Bijbel en Bezinning CENTRUM VOOR ARBEIDERSPASTORAAL – DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT 26 (2007) NR 1
Genezing van een blinde in twee fasen Uit het evangelie volgens Marcus 8, 22-26 22. Ze kwamen in Betsaïda. Er werd een blinde bij Jezus gebracht, en men smeekte hem om de man aan te raken. 23. Hij pakte de blinde bij de hand en bracht hem buiten het dorp. Hij deed wat speeksel op zijn ogen, legde er zijn handen op en vroeg: ‘Ziet u iets?’ 24. Hij begon weer te zien en zei: ‘Ik zie mensen, het zijn net bomen, maar ze lopen rond.’ 25. Daarna legde hij weer de handen op de ogen van de blinde. Deze sperde zijn ogen open en genas; hij zag nu alles heel helder. 26. Hij stuurde hem naar huis met de waarschuwing: ‘Ga het dorp niet in!’ Vragen ter bezinning of ter bespreking 1. Wat treft jezelf het meest in dit verhaal? 2. Vergelijk dit verhaal met de genezing van een doofstomme in Marcus 7, 31-37. Welke overeenkomsten zie je? 3. Dit verhaal is een ‘spiegelverhaal’. In welke zin? 4. Waarom geneest Jezus de blinde buiten het dorp en verbiedt hij hem na zijn genezing het dorp in te gaan? 5. Het geloof in Jezus kan groeien. Is dat ook je eigen ervaring? Toelichting bij het thema In het geloof kan men steeds groeien en vooruitgang maken. Wie het geloof meent te bezitten loopt groot gevaar. Hij verstart en blijft ter plaatse trappelen. Hij staat niet meer open en ernstig tegenover zijn God. In plaats van God voor zich uit te laten gaan, heeft hij God naar zijn hand gezet, in vaststaande formules of beelden gegoten. Voor hem kan God geen God van verrassingen meer zijn, Iemand die telkens nieuwe wegen opent en nieuwe vra– 1549 –
gen stelt. Over God kan men nooit beschikken. Hij geen monument, maar een moment. Hij is geen beeld, maar geschiedenis. Beelden van God, ook filosofische en theologische denkbeelden, doen Hem altijd tekort. Het zijn altijd karikaturen. God is te groot en te levend om in beelden te worden gevat. Beelden kleineren Hem, zetten Hem vast, maken Hem monddood en ongevaarlijk. God is een gebeuren. Niet vast te leggen. Hij geeft zich telkens weer opnieuw te kennen in momenten, in geschiedenis. Steeds weer moet men naar Hem op zoek gaan, Hem opnieuw ontdekken en zich over Hem verwonderen. Ieder ‘zicht’ op Hem, iedere voorstelling van Hem is maar voorlopig en moet telkens weer gecorrigeerd, gelouterd en gezuiverd worden. Hetzelfde geldt voor het geloof in Jezus. Ook hier is groei niet alleen mogelijk, maar onontbeerlijk. Men kan hem steeds beter leren kennen en steeds helderder leren zien. Ook hij is een man vol verrassingen. Hij is de Messias, ja, maar een Messias die de weg van het kruis zal gaan. Hij is de eerste, maar hij voelt zich het meest thuis bij de laatste. Hij is degene die gediend moet worden, maar die kwam om te dienen. Verklaring van de bijbeltekst
De genezing van de blinde verloopt moeizaam, in twee fasen. Jezus’ therapie bestaat uit twee handelingen. Hij bevochtigt de oogleden van de blinde met speeksel en legt hem de handen op. Maar die handelwijze slaagt in eerste instantie slechts ten dele en moet daarom gedeeltelijk herhaald worden. Na de eerste behandeling ziet de blinde slechts vage omtrekken van bewegende gestalten. Het zijn net bomen die lopen, maar - misschien omdat hij ze hoort spreken? - interpreteert hij ze als mensen. Als Jezus hem dan opnieuw de handen oplegt, gaat alles vliegensvlug, zoals blijkt uit de korte zinnetjes waarmee de genezing wordt verteld. Dat Jezus de blinde buiten het dorp geneest en hem daarna verbiedt het dorp in te gaan, betekent dat hij niet wil dat de genezingen nu al brede bekendheid zouden krijgen. Want men zou er vooralsnog verkeerde besluiten uit kunnen trekken. Men zou kunnen gaan denken dat Jezus een Messias van aardse en politieke allure is, iemand die alle problemen in een handomdraai komt oplossen. Het niet toevallig dat dit wonderverhaal precies ‘op deze plaats’ staat. Dit wil zeggen: aan het begin van het tweede deel van het Marcusevangelie. In het eerste deel stond de vraag centraal: ‘Wie is deze Jezus toch?’ (4, 41). Deze vraag keert voortdurend terug: ‘Wie is deze Jezus toch dat hij onreine geesten uitdrijft (1, 27), dat hij zieken geneest en zonden vergeeft (2, 12), dat hij aan tafel zit met tollenaars en zondaars (2, 16), dat hij zich de heer van de sabbat durft noemen (2, 28), dat zelfs water en wind hem gehoorzamen (4, 41), dat hij zo’n grote wijsheid bezit en zulke machtige dingen doet (6, 2)? Is hij dan niet de zoon van de timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus en Jozef en Judas en Simon? Wie is deze Jezus toch? – 1550 –
Precies in het midden van het evangelie krijgt de lezer het antwoord te horen, in de plechtige belijdenis van Petrus in Caesarea van Filippus. Op de vraag van Jezus: ‘Wie zeggen jullie dat ik ben?’ antwoordt Petrus: ‘U bent de Messias’ (8, 27). Dit antwoord is juist. Na alles wat Jezus tot hiertoe gezegd en gedaan heeft, lijkt deze titel hier op zijn juiste plaats te staan. Of toch niet? Want onmiddellijk daarna verbiedt Jezus zijn leerlingen met iemand over hem te spreken. Waarom? Niet omdat deze titel onjuist is, maar wel omdat men hem op dat ogenblik nog verkeerd, namelijk te aards en te triomfalistisch, zou kunnen begrijpen. Petrus en de andere leerlingen hebben nog een tweede inzicht nodig, zij moeten nog scherper leren zien. Jezus zal hen een tweede maal apart moeten nemen en hun de handen opleggen, opdat zij heel duidelijk zouden zien. Vaag zien en vermoeden zij al wel dat Jezus de Messias of de Christus is, maar zij zien nog niet wat voor een soort Messias hij is: iemand die zal lijden en sterven op een kruis, die het echte leven voor zichzelf en voor velen zal winnen door het te verliezen en het in dienstbaarheid tot het uiterste prijs te geven. Daarom is het antwoord van Petrus, zijn eerste kijk op de mens Jezus, slechts een gedeeltelijk zien, een gedeeltelijk antwoord. In het tweede deel van het evangelie zal Marcus aantonen wat voor soort Messias Jezus eigenlijk is, in de hoop dat de ogen van de leerlingen dan écht zullen opengaan en zij genezen zullen worden van al te aardse verwachtingen. Ondertussen is zeker duidelijk geworden dat het verhaal van de genezing van de blinde in twee fasen en precies op deze plaats een spiegelverhaal is. Het resumeert voortreffelijk heel de inhoud van het Marcusevangelie, waarin de lezers in twee fasen duidelijk wordt gemaakt, eerst dat Jezus en niemand anders de Christus of de Messias is, maar ook en vooral wat voor soort Messias hij is en tot in de dood toe wil zijn. Het geloof in Jezus kan dus groeien. Moet groeien. We kunnen hem steeds beter leren kennen en steeds scherper zien wie hij eigenlijk is. Dan pas wordt geloven interessant en boeiend, niet als we het laten verstarren en verslijten tot nietszeggende catechismusformules of tot een geloofsbelijdenis die we wel van buiten kunnen opzeggen, maar die ons hart en ons leven niet raakt. Christen zijn louter uit gewoonte of uit traditie is trouwens niet meer van deze tijd. Vandaag ben ik christen omdat ik het wíl zijn, omdat ik klaar en duidelijk inzie dat Jezus het beste is wat bestaat en dat hij en hij alleen zin kan geven aan mijn leven. Geloven in Jezus is in die zin voortdurend nieuw en anders. Verschillende fasen kunnen daarin voorkomen, naargelang de wisselende omstandigheden van eenieders leven. Het is mogelijk dat ons leven rimpelloos verloopt en dat er geen wolkje aan de hemel is. Maar het kan ook zijn dat we op een dag niets dan regen ervaren, onaantrekkelijke collegae, ruzie thuis, of dat we plots overweldigd worden door zinloos lijden. Telkens leren we Jezus anders zien, beter en scherper. Maar hij is er steeds. Ook en zelfs in het lijden, mis– 1551 –
schien vooral dan. Als we gaan twijfelen aan de zin van het leven, aan de goedheid van medemensen en uiteindelijk aan onszelf, dan legt Jezus ons voor de zoveelste keer de handen op en opent hij onze ogen voor wat ook in díe situatie nog mogelijk is en de moeite waard. Geloven is een genade. Het is de ervaring van Jezus die ons telkens weer de handen oplegt. Maar het is ook een voortdurende menselijke opgave. Jezus beter leren kennen, scherper leren zien wie hij is en voor ons kan zijn, veronderstelt ook dat we er zélf iets voor doen. Het evangelie lezen en bestuderen bijvoorbeeld. Een goed Jezusboek doornemen. Naar een reeks bijbelavonden gaan. Vaker en langer bidden. Een zieke of eenzame bezoeken. De laatste worden in plaats van de eerste te willen zijn. Een dag in stilte doorbrengen of een retraite volgen. Een goede vriend die met de fiets naar Santiago de Compostela op bedevaart was gegaan, vertelde dat hem onderweg wel duizend keer de ogen werden geopend. Nooit zag hij scherper hoeveel kansen hij in zijn leven had gemist en wat hij met de hulp van God in de toekomst in zijn leven moest veranderen. Gebed Heer Jezus, als gij onze ogen niet opent zullen wij u nooit echt leren kennen en nooit doorstoten tot uw ware identiteit. Wij zijn wel uw leerlingen, maar toch blijven wij op vele punten blind en doof. Wij hebben wel ogen, maar we zien niet waar en hoe Gij op ons een beroep doet. We hebben wel oren, maar we horen niet wat Gij eigenlijk van ons vraagt. Leg ons voor de zoveelste keer de handen op, open onze ogen en onze oren, opdat wij eindelijk zien en horen wat gij van ons verwacht en wat belangrijk is in ons leven. Jezus, wij geloven in u, maar kom ons ongeloof te hulp, vandaag en alle dagen, tot in eeuwigheid. Amen. Documentatie – Bas van Iersel, Marcus uitgelegd aan andere lezers, Averbode, 1997, blz. 249-259. – Benoît Standaert, Marcus, geweld en genade, Lannoo, Tielt, 1985, blz. 102-103. – Geert Van Oyen, De Marcuscode, Averbode, 2005, blz. 89, 169.
Sylvester Lamberigts
VERANTWOORDEL. UITG. J.P. VERMASSEN, HAACHTSESTEENWEG 579, 1030 BRUSSEL
– 1552 –
Bijbel en Bezinning CENTRUM VOOR ARBEIDERSPASTORAAL – DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT 26 (2007) NR 1
Ontaarde religie: de dochter van Jefta geofferd Uit het boek Rechters 11, 28-40 Het boek Rechters biedt ons verhalen over charismatische figuren, die door de geest van de Onuitsprekelijke gegrepen worden om de verspreide stammen van Israël te richten op paden van recht en gerechtigheid. Naar ons aanvoelen doen zij dit vaak op een erg bedenkelijke wijze. Rechters treden op in een zeer chaotische fase van Israëls heilsgeschiedenis. Er waren toen nog geen koningen om orde op zaken te stellen. Iedereen leefde er zomaar een beetje op los. Dit kon niet blijven duren. Jefta is een van hen. Hij woonde in Gilead, ten oosten van de Jordaan. Ook zijn vader heette Gilead. Ooit had die een slippertje gemaakt. Jefta was de zoon van een hoer. Door zijn broers werd hij misprezen, gemeden en geminacht. Als een outcast was hij verplicht de wijk te nemen naar een andere stad. Daar sloot hij zich aan bij een stel avonturiers. Toen de Ammonieten een aanval opzetten tegen Gilead, riepen zijn broeders hem te hulp. Jefta was immers een krijgshaftig man. Ze boden hem het absolute leiderschap aan over de troepen. Jefta zag de kans schoon om zich te rehabiliteren. Hij mocht zeker nú niet falen. In contacten met de Ammonieten probeerde hij vooreerst vredesonderhandelingen op te starten en het gezond verstand te laten zegevieren. Tevergeefs.
28. De koning van de Ammonieten trok zich niets aan van de boodschap die Jefta hem had laten overbrengen. 29. Toen werd Jefta gegrepen door de geest van de Heer. Hij trok door heel Gilead en Manasse, ging daarna weer terug naar Mispa in Gilead en trok vandaar op tegen de Ammonieten. 30. Hij beloofde de Heer: 31. “Als u de Ammonieten aan mij overlevert, dan zal het eerste dat me bij mijn behouden thuiskomst tegemoet komt voor u zijn; dat zal ik als brandoffer aan u opdragen.” 32. Toen trok hij op tegen de Ammonieten en bond de strijd met hen aan, en de Heer leverde ze aan hem uit. 33. Jefta sloeg hen terug van Aroër tot Minnit en Abel-Keramim en nam daarbij niet minder dan twintig steden in. Zo bracht hij een zware nederlaag toe aan de Ammonieten, die het hoofd moesten buigen voor de Israëlieten. 34. Toen Jefta terugkwam in zijn woonplaats, werd hij met reidansen en trommelspel verwelkomd. Zijn dochter ging voorop. Zij was zijn enige kind, andere zonen of dochters had hij niet. 35. Meteen toen hij haar zag, scheurde hij zijn kleren en riep uit: “Ach mijn kind, dat jij me deze slag moet toebrengen, dat juist jij het bent die me in het ongeluk stort! Ik heb de Heer een gelofte gedaan en daar kan ik niet op terugkomen.” 36. “Je hebt de Heer een gelofte gedaan, vader,” antwoordde ze. Nu hij je gewroken heeft op uw vijanden, de Ammonieten, 37. moet je met mij doen zoals je hebt beloofd. Maar dit wil ik nog vragen: gun me voordat u uw gelofte ten uitvoer brengt nog twee maanden tijd, zodat ik met mijn vrien-
– 1553 –
dinnen de bergen in kan trekken om erover te treuren dat ik nooit iemands vrouw zal zijn.” 38. “Goed,” zei Jefta en hij liet haar voor twee maanden de bergen in gaan om met haar vriendinnen om haar maagdelijkheid te treuren. 39. Toen die twee maanden voorbij waren, keerde ze naar haar vader terug, en hij bracht zijn gelofte ten uitvoer. Nooit had ze met een man geslapen. 40. Sindsdien is het in Israël de gewoonte dat de jonge meisjes elk jaar vier dagen lang rouwklagen om Jefta’s dochter.
Vragen ter bezinning of ter bespreking 1. In naam van welke godheden worden soms mensen geofferd? 2. Kan pseudo-godsdienstigheid menselijke relaties verzieken en vergiftigen? 3. Kan een foutief godsbeeld mensen in angst en ongeluk storten? 4. Kan, mag of moet men de moed hebben om terug te komen op gedane beloften en geloften en dit in naam van de God, die wil dat mensen leven? 5. Hebben we een boodschap aan de houding van Jefta, zijn dochter en haar vriendinnen? 6. Hoe denken vrouwen onder ons over die tekst? Anders dan mannen? 7. Is het optreden van Jefta enigszins begrijpelijk?
Toelichting bij het thema Een vader slachtoffert zijn kind in naam van JHWH. Ongehoord en gruwelijk. Een van de donkerste bladzijden uit heel de bijbel. Graag moffelt men deze passus ergens onder tafel. Zij roept inderdaad heel veel vragen en ergernis op. Wie is ooit op het idee gekomen om zoiets te vertellen en te schrijven? Wie heeft dit stuk opgenomen in de canon van de bijbel? Wie heeft het daar niet uit geweerd? Wie heeft het in de loop der eeuwen verklaard en geduid? Wie waagde het dit verhaal naar voren te halen of waarom werd het verzwegen? Wie had daar belang bij? Pijnlijke vragen, meestal terecht gesteld door feministische exegese. Met verwijtende vinger wordt hier verwezen naar een patriarchaal gestructureerde maatschappij, humus van veel bijbelse geschriften. We kunnen er niet naast kijken dat ook vandaag de dag veel mensen met scheve godsvoorstellingen door het leven lopen. Totaal op eigen initiatief beloven ze iets aan God. Ze denken dat God een soort handelaar is aan de andere kant van de toonbank. Schuiven zij hem iets toe, dan komt ook híj over de brug met een tegenprestatie, een beloning, een prijs. Nogal wat mensen hanteren meer onbewust dan bewust een magisch godsbeeld. Soms kan men dan een gedane belofte absoluut niet vervullen en blijft men rondlopen met grote angst voor een God die het niet nakomen van de belofte kwalijk neemt en op wraak belust is. Of men houdt zich krampachtig vast aan de belofte, kraakt zijn eigen leven en geluk. In beide gevallen verliest de mens zijn vrijheid en ervaart zijn godsdienstigheid als slavendienst onder een strenge God. “Ik bid om zwanger te worden”, zei de Kroatische vrouw. “Als het ooit lukt, beloof ik God voor de rest van mijn leven één dag per week niet te eten.” Ze heeft ondertussen drie kinderen en eet inderdaad één dag per week niet. Hoeft dat? Dient de naam van God niet eerbiediger gebruikt te worden? In de decaloog staat: “Gij zult de naam van God niet onwaardig gebruiken.”
Verklaring van de bijbeltekst Gegrepen door de geest van de HEER organiseert Jefta zijn troepen. Nu of nooit. Hij moet slagen. Zeer onbezonnen en ondoordacht legt hij een gevaarlijke gelofte af: “Als U de Ammonieten aan mij uitlevert, dan zal het eerste dat me bij mijn behouden thuiskomst
– 1554 –
tegemoet komt voor U zijn.” Wat daarvan gedacht? Wat een stommiteit, wat een vermetelheid. Wat een overijld, overhaastig en onbezonnen idee! Realiseert Jefta zich dat hij straks eventueel zijn eigen dochter kan ontmoeten? Daar moet hij toch rekening mee houden. Al goed dat de bijbel meerstemmig is, dat er ook andere verhalen en wijze raadgevingen te plukken vallen. “Het is voor een mens een valstrik iets ondoordacht heilig te noemen en pas na zijn gelofte na te denken” (Spreuk. 20, 25). Prediker 5, 1-6 raadt aan niet te veel aan God te beloven en “wees dan niet te vlug met je tong en spreek niet overijld. Zorg dat je door je mond geen schuld op je laadt om dan tegen de priester te zeggen: ‘Ik heb me vergist’…” Wat gevreesd wordt, gebeurt: Jefta wint de strijd, keert huiswaarts, wordt juichend onthaald door musicerende vrouwen. “Zijn dochter ging voorop”. Als Jefta tot zijn grote ontzetting zijn enig kind ziet naderen, beseft hij de diepe tragiek van het ogenblik. Hij scheurt zijn kleren om zijn innerlijke verscheurdheid uit te drukken. Zo deden ooit Jakob, Job en de hogepriester tijdens Jezus’ proces. Wat Jefta uitroept kan niet door de beugel. Hij stelt alles zo voor alsof zijn dochter de hoofdschuldige van het drama is: “Ach, kind, dat jij mij deze slag moet toebrengen, dat juist jij het bent die me in het ongeluk stort!” Het is net omgekeerd: hij stort háár in het ongeluk. “Ik heb de HEER een gelofte gedaan en daar kan ik niet op terugkomen”. O nee? Hij had toch anders kunnen reageren, in de trant van: “Wat heb ik mij wel voorgesteld? Wat heb ik voor een domme gelofte afgelegd. Hoe stel ik mij God wel voor? Het kan niet zijn dat God zou willen dat ik je dood. Excuseer voor de onzin die ik vroeger uitgekraamd heb. Kom, meisje, ik omhels je. Wat een feest je te mogen terugzien.” Ook de reactie van Jefta’s dochter is onbegrijpelijk. Ze verklaart zich al meteen akkoord met haar vaders gelofte. “Je moet doen met mij zoals je de HEER beloofd hebt.” Normaal zou je hier iets totaal anders verwachten. Bijvoorbeeld: “Ben je gek, vader? Geen sprake van! Je god kan me gestolen worden. Je meent dit toch niet? Je gaat me toch niet doden?” Er staat wat er staat… Daarop vraagt de dochter nog om een kleine gunst: “Laat mij toe twee maanden met mijn vriendinnen in de bergen mijn lot te bewenen, namelijk, dat ik nooit iemands vrouw zal zijn.” Inderdaad, het leven van dit jonge meisje moet eigenlijk nog beginnen. Zij is nog geen vrouw. De toekomst lacht haar in normale omstandigheden nog toe: huwen, kinderen krijgen, een huisgezin uitbouwen. Haar leven zal in de kiem gesmoord worden. Vader Jefta geeft haar de toelating om zich met haar gezellinnen twee maanden in de bergen te bezinnen. De vrouwenwereld komt tegenover de mannenwereld te staan. Het godsbeeld van vrouwen, hun omgang met het goddelijke, ziet er anders uit dan het godsbeeld door mannen gehanteerd. De Onuitsprekelijke is een God die wil dat mensen leven en gelukkig zijn, dat ze zich in alle vrijheid en solidariteit ontwikkelen. Ongehoord dat Jefta, behept met een ziek en verziekend godsbeeld, niet op zijn besluit terugkomt. Hij is overtuigd dat hij niet meer terug kán, in de stijl van: “Hier sta ik en ik kan niet anders” (Maarten Luther). Paus Johannes XXIII zou ooit gezegd hebben: “Hier sta ik en ik kan wél anders.” Verkeerde godsvoorstellingen kunnen mensen hopeloos in het nauw drijven. Jefta brengt zijn gelofte ten uitvoer; m.a.w., hij offert haar op, hij doodt haar. En God zwijgt! Binnen de Griekse mythologie vinden we een paar parallellen, die evenwel niet eindigen in de feitelijke terechtstelling van het kind. Agamemnon zal zijn dochter Ifigenea uiteindelijk níet doden. Ook Idomeneus, de koning van Kreta, zal zijn zoon die hij tijdens een storm aan Poseidon beloofd heeft, niet verliezen. Trouwens, ook Abraham moet zijn zoon Isaak niet offeren.
– 1555 –
JHWH laat daaromtrent geen dubbelzinnigheid bestaan. Hij wil niet dat er Isaak enig letsel toegebracht wordt (Gen. 22). Friedrich Nietzsche schreef ooit: “Over offers en opoffering denken de offerdieren anders dan de toeschouwers, maar men heeft ze nooit aan het woord laten komen.” Tot op heden worden vele mensen (op)geofferd. Soms onder de vlag van ijzeren plichtvervulling of begeestering voor hogere idealen en het vaderland. De tragische noodzakelijkheid van het ongehoorde wordt met drogredenen vanuit een zogenoemde religieuze bewogenheid goedgepraat. Of mensen gaan massaal door de knieën voor moderne godheden. Dat er daarbij zijdelings slachtoffers vallen, is onvermijdelijk: ‘collateral damage’. Vele mensen zijn zeer ‘godsdienstig’: ze offeren uitbundig medemensen op aan de godheden van vooruitgang, werkgelegenheid, carrière, mobiliteit van het verkeer, concurrentiekracht, competitiviteit enz. Er vallen slachtoffers wanneer men staat, familie-eer, maatschappij, bedrijf, verenigingsleven, ja zelfs kerk, absoluut gaat stellen. Het slot van het verhaal is aangrijpend. Telkens opnieuw wordt er de nadruk op gelegd dat de dochter van Jefta nog op de drempel van het leven stond. Ze had nog nooit met een man geslapen. Alles moest nog beginnen en het was al gedaan, kapot gemaakt. “Sindsdien is het in Israël de gewoonte dat de jonge meisjes elk jaar vier dagen lang rouwklagen om Jefta’s dochter.” Er is in Israël een traditie ontstaan, een gebruik, een ordening, om ter ere van de anonieme dochter van Jefta, vier dagen per jaar, jaargetijde te houden waaraan alle jonge meisjes deelnemen. Deze collectieve gelovige bezinning is een probaat middel om nooit te vergeten wat ooit gebeurd is en blijft gebeuren onder mensen. Het is een poging om de geslachtofferde vrouwen opnieuw in leven te roepen, om hen het leven terug te schenken, om ze nooit of nooit te vergeten. In de hoop dat daardoor bekering ontstaat in de harten en de gedragingen van mensen, maar dan voor het gelaat van de echte God, die een God van leven in overvloed is. Bijbelverklaarders hebben in de loop der eeuwen blijk gegeven van stunteligheid en onbehagen bij de verklaring van Recht. 11, 29-40. Het verhaal werd een ‘straf van God’ genoemd. Of symbolisch geïnterpreteerd. Of men prees het ‘godgewijde leven’ van Jefta’s dochter. Of het offer zou nooit uitgevoerd zijn. Of het was maar een schijnritueel. Kerkvaders bewonderden ‘de nederigheid’ van het meisje (Methodius, Gregorius van Nazianze, Isidorus van Sevilla). Bij Augustinus proef je onbehagen. In Hebreeën 11, 32 wordt de lof van Jefta uitgebazuind. Hij heeft ‘gerechtigheid beoefend’, zoals Gideon, Barak, Simson, David, Samuel. Als weldenkend mens kun je hier enkel groot voorbehoud aantekenen. De tekst klinkt gruwelijk en cynisch. Soms komt het woord van God tot ons, hortend en stotend, doorheen menselijke, al te menselijke woorden.
Gebed Eeuwige, Gij zijt een God van leven. Gij geeft en gunt ons het leven, in ontstaan, groei en voltooiing. Zet ons op het spoor van die waarheid en vergeef ons wanneer wij in uw Naam medemensen het recht ontnemen om zichzelf te worden. Wij danken U voor Jezus, Icoon van uw menslievendheid, die voor al wie hij ontmoette bron was van leven in overvloed. Amen.
Documentatie
– BAUER, D. & MEISSNER, A., Männer weinen heimlich, VKBS, Stuttgart, 1993, 159 blz. – TROCH, L., De macht van de schrijver en de macht van de lezer in het definiëren van het goddelijke, TGL 1991/5, blz. 517-528. – TER LINDEN, N., Het verhaal gaat, nr. 6, blz. 59-62.
Wilfried Rossel VERANTWOORDEL. UITG. J.P. VERMASSEN, HAACHTSESTEENWEG 579, 1030 BRUSSEL
– 1556 –
Bijbel en Bezinning CENTRUM VOOR ARBEIDERSPASTORAAL – DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT 26 (2007) NR 1
Blijf in de buurt Uit het evangelie volgens Marcus 3, 1-6 Marcus ontmoeten we een eerste keer als tijdelijke reisgezel van de heilige Paulus. Later vertoeft hij te Rome in de buurt van de heilige Petrus. Hij verzamelt rond het jaar 70 overgeleverde gegevens over Jezus en – wellicht met herinneringen van de heilige Petrus – schrijft Marcus een evangelie. De eerste zin luidt: ‘Begin van de goede boodschap van Jezus Christus, Zoon van God’. Goede boodschap betekent hetzelfde als evangelie. Een evangelie verhaalt gedeelten van wat Jezus Christus gedaan en geleerd heeft. Marcus schrijft het ten gerieve van bekeerde heidenen. Daarom legt hij sommige gebruiken van de Joden uit. Maar uiteindelijk is zijn bedoeling dat de lezer wordt overtuigd in Jezus te geloven en Hem te volgen.
1. Weer ging hij (Jezus) naar de synagoge. Daar was iemand met een verschrompelde hand. 2. Ze letten op hem om te zien of hij die op sabbat zou genezen, zodat ze hem zouden kunnen aanklagen. 3. Hij zei tegen de man met de verschrompelde hand: ‘Kom in het midden staan’. 4. Aan de anderen vroeg hij: ‘Wat mag men op sabbat doen, goed of kwaad? Een leven redden of vernietigen?’ Maar ze zwegen. 5. Hij keek hen boos aan, maar ook diepbedroefd vanwege hun hardleersheid, en toen zei hij tegen de man die in het midden stond: ‘Steek uw hand uit’. Hij stak zijn hand uit en er kwam weer leven in. 6. De Farizeeën verlieten de synagoge en gingen meteen met de Herodianen overleggen hoe ze hem uit de weg zouden kunnen ruimen. Vragen ter bezinning of ter bespreking 1. Wat is in dit verhaal de bijzonderste activiteit van Jezus? 2. Noem mensen die thans behoren tot de categorie van de man met de verschrompelde hand. 3. Noem nieuwe situaties en noden in uw buurt op. 4. Worden die noden besproken door mensen of groepen? Stelt men oplossingen voor? 5. Sociaal werk ruikt naar politiek. Is dat een reden om er vies van te zijn? – 1557 –
Toelichting bij het thema Het oprichten en uitbouwen van een democratie is geen gemakkelijke taak, noch voor een volk noch binnen een groep. In de meeste landen van de wereld staat aan de top een dictator, met alle voordelen van dien. Op de maatschappelijke ladder juist onder hem ziet men mensen die profiteren van de voordelen van de dictator en hem steunen. Als daarentegen de volledige vrijheid is afgekondigd, ontstaan groepjes en milities die er op uit zijn voordelen naar zich toe te halen. Ze bekommeren zich veelal niet om de anderen. Om een meer rechtvaardige samenleving op te bouwen, probeert men ‘het middenveld’ uit te bouwen. Dat bestaat uit vele en diverse instellingen die zich bevinden tussen de gezagsdragers en de mensen aan de basis. Dat middenveld is bedoeld om 1) het egoïsme van de mensen in te tomen en 2) zeggenschap te verkrijgen in het overkoepelend bestuur. Lees Bijbel en Bezinning blz. 1.357. Het middenveld omvat een ontelbaar aantal groepen van allerlei grootte. Elke groep streeft een eigen doel na. En het is best mogelijk dat hetzelfde doel door meerdere groepen wordt beoogd. Daardoor ontstaat de mogelijkheid – en dat is maar goed ook – dat mensen over keuzevrijheid beschikken en hun eigen behoeften kenbaar kunnen maken. De uiteindelijke bedoeling van een samenleving, opgebouwd met een middenveld, is de kwaliteit van leven te verbeteren. Dat sluit in de erkenning van de fundamentele persoonlijke en maatschappelijke rechten van alle mensen. De persoonlijke rechten omvatten: voeding, kleding, huisvesting, gezondheidszorg, ontplooiing van lichaam en geest, menswaardig milieu, degelijke informatie, vrije tijd. Maatschappelijke rechten hebben betrekking op: organisatie van de samenleving, ruimte voor het gezin, industrialisering, arbeid, burgerlijke rechten, tijd voor het vervullen van sociale plichten, vrede, wereldsolidariteit. Het is echter niet voldoende dat in de samenleving een middenveld bestaat. De huidige maatschappij kent snelle veranderingen. Kijk naar de gezondheidszorg. Door nieuwe technieken worden meer mensen genezen. Dat vereist dat de sociale zekerheid in de tak ’ziekte’ over meer geld dient te beschikken om de nieuwe technieken open te stellen voor iedereen. Het is absoluut nodig dat het middenveld leeft (en niet enkel een stoffig bestaan kent). Dat leven wordt bepaald door een wisselwerking van ideeën en activiteiten, waarbij de basis – de deskundigen en de gezagdra– 1558 –
gers binnen het middenveld – worden betrokken. Aan de basis en als deskundigen zetten zich veelal vrijwilligers in. Zij zijn onmisbaar. Op een hoger vlak kunnen verschillende groepen samenwerken om sterker te staan en door gespecialiseerde beroepskrachten een stem te krijgen in de samenleving. Laten we evenwel niet te hoog mikken en ons toespitsen op welzijn in de buurt. Is men zich bewust tot de buurt te behoren? Is er verbondenheid in het samenleven? Zijn de bewoners op elkaar betrokken? Bestaat er een weg tot participatie? Men dient dus veel belang te hechten aan plaatselijke projecten. We noemen er enkele. Oprichting van een gemeentelijke woonraad voor uitbreiding van het rusthuis, bouw van sociale woningen, toezicht op de kwaliteit van zorg voor ouderen en gehandicapten, met name de voeding. Beter samenspel tussen lokaal dienstencentrum en verenigingsleven. Gemeentelijk reglement voor ondersteuning van verenigingen en wijkcomités. (De laatste jaren is het verenigingsleven benadeeld en opzij geduwd.) Betere verlichting. Iemand sprak van hondentoiletten... en waar kunnen de mensen terecht? Gemeentelijke aanvulling van mantelzorgpremies. Buurtspeelpleintjes. In de buurt blijven!
Verklaring van de bijbeltekst De bijzonderste activiteit van Jezus – volgens de evangelist Marcus – is niet de genezing van een verschrompelde hand. Maar wel dat Hij aan deze man zegt: ‘Kom in het midden staan’. In de Joodse gemeenschap werd een reeks mensen niet geteld en opzij geschoven. Iedere Jood kende het boek Prediker (9, 15) uit het Oude Testament en het verhaal over het stadje dat belegerd werd. Er woonde daar een man van lage afkomst, die wijs was en met zijn wijsheid de stad had kunnen redden. Maar niemand schonk aandacht aan die onbeduidende persoon. Hoe dikwijls kunnen wij hetzelfde vertellen. Hoevelen worden in onze samenleving verwezen naar de onderste sporten van de ladder? Terwijl ze anderen diensten kunnen bewijzen. Hoe vaak roept Jezus iemand naar het midden van de kring? Want voor Hem zijn alle mensen evenwaardig. Daaruit volgt dat de mens, die een ander mens uitsluit, een onmens is. Als de Mensenzoon (Jezus) zal terugkomen en het oordeel zal vellen, vereenzelvigt hij de minsten onder de broeders met zichzelf. Jezus zal zeggen: ‘Ik verzeker jullie: alles wat jullie voor een van deze onaanzienlijken niet gedaan hebben, hebben jullie ook voor mij niet gedaan’ (Mt. 25, 45). – 1559 –
Natuurlijk doet Jezus, die al weldoende rondging, iets voor de man met de verschrompelde hand. Er komt opnieuw leven in zijn hand. Ook beantwoordt Jezus de vraag: ‘Mag men op sabbat goed doen of kwaad?’ Hij stelt het welzijn van de mens boven een bekrompen wet van de sabbat. Niets doen op sabbat is echter ook kwaad. * * * Dat geldt evenzeer in onze tijd. Daarom nog een vraag ter overweging. Denk eens na of het je plicht is een plaats in te nemen in het middenveld. En dan actief mee te werken in een of ander groepsgebeuren. Leven er in je buurt mensen, wier kwaliteit van leven door uw inzet als vrijwilliger heel wat beter kan worden? Hier volgt slechts een voorbeeld. Je kunt wellicht deelnemen aan de activiteiten van Ziekenzorg. Zieken bezoeken in afspraak met anderen, kan je bij mensen brengen die eenzaamheid kennen. Luister naar hun verlangens en naar hun klachten. Geef er ruchtbaarheid aan in de kring van de Ziekenzorgers. In alle geval, blijf in de buurt en breng vergeten mensen opnieuw in de kring! Gebed Heer, onze God, wees steeds uw volk nabij. Schenk ons uw vrede en uw liefde. Leer ons te leven in blijvende toewijding. Laat de wereld ontdekken dat wij één lichaam vormen in Jezus Christus. En samenwerken aan een betere wereld. Moge het vuur van de heilige Geest onze hoop versterken en vervullen tot onbeperkt geluk voor alle mensen. Roger Masure, o.praem
VERANTWOORDEL. UITG. J.P. VERMASSEN, HAACHTSESTEENWEG 579, 1030 BRUSSEL
– 1560 –
Bijbel en Bezinning CENTRUM VOOR ARBEIDERSPASTORAAL – DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT 26 (2007) NR 1
Prediker: wie gek is op geld, krijgt nooit geld genoeg Uit het boek Prediker Het boek Prediker - in het Hebreeuws het boek Kohelet - behoort tot de zogenaamde wijsheidsliteratuur. Het zijn geschriften van professionele auteurs die in dienst waren van paleizen en tempels. De schrijvers wilden hun toehoorders levenswijsheid aanreiken. De thema’s die in Prediker worden aangesneden zijn hoogst actueel in onze moderne tijd: de grote afstand tussen mens en God; de ontoereikendheid van de menselijke kennis; de vergeefsheid van menselijke ervaring; de ondoorgrondelijkheid van God. De auteur van Prediker geeft de indruk een nabeschouwing te maken bij zijn al langere levensweg, gevuld met heel diverse levenservaringen. Zijn conclusie is erg relativerend: alles is lucht en leegte. Hij maakt daarbij gebruik van het thema van de kringloop van tijd en natuur. Prediker is niet alleen inhoudelijk boeiend, maar ook stilistisch zeer rijk. Het boek bevat drie poëtische gedeelten. Maar ook het proza is doortrokken van ritme, parallellisme en beeldspraak. Ze gaan hand in hand met de cyclische thematiek. Het boek Prediker laat zich gemakkelijk lezen door de moderne mens en wordt nog altijd vaak gebruikt in de liturgie. We maken in onze mijmering over Prediker een wandeling door Prediker. We zochten via enkele welgekozen tekstgedeelten de rode draad in dit boek. We blijven in wat volgt stilstaan bij de inhoud van de geselecteerde fragmenten.
1, 2 Generaties gaan en generaties komen, maar de aarde blijft altijd bestaan 1, 9 Wat er was, zal er altijd weer zijn, Wat er is gedaan, zal altijd worden gedaan. 1, 10 Wanneer men van iets zegt: ‘Kijk, iets nieuws’, dan is het altijd iets dat er sinds lang vervlogen tijden is geweest. 1,11 Maar toen nam ik alles wat ik ondernomen had nog eens in ogenschouw, alles wat mijn moeizaam gezwoeg me opgeleverd had, en ik zag in dat het allemaal maar lucht en najagen van wind was. Het had geen enkel nut onder de zon. 3, 16 Ik heb nog iets onder de zon gezien: op de plaats waar recht gesproken wordt, heerst onrecht. 3, 22 Daarom, zo heb ik vastgesteld, is het maar het beste voor een mens dat hij vreugde put uit alles wat hij onderneemt. Dat is wat hem is toebedeeld. 5, 7 Wanneer je ziet dat in het land de armen worden onderdrukt en het – 1561 –
recht en de rechtvaardigheid geschonden, wees dan niet verbaasd. Want een hoge ambtenaar wordt door een hogere beschermd, en zijn beiden weer beschermd door ambtenaren die nog hoger zijn. 5,9 Wie van geld houdt, kan er niet genoeg van krijgen. Wie verzot is op rijkdom, is altijd op meer gewin belust. Ook dat is enkel leegte. 5, 12 Ik heb een trieste zaak onder de zon gezien die tot veel ellende leidt. Iemand waakt over zijn rijkdom, maar het loopt rampzalig af, want één tegenslag vaagt al die rijkdom weg. 9, 7 Dus eet je brood met vreugde, drink met een vrolijk hart je wijn. 9, 9 Geniet van het leven met de vrouw die je bemint. Geniet alle dagen van het leven, die God je heeft gegeven. 12, 13 Alles wat je hebt gehoord komt hierop neer: heb ontzag voor God en leef zijn geboden na. Vragen ter bezinning of ter bespreking 1. Over welke twee verzen wil jij iets kwijt? 2. Het besef van vergankelijkheid als bron van vrijheid en sociale verantwoordelijkheid: is dat de kern van Prediker? Is het weer aanscherpen van dat besef ook vandaag een weg naar meer sociale inzet? 3. Macht en rijkdom hebben een intrinsieke dynamiek van menselijke en sociale vervreemding. Prediker had al iets gezien van wat Marx heeft gezien in het kapitalisme van zijn tijd. Akkoord of niet akkoord? 4. Herverdeling van welvaart is gemakkelijker na in-zicht van de beperkte vreugdecapaciteit van geld en bezit. De ongelukkigste mensen bij het begin van 2007 wonen in Europa en Amerika omdat ze zich te veel materiële zorgen maken. Zouden we met hen niet méér Prediker moeten lezen? Toelichting bij het thema Prediker is een boek met vele thema’s. We kiezen uit die veelheid één thema dat nauwer aansluit bij het sociaal project van de Christelijke Arbeidersbeweging. Prediker wijst op de eindigheid van elk leven en op de relativiteit van alle menselijke drukte. Hij overloopt vele doodlopende pistes: wegen die uiteindelijk een mens geen geluk brengen. In de opsomming van de aardse dingen staat hij stil bij twee verschijnselen ten aanzien waarvan hij waarschuwt tegen een te naïeve en optimistische kijk: er is onrecht in plaats van recht op aarde én rijkdom zoekt nog meer rijkdom. Zijn oordeel en wijsheid zijn daarbij categoriek: zo was het altijd en zo zal het altijd zijn want die dingen zitten zo in elkaar. Prediker – 1562 –
laat na dit inzicht niet meteen een strategie tot maatschappijhervorming volgen. Zijn analyse is echter zo fundamenteel dat ze meteen een handelen impliceert: recht vraagt om waakzaamheid, rijkdom vraagt om controle. Prediker situeert het kwaad van rijkdom en macht in de wortel ervan: ze hebben een perverterende neiging. Zo’n visie vraagt om directe strijd. Rijkdom en macht moeten meteen aan banden worden gelegd omwille van de negatieve weerslag op kleinen en kwetsbaren. Maar evenzeer in dienst van de rijken en machtigen zelf: rijkdom en macht sleuren mensen mee in ‘het geploeter om niets duurzaams’. Ze zijn misleidend. Ze scheppen uiteindelijk de leegte. Een genadelozer maatschappijkritiek bestaat er niet. Verklaring van de bijbeltekst Men kan Prediker meenemen als één van de gidsen voor sociale hervorming. Want juist Prediker levert materiaal om de moderne mens te oriënteren tegenover het aantrekkelijke, dominante neoliberalisme. Laat je niet misleiden door de lokroep van het marktdenken. “Marktgericht zijn is niet alles, integendeel marketing leidt tot onrust en leegte”, zou Prediker vandaag roepen. Kopen en verkopen leiden niet tot vreugde, maar tot leegte: de leegte van de aarde, de leegte van de hongerige mensen in het Zuiden, de leegte van de ontzielde arbeiders en consumenten in het Westen en het Noorden. Prediker biedt aanklacht én alternatief voor de moderne mens. Afstand nemen van rijkdom en bezit is voorwaarde voor nieuwe ruimte. Het is ruimte mogelijk maken voor het wezenlijke: genieten, zorg voor het goede, aandacht voor de liefde. Uit je gouden kooi breken van rijkdom en macht, dat heeft Prediker geleerd in zijn oude dagen. Leert het rijke en machtige Westen dat ook in zíjn oude dagen? Prediker stelt als alternatief voor de rush naar welvaart en geld ‘het kleine genieten’ voor. Zijn oproep tot genieten is wel heel anders dan vandaag. ‘Geniet ervan’ is de meest gehoorde wens die mensen in/van deze tijd elkaar toezeggen. Het is dát wat mensen ook zichzelf toewensen. We leven maar één keer en we werken zo hard, dus moeten we genieten van elke dag. We ‘moeten’ meer genieten. Prediker zelf relativeert dit activistische genieten. Hij kiest voor iets anders. Zijn genieten is niet dat georganiseerde genieten, maar het kleine dagelijkse genieten. Genieten als passiviteit, als beweging van ontvankelijkheid. Het is heel anders dan het genieten van het ‘willen meemaken van steeds nieuwe en grotere sensaties’. Predikers genieten begint bij het besef dat genieten niet ligt in het plannen van genieten, maar in de rustige tevredenheid bij alles wat een mens doet. Tevreden zijn met elke gewone activiteit. Zo krijg je er genieten bij. Hoe anders is deze ingesteldheid dan het gejaagde genieten van presteren en consumeren. Zelfs – 1563 –
tevredenheid wordt vandaag gekocht op en verkocht door de markt. De tevredenheid van Prediker valt niet te kopen. Ze begint dáár waar de wetmatigheden van de markt worden stopgezet. Prediker lezen kan gevaarlijk zijn voor het neoliberalisme. Prediker onttovert de magie van de moderne heilige drievuldigheid: presteren, concurreren en consumeren. Prediker is subversief. Hij ondermijnt het belangrijkste gebod: gij zult kopen en verkopen om gelukkig te worden. Prediker doet het met een eenvoudig, maar ongelooflijk krachtig refreintje: alles is ijdelheid, alles verdwijnt. Alleen tevredenheid met alles blijft! Ook tevredenheid met de eindigheid van het leven, met de eindigheid van het eigen leven. Dat is pas krachtig. Gebed Te veel aandacht besteden aan eigen prestaties, we zullen erin verstrikt geraken. Dat iets onze gedrevenheid afremt, dat iemand ons anders beweegt: de kracht van eigen inzet begint met ontvankelijkheid voor de rijkdom van de inzet van de naaste. Te veel aandacht besteden aan meetbare doelen en resultaten, we zullen erin verloren lopen. Dat iets onze gerichtheid op samenleving-willen-naar-ons-hand-zetten volgens eigen zekerheden en met ons eigen streven als belangrijkste doel, ombuigt. Ons brood eten met kleinen en kwetsbaren, luisteren naar vrijwilligers en medewerkers. Daar ontstaat tevredenheid, daar groeit nieuwe sociale beweging. Als de wereld straks doodloopt op het ontkennen van z’n eindigheid en grenzen. Als wij botsen op de leegte van eigen geploeter, als we onszelf zullen tegenkomen, Kom Gij dan, God van Prediker Wijsheid van al zo oud. Vernieuw ons, Vernieuw ons denken, ons handelen, ons zijn, vandaag en voorgoed. Amen.
Documentatie Job, Prediker. Vertaling door Pius Drijvers en Pé Hawinkels. Met commentaar en verklarende aantekeningen, Ambo, 1971.
Jean-Paul Vermassen VERANTWOORDEL. UITG. J.P. VERMASSEN, HAACHTSESTEENWEG 579, 1030 BRUSSEL
– 1564 –