AANDACHT VOOR EENZAAMHEID ONDER BEWONERS OOSTELIJKE BINNENSTAD
1
2
Inhoud Voorwoord
5
Samenvatting conferentie
7
Aanbevelingen
15
Verslag inleidingen
19
Notulen workshops
25
Notulen afsluitende discussie
41
3
4
Voorwoord Op 16 april 2010 organiseerde het Huis van de Buurt Oostelijke Binnenstad een werkconferentie over de aanpak van eenzaamheid. Dat deed zij niet zomaar. In 2008 heeft het dagelijks bestuur van Stadsdeel Centrum een onderzoek laten verrichten naar de aard en omvang van de eenzaamheidsproblematiek in stadsdeel Centrum. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat in het stadsdeel verschillende kwetsbare groepen wonen onder wie eenzaamheid in grote mate voorkomt. Op basis van dit rapport is besloten in de oostelijke binnenstad een pilot te starten om een methode te ontwikkelen om eenzaamheid onder bewoners te signaleren en aan te pakken. Het Huis van de Buurt heeft met subsidie van het stadsdeel deze werkconferentie georganiseerd om het buurtnetwerk rondom eenzaamheid te organiseren. Het was niet alleen de bedoeling om alle betrokkenen te activeren maar ook om eenzaamheid in het vizier te krijgen en om te horen wat de deelnemers over de aanpak van eenzaamheid denken en wat er al gebeurt op dit gebied. De conferentie startte met drie inleiders die vanuit hun professionele achtergrond het fenomeen eenzaamheid en de aanpak hiervan schetsten. Daarna zijn aanwezigen - verdeeld over 4 werkgroepen - met elkaar in gesprek gegaan over de aanpak van eenzaamheid. In deze notitie wordt de resultaten van de werkconferentie weergegeven. We starten met een samenvattend verslag van de conferentie. Vervolgens worden aanbevelingen gegeven om eenzaamheid in de oostelijke binnenstad aan te pakken. Voor een volledige informatie zijn daarna als bijlagen de inleidingen en de meer letterlijke verslagen van de werkgroepen toegevoegd. De grote belangstelling voor de conferentie over eenzaamheid in de oostelijk binnenstad maakt duidelijk dat het item leeft. De verwachting is dat door de veranderingen in de samenleving eenzaamheid onder de bewoners alleen maar zal toenemen. De wethouder heeft duidelijk uitgesproken dit een onverkwikkelijke zaak te vinden. Mensen mogen niet buiten de samenleving vallen. Het kan niet zo zijn dat in onze samenleving mensen onopgemerkt dood gaan in hun huis. De conferentie heeft ook duidelijk gemaakt dat we bij de aanpak van eenzaamheid zorgvuldig te werk moeten gaan. Eenzaamheid kan zeer gecompliceerd zijn en er is dan ook niet één methodiek om het probleem aan te pakken. Iedere situatie zal op zichzelf staan en er is maatwerk nodig. Toch zijn er wel degelijk aanbevelingen over de aanpak van eenzaamheid te doen. Het Huis van de Buurt is heel graag bereid om samen met de bewoners en de vertegenwoordigers van de organisaties in de buurt het voortouw te nemen in de aanpak van eenzaamheid onder buurtbewoners. Namens het Huis van de Buurt Oostelijke Binnenstad Peter Paschenegger coördinator
5
6
Samenvatting conferentie Uit meerdere onderzoeken blijkt dat ongeveer 30% van de volwassen Nederlanders zich op een bepaalde manier eenzaam voelt en dat zo’n 10% van de bevolking sterk eenzaam is. De verwachting is dat problemen rond eenzaamheid toe zullen nemen. De laatste decennia is door de veranderende visie op mensen met een beperking het steeds gewoner geworden dat mensen met bijvoorbeeld een verstandelijke beperking of met een psychiatrische problematiek met de nodige ondersteuning zelfstandig in de wijk wonen. Maar ook dat steeds meer mensen die ondersteuning nodig hebben, dit zo lang als dat mogelijk is thuis kunnen krijgen. Dit betekent dat er meer en meer mensen die kwetsbaar zijn in de wijk komen of blijven wonen. De AWBZ pakketmaatregel leidt er ook toe dat steeds meer kwetsbare mensen min of meer voor hun eigen daginvulling moeten zorgen. Mensen, zoals ouderen, worden hierdoor nog kwetsbaarder en krijgen fysieke of geestelijke gezondheidsproblemen. Daarnaast wordt de maatschappij ingewikkelder om de weg naar ondersteuning te vinden. Eenzaamheid komt ook voor bij mensen van wie je het niet verwacht. We kennen allemaal wel de schrik van een krantenbericht dat iemand dood in zijn huis is aangetroffen en dat zijn of haar dood enige tijd onopgemerkt is geweest. Hoe kan dit? Doorbreek taboe op eenzaamheid Rond eenzaamheid bestaat nog een groot taboe. Mensen lopen er niet mee te koop. Arie Ouwerkerk is directeur van de Coalitie Erbij, een landelijk samenwerkingsverband van organisaties die eenzaamheid wil bestrijden. Volgens hem vinden mensen het lastig om ervoor uit te komen en denken ze al snel een ‘loser’ te zijn. Mensen in elkaars omgeving, zeker als het een partner is, horen ook niet graag dat de ander eenzaam is. Een huisarts komt op zijn spreekuur bijna nooit mensen tegen die spontaan zeggen dat ze eenzaam zijn. Meestal komen ze met andere klachten. De enige remedie die de huisarts dan heeft, is om de patiënt na een maand maar weer terug te vragen, zodat die in ieder geval een contactpunt heeft. Bij veel projecten die zich richten op eenzaamheidsbestrijding, komt het woord eenzaamheid ook helemaal niet voor. Men is bang dat als men dit begrip gebruikt, mensen afgeschrikt worden om mee te doen. Eenzaamheid wordt als problematisch gezien. Het vrijwilligersproject dat het Kerk en Buurtwerk in Oost heeft uitgevoerd, ging dan ook niet uit van de invalshoek ‘eenzaamheid’ maar werd als bezoekproject aangekondigd. Zelfs toen nog was het voor veel bewoners een grote drempel om zich aan te melden voor een bezoekje van een vrijwilliger. Binnen de landelijke Coalitie Erbij is veel discussie over het gebruik van het woord eenzaamheid. Toch heeft men besloten om het te blijven gebruiken. Men vindt het belangrijk om het taboe rond eenzaamheid te doorbreken en mensen te leren er normaal mee om te gaan. Eenzaamheid hoort bij het leven. Ook Roeland Rengelink, portefeuillehouder van onder andere Zorg en Welzijn, vindt het belangrijk om problemen goed te benoemen. De samenleving heeft volgens hem duidelijk gefaald als iemand maanden in zijn huis dood ligt. Het belang van aandacht voor eenzaamheid zal in de toekomst alleen maar toenemen. De vergrijzing, de multiculturele samenleving, de individualisering van de maatschappij, bezuinigingen en extramuralisering van de zorg dragen allen bij aan een versterking van eenzaamheidsgevoelens Initiatieven om het taboe op eenzaamheid te doorbreken zijn dan ook hard nodig. Op de conferentie werden enkele mogelijke activiteiten hiertoe aangedragen. Zo bestaat er een 7
theaterproject waarbij in de buurt een circustent wordt opgezet waarna acteurs met bewoners op een vrolijke manier over eenzaamheid in discussie gaan ( www.eenzaamhart.nl ). Een ander initiatief is van de Coalitie Erbij. Deze heeft het plan opgevat om jaarlijks een campagneweek te organiseren waarin eenzaamheid onder de aandacht wordt gebracht en bespreekbaar gemaakt. Ook organiseren de organisaties in de Oostelijke Binnenstad jaarlijks een Buurtdag waarop het thema eenzaamheid bespreekbaar kan worden gemaakt. Er kan een kraampje komen met informatie over eenzaamheid maar er kan ook een speciale activiteit georganiseerd worden.
Brede signalering onder doelgroepen Het taboe op eenzaamheid zorgt ervoor dat het signaleren van eenzaamheid niet altijd even gemakkelijk is. Je ziet niet aan mensen dat ze eenzaam zijn. Mensen komen vaak met financiële, relationele of gezondheidsproblemen naar buiten en pas na veel doorvragen komt een hulpverlener erachter dat eenzaamheid een rol speelt. Omdat bewoners zich vaak voor eenzaamheid schamen, komen ze ook niet naar het loket Zorg en Samenleving met de melding dat ze eenzaam zijn. Het signaleren van eenzaamheid gebeurt dan ook meestal anders. Bijna alle deelnemers van de conferentie signaleren op hun werk, op straat of bij familie en kennissen wel eenzaamheid. Vaak is het intuïtief, soms is het onderdeel van de intakegesprekken die organisaties hanteren. Ook bij de huisbezoeken wordt vaak eenzaamheid gesignaleerd Eenzaamheid komt onder verschillende bevolkingsgroepen en op verschillende plekken voor. Vaak zijn het mensen die een breukvlak in hun leven hebben, bijvoorbeeld als een partner of kind ernstig ziek of overleden is. Iedereen kan het overkomen maar kwetsbare groepen hebben het er het moeilijkst mee. Op de conferentie werd een aantal groepen speciaal genoemd. Allereerst de ouderen. Zij zien hun directe verwanten en kennissen langzaam door overlijden wegvallen. Dit geldt zowel voor degenen die in een verpleeg- of verzorgingshuis verblijven als degenen die thuis wonen. De oostelijke binnenstad heeft verschillende verpleeg- of verzorgingshuizen: St. Jacob, het Sarphatihuis, de Wittenburg en de Plantage. In deze verzorgingshuizen komt eenzaamheid veelvuldig voor. Hetzelfde geldt- en misschien nog wel in meerdere mate - voor de ouderen die nog thuis wonen. Ook zij worden met eenzaamheid geconfronteerd. Zeker als zij door ziekte of beperking van mobiliteit steeds minder het huis uit komen. Deze groep is echter moeilijker te vinden dan die in de verzorgingshuizen. De ouderenadviseurs merken het bij hun huisbezoeken en soms melden buren en kennissen het. Deze meldingen zijn dan vaak in een zodanig laat stadium dat er al problemen zijn met ernstige verwaarlozing of overlast voor de buren. Voor mensen met een handicap kan eenzaamheid ook een ernstig probleem zijn. Vaak zijn ze wat minder mobiel of worden ze door hun handicap gehinderd in het aangaan van sociale relaties. Een speciale groep die met eenzaamheid geconfronteerd wordt, zijn migranten. In hoeverre het bij migranten meer of minder voorkomt, is moeilijk te zeggen omdat hier nog weinig 8
onderzoek naar gedaan is. Oudere migranten hebben vaak meer steun aan hun familie dan autochtone ouderen, maar worden op hoge leeftijd weer meer met de tegenstellingen tussen Nederland en hun geboorteland geconfronteerd, zeker als ze in een verzorging- of verpleeghuis opgenomen moeten worden. Zij beginnen dan de maatstaven van het land van hun jeugd te missen. Onder migranten vraagt vooral de positie van de vrouw extra aandacht. Hoewel steeds meer vrouwen werken en een maatschappelijke positie innemen, is er toch ook een groep vrouwen die buiten de samenleving staat. Deze vrouwen zitten de hele dag thuis en hebben slechts een beperkt sociaal netwerk. Vaak is er ook nog een taalbarrière waardoor gewone contacten met buren moeilijk verlopen. De eenzaamheid onder deze vrouwen kan soms erg groot zijn. Vluchtelingen vormen onder de migranten eveneens een groep die speciale aandacht vraagt. Zij zijn van huis en haard ontheemd en missen hun oude contacten. Bovendien speelt vaak nog oorlogsleed mee die tot trauma’s in de persoonlijke situatie kunnen leiden. Een bijkomend probleem bij vluchtelingen en migranten kan HIV besmetting zijn. Door de ziekte worden ze gestigmatiseerd en daarom spreekt men er liever niet over. De eenzaamheid wordt hierdoor nog eens extra vergroot Ook onder mensen met geestelijke stoornissen komt eenzaamheid veelvuldig voor. Daarbij kunnen de ziekteverschijnselen zeer divers zijn: van manische depressiviteit tot autisme. Het Leger des Heils wijst verder nog op de grote groep alcohol- en drugsverslaafden die zich al dan niet dakloos in de binnenstad ophoudt. Deze groep heeft vaak last van eenzaamheid, hoewel het vaak niet als zodanig wordt onderkend omdat er meerdere problemen zijn. Verder zijn er nog de ex-gedetineerden, een groep waarover bijna nooit gesproken wordt maar waar eenzaamheid wel op grote schaal voorkomt. Hoewel bijna alle deelnemers aan de conferentie eenzaamheid op een of ander manier signaleren, is er ook het besef dat deze signalering vaak niet altijd goed is. Bij sommigen is het een vast aandachtspunt in het werk, maar bij anderen gebeurt het slechts incidenteel. Onder de deelnemende organisaties vormt eenzaamheid meestal nog geen structurele focus waarop in het werk gelet wordt. Een vertegenwoordiger van Osira merkt op dat eenzaamheid op dit moment ook geen basis vormt voor een GGZ-indicatie, waardoor er nog weinig mogelijkheden zijn om er mee aan de slag te gaan. Het gevolg is dat eenzaamheid soms niet of in een veel te laat stadium gesignaleerd wordt.
Behoefte aan een meldpunt Het goed signaleren van eenzaamheid is slechts een voorwaarde voor een succesvolle aanpak van eenzaamheid. Na het signaleren moet bekeken worden of een interventie nodig is. Degene die signaleert hoeft echter niet degene te zijn die de eenzaamheid onder de bewoners zelf gaat aanpakken. Het kan verstandig zijn om door te verwijzen. Verschillende organisaties hebben namelijk niet de expertise in huis of hebben het bestrijden van eenzaamheid niet als doelstelling. Ze houden zich bijvoorbeeld bezig met medische gezondheidszorg, schuldhulpverlening of dagopvang, om maar iets te noemen. Het tegengaan van eenzaamheid onder de klanten behoort daarom niet tot hun kerntaken.
9
Op dit moment weten bewoners en organisaties vaak niet wat ze moeten doen als ze eenzaamheid signaleren. Men signaleert wel maar is niet goed op de hoogte over welke vervolgstappen ondernomen dienen te worden. Soms wordt nog wel doorverwezen maar daarna is het onbekend wat er gebeurt. De aanpak van eenzaamheid is hierdoor zeer diffuus. Onder de deelnemers aan de conferentie is er behoefte aan een meldpunt waar men met signalen van eenzaamheid terecht kan. Tegelijkertijd is er het besef dat er verschillende loketten zijn en het niet verstandig is om direct weer een nieuwe instelling in het leven te roepen. Het beste is om aan te sluiten bij een bestaande organisatie. Het loket Zorg en Samenleving is hiervoor waarschijnlijk niet geschikt omdat dit loket vooral bedoeld is voor mensen die zelf stappen willen ondernemen en eenzame mensen dit niet gauw doen. Voor mensen die eenzaam zijn, is dit loket een veel te grote drempel om naar toe te stappen. Het meldpunt Zorg en Overlast is waarschijnlijk meer geschikt als meldpunt. Het vraagt echter wel een uitbreiding van activiteiten omdat het meldpunt zich nu niet expliciet op eenzaamheid richt en nog niet goed geoutilleerd is voor het nemen van vervolgstappen.
Betere matching van initiatieven, van professioneel tot vrijwilligers Op het gebied van het bestrijden van eenzaamheid vinden in de oostelijke binnenstad allerlei activiteiten plaats. Vaak zijn dit vrijwilligersprojecten zoals de Voedselbank, het Buurtrestaurant, Czaar 51, de SOOP, Telefooncirkel, Burenhulp of Vriendendiensten. Er zijn ook professionele organisaties, al dan niet gesubsidieerd door het stadsdeel, die zich met activiteiten ter voorkoming van eenzaamheid, bezighouden. Veel van deze activiteiten richten zich op speciale doelgroepen, zoals ouderen, psychiatrische patiënten of migranten. Het bestrijden van eenzaamheid vormt vaak niet de hoofddoelstelling van de activiteit maar wordt wel als belangrijke nevendoelstelling meegenomen. De vraag is of de georganiseerde activiteiten wel bijdragen aan het verminderen van eenzaamheid. Wetenschappelijk onderzoek van projecten elders liet zien dat de resultaten van alle inspanningen vaak gering waren. Veel mensen voelden zich na een interventie toch nog eenzaam. Dat betekent niet dat de activiteiten geheel zinloos zijn, want uit dezelfde onderzoeken bleek ook dat door de projecten de kwaliteit van het leven van mensen toenam. Alleen hun eenzaamheid verminderde niet. Veel projecten zijn gericht om mensen van de eenzaamheid af te leiden of mensen met anderen in contact te brengen. Vaak gaat het om sociale activiteiten. Er is echter ook grote behoefte aan interventies die zich er op richten dat mensen weerbaar worden, gebeurtenissen in hun leven accepteren en leren met hun eenzaamheid om te gaan. Er is zeker meer onderzoek nodig naar het huidige aanbod aan activiteiten. Er moet gekeken worden of er geen gat is en mensen uit de boot vallen. Met name is nu al duidelijk dat er uitbreiding nodig is in dagactiviteiten voor thuiswonende ouderen. Hierin wordt echter gedeeltelijk voorzien doordat in een samenwerkingsverband van het Huis van de Buurt, het Sarphatihuis (Amsta) en St. Jacob (de OsiraGroep) het project ‘Cultuur in de middag’ start. Dit project richt zich op de groep thuiswonende ouderen met een gebrekkige gezondheid en daaruit voortvloeiende sociale problemen. Op de conferentie kwam naar voren dat het bestrijden van eenzaamheid zeker niet in de eerste plaats moet gebeuren door het verder uitbreiden van activiteiten. Er is namelijk al een ruim 10
aanbod van activiteiten. Deze activiteiten worden vooral georganiseerd door organisaties die zich op speciale doelgroepen richtten en die zich op verschillende niveaus manifesteren: niet alleen op buurtniveau ook op stedelijk en landelijk niveau. Dat is ook goed want veel mensen die eenzaam zijn, hebben een dubbele problematiek. Als een organisatie eenzaamheid signaleert, blijkt de eigen organisatie vaak niet het geschikte aanbod en expertise te hebben. Een andere meer gespecialiseerde organisatie heeft dat aanbod vaak wel. Doorverwijzen is dan nodig. Dit doorverwijzen moet wel zeer zorgvuldig gebeuren. Gerard Koster van de Stichting Aandagt pleit in dit kader van een ´warme doorverwijzing´ waarbij een eenzaam iemand begeleidt wordt van de ene organisatie naar de ander. Dat betekent niet een telefoontje of een briefje maar meegaan met de bewoner. De informatie over de verschillende activiteiten rond eenzaamheid ontbreekt echter, waardoor het op dit moment niet goed mogelijk is om te ‘matchen’ en door te verwijzen. Veel organisaties weten niet welk aanbod er op dit terrein in de oostelijke binnenstad geleverd worden. Om het matchen van bewoner naar het aanbod te verbeteren zal de informatie van elkaars activiteiten verbeterd moeten worden. Daarvoor is een goede sociale kaart nodig van het netwerk dat zich met activiteiten rond eenzaamheid bezighoudt. Bovendien is er behoefte aan kennis over de projecten die deze organisaties organiseren en die behulpzaam kunnen zijn bij het bestrijden van eenzaamheid. Op de conferentie werd er op gewezen dat internet hiervoor een geschikt medium is en dat er al enkele websites bestaan die misschien hiervoor ingeschakeld kunnen worden. Daarbij wordt gedoeld op www.socialekaart.amsterdam.nl en www.jekuntmeer.nl De sites zijn echter niet volledig te gebruiken omdat projecten door organisaties niet worden aangeleverd of omdat eenzaamheid geen invalshoek vormt. Deskundigheidsbevordering Een van de moeilijkheden in het bestrijden van eenzaamheid vormt de diversiteit waarin eenzaamheid zich uit. Anneke Dorrestein, senioronderzoeker bij het Provinciaal Opbouworgaan Noord-Brabant (PON) en bewoonster van de Oostelijke Binnenstad maakt een duidelijk onderscheid tussen eenzaamheid en sociaal isolement. Eenzaamheid is het subjectieve ervaren van een gemis aan goede contacten, terwijl het bij sociaal isolement om het feitelijk ontbreken van contacten gaat. Iemand die sociaal geïsoleerd is, hoeft zich dan ook niet eenzaam te voelen, terwijl iemand met veel contacten wel eenzaam kan zijn. De oorzaak en de uiting van eenzaamheid kan ook zeer divers zijn. Ingrijpende levensgebeurtenissen, gezondheidsproblemen, leeftijd, opvoeding, persoonlijkheid, werkloosheid, armoede, woonomgeving en gezinssituaties kunnen allemaal een rol spelen bij eenzaamheid. Volgens Anneke Dorrestein kan het ook iedereen overkomen. Alleen zal de een het probleem makkelijker zelf kunnen oplossen dan de ander. De mensen die eenzaam zijn, hebben vaak een scala aan problemen. Bert van Schagen, werkzaam voor het Oecumenisch Kerk en Buurtwerk Amsterdam-Oost en Czaar 51, bevestigt uit de praktijk de complexiteit van eenzaamheid. Hij heeft ervaring met een vrijwilligersproject van het Kerk en Buurtwerk rond eenzaamheidsbestrijding in Oost waarbij een 80jarige MS-patiënte zodanig aftakelde dat ze niet langer wilde leven. Ook was er een eenzaam iemand die een zeer hinderlijk karakter had en onaangenaam met de bezoekende vrijwilliger omging. 11
Het erkennen van een grote diversiteit in oorzaak en uiting van eenzaamheid is belangrijk omdat alleen dan een effectieve interventie kan plaatsvinden. Duidelijk is dat eenzaamheid niet altijd door meer contacten opgelost kan worden. Er is niet één methode of methodiek om eenzaamheid aan te pakken. Een goede probleemanalyse van degene die eenzaam is, is essentieel. De ervaring leert dat hulp bij een verkeerde aanpak soms zelfs meer kwaad dan goed kan aanrichten. Mensen kunnen hulp bijvoorbeeld als bedreigend ervaren en zich juist verder isoleren. Door hulp kunnen mensen ook pijnlijk met een narigheid worden geconfronteerd, zonder dat er direct een oplossing voorhanden is. Wat ook wel gebeurt, is dat iemand van de hulpverlener afhankelijk wordt en in de problemen komt als deze hulp vermindert. De aanpak van eenzaamheid vraagt dan ook maatwerk. Het Rode Kruis geeft speciale trainingen voor vrijwilligers om met ´eenzamen ´om te gaan en de Coalitie Erbij probeert via de eigen website www.coalitieerbij.nl meer informatie te verspreiden over de ´best practices´ ten aanzien van interventies bij eenzaamheid. Ook zijn er specifieke deskundigheidstrainingen ontwikkeld door bijvoorbeeld Jeannette Rijks van de organisatie Faktor5 (www.faktor5.nl ).
Preventie van eenzaamheid Behalve interventies om eenzaamheid te bestrijden zijn er ook preventieve maatregelen nodig. Het is essentieel om de voorwaarden te realiseren dat mensen met elkaar in contact kunnen komen. Er wordt in dit kader meer aandacht gevraagd voor een beter vervoer van Connexion. Het lange wachten schrikt mensen vaak af om de deur uit te gaan. Ook werd tijdens de conferentie op het belang van huisdieren gewezen. Het huisdier is voor sommige ouderen hun beste vriend en daarom weigeren ze naar een verzorgingshuis te gaan omdat huisdieren daar niet worden toegelaten. Er wordt daarom gepleit om met deze maatregel soepeler om te gaan. Een ander aandachtspunt vormt de openbare ruimte. Hier moeten mensen elkaar kunnen ontmoeten. Anneke Dorrestein spreekt in dit kader van ‘natuurlijke ontmoetingen’ Daarvoor zijn plekken nodig, bijvoorbeeld een pleintje met bankjes, een picknickplek of een speelplaats voor ouders en grootouders met hun kinderen en kleinkinderen. Bij de inrichting van de openbare ruimte is hiervoor veel meer aandacht nodig.
Oprichten Projectgroep Het matchen van activiteiten en bewoners die eenzaam zijn, kan niet beperkt blijven tot verbetering van informatievoorziening via internet of het alleen realiseren van een meldpunt. Er moet meer gebeuren. Om het signaleren en doorverwijzen goed te laten verlopen is het aan te bevelen om aan het meldpunt een projectgroep te koppelen die zich speciaal met eenzaamheid bezighoudt. Deze projectgroep hoeft niet al te vaak bijeen te komen. Het gaat er vooral om een vinger aan de pols te houden. De projectgroep krijgt de volgende taken: - stimuleren dat eenzaamheid gesignaleerd blijft worden - bewaken van een goede ‘warme’doorverwijzing - het (laten) meten van effecten van interventies - informatievoorziening over best practices en organiseren van intervisie - het stimuleren van deskundigheidsbevordering 12
Voor deelname aan de projectgroep worden de vertegenwoordigers uitgenodigd van die organisaties die zich actief richten of willen richten op het signaleren en bestrijden van eenzaamheid.
Conclusies De grote belangstelling op de conferentie van 16 april over eenzaamheid in de oostelijke binnenstad maakt duidelijk dat het item leeft. De verwachting is dat door de veranderingen in de samenleving eenzaamheid onder de bewoners alleen nog maar zal toenemen. Daarom zijn er dringend maatregelen en interventies nodig. De conferentie heeft wel duidelijk gemaakt dat men hierbij zorgvuldig te werk moet gaan. Eenzaamheid kan zeer gecompliceerd zijn en er is dan ook niet één methodiek om het probleem aan te pakken. Iedere signalering zal goed onderzocht moeten worden waarna maatwerk geleverd dient te worden. Toch doet de conferentie wel een aantal aanbevelingen. Aan de politiek en dan met name het Dagelijks Bestuur van stadsdeel Centrum wordt gevraagd om deze aanbevelingen serieus te nemen en mogelijk te maken. Gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en de taak die de gemeente heeft in haar uitvoering van de WMO, is meer aandacht voor eenzaamheid nodig. Het Huis van de Buurt is dan bereid om samen met de bewoners en de vertegenwoordigers van de deelnemende organisaties aan de conferentie het voortouw in de bestrijding van eenzaamheid te nemen.
13
14
DE AANBEVELINGEN Het is belangrijk om de methodiek rondom de aanpak van eenzaamheid verder te ontwikkelen. Op basis van de werkconferentie doen we in dit kader de volgende aanbevelingen. Doorbreek taboe op eenzaamheid Rond eenzaamheid bestaat nog een groot taboe. Mensen lopen er niet mee te koop. Het is schaamtevol te erkennen dat je je eenzaam voelt. Discussie is of je het woord eenzaamheid al dan niet moet gebruiken. Uiteindelijk is de conclusie ga het niet uit de weg. • Organiseer initiatieven om taboe op eenzaamheid te doorbreken Initiatieven om het taboe op eenzaamheid te doorbreken zijn hard nodig. Op de conferentie werden enkele mogelijke activiteiten hiertoe aangedragen. De landelijke Coalitie Erbij heeft het plan opgevat om jaarlijks een campagneweek te organiseren om eenzaamheid onder de aandacht te brengen en bespreekbaar te maken. De organisaties in de oostelijke binnenstad zouden hierop met hun activiteiten kunnen aansluiten. Ook hebben de organisaties de mogelijkheid om op de jaarlijkse Buurtdag het je eenzaam voelen in het licht te zetten.
• Hou bij het opzetten van interventies rekening met taboe op eenzaamheid Het doorbreken van het taboe op eenzaamheid zou er ook toe kunnen leiden dat eenzaamheidinterventies meer aftrek vinden.
Bevorder deskundigheid In de regel zie je niet aan mensen dat ze eenzaam zijn. Mensen vertellen eerder over hun financiële, relationele of gezondheidsproblemen. Het waarnemen dat iemand eenzaam is gebeurt vaak intuïtief. Heel soms is het onderdeel van het intakeprotocol dat organisaties hanteren. Huisbezoek is een goede mogelijkheid om eenzaamheid te signaleren, mits de bezoeker hier oog voor heeft. • Zorg voor deskundigheid om eenzaamheid te signaleren Organisaties moeten bij voortduring gestimuleerd worden om in het werk aandacht te hebben voor eenzaamheidgevoelens bij cliënten. Ze zouden hiervoor getraind kunnen worden. Het is daarom nodig dat iedere zorg- en welzijnsorganisatie het signaleren van eenzaamheid in zijn werkplan opneemt en dat het tot de competenties van de werkers gaat behoren. • Zorg voor deskundigheid om eenzaamheid aan te pakken Een van de moeilijkheden in het aanpakken van eenzaamheid is de diversiteit waarin het zich eenzaam voelen uit. Ook de oorzaak is divers. Ingrijpende levensgebeurtenissen, gezondheidsproblemen, leeftijd, opvoeding, persoonlijkheid, werkloosheid, armoede, woonomgeving en gezinssituaties kunnen allemaal een rol spelen bij het zich eenzaam voelen.
15
De ervaring leert dat een verkeerde aanpak zelfs meer kwaad dan goed aanricht. Zo kunnen mensen zich bedreigd voelen en zich juist verder isoleren. Of worden ze pijnlijk met hun nare gevoelens geconfronteerd, zonder dat er direct een oplossing voorhanden is. Wat ook kan gebeuren is dat de iemand van de hulpverlener afhankelijk wordt en in de problemen komt als deze hulp vermindert. De aanpak van eenzaamheid vraagt maatwerk en deskundigheid. Er kan aangesloten worden bij trainingen van Het Rode Kruis en bijvoorbeeld de organisatie Faktor5. Zet meldpunt op Op individueel niveau eenzaamheid bij iemand waarnemen is mooi. Maar wat is het vervolg? Onder de deelnemers aan de conferentie is er behoefte aan een meldpunt waar men met signalen van eenzaamheid terecht kan. Tegelijkertijd is er het besef dat er verschillende loketten zijn en het niet verstandig is om direct weer een nieuwe instelling in het leven te roepen. Het beste is om aan te sluiten bij een bestaande organisatie. De mogelijkheden zijn het loket Zorg en Samenleving of het meldpunt Zorg en Overlast. • Breid de taak van het meldpunt Zorg en Overlast in samenhang met de taak van het Loket Zorg en Samenleving uit met het Meldpunt eenzaamheid onder bewoners. Zorg voor matching van allerhande initiatieven In de Oostelijke Binnenstad vinden allerlei activiteiten plaats die georganiseerd worden voor mensen die zich eenzaam voelen of om eenzaamheid onder hen te voorkomen. De meeste activiteiten zijn gericht op doelgroepen, zoals ouderen, mensen met een psychiatrische problematiek of migranten. Soms is het aanpakken van eenzaamheid niet de insteek van een activiteit, maar is dit wel degelijk een belangrijk neveneffect. Het aanpakken van eenzaamheid lijkt dan ook niet een kwestie van uitbreiden van activiteiten, maar het gebruikmaken van elkaars kennis en activiteiten. Maar hoe raken we van elkanders activiteiten op de hoogte? De informatie over de verschillende activiteiten rond eenzaamheid ontbreekt, waardoor het op dit moment niet goed mogelijk is om te ‘matchen’ en door te verwijzen. Veel organisaties weten niet welk aanbod er op dit terrein in de oostelijke binnenstad geleverd wordt. Om het matchen van bewoner naar het aanbod te verbeteren zal de informatie van elkaars activiteiten verbeterd moeten worden. Daarvoor is een goede sociale kaart nodig van het netwerk dat zich met activiteiten rond eenzaamheid bezighoudt. Bovendien is er behoefte aan kennis over de projecten die deze organisaties organiseren en die behulpzaam kunnen zijn bij het aanpakken van eenzaamheid. Op de conferentie werd er op gewezen dat internet hiervoor een geschikt medium is. • Laat de drie Huizen van de Buurt en Stadsdeel Centrum - gezamenlijk de verzorgers van de stadsdeelgids - een website onderhouden, waarin de sociale kaart van de Oostelijke Binnenstad en de activiteiten op het gebied van eenzaamheid via links naar andere sites worden vermeld. Ook kan in de stadsdeelgids eenzaam een trefwoord zijn.
Maak een kartrekker en verbindingsgroep Het matchen van activiteiten en bewoners die eenzaam zijn, zal weinig kans van slagen hebben als er niet concreet wordt doorverwezen. Om doorverwijzing goed te laten verlopen is
16
het aan te bevelen om aan het meldpunt een projectgroep te koppelen die zich speciaal met eenzaamheid bezighoudt. De projectgroep krijgt dan de volgende taken: - stimuleren dat eenzaamheid gesignaleerd wordt - bewaken van een goede ‘warme’ doorverwijzing - het (laten) meten van effecten van interventies - informatievoorziening over best practices en organiseren van intervisie - het stimuleren van deskundigheidsbevordering Voor deelname aan de projectgroep worden de vertegenwoordigers uitgenodigd van die organisaties die zich actief richten of willen richten op het signaleren en bestrijden van eenzaamheid. • Laat Het Huis van de Buurt het initiatief nemen om in overleg met het gekozen meldpunt de projectgroep op te zetten en te coördineren. Voorkom eenzaamheid Behalve interventies om eenzaamheid aan te pakken zijn er maatregelen nodig om eenzaamheid te voorkomen. Het is essentieel om als stadsbestuur voorwaardenscheppend te zijn, zodat mensen ook op een natuurlijke manier in de gelegenheid worden gesteld met elkaar in contact te komen. • Zorg voor ontmoetingsplekken in de wijk Zorg dat een buurt plekken heeft waar mensen elkaar op een natuurlijke wijze ontmoeten of deel kunnen nemen aan de samenleving. Bijvoorbeeld een pleintje met bankjes, maar beter nog plekken waar ook activiteiten mogelijk zijn, zoals de buurt kinderspeelplaats die altijd heeft geboden voor diverse ouders met hun kinderen en grootouders met hun kleinkinderen. Bij de inrichting van de openbare ruimte is hiervoor veel meer aandacht nodig. Dit vereist bij het stadsbestuur ook een samenwerking de verschillende diensten, vooral tussen Ruimtelijke ordening, economie en zorg/welzijn. • Bezie maatregelen ook op hun effect op eenzaamheid Gemeentelijke maatregelen zouden bezien dienen te worden op het effect dat deze hebben voor de toegang van burgers tot de samenleving. Samengevat zijn onze aanbevelingen: 1. Deelname aan de landelijke campagne om het taboe op eenzaamheid te doorbreken en aan te sluiten bij de eigen activiteiten op de jaarlijkse Buurtdag 2. Organisaties regelmatig stimuleren om eenzaamheid te signaleren. 3. Een meldpunt voor eenzaamheid opzetten dat aansluit bij een loket of meldpunt dat er al is. 4. Digitale sociale kaart van Oostelijke Binnenstad maken met verwijzingen naar activiteiten op het gebied van eenzaamheid. 5. Aandacht voor deskundigheidsbevordering en intervisie van hulpverleners, onder andere via het verzorgen van een cursus. 6. Aandacht voor preventieve maatregelen t.a.v. eenzaamheid bij voorzieningen en de inrichting van de openbare ruimte. 7. Instellen projectgroep Eenzaamheidsaanpak die gekoppeld wordt aan het Meldpunt Eenzaamheid 17
18
VERSLAG INLEIDINGEN Peter Paschenegger, coördinator van het Huis van de Buurt, heet alle aanwezigen hartelijk welkom. Het is de bedoeling eenzaamheid in het stadsdeel aan te pakken en daartoe is het programma van deze middag opgesteld. Na een drietal inleidingen gaan de aanwezigen in workshops praten over het signaleren en aanpakken van eenzaamheid in de oostelijke binnenstad. Daarna worden conclusies uitgewisseld en zal de nieuwe wethouder Zorg en Welzijn, dhr. Roeland Rengelink, acte de présence geven. Ten slotte is er tijdens een borrel gelegenheid tot netwerken en elkaar beter te leren kennen. Deze middag is georganiseerd door het Huis van de Buurt en is mede mogelijk gemaakt door het stadsdeel. Het Huis van de Buurt is een samenwerkingsverband van alle welzijnsinstellingen (Wijkcentrum Oostelijke Binnenstad, IJsterk, CentraM en het Wijksteunpunt Wonen Centrum). Er wordt vraaggericht richting bewoners gewerkt. De middag staat in het teken van het samen ontwikkelen van methodes voor het signaleren en tegengaan van eenzaamheid. Het is belangrijk dat alle aanwezigen aangeven wat ze signaleren en welke aanpak ze voorstellen. Ton Heijdra, een van de mede-organisatoren van deze middag, gaat vervolgens een stuk met aanbevelingen voor het stadsdeel schrijven en de instellingen gaan met de aanbevelingen aan de slag.
Inleiding Bert van Schagen
Bert van Schagen werkt voor Oecumenisch Kerk en Buurtwerk Amsterdam-Oost en Czaar 51, en vertelt over zijn praktijkervaringen. In september 1997 nam Kerk en Buurtwerk het initiatief voor bezoekwerk met Czaar 51 als uitvalsbasis, omdat ze vermoedden dat er ouderen waren die graag meer en regelmatig vast contact wilden. De buurt was toen onveilig - vooral in de Cz. Peterstraat bij de spoorbrug waren veel dealers en gebruikers - waardoor veel mensen daar niet graag ’s avonds even op bezoek gingen. Ook de bevolkingssamenstelling was toen anders: er waren meer ouderen. Kerk en Buurtwerk wilde een methodische aanpak en met andere instellingen samenwerken. Ze hebben met de Blankenberg gepraat en een folder over bezoekwerk voor en door vrijwilligers gemaakt. Er werd gezocht naar vrijwilligers die twee uur per week beschikbaar waren en die goed konden luisteren. Er werd de vrijwilligers een cursus beloofd, evenals 19
maaltijden waarbij ervaringen konden worden uitgewisseld. Er werd ook gezocht naar mensen die graag bezoek wilden. De folder werd verspreid en er kwamen artikelen in De Eilander, een paar kerkbladen en krantje van de Sociale Dienst. Ook werd er contact opgenomen met De Schinkel. Het project werd niet vanuit de invalshoek ‘eenzaamheid’ gepresenteerd, want dan kreeg het meteen een problematische invalshoek. Het werd als bezoekproject gebracht. Er meldden zich vijf vrijwilligers maar helemaal geen mensen die bezoek wilden. Het bleek moeilijk om eenzame mensen te vinden; daar was duidelijk meer inspanning voor nodig. Er is toen een brief naar 65-plussers gestuurd, en drie dagen daarna belden vrijwilligers op of gingen langs om te informeren of de brief was ontvangen en of bezoek op prijs werd gesteld. De Blankenberg had de adressen (na enige discussie over privacy) verstrekt, mits die strikt geheim zouden worden gehouden. Deze brief was een succes: het leverde vijf of zes mensen op die graag bezoek wilden. De vrijwilligers gingen drie ochtenden op cursus, waarbij de volgende thema’s aan de orde kwamen: elkaar ontmoeten, elkaar accepteren en ‘waarvoor doe ik het’. Aan de hand van wensen en gegevens werden de vrijwilligers gematched aan de mensen die bezoek wilden. Begin 1998 kwam een zinvolle bezoekpraktijk tot stand, die wel veel van de vrijwilligers vroeg. Zo kreeg een van de vrijwilligers te maken met een 80-jarige MS-patiënte met een doodswens. Naarmate deze vrouw lichamelijk aftakelde, kreeg ze het geestelijk moeilijker. De vrijwilliger vond het uiteindelijk te zwaar en halveerde de frequentie van de bezoeken. Elke zes weken kwamen de vrijwilligers voor een maaltijd bij elkaar waar ervaringen werden uitgewisseld. Het project heeft in totaal drie à vier jaar gelopen, toen brokkelde het af. Bezoek is praktisch altijd zinvol maar niet altijd leuk voor de vrijwilligers. Soms is iemand eenzaam door een vervelend, hinderlijk karakter, of soms bedankt iemand de vrijwilliger nooit. Tegenwoordig neemt het aantal eenpersoonshuishoudens toe. Het is zaak te kijken wat je kunt aanpakken en wat niet, en daarna welke aanpak wenselijk is en welke niet.
Inleiding Anneke Dorrestein
Anneke Dorrestein is senioronderzoeker bij het PON, instituut voor advies, onderzoek en ontwikkeling (www.hetpon.nl). Ze schetst op basis van literatuur hoe gedacht wordt over eenzaamheid en sociaal isolement en over de aanpak van eenzaamheid onder mensen. 20
In de praktijk worden eenzaamheid en sociaal isolement vaak op een hoop gegooid. Toch is er een verschil. Eenzaamheid is een gemis aan contacten ervaren, maar ook kan iemand zich eenzaam voelen als de contacten onvoldoende bieden. Zo kan iemand met groot sociaal netwerk zich toch eenzaam voelen. Eenzaamheid wordt ook wel onderscheiden in emotionele eenzaamheid en sociale eenzaamheid. Of zij wordt onderscheiden in situationele eenzaamheid en chronische eenzaamheid. Het eerste wordt veroorzaakt door bepaalde omstandigheden en is in de regel op te lossen. Chronische eenzaamheid heeft vaak te maken met hoe iemand met zijn eenzaamheid omgaat. In onderzoeken wordt vaak ook een onderscheid gemaakt tussen matige en ernstige eenzaamheid. Ernstige eenzaamheid ontstaat als mensen zelf het gevoel hebben het niet te kunnen veranderen. Rijks heeft eenzaamheid onderzocht en komt tot de conclusie dat eenzaamheid een universeel gevoel is en als baby ervaren wordt wanneer hij of zij alleen gelaten voelt. De wijze hoe daarop gereageerd wordt, bepaalt volgens haar hoe later met eenzaamheidsgevoelens wordt omgegaan. Onder sociaal isolement wordt het feitelijk geïsoleerd zijn verstaan. Dit komt overeen met het gemis aan contacten ervaren zoals dat wordt gezien bij eenzaamheid. Maar iemand die geen betekenisvolle relaties heeft, hoeft echter geen eenzaam gevoel te hebben. Factoren die een rol spelen bij sociaal isolement, zoals weergegeven door Anja Machielse1: ingrijpende levensgebeurtenissen, leeftijd en gezondheidsproblemen, jeugd en opvoeding, persoonlijkheid en sociale vaardigheden, omstandigheden in het huidige gezin, zorg voor anderen, werkloosheid of geldgebrek, woonomgeving, en kenmerken van relaties. Evelien Tonkens2 ziet sociaal isolement gelegen in het feit dat mensen worden uitgesloten van de samenleving doordat zij een gebrekkige toegang tot de samenleving hebben. Een andere ontwikkeling is dat er in de plaats van informele contacten steeds vaker formele contacten nodig zijn, zoals met instanties en hulp door sociale voorzieningen. Dat vereist bepaalde vaardigheden, omdat men meer dan voorheen een eigen weg moet zoeken, maar ook de weg moet kennen en keuzes moet maken. Voor sommige mensen betekent dit de weg niet meer kunnen vinden en het zich terugtrekken. Wie zijn nu mensen die eenzaam zijn, of mensen die sociaal geïsoleerd zijn? Anja Machielse onderscheidt hen in: zelfredzamen, afhankelijken, hoopvollen, eenzamen, overlevers en buitenstaanders. Zij doet dit op grond van de sociale competenties van mensen, hun deelname aan het sociaal-maatschappelijk leven, hun handelingscompetentie en hun ambities en verwachtingen. Zo weten de Zelfredzamen zich goed te bewegen in de samenleving, bijvoorbeeld met werk, maar zijn zij in hun privéleven niet in staat een sociaal netwerk op te bouwen of te onderhouden. De Afhankelijken daarentegen kunnen zich niet zelf redden, maar hebben 1 persoon waarop zij zich helemaal verlaten en zij doen derhalve ook niets aan hun situatie. Het moment dat deze persoon wegvalt, zal de wereld van deze afhankelijke instorten. De Hoopvollen hebben ooit wel een functie in de samenleving gehad, maar deze is weggevallen door bijvoorbeeld ontslag. Zij hebben een laag eigenwaarde gevoel en durven moeilijk contacten aan te gaan. Deze indeling en beschrijving van Machielse geven een goed beeld van de verscheidenheid 1
Onkundig en onaangepast. Een theoretisch perspectief op sociaal isolement. Jan van Arkel, Utrecht 2006. Niets doen, niemand kennen. De wereld van sociaal geïsoleerde mensen. Elsevier Overheid, ’s-Gravenhage 2003.
2
Swierstra en Tonkens De Beste de Baas. Prestatie, respect en solidariteit in een meritocratie. Amsterdam University Press, maart 2008
21
aan mensen die sociaal geïsoleerd zijn of eenzaam. Zij brengt met deze indeling helder in kaart wie de risicogroepen vormen voor eenzaamheid. Daarbij is deze kennis van belang voor de deskundigheidsbevordering van mensen die mensen rondom eenzaamheid ondersteunen of eenzaamheid trachten te voorkomen. De conclusie is dat sociaal isolement het gevolg is van persoonlijke eigenschappen en omstandigheden in combinatie met structurele ontwikkelingen in de samenleving die nadelig uitpakken voor betrokkenen. De samenleving verandert. Werk is belangrijk voor het leggen van contacten, het wonen in een buurt is tegenwoordig anders ingevuld dan vroeger en er is meer heterogeniteit in andere omgangsvormen. Onderzoeker Blokland3 spreekt in 2006 over ‘publieke familiariteit’: in een wijk moeten mogelijkheden voor toevallige ontmoetingen zijn. Ze noemt dit het weefsel van een wijk. Lange tijd is er geen aandacht meer geweest voor de noodzaak van deze plekken en zijn ze met steen opgevuld. Een aantal jaren terug zijn er in Nederland met subsidie van een fonds een flink aantal eenzaamheidsinterventies uitgevoerd. Achttien in totaal. Fokkema en Van Tilburg4 evalueerden er 10. Van twee konden zij constateren dat ze effect hadden. Hun advies bij het aanpakken van eenzaamheid luidt: 1 verken wat het probleem is, in welke vorm het zich voordoet, de mate waarin het voorkomt, en wat de oorzaak is 2 vind niet zelf het wiel uit. Leer van de ervaring van anderen. Het gaat om weten, willen en kunnen. 3 zorg dat de doelgroep duidelijk is 4 organisatie moet de interventie dragen Realiseer je dat het bij een interventie gaat om weten – willen - kunnen Weten wil zeggen dat iemand zich bewust is van zijn eenzaamheidsprobleem en de mogelijkheden ziet er iets aan te doen Willen wil zeggen dat iemand de motivatie heeft er iets aan te doen Kunnen wil zeggen dat iemand de mogelijkheden heeft aan de interventie mee te doen Anneke Dorrestein pleit bij het aanpakken van eenzaamheid en sociaal isolement voor het bundelen van krachten, voor een integrale wijkaanpak, voor samenwerken van alle partijen, en een inventarisatie van wat er nu al gedaan wordt. Zij wijst erop dat dè oplossing niet bestaat en ook veel afhangt van de houding van de persoon die de interventie uitvoert of die de persoon die zich eenzaam voelt ondersteunt. Ze verwacht dat er door de verandering in het zorgstelsel een toename van sociaal kwetsbare mensen komt die het niet zullen redden met hun sociaal netwerk.
3
Blokland T. Wat stadsbewoners bindt: Sociale relaties in een achterstandswijk. (proefschrift) Amsterdam 1999. Meer plekken voor vluchtige ontmoetingen. In: TSS december 2005. Het sociaal weefsel van de stad. Cohesie, netwerken en korte contacten. (Oratie) Rotterdam 2006. 4
Zin en onzin van eenzaamheidsinterventies bij ouderen. C.M. Fokkema, T.G. van Tilburg. In: Tijdschrift voor gerontologie en geriatrie. Jaargang 38, nr. 4, 4 augustus 2007, p.185-203. Aanpak van eenzaamheid. Helpt het? Een vergelijkend effect- en procesevaluatieonderzoek naar interventies ter voorkoming en vermindering van eenzaamheid onder ouderen. NIDI report nr. 69, Den Haag , NIDI 2006
22
Inleiding Arie Ouwerkerk
Arie Ouwerkerk is directeur van de landelijke Coalitie Erbij en vertelt iets over initiatieven ter bestrijding van eenzaamheid. Coalitie Erbij is een samenwerkingsverband van 14 landelijke organisaties, waaronder de Zonnebloem, het Leger des Heils, het Fonds Psychische Gezondheid en Humanitas. Ze zijn bij elkaar gekomen rond het thema eenzaamheid, omdat ze daar allemaal in hun activiteiten iets mee doen en wilden kijken of een gezamenlijke aanpak helpt. In Nederland voelen 1,3 miljoen mensen zich eenzaam. Door vergrijzing, bezuinigingen in de zorg, de multiculturele samenleving, de extramuralisering van de zorg en individualisering van de maatschappij zal eenzaamheid nog toenemen. Het begeleiden van de kwetsbare groep zal steeds meer een zaak van burgers onderling worden. Coalitie Erbij is een half jaar echt bezig. Er komt een digitaal platform met de ambitie er een echte community van te maken. Verder zullen er lokale manifestaties georganiseerd worden, en wordt onderzoek bevorderd. In het najaar komt er een week over eenzaamheid. De Coalitie meent dat de missie, hoewel er geen medicijn tegen oud en eenzaam is, geenszins onmogelijk is. Eenzaamheid is lastig te meten. Vaak voelen mensen zich ook na interventie nog eenzaam. Uit onderzochte projecten blijkt echter wel dat de kwaliteit van het leven van mensen kan toenemen, ook al verandert hun emotionele eenzaamheid niet. Het is belangrijk om het taboe rond eenzaamheid te doorbreken en er normaal mee om te gaan. Eenzaamheid hoort bij het leven, maar veel mensen vinden het nog lastig om ervoor uit te komen en denken al snel dat ze een ‘loser’ zijn. Een partner hoort het natuurlijk ook niet graag. Als aanpak hanteert de Coalitie een ‘schijf van vijf’: • Het up-to-date houden van kennis over eenzaamheid • Weten wie er eenzaam is (goed signaleringswerk) • Goed op de hoogte zijn van wat er verder gebeurt, ook elders. • Goede samenwerking tussen organisaties die op deelgebieden werken • Gaten in het aanbod opsporen en zorgen dat het aanbod sluitend wordt (iedereen moet ergens terecht kunnen) 23
Zelf heeft Arie Ouwerkerk verwachtingen van de ICT en van sociale netwerken. De ICT biedt mensen veel mogelijkheden om hun contacten te versterken. Mensen die graag willen helpen kunnen vrijwilliger worden. Zelf worden ze daar ook beter van (beter zelfbeeld en meer sociale contacten). Er zijn op het moment verschillende projecten. Een daarvan is 50 plus net (een virtuele gemeenschap). Andere initiatieven betreffen huisvesting: verschillende generaties door elkaar laten wonen, zogenaamde ‘thuishuizen’, of het koppelen van studenten aan ouderen op een manier die meer is dan een hospita die een kamer verhuurt. Verder is er een initiatief dat ‘vier het leven’ heet, waarbij een oudere en jongere vanuit een gemeenschappelijke interesse samen naar een concert gaan. Er zijn diverse nieuwe methodes om iets aan eenzaamheid te doen. Door met elkaar aandacht aan de situatie te schenken, zal deze verbeteren. Eenzaamheid is van iedereen en het is belangrijk er met elkaar voor te zorgen dat het niet te gek wordt.
24
NOTULEN WORKSHOPS Op de conferentie waren vier workshops, die allen de volgende vragen voorgelegd kregen. • Signaleert men mensen in de omgeving die eenzaam zijn en gaat het daarbij om speciale groepen? • Welke groepen signaleert men? • Waar signaleert men eenzamen? • Wat doet de eigen organisatie aan het signaleren en bestrijden van eenzaamheid? • Ervaren de organisaties knelpunten bij het signaleren en aanpakken van eenzaamheid? • Wat vindt men dat er moet gebeuren om eenzaamheid goed aan te kunnen pakken? De deelnemers werden gevraagd om hun punten kort en bondig te formuleren op een briefje. Vervolgens werden de briefjes op een flipover geplakt en met elkaar besproken.
Workshop Blauw De deelnemers van deze workshop: Anouk Ruige (ouderenadviesbureau CentraM), Bert van Schagen (Oecumenisch Kerk en Buurtwerk Amsterdam Oost), Gerda Baerveldt (St. Amsterdamse Vriendendiensten), Truus Dekker (buurtbewoonster), Lex Staal (Osiragroep), Tonny Bakker (Meldpunt Zorg en Overlast), Wil Merkies (schrijfster van 2 boeken over de Eilanden), Mary Moerman (Woonservicebuurt Plantage-Weesperbuurt, cultuur in de middag), Kees Leeuwerink (Multiloog), Annelies Westerman, Paul Stam, Angelie Weber (Huis van de Buurt, voorzitter van deze workshop).
Na een voorstelrondje vraagt Angelie Weber of de aanwezigen op stickerbriefjes willen schrijven of ze mensen signaleren die eenzaam zijn (zowel privé als beroepsmatig) en, op een ander briefje, of het daarbij om specifieke groepen of specifieke plaatsen gaat. 25
Als de briefjes zijn ingeleverd kan iedereen een korte toelichting geven. Lex Staal zegt dat eenzaamheid veel in de wijk voorkomt, ook in zorginstellingen. Vaak neemt iemands eenzaamheid in een zorginstelling toe. De Plantage is een individueel gerichte woonwijk. Maar weinig mensen uit de buurt en uit zorginstellingen nemen deel aan de salon, terwijl je gezien het grote aantal ouderen in de buurt wachtlijsten zou verwachten. Onderzoeken wijzen uit dat de mensen uit de buurt wel graag iets zouden willen ondernemen, dus dat betekent dat de contacten blijkbaar onvoldoende zijn om mensen op te sporen en vervolgens aan te sporen mee te doen. Truus Dekker signaleert geen eenzaamheid. Als ze het wel zou signaleren, zou ze direct tips voor betreffende mensen paraat hebben. Gerda Baerveldt ziet eenzaamheid vooral bij mensen thuis, als ze een maatje aanvragen bij de St. Vriendendiensten. Bert van Schagen ziet vooral eenzaamheid bij mensen met een psychiatrische achtergrond. Kerk en Buurtwerk heeft een project voor deze groep, dat door cliënten zelf wordt aangestuurd. Het project is gestart toen bleek dat veel mensen uit deze groep eenzaam zijn omdat ze hun netwerk zijn kwijtgeraakt. Het project vindt in het weekend plaats omdat dan veel instellingen dicht zijn. Verder signaleert hij eenzaamheid bij huisbezoeken en door het project Burenhulp. Via maaltijden in Czaar 51 hoort hij ook over eenzaamheid. Kerk en Buurtwerk stimuleert ontmoetingsactiviteiten. Anouk Ruige signaleert eenzaamheid bij ouderen, en dan vooral in hun thuisomgeving. Als ze naar haar kantoor komen, komt het minder snel ter sprake dan thuis. Ze merkt dat eenzaamheid ook met mobiliteit te maken heeft. Mary Moerman ziet eenzaamheid bij mensen die door ziekte of werkloosheid een klein netwerk hebben. Privé kent ze iemand die ‘verborgen eenzaam’ is, en ook al doet ze iets leuks met deze persoon, dan nog blijft ze een gevoel houden van ‘wat is die persoon eenzaam’. Ze ziet ook eenzaamheid bij mensen die van anderen afhankelijk zijn, bijv. bij mensen die niemand hebben om mee op een terras te zitten. Beroepsmatig zoekt ze eenzamen en ze heeft daarbij hulp nodig van bijv. huisartsen, ouderenwerkers en de wijkagent. Op de vraag of eenzaamheid vooral gesignaleerd wordt bij bepaalde groepen worden allochtonen en alcoholisten genoemd. Niet alleen mensen die alleen thuiszitten zijn eenzaam, maar eenzaamheid komt ook voor in groepen. Dat kan in groepen op straat zijn, maar ook in groepen thuis. Mary Moerman vraagt aan Tonny Bakker of zij bij het Meldpunt Zorg en Overlast merkt dat mensen die alleen thuis zijn vaker overlast melden. Tonny weet dat niet; het meldpunt hoort een klacht aan en stuurt er vervolgens hulpverlening naartoe. Mensen van het meldpunt gaan niet zelf op huisbezoek. Wel is het zo dat het meldpunt niet alleen aandacht voor de veroorzaker van de overlast heeft, maar ook voor degene die de overlast ervaart. De experts die vervolgens ingeschakeld worden, weten welke hulp mensen mogelijk nodig hebben. Eenzaamheid wordt beroepsmatig gesignaleerd bij huisbezoeken en concrete projecten. Het wordt ook gesignaleerd bij zorginstellingen. Angelie vraagt waaraan je ziet dat mensen eenzaam zijn. Wil Merkies zegt dat het iemand kan opvallen dat zijn of haar buren nooit bezoek krijgen. Mary Moerman merkt het ook aan verborgen verwijten. Dan zegt iemand bijvoorbeeld: “Goh, die en die belt me nooit meer, nou, dan hoef ik hem ook niet meer te zien.” Zo’n verongelijkte houding is vaak veelzeggend. De mensen willen zichzelf niet stigmatiseren. Bert van Schagen ziet het als mensen bijv. nooit ergens naartoe gaan, of altijd de televisie aanhebben bij wijze van alternatief gezelschap, of als ze geen enkel initiatief tonen. Zijn
26
ervaring is dat mensen niet zelf zeggen dat ze eenzaam zijn, maar dat je het moet aflezen uit hun gedrag. Annelies Westerman merkt op dat niet iedereen met hulpverleners of vrijwilligers wil omgaan. Vaak moeten er wel wat overeenkomsten zijn. Anouk Ruige zegt dat een deel van de mensen die alleen lijken te zijn, lekker in hun vel zitten, en geen problemen met alleen zijn hebben. Mensen die het wel erg vinden, adviseert ze om te proberen de deur open te houden en zelf te kijken wat ze eraan kunnen doen. Gerda Baerveldt vindt dat op zich een goed advies, maar denkt dat niet iedereen dat in de vingers kan krijgen. Soms hebben mensen het ook helemaal gehad met hulpverleners, of zijn er te veel hulpverleners met iemand bezig. Bert van Schagen zegt dat er zeker mensen zijn die hulpverlening vermijden. Een depressie kan een oorzaak van eenzaamheid zijn. Als iemand alleen op een kamer zit na een scheiding, is dat vaak maar tijdelijk, maar als iemand op 80-jarige leeftijd alleen achterblijft na het overlijden van de partner, kan het voor die persoon heel moeilijk zijn om nog iets op te bouwen. Paul Stam wijst erop dat eenzame, oude mensen vaak hun huisdier als hun beste vriend zien. Zij willen dan niet in een verzorgingshuis omdat ze hun hond onmogelijk weg kunnen doen. Hij pleit ervoor een manier te vinden om dieren in verzorgingshuizen toe te laten. Wil Merkies sluit zich hierbij aan. Mary Moerman merkt ook een verschil tussen werkloze- en werkende mensen. Werklozen ervaren werkenden als ‘altijd druk’, terwijl zijzelf te veel tijd en te weinig geld hebben. Dit verschil lijkt groter te worden. Iemand van ouder dan 55 komt moeilijk terug in het werkproces, terwijl werkende leeftijdsgenoten het altijd maar druk hebben. Hier komt ook eenzaamheid uit voort. Angelie vraagt de aanwezigen op te schrijven wat er al gebeurt om eenzaamheid aan te pakken, en wat er idealiter nog zou moeten gebeuren. Tonny Bakker zegt dat er al heel veel gebeurt via instellingen, kerken, vrijwilligers en cursussen. Wat er nog moet gebeuren, is drempels wegnemen, en mensen stimuleren, maar ze daarbij wel in hun waarde laten. Wil Merkies vindt dat er tegelijkertijd te veel en te weinig gebeurt. Er zijn te veel instanties die zich ermee bezighouden, wat het voor mensen die hulp nodig hebben onoverzichtelijk maakt. Anouk Ruige denkt ook dat het doorsturen van mensen naar een andere hulpverlener of instantie niet goed is. Het gaat om mensen die zich niet goed voelen, en contact met iemand anders opnemen kan dan al te veel moeite zijn, waardoor ze afhaken. Ze pleit voor 1 loket. De vraag is dan natuurlijk wel of mensen daar naartoe komen. Wat er al gebeurt, is preventief huisbezoek, en het creëren van ontmoetingsplekken, zoals het buurtrestaurant. In de grote stad lopen mensen meer kans om eenzaam te worden dan in een kleine gemeenschap. De veranderende samenleving kan een knelpunt zijn. Wat er zou moeten gebeuren is dat mensen meer aandacht voor elkaar hebben, dat er goed vervoer is, en er dagopvang zonder AWBZ komt. Iets kleins kan voor iemand die eenzaam is al iets groots betekenen. Wil Merkies vindt dat organisaties hun krachten meer moeten bundelen en meer moeten samenwerken. Mensen moeten ook meer gestimuleerd worden om zelf iets te doen, want te veel hulp maakt lui. Zelfredzaamheid zou goed zijn. Het lijkt haar een goed idee om mensen die hulp krijgen, zelf ook iemand te laten helpen. Desnoods zoeken instanties daar personen voor. Als je mensen zelf ook laat helpen en ze iets voor anderen laat doen, geef je ze een doel en het gevoel dat ze ertoe doen. Ze zijn dan niet meer alleen een ‘last’ en kostenpost voor de samenleving (zo voelen ze zich vaak), maar leveren de samenleving ook iets op. Anouk Ruige zegt dat hulpverlening tegenwoordig uitgaat van wat iemand kan. Mensen zien zichzelf als klant bij de hulpverlener. Dat is een andere insteek dan vroeger. Nu laten 27
hulpverleners hun klanten zelf verantwoordelijkheid nemen, of geven die verantwoordelijkheid aan hem of haar terug. Er zijn zelfs ‘eigen-kracht’ conferenties. Mary Moerman noemt als al bestaande hulp de ouderensoos, het buurtrestaurant en Rentree (jongeren die met ouderen naar een concert gaan). Wat nog moet gebeuren, is het beter op elkaar afstemmen van activiteiten. Niemand weet wat er allemaal gebeurt, waardoor sommige activiteiten elkaar overlappen. Bert van Schagen noemt de burenhulp en de weekendschool als dingen die al lopen. Wat nog moet ontstaan, zijn meer kleinschalige, laagdrempelige ontmoetingsplaatsen. De hulpverleners moeten buurtbewoners stimuleren in zelfredzaamheid. De buurtbewoners moeten de vaardigheden krijgen om te kunnen wat ze willen. Betaalbare, gezonde maaltijden voor buurtbewoners zouden een welkome aanvulling op het aanbod zijn. De telefooncirkel die er al is zou uitgebreid kunnen worden. Lex Staal noemt de woonservicebuurt als iets wat er al is. Hij vindt dat er stadsbreed te veel tijd en geld wordt besteed aan het onderzoeken van wat er allemaal is, terwijl er toch nooit een compleet beeld zal ontstaan. Het zou beter zijn die tijd en dat geld in projecten te steken die al goed lopen. Kees Leeuwerink noemt Multiloog als iets wat er al is voor mensen met psychische en sociale problemen. Het bestaat al tien jaar en er zijn maandelijkse groepsbijeenkomsten. Het is moeilijk om hier mensen naartoe te krijgen, maar het werkt goed voor degenen die er komen. Er wordt bewust niet geadviseerd, maar er worden ervaringen uitgewisseld. Die herkenning blijkt belangrijk. Er is veel kritiek op de zorgverlening. Angelie Weber vraagt of de aanwezigen wat concrete projecten voor de toekomst kunnen noemen. Mary Moerman zou graag willen dat er een gezamenlijk netwerk wordt opgezet op internet, een website. Gerda Baerveldt wil graag weten wie wat in de praktijk doet en met welke doelgroep. Als je op de hoogte bent van elkaars activiteiten kun je iemand beter doorsturen. Elkaar af en toe persoonlijk zien vindt ze ook belangrijk, en dat doe je niet via een website. Mary Moerman blijft erbij dat een website wel handig is, want dan heb je alle informatie bij elkaar. Gerda Baerveldt vindt dat er meer moet gebeuren dan een website alleen. Ze denkt aan intervisie, overzicht en overdracht, bijvoorbeeld eenmaal per kwartaal. Daarbij zouden de mensen die vandaag deze conferentie bezoeken aanwezig moeten zijn, evenals de mensen die vandaag niet konden, en met enige regelmaat zou ook de politiek erbij moeten zitten. Ze vindt het een mooie taak voor het stadsdeel om dat te initiëren. De Dienst Zorg en Samenleving doet aan eenzaamheidsbestrijding. Lex Staal gelooft niet in het regelen van alles. Het lijkt hem totaal niet zinvol om in de hele stad alsmaar alles te inventariseren om mensen aan het werk te houden. Hij vindt het beter om aan de slag te gaan met hetgeen goed loopt. De subsidiegever bepaalt de doelstelling. Bert van Schagen is het in zekere zin wel met Lex Staal eens. Wijkwelzijnsoverleggen mijdt hij bijvoorbeeld, omdat hij er met hoofdpijn weggaat. Er zitten 25 mensen en iedereen vertelt op zo’n bijeenkomst wie hij of zij is, en wat hij of zij doet. Dat kan niemand allemaal onthouden. Een ander nadeel is dat de mensen die er zitten maar een beperkte bevoegdheid tot het nemen van besluiten hebben, waardoor je nooit iets meteen kunt aanpakken of meteen actie kunt ondernemen. Het levert hem niets op om daarbij te zitten en alles aan te horen; een dergelijk overleg is te stroperig. Kleinschaligheid werkt volgens hem beter. Gerda Baerveldt is een voorstander van intervisie: je vertelt waar je tegenaan loopt en kijkt hoe je elkaar kunt ondersteunen. Bert van Schagen zegt dat hij daar ook helemaal geen tegenstander van is: intervisie met hooguit vijf of zes mensen is niet op het uitwisselen van informatie gericht, maar op het leren van nieuwe dingen.
28
Mary Moerman vindt het eng als iedereen alleen maar met zijn of haar ‘eigen ding’ bezig is. Iedereen heeft, alleen al door de subsidie die wordt verstrekt, ook verantwoordelijkheid voor de maatschappij. Er moet meer op elkaar afgestemd worden, bijvoorbeeld door vier keer per jaar bij elkaar te komen. Anouk Ruige wil dan graag dat het stadsdeel daarbij aanwezig is, want soms wil iemand graag naar de dagopvang, maar mag dat niet omdat hij of zij niet dement genoeg is. Het stadsdeel doet de WMO, en moet van dat soort kwesties op de hoogte zijn. Er zou niet alleen een loket voor eenzamen moeten zijn, maar ook voor mantelzorgers. Wil Merkies zegt dat het loket voor eenzamen geen eenzaamheidsloket genoemd moet worden, maar bijv. een ‘gezelligheidsloket’. Truus Dekker merkt op dat in de huidige maatschappij alles alleen maar leuk, lief en volmaakt moet zijn, maar dat is geen realiteit. Het is beter te accepteren dat niet alles altijd maar leuk is, en dat iedereen wel eens eenzaam is.
Workshop Rood Deelnemers: Carolien Marsman, Huis van de Buurt en voorzitter workshop, Gon van Boxtel (SOOP), Riet Buijsmann (Werkgroep Diaconie Muiderkerk), Leon Deben (Vereniging Vrienden van de Plantage), Monique van Dijk (Buurtzorg Centrum), Geertina Hendriksen (Osira Sint Jacob), Meriam Jonkman (Humanitas), Gerard Koster (Stichting Aandagt), Loraine Lee (voorzitter Wijkcentrum Oostelijke Binnenstad), Arie Ouwerkerk (Coalitie Erbij), Elly Smit (Ouderenadvierbureau CentraM), Jeannie Voortman (Leger des Heils)
Na de voorstelronde worden de deelnemers door de voorzitter, Carolien Marsman, uitgenodigd om op te schrijven welke eenzame mensen ze zien en waar ze deze eenzame mensen zien.
29
Leon Deben (Vereniging Vrienden van de Plantage) merkt hierover op dat het niet alleen om de eigen signalering gaat, maar ook om het bereiken, benaderen (outreach) van de groep eenzamen. Nadat iedereen zijn of haar bevindingen op een ‘geeltje’ heeft geschreven en heeft opgeplakt op het bord, inventariseert de voorzitter de opmerkingen. Opvallend bij de antwoorden op de vraag naar welke eenzame mensen de deelnemers zien, is dat asielzoekers en exgedetineerden genoemd worden. Bij de voorstelronde zijn deze twee groepen niet naar voren gekomen. Als antwoord op de vraag waar men de eenzame mensen ziet, worden cafés, parken, toevallige ontmoetingen en thuis genoemd. Meriam Jonkman (Humanitas) vertelt dat Humanitas de mogelijkheid biedt om te chatten. Daarbij komt Humanitas eenzame mensen tegen. In die gesprekken reageert Humanitas actief als ze daarom gevraagd worden. Datzelfde geldt als mensen doorverwezen worden door anderen. Humanitas levert dan maatjes (vrijwilligers). De voorzitter stelt de volgende vraag: Waar kunnen eenzamen terecht?. Elly Smit (CentraM) merkt op dat door de WMO eenzame mensen moeilijk bij bestaande projecten terecht kunnen. Dit wordt beaamd door Geertina Hendriksen (Osira St. Jacob). En zij vult aan dat eenzaamheid een GGZ-indicatie moet krijgen. Dan staan veel meer mogelijkheden open voor de mensen. Leon Deben (Vereniging Vrienden van de Plantage) wijst op de netwerken in de buurt. Als mensen daar binnen komen dan komen ze wel verder. Bekendheid in de buurt is erg belangrijk. De naamsverandering van de Blankenbergstichting in CentraM geeft veel onduidelijkheid bij de doelgroep. De voorzitter komt terug op de inleidingen van deze middag en vraagt of eenzaamheid een indicatie voor de GGZ kan zijn. Er zijn heel veel verschillende oorzaken van eenzaamheid. Gon van Boxtel (SOOP) merkt op dat de doelgroep het ook vaak over verveling heeft. Met een duwtje in de rug kunnen deze terecht bij Soop. De basis van Soop zijn 97 vrijwilligers. Deze ankerpunten van de organisatie zorgen voor de opvang van nieuwe mensen. SOOP wordt ingeseind bij een doorverwijzing en de vrijwilliger staat klaar met koffie en thee en een praatje. Gerard Koster (Stichting Aandagt) heeft juist aandacht voor de groep mensen die niet doorverwezen worden of die de weg zelf niet vinden. Die groep bereiken is veel lastiger te bereiken, vooral als de mensen weinig geld hebben om dingen te doen. Via mond op mond reclame komen deze mensen toch binnen en als ze eenmaal binnen zijn blijven ze komen. De voorzitter merkt op dat via toevallige ontmoetingen, via het informele circuit en door mond op mondreclame eenzame mensen kennis maken met de verschillende projecten die er zijn. Er is veel aanbod dat de doelgroep niet bereikt en ook de aanwezigen kennen niet alle projecten voor eenzame mensen. Elly Smit (CentraM) signaleert nog een ander knelpunt. CentraM bezoekt jaarlijks alle senioren van 75 jaar en ouder en dan wordt er ook gepraat over de verschillende projecten. Maar de mensen willen er vaak geen gebruik van maken. Leon Deben (Vereniging Vrienden van de Plantage) beaamt dit en wijst op de verschillen in leefstijl van mensen. Geertina Hendriksen (Osira St Jacob) vindt dat eerder in de keten gewezen moet worden op de verschillende mogelijkheden voor eenzamen. De huisarts of een fysiotherapeut die eenzaamheid signaleert, moet de eerste zet geven. 30
Een dergelijke eerste zet kan ook in een inloopcentrum gegeven worden vindt Gerard Koster (Stichting Aandagt). Beide zijn van mening dat na de eerste zet een warme doorverwijzing belangrijk is. Niet alleen een naam, website of telefoonnummer geven, maar het eerste contact leggen en een afspraak maken of een haal- en brengservice bij bijvoorbeeld een zondagmiddagactiviteit. Loraine Lee (Wijkcentrum Oostelijke Binnenstad) vertelt een persoonlijke ervaring. Haar eerste generatie Chinese vader spreekt beperkt Nederlands en is daardoor erg wantrouwig. Zijn contacten zijn met de huisarts en fysiotherapeut en met de Chinese ouderengroep. Verder houdt hij alles af. De voorzitter merkt op dat vertrouwen erg belangrijk is. Niet alleen vertrouwen in mensen, maar ook in organisaties en hun aanbod. Ook professionals moeten vertrouwen hebben in het aanbod voordat ze doorverwijzen. Zij moeten als allereersten weten wat er is in de buurt. Terugkomend op die zichtbaarheid van het aanbod worden verschillende opmerkingen gemaakt: Riet Buijsmann (Diaconie Muiderkerk) zou graag een sociale kaart zien die niet op internet staat, zoals nu het geval is: www.socialekaart.amsterdam.nl Geertina Hendriksen (Osira St. Jacob) wil dat vraag en aanbod meer op elkaar aansluiten. Zij vindt dat er genoeg aanbod is, maar dat het slimmer ingezet kan worden. Elly Smit (CentraM) merkt op dat het aanbod niet altijd passend is. Het aanbod is vaak begrensd en daar moet de vrager zich aan aanpassen. Zij geeft het voorbeeld van een vrouw die graag naar buiten gaat om boodschappen te doen, maar de vrijwilliger van Humanitas mag dat maar één keer in de week en de Thuiszorg mag dat niet. Dus deze vrouw kan maar één keer naar buiten. De voorzitter vat het samen als: groot gat tussen vraag en aanbod. Leon Deben (Vereniging Vrienden van de Plantage) ziet een enorme differentiatie van eenzamen. Het aanbod moet hieraan gekoppeld worden. Niet generaliseren, maar differentiëren. Arie Ouwerkerk (Coalitie Erbij) wijst op het belang van goed burencontact. Dat is uit onderzoek gebleken. In de aanpak van eenzaamheid moeten deze zelforganiserende verbanden versterkt worden. De voorzitter noemt de burenhulpcentrale, boodschappendienst en telefooncirkel als andere zelforganiserende verbanden. Riet Buijsmann (Diaconie Muiderkerk) noemt het belang van sociale controle. Dat roept bij de voorzitter de vraag op: Hoe organiseer je sociale controle. Gon van Boxtel (SOOP) ziet daarin een belangrijke taak voor het buurthuiswerk. En Leon Deben (Vereniging Vrienden van de Plantage) wijst op andere werkers in de buurt, zoals bijvoorbeeld de sigarenman op de hoek. Vraag en aanbod moet bij elkaar komen. Geertina Hendriksen (Osira St. Jacob) stelt een maandelijkse lunch voor. Op dat moment kan bij alle werkers uit de buurt vraag en aanbod geïnventariseerd worden en kunnen de matches volgen. Een ander voorstel komt van Gerard Koster (Stichting Aandagt). Er is één loket, met één naam, die bekend is bij alle eenzamen ongeacht de specificatie. En vanuit dat loket (dat de hele dag open is) volgt de warme overdracht naar de beste activiteit of voorziening voor die persoon. Elly Smit (CentraM) merkt op dat dat loket er al is: loket Zorg en Samenleving De voorzitter vat de suggesties voor de plenaire bijeenkomst samen: - Een site voor professionals waar vraag en aanbod samen komen 31
- Een maandelijkse lunch voor professionals vraag en aanbod kunnen matchen - Een verbetering van loket Zorg en Samenleving
Workshop Groen Deelnemers: Naima Chekchar (Huis van de Buurt, voorzitter van de workshop), Ineke Maarman (gemeente, projectleider eenzaamheidsbestrijding),Regina Imakhan (projectcoördinator Stadsdeel), Anneke Dorrestein (PON), Dirk Drijver (Huis van de Buurt d’Oude Stadt), Kariene Bolt (huisarts), Brigiet Nauta (CENTRAM), Niels Grondelle (Pharos),Sandra Koning (coördinator Sociale hulp bij het Rode Kruis Amsterdam),Margje Muurling (vrijwilliger bij het wijkcentrum, buurtbewoner en maatschappelijk werkster),Marlou Ruijter (vrijwilliger van De Regenboog en div. inloopprojecten)
Volgens de deelnemers aan de workshop zie je aan mensen niet of ze eenzaam zijn. De mensen zullen zichzelf nooit als eenzaam presenteren. Ze komen naar je toe met andere, concrete problemen zoals financiële of relationele problemen. Pas na doorvragen kom je erachter dat eenzaamheid een rol speelt. Het is niet iets wat je aan iemand vraagt: bent u eenzaam? Je vraagt wel naar het sociale netwerk van iemand. We moeten ons bewustzijn wat betreft eenzaamheid vergroten, want eenzaamheid is een groot probleem. Zijn het vooral 55-plussers? Nee, het komt diagonaal voor in alle lagen van de bevolking en alle leeftijden. Bij de gemeente is een paar jaar geleden de doelgroep voor projecten die zich op eenzaamheid richten op 55+ gesteld maar het is een veel bredere groep. Je ziet eenzaamheid wel meer bij chronisch zieken, mensen met persoonlijkheidsstoornissen en in het algemeen bij cliënten van de GGZ. De mensen die zich aanmelden voor sociale projecten, komen overal vandaan maar vooral via andere hulpverlening: GGZ, huisarts, thuiszorg. Juist de mensen die helemaal geen hulp hebben en hulp nodig hebben, bereik je dus niet met alle mooie projecten. Ook migranten en vluchtelingen zijn heel moeilijk te bereiken. Daar heb je bijvoorbeeld toch publiciteit voor 32
nodig. Het Rode Kruis Amsterdam laat nu bijvoorbeeld in de Echo zien wat het doet aan sociale hulp. Conclusie: eenzaamheid komt overal voor maar het wordt vaak niet erkend en niet benoemd. Naar aanleiding van andere, concrete problemen kom je erachter dat iemand eenzaam is. Op de vraag wie deze mensen zijn en waar ze te vinden zijn, komen verschillende antwoorden: Je ziet bijvoorbeeld steeds dezelfde vrouw op een bepaald bankje, alleen. Er kan dan een natuurlijk contact ontstaan, maar zoiets kost heel veel tijd. Maar natuurlijk contact in de zin van gedag zeggen, een praatje, is wel iets dat blijft; in tegenstelling tot een project dat altijd maar tijdelijk is. Het intermenselijke contact dat je opbouwt, daar gaat het om. We zouden ons moeten richten op die natuurlijke ontmoetingen. Daar is de buurt, het weefsel van de stad, zo hard voor nodig. Er moeten veel meer natuurlijke ontmoetingsplekken zijn: bankjes, speeltuintjes, picknickplekken. In de huisartsenpraktijk zie je ook eenzame mensen. Ze komen vaak met vage klachten die je, als je niet eenzaam bent en een sociaal netwerk hebt, bespreekt met de mensen om je heen. Je merkt dat ze niemand hebben om tegenaan te praten. Eenzaamheid is een taboe. Als je het probleem, de eenzaamheid, wel boven tafel krijgt, ben je er nog niet. Als huisarts kan ik ze verwijzen naar de maatschappelijke werker en soms stel ik ze voor om 1 keer per maand langs te komen. Dan hebben ze toch een contactpunt. Er is wel veel aanbod in ‘sociale bezigheden’ maar het probleem is vaak dat het allemaal geld kost. Sporten bijvoorbeeld, maar ook de koffie en de thee. Bij vluchtelingen en migranten die met HIV zijn geïnfecteerd, ligt het nog moeilijker. Daar zijn alle persoonlijke zaken vaak al taboe. Ze zijn al gestigmatiseerd en eenzaam door hun ziekte. Ook door hun achtergrond vertrouwen ze niemand. Een oudere vrouw, vertrouwen ze eerder, dan ben je een soort mama voor ze. Ik ben al blij als ik twee deelnemers van een kookcursus samen op straat tegenkom: dan heb ik toch wat bereikt. In het algemeen mist men een ketenaanpak. het gaat allemaal om losse initiatieven en losse projecten. En het is heel moeilijk bepreekbaar te maken: eenzaamheid is een taboe. En als je contact met iemand hebt, loert het gevaar van de afhankelijkheid. Doorverwijzen is ook lastig. Als iemand je eenmaal vertrouwt willen ze natuurlijk niet weg! De zogenaamde warme overdracht doen we wel maar het blijven kwetsbare mensen en een kwetsbaar contact. Persoonlijke problemen zoals depressie, angst en dus ook gevoelens van eenzaamheid blijven taboeonderwerpen. En in veel culturen al helemaal, als het een man is. Als daar ook nog een achtergrond van oorlog bijkomt, is er alleen maar wantrouwen. Ook of misschien wel juist in de eigen (culturele) groep. Voor bijvoorbeeld Marokkaanse vrouwen is de drempel om iets aan hun geïsoleerdheid en eenzaamheid te doen eveneens heel hoog. Je kunt (letterlijk en figuurlijk) ruimte bieden en luisteren. Start met een concreet probleem, bijvoorbeeld financiële zaken en dan kun je later verder gaan en ze echt gaan begeleiden. Het kan wel jaren duren voordat ze er iets aan gaan doen. Er ligt zo’n taboe op het onderwerp. De weg naar voorzieningen vindt iedereen wel, juist omdat er over gepraat wordt en men elkaar op de mogelijkheden van bijvoorbeeld financiële hulp wijst. Maar dat er ook andersoortige hulp voor persoonlijke problemen bestaat, met name
33
zoiets als eenzaamheid, daar wordt niet over gesproken, dat is taboe. De gevoelens van eenzaamheid en de oplossing houd je voor jezelf. Er is ongelooflijk veel aan projecten, maar het is heel moeilijk te vinden. Als het al op de sociale kaart staat, klopt het vaak niet, omdat het aanbod steeds verandert. De sociale kaart van de GGD wordt ieder jaar geüpdated, maar dat is niet vaak genoeg. Alle betrokkenen zouden meer moeten weten van wat het aanbod is, wie wat doet en die kennis moeten delen. Als je echt eenzaam bent, heb je niets aan een project. Het gaat erom dat je leert omgaan met die eenzaamheid en daarvoor tools krijgt; de weerbaarheid vergroten. Veel projecten zijn gericht op het mensen afleiden van die eenzaamheid. Het gros is gericht op sociale activiteiten. Maar wat doe je met dat eenzaamheidsgevoel? Er moet meer hulp komen die gericht is op weerbaarheid, acceptatie en ermee omgaan. Voor veel mensen is meedoen aan een project een stap te ver. Juist contacten aangaan is heel moeilijk. Er is een tussenstap nodig, iemand die je helpt om erheen te gaan, je erheen brengt. De mensen die naar de projecten komen zijn vaak niet zo eenzaam. Degene die niet komen, die moeten we zien te bereiken. Op buurtniveau is het wel te regelen om iemand op te halen, om dat duwtje te geven. Het Rode Kruis geeft speciale trainingen in: hoe kom je in contact, hoe doe je dat, wat kun je er wel en niet van verwachten.. Meestal gaat het bij eenzaamheid om meer problemen, is het complexer. De aanpak vraagt om maatwerk. Je zou een intakemodel moeten ontwikkelen waarin je erachter komt om wat voor soort eenzaamheid het gaat en hoe iemand het ervaart. Daarvoor moet iemand die eenzaamheid wel bij zichzelf onderkennen. Op de Vrijwilligersacademie zijn trainingen voor vrijwilligers om met ‘eenzamen’ om te gaan, misschien zou er ook een training voor de mensen zelf moeten komen: zelfredzaamheid. Dan blijft wel weer het probleem: hoe bereik je die mensen. De vraag is of al de interventies de eenzame mensen wel helpen? Om de mensen te bereiken en daadwerkelijk te kunnen helpen, heb je het netwerk en de dynamiek van de buurt nodig. De dynamiek van de buurt is dan de wisselwerking van alles wat er in de buurt gebeurt en van iedereen die wat doet in de buurt. Dichtbij en kleinschalig, is het idee. Je hebt een huiskamerachtige setting nodig waar heel veel kan en waarvoor je geen geld nodig hebt om er binnen te stappen en te verblijven. Het moet veel opener en laagdrempeliger dan veel projecten die er zijn. Kanttekening: niet elke buurt is zo hecht, veel buren kennen elkaar niet. De samenleving is naar binnen gericht en niet op contact met buren. Het is wel zo dat je iemand moet hebben die initiatief neemt, het gaat inderdaad niet vanzelf. Zo heeft Anneke Dorrestein. toen ze nieuw in de buurt kwam een buurtbarbeque georganiseerd, met subsidie van de gemeente. De Indische buurt had een heel leuk project ‘hallo buuf’: gewoon een praatje maken. Het heeft de sfeer echt verbeterd. Aandacht voor de inrichting van de openbare ruimte is belangrijk bij de preventie van eenzaamheid. Het bankje, daar gaat het om. Heel veel natuurlijke ontmoetingsplekken zijn gesneuveld: bankjes, speeltuinen, picknickbanken. En veel eenzame mensen zitten graag buiten. De maatschappij is heel individualistisch en op zichzelf gericht. Wat heb je nodig om dat te doorbreken? Wat kunnen we samen doen om die eenzame mensen in ’t vizier te krijgen en ze zover te krijgen dat ze er iets mee gaan doen? 34
Samengevat komt men tot de volgende aanbevelingen: • Beter weten wat mogelijk is. • Eenzaamheid uit de taboesfeer halen Hoe bereik je de mensen waar het om gaat? De 65-plussers worden preventief door ouderenwerkers bezocht. Huisartsen kunnen ook signaleren. Maar het onderwerp eenzaamheid blijft lastig. Je vraagt niet of iemand eenzaam is. In Rotterdam gaan ze ook bij bepaalde risicogroepen langs. Daar ligt de nadruk op armoede omdat je door armoede moeilijk participeert in de maatschappij. Om ze in beeld te krijgen moet je misschien toch gaan categoriseren en de groep juist niet te breed houden. Je moet misschien je blikveld vernauwen omdat je anders niets meer ziet. Er zijn natuurlijk ook al woningcorporaties en energiebedrijven die wanbetalers bezoeken en ze doorverwijzen.
Conclusies werkgroep groen: • Er is heel veel maar de weg er naar toe is moeilijk te vinden. De sociale kaart is belangrijk: wat, waar, wie. • Kleinschaligheid: dynamiek van de buurt, huiskamerprojecten. • Deskundigheidbevordering over eenzaamheid is nodig voor professionals en vrijwilligers. • De wijktafel: iedereen die in de wijk iets doet, komt 1 keer per maand bijeen om gegevens uit te wisselen. Cliënten zijn ook welkom. • Inrichting openbare ruimte: meer natuurlijke ontmoetingsplekken zijn nodig.
35
Workshop Geel Aanwezigen: Pim van Galen (Voorzitter), Katrijn Stam, Jeanine Szynkowiak, Irene Castelijn, Caroline Satink, Tineke Koopman, Bard Briels, Uschi Janssen, Laurie Kuipers, William Smit, Astrid Swaager, Helen van Leeuwen , Tessel Renzenbrink (Notulist)
De voorzitter opent de bijeenkomst. Er wordt begonnen met een voorstelrondje: Pim van Galen: werkt voor Huis van de Buurt Oostelijke Binnenstad. Zijn werk bestaat o.a. uit het ondersteunen van bewonersgroepen en het organiseren van buurtoverleggen. Hij organiseert het buurtrestaurant waar buurtbewoners tweewekelijks voor vijf euro een maaltijd kunnen genieten en elkaar kunnen ontmoeten. Astrid Swaager heeft 10 jaar bij Czaar 51 gewerkt. In het najaar wil zij i.s.m. de Ambo bijeenkomsten organiseren omtrent het spel Levenskunst. Hierbij komt een groep mensen tezamen die door middel van vragen uit het spel op een dieper niveau met elkaar in contact kunnen komen. William Smit werkt voor Stichting MEE. Deze stichting organiseert voor mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking met name praktische ondersteuning. Bijvoorbeeld door te ondersteunen bij het vinden van een weg in het bureaucratisch woud. Maar ook wordt er ondersteund op het gebied van sociale contacten. Laurie Kuipers werkt bij het Dr. Sarphatihuis. Zij organiseert buurtoverleggen met welzijns-, en zorginstellingen. Zij is betrokken bij een zondagmiddagprogramma. Dit is een bestaand activiteiten programma waar zij eenzame mensen bij wil betrekken. Dit kan vooral door zorgen weg te nemen zoals het organiseren van vervoer en stimuleren dat de mensen bekende gezichten zien op de bijeenkomsten. Zij merkt op dat het moeilijk is de eenzame mensen te
36
vinden. Het initiatief wordt niet op zichzelf vergoed maar er wordt gewerkt aan subsidies en er wordt gebruik gemaakt van bestaande vergoedingsmiddelen. Uschi Janssen is verbonden aan de ABG-parochie. In haar kerk komt zij onder de bezoekers veel eenzaamheid tegen. Dit komt ook naar voren in de parochiale gesprekken. Tineke Koopman is raadslid van stadsdeel Centrum (PvdA) en heeft zitting in de commissie Welzijn en Zorg. Zij is beleidsmedewerker voor LFOS, een federatie die mensen met een psychische beperking ondersteunt. Bard Briels werkt voor Movisie. Movisie heeft recentelijk een onderzoek gedaan onder beroepskrachten en vrijwilligers over hun ervaring met eenzaamheid onder clienten. Ook is er een lijst samengesteld met mogelijke interventies. Er zal een vragenlijst komen over de effecten van de interventies. Caroline Satink is coördinator bij Huis van de Buurt Westelijke Binnenstad en voert overleg met andere zorg- en welzijnsorganisaties maar ook met de corporaties.. Irene Castelijn werkt bij het ouderen adviesbureau CentraM. Zij legt preventieve huisbezoeken af en geeft advies over mogelijke voorzieningen. Jeanine Szynkowiak is verpleegkundig specialist bij Medisch Centrum Czaar Peterstraat. Haar werk is niet alleen medisch en diagnostisch maar er komt ook veel maatschappelijk werk bij kijken Katrijn Stam zal in de toekomst Cultuur op Zondag gaan versterken. Helen van Leeuwen is verpleegkundige bij het Leger des Heils. In haar werk heeft ze veel te maken met mensen uit geïsoleerde groepen zoals verslaafden, daklozen, mensen met psychische problemen en gehandicapten. De meesten in de workshop komen zowel in hun werk als op straat in kontakt met eenzame mensen: Bard Briels signaleert eenzaamheid m.b.v. intuïtie en kijken naar gedrag. Maar weet vervolgens niet waar hij daarmee naartoe moet. Helen van Leeuwen merkt in haar werk dat mensen zich afwerend opstellen en dat het moeilijk is een opening te vinden. William Smit zegt dat bij de doelgroep van Stichting MEE eenzaamheid bijna altijd een rol speelt. Bij intake gesprekken is de vraag naar het sociale netwerk dan ook een vast onderdeel. Caroline Satink stemt af met andere zorg- en welzijnsorganisaties en de corporaties. Als er eenzaamheid gesignaleerd wordt dan wordt dit aan elkaar verteld. Dit is onderdeel van de integrale wijkaanpak. Ook signaleert zij eenzaamheid door deel te nemen aan activiteiten voor bijvoorbeeld ouderen. Zo vangt zij verhalen op. Uschi Jansen komt veel mensen tegen op een breukvlak van hun leven. Bijvoorbeeld als een partner of kind ziek is. Deze mensen voelen zich vaak eenzaam. Ook mensen die elders geboren zijn, hebben te maken met eenzaamheid. Zij beginnen de maatstaven van het land van hun jeugd te missen. Dit soort verhalen komen boven tijdens groepsgesprekken in de parochie. Jeanine Szynkowiak signaleert eenzaamheid door een screeningsproject van 75 + te organiseren in de buurt. Er wordt gekeken wie kwetsbaar is en daarop wordt actie ondernomen. Ook signaleert zij door mensen die zich bij haar melden met medische klachten, te vragen naar mogelijke eenzaamheid.
37
Irene Castelijn signaleert tijdens huisbezoeken eenzaamheid. De duur van het bezoek is te kort om eenzaamheid bespreekbaar te maken. Mensen spreken niet makkelijk over dit probleem. Astrid Swager ontmoet mensen met eenzaamheid in de inloophuizen. Dit geschiedt op vertrouwelijke basis. Daarom geeft zij dit niet door aan instellingen. Katrijn Stam: Signaleert eenzaamheid niet in haar werkveld maar wel in haar persoonlijke omgeving. Laurie Kuipers heeft te maken met mensen uit de buurt die het verpleeghuis binnenlopen. Ze komen eten, maken contact met mantelzorgers en mengen met de bewoners. De tendens is om ouderen kleinschalig te laten wonen maar er is ook veel te zeggen voor grote huizen waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Er bestaan verschillende projecten gericht op eenzaamheidsbestrijding maar in het algemeen vindt men dat er nog wel wat verbeteringen mogelijk zijn. Een inventarisatie levert de volgende lijst op: • In Amstelveen is een meldpunt voor eenzaamheid. In eerste instantie wordt er niet op de mensen zelf afgestapt maar wordt hun omgeving in kaart gebracht. Vervolgens wordt de persoon middels de omgeving benaderd. • Buurtrestaurant/eettafel waar mensen uit de buurt voor weinig geld kunnen komen eten. • Screenen van potentiële groepen zoals 75 plussers. • Er zou een grotere vrijwilligersgroep kunnen komen die samenwerkt met de instellingen. De betaalde krachten krijgen niet de tijd om echt op mensen in te gaan maar zij kunnen wel signaleren en de vrijwilligers de juiste kant op sturen. • Er zou meer samenwerking moeten komen en meer contact met de politiek. • Het gaat om empowerment. Kijken wat je zelf kunt doen. Er kunnen cursussen worden opgezet en contactgroepen geïnitieerd. • EKC (Eigen Kracht Centrale). Hier gaat het om het organiseren van een netwerk om iemand heen. De omgeving komt samen en er wordt besloten wie wat voor de persoon gaat doen. De organisator is een vrijwilliger. • Stel de activiteiten centraal en niet de instellingen. Kijk naar wat iemand goed ligt om te doen en kijk bij verschillende instellingen of die iets dergelijks bieden. • Burenhulp, inloophuizen, bestaand vrijwilligerswerk. Meer betrokkenheid voor specifieke doelgroepen uit de wijk. • Een onderzoek naar praktijkvoorbeelden. Onderzoek welke interventies werken. • Netwerkondersteuningen voor vrijwilligers. www.eenzaamhart.nl • Theatervoorstellingen met acteurs en (ex)-eenzame mensen. Met als doel te laten zien dat eenzaamheid geen taboe is en meelijwekkend. 38
• Koop-een-vriend. Men huurt letterlijk een persoon in om iets mee te gaan doen. Op deze wijze ontstaat er geen afhankelijkheidsrelatie. • Sociale vaardigheidstrainingen. Er wordt opgemerkt dat eenzame mensen vaak een scala aan problemen hebben. Ze hebben bijvoorbeeld vaak ook psychische problemen. Eenzaamheid is een moeilijk en complex systeem. Het gaat er ook om de mensen te accepteren zoals ze zijn. Praktische oplossingen zijn ook belangrijk zoals vervoer en begeleiding. Conexxion werkt niet. De bussen laten te lang op zich wachten. Daarbij zijn de medewerkers van Conexxion niet ingesteld op de problematiek van deze specifieke groep. Ook is het moeilijk voor deze groep om dit soort voorzieningen zelf te regelen. Hierop wordt geantwoord dat het Loket voor Zorg en Samenleving hiervoor dient. De aanwezigen zouden in de toekomst meer voor elkaar kunnen betekenen rondom de problematiek van eenzaamheid. Hiervoor wordt het belang van het netwerk genoemd. Zowel een netwerk van professionals als ook een netwerk rondom de personen om wie het gaat. Activiteiten moeten centraal staan en organisaties zouden zich daarom heen moeten organiseren. Het gaat om ketenzorg waarbij alle organisaties samenwerken. Voorgesteld wordt een website op te richten voor eenzame mensen die elkaar op de site kunnen ontmoeten. Maar ook voor de professionals zodat ze elkaar kunnen vinden. Zodat er via de site initiatieven opgezet kunnen worden. Op 1 mei gaat www.coalitieerbij.nl de lucht in. Deze bijeenkomst in de Oosterkerk wordt ook als zeer nuttig ervaren omdat de professionals elkaar nu ontmoeten.
39
40
Uitwisseling conclusies, reacties en afspraken Peter Paschenegger heeft een tijdje bij alle workshops gezeten. Daarbij viel het hem op dat er voor een goede samenwerking twee dingen steeds naar voren kwamen: van elkaar weten wat je doet en elkaar goed leren kennen. Hij geeft eerst het woord aan de woordvoerders van de workshops, en daarna aan portefeuillehouder Roeland Rengelink.
Naima Chekhchar zegt dat iedereen eenzame mensen denkt te zien, maar dat het niet expliciet is. Het wordt concreter gesignaleerd bij maatschappelijk werk en bij artsen. In de oostelijke binnenstad bestaan veel projecten, maar die zijn onbekend bij elkaar. Het aanbod is niet op elkaar afgestemd. Idealiter kan je kijken naar de dynamiek in een buurt, wat er leeft, of de mensen elkaar kunnen vinden en contact maken, of ze gebruik maken van de voorzieningen, en zo nee, uitzoeken waarom niet. Ook naar de inrichting van de openbare ruimte kan gekeken worden met het oog op spontane ontmoetingen. Kleinschalige huiskamers zouden goed zijn. Er zijn veel projecten, en het is belangrijk dat professionals en vrijwilligers van elkaar weten wat ze doen en hoe ze elkaar kunnen bereiken. De gewone man of vrouw weet dat niet. Er zou een voor iedereen toegankelijke sociale kaart moeten zijn. Eenzaamheid wordt vaak niet expliciet als probleem genoemd, maar iedereen kent wel mensen die het zijn. Eenzame mensen moeten aan zichzelf werken, maar instanties en organisaties kunnen bedenken hoe deze mensen zichzelf op weg kunnen helpen. Iemand van Humanitas vult aan dat er een toerichtingscursus bestaat voor mensen die uit hun eenzaamheid willen komen. Op de website van Humanitas is hier onder eenzaamheid meer over te vinden. Bart Briels doet verslag van de workshop die door Pim van Galen werd voorgezeten. 41
Deze groep signaleert eenzaamheid met intuïtie en praktijkervaring. Signalen komen onder andere binnen bij het medisch centrum, maar eigenlijk zou er een meldpunt moeten zijn waar mensen met signalen terecht kunnen. Er moet een systeem omheen worden bedacht, want je kunt niet op mensen afstappen met de vraag ‘Bent u eenzaam?’ De groep had de volgende ideeën: een laagdrempelig inloophuis voor kwetsbare groepen, een project waarbij mensen levensverhalen vertellen, een eigen-kracht centrale, en empowerment, gebaseerd op wat iemand zelf in zijn of haar eigen situatie kan doen. Verder kunnen professionals en vrijwilligers een netwerk vormen, om te weten wie waar mee bezig is en om ervaringen uit te wisselen. Dit netwerk zou idealiter digitaal ondersteund moeten worden met een website waar je kunt inloggen voor uitwisseling. Dit is wat anders dan een website voor eenzame mensen. Iemand uit de zaal vraagt welke rol het Meldpunt Zorg en Overlast speelt. Het meldpunt is er voor bewoners die zorg nodig hebben of overlast veroorzaken. Het geeft signalen door aan hulpverleners. In de workshop die voorgezeten werd door Angelie Weber, zag niet iedereen eenzaamheid. Soms is het ook verborgen. Het duidelijkst komt het aan het licht bij huisbezoeken. In zorginstellingen komt ook veel eenzaamheid voor. Er werden veel projecten genoemd die zich al met eenzaamheid bezighouden. Het overzicht hiervan ontbreekt; er zou meer afstemming moeten komen. Veel kleine dingen kunnen grote resultaten hebben. Er werd gedacht aan 1 loket, waar ook mantelzorgers terecht kunnen, en aan ‘Eigen kracht’. Multiloog werd een goed initiatief gevonden. Er was enige discussie over de vraag of er meer overzicht moet komen of juist niet. Een aantal deelnemers vond samenwerking een utopie, en te veel informatie uitwisselen zonde van de tijd en het geld. Zij zouden de dingen liever gerichter op elkaar afstemmen. De politiek moet de continuïteit waarborgen. Elkaar regelmatig zien is belangrijk. Iemand uit de zaal merkt op dat er een website met allerlei initiatieven bestaat: www.jekuntmeer.nl Een andere aanwezige stelt voor een wedstrijd in het leven te roepen voor het verzinnen van een andere term voor eenzaamheid, want dat woord is niet populair bij de mensen om wie het gaat. Carolien Marsman, onder wier leiding de laatste workshop plaatsvond, zegt dat het meeste wat in deze workshop aan de orde kwam, al door de andere woordvoerders is genoemd. Er is al veel, er wordt al veel gedaan, en iedereen probeert elkaar te vinden. “Maar het moet wel werken”, zei iemand, en dat is nog niet altijd het geval. Er zijn al twee loketten: Zorg en Overlast en Zorg en Samenleving. Een groep die nog niet genoemd is, zijn de asielzoekers. Onder hen komt ook eenzaamheid voor. Wat steeds weer naar voren kwam is dat vertrouwen de basis moet zijn waarop alles gebeurt. Misschien kan er eenmaal per maand een lunch worden georganiseerd waarbij iedereen terecht kan om dingen uit te wisselen. Soms is het vinden van de juiste vrijwilligers een knelpunt. Veel hulp komt vanuit het aanbod op gang, maar het zou goed zijn als er ook een website voor de vraag was, die dan gematcht kan worden aan het aanbod. Warme doorverwijzing kwam ook aan de orde. Hierbij verwijst de hulpverlener zelf door naar een collega, en zegt niet: “Hier heeft u een kaartje van mijn collega, gaat u zelf maar bellen.” Het loket Zorg en Samenleving wordt omgebouwd naar het Breed Sociaal Loket. Er zijn participatiecentra en er zijn samenwerkende welzijnsinstellingen, zoals het Huis van de Buurt. 42
De vraag is hoe alles bij elkaar gebracht kan worden op een manier waarbij bewoners het ook kunnen vinden. De zorg voor continuïteit was ook een punt dat steeds terugkwam. Roeland Rengelink zegt dat eenzaamheid een belangrijk politiek thema is. Eenzaamheid kan iedereen overkomen. De samenleving heeft gefaald als iemand maanden alleen dood ligt, maar er zijn ook kleinere dingen die mis kunnen gaan. Hij proefde deze middag enige vertwijfeling over het grote aantal initiatieven. De organisaties kennen elkaar niet allemaal. Er is behoefte aan een plek waar eenzaamheid gemeld kan worden en waar informatie gevonden kan worden. Misschien moet er per geval een aparte oplossing worden gezocht. Kortom, er is nog veel onduidelijkheid. In een buurt als de oostelijke binnenstad is er een kans elkaar te leren kennen en concrete oplossingen te vinden. Als het hier kleinschalig begint, kan het verder over de stad uitrollen. Het stadsdeel zal het proces om antwoorden op de vele vragen te vinden faciliteren. Hopelijk zijn er over enige tijd antwoorden, protocollen en oplossingen. Peter Paschenegger bedankt iedereen voor zijn of haar komst naar deze conferentie en voor de bereidheid tot samenwerking. Er is veel uit te werken. Ton Heijdra gaat een stuk schrijven waarin hij verslag van de conferentie doet en waarin hij ook met conclusies en aanbevelingen komt. Iedereen die hier aanwezig was, zal dit stuk t.z.t. ontvangen. Ter afsluiting vindt er een borrel plaats om verder kennis met elkaar te maken en te netwerken.
43
Colofon: Tekst samenvattend verslag: Ton Heijdra Aanbevelingen: Ton Heijdra en Anneke Dorrestein Notulisten: Hanna de Heus, Tessel Rensenbrink, Ineke Kersten en Liesbeth Jongebloed Fotograaf: Henry Kloostra
Huis van de Buurt Oostelijke Binnenstad Kleine Wittenburgerstraat 1 1018 LS Amsterdam Telefoon 020 6223808 Email:
[email protected]
44
45