeditiestraten is kenmerkend voor specifiek het Hoogkwartier. • De bouwhoogten zijn in het gebied in overeenstemming met elkaar. Zo is de bouwhoogte aan het Groenendaal (een drukke verkeersweg) hoger dan de bouwhoogte aan de Hoogstraat (het hart van het Hoogkwartier). Architectuur • De Hoogstraat is vormgegeven als winkelstraat. Kenmerkend is het gebruik van grote glazen etalages, vitrines en het plaatsen van een paviljoengebouw in het gevelbeeld van de straat. Deze architectonische elementen zijn bedoeld om de grens tussen het winkelpubliek buiten en de binnenruimte van de winkel zo klein mogelijk te maken. • De architectuur in het Hoogkwartier is per bouwblok, bijvoorbeeld een
• 1. 2. 3. 4. 5. •
•
• • • •
expeditiehof, gelijkmatig vormgegeven, ondanks het feit dat verschillende architecten hebben bijgedragen aan een blok. De verschillende expeditiestraten in het gebied vormen een staalkaart van verschillende vormen van expeditiestraten. Een rechte expeditiestraat – Achterklooster, Industriegebouw Een hoek-vormige expeditiestraat – Mariniershof Een puntvormige expeditiestraat – Bredestraathof en 1e Goudsewagenhof U-vormige expeditiestraat – 1e Sint-Janshof Dubbele, rechte expeditiestraten – 2e en 3e Sint-Janshof / 2e en 3e Goudsewagenhof Daarnaast tonen de verschillende expeditiestraten ook hoe architecten tijdens de wederopbouw op verschillende manieren de expeditiestraten vorm hebben gegeven. Er zijn zeer terughoudend vormgegeven expeditiestraten in het gebied, maar ook expeditiestraten met meer decoratie. Het gebied is daarom ook een staalkaart van de omgang van architecten tijdens de wederopbouw met expeditiestraten. Kenmerkend is dat de expeditiestraten omringd worden door een expeditiehof (met uitzondering van de straat aan het Achterklooster). In dit expeditiehof liggen bedrijfsruimten, deze zijn soms onderdeel van de winkel aan de voorzijde, of staan op zichzelf. In de expeditiehoven vormen de bedrijfsruimten, die meestal gelijke bouwhoogten hebben, een eenheid met de daarboven gelegen woningen. De woningen in het Hoogkwartier zijn relatief klein. De meest voorkomende vormen zijn etagewoningen en maisonnettes. De woningen in het Hoogkwartier kijken uit op een expeditiestraat aan de achterzijden en liggen boven winkelruimtes. De architectuur in het Hoogkwartier wordt gekenmerkt door functionalisme. Dit betekent dat de daken plat zijn en dat de bouwvolumes blokvormig zijn. Terugkomende met zorg vormgegeven details zijn balkons, van staal of ijzer of van schokbeton, trappenhuizen (soms met gekleurd glas), bijzonder afgewerkte vensters en daklijsten.
Groen • Het Achterklooster is het enige groene gebied in het Hoogkwartier en is een wigvormig van opzet. Het gebied bestaat uit een speelveld en een 85
gazon met aan weerszijden kastanjebomen. • In de expeditiehoven zijn enkele bomen geplant. De meeste van deze bomen zijn platanen. Historie • De Hoogstraat is van oudsher een Rotterdamse winkelstraat. Tijdens de wederopbouw heeft de straat opnieuw deze functie toegewezen gekregen. • Tijdens de wederopbouw is ervoor gekozen om het Hoogkwartier, in tegenstelling tot Wereldhaven, toe te wijzen als gebied voor kleine industrie. Deze functie werd alleen in dit gebied ondergebracht. De bedrijfsruimten voor deze kleine industrie liggen met name in expeditiehoven. • Expeditiestraten waren een nieuwe typologische vinding, die het mogelijk maakte om het expeditieverkeer een andere route te laten volgen dan het winkelpubliek. Deze vinding was een direct resultaat van de behoefte die tijdens de wederopbouw bestond om de stad op een functionele, rationele manier in te richten. Door de aanleg van speciale expeditiestraten kon het winkelpubliek rustig winkelen.
Historische achtergrond Voor de Tweede Wereldoorlog • In de structuur van de Oostelijke binnenstad is zichtbaar dat dwars door dit gebied voorheen de grens tussen de historische stad en het poldergebied lag, namelijk de Goudseveste ofwel de Goudsesingel. Deze grens markeerde het verschil tussen de stadsveste en de omringende polder, waar de stad zich uitbreidde tot er een binnenstad en een polderstad naast elkaar waren ontstaan. • De huidige wigvorm van het Hoogkwartier is gebasseerd op de historische begrenzing van de binnenstad. • Wereldhaven ligt in wat voorheen de polderstad buiten de stadsgrens was. Hierdoor bestaat nu een hoogteverschil tussen de Goudsesingel en de Warande. • Ter hoogte van wat nu het Groenendaal is, lag voorheen de Hoogstraat die functioneerde als waterkering. Hierdoor loopt de hoogte tussen de 86
Goudsesingel en de Groenendaal ook op. • De functionalistische en moderne stad die in de wederopbouwperiode gebouwd werd, vormt een groot contrast met de vervuilde en verkrotte binnenstad van voor de Tweede Wereldoorlog. • De omstandigheden in de vooroorlogse binnenstad inspireerde vele hervormingsplannen voor de stad. • Na de oorlog werd de vervuilende industrie die in de Oostelijke binnenstad gevestigd was, verbannen naar buiten de stad. Na de Tweede Wereldoorlog • De wederopbouw van de stad verliep trager dan gepland was. • Evenementen en publicaties gaven desondanks een positieve indruk van de wederopbouw. • Echter, in de jaren ‘70 groeide de ontevredenheid over de binnenstad, die als ongezellig ervaren werd. • Als reactie op deze ontevredenheid bedacht de gemeente het idee van de stad als ‘gedifferentieerd stadsmilieu’. De bouw van het woongebouw aan het Groenendaalse Anker sloot aan op dit idee, in het gebouw werden namelijk verschillende functies met elkaar gecombineerd. • De laatste toevoeging aan de Oostelijke binnenstad is het Woongebouw Mariniershof. De bouw van dit gebouw voldeed aan de behoefte van oudere bewoners van het gebied aan seniorenwoningen.
Volgende pagina´s: Foto-impressie van de Oostelijke Binnenstad. Pagina 87: Wereldhaven. Pagina 88 en 89: Het Industriegebouw aan de Goudsesingel. Pagina 90: Bebouwing aan het Achterklooster. Pagina 91: Balkons aan de Hoogstraat. Foto’s: Marlies Lageweg
87
88
89
90
91
4. Meer waarden
92
In de voorgaande hoofdstukken is aan de hand van cultuurhistorisch onderzoek inzichtelijk gemaakt wat belangrijk en waardevol is aan de Oostelijke binnenstad. Om een goed beeld te geven van wat echt onmiskenbaar ‘eigen’ is aan de Oostelijke binnenstad, is het ook belangrijk om mensen die elke dag met het gebied te maken hebben te vragen: “wat is waardevol?”. Het betreft hier immers een onderzoek naar de waarden van een wijk waar mensen wonen, werken en leven. Het delen van cultuurhistorische kennis met bewoners en ondernemers kan een grotere waardering creëren voor het gebied. Daarnaast is het waardevol om te onderzoeken hoe het gebied wordt ervaren. Speelt de historie van het gebied een kleine of een juist grote rol in de beleving van de wijk? En hoe wordt de architectuur gewaardeerd? En, is men tevreden met de huidige wijk, als woon-, werk- en winkelgebied? Door deze vragen te stellen wordt het mogelijk om grip te krijgen op de huidige wijk, om vervolgens in de afsluitende synthese de cultuurhistorische waarden te koppelen aan hoe het er in de wijk voor staat.
1. Waardevolle partners Voor publieksonderzoek bestaan er tal van mogelijkheden, die variëren van afstandelijk statistisch onderzoek tot een meer ‘hands on’ interviewproces. Voor dit onderzoek is gekozen voor de laatste benadering, omdat deze methode de mogelijkheid biedt om een dialoog te starten tussen onderzoeker en publiek, in tegenstelling tot het eenrichtingsverkeer van bijvoorbeeld een enquête.145 In dit hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd van het kwalitatieve onderzoek dat in het gebied is uitgevoerd, in de vorm van twee verhalen. Een verhaal over de bewoners in de wijk en een verhaal over de ondernemers aan de Hoogstraat. In de voorgaande hoofdstukken zijn daarnaast ook al kleine resultaten van het kwalitatieve onderzoek verwerkt. De historische en persoonlijke kennis van participanten vormde namelijk tijdens het onderzoek een waardevolle aanvulling op het historisch materiaal. De betrokkenen bij het onderzoek bleken waardevolle onderzoekspartners. Voor het kwalitatief onderzoek is gebruik gemaakt van 145
semi-gestructureerde interviews.146 Twee verschillende groepen van betrokkenen bij de Oostelijke binnenstad zijn geïnterviewd voor het kwalitatieve onderzoek. Ten eerste zijn actief betrokken bewoners gevraagd om deel te nemen. Ten tweede zijn de ondernemers van de Hoogstraat benaderd voor interviews. Deze keuze voor twee specifieke groepen maakte het onderzoek, dat gedurende ongeveer een maand is uitgevoerd, overzichtelijk. Door het onderzoek te richten op twee duidelijke groepen, was het mogelijk om in een korte tijd een goed beeld te krijgen van de lokale waardering van het gebied. Van amateur-historici tot eigenzinnige ondernemers In het Hoogkwartier bestaat een jonge bewonersvereniging. Contact met deze vereniging vormde een belangrijk eerste startpunt voor het benaderen van participanten. Deze vrij jonge vereniging wordt gesteund door het Wijkorgaan Stadsdriehoek en door de lokale cultuurscout, Menno Rosier. De vergaderingen van de vereniging vinden plaats in het Wijkgebouw Stadsdriehoek aan de Kipstraat. Dit lokale Wijkgebouw neemt zowel fysiek als mentaal een belangrijke plaats in, actieve buurtbewoners komen er samen voor verschillende activiteiten en in de hal wordt vaak door bewoners even gezamenlijk een kopje koffie gedronken. Tijdens contactmomenten in de buurt, zoals bewonersbijeenkomsten en een open dag van het wijkgebouw, bleek dat bewoners zonder uitzondering geïnteresseerd waren in de historie van Rotterdam en daarmee ook in de historie van hun buurt. Tijdens een bijgewoonde vergadering van de bewonersvereniging ontstond een beeld van een wijk waarvoor zowel bewoners, als ondernemers, een mooie toekomst zien – een toekomstbeeld van een levendige, ondernemende wijk, waar het goed wonen én werken is. Misschien verklaart dit optimisme waarom zoveel bewoners actief betrokken zijn bij de wijk. Deze actieve bewoners vormden het netwerk dat benaderd werd voor het onderzoek, in de hoop dat de cultuurhistorische verkenning hun waardering voor het gebied zou ondersteunen. Uit dit netwerk vloeiden vervolgens nieuwe contacten voort, zoals oud-bewoners. De bewoners (en oud-bewoners of andere betrokkenen), hadden vanzelfsprekend elk een eigen verhaal. Sommigen waren belezen verzamelaars van historische informatie over Rotterdam
Dit betekent niet dat kwantitatief onderzoek geen waardevolle bijdrage zou kunnen leveren aan cultuurhistorisch onderzoek. Er is echter voor deze verkenning, 146 die binnen een beperkte tijdsspanne is uitgevoerd, een bewuste keuze gemaakt voor kwalitatief onderzoek.
Bij semi-gestructureerd interviewen wordt gebruik gemaakt van een vooraf opgestelde lijst van gespreksonderwerpen, of vragen, maar wordt ook, wanneer nodig, afgeweken van deze lijst.
93
en anderen waren met name geïnteresseerd in de toekomst van de wijk. Sommigen waren geopinieerd over de architectuur zoals die nu in de wijk zichtbaar is en weer anderen deelden schitterende persoonlijke herinneringen aan de buurt. Uiteindelijk leverde het kwalitatief bewonersonderzoek heel divers materiaal op, waarvan een deel verwerkt is in de voorgaande hoofdstukken. Het onderzoek onder de ondernemers aan de Hoogstraat leverde minder uiteenlopende resultaten op. Voor deze groep was het mogelijk om voorafgaand aan het onderzoek een hypothese op te stellen. Een wandeling door de Hoogstraat geeft namelijk de indruk dat vergelijkbare ondernemers zich vestigen aan het straatje; creatief, eigenzinnig en zelfstandig, geen Blokker of Hema, maar kleine winkels, met een specialistisch aanbod, zoals speciaalbieren of kunstwerken. De vraagstelling voor het onderzoek was dan ook; ‘Waarom vestigen ondernemers zich aan de Hoogstraat in het Hoogkwartier?’. De insteek was te onderzoeken of cultuurhistorie een oorzaak was voor het vestigen van creatieve eigenzinnige ondernemers aan juist deze straat. Alle deelnemers aan het onderzoek, bewoners, ondernemers en overige betrokkenen (zoals oud-bewoners), zijn direct benaderd voor de deelname aan het onderzoek. Daarnaast is er ook een informatief artikel met een oproep geplaatst in de lokale krant de Stadsruit, maar hier zijn geen reacties op gekomen. Een directe persoonlijke benadering bleek echter heel succesvol: zo goed als alle benaderden hebben deelgenomen.
2. Ondernemers Wie zijn de ondernemers aan de Hoogstraat in de Oostelijke binnenstad? Voor dit onderzoek zijn twaalf ondernemers geïnterviewd, die allen gevestigd zijn in een winkelpand aan de Hoogstraat. Bij tien van deze ondernemers speelt ‘creativiteit’ een rol in hun ondernemerschap. Dit varieert van het kunstenaarsschap van Solko Schalm, die aan de Hoogstraat een galerie annex atelier en leslokaal runt tot de betrokkenheid van Woei Tjin, die niet alleen sneakers verkoopt in zijn zaak, maar ook op succesvolle wijze kleding laat ontwerpen door jonge grafische ontwerpers. De zaken die zich niet direct verhouden tot creativiteit zijn een Apple service leverancier en een garage. Opvallend is dat aan de Hoogstraat, van origine een winkelstraat, niet alleen winkels gevestigd zijn, maar ook kantoren en andere bedrijfjes. 94
Niet alleen detailhandel (en in mindere mate horeca) speelt een rol aan de Hoogstraat, ook de dienstverlenende sector is vertegenwoordigd. Twee van de geïnterviewde ondernemers doen niet aan verkoop: een grafisch ontwerpbureau, dat gevestigd is in een voormalig winkelpand en een kunstruimte voor exposities. Daarnaast zijn er ondernemers geïnterviewd die zich tussen deze functies in bevinden. Dit zijn vijf van de twaalf geïnterviewde ondernemers. Zij doen zowel aan verkoop als aan dienstverlening. De verkoop is dan één van de verschillende manieren waarop de winkelruimte wordt ingezet. Aanvullende manieren van het gebruik van het winkelpand zijn als leslokaal, als werkplek en als atelier. ‘Zelfstandigheid’ is ook een belangrijke kenmerk die de ondernemers aan de Hoogstraat delen. Op één ondernemer na, zijn alle ondernemers aan de Hoogstraat zelfstandig. Ze zijn geen onderdeel van een franchise, maar hebben zelf, al dan niet met compagnons of partners, een bedrijf van de grond af opgericht. De zelfstandige ondernemers hebben allen één winkelpand in gebruik. De franchisehouder, Van Beek Art Supplies, heeft als enige ondernemer de beschikking tot meerdere aan elkaar geschakelde panden. De derde kenmerk die aan de geïnterviewde groep ondernemers kan worden toegeschreven is ‘betrokkenheid’. Alle geïnterviewde ondernemers zijn zelf op dagelijkse basis werkzaam in hun zaak. Ze voelen zich zeer persoonlijk betrokken bij het draaiend houden van de zaak. Daarom is het onderhouden van goede banden met klanten een belangrijk aspect van hun ondernemerschap. De ondernemers zijn ook betrokken bij de directe omgeving van de zaak; de buurt. Sommigen zijn zelfs betrokken bij de lokale ondernemersvereniging, die zoekt naar manieren om de aantrekkelijkheid van de buurt te versterken. Maar ook de ondernemers die niet perse direct betrokken zijn bij de ondernemersvereniging, zijn goed op de hoogte van toekomstplannen en denken zelf ook hard na over de ‘ideale’ Hoogstraat. Waarom de Hoogstraat? Drie van de geïnterviewde ondernemers zijn al sinds lange tijd gevestigd op hun huidige locatie. Verreweg de meeste ondernemers zijn echter sinds korter dan zeven jaar aan de Hoogstraat gevestigd. Maar waarom hebben zij ooit gekozen voor de Hoogstraat als ideale locatie voor de vestiging van hun bedrijf? Wat trok hen aan? Twee redenen, of vestigingsfactoren, sprongen er tijdens de interviews bovenuit. Ten eerste de lage huur van de
De bewoners van de Hoogstraat in het Hoogkwartier, ingedeeld in leeftijdscategorien van 5 jaar. De groep 2034 jarigen is opvallend groot. Bron: Stout/Kramer. Gebiedconcept Hoogkwartier. Rotterdam, 2013. 95
96
panden aan de Hoogstraat en ten tweede de kwaliteit van het pand.147 De huurprijs als vestigingsfactor spreekt eenvoudigweg voor zich. Geld dat niet hoeft te worden geïnvesteerd in de huurkosten, kan worden geïnvesteerd in andere belangrijke zaken. De kwaliteit van het pand werd door de helft van de ondernemers benadrukt als een vestigingsfactor. Maar de ideeën over wat deze kwaliteit bepaalt, verschilden tussen de ondernemers. De woorden die gebruikt werden tijdens het spreken over het pand als vestigingsfactor waren: mooi, licht, hoog, ruim, en functioneel. Ook de etalage werd benoemd. De centrumlocatie werd ook genoemd als reden om te kiezen voor een zaak aan de Hoogstraat.148 Daarnaast noemden sommige ondernemers dat ze de omgeving van de zaak als prettig ervaren, ook een vestigingsfactor. 149 Overige vestigingsfactoren werden maar door een of twee van de ondernemers benoemd en zijn daarom niet kenmerkend voor de hele groep ondernemers. Eigenzinnig ondernemen Het valt op dat zoveel van de geïnterviewde ondernemers zelfstandig zijn. Zoals al eerder besproken, zijn aan de Hoogstraat veel eigenzinnige, creatieve zaakjes te vinden. Hoe aantrekkelijk is deze concentratie van eigenzinnige zaakjes? En hoe denken de ondernemers over het imago van de wijk? Een gespreksonderwerp dat licht wierp op deze vragen was het onderscheid tussen het Hoogkwartier en de rest van het centrum. De ondernemers werden gevraagd te reflecteren op dit onderscheid, mits ze dat onderscheid uberhaupt opmerkten. De ondernemers merkten het verschil tussen het Hoogkwartier en de rest van de stadsdriehoek duidelijk op. Het is in het Hoogkwartier veel rustiger dan in het stadscentrum, “gemoedelijk” zelfs; het Hoogkwartier is wel centrum, maar toch ook weer niet.150 Het grootste deel van de geïnterview147 148 149 150
de ondernemers verklaarde het onderscheid door het verschil in het type ondernemingen tussen de beide gebieden. Aan de Hoogstraat in het Hoogkwartier zijn “eigenzinnige, specialistische, zelfstandige” ondernemers gevestigd, een contrast met de ondernemingen in hét centrum aan de andere zijde van de Mariniersweg, dat “commercieel en massaal” wordt genoemd. Dit betekent dat er weinig aanloop is naar dit, relatief onbekende, deel van de Hoogstraat, maar tegelijkertijd wordt benadrukt dat door de ondernemers dat ook niet hun publiek is.151 Opvallend is daarbij dat een aantal van de ondernemers aangeven dat ze zich hun winkel niet voor kunnen stellen in het centrum, omdat die omgeving niet past bij hun zaak. Ook willen ze zich persoonlijk goed voelen in hun zaak en dat doen ze hier, in het Hoogkwartier. Of, zoals Joranne van der Marel het stelde, bij een authentiek concept, past een authentieke straat.152 Het is dan ook niet vreemd dat veel ondernemers hopen op een nog betere toekomst voor de straat. Problemen met leegstand gaan niet onopgemerkt en in sommige interviews vielen zelfs woorden als “armoedig”.153 De ondernemers tonen betrokkenheid bij het Hoogkwartier, juist omdat hun zaken niet passen in een commerciele, massale omgeving, maar des te beter in een herkenbare, eigenzinnige straat, die goed past bij de creativiteit en eigenzinnigheid van de ondernemers. Tijdens vijf van de interviews wordt dan ook gesproken over de toekomst van de straat als winkelstraat van de toekomst. Een straat die ontdekt zal worden, als fijne, creatieve straat, gelegen in het leuke Hoogkwartier. Want, zo werd voorspeld tijdens een aantal interviews, in de toekomst zal het ouderwetse shoppen steeds meer afnemen en verhuizen naar het internet. Juist dan zullen specialistische zaken populair zijn, omdat het publiek gaat winkelen met een specifiek doel voor ogen.154
Geen eenheidsworst graag 50% van de respondenten uit de ondernemersgroep gaven aan dat de lage huur een Maar past bij de straat van de toekomst, dan ook een geheel nieuwe straat, met nieuwe bebouwing? Dit blijkt niet zo te zijn. Een derde van de ondernebelangrijke vestigingsfactor is geweest.Van hen noemde 67% de lage huurprijs als eerste als vestigingsfactor.Van het totaal aantal respondenten uit de ondernemers mers geeft duidelijk aan; in de Hoogstraat geen eenheidsworst. groep noemde 50% het pand als vestigingsfactor. Meer dan de helft van de geïnterviewde ondernemers spraken zich uit voor 42% van de respondenten uit de ondernemersgroep benadrukten de centrumlocatie als vestigingsfactor. 33% van de respondenten uit de ondernemersgroep noemden het ervaren van de omgeving als prettig als vestigingsfactor. Dit onderscheid, het idee van het Hoogkwartier als ‘centrum maar dan anders’ werd benoemd door 50% van de geïnterviewden uit de ondernemersgroep.
151 152 153 154
67% van de ondernemers hebben dit aangegeven. Interview met Joranne van der Marel op 18 april 2013. Een kwart van de ondernemers noemde dit als een onderscheidende kenmerk van het Hoogkwartier. O.a. gesprek met Wybo Goslinga op 6 juni 2013.
97
het behoud van de huidige straat, met de huidige bebouwing.155 Deze behoefte voor behoud kan worden gekoppeld aan twee andere observaties die gedaan werden tijdens de interviews, namelijk de hoge tevredenheid van de ondernemers en de behoefte aan een omgeving die bij hun eigenzinnige ondernemersschap past. De tevredenheid in de Hoogstraat is hoog. Wel tien van de twaalf ondernemers benoemen de positieve kwaliteiten van hun pand en zes van de twaalf ondernemers zeggen volmondig ja op de vraag of ze tevreden zijn met hun vestigingskeuze. Van de overige zes ondernemers geven vier aan tevreden te zijn, maar wel enige wensen hebben, zoals de behoefte aan een hogere aanloop van publiek of aan een lagere huurprijs. De overige twee ondernemers geven tijdens het interview geen blijk van hun tevredenheid; geen van de geïnterviewde ondernemers is dus uitgesproken ontevreden. Naast deze tevredenheid koppelen de ondernemers de huidige straat aan hun persoonlijke ondernemerschap. Een groot deel van de ondernemers, bijna 70%, geeft aan dat ze zich persoonlijk goed willen voelen op hun locatie. Bij de overige 30% ondernemers komt dit onderwerp niet zo ter sprake, maar twee van deze ondernemers tonen wel grote persoonlijke betrokkenheid bij de omgeving. Een herkenbaar, want persoonlijk, ondernemerschap verdient een herkenbare, authentieke, omgeving en geen ‘eenheidsworst’. In deze observatie schuilt een belangrijk deel van de waardering van de ondernemers voor de cultuurhistorie van het gebied. Ze zijn niet uitgesproken voorstander van het behoud van cultuurhistorie perse, hechten geen bijzondere waarde aan historie of monumentaliteit, maar hechten waarde aan een omgeving die past bij hun ondernemersschap – geen eenheidsworst. De Hoogstraat is door zijn opzet en architectuur wel herkenbaar als één straat, door het gebruik van gelijke bouwhoogten en dezelfde opbouw van de gebouwen, maar is tegelijkertijd opgebouwd uit verschillende ontwerpen. Ontwerpen van verschillende architecten, die net allemaal op eigenzinnige wijze hun draai hebben gegeven aan de etalages, de balkonhekjes of de afwerking van de raampartijen. De opvatting van ‘behoud’ bleek tijdens de interviews dynamisch te zijn. Zoals Esther Witteveen benadrukte: “de wijk is afhankelijk van de mensen die er wonen en er gebruik van maken”.156
Uitspraken over de Hoogstraat “Het maakt niet zo veel uit uit welke het komt, elke tijd heeft zijn eigen geslaagde en minder geslaagde ontwerpen. De Hoogstraat is goed ontworpen en heeft een goede schaalgrootte.” “Kleine winkelruimten zouden moeten worden behouden, omdat ze aantrekkelijk zijn voor startende ondernemers. Dat maakt deze straat uniek.” “De architectuur is foeilelijk. Maar als je dan hier (in de winkel) om je heen kijkt dan denk je wel van, mooi dat we het hier zo hebben kunnen opbouwen.” “Behoud is belangrijk, maar dan wel opgeknapt en benadrukt. En de verhalen van de wijk moeten zichtbaar worden gemaakt. De gebouwen en de wijk zijn afhankelijk van de mensen die er wonen en er gebruik van maken.” Behoud bleek tijdens de interviews te staan voor het benadrukken van wat waardevol is, zowel op sociaal als op architectonisch gebied. Het woord ‘parels’ viel vaak. En net als echte parels die uit grillige schelpen worden gewonnen, zijn de figuurlijke parels van de Hoogstraat waarden die nog ontdekt moeten worden door het grote publiek.
Toekomstdenken Een opvallend groot deel van de ondernemers denken wel eens na over hoe de ontdekking van de Hoogstraat door het grote publiek het beste in gang kan worden gezet. Ze hebben zelf, stuk voor stuk ook ooit ontdekkers van het Hoogkwartier, ideeën en toekomstdromen ontwikkeld. De meeste ondernemers zijn tevreden met hun vestiging aan de Hoogstraat, maar hopen wel op een levendigere, gezelligere toekomst voor de straat. 155 60% van de geïnterviewden gaven aan dat ze de huidige straat in de toekomst willen Dat de ondernemers verbeteringspunten zien is niet vreemd. De huidige behouden. Hoogstraat kent, als winkelstraat, een aantal negatieve kenmerken. Er staat 156
98
Gesprek met Esther Witteveen op 14 mei 2013.
Boven: Ontwerp voor een lichtplan, dat de twee delen van de Hoogstraat optisch met elkaar verbindt. Rechtsboven: Een deel van de huidige voorgevel van het Groenendaalse Anker woongebouw aan de Hoogstraat. Rechtsonder: Een plan voor het verlevendigen van het gebied voor dezelfde gevel van het woongebouw. Bron alle drie afbeeldingen: Stout/Kramer. Gebiedconcept Hoogkwartier. Rotterdam, 2013.
99
redelijk wat panden leeg, met name naar het Oostplein toe. Ook zijn er een aardig aantal ‘gesloten plinten’ te vinden; winkelruimten die in gebruik zijn als kantoorruimte en ongezellig ogen, doordat er bijvoorbeeld lamellen in het raam gehangen zijn. Voor winkelaars is het misschien ook niet plezierig dat de straat een autostraat is, waar ook aardig wat bevoorradingsverkeer over rijdt (ondanks de aanwezigheid van de vele expeditiestraten in het gebied). Marco Stout heeft verreweg de meeste tijd en aandacht geinvesteerd in de toekomst van de Hoogstraat, door het maken van een masterplan. Dit gedetailleerde plan toont mogelijkheden voor het verbeteren van de huidige straat. Er wordt bijvoorbeeld een lichtontwerp getoond dat de twee delen van de Hoogstraat, aan weerszijde van de Binnenrotte, weer met elkaar in contact moet brengen. Lange horizontale verlichtingselementen benadrukken fysiek de oorspronkelijke aaneengeslotenheid van de straat. Met het plan wordt de Hoogstraat getoond als een creatieve straat, waar ondernemers, zoals zijn grafische bureau en winkeliers naast elkaar gevestigd zijn en elkaar juist versterken.157 Een ander toekomstidee werd geopperd door Esther Witteveen, die graag de luifels in de straat zou willen introduceren. Gekleurde luifels, die wel een eenheid vormen, maar tegelijkertijd ook de eigenzinnigheid van de straat benadrukken, door elke ondernemer zelf de kleur te laten bepalen. De winkels zijn ooit gebouwd met luifels – bij veel panden is de orginele armatuur van de luifel nog zichtbaar. Een ingreep die door meer dan de helft van de ondernemers gesuggereerd wordt is het introduceren van groen in de straat. De ondernemersvereniging heeft al eens plantenbakken in de straat geplaatst, maar er is behoefte aan meer. Het groen zou de ‘hardheid’ van de stenen straat verzachten. Niet alleen over de toekomst van de Hoogstraat wordt nagedacht, ook voor de expeditiestraten zien sommige van de ondernemers een betere toekomst voor zich. Ze zouden zich lenen voor een ‘Berlijns’ hofje, als terras, misschien als lommerrijk binnenstadsplantsoen of als heerlijk woonklimaat. Het is in ieder geval zeker dat de expeditiestraten momenteel een rustiger bestaan leiden dan in de eerste jaren van hun bestaan. Van de twaalf geïnterviewde ondernemers gebruiken nog maar twee geïnterviewde ondernemers de expeditiestraat in hun oorspronkelijke functie; als aan- en afvoerroute van goederen. Er bestaan onder de ondernemers dus volop 157
100
Gesprek met Marco Stout op 23 mei 2013.
dromen voor de toekomst van het Hoogkwartier. Geen van deze dromen gaan uit van het bouwen van een volledig nieuwe wijk, maar van het herwaarderen van het bestaande gebied.
3. Bewoners Niet alleen met ondernemers is gesproken tijdens dit interview, ook met veel bewoners is contact gelegd. In tegenstelling tot de benadering van de ondernemers, hadden de gesprekken met de bewoners geen vast uitgangspunt. Alle verhalen die te maken hadden met de Oostelijke binnenstad waren welkom.158 Een vast uitgangspunt was een handige houvast geweest tijdens gesprekken als de groep geïnterviewden bestond uit vergelijkbare individuen maar dit was niet het geval, de groep geïnterviewden bestond uit personen met uiteenlopende achtergronden, interesses en herinneringen. Een uitgangspunt van het kwalitatief onderzoek naar de bewoners was de focus op ´actieve´ bewoners. Aandacht voor personen die zich actief inzetten voor gezamenlijke activiteiten in de buurt, om hen te bevragen hoe zij hun buurt, waar zij zo betrokken bij zijn, ervaren. In de Oostelijke binnenstad zijn veel actieve bewoners te vinden. Voor een groot deel van hen functioneert het Wijkgebouw als een centraal punt voor hun activiteiten. Sommige actieve bewoners bleken echter niet in het gebied te wonen, maar vanuit elders in de stad af te reizen naar het Wijkgebouw. Daarnaast werden door sommige geïnterviewden nieuwe interviewkandidaten aangedragen, een mooie bijkomstigheid van het onderzoek. Deze aangedragen interviewkandidaten woonden vaak ook niet in het gebied, maar hadden waardevolle kennis over het gebied, of waren bijvoorbeeld oud-bewoner. De resultaten van de interviews zijn grofweg in twee categorien op te delen. Sommige geïnterviewden hebben waardevolle herinneringen gedeeld en toonden veel inzicht in de historie van het gebied. Een aantal bewoners waren bijzonder geinteresseerd in de historie van Rotterdam en droegen veel kennis aan. De tweede categorie gesprekken had het heden als 158
Ook tijdens de interviews werd het onderscheid tussen de beide gebieden binnen de Oostelijke binnenstad – het Hoogkwartier en Wereldhaven – bevestigd. Verreweg de meeste geïnterviewden kwamen uit het Hoogkwartier en spraken ook bijna alleen over het Hoogkwartier. Maar twee geïnterviewden wonen in Wereldhaven en spraken dan ook voornamelijk over Wereldhaven. De Goudsesingel is dus niet alleen een geografische grens, maar zeker ook een sociale.
101
onderwerp en tijdens deze gesprekken werd ook meer gesproken over de huidige ervaring van de wijk, wat mooi was, wat lelijk en wat wel of niet zou mogen veranderen. Beide uitkomsten waren waardevol. Het resultaat van de interviews met de bewoners is divers. Verschillende verhalen zijn ontstaan – het verhaal van het Hoogkwartier als interessante buurt voor jonge starters, het verhaal van het gebied als dorp waar oude bewoners met vele mooie herinneringen graag willen blijven wonen, dat ook het verhaal is van een gebied dat gewaardeerd wordt maar niet echt mooi gevonden wordt. Ondanks hun onderlinge verscheidenheid, hebben de verhalen één grootste gemene deler: een bijzondere mate van betrokkenheid van de bewoners bij hun buurt. Starters Er wonen in de Oostelijke binnenstad veel zogenaamde starters op de woningmarkt. Het zijn vaak niet jonge, maar oudere bewoners die zich actief inzetten voor de wijk. Daarom zijn de meeste respondenten uit de bewonersgroep oudere bewoners van de Oostelijke binnenstad.159 Er bestaat dus een discrepantie tussen de demografische samenstelling van de wijk en de samenstelling van de groep respondenten. De jonge bewoners waarmee contact is geweest voor deze interviews wonen allemaal in het Hoogkwartier. Wat zijn redenen voor jonge starters om specifiek voor een huis in het Hoogkwartier te kiezen? Een belangrijke voorwaarde voor vestiging bleek de locatie te zijn. Zoals de ondernemers ook de locatie in het centrum benadrukten, deden, de jonge bewoners dit ook. Een bewoner, die een appartement heeft gekocht aan de Hoogstraat merkte op dat hij het ‘centrumgevoel’ waardeert, maar niet in het centrum 159 Voor dit onderzoek is met 19 respondenten gesproken, die samen de groep ‘bewoners’ vormen. Deze groep bestaat uit 13 bewoners, 1 oud bewoner en 5 op andere wijze ‘geinteresseerden’, zoals een medewerker van het Wijkgebouw aan de Kipstraat. Van de respondenten is 58% ingedeeld in de categorie ‘senior’. 16% is ondergebracht in de categorie ‘junior’ en 26% onder ‘middelbare leeftijd’.Vanwege de uiteenlopende achtergronden en interesses van de geïnterviewden uit de respondentengroep bewoners, hebben statistische gegevens minder waarde voor deze groep dan voor de groep ondernemers, die een veel vergelijkbaardere achtergrond deelden. Daarom is ervoor gekozen om in deze paragraaf minder uit te gaan van statistische informatie, maar van verhalen over het gebied die tijdens de interviews naar voren kwamen. Tijdens de interviews bleek de semi-gestructureerde methode van interviewen minder waardevol dan bij de ondernemersgroep, omdat de inhoud van de gesprekken meer bepaald werd door persoonlijke informatie die gedeeld werd door de bewoner.
102
zou willen wonen, omdat, in tegenstelling tot de meeste stadscentra, het stadcentrum van Rotterdam geen fijne woonlocatie is.160 Voor een andere jonge bewoner was een centraal gelegen woning een absolute voorwaarde, maar ook hij vond in het centrum geen fijne woonlocatie. Het Hoogkwartier was voor hem ideaal centraal gelegen, maar wel anders dan de rest van het centrum, het gebied ligt als het ware in de luwte van het drukke gedeelte van de stad.161 Ook de aanwezigheid van faciliteiten, een kenmerk van centrumgebied, wordt benadrukt. Voor een andere jonge bewoner, gaf vooral de kwaliteit van de woning de doorslag voor zijn vestiging in het Hoogkwartier, hoewel ook hij de ligging benadrukt. Als kwaliteiten van zijn woning noemt hij: licht, strak, hoog, ruim en de aanwezigheid van authentieke elementen, zoals de originele roedeverdeling in de ruiten. De overige jonge bewoners benadrukken niet specifiek de waarde van de architectuur van hun woning als vestigingsfactor. Ze geven aan dat dit niet heel relevant is, maar dat goed en netjes onderhoud wel belangrijk is. Wel wordt de architectuur in de wijk opgemerkt door alle jonge bewoners, niet als vestigingfactor, maar wel als kwaliteit, hoewel dit door iedereen net iets anders wordt opgevat. Zo benoemd een van de jonge bewoners het ‘rauwe, gepolijste’ karakter van het Hoogkwartier en geeft hij ook aan dat deze kwaliteit niet mag verdwijnen. Hij merkt op dat de wijk potentie heeft, iets ‘eigens’ – een eigenschap die in de toekomst zou mogen worden bevorderd. Hij hoopt dat de oorspronkelijkheid van de architectuur in de toekomst behouden blijft en vertelt dat sinds hij verhuisd is naar het Hoogkwartier hij deze architectuur, uit de jaren ’50 en ’60 steeds meer is gaan waarderen. Samenhang is een kenmerk die in een gesprek met een andere jonge bewoner veel aandacht krijgt. Hij benadrukt dat de wijk goed ontworpen is: de ruimtelijke opzet klopt en de Hoogstraat vormt een geheel. Niet dat hij bang is voor vernieuwing - hij heeft een interesse voor moderne architectuur - maar historische kenmerken, geeft hij aan, dwingen de stedenbouwkundige praktijk om rekening te houden met de context van een gebied, met de identiteit van een gebied.162 Iets dat ook naar voren komt tijdens de gesprekken met de jonge bewoners is het ondernemerschap aan de Hoogstraat. Een van de geïnterviewden ontmoet ik omdat hij in het Wijkgebouw gratis gebak uitdeelt voor een 160 161 162
Gesprek met Rene van Drummen op 1 mei 2013. Gesprek met Nicolas van Hasselt op 31 mei 2013. Gesprek met Rene Drummen op 1 mei 2013.
kleine lunchroom aan de Hoogstraat – gewoon omdat hij dat leuk vindt.163 Als we elkaar later spreken in de Hoogstraat op een terras vertelt hij dat hij de architectuur van de Hoogstraat goed vind passen bij het karakter van de winkeltjes in de straat, de pretentieloze architectuur past bij het lokale ondernemerschap. Ook in de ervaring van de andere jonge bewoners speelt de Hoogstraat een rol. Voor een was het zelfs een vestigingsfactor en de ander geeft aan dat de winkelfunctie van het Hoogkwartier nooit zou mogen verdwijnen. Vroeger was alles prachtig Het wordt wel eens benadrukt dat Rotterdam een samenstelling is van onderling sterk verschillende gebieden, elk met een eigen identiteit en bevolkingssamenstelling. Ook de Oostelijke binnenstad heeft een eigen identiteit, getuige het feit dat veel senioren die een belangrijk deel van hun leven op deze plek hebben gewoond, graag in het gebied willen blijven wonen. Een kenmerk van de Oostelijke binnenstad die naar voren kwam tijdens het kwalitatief onderzoek is de verbondenheid die oudere bewoners voelen met het gebied. Drie van de geïnterviewde bewoners, allen sociaal actieve ouderen die een belangrijke rol spelen in het sociale netwerk in het gebied, benadrukken dat de ouderen in het gebied graag hun hele leven in de buurt doorbrengen. Het is om deze reden dat de bouw van het nieuwe Woongebouw Mariniershof door hen omarmd werd, op deze manier konden namelijk bewoners van de buurt verhuizen van bijvoorbeeld een lastig bereikbare etagewoning naar een comfortabel appartement met lift en toch in dezelfde omgeving blijven, een omgeving die zij hebben zien veranderen gedurende de jaren. De meeste bewoners met een hogere of middelbare leeftijd die geïnterviewd zijn tijdens het onderzoek bleken niet bepaald gehecht te zijn aan de architectuur of bouwstijl van hun leefomgeving. Of, zoals tijdens een gesprek met twee dames in het wijkgebouw werd benadrukt, er is “wel binding, maar niet met stenen”.164 Er wordt vaak tijdens interviews benadrukt dat de architectuur van de wederopbouw in Rotterdam een architectuur was van snelheid en efficiëntie; van broodnodige vooruitgang, maar niet iets bijzonders. De bewoordingen die tijdens de interviews werden gebruikt voor de architectuur waren dan ook met name negatief: armoedig, saai, 163 164
Dit vond plaats tijdens de open dag van het Wijkgebouw op 20 april 2013. Gesprek met Elly Dunk en Els van der Horst op 6 mei 2013.
ongezellig, zelfs streng en “vrij van tierelantijnen”.165 Er viel tijdens de interviews dan ook geen uitgesproken behoefte aan behoud te ontdekken, een bewoner gaf zelfs aan dat er gerust gesloopt mag worden, omdat het bij een bombardement toch snel tegen de vlakte gaat.166 Ook wordt aangegeven dat de architectuur vroeger, vlak na de wederopbouw positiever ervaren werd dan nu. Toen was alles prachtig: een luxe vergeleken bij de woonomstandigheden van vroeger.167 Gezien de negatieve benamingen die gebruikt worden voor de architectuur is het toch opmerkelijk dat toch aangegeven wordt dat de ouderen graag in de buurt willen blijven wonen. Dit heeft mogelijk te maken met het gegeven dat een aantal ouderen aangeven de architectuur van de binnenstad ook bepaald niet als aangenaam te ervaren, deze is kil of zelfs spuuglelijk. En in tegenstelling tot de architectuur van de binnenstad, is de architectuur niet tot nauwelijks veranderd sinds de bouw. De omgeving van de oudere bewoners, die hier soms al sinds kort na de wederopbouw gevestigd zijn, is nauwelijk veranderd. De enige veranderingen die plaats hebben gevonden waren in hun voordeel: de bouw van het Groenendaalse anker met prettige woningen en de bouw van het Woongebouw Mariniershof met seniorenwoningen en een goed uitgerust wijkgebouw ter ondersteuning van het sociale netwerk. Tijdens een van de interviews, aan het einde van ons gesprek, komt een bewoonster die de architectuur niet mooi vindt, tot een nieuw inzicht. Nu we zo aan het praten zijn, realiseert ze zich dat het toch bijzonder is dat de gebouwen uit de wederopbouwperiode komen. En dat het opmerkelijk is dat de gebouwen voortgekomen zijn uit een totale leegte. Dit inzicht is illustratief voor de nieuwsgierigheid van veel van de bewoners die tijdens het onderzoek geïnterviewd zijn. Ze geven vaak aan geïnteresseerd te zijn in de historie van Rotterdam en zijn bijzonder vaak toeschietelijk met historische bronnen, zoals historische boeken en tijdschriften. Wel wordt dan vaak de nadruk gelegd op de vooroorlogse stadsgeschiedenis, alsof de historie van de stad zoals die nu is (een historie die tijdens hun levens zich heeft voltrokken) niet opgemerkt wordt als belangrijk. Tijdens twee stadswandelingen georganiseerd voor de deelnemers aan het onderzoek, groeit echter het enthousiasme onder de deelnemers over de kwaliteiten 165 166 167
Laatste quote: gesprek met mevrouw van Wijngaarden op 8 mei 2013. Gesprek met mevrouw Vervoorn-Beumer op 22 mei 2013. Gesprek met mevrouw Pothuizen op 14 mei 2013.
103
van de eigen wijk. Alsof ze, als ze er eenmaal op worden geattendeerd, hun wijk met nieuwe ogen gaan bekijken. Een ontdekkingstocht die hopelijk, met dit onderzoek in de hand, zal worden doorgezet. Tijdens de gesprekken, met jong en oud, werd soms gereflecteerd op de toekomst van de Oostelijke binnenstad, of precies gezegd, op de toekomst van het Hoogkwartier. Zo werd nog al eens benadrukt dat het op prijs zou worden gesteld als de wijk groener zou worden, een toekomstwens die ook tijdens de gesprekken met de ondernemers naar voren kwam. Vier van de geïnterviewde bewoners geven aan dat ze merken dat dit gebied in opkomst is, dat het zich bevindt in een ontwikkeling. Daarnaast geven ook vier bewoners aan dat ze hopen dat in de toekomst het gebied zijn eigen karakter zal behouden, dat grote ketens weg zullen blijven uit het gebied, zodat de kleine middenstand de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen.
104
5. Synthese
105
De Oostelijke binnenstad, een wederopbouwgebied van nationaal belang, valt uiteen in twee delen: Wereldhaven en de daarnaast gelegen bebouwing, en het Hoogkwartier. De scheiding tussen deze delen is de historische grens tussen binnenstad en polderstad, een onderscheid dat nog steeds in hoogteverschillen waar te nemen is. In dit onderzoek zijn beide delen onderzocht. De waarde van het gebied noordelijk van de Goudsesingel bleek voor een groot deel bepaald te worden door het ontwerp dat Jan Wils maakte voor een deel van dit gebied. In het Hoogkwartier bleek, naast de aanwezigheid van interessante cultuurhistorische waarden, een actieve gemeenschap van ondernemers en bewoners en andere betrokkenen te bestaan, die deel hebben genomen aan dit onderzoek. Het doel van deze conclusie is het weergeven van de belangrijkste conclusies van dit onderzoek. Daarbij worden de resultaten die uit de verschillende onderzoeksmethoden naar voren zijn gekomen naast elkaar gelegd, om zo verbanden te benoemen. Wereldhaven Het gehele gebied boven de Goudsesingel is een bijzonder stukje Rotterdam. Vooral de bebouwing tussen de Brussestraat en de Vondelweg, gebouwd naar ontwerp van Jan Wils is bijzonder door zijn architectonische kwaliteit. De bebouwing naast dit ensemble, tussen de Brussestraat en de Boezemweg, is niet minder belangrijk, omdat deze gebouwd is in navolging van de bebouwing naar ontwerp van Wils. In het gehele gebied zijn dezelfde stedenbouwkundige kenmerken te herkennen: de combinatie van hoge flats aan de Goudsesingel met daarachter gelegen lagere stroken etagebouw, de aanleg van binnentuinen tussen de achtergevels van deze strokenbouw en de expeditiestraat (Herman Robberstraat), die doorloopt van de Vondelweg tot het Queridohof. Deze kenmerken genereren samen een sterke samenhang in het gebied. Daarnaast hebben de verschillende ontwerpen in het gebied verschillende architectonische kenmerken, die in het tussenhoofdstuk ‘De karakteristieken van de Oostelijke binnenstad’ beschreven zijn. Met name het ontwerp van Jan Wils heeft veel kwaliteiten. Het ensemble is ooit ontworpen als onderdeel van een groter geheel rondom een groot park. Wils heeft allemaal architectonische details toegepast om de overgang tussen stad en natuur en tussen binnen en buiten te markeren, zoals grote balkons en pergola’s. Ook is de historische significantie van het gedeelte tussen de Brussestraat 106
en de Vondelweg belangrijk. De woningen die hier gebouwd werden, waren de eerste woningen van de wederopbouw, de breed gepubliceerde heiceremonie vond plaats in 1941. De aanblik van de gebouwen is ten dele bepaald door het feit dat de bouw plaats vond tijdens de wederopbouwperiode. Zo werd gekozen voor baksteen als materiaal omdat dit het minst schaarse materiaal was. Ook hebben de supervisoren Mertens en Friedhoff de aanblik van de gebouwen beïnvloed. Hoogkwartier Het onderzoek naar de waarden van het Hoogkwartier heeft een beeld opgeleverd van een wijkje dat ingesloten ligt tussen brede wegen en dat een eigen karakter heeft, met eigen kenmerken. Het gebied is bebouwd tijdens de wederopbouw volgens het Basisplan. De bebouwing van het gebied is planmatig verlopen. Hierdoor heeft het gebied een heel heldere en gemakkelijk afleesbare structuur, die bestaat uit een winkelstraat in het hart van het gebied, de Hoogstraat, twee netwerken van expeditiestraten aan weerszijden van de Hoogstraat en brede verkeersboulevards die het gebied omringen. De bebouwing van het gebied bestaat uit blokken, waarvan verschillende architecten verschillende delen hebben ontworpen. Tussen de verschillende delen van de blokken bestaat een grote samenhang door de toepassing van het Basisplan door de gemeente. Zo corresponderen bouwhoogten met elkaar en bestaan de blokken allemaal uit dezelfde componenten: winkels in de plint van de voorgevel, daarboven woningen en een uitstekende bedrijfsruimte aan de achtergevel die vaak in een expeditiehof ligt. De bouwhoogten aan de grenzen van het gebied zijn hoger dan de bouwhoogten in de kern van het gebied, bijvoorbeeld aan de Hoogstraat. Verschillende bewoners van het Hoogkwartier zijn geïnterviewd, om te onderzoeken wat hun opinie is over het gebied. Deze groep bewoners vormen geen complete vertegenwoordiging van alle bewoners van de wijk, maar de verhalen die uit de gesprekken met deze groep naar voren kwamen, tonen waardevolle eigenschappen van het gebied. Het verhaal van het Hoogkwartier als vestigingslocatie voor jonge starters is kenmerkend. Zij waarderen de centrale locatie van het gebied. Ook geven aan dat het in de drukke binnenstad niet prettig wonen is. Kwaliteiten van de woonruimte, zoals licht, strak, hoog en ruim, dragen bij aan de vestiging van de starters. Ook wordt
de architectuur van de wijk gewaardeerd, op verschillende manieren. Tenslotte waarderen de jonge bewoners het ondernemersschap van de creatieve ondernemers aan de Hoogstraat. Oudere bewoners in het Hoogkwartier zijn minder positief over hun omgeving. Ze geven aan niet gehecht te zijn aan de architectuur in het gebied. Sommigen hebben de bouw van de gebouwen meegemaakt en hoewel ze vlak na oplevering wel prachtig waren, zijn ze nu gewoontjes geworden. Wel zijn ze erg verbonden met het gebied en blijven ze graag in hun wijk wonen. In de binnenstad zouden ze niet graag willen wonen namelijk, dat is kil. Ondanks de kritiek op de bebouwing in de wijk, zijn de oudere bewoners wel nieuwsgierig naar de historie van het gebied. De Hoogstraat is ooit vormgegeven als winkelstraat en heeft deze functie momenteel nog steeds. De, over het algemeen tevreden, ondernemers in het gebied bleken tijdens het onderzoek voor het behoud te zijn van de huidige wijk. Niet hoofdzakelijk omdat de aanblik van de architectuur hun persoonlijke voorkeur heeft, maar omdat de wijk, met zijn in tact gebleven wederopbouwarchitectuur en -opzet, een goede omgeving is voor hun ondernemerschap. Bij hun visie op hun onderneming - persoonlijk en betrokken, creatief en zelfstandig - past een omgeving die daarmee matcht. Ze waarderen de centrale locatie, maar geven ook aan dat ze niet ín het stadscentrum gevestigd hadden willen zijn, omdat het daar een ‘eenheidsworst’ is. De huidige wederopbouwarchitectuur van de Hoogstraat is geen eenheidsworst, maar een soort authentieke ‘Mondriaan’. Ook wordt de Hoogstraat als gemoedelijker ervaren als het massale stadscentrum. Deze ervaring kan worden gekoppeld aan de toepassing van verschillende bouwhoogten in het Hoogkwartier. Door een geringe en gelijke bouwhoogte van vier bouwlagen toe te passen aan de Hoogstraat, heeft deze straat een intiemer karakter dan het stadscentrum. Ook zijn de bouwhoogten aan de Hoogstraat lager dan aan de omringende drukke stadsboulevards. Dit vormt een grens tussen de rest van de stad en de Hoogstraat. Naast het karakter van de straat waarderen de ondernemers ook hun ruimten ook zeer. De ruimten zijn mooi, licht, ruim, hoog en functioneel. Eigenschappen die direct voortvloeien uit het wederopbouw concept waarbij de grens tussen binnen en buiten de winkel zo vloeibaar mogelijk moest zijn, door toepassing van grote etalages en vitrines. Hoewel de ondernemers tijdens het onderzoek zich niet sterk hebben
uitgedrukt over hun persoonlijke voorkeur voor de wederopbouwarchitectuur (een paar uitzonderingen daar gelaten), kan wel aan de hand van bovenstaande punten worden gesteld dat de cultuurhistorische kwaliteiten van het Hoogkwartier een belangrijke rol spelen in het ondernemerschap aan de Hoogstraat. Dit blijkt ook uit het feit dat de ondernemers veel plannen hebben voor het verlevendigen van de wijk en de straat, die zich echter niet focussen op complete vernieuwing, maar op het verbeteren van bestaande kwaliteiten, door bijvoorbeeld groene elementen toe te voegen. En dat het gebied veel kwaliteiten heeft, kan na dit onderzoek met zekerheid worden onderkend.
107
Bibliografie
‘Eerste paal voor duurzame ‘centrumflat’. Rotterdams Dagblad. 12 mei 1999.
Aarts, Martin, e.a. Vijftig jaar wederopbouw Rotterdam: Een geschiedenis van Toekomstvisies. Rotterdam: Uitgeverij 010, 1995.
Hage, Kees e.a. Rotterdam. De brandgrens van 14 mei 1940. Rotterdam: Veenman Publishers, 2008.
Adempauze in ontoombare scheppingsdrift’ Het Vrije Volk. 4 augustus 1954.
Het nieuwe hart van Rotterdam. Toelichting op het basisplan voor den herbouw van de binnenstad van Rotterdam. Adviesbureau Stadsplan Rotterdam. Rottterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1946.
Backer, Anne Mieke, red. Van Nelle. Monument van de vooruitgang. Rotterdam: Uitgeverij de Hef publishers, 2005. Barbieri, Umberto red. Stedebouw in Rotterdam. Plannen en opstellen 1940 – 1981. Amsterdam: Van Gennep, 1981. Bergeijk, Herman van. Jan Wils de stijl en verder. Rotterdam: Uitgeverij 010, 2007. Blijstra, R. Rotterdam Stad in beweging. Amsterdam: N.V. de Arbeiderspers, 1965. Cultuurhistorisch onderzoek in de vormgeving van de ruimtelijke ordening. Aanwijzingen en aanbevelingen. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Amersfoort, 2013. Damen, Hélène. Architectuur Rotterdam. Katern ‘Gebouwen Ammanstichting’. Rotterdam: 010 Publishers, 1992. Damen, Hélène. Architectuur Rotterdam. Katern ‘Plan Wereldhaven’. Rotterdam: 010 Publishers, 1992. ‘Een groot blok aan den Groenendaal´. Rotterdam Bouwt, nr. 9 (december 1946). ‘Eerste paal geheid in Rotterdamsch binnenstad.’ Nederlandsch Dagblad. 14 april 1941.
108
Kiezen voor karakter. Visie erfgoed en ruimte. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Den Haag, 2011. Kuipers, Marieke. Bouwen in Beton. Experimenten in de volkshuisvesting voor 1940. ’s-Gravenhage: Staatsuitgeverij ,1987. Laar, Paul van de. Stad van formaat. Geschiedenis van Rotterdam in de negentiende en twintigste eeuw. Zwolle: Uitgeverij Waanders, 2000. Maandag, Ben ‘De Meent hoefde alleen maar wakker gezoend’ Meent nr 4 dec. 2012. Mens, Noor. W.G. Witteveen en Rotterdam. Rotterdam: Uitgeverij 010, 2007. Meurs, Paul, Marinke Steenhuis e.a. Laurenskwartier: Cultuurhistorische verkenning. In opdracht van het Bureau Monumenten en Cultuurhistorie, Gemeente Rotterdam. Schiedam: Urban Fabric, Steenhuis stedenbouw/landschap, 2007. Pauw, J.L. van der. Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog. Rotterdam: Uitgeverij Boom, 2006. Prak, Niels L. Het Nederlandse woonhuis van 1800 tot 1940 Delft: Delftse Universitaire Pers, 1991. Projectenboek Klein en Fijn. Dienst Stadsontwikkeling, Gemeente Rotterdam. Rotterdam, 2012.
Provoost, Michelle. Hugo Maaskant: Architect van de vooruitgang. Groningen: University Library Groningen, 2003. Ravesteyn, L.J.C.J. van. Rotterdam in de negentiende eeuw. De ontwikkeling der stad. Rotterdam: W. Zwagers, 1924. Rose, W.N. ‘Memorie van toelichting.’ Rotterdamsche Courant. 20 mei 1854. Collectie Koninklijke Bibliotheek. Roelofsz, E. De Wederopbouw van Rotterdam: de frustratie van een droom. Rotterdam: Stichting Historische Publicaties Rotterdam, 1989. Smink, Hans, Richard Beentjes. 75 jaar Wereldhave. 1930 – 2005. Uitgegeven in eigen beheer door n.v. Wereldhave, 2005. Smith, Laurajane en Emma Waterton. Heritage, Communities and Archeology. Londen: Duckworth, 2009. Samenvatting Stadsvisie Rotterdam. Gemeente Rotterdam. Rotterdam, 2008. Stadsvisie Rotterdam. Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030. Gemeente Rotterdam. Rotterdam, 2007.
van de sociale woningbouw in Nederland. Almere: Nationale Woningraad, 1993. Vreeze, Noud de. ‘Bewoners in het volkshuisvestingsbeleid van opvoeding tot consumentgerichte marktoriëntaties’ in: Vreeze, Noud de ,red. 6.5 miljoen woningen: 100 jaar woningwet en wooncultuur in Nederland. Rotterdam: Uitgeverij 010, 2001. Wagenaar, Cor Koos Bosma, red. Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis van architectuur en stedebouw tijdens de bezetting en de wederopbouw van Nederland. Rotterdam: NAi Uitgevers, 1995. Wagenaar, Cor. Welvaartsstad in wording. De wederopbouw van Rotterdam 1940 – 1952. Rotterdam: Nederlands Architectuur Instituut: 1992. Witteveen, W. G. ‘Beknopt overzicht van de voornaamste openbare werken in 1940 en 1941 voorbereid en uitgevoerd door den gemeentelijken technischen dienst en particulieren’. Rotterdams Jaarboekje. Reeks 4, jrg. 10, 1942. Witteveen, W. G. Het opbouwplan van Rotterdam in het Museum Boymans. 1941.
SteenhuisMeurs. Eindhoven. Binnenstad en Tramstraatkwartier. Cultuurhistorisch onderzoek en input bestemmingsplan. 2012. Th. d. R ‘Onbewoonbaar-verklaring van slechte woningen’. Rotterdamsch Nieuwsblad. 11 september 1893. Tijhuis, Annet. ‘Vergeten stadsbeelden’ in: Andela, Gerrie en Cor Wagenaar, red. Een stad voor het leven. Wederopbouw Rotterdam 1940 – 1945. Rotterdam: Uitgeverij de Hef, 1995. Traa, C. van red. Rotterdam. De geschiedenis van tien jaren wederopbouw. Rotterdam: Ad. Donker, 1955. Vreeze, Noud de. Woningbouw, inspiratie & ambities. Kwalitatieve grondslagen 109
Archiefstukken
chief Nederlands Architectuurinstituut.
Bouwtekeningen Hoogstraat 11 - 19. Van Tijen en Maaskant.
Online bronnen
‘Brief aan Jan Wils.’ Adviesbureau Stadsplan Rotterdam (ASRO). 16 december 1941. ASRO archief, dossier Goudsesingel. Collectie Stadsarchief Rotterdam.
‘Algemeen verkooplokaal Kipstraat’. NAI.nl. Nederlands Architectuur Instituut. Online. 30 juli 2013.
‘Brief aan Jan Wils.’ Supervisor. 4 maart 1941. ASRO archief, dossier Goudsesingel. Collectie Stadsarchief Rotterdam.
‘Betonwoningen de Kossel. Rotterdam.nl Gemeente Rotterdam. Online. 31 juli 2013.
Bouwdossier Goudsesingel. Collectie Stadsarchief Rotterdam.
Bosma, Peter, Floris Paalman. ‘Hoogstraat. Een absolute straat.’ Peterbosma.nl. 17 juni 2013.
Bouwtekeningen Hoogstraat 11 - 19. Van Tijen en Maaskant. Ingezien via Erwin Wesenhagen. Dossier Goudsesingel 001. Archief Comité Wederopbouw, bureau Monumenten en Cultuurhistorie, Gemeente Rotterdam. Gemeentewerken van Rotterdam. Uitbreidingsplan linkermaasoever. 1926. Cartografisch document. Collectie Beeld en Geluid, catalogusnummer II 192, Collectie Stadsarchief Rotterdam. ASRO. ‘Richtlijnen voor den etagenbouw benoorden den goudschesingel.’. Archief ASRO, toegangsnummer 298, dossier ‘Goudsesingel’. Stadsarchief Rotterdam. Studiegroep Woningarchitectuur. ‘Voorloopig programma voor etagebouw’. Rotterdam, 1943. Archief ASRO, toegangsnummer 298. Stadsarchief Rotterdam. ASRO. ‘Uittreksel uit de notulen van de bespreking van den Regeeringscommisaris voor den Wederopbouw op 11 October 1940 inzake herbouw van Rotterdam’. Archief ASRO, toegangsnummer 298, dossier ‘Goudsesingel’. Stadsarchief Rotterdam Vaessen, H. Inleiding bij het archief van Jan Wils, 1989. Archief Jan Wils. Ar110
‘Bredestraat 312’. Help wandkunst opsporen. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Online. 30 juli 2013. ‘Burgemeester van Walsumweg’. Straatnamen encyclopedie. Stadsarchief Rotterdam. Online. 22 juli 2013. ‘Complexnummer 530602’, geregistreerd in 2010. Monumentenregister. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Online. 30 juli 2013. <www.monumentenregister.cultureelerfgoed.nl> ‘Cornelis Hendrick van der Leeuw’ Rotterdam.nl. Gemeente Rotterdam. Online. 4 juli 2013. De stijl in Centre Pompidou’ NAI.nl. Nederlands Architectuur Instituut. November 2010. Online. 13 maart 2013. ‘Groenendaalse anker’. Rotterdam Woont. 2013. Online. 22 juli 2013.
‘Groenendaal’. Straatnamen encyclopedie. Stadsarchief Rotterdam. Online. 22 juli 2013. Hoogkwartier.nl Online. 30 juli 2013. ‘Industriegebouw Rotterdam 1945 – 1949.’ Bekijk de collectie. Nederlands Architectuurinstituut. Online. 23 juli 2013. ‘Jamin-monument stap dichterbij.’ AD.nl Algemeen Dagblad. 18 november 2008. Online. 5 maart 2013. Kraemer, Oriana ‘Hoogkwartier Open House’ Nomadic Stories, wordpress. com. 21 september 2012. Online. 29 juli 2013. Laurens Wonen. Mariniershof. Online brochure. 4 juli 2013. Pandkaart Hoogstraat 45. Gemeente Rotterdam. Online. 24 juni 2013. Pandkaart Kipstraat 27. Gemeente Rotterdam. Online. 30 juli 2013.
industrie/bedrijven/wederopbouw-en-vertrek> ‘Wederopbouw’. Rotterdam.nl Gemeente Rotterdam. Online. 30 juli 2013. ‘Stadsvernieuwing.’ Rotterdam.nl Gemeente Rotterdam. Online. 3 juli 2013. Tol, Johan van der ‘Koningsvrouwen van Landlust.’ Nul20.nl. Maart 2009. Online. 10 april 2013. < http://www.nul20.nl/issue43/kb_3> ´Zoeken in de pandkaarten´. Gemeente Rotterdam. Online. 31 juli 2013. < http://rotterdam.rvc.nl/pandkaarten/search.asp>
Overige bronnen ‘Redengevende omschrijving gemeentelijk monument Groenendaal 47-225’, geregistreerd in 1999. Bureau Monumenten en Cultuurhistorie, Gemeente Rotterdam. ‘Onherroepelijk bestemmingsplan Laurenskwartier’, artikel 14. Gemeente Rotterdam, 2013.
´Rotterdam – ontstaan en ontwikkeling’ Rotterdam.nl Gemeente Rotterdam. Online. 15 april 2013. ‘Voorwerpen in de collectie.’ Bedrijfshistorierotterdam.nl Museum Rotterdam. Online. 5 maart 2013. < http://www.bedrijfshistorierotterdam.nl/cacaoindustrie/voorwerpen> ‘Wederopbouw en vertrek.’ Bedrijfshistorierotterdam.nl Museum Rotterdam. Online. 5 maart 2013. < http://www.bedrijfshistorierotterdam.nl/cacao111
Verantwoording afbeeldingen Voor de omgang met illustraties in deze cultuurhistorische verkenning is zorgvuldigheid in acht genomen: waar nodig zijn de auteursrechthebbenden van afbeeldingen gecontacteerd en is toestemming tot publicatie gevraagd – en verleend. Echter, mocht u een (tot nu toe onbekende) auteursrechthebbende zijn van een van de afbeeldingen en bezwaar hebben tegen publicatie, dan kunt u contact opnemen met de auteur via emailadres [email protected], om bezwaar aan te tekenen. Hieronder is van alle afbeeldingen uitgebreide informatie weergeven. De afbeeldingen worden aangeduid met het paginanummer waarop ze in het document te vinden zijn.
Copyright G. J. Janssen Adelmund. 14. Linksboven. Jan Wils. Geen titel [tuinontwerp Wereldhaven]. Uitsnede. 1942. Potlood op papier. ASRO archief (toegangsnummer 298), Collectie Stadsarchief Rotterdam. 14. Linksonder. Polygoon. Bouwkeet ‘De Wereldhaven’. 1941. Foto. Collectie Beeld en Geluid, catalogusnummer XXV 220.00.03, Collectie Stadsarchief Rotterdam. Copyright Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 14. Rechts. De heiceremonie aan de Goudsesingel. ‘Woningbouw in Rotterdams centrum’. Rotterdamsch Nieuwsblad. 16 april 1941.
3. Jan Wils. Geen titel [perspectieftekening Diergaarde gebouw]. Detail. 1942. Potlood en waterverf op papier. Jan Wils archief, Collectie Nederlands Architectuurinstituut.
17. Gemeente Rotterdam. Uitbreidingsplan “Diergaarde”. Uitsnede. 1938. ASRO archief (toegangsnummer 298), Collectie Stadsarchief Rotterdam.
5. Anne Beeksma. Kaart van de Oostelijke binnenstad. 2013.
18. Linksboven. Jan Wils. Uitbreidingsplan Diergaarde ontwerp blokken. Detail. 1940. Collectie Stadsarchief Rotterdam.
7. Links. Bouwperioden in het Laurenskwartier. Detail. Uit: Meurs, Paul, Marinke Steenhuis e.a. Laurenskwartier: Cultuurhistorische verkenning. Schiedam: Urban Fabric, Steenhuis stedenbouw/landschap, 2007: 105 (detail).
18. Linksonder. Jan Wils. Diergaarde te Rotterdam woning type C IX. Uitsnede. 1939. Jan Wils archief, Collectie Nederlands Architectuurinstituut.
7. Rechts. Gemeentelijke Technische Dienst Rotterdam Afdeeling Opbouw. Woonwijk benoorden de Goudschesingel. Uitsnede. 1941. ASRO archief (toegangsnummer 298), Collectie Stadsarchief Rotterdam. 8. Een versie van het plan-Witteveen. Detail. 1944. Collectie Stadsarchief Rotterdam. Uit: Wagenaar 1992: 320 - 321, detail. 13. Boven. Jan Wils. Geen titel [profieltekening Wereldhaven]. Detail. 1940. Potlood en pen op papier. Jan Wils archief, Collectie Nederlands Architectuurinstituut. 13. Onder. K.J. Adelmund. Geen titel [zicht op de Jaminfabriek vanaf de Goudsesingel flat]. 1951. Foto. Collectie Beeld en Geluid, catalogusnummer 2004-5434, Collectie Stadsarchief Rotterdam. 112
18. Rechtsonder. Jan Wils. Wederopbouw Rotterdam woonwijk westelijk gedeelte schets bebouwing Warande. Detail. 1942. Collectie Stadsarchief Rotterdam. 18. Rechtsonder. Jan Wils. Uitbreidingsplan Diergaarde ontwerp blokken. Detail. 1940. Collectie Stadsarchief Rotterdam. 18. Rechtsboven. M.M. Minderhoud. Papaverhof in Den Haag. 2007. Foto. 22. Links. Rechtsonder. Jan Wils. Wederopbouw Rotterdam woonwijk westelijk gedeelte schets bebouwing Warande. Detail. 1942. Collectie Stadsarchief Rotterdam. 22. Midden en rechts. Anne Beeksma. Foto´s van pergolapijlers aan de
Frans Coenenstraat. 2013. Foto.
1946. Collectie Stadsarchief Rotterdam.
23. Links. Roos. Gezicht op de Vondelweg. 1946. Foto. Collectie Beeld en Geluid, catalogusnummer 1976-2341, Collectie Stadsarchief Rotterdam.
42. Gemeente Rotterdam. Basisplan herbouw binnenstad Rotterdam. 1955. Collectie Stadsarchief Rotterdam.
23. Rechtsboven. Jan Wils. Geen titel [bebouwing aan de Goudsesingel]. 1940. Jan Wils archief, Collectie Nederlands Architectuurinstituut.
43. Links. Gemeente Rotterdam. Plattegrond der gemeente Rotterdam. 1886. Uitsnede. Gekleurde lijnen toegevoegd in 2013 door de auteur.
23. Rechtsonder. Jan Wils. Geen titel. 1941. Jan Wils archief, Collectie Nederlands Architectuurinstituut.
43. Rechts. ASRO. Geen titel [eenvoudige kaart Basisplan]. 1946. Uitsnede. Gekleurde lijnen toegevoegd in 2013 door de auteur. Uit: Het nieuwe hart van Rotterdam. Toelichting op het basisplan voor den herbouw van de binnenstad van Rotterdam. Adviesbureau Stadsplan Rotterdam. Rottterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1946.
24. Fototechnische Dienst Rotterdam. Binnenterrein met spelende kinderen. 1951. Foto. Collectie Beeld en Geluid, catalogusnummer XXV 220.00.09, Collectie Stadsarchief Rotterdam. 27. Links en rechts. Marlies Lageweg. Geen titel [foto’s van het Queridohof]. 2013. Foto’s. 28. Boven. Google Earth. Geen titel [luchtfoto van het Ammanplein]. Luchtfoto. Kader toegevoegd in 2013 door de auteur. 29. Onder. Gemeente Rotterdam. Geen titel [luchtfoto van het Ammanplein]. Luchtfoto. Kader toegevoegd in 2013 door de auteur.
44. Links en rechts. Anne Beeksma. Foto’s van het Bredestraathof. 2013. Foto’s. 49. Links. Anne Beeksma. Interieur garage. 2013. Foto. 49. Rechtsboven. Anne Beeksma. Nieuwe garagedeuren kunstruimte. 2013. Foto. 49. Rechtsmidden. Anne Beeksma. Belettering op pui garage. 2013. Foto.
30. 31. 32. 33. 34. Marlies Lageweg. Geen titel [foto’s van Wereldhaven]. 2013. 49. Rechtsonder. René Gonkel, Garage Rotterdam. Geen titel [interieur Foto’s. Garage Rotterdam]. Foto. 35. Links en rechts. Marlies Lageweg. Geen titel [foto’s van etagebouw aan de Carel van Nieveltstraat]. 2013. Foto’s. 36. Marlies Lageweg. Geen titel [foto van het 3e Goudsewagenhof, gebouw van Van Tijen en Maaskant]. 2013. Foto.
50. Links. ASRO. Geen titel [etalages]. 1946. Uitsnede. Uit: Het nieuwe hart van Rotterdam. Toelichting op het basisplan voor den herbouw van de binnenstad van Rotterdam. Adviesbureau Stadsplan Rotterdam. Rottterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1946.
39. 40. Anne Beeksma. Kaarten van de Oostelijke binnenstad. 2013.
50. Rechtsboven. Marlies Lageweg. Geen titel [het 1e Goudsewagenhof]. 2013. Foto.
41. Gemeente Rotterdam. Bestemmingen herbouw binnenstad Rotterdam.
50. Rechtsonder. Anne Beeksma. Expeditiestraat Eindhoven. 2013. Foto. 113
51. Linksboven en linksonder. ASRO. Geen titel [ontwerp voor een expeditiehof tussen de Hoogstraat en het Groenendaal. 1942 – 1943. ASRO archief (toegangsnummer 298), dossier 308, Collectie Stadsarchief Rotterdam. 51. Rechts. ASRO. Ontwerp expeditiestraat. 1946. Uit: Het nieuwe hart van Rotterdam. Toelichting op het basisplan voor den herbouw van de binnenstad van Rotterdam. Adviesbureau Stadsplan Rotterdam. Rottterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1946. 54. Links (twee afbeeldingen). Maker onbekend. Geen titel [straatschema’s voor de Hoogstraat en Groenendaal]. Details. ASRO archief (toegangsnummer 298), dossier 308, Collectie Stadsarchief Rotterdam.
64. Marlies Lageweg. Geen titel [Industriegebouw]. 2013. Foto’s. 66. A. Canelle. De stad in vogelvlucht. 1855. Collectie Beeld en Geluid, catalogusnummer RI-68-2, Collectie Stadsarchief Rotterdam. 68. Vervaardiger onbekend. Brug over den Singel bij den Goudscheweg (afgebroken bij de demping in 1886). Foto met opdruk. Collectie Beeld en Geluid, catalogusnummer PBK 2234, Collectie Stadsarchief Rotterdam. 71. Plattegrond van Rotterdam. 1654. Collectie Beeld en Geluid, catalogusnummer RI-24, Collectie Stadsarchief Rotterdam.
54. Rechts. Marlies Lageweg. Geen titel [zicht op de Hoogstraat vanuit de Sint-Janstraat. 2013. Foto.
72. Links. Gemeentewerken, afdeling Landmeten en Vastgoedinformatie. Rotterdam omstreeks 1930. 1926 - 1935 (geschat). Collectie Beeld en Geluid, catalogusnummer 1985-1014, Collectie Stadsarchief Rotterdam.
55. Afdeling Fotografie Stadsarchief Rotterdam. Het Groenendaal, links de hoek met de Kipstraat. 1970. Foto. Collectie Beeld en Geluid, catalogusnummer 1970-1028, Collectie Stadsarchief Rotterdam.
72. Rechts. Verbindingsweg tusschen de Jonker Fransstraat en den Coolsingel. Uitsnede. 1912. Collectie Beeld en Geluid, catalogusnummer II 15.01.02, Collectie Stadsarchief Rotterdam.
56. Afdeling Fotografie Stadsarchief Rotterdam. Parkeerterrein aan de Kipstraat. 1972. Foto. Collectie Beeld en Geluid, catalogusnummer 1972-1701, Collectie Stadsarchief Rotterdam.
73. Links. A. Dirckx. Gezicht op de oude kuizen aan het Achterklooster. 1908. Collectie Beeld en Geluid, catalogusnummer 1973-4369, Collectie Stadsarchief Rotterdam.
57. Linksonder en rechtsboven. Marlies Lageweg. Geen titel [foto’s van de stadsdrukkerij]. 2013. Foto’s.
73. Rechts. Geen titel [woningen aan de Tholenstraat]. 1924. Uit: Ravesteyn, L.J.C.J. van, Rotterdam in de negentiende eeuw. De ontwikkeling der stad. Rotterdam: W. Zwagers, 1924.
57. Linksboven en rechtsonder. Fototechnische Dienst Rotterdam. De Gemeentedrukkerij aan de Bredestraat. Gebouw en interieur. 1963. Foto’s. Collectie Beeld en Geluid, catalogusnummer XII 122-06-2 en XII 122-06-1, Collectie Stadsarchief Rotterdam.
74. Links. In de Thoolenstraat. 1929. Collectie Beeld en Geluid, catalogusnummer 1980-1745, Collectie Stadsarchief Rotterdam.
60. 61. 62. Marlies Lageweg. Geen titel [Industriegebouw]. 2013. Foto’s.
74. Rechts. Het Achterklooster uit het westen <...>. 1698. Collectie Beeld en Geluid, catalogusnummer RI 246, Collectie Stadsarchief Rotterdam.
62. 63. 65. Marlies Lageweg. Geen titel [Hoogstraat]. 2013. Foto’s.
76. Oostplein. 1946. Persoonlijk archief familie Stuiver.
114
80. C.M.L. Molkenboer. Zalencentrum Emporium aan de Kipstraat. 1951. Foto. Collectie Beeld en Geluid, catalogusnummer XIV 127.12, Collectie Stadsarchief Rotterdam. Copyright Kees Molkenboer / Nederlands Fotomuseum.
105. Anne Beeksma. Hoek Hoogstraat en Goudsewagenstraat. 2013. Foto.
81. Boven. Anne Beeksma. Logo Rotterdam Bouwt. 2013. Foto van Rotterdam Bouwt, nummer 9 (december 1946). 81. Linksonder. Oriana Kraemer. Geen titel [open huis Hoogkwartier]. 2012. Foto. 81. Rechtsonder. Anne Beeksma. Bankje Hoogkwartier. 2013. Foto. 82. Marieke van Santen. Hoogstraat. 2007. Foto. 87. Marlies Lageweg. Geen titel [Wereldhaven]. 2013. Foto. 88. 89. Marlies Lageweg. Geen titel [Industriegebouw]. 2013. Foto. 90. Marlies Lageweg. Geen titel [bebouwing aan het Achterklooster]. 2013. Foto. 91. Marlies Lageweg. Geen titel [balkons aan de Hoogstraat]. 2013. Foto. 92. 96. Marlies Lageweg. Geen titel [straatgezichten Hoogstraat]. 2013. Foto. 95. Stout/Kramer. Bewoners Hoogstraat oost ingedeeld in leeftijdscategorie per 5 jaar. 2013. Uit: Stout/Kramer. Gebiedconcept Hoogkwartier. Rotterdam, 2013. 99. Links. Stout/Kramer. Lichtplan Hoogstraat. 2013. Uit: Stout/Kramer. Gebiedconcept Hoogkwartier. Rotterdam, 2013. 99. Rechtsboven en rechtsonder. Stout/Kramer. Beelden van het plein voor het Savoy Hotel. 2013. Uit: Stout/Kramer. Gebiedconcept Hoogkwartier. Rotterdam, 2013. 115
Bijlage - Rede Ir. Ringers. Uit: ‘Eerste paal geheid in Rotterdamsch binnenstad.’ Nederlandsch Dagblad. 14 april 1941. Dr. Ir. Ringers hield een rede, waarin hij zeide, dat het vandaag een bijzondere dag is voor den dienst wederopbouw Rotterdam. Na eenige maanden opruimen van fundeeringen en kelders, het verrichten van graafwerk en voorbereiding van wegenaanleg, is er heden een materieel begin van opbouw, waarin die dienst een groot aandeel heeft gehad en nu de uitvoering ter hand neemt: het maken van de fundeering voor het eerste blok arbeiderswoningen binnen de verwoeste kern van Rotterdam. Het bleek niet mogelijk den geheelen opbouw aan het gemeentebestuur alleen over te laten. Niet alleen dat de gemeente financieel daartoe niet bij machte was, maar haar organisaties waren slechts op vredeswerk ingericht en niet zonder wijziging voor den crisistoestand geschikt te maken. Er diende overigens contact te zijn met een centrale instelling, die ook elders In het land den wederopbouw te leiden kreeg. Mijn dienst was daartoe ingericht, maar dank zij de voortreffelijke bestuurders en ambtenaren der gemeente, kan ik mij hoofdzakelijk bepalen tot hulpverleening, door het met raad en daad ter zijde staan, daarbij de financieele contröle niet uit het oog verliezende en aan mij houdende, wat mij bepaaldelijk is opgedragen: de onteigening en de toewijzing der uit te geven gronden. De Duitsche instanties, Ik noem in de eerste plaats den commissaris-generaal voor Financiën en Economische Zaken dr. Fischboeck, en den Beauftragte voor Rotterdam, dr. Voelckers, staan ons met raad en daad ter zyde. Menigmaal slaagden zij er in voor ons onoverkomelijk schijnende moeilijkheden uit den weg te ruimen.Het vraagstuk van transport en materiaal stond van meet af aan op den voorgrond. Dit kan slechts landelijk opgelost worden, daarom was het noodig een dienst in te richten, aan welke de herbouw van de verwoeste gemeentelijke werken (wegen, bruggen, kaden, rioleering,enz.) zou worden opgedragen, maar die — voor deze werken ook over een transport- en materiaalapparaat beschikkende — ook ten dienste der particulierebouwers moest kunnen worden gesteld. Daarbij stond mij als een grondbeginsel voor den geest, dat alles wat hier 116
verricht wordt, is ten behoeve van Rotterdam en de Rotterdammers (Indirect dus voor ons geheele land), dat derhalve zooveel mogelijk door Rotterdammers moet worden gedaan en wel zoodanig, dat, het werk eenmaal voltooid zijnde, de gemeente over de geheele geschiedenis van den wederopbouw zou beschikken en dat alle details bij de gemeentelijke diensten niet alleen bekend zouden zijn, maar geheel hun instemming zouden hebben. De gemeentelijke technische dienst werd ingeschakeld in den DIWERO door den adjunct-directeur van dien dienst, Dh. ir. van Dunné mede-directeur van den DIWERO te maken en het ontwerpen en houden van toezicht, dat de gemeentelijke technische dienst normaal te doen heeft, aan dezen over te laten. De directeur van den gemeentelijken technischen dienst is tevens hoofd van het adviesbureau voor het grondplan van Rotterdam (het ASRO). Het bouwprogramma Van het begin van ons werk af was het ons duidelijk, dat van de 27.000 verwoeste woningen, hoogstens 12.000 in den verwoesten stadsdriehoek zouden kunnen worden herbouwd en dat er dus 15.000 elders, bij voorkeur in het uitbreidingsplan van Rotterdam, moesten worden opgericht. De eenige dagen geleden aanbestede en inmiddels gegunde woningen, die voor wederopbouw worden uitgevoerd zijn dus woningen, welke ten deele voor normale stadsuitbreiding bedoeld waren. Bij het getal verder op te bouwen woningen moet men derhalve tellen den normalen aanbouw voor den bevolkingsaanwas en de woningverbetering: welke op ongeveer 3000 à 4000 per jaar te stellen ls. Een bouwprogramma der woningen, dat over vier jaar loopt, moet dus 27.000 vermeerderd met 4 X 3500 = 41.000 woningen leveren, wil Rotterdam in 1945 niet achterop zijn gekomen. Een gemiddelde dus van ongeveer10.000 woningen per jaar. Voor 1941 staan op ons programma ongeveer 9000 woningen, waarvan reeds ongeveer 1500 gereed zijn; ongeveer 6000 zijn uitbesteed of in uitvoering genomen. Het restant is in voorbereiding. Een belangrijk deel van dezen bouw is op initiatief en door onderhandeling van wethouder Brautigam uitgevoerd (ong.1000) of zullen in uitvoering worden genomen (ong. 2900) door een groep eigen bouwers, daarbij de lijn volgende, welke Rotterdam onder het bestuur van wethouder Brautigam met succes in de laatste jaren heeft ontwikkeld. Tot deze 2900
behooren de 500 welke op dit terreinbzullen worden opgericht. Ik verheug mij daarom de leiders van deze groep met den directeur Van Gestel, hier aanwezig te zien. Deze bouw is ‘n typisch staaltje, hoe voortvarend hier gewerkt wordt. Toen ir. Witteveen gereed kwam met zijn interessant ontwerp van het woningkwartier ten Noorden van den Goudschen Singel, waar ongeveer 6000 woningen moeten verrijzen, heeft hij met mijn instemming den architect Wils verzocht, een ontwerp te maken van de eerste groep van 543 woningen. Na den eersten opzet is hierin op advies van wethouder Brautigam nog een interessante verbetering aangebracht, zoodat men kan zeggen, dat alle deskundigen hun bijdrage aan dit ontwerp hebben geleverd, te meer nu ook de belangrijke groep Rotterdamsche eigen bouwers een groot deel van dezen bouw voor haar rekening nam, terwijl de rest en wel het gedeelte bestemd voor groote gezinnen, door de woningbouwvereniging „Rotterdamsche Maatschappij ten dienste der volkshuisvesting” zal worden uitgevoerd. ‘t Was er voor de voorbereiding niet meer gedaan, dan zouden wij moeten wachten tot de heipalen voor de fundeering zouden gereed komen. De Diwero had dat voorzien en reeds bij zijn instelling voorbereidingen getroffen de palen tijdig gereed te hebben. Dit was voornamelijk het werk van den directeur ir. Rutgers, aan wiens deskundige volharding het te danken is, dat de palen op dezen dag beschikbaar zijn. Want zonder palen is in Rotterdam niets te beginnen. Liggende in het deltagebied van onze grootste rivier bestaat de ondergrond uit zeer jong en daardoor weinig draagkrachtig alluvium. leder, die Rotterdam kent, weet, hoe <...> de grond hier is, hoe de straten steeds verder zakken en de huizen dit voorbeeld niet volgen, omdat zij rusten op palen, die tot groote diepte, 15—20 m. onder den grond reiken. Heien zit zoo in het bloed bij het Nederlandsche volk, dat het dit zelfs in zijn spreekwijzen tot uiting bracht. Een Hollander laat zich niet gemakkelijk iets op de mouw spelden en neemt iets eerst als waar aan, als het „geheid” is. Zoo hoop ik dat ook deze nieuwe volkswoningen geheid zullen zijn, dat zij ware Nederlandsche woningen zullen zijn in een Nederlandsche stad en het begin mogen zijn van een in snelle reeks elkaar opvolgende woningblokken, die een gelukkige en vreedzame bevolking zullen herbergen, werkende in ware vreugde tot heil van hun vaderland.
117