BOER IN DE BUURT
DIT IS HET WERKBOEK VAN: .....................
INLEIDING Dit werkboek hoort bij de website Boer in de buurt (www.boerindebuurt.nl). Op deze website vind je filmpjes, illustraties en opdrachten over allerlei soorten boerenbedrijven. Je gaat in de klas met website en werkboek onderzoek doen naar wat het betekent om boer te zijn. Maar dat niet alleen. Je gaat ook onderzoeken wat landbouw met jouw leven te maken heeft. Na dit onderzoek breng je met de klas een bezoek aan een boer/boerin bij jullie in de buurt. Door je onderzoek ben je daar goed op voorbereid en weet je beter wat je de boer/boerin kunt vragen. Je werkt niet het hele boek door. Het vooronderzoek, ‘De ontbijttafel’ en ‘In de buurt, doen jullie klassikaal. Daarna werk je met een groepje een van de vier thema’s uit. Het materiaal vind je dus op de website, de opdrachten staan in dit werkboek. Iedere groep verzamelt vragen om aan de boer te stellen. Daarna gaan jullie klassikaal het bezoek voorbereiden. Daarbij kan iedere groep vragen en ideeën inbrengen. En dan: op bezoek bij de boer!
LES 1.1: DE ONTBIJTTAFEL Op de website vind je de afbeelding van de ontbijttafel. Herken jij alle producten?
OPDRACHT 1. PLANT OF DIER? Wat moet je doen? Schrijf hieronder welke producten je ziet en schrijf bij elk product op waar het vandaan komt: van een dier of van een plant. Onderzoek daarna van welk dier of van welke plant de producten afkomstig zijn. Kom je er niet meteen uit? Op de website vind je links naar andere websites die je bij het onderzoek kunnen helpen.
Naam van het product?
Plant of een dier?
Welke plant of welk dier?
Ga naar de website voor opdracht 2.
OPDRACHT 2. DE ENE BOER IS DE ANDERE NIET De producten van de ontbijttafel komen allemaal van een boerenbedrijf. Op de website heb je net gezien dat er verschillende soorten boerenbedrijven zijn. We spreken ook wel van ‘agrarische sectoren.’
Wat moet je doen? Noteer hieronder welk product van de ontbijttafel uit welke sector komt.
Naam product
Sector
Ga nu naar de website voor de instructies bij de extra opdracht.
EXTRA OPDRACHT Wat moet je doen? Staan er op de ontbijttafel ook producten die niet uit Nederland komen? Kleur dan op het kaartje hieronder de verschillende landen of gebieden waar die producten vandaan komen.
Kom je er niet uit? Dan kan je de websites gebruiken die bij de extra opdracht staan aangegeven.
LES 1.2: OP ZOEK NAAR EEN BOER! Jullie gaan een boerenbedrijf bij jullie in de buurt zoeken. ‘In de buurt’ kan op honderd meter vanaf je school zijn. Maar als je in een stad woont, ligt de dichtstbijzijnde boerderij misschien wel tien kilometer verderop. Als grens nemen we 15 kilometer, daar doe je op de fiets ongeveer een uur over.
OPDRACHT 1: HOE VER is SCHOOL VAN HUIS? Om dat uit te zoeken ga je naar de website. Noteer de uitkomst hieronder.
Wat moet je doen? Noteer hieronder de afstand van jouw huis naar de school. Als je 10 kilometer van huis woont streep je het woord meter door. Ik woon ………………. meter/ kilometer van school. 15 kilometer is dus ………………. keer zo ver
Wil je ook zien hoe groot een straal van 15 kilometer rond je woonplaats is?
Onderzoek dit nu op de website.
In een straal van 15 kilometer van mijn woonplaats liggen de plaatsen ……………… en …………………..
LET OP: dit is de afstand hemelsbreed, niet de afstand over de weg. Die is altijd langer omdat je nooit rechtdoor fietst. Wil je niet meer dan 15 kilometer fietsen, dan kun je dus beter zoeken binnen 10 kilometer van je woonplaats. Maar de echte sportievelingen draaien hun hand natuurlijk niet om voor een kilometertje meer of minder…
OPDRACHT 2. OP ZOEK NAAR EEN BOER IN DE BUURT? Volg onderstaande stappen, als eerste krijg je een soort bedrijf van de juf of meester.
Wat moet je doen voor stap 1: Opschrijven Hierbij zoek je op een bepaald soort bedrijf, bijvoorbeeld ‘veehouderij’. De juf of meester vertelt welk soort bedrijf jouw groepje gaat zoeken. Schrijf het soort bedrijf van jullie groepje op: ………………..
Wat moet je doen voor stap 2: Zoeken Boerenbedrijven in de buurt? Waar en welke? Dat ga je nu uitzoeken, op internet, via de Gouden Gids. Hoe je dat doet staat beschreven in de stappen hieronder. Gebruik hiervoor het soort bedrijf dat je hierboven, bij stap 1, hebt opgeschreven.
Ga nu naar de website voor stap 2 en volg de onderstaande instructies.
1. Je gaat naar http://www.detelefoongids.nl/ 2. Je klikt op ‘bedrijven’:
3. Je vult in dit scherm het soort bedrijf in dat je zoekt, en de plaats waar jullie school staat, bijvoorbeeld: Groentekwekerij | Alkmaar
4. Je klinkt op ‘zoek’ en je vindt de bedrijven in jouw woonplaats of in plaatsen in de buurt, bijvoorbeeld:
5. Scrol door om te kijken of er nog meer van dit soort bedrijven in deze lijst staan.
Als je op deze manier geen bedrijf vindt doe je het volgende: 1. Vraag aan je juf of meester de postcode van jullie school. 2. Ga terug naar het eerste scherm en vul de postcode in in het daarvoor bestemde vakje. 3. Vul daarna een afstand in. Begin met 1 km. Dit doe je door op het woord ‘Afstand’ te klikken. 4. Klik op ‘zoek’. Als je niets vindt, vul je een andere afstand in, net zolang tot je een bedrijf gevonden hebt. Voorbeeld:
Volg de instructies voor stap 3 op de website.
Wat moet je doen voor stap 3: Noteren Schrijf de resultaten van jullie zoektocht op in het onderstaande schema.
Soort bedrijf van mijn groepje:
Nummer
Naam bedrijf
Plaats
Afstand (km) vanaf school
Volg de instructies voor stap 4 op de website.
Wat moet je doen voor stap 4: Verslag uitbrengen Schrijf je verslag hieronder kort ( met steekwoorden ) op. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
EXTRA OPDRACHT
Wat moet je doen? Thuis navragen of je familie hebt die boer is of was. Opa’s, oma’s, overgrootouders. Waar was dat en hoe lang is dat geleden? Vul hieronder je antwoord in: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …….
LES 2 THEMA 3: WELZIJN In deze les gaan jullie onderzoeken hoe het zit met het welzijn op de boerderij. Het gaat vooral over veeteelt en dierenwelzijn.
OPDRACHT 1: MEER VOOR MINDER
Ga naar de website en bekijk de illustratie van ‘Boer en welzijn’. Wat gebeurt er precies?
Wat moet je doen? Schrijf hieronder in eigen woorden op wat er precies gebeurt op de illustratie. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
OPDRACHT 2: BOERDERIJ OF FABRIEK? Op de website heb je het al kunnen zien: er komen steeds grotere bedrijven. Er zijn nog boeren die hun bedrijf klein te houden. Vaak zijn dat biologische boeren; ook zo’n bedrijf heb je op de website gezien. Maar meestal lijkt een moderne boerderij meer op een fabriek dan op de gezellige boerderij in de reclamespotjes. Sommige bedrijven zijn zelfs zo groot, dat ze mega-bedrijven of megastallen genoemd worden.
Ga naar de website en lees wat de voor- en nadelen van een megastal zijn.
Wat moet je doen? Denk dan na over de volgende vragen en schrijf je antwoorden op. Streep door wat niet van toepassing is. De boer kiest voor/tegen de megastal, want …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………
De megastal is wel/niet het beste voor het dier, want …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………
De klant in de supermarkt is voor/tegen de megastal, want …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………
Wij zijn voor/tegen de megastal, want …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………
Schrijf een vraag op je vragenblad. Jullie gaan binnenkort naar een boerenbedrijf. Hoe groot is dat bedrijf? Is het een normaal bedrijf, mega-bedrijf of biologisch bedrijf? Welke vragen bij deze opdracht zou je aan de boer willen stellen? Noteer deze op het verzamelblad achter in het werkboek.
Let op: Misschien heeft ‘jullie’ boer een heel ander soort bedrijf, bijvoorbeeld een tomatenkwekerij. Ook daar wordt natuurlijk zoveel mogelijk geproduceerd. Wat heeft deze boer nodig om dat te bereiken? Wat zijn de voor- en nadelen daarvan? Bedenk daarover een aantal vragen.
OPDRACHT 3: DIER OF DING? Grote bedrijven produceren veel melk, eieren en vlees. Dat is goed, zou je denken: hoe meer hoe beter. Maar wat betekent dat voor het dier?
Ga naar de website en doe de quiz: Dier of Ding. Quiz gedaan? Waren de antwoorden een verrassing voor je?
Wat moet je doen? In het filmpje ‘Dier of ding’ vertelt een boer over zijn nieuwe stal en over de productiekringloop. Wat vonden jullie, ging het over het varken als dier of als ding? Beantwoord onderstaande vragen. De boer praat over zijn varkens als dingen, want …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… De boer praat over zijn varkens als dieren, want …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… Dieren hebben van nature bepaalde eigenschappen en mensen proberen dat te beïnvloeden. Wat vind je, moet de mens zich aan het dier aanpassen? Of moet het dier zich aan de mens aanpassen? Wij vinden dat ………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… Hoe kan de boer het beste voor zijn dier zorgen? Waar kan hij rekening mee houden? De boer kan ……………………………………………………………………………………………………………………………….………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….……………………..
OPDRACHT 4: WAT MAG HET KOSTEN?
Ga naar de website en lees de tekstjes over het verschil tussen gangbare en biologische landbouw.
Biologische producten zijn duurder. Hoeveel duurder? Dat gaan we nu zien. Je gaat namelijk boodschappen doen. Online, wel zo gemakkelijk. Links naar de web shops van supermarkten vind je op de website.
Ga naar de website en ga boodschappen doen bij de verschillende supermarkten
Wat moet je doen? Splits je groepje. Je werkt dus in twee- of drietallen. Ieder tweetal/drietal heeft € 10,00 te besteden. Het ene duo of trio koopt gangbare artikelen. Het andere duo of trio koopt biologische artikelen. Heb je geld over, dan mag je een toetje kiezen. Vul nu de boodschappenlijstjes in de tabel op de volgende bladzijde in.
Boodschappenlijstje:
Normale prijs / €:
Biologische prijs / €:
500 gram rundergehakt 1 komkommer 1 doosje cherrytomaten 1 kilo aardappels 6 eieren 1 liter halfvolle melk Toetje
Totaal
Wat moet je doen? Als jullie klaar zijn vergelijken jullie de boodschappenlijstjes. Voor welk lijstje zou jij gaan en waarom? De normale of de biologische? Schrijf dat hieronder op: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………
EXTRA OPDRACHT Als mensen meer geld te besteden hebben, gaan ze meer vlees eten. Dat is niet alleen in Nederland zo. Over de hele wereld wordt meer en meer vlees gegeten. Ook worden steeds meer melkproducten gekocht. Zelfs in landen waar mensen deze producten vroeger nooit gebruikten.
Ga naar de website en bekijk het filmpje bij de extra opdracht
Wat moet je doen? Wat vinden jullie: kan het nog wel, veel vlees eten? Is het eerlijk tegenover mensen in andere landen? Is het verantwoord voor het milieu? Wat betekent het voor de boeren, als iedereen minder vlees zou eten en minder melk zou drinken? Schrijf hier jullie mening op. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………