Zendmast Croy Bijlage bij memo van wethouder J. Helms aan de commissie Economie en Mobiliteit ten behoeve van de vergadering van 22 maart 2011.
AANVULLENDE INFORMATIE A Eigenschappen en toepassingen van het elektromagnetisch spectrum; B Op welke wijze leveren bepaalde golflengten/veldsterkten meer gevaar op dan andere;
Ad A Het elektromagnetisch spectrum In bijlage 1 is het spectrum opgenomen. Daaruit valt te concluderen dat we als mensen dagelijks worden blootgesteld aan diverse elektromagnetische velden. De range varieert van laagfrequente velden (o.a. hoogspanningslijnen, lampen, huishoudelijke apparaten), hoogfrequente velden (o.a. mobiele telefonie, Digitenne, Dect, WiFi) tot ultraviolette straling (zon en zonnebank) en ioniserende straling (o.a. door natuurlijk achtergrondniveau en radon in woningen)
Ad B
Soorten straling en veldsterkten
Voor de beoordeling van risico’s is inzicht nodig in: A. De veldsterkte waarbij (wetenschappelijk bewezen) gezondheidseffecten optreden B. De veldsterkte waarop de wetgever normen heeft gesteld voor ruimtelijke ontwikkelingen, om negatieve gezondheidseffecten bij toekomstige gebruikers te voorkomen C. De werkelijk voorkomende veldsterkte in de bestaande stad In zijn algemeenheid geldt: - dat de norm (B) voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vanuit het voorzorgsbeginsel bewust veel lager ligt dan het niveau waarbij negatieve gezondheidseffecten (A) optreden; - de in de bestaande bebouwde omgeving werkelijk voorkomende zendsterkte (C) ruim onder de norm (B) ligt; - een norm wordt gesteld voor “de gemiddelde mens”. Een kleine groep van mensen ervaart ook bij stralingsniveau’s ver beneden de norm gezondheidsklachten (elektrosensiviteit (of –allergie, -stress). De effecten voor gezondheid worden bepaald door een combinatie van de 1. soort straling, 2. de intensiteit ervan en 3. de blootstellingsduur daaraan. De hierna beschreven korte termijn effecten treden op bij hoge veldsterktes en korte blootstellingsduur; lange termijn effecten bij lage veldsterkten en lange blootstellingsduur.
1
Laagfrequente velden (zoals hoogspanningslijnen, MRI-scans)
Samenvatting Voor laagfrequente straling geldt een gezondheidsnorm van 100 microtesla (A). Die wordt nergens in Nederland overschreden op voor publiek toegankelijke plaatsen. Bij nieuwe ontwikkelingen, zoals bij de realisering van scholen, kinderdagverblijven en woningen, wordt een voorzorgsnorm gehanteerd die 250 keer strenger is: 0,4 microtesla (B). Binnen de magneetveldzone (> 0,4 microtesla) zijn geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen niet toegestaan. De werkelijke straling bij bestaande bebouwing is ruimschoots lager (C).
Acute gezondheidseffecten door blootstelling aan laagfrequente velden (tot 300 Hz) komen onder de Nederlandse bevolking waarschijnlijk niet voor. Wat betreft effecten op lange termijn is er bij hoogspanningslijnen mogelijk een verhoogde kans op kinderleukemie.
Toelichting
1.1 Korte termijn effecten Blootstelling aan laagfrequente velden kan leiden tot onwillekeurige spiersamentrekkingen, lichtflitsen in het oog en hartritmestoornissen. Die effecten treden op korte termijn op, maar alleen bij hoge blootstellingsniveaus (>>100 microtesla). Dergelijke blootstellingsniveau’s komen alleen in enkele arbeidssituaties voor (bijv. in elektriciteitscentrales, trafohuisjes en bij inductieverwarming). De onderstaande figuur geeft een voorbeeld van het verloop van de veldsterkte in de buurt van drie verschillende hoogspanningslijnen, berekend op een hoogte van 1 meter boven maaiveld. Uit de figuur valt op te maken dat de blootstellingsnorm van 100 microtesla (voor bestaande situaties) bij lange na niet gehaald wordt gehaald. Zelf niet op maaiveldniveau onder een hoogspanningslijn.
0,4 mT
1.2 Lange termijn effecten Er is een statistisch verband tussen het optreden van leukemie bij kinderen en het wonen in de buurt van bovengrondse hoogspanningslijnen. Uit de epidemiologische onderzoeken van Greenland en co-auteurs en van Ahlbom en co-auteurs volgt dat het risico op kinderleukemie mogelijk verhoogd is bij langdurige blootstelling aan magnetische veldsterkten boven een waarde van ergens tussen de 0,2 en de 0,5 microtesla. Een oorzakelijk verband tussen de magnetische velden van de hoogspanningslijn en kinderleukemie is echter niet bewezen. Het ministerie van I&M adviseert uit voorzorg geen nieuwe woningen, scholen of kinderopvangplaatsen dicht bij hoogspanningslijnen (binnen de 0,4 microtesla magneetveldzone) te bouwen. Deze norm wordt ook binnen Eindhoven gehanteerd.
2
Radiofrequente velden (zoals UMTS, GSM, Digitenne, Dect-telefoon, WiFi)
Samenvatting Voor radiofrequente straling geldt een gezondheidsnorm van 28-60 V/m (A), afhankelijk van de zendfrequentie. In de norm is een veiligheidsmarge van 50 ingebouwd. Voor nieuwe situaties (ruimtelijke ontwikkelingen of nieuwe zenders) geldt een maximale norm van 28-30 V/m (B). In werkelijkheid bestaat in
Eindhoven bij woningen een sterkte 1-2 V/m (C) als gevolg van bestaande masten. Een sterkte van 3 V/m wordt nergens overschreden. Blootstellingslimieten als gevolg van o.a. GSM 900 en 1800, UMTS en WiFi worden ruimschoots onderschreden op voor publiek toegankelijke plaatsen. Dit blijkt ook uit de ca. 300 metingen welke door Agentschap Telecom zijn uitgevoerd. Toelichting Bronnen van radiofrequente velden zijn: WiFi en Local Area Networks, omroepzenders voor radio en televisie, mobiele telefonie (GSM, UMTS), DECT-telefoons , magnetrons, toegangspaslezers en anti-diefstalpoortjes. Deze bronnen zenden op verschillende afstanden van de mens met uiteenlopende vermogens, frequenties en signaalsoorten (gepulst of continu). In aanbeveling 1999/519/EG geeft de Europese Unie blootstellingslimieten voor leden van de bevolking waaronder effecten op korte termijn niet optreden. Voor Digitenne geldt een norm van 28 V/m, GSM 900 en 1800 geldt een norm van resp. 41 en 58 V/m, voor UMTS en WiFi is dit 61 V/m. Acute negatieve gezondheidseffecten door blootstelling aan radiofrequente velden komen onder de Nederlandse bevolking waarschijnlijk niet voor. Of er een verband is tussen deze velden en effecten zoals hoofdpijn en slaapverstoring is niet zeker. Langetermijneffecten van radiofrequente velden zoals kanker zijn niet bewezen. De blootstellingslimieten zijn gebaseerd op het enige wetenschappelijk bewezen schadelijk effect dat elektromagnetische velden kunnen veroorzaken. Dit effect is opwarming, en daarbij is de energieopname gehanteerd voor de opwarming met 1 graad Celcius. Vervolgens is voor deze limiet een veiligheidsmarge ingebouwd van 50 voor algemeen publiek. 2.1 Korte termijn effecten Blootstelling aan sterke radiofrequente velden – blootstellingslimiet x 50 - (RF, frequenties 300 Hz-300 GHz) kan op de korte termijn leiden tot opwarming van de huid, verbranding, verhoging van de lichaamstemperatuur en spiersamentrekkingen. Beneden de blootstellingslimieten voor deze acute effecten worden aspecifieke effecten gemeld zoals duizeligheid, slaapverstoring en hoofdpijn. De effecten verdwijnen veelal als de blootstelling vermindert of wegvalt. 2.2 Lange termijn effecten Langetermijneffecten van radiofrequente velden, zoals kanker, worden niet bewezen geacht. Het internationale onderzoek naar aspecifieke effecten en kanker richt zich in het radiofrequente gebied vooral op mobiele telefoons en de bijbehorende basisstations. Elektrosensiviteit Sommige mensen ervaren gezondheidsklachten zoals hoofd- , spier-, gewrichtspijn, jeuk, vermoeidheid en slapeloosheid als ze in de buurt komen van bronnen die elektromagnetische velden produceren. Hierbij gaat het om de blootstelling waarmee burgers in dagelijkse situaties te maken krijgen. Omdat in en om huis heel veel apparatuur aanwezig is/kan zijn met vergelijkbare lage sterkte niveau’s zijn effectrelaties tussen zendmasten en bewoners tot op dit moment wetenschappelijk niet te bewijzen. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), ziet elektromagnetische overgevoeligheid niet als een medische aandoening. Mensen die last hebben van elektrosensitiviteit kunnen elektrische apparatuur verwijderen uit huis of deze apparaten afschermen.
3 Ultraviolette straling (zoals zonnestraling, zonnebank) Samenvatting Het betreft straling waaraan we via natuurlijke weg worden blootgesteld. Of waaraan we ons in tijd gezien beperkt willen of noodgedwongen moeten blootstellen. De effecten van deze straling kunnen negatief zijn, maar zijn zeker ook van positieve invloed op onze gezondheid. Er gelden door de wetgever gestelde normen ter bescherming van werknemers in de gezondheid. Burgers worden via communicatie campagnes geïnformeerd over veilig/verantwoord zonnen.
Toelichting 3.1 Korte termijn effecten Door te lange blootstelling aan UV-straling kunnen binnen enkele uren verbranding van de huid en sneeuwblindheid ontstaan. De effecten verdwijnen veelal als de blootstelling vermindert of wegvalt. 3.2 Lange termijn effecten Op de lange termijn veroorzaakt blootstelling aan UV-straling een versnelde veroudering van de huid en het ontstaan van huidkanker. Elk jaar krijgen ongeveer 25.500 Nederlanders huidkanker, waarvan er ongeveer 650 overlijden. Blootstelling aan UV-straling afkomstig van de zon is waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak. Chronische blootstelling van de ogen kan leiden tot vertroebeling van de lens (staar). UV straling heeft ook positieve effecten op de mens. UV-straling vormt vitamine-D in de huid die onmisbaar is voor een goede botvorming. Recent onderzoek wijst er op dat vitamine-D remmend zou kunnen werken op het ontstaan van andere vormen van kanker
4 Ioniserende straling (zoals bij medische diagnostiek ) Samenvatting Ioniserende straling kan bestaan uit alfa-deeltjes, beta-deeltjes, neutronen of gammastraling. Ioniserende straling komt vrij bij radioactief verval (kerncentrales, bouwmaterialen), röntgenstraling van bijvoorbeeld CT-scanners en vanuit de kosmos. Ioniserende straling veroorzaakt DNA-schade. Het precieze effect wordt bepaald door het type straling, de geabsorbeerde stralingsdosis en de gevoeligheid van het getroffen weefsel voor straling. De zogenaamde ‘effectieve dosis’, met als eenheid (milli)sievert (mSv), houdt met al deze factoren rekening. Daarom is die effectieve dosis de handigste maat voor de kans op kanker door blootstelling aan straling. Als de blootstelling boven een bepaalde drempelwaarde uitkomt, kan een stralingssyndroom met soms dodelijke afloop ontstaan. Toelichting 4.1 Korte termijn effecten Aan dit type straling worden burgers normaal gesproken alleen blootgesteld aan relatief lage doseringen vanuit de kosmos en vanwege radioactief verval van bouwmaterialen in woningen(radon). Hiervoor zijn geen normen gesteld. Er zijn geen korte termijn effecten. Werknemers en patiënten in de gezondheidszorg kunnen worden blootgesteld aan hoge intensiteiten, waaraan bij onvoldoende bescherming schadelijke gezondheidseffecten zijn verbonden. Voor hen gelden strenge normen en beschermingsprotocollen.
4.2 Lange termijn effecten Risicoschattingen zijn vooral gebaseerd op hoge doses (atoombomslachtoffers in Japan). De stralingsbescherming veronderstelt dat er bij lage doses een lineair verband is tussen stralingsdosis en kanker, zonder een drempelwaarde. Dan levert een blootstelling van 200 mSv volgens de ICRP een extra risico op sterfte door kanker van 1%. De gemiddelde stralingsdosis van 2,5 mSv in Nederland leidt op een bevolking van 16 miljoen, tot ongeveer 2000 sterfgevallen door kanker. Het RIVM doet onderzoek naar de precieze dosis-effect relatie bij lage doses. Iedereen wordt levenslang blootgesteld aan lage doses straling. Mensen worden uitwendig aan straling blootgesteld (bodem, bouwmaterialen) of inwendig, na opname van radioactieve stoffen via voedsel (kalium40) of ademhaling (radon). Nederlanders ontvangen gemiddeld zo’n 2,5 mSv per jaar. Per jaar overlijden er naar schatting 2000 Nederlanders aan kanker vanwege blootstelling aan ioniserende straling. De belangrijkste stralingsbronnen zijn radon in woningen en medische diagnostiek. Doel van het stralingsbeleid is blootstelling aan straling zoveel mogelijk te beperken.
Bijlage 1