BOER IN DE BUURT
DIT IS HET WERKBOEK VAN: .....................
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING LES 1.1: DE ONTBIJTTAFEL LES 1.2: OP ZOEK NAAR EEN BOER LES 2 THEMA 1: BOER & GROEIEN LES 2 THEMA 2: BOERENWERK LES 2 THEMA 3: WELZIJN LES 2 THEMA 4: OMGEVING LES 3: OP BEZOEK BIJ DE BOER VRAGENBLAD VRAGENBLAD 2
3 4 7 13 20 28 36 44 45 45
2
INLEIDING Dit werkboek hoort bij de website Boer in de buurt (www.boerindebuurt.nl). Op deze website vind je filmpjes, illustraties en opdrachten over allerlei soorten boerenbedrijven. Je gaat in de klas met website en werkboek onderzoek doen naar wat het betekent om boer te zijn. Maar dat niet alleen. Je gaat ook onderzoeken wat landbouw met jouw leven te maken heeft. Na dit onderzoek breng je met de klas een bezoek aan een boer/boerin bij jullie in de buurt. Door je onderzoek ben je daar goed op voorbereid en weet je beter wat je de boer/boerin kunt vragen. Je werkt niet het hele boek door. Het vooronderzoek, ‘De ontbijttafel’ en ‘In de buurt, doen jullie klassikaal. Daarna werk je met een groepje een van de vier thema’s uit. Het materiaal vind je dus op de website, de opdrachten staan in dit werkboek. Iedere groep verzamelt vragen om aan de boer te stellen. Daarna gaan jullie klassikaal het bezoek voorbereiden. Daarbij kan iedere groep vragen en ideeën inbrengen. En dan: op bezoek bij de boer!
3
LES 1.1: DE ONTBIJTTAFEL Op de website vind je de afbeelding van de ontbijttafel. Herken jij alle producten?
OPDRACHT 1. PLANT OF DIER? Wat moet je doen? Schrijf hieronder welke producten je ziet en schrijf bij elk product op waar het vandaan komt: van een dier of van een plant. Onderzoek daarna van welk dier of van welke plant de producten afkomstig zijn. Kom je er niet meteen uit? Op de website vind je links naar andere websites die je bij het onderzoek kunnen helpen.
Naam van het product?
Plant of een dier?
4
Welke plant of welk dier?
Ga naar de website voor opdracht 2.
OPDRACHT 2. DE ENE BOER IS DE ANDERE NIET De producten van de ontbijttafel komen allemaal van een boerenbedrijf. Op de website heb je net gezien dat er verschillende soorten boerenbedrijven zijn. We spreken ook wel van ‘agrarische sectoren.’
Wat moet je doen? Noteer hieronder welk product van de ontbijttafel uit welke sector komt.
Naam product
Sector
5
Ga nu naar de website voor de instructies bij de extra opdracht.
EXTRA OPDRACHT Wat moet je doen? Staan er op de ontbijttafel ook producten die niet uit Nederland komen? Kleur dan op het kaartje hieronder de verschillende landen of gebieden waar die producten vandaan komen.
Kom je er niet uit? Dan kan je de websites gebruiken die bij de extra opdracht staan aangegeven.
6
LES 1.2: OP ZOEK NAAR EEN BOER! Jullie gaan een boerenbedrijf bij jullie in de buurt zoeken. ‘In de buurt’ kan op honderd meter vanaf je school zijn. Maar als je in een stad woont, ligt de dichtstbijzijnde boerderij misschien wel tien kilometer verderop. Als grens nemen we 15 kilometer, daar doe je op de fiets ongeveer een uur over.
OPDRACHT 1: HOE VER is SCHOOL VAN HUIS? Om dat uit te zoeken ga je naar de website. Noteer de uitkomst hieronder.
Wat moet je doen? Noteer hieronder de afstand van jouw huis naar de school. Als je 10 kilometer van huis woont streep je het woord meter door. Ik woon ………………. meter/ kilometer van school. 15 kilometer is dus ………………. keer zo ver
Wil je ook zien hoe groot een straal van 15 kilometer rond je woonplaats is?
Onderzoek dit nu op de website. In een straal van 15 kilometer van mijn woonplaats liggen de plaatsen ……………… en …………………..
LET OP: dit is de afstand hemelsbreed, niet de afstand over de weg. Die is altijd langer omdat je nooit rechtdoor fietst. Wil je niet meer dan 15 kilometer fietsen, dan kun je dus beter zoeken binnen 10 kilometer van je woonplaats. Maar de echte sportievelingen draaien hun hand natuurlijk niet om voor een kilometertje meer of minder…
7
OPDRACHT 2. OP ZOEK NAAR EEN BOER IN DE BUURT? Volg onderstaande stappen, als eerste krijg je een soort bedrijf van de juf of meester.
Wat moet je doen voor stap 1: Opschrijven Hierbij zoek je op een bepaald soort bedrijf, bijvoorbeeld ‘veehouderij’. De juf of meester vertelt welk soort bedrijf jouw groepje gaat zoeken.
Schrijf het soort bedrijf van jullie groepje op: ………………..
Wat moet je doen voor stap 2: Zoeken Boerenbedrijven in de buurt? Waar en welke? Dat ga je nu uitzoeken, op internet, via de Gouden Gids. Hoe je dat doet staat beschreven in de stappen hieronder. Gebruik hiervoor het soort bedrijf dat je hierboven, bij stap 1, hebt opgeschreven.
Ga nu naar de website voor stap 2 en volg de onderstaande instructies.
1. Je gaat naar http://www.detelefoongids.nl/ 2. Je klikt op ‘bedrijven’:
8
3. Je vult in dit scherm het soort bedrijf in dat je zoekt, en de plaats waar jullie school staat, bijvoorbeeld: Groentekwekerij | Alkmaar
4. Je klinkt op ‘zoek’ en je vindt de bedrijven in jouw woonplaats of in plaatsen in de buurt, bijvoorbeeld:
5. Scrol door om te kijken of er nog meer van dit soort bedrijven in deze lijst staan.
9
Als je op deze manier geen bedrijf vindt doe je het volgende: 1. Vraag aan je juf of meester de postcode van jullie school. 2. Ga terug naar het eerste scherm en vul de postcode in in het daarvoor bestemde vakje. 3. Vul daarna een afstand in. Begin met 1 km. Dit doe je door op het woord ‘Afstand’ te klikken. 4. Klik op ‘zoek’. Als je niets vindt, vul je een andere afstand in, net zolang tot je een bedrijf gevonden hebt. Voorbeeld:
10
Volg de instructies voor stap 3 op de website.
Wat moet je doen voor stap 3: Noteren Schrijf de resultaten van jullie zoektocht op in het onderstaande schema.
Soort bedrijf van mijn groepje:
Nummer
Naam bedrijf
Plaats
Afstand (km) vanaf school
Volg de instructies voor stap 4 op de website.
Wat moet je doen voor stap 4: Verslag uitbrengen Schrijf je verslag hieronder kort ( met steekwoorden ) op. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 11
EXTRA OPDRACHT
Wat moet je doen? Thuis navragen of je familie hebt die boer is of was. Opa’s, oma’s, overgrootouders. Waar was dat en hoe lang is dat geleden? Vul hieronder je antwoord in:
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …….
12
LES 2 THEMA 1: BOER & GROEIEN In deze les ga je in een groepje onderzoeken wat ‘groeien’ betekent op de boerderij.
OPDRACHT 1: NAAR DE BOLLEN
Ga naar de website en bekijk de bovenstaande illustratie. Wat gebeurt hier precies?
Wat gebeurt er precies op de illustratie? Beschrijf dat hieronder in je eigen woorden. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
13
OPDRACHT 2: VOORUIT MET DE KOE Je hebt net bij de bollenboer gekeken. Je hebt opgeschreven wat er gebeurt met de bollen, hoe het kan dat er elk jaar opnieuw krokussen en tulpen bloeien. Maar hoe zou zoiets gaan in een ander bedrijf, met andere producten?
Ga naar de website en maak de puzzel vooruit met de koe. Zo krijg je een idee van de groeicirkel op een melkveehouderij.
• Puzzel gemaakt? Kies dan samen een ander soort boerenbedrijf en bedenk hoe de groeicirkel op dit bedrijf er uitziet. • Vergeten welke soorten landbouwbedrijven er zijn? Kijk op de website bij het vooronderzoek. De ‘Waar komt ons eten vandaan?’ en scrol daar naar 2. ‘De ene boer is de andere niet’. • Vul schema A of schema B in. Hoe? Dat lees je bij de tips. Lees die eerst goed door, voor je begint.
14
Tips bij de opdracht: • Als je een bepaald bedrijf gekozen hebt, kies dan een product dat daar verbouwd of geteeld wordt. Voorbeeld: akkerbouwbedrijf - aardappels. • Pak dan schema A erbij. • Schrijf bij elke pijl een of twee woorden of een kort zinnetje. De woorden onder de cirkel zijn bedoeldom je op weg te helpen. Je kunt ook andere woorden gebruiken. • Let op! In de schema A staan 5 pijlen, maar misschien heb je er minder nodig. Gebruik dan schema B en teken zelf een cirkel, met het juiste aantal pijlen. • Je kunt jullie schema mooier maken met plaatjes en tekeningen.
Schema A Onderzoek: de groeicirkel
Schema B Onderzoek: de groeicirkel
Soort bedrijf: ………………………… Product: …………………………
Soort bedrijf: ………………………… Product: …………………………
zaaien – geboorte – groei – oogsten – slachten – afscheid nemen – beschermen – verzorgen – verkopen – planten
zaaien – geboorte – groei – oogsten – slachten – afscheid nemen – beschermen – verzorgen – verkopen – planten
15
16
OPDRACHT 3: HET JAAR VAN DE BOER Jullie hebben aangegeven wat er in de groeicirkel (groeicyclus) gebeurt met de dieren of planten. Maar wat betekent die groeicirkel voor de boer en boerin?
Ga naar de website en bekijk de informatie. Probeer te bedenken hoe het is om boer/boerin te zijn op dit bedrijf.
Wat moet je doen? Ben je als boer/boerin overal altijd verantwoordelijk voor je planten/dieren of zijn er ook dingen die je niet in de hand hebt? Kun je alles zelf regelen of ben je soms afhankelijk van omstandigheden? Wat zijn moeilijke momenten, wat zijn hoogtepunten? Noteer wat jullie hebben bedacht in het schema hieronder.
Schrijf een vraag op je vragenblad. Let op: misschien kom je er niet helemaal uit. Dat is helemaal niet erg: dan heb je voor het bezoek aan de boerderij een mooie vraag. Noteer die op het vragen-verzamelformulier achter in je werkboek.
De boer/boerin
Jouw antwoord
Is verantwoordelijk voor … Is afhankelijk van … Moet zich extra inspannen als … Moet afwachten wanneer… Vindt dit een moeilijk moment… Vindt dit het mooiste moment …
17
Wat moet je doen? Jullie gaan binnenkort met de klas naar de boerderij. Bedenk twee vragen die je aan de boer of boerin wilt stellen over ‘Boer en groeien’. Noteer die vragen op het vragen-verzamelblad achter in je werkboek.
EXTRA OPDRACHT Misschien denk je er niet zo bij na, want je eten ligt voor het grijpen in de supermarkt. Maar voor heel veel mensen over de hele wereld is het het hoogtepunt van het jaar: de oogst. Dan weten ze dat ze het komende jaar geen honger hoeven te lijden en dat er genoeg geld is om van te leven. Tijd voor feest dus: het oogstfeest. Mensen zijn blij en dankbaar dat de oogst gelukt is. Wil je meer weten over oogstfeesten?
Kijk dan naar de video op de website.
Wat moet je doen? Bedenk een oogstdankfeest op de boerderij die jullie gaan bezoeken. Maak een uitnodiging met programma? Doe dat in het volgende schema.
18
Maak hieronder een uitnodiging voor een oogstfeest. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
19
LES 2 THEMA 2: BOERENWERK In deze les ga je in een groepje onderzoeken wat werk betekent voor de boer.
OPDRACHT 1. BOEREN EN WERK
Ga naar de website en bekijk de illustratie. Wat gebeurt hier precies en wat zie je de boer allemaal doen?
Wat moet je doen? Schrijf hieronder in eigen woorden op wat er precies gebeurt op de illustratie en wat de boer allemaal doet. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 20 …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
OPDRACHT 2. BOER OP VAKANTIE? Je hebt op de website een indruk gekregen over werk en vrije tijd op een aantal bedrijven. Maar hoe zit dat op het bedrijf dat jullie gaan bezoeken? Wat moet een boer daar allemaal doen? In welke seizoenen doet hij dat?
Wat moet je doen? Verzamel jullie ideeën daarover en schrijf deze op in de tabel hieronder.
Als je er samen niet uitkomt, kun je op internet naar informatie zoeken. • Kies een bepaald product, bijvoorbeeld ‘suikerbiet’. • Zoek dat product op wikipedia op. • Lees daar het stukje ‘teelt’.
Schrijf een vraag op je vragenblad. Je kunt je vragen over het werk in bepaalde seizoenen straks ook aan de boer stellen. Noteer jullie vraag op het vragenformulier achterin je werkboekje.
Seizoen
Dit doet de boer
Lente
Zomer
Herfst
Winter
21
OPDRACHT 3: HELP, GEVAAR! De boer heeft veel te doen voordat hij zijn product kan verkopen. Maar je hebt als boer niet alles in de hand, kijk maar naar de filmpjes op de website.
Ga naar de website en bekijk de filmpjes bij ‘Help, gevaar!’
Wat moet je doen? Beantwoord onderstaande vragen bij de filmpjes en vul deze in in de tabel. Vraag 1: Met welk probleem hadden de boeren in de filmpjes te maken? Kun je bij elke boer nog andere onzekerheden/tegenslagen bedenken? Vraag 2: De boer kan natuurlijk ook geluk hebben. Bedenk daarvan een voorbeeld en schrijf dat ook op.
Boer
Welk probleem
Kippenboer/ pluimveehouder (eieren) Aardappelboer en bietenboer Kippenboer/ pluimveehouderij (slachtkippen) Onze boer…..
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Daar moet je nog achter komen.
22
Andere tegenslag?
Geluk?
Wat moet je doen? Jullie gaan binnenkort naar een boerenbedrijf. Met welke tegenslagen kan deze boer te maken krijgen? En met welke gelukjes? Bedenk er een paar en schrijf deze hieronder op.
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……
Schrijf een vraag op je vragenblad. Je kunt over tegenslagen en geluk een vraag bedenken voor de boer. Ga naar het verzamelblad achter in het werkboek en noteer je vraag.
23
OPDRACHT 4: QUIZ & SNOEPJES Ga naar de website en doe daar de quiz!
Wat moet je doen? Je weet nu hoeveel een boer voor verschillende producten krijgt. Vul hieronder in hoeveel snoepjes van 0.05 cent je voor het bedrag dat de boer per product krijgt kan kopen?
Product
Aantal snoepjes
Pak melk
Kilo rundergehakt
Kilo uien
Kilo aardappelen
Schrijf een vraag op je vragenblad. Heb je nu nog vragen voor jullie ‘eigen’ boer en boerin? Ga dan naar het verzamelblad achter in je werkboek en schrijf je
vragen op.
24
OPDRACHT 5. WAAR DOET DE BOER HET VOOR? Boeren werken natuurlijk voor het geld. Maar niet alleen daarvoor.
Wat moet je doen? Stap 1 Op de website vertelt een aantal boeren waar ze voor werken. Bij hun verhalen hoort de volgende opdracht. Voor je gaat kijken of lezen splits je jullie groepje in twee- of drietallen. Elke tweetal of drietal kiest vooraf één boer: Boer 1 | Boer 2 | Boer 3 | Boer 4
Welke boer dat is en wat voor bedrijf hij heeft weet je dus pas als je het bijbehorende artikel of fragment gaat kijken of lezen op de website.
Ga naar de website en lees of kijk het fragment dat bij jou gekozen boer hoort.
Wat moet je doen? Stap 3 Na het kijken of lezen maak je een facebookpagina van de gekozen boer. Daarop verwerk je de antwoorden op de vragen bij stap 2. Een model van een facebook-pagina vind je hieronder. Wat moet je doen? Stap 2 Terwijl je kijkt of leest, beantwoord je de volgende vragen: Wat levert het werk de boer op, behalve geld? Wat vindt hij het mooie van zijn werk? Waarom is hij eigenlijk boer geworden? Of wil hij/zij boer worden? Schrijf dat hieronder op: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 25 …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Naam: ……………………………………………………………………………… Leeftijd: ……………………………………………………………………………… Soort boerderij: ………………………………………………………………………………
Een stukje over mij: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
EXTRA OPDRACHT In Nederland komen steeds meer zorgboerderijen. Dat zijn boerderijen waar boeren hun boerenbedrijf combineren met zorg voor mensen. Bijvoorbeeld mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, of ex-verslaafden. Op zo’n boerderij zijn mensen bezig en komen zij tot rust.
26
Wil je zien wat er op zo’n boerderij gebeurt? Hoe de zorgboer zijn dag indeelt? En waar je bij jou in de buurt een zorgboerderij kunt vinden?
Ga naar de website en bekijk het filmpje.
Wat moet je doen? Bekijk het filmpje en schrijf een klus op die de mensen op deze zorgboerderij doen. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
27
LES 2 THEMA 3: WELZIJN In deze les gaan jullie onderzoeken hoe het zit met het welzijn op de boerderij. Het gaat vooral over veeteelt en dierenwelzijn.
OPDRACHT 1: MEER VOOR MINDER
Ga naar de website en bekijk de illustratie van ‘Boer en welzijn’. Wat gebeurt er precies?
Wat moet je doen? Schrijf hieronder in eigen woorden op wat er precies gebeurt op de illustratie. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 28 ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
OPDRACHT 2: BOERDERIJ OF FABRIEK? Op de website heb je het al kunnen zien: er komen steeds grotere bedrijven. Er zijn nog boeren die hun bedrijf klein te houden. Vaak zijn dat biologische boeren; ook zo’n bedrijf heb je op de website gezien. Maar meestal lijkt een moderne boerderij meer op een fabriek dan op de gezellige boerderij in de reclamespotjes. Sommige bedrijven zijn zelfs zo groot, dat ze mega-bedrijven of megastallen genoemd worden.
Ga naar de website en lees wat de voor- en nadelen van een megastal zijn.
Wat moet je doen? Denk dan na over de volgende vragen en schrijf je antwoorden op. Streep door wat niet van toepassing is. De boer kiest voor/tegen de megastal, want
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………
De megastal is wel/niet het beste voor het dier, want
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………
De klant in de supermarkt is voor/tegen de megastal, want
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………
Wij zijn voor/tegen de megastal, want
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 29 …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Schrijf een vraag op je vragenblad. Jullie gaan binnenkort naar een boerenbedrijf. Hoe groot is dat bedrijf? Is het een normaal bedrijf, mega-bedrijf of biologisch bedrijf? Welke vragen bij deze opdracht zou je aan de boer willen stellen? Noteer deze op het verzamelblad achter in het werkboek.
Let op: Misschien heeft ‘jullie’ boer een heel ander soort bedrijf, bijvoorbeeld een tomatenkwekerij. Ook daar wordt natuurlijk zoveel mogelijk geproduceerd. Wat heeft deze boer nodig om dat te bereiken? Wat zijn de voor- en nadelen daarvan? Bedenk daarover een aantal vragen.
30
OPDRACHT 3: DIER OF DING? Grote bedrijven produceren veel melk, eieren en vlees. Dat is goed, zou je denken: hoe meer hoe beter. Maar wat betekent dat voor het dier?
Ga naar de website en doe de quiz: Dier of Ding. Quiz gedaan? Waren de antwoorden een verrassing voor je?
Wat moet je doen? In het filmpje ‘Dier of ding’ vertelt een boer over zijn nieuwe stal en over de productiekringloop. Wat vonden jullie, ging het over het varken als dier of als ding? Beantwoord onderstaande vragen. De boer praat over zijn varkens als dingen, want …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… De boer praat over zijn varkens als dieren, want
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… Dieren hebben van nature bepaalde eigenschappen en mensen proberen dat te beïnvloeden. Wat vind je, moet de mens zich aan het dier aanpassen? Of moet het dier zich aan de mens aanpassen? Wij vinden dat ……………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… Hoe kan de boer het beste voor zijn dier zorgen? Waar kan hij rekening mee houden? De boer kan ……………………………………………………………………………………………………………………………….………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….……………………..
31
32
OPDRACHT 4: WAT MAG HET KOSTEN?
Ga naar de website en lees de tekstjes over het verschil tussen gangbare en biologische landbouw.
Biologische producten zijn duurder. Hoeveel duurder? Dat gaan we nu zien. Je gaat namelijk boodschappen doen. Online, wel zo gemakkelijk. Links naar de web shops van supermarkten vind je op de website.
Ga naar de website en ga boodschappen doen bij de verschillende supermarkten
Wat moet je doen? Splits je groepje. Je werkt dus in twee- of drietallen. Ieder tweetal/drietal heeft € 10,00 te besteden. Het ene duo of trio koopt gangbare artikelen. Het andere duo of trio koopt biologische artikelen. Heb je geld over, dan mag je een toetje kiezen. Vul nu de boodschappenlijstjes in de tabel op de volgende bladzijde in.
33
Boodschappenlijstje:
Normale prijs / €:
Biologische prijs / €:
500 gram rundergehakt 1 komkommer 1 doosje cherrytomaten 1 kilo aardappels 6 eieren 1 liter halfvolle melk Toetje
Totaal
Wat moet je doen? Als jullie klaar zijn vergelijken jullie de boodschappenlijstjes. Voor welk lijstje zou jij gaan en waarom? De normale of de biologische? Schrijf dat hieronder op: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………
34
EXTRA OPDRACHT Als mensen meer geld te besteden hebben, gaan ze meer vlees eten. Dat is niet alleen in Nederland zo. Over de hele wereld wordt meer en meer vlees gegeten. Ook worden steeds meer melkproducten gekocht. Zelfs in landen waar mensen deze producten vroeger nooit gebruikten.
Ga naar de website en bekijk het filmpje bij de extra opdracht
Wat moet je doen? Wat vinden jullie: kan het nog wel, veel vlees eten? Is het eerlijk tegenover mensen in andere landen? Is het verantwoord voor het milieu? Wat betekent het voor de boeren, als iedereen minder vlees zou eten en minder melk zou drinken? Schrijf hier jullie mening op. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………
35
LES 2 THEMA 4: OMGEVING In deze les gaan we kijken wat de boer allemaal meemaakt in zijn of haar omgeving.
OPDRACHT 1. BOEREN EN NATUUR
Ga naar de website en bekijk de illustratie bij Boeren en natuur. Wat gebeurt hier precies?
Wat moet je doen? Schrijf hieronder in eigen woorden op wat er precies gebeurt op de illustratie. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 36 ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
OPDRACHT 2. LAST VAN DE NATUUR?
Ga naar de website, lees de intro bij ‘Last van de natuur’, bekijk de filmpjes en maak onderstaande opdrachten.
Wat moet je doen? In het filmpje ‘Bermen’ is een mevrouw aan het woord. Zij werkt bij een landbouworganisatie (LTO) en vertegenwoordigt de boeren. Ze heeft kritiek op de ‘terreinbeheerders’. Dat zijn de organisaties die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van de wegen en het terrein daaromheen. Denk bijvoorbeeld aan de gemeente. Schrijf hieronder in je eigen woorden wat er in het filmpje aan de hand is. Het probleem is: ……………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… De mensen die er last van hebben zijn: ………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… De oplossing is: ………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………
37
Wat moet je doen? In het filmpje ‘Vogelgriep’ schrikt het dorp Barneveld begin 2015 op van een besmettelijke dierziekte. Iedereen maakt zich zorgen: de kerken, de boeren, en de landbouworganisaties. Hoe kan dit probleem voorkomen worden? Schrijf hieronder in je eigen woorden wat er in het filmpje aan de hand is. Het probleem is: ……………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… De mensen die er last van hebben zijn: ………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… De oplossing is: ………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………
Ga na het maken van de vragen bij de filmpjes naar de quiz: Zoek de Lastposten.
Wat moet je doen? Jullie gaan met de klas binnenkort een boerenbedrijf bezoeken. Welk product levert die boer? En van welke lastposten uit de natuur (= plagen) heeft hij last, denk je? Teken of beschrijf dat in hieronder. ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… 38
OPDRACHT 3: DOKTEREN Boeren proberen ervoor te zorgen dat hun product niet aangetast wordt. Daar zijn verschillende manieren voor. 1. Je kunt chemische middelen spuiten. Die doden de beestjes en planten waar je last van hebt. Zulke middelen wordt door de fabrikanten ‘gewasbeschermers’ genoemd. 2. Je kunt niet-schadelijke beestjes inzetten die schadelijke dieren opeten. Dat heet ‘biologische bestrijding’. 3. Veel boeren gebruiken een combinatie van chemische middelen en biologische bestrijding. 4. Je kunt proberen de lastposten af te schrikken. Denk aan de ouderwetse vogelverschrikker.
Ga naar de website en bekijk de filmpjes over het bestrijden van plagen. Maak dan onderstaande opdrachten. Wat moet je doen? Bekijk de filmpjes en schrijf in de tabel hieronder op van welke plaag de boer last heeft en hoe deze plaag wordt bestreden.
Welk filmpje?
Heeft last van…
Filmpje 1: de appelteler van Alliance Filmpje 2: de appelteler uit Brabant Filmpje 3: de tomatenkweker
39
Hij bestrijdt de plaag met…
Boeren gebruiken dus bestrijdingsmiddelen/gewasbeschermers om hun oogst te beschermen tegen schadelijke dieren. Zo krijgen we appels en groenten zonder beestjes en gaatjes in de supermarkt. Maar wat zijn de gevolgen voor de natuur?
Ga naar de website en bekijk de filmpjes over vogels en bijen. Maak dan onderstaande opdrachten.
Wat moet je doen? Bekijk het filmpje ‘Vogels’. Schrijf hieronder in je eigen woorden wat er in het filmpje aan de hand is. Het probleem is: ……………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… Hoe wordt dit probleem veroorzaakt: …………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… De oplossing is: ………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………
Schrijf een vraag op je vragenblad. Je hebt een paar voorbeelden gezien van plagen waar de boer mee te maken kan krijgen. Je hebt ook gezien hoe dit wordt opgelost en wat de gevolgen kunnen zijn. Bedenk nu een of twee vragen voor de boer die jullie gaan bezoeken en schrijf deze op je vragenblad achterin.
40
OPDRACHT 4. RUIMTE VOOR BOER EN NATUUR?
Boeren hebben ruimte nodig voor hun bedrijf. Dat geldt natuurlijk voor bedrijven waar bijvoorbeeld graan of aardappels verbouwd worden. Maar ook melkveebedrijven hebben veel land nodig. Zij moeten zorgen dat er genoeg voedzaam gras is voor de koeien.
Ga naar de website en bekijk de filmpjes. Maak dan onderstaande opdrachten.
Wat moet je doen? Bekijk de filmpjes en geef je mening. Kunnen boer en grutto samengaan? Geef hieronder je mening en vertel waarom de boer en grutto wel of niet samen kunnen gaan: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………
41
5. BOEREN EN BEZOEK Boeren wonen en werken vaak in gebieden die ook voor anderen interessant zijn. Niet alleen voor de buren van de boer, maar ook voor toeristen. Veel toeristen en mensen uit de steden zoeken in het weekend platteland en natuur op, om te fietsen en te wandelen.
Ga naar de website en bekijk het filmpje. Maak dan onderstaande opdrachten.
Wat moet je doen? Stel je voor: je bent boer in de Krimpenerwaard. Je hebt toerisme nodig maar de boer moet ook door met zijn werk. Bekijk het filmpje ‘Verkiezingen in de Krimpenerwaard’. Schrijf hieronder in je eigen woorden wat er in het filmpje aan de hand is. Het probleem is: ……………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… Hoe wordt dit probleem veroorzaakt: …………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… De oplossing is: ………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………
42
Schrijf een vraag op je vragenblad Je hebt bij opdracht 4 en 5 gezien wat er gebeurt als boeren de ruimte delen met de natuur en bezoekers van buiten. Bedenk een of twee vragen voor de boer die jullie gaan bezoeken. Schrijf je vragen op het verzamelblad achterin het werkboek.
EXTRA OPDRACHT Dit onderzoek heet ‘Boer en natuur’. Maar wat is dat eigenlijk: natuur? En is er wel natuur in Nederland?
Ga naar de website en bekijk de filmpjes. Maak dan onderstaande opdrachten.
Wat moet je doen? Bekijk de filmpjes ‘Wel of geen natuur?’ en ‘Wat is echte natuur?’. Geef hieronder je mening. Natuur is: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… Er is wel/geen natuur in Nederland, want: ……………….……………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………
43
LES 3: OP BEZOEK BIJ DE BOER
Jullie gaan binnenkort op bezoek bij een boer in de buurt. Daar ga je in gesprek met de boer of boerin. Jullie gaan alle vragen verzamelen die jullie op het vragenblad hebben ingevuld zodat jullie hiermee het gesprek aan kunnen gaan. Maar hoe voer je zo een gesprek? En wat zijn de regels?
Ga naar de website en volg de instructies over hoe je een dialoog aangaat.
44
VRAGENBLAD Jullie gaan binnenkort op bezoek bij een boer in de buurt. Schrijf hier per thema je vragen voor de boer op. Deze vragen bereiden je voor op het bezoek bij de boer. Neem dit vragenblad mee als jullie naar de boer toe gaan.
THEMA 1: BOER EN GROEIEN Vragen voor de boer: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
VRAGENBLAD 2
THEMA 2: BOERENWERK Vragen voor de boer: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 45 ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
THEMA 3: WELZIJN Vragen voor de boer: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
THEMA 4: DE OMGEVING Vragen voor de boer: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
46