Bijbel en Bezinning CENTRUM VOOR ARBEIDERSPASTORAAL – DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT 27 (2008) NR 2
De juiste keuze maken
Uit het boek der Rechters 16, 18-22 Het boek der Rechters volgt in de Bijbel onmiddellijk op het boek Jozua. De periode van de Rechters moeten wij situeren in de jaren die voorafgaan aan de tijd van koningen in het land Israël, dat toen nog geen staatkundige eenheid vormde. Men leefde in afzonderlijke stammen, die in de Midjanieten, de Moabieten, de Ammonieten en vooral in de Filistijnen vaak een gemeenschappelijke vijand zagen. De Rechters zijn in de eerste plaats militaire leiders en bestuurders. Ze treden op bij twisten en helpen de benadeelden aan hun rechten. Het betreft begenadigde mensen die hun volk bevrijden uit een noodsituatie. Ze treden reddend op, bewerkstelligen de vrede, herstellen de oorspronkelijke toestand. In sommige gevallen zullen ze ook rechtspreken. Ze voelen zich geroepen door de druk van de omstandigheden om als leider op te treden. Soms worden ze door het volk als rechter uitgeroepen. In een uitzonderlijk geval worden ze door God zelf aangewezen. De overheersing door andere volkeren komt er telkens nadat de Israëlieten kwaad deden in de ogen van de Heer. Dan moet er een rechter optreden om het tij te doen keren. Het thema dat het volk kwaad deed in de ogen van de Heer, komt in het boek der Rechters als een weerkerende zin voortdurend terug. Van de twaalf rechters (zes grote en zes kleine) is Simson een van de meest markante figuren.
18. Delila zag dat hij nu zijn hele hart aan haar had blootgelegd. Zij liet de vorsten van de Filistijnen roepen en zei hun: “Nu moet u komen, want nu heeft hij aan mij zijn hele hart blootgelegd.” Zij kwamen naar haar toe en de Filistijnse vorsten hadden het geld in hun hand. 19. Zij liet Simson op haar knieën inslapen, en riep toen iemand binnen om de zeven vlechten van zijn hoofdhaar af te scheren. Zo slaagde zij er in hem machteloos te maken. Hij was zijn macht kwijt. 20. Zij riep: “Daar zijn de Filistijnen, Simson!” Hij ontwaakte uit zijn slaap en dacht: “Ik kom er wel uit, net als de vorige keren; ik schud ze wel van mij af.” Hij wist echter niet dat de HEER hem verlaten had. 21. De Filistijnen grepen hem, staken hem de ogen uit, deden hem afdalen naar Gaza en legden hem met twee bronzen kettingen vast. In de gevangenis moest hij de molen draaien. 22. Maar zijn hoofdhaar dat afgeschoren was, begon direct weer te groeien. – 1629 –
Vragen ter bezinning of ter bespreking 1. Lees de hoofdstukken 13-16 van het boek Rechters. Wat te denken van Simson? Kun je zijn persoonlijkheid omschrijven? 2. Wat betekent het om onder gelofte te staan en een Godgewijd leven te lijden? 3. Wanneer men mag afwijken van de levenskeuzen die men gemaakt heeft? 4. Hebben man en vrouw het recht om dingen voor elkaar geheim te houden?
Toelichting bij het thema Soms zijn mensen voorbestemd om op een bepaalde manier door het leven te gaan. Huwelijksverbintenissen, tradities, volksgebruiken, familiale afspraken en gedragscodes bepalen vaak hun leven. Er van afwijken kan heel wat herrie en ruzie, onbegrip en misverstanden doen ontstaan. De dromen die ouders vaak koesteren m.b.t. de toekomst van hun kinderen worden zelden werkelijkheid. Doordat deze laatsten er andere ideeën op na houden, groeit men soms uit elkaar. Leugens om bestwil, geheimhouding en het leiden van een dubbel leven zijn vaak het gevolg. Ook in de Bijbel zullen man en vrouw voor elkaar soms een raadsel zijn. Zelfs in het liefdesspel probeert Simson zijn vrouw plagend uit te dagen of voor de gek te houden. Hij wil haar op het verkeerde been plaatsen of voor schut zetten. Op zoek naar de grenzen van het emotioneel toelaatbare probeert Delila haar levenspartner of geliefde voor een muur te plaatsen.
Verklaring van de Bijbeltekst Simson zal vanaf zijn geboorte, die door een bijzondere goddelijke tussenkomst mogelijk wordt, tot aan zijn dood een Godgewijd iemand moeten zijn. Hij zal zich aan zekere regels moeten houden. Zo mag hij zijn hoofdharen niet afscheren of knippen. Hij moet zich onthouden van wijn en sterke drank en mag geen onrein voedsel eten. Deze regels gelden ook voor zijn moeder tijdens de zwangerschap, zodat het kind in haar schoot enkel rein voedsel krijgt via haar. Simson zal, niettegenstaande hij door de Heer gezegend is en Gods geest in hem op een bijzondere wijze werkzaam is, heel wat verkeerde keuzen maken in zijn leven. Eerst en vooral zal hij een Filistijnse vrouw kiezen. Voor iemand die onder een gelofte staat, ligt dit niet voor de hand. Hij gaat hiermee duidelijk in tegen het advies van zijn ouders. Hun protest maakt maar weinig indruk op hem. De vrouw, waar hij zijn zinnen op heeft gezet, is immers een dochter van een vijandig volk dat Israël overheerste (14, 1-4). Simson zal zich ook verontreinigen door te eten van de honing, die hij aan– 1630 –
treft in het kadaver van een leeuw (14, 7-9). Een Godgewijd iemand mag niet in aanraking komen met kadavers. Verder tart hij voortdurend het noodlot. Hij laat zich meerdere malen op een naïeve wijze om de tuin leiden door vrouwen (14, 17 en 16, 15-17), die hem al zijn geheimen weten te ontfutselen. Simson is een krachtpatser, met een enorme lichamelijke kracht. Hij doodt een leeuw alsof het een geitenbokje was (14, 6). Beetgenomen door zijn eerste vrouw, slaat hij in zijn woede dertig mannen dood, om zich meester te maken van hun klederen (14, 19). Na zijn aanhouding door de Filistijnen slaagt hij er in met zijn spierkracht zich van zijn boeien te bevrijden (15, 14). Met een ezelskinnebak weet hij duizend Filistijnen neer te slaan. In Gaza lukt hij er in te ontsnappen aan de greep van de Filistijnen, door ’s nachts de deuren van de stadspoort op zijn schouders weg te dragen naar de top van de berg nabij Hebron. Het meest gekende verhaal is dat van Simson en Delila. Deze tweede vrouw, wellicht eveneens een Filistijnse, speelt in zijn leven pas de echte femme fatale. Zij zal hem door haar verraad in zijn ongeluk storten. De Filistijnen proberen er al een hele tijd achter te komen waaraan hij zijn uitzonderlijke kracht te danken heeft. Ze proberen Delila om te kopen met elfhonderd sikkel zilver. Simson was al eens bedrogen door zijn eerste vrouw. Zal hij zich andermaal in de luren laten leggen? Tot drie keer toe houdt hij zijn tweede vrouw Delila voor de gek. Hij zet haar voor schut ten overstaan van de Filistijnen. Ze wordt telkens opnieuw door hem in verlegenheid gebracht. Delila verwijt hem dat hij in zijn hart niets om haar geeft. Want al drie keer heeft hij haar met een kluitje in het riet gestuurd. Hij schept er blijkbaar behagen in met zijn geheimen speels te kunnen omgaan. Hij houdt ze niet alleen verborgen voor de buitenwereld, maar hij verklapt ze ook niet aan zijn ouders (14, 6.9.16). Ook het geheim van zijn grote kracht geeft hij niet onmiddellijk prijs (16, 15). Delila wrijft hem ten slotte aan dat hij geen gevoelens voor haar koestert. Hiermee heeft ze ogenschijnlijk wel een gevoelige snaar geraakt bij haar geliefde. Uiteindelijk zal Simson zijn hart voor haar blootleggen. Hij zal haar de volle waarheid vertellen en zeggen waarin het geheim van zijn grote kracht zit. Als zijn hoofdharen zijn afgeschoren, is hij zijn sterkte kwijt. Een Godgewijd iemand mag met geen scheermes aan zijn haren komen. Door het noodlot uit te dagen en de goddelijke geest die in hem werkzaam was te tarten, brengt hij ongeluk over zichzelf. Zijn geflirt met de verlangens van zijn vrouw worden hem fataal. Hij verliest inderdaad zijn lichaamskracht. De Heer heeft hem op dat ogenblik verlaten. De Filistijnen maken zich van hem meester. Hij wordt blind gemaakt. Zijn ogen worden uitgestoken. Is dit zijn straf omdat hij zo verblind was door de charmes van zijn vrouw? Of omdat hij verblind was door zijn eigenbelang en te weinig oog had voor de belangen van het volk? Geboeid wordt hij weggevoerd. In de gevangenis moet hij de – 1631 –
molen draaien. Er staat hem een bitter lot te wachten. Of niet? Wat kan hij nog doen? Bij het overwinningsfeest van de Filistijnen is hij de attractie. Eens boezemde hij hen schrik en angst in. Nu spotten ze met hem en lachen hem uit. Een laatste keer zal hij tot God bidden om wraak te kunnen nemen op wat zij hem hebben aangedaan. Zijn gebed zal worden verhoord. In de tempel, waar zich meer dan drieduizend mannen en vrouwen verzameld hebben om met hem de spot te drijven, voelt hij zijn krachten terugkeren. Hij duwt de middelste zuilen, waarop de tempel steunde, uit elkaar. Het gebouw stort in. Simson komt om, maar hij neemt duizenden Filistijnen mee in de dood. Consequent blijven aan de levenskeuze die men gemaakt heeft, vergt moeite en blijvende inspanning. Men moet er steeds weer voor kiezen, elke dag opnieuw. Eender welk beroep men uitoefent, en of men gehuwd of alleenstaand door het leven gaat, men zal altijd het goede moeten nastreven. Wat men ook tegenkomt of meemaakt, men blijft geroepen, ook op de scharnierpunten van het leven, de juiste keuzen te maken en goede beslissingen te nemen. Telkens opnieuw moet men zijn verantwoordelijkheid durven opnemen. Dit mag gebeuren met een grote zin voor humor, maar nooit zonder ernst en gewetensvolheid.
Gebed Goede God, Gij zijt een en al liefde. Gij hebt de mens geschapen als man en vrouw, naar uw beeld en gelijkenis. Maar zoals de Israëlieten van weleer doen ook wij vaak dingen die U mishagen. Door bedrog en slinkse praktijken brengen we leed en ellende over onszelf en over de anderen. Geef ons de kracht en de moed om de juiste keuzen te maken in het leven. Dat we ons niet laten verblinden door eigenbelang, maar oog hebben voor de noden van onze medemensen. Dat man en vrouw elkaar liefhebben en in lief en leed alles met elkaar delen in goede en kwade dagen. Dat ze hun leven lang voor elkaar blijven kiezen en meer en meer beeld worden van uw liefde. Amen.
Documentatie – VAN WIERINGEN Willien, Dochter in aanbieding – Over de vijf vrouwen rond Simson, ’s Hertogenbosch (KBS/VBS) 2007, 188 blz. – GROSSMAN David, Leeuwenhoning – De mythe van Simson, Amsterdam (De bezige Bij) 2006, 156 blz. – VAN BROECKHUIZEN Gerard, ‘Kracht in kwetsbaarheid’, in: Schrift, nr. 234, 39ste jaargang, nr. 6, december 2007, blz. 216.
Huub Gerits VERANTWOORDEL. UITG. J.P. VERMASSEN, HAACHTSESTEENWEG 579, 1030 BRUSSEL
– 1632 –
Bijbel en Bezinning CENTRUM VOOR ARBEIDERSPASTORAAL – DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT 27 (2008) NR 2
Opdat eenieder menswaardig mag leven Nieuwe sociale uitdagingen… Het teken van de broden… Wij vinden het teken van de broden niet één maal, maar zes maal in de evangelies: Mt. 14, 13-21; Joh. 6,1-14; Mc. 6, 30-44; Lc. 9, 10-17; Mt. 15, 32-39; Mc. 8, 1-9. We kennen nog de eerdere titels die boven dit belangrijke verhaal geplaatst waren: het wonder van de broodvermenigvuldiging of de wonderbare spijziging. In de nieuwe Bijbelvertaling staat “het teken van de broden”. Het is een sterk teken, waarin Jezus veel probeert duidelijk te maken. In de eerste plaats aan zijn leerlingen. Een wonder is iets dat Jezus kan, wij niet. Een teken is iets dat de leerlingen, dat ons, de weg wijst. Laten we de eerste versie van Marcus eens wat nauwkeuriger bekijken. De leider, Herodes, toont een bedroevend staaltje van hebberigheid en laat Johannes onthoofden. De mensen zijn als schapen zonder herder. Jezus laat zien wat een herder doet. 1. Jezus ziet dat er mensen zijn die honger hebben. “Geef hen te eten.” De leerlingen willen de mensen wegsturen. Het is niet ons probleem. Zij hebben zeer logische bedenkingen: wat zal dat kosten? Dat maakt de kas leeg. 2. Jezus vraagt de leerlingen te laten zien hoeveel brood zij hebben. Vijf broden en twee vissen. Jezus vraagt de leerlingen de mensen in groep bij elkaar te zetten. 3. Jezus dankt God, voor zijn milde gaven voor iedereen, en vraagt de goedheid van God om er op zijn manier mee om te gaan. Verrassend toch dat als je bidt, een brood in stukken verdelen en uitdelen, lukt. 4. Hij geeft de opdracht om te verdelen. De leerlingen stappen naar de groepen. Wat zou daar gebeurd zijn? Hebben zij daar het teken gesnapt op dat moment? Iedereen moet eten hebben, daar gaat het om. Ik doe mijn ransel open. 5. Na afloop wordt het overschot opgehaald. Er is over. Maar ze halen dat op. Want morgen heeft iemand honger… – 1633 –
Vragen ter bezinning of ter bespreking 1. 2. 3. 4. 5.
Zie je gelijkenissen met onze sociale zekerheid? Zie je verschillen met onze sociale zekerheid? Welke taak hebben herders en leiders? Welke taak hebben deelnemers aan het gebeuren? Wat is de rol van een gelovige?
Het Jubeljaar Het verhaal van het Jubeljaar vinden we terug in het Oude Testament, meer bepaald in Leviticus 25, 8-55. Ook komt een deel van de boodschap terug in: Ex. 21, 2-11; Dt. 15, 12-18; Jr. 34, 8-44; Js. 61, 1-3. Het boek Leviticus dateert van 800-750 jaar voor Christus. Het vertelt over een merkwaardig samenlevingsmodel. In een wereld met heersers, vrije mensen en slaven, met rijken en armen is er een krachtig systeem van herverdeling. Om de vijftig jaar, één keer op een mensenleven, worden alle tellers gelijk gezet. Het Jubeljaar is een sterk staaltje sociaal-economisch denken. Blijkbaar loopt de samenleving telkens opnieuw uit de hand. Verschillen in bezit, meer nog tekorten van de een ten opzichte van het teveel van een ander, geven aanleiding tot ongenoegen, ruzie, misdadigheid, oorlog… (zo hebben werkloze jongeren in onze grootsteden ook hun eigen leefregels). Men had toen, merkwaardig, wel een beeld van een leefbare samenleving in het hoofd, een samenleving met dezelfde rechten voor elkeen… En men was bereid om er telkens opnieuw aan te werken. Zonder mensen af te rekenen op hun tekorten. Slaven opnieuw vrij maken. Gemeenschappelijk denken ten top.
Vragen ter bezinning of ter bespreking 1. Wat is het achterliggend denken bij dit soort herverdelen? 2. In wat verschilt het toenmalige sociale denken met het huidige? 3. Welke elementen onthouden we voor nu?
Toelichting bij het thema Ons systeem van sociale zekerheid in België is een pareltje dat mag gezien worden. Brengen bovenstaande evangelieteksten ons iets bij over onze sociale zekerheid? Direct, concreet toepasbaar nagenoeg niet. Principieel echter heel veel. – 1634 –
Onze sociale zekerheid is gestoeld op verbondenheid: de kracht van de massa. Solidariteit is dan ook een kernwoord in het systeem. Iedereen draagt bij. Iedereen mag er van genieten. Verzekering is een tweede kernwoord, en belangrijk: niet volgens het klassieke verzekeringsprincipe. De hoogte van de bijdrage bepaalt immers niet het recht op deelname. De gelijkwaardige herverdeling zit ingebakken. Zo heeft de sociale zekerheid ijzersterke banden gesmeed tussen gezonden en zieken, rijken en armen, werkenden en werklozen, jongeren en ouderen. (Wie beseft dit nog?) In een voortdurend veranderende maatschappij, moet onze sociale zekerheid steeds nieuwe uitdagingen aankunnen. Maar… we botsen op de grenzen van ons systeem. - Krijgen we binnen enkele jaren de vergrijzing nog betaald? - Waarom blijft de groep armen toch zo hardnekkig groeien? -… Waaraan moet de aanpak beantwoorden, wil onze sociale zekerheid overeind blijven? Stelregels daarbij zijn zeker: - niet de persoonlijke zekerheid staat voorop, maar gemeenschappelijke oplossingen; - en de basis van het systeem moet zo goed zijn dat iedereen er beter van wordt, zonder uitsluitingen. Stevenen we af op een risicomaatschappij, waarin eenieder zijn eigen boontjes dopt, of blijven we opteren voor een solidaire samenleving? Ons huidig markteconomisch systeem stelt grenzen aan onze sociale zekerheid. De eerste doelstelling is goederen produceren in een concurrerend systeem. De kostprijs van de arbeid(er) is één factor, en moet laag zijn. Anders wordt het geproduceerde goed te duur en onverkoopbaar. Het gevolg is een ongelooflijke paradox. Het minimumloon in België is laag. Het leefloon is nog lager, anders is arbeiden niet meer aantrekkelijk. Dit leefloon ligt echter beneden de armoedegrens. Als de optie is: alle mensen moeten waardig kunnen leven, dan dient het leefloon opgetrokken te worden. Maar daarmee ook de minimumlonen, wil de arbeidsmarkt aantrekkelijk blijven. En dan botsen we op de logica van ons huidig markteconomisch denken. Opdat eenieder menswaardig kan leven… Deze opgave is niet Vlaams, niet Belgisch, niet Europees, ze omspant heel de wereld. De oplossing kan maar losgewrikt worden door een ander wereldeconomisch denken. Een serieuze opgave voor politiek en vakbond. Sommigen fluisteren er al over. Profetisch? Wie verheft zijn stem? En bovenstaande evangeliefragmenten? Bieden ze geen stof tot nadenken in onze wereld van vandaag? – 1635 –
Bezinning Boeken uit het Oude Testament. Krachtige herinneringen van een volk, met vallen en opstaan, onderweg, een volk dat groeide in wijsheid, een volk dat groeide naar de Heer, de schepper van het heelal. Misschien moeten we die boeken eens herlezen. Af en toe, stukken eruit… En durven bespreken. Onze samenleving, met haar honderden regeltjes op die van toen durven leggen… Boeken uit het Nieuwe Testament. Getuigenissen van goddelijke aanwezigheid hier op aarde. Jezus Christus, eenvoudig en rechtlijnig, steeds met de minste in het vizier. Misschien moeten we die boeken eens herlezen. Af en toe, stukken eruit… En durven bespreken. Ons doen en handelen, ons leven, op dat van Christus durven leggen.
Gebed Heer van alle leven. Gij schrijft deze geschiedenis vandaag, met ons. Gij zijt begaan met mensen, Gij geeft ons een hele schepping, opdat elk voluit leven mag… Gij geeft ons uw verhaal, uw droom. Dat wij u niet laten overstemmen. Dat wij telkens weer opnieuw beginnen, bij het begin, bij U.
Jozef Mampuys, Jef Sanen, Ward Ceyssens
VERANTWOORDEL. UITG. J.P. VERMASSEN, HAACHTSESTEENWEG 579, 1030 BRUSSEL
– 1636 –
Bijbel en Bezinning CENTRUM VOOR ARBEIDERSPASTORAAL – DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT 27 (2008) NR 2
Elkaar liefhebben en oppassen voor dwaalleraars De Tweede Brief van Johannes 1. Van de oudste. Aan de uitverkoren vrouw en haar kinderen, die ik in waarheid liefheb – en niet alleen ik, maar allen die de waarheid hebben leren kennen – 2. op grond van de waarheid die in ons blijft en bij ons zal zijn tot in eeuwigheid. 3. Genade, barmhartigheid en vrede zullen bij ons zijn, van God de Vader, en van Jezus Christus, de Zoon van de Vader, in waarheid en liefde. 4. Ik was zeer verheugd te merken dat verscheidene van uw kinderen de weg van de waarheid volgen, in overeenstemming met het gebod dat de Vader ons gegeven heeft. 5. En nu heb ik een verzoek aan u. Ik houd u in deze brief geen nieuw gebod voor, maar een gebod dat ons vanaf het begin bekend is: laten we elkaar liefhebben. 6. Liefhebben houdt in dat we leven volgens Gods geboden. Volgens dit gebod, dat u vanaf het begin gehoord hebt, moet u leven. 7. Er zijn veel dwaalleraren in de wereld verschenen die de komst van Jezus Christus als mens niet belijden. Dat nu is de verleider, de antichrist! 8. Wees op uw hoede en verspeel niet wat we bereikt hebben, maar zorg dat u het volle loon ontvangt. 9. Wie niet bij de leer van Christus blijft maar verder wil gaan, heeft God niet. Wie bij die leer blijft, heeft zowel de Vader als de Zoon. 10. Als iemand bij u komt die deze leer niet uitdraagt, ontvang hem dan niet in uw huis en groet hem niet. 11. Want wie zo iemand groet, is medeplichtig aan zijn kwalijke praktijken. 12. Hoewel ik u nog veel te zeggen heb, wil ik dat niet doen met inkt op papyrus. Ik hoop naar u toe te komen en persoonlijk met u te spreken; dan zal onze vreugde volkomen zijn. 13. De kinderen van uw uitverkoren zuster groeten u.
Vragen ter bezinning of ter bespreking 1. Had je 2 Johannes voorheen al eens gelezen? Wat vind je van dit briefje? Verdient het een plaats tussen de geschriften van het Nieuwe Testament? – 1637 –
2. ‘Laten we elkaar liefhebben!’ Vind je dit een goede samenvatting van Jezus’ boodschap? 3. Voor welke dwaalleer of antichrist moeten wij ons als christenen vandaag hoeden? 4. ‘Wees op uw hoede en verspeel niet wat we bereikt hebben.’ Hoe zou je deze oproep vandaag kunnen actualiseren? 5. ‘Ik houd u in deze brief geen nieuw gebod voor’, zegt de auteur. Is dat niet in tegenspraak met Johannes 13, 34, waar Jezus zegt: ‘Ik geef jullie een nieuw gebod: heb elkaar lief. Zoals ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar liefhebben’?
Toelichting bij het thema In deze katern richten we de schijnwerpers op de Tweede brief van Johannes, een klein geschriftje uit het Nieuwe Testament, waar je gemakkelijk overheen bladert en waaraan haast nooit aandacht wordt besteed. Toch staan er een paar behartigenswaardige dingen in. Sommigen weten misschien niet eens dat Johannes niet één, maar drie brieven op zijn naam heeft staan. De eerste brief, met onder andere zijn mooie teksten over de liefde, is bij velen bekend, maar de tweede (en ook de derde) brief is dat helemaal niet. Een woordje uitleg is daarom zeker op zijn plaats, want onbekend is onbemind. Wat stijl, taal en gedachtegoed betreft, vertonen de drie brieven van Johannes onderling zoveel verwantschap dat zij meer dan waarschijnlijk door dezelfde persoon geschreven moeten zijn. Die is evenwel niet dezelfde als de auteur van het evangelie volgens Johannes, want hij heeft een andere manier van schrijven en een aantal typische woorden en uitdrukkingen uit het vierde evangelie komen in de drie brieven nergens voor. Wel is de auteur van de brieven erg vertrouwd met het denken van Johannes, zó vertrouwd dat hij zeker afkomstig moet zijn uit zijn ‘school’. In het voorwoord van zijn eerste brief verwijst hij trouwens naar het vierde evangelie. In de tweede en de derde brief draagt hij de naam van ‘oudste’. Waarschijnlijk is dit geen ambtelijke term, maar wel een eretitel voor iemand die in zijn kerkgemeenschap beschouwd werd als een gezagvolle en betrouwbare tolk van het johanneïsche gedachtegoed. Misschien wel vanwege zijn bijzondere band met de ‘leerling van wie Jezus veel hield’, die aan de oorsprong staat van de traditie waaruit het evangelie volgens Johannes is voortgekomen. De drie brieven van Johannes zijn later ontstaan dan het vierde evangelie, waarschijnlijk aan het begin van de tweede eeuw, ergens in Klein-Azië, misschien in Efeze.
Verklaring van de Bijbeltekst In tegenstelling tot de eerste Johannesbrief is de tweede een echte brief, die helemaal de vorm heeft van de hellenistische privébrief, dus met aan het begin een afzender, een geadresseerde en een vredewens, en aan het einde een groetformule. De brief is gericht aan ‘de uitverkoren vrouw en haar kinderen’, waarmee hier geen persoon maar wel een stadje wordt bedoeld, in dit geval een lokale kerkgemeenschap. Een christelijke gemeenschap kan ‘vrouw’ worden genoemd omdat – 1638 –
ze met Christus als haar Heer in de echt verbonden is. De auteur zegt dat hij deze kerkgemeenschap liefheeft in waarheid. En niet alleen híj heeft deze mensen lief, maar allen die de waarheid hebben leren kennen. Het woordje ‘waarheid’ komt in deze aanhef niet minder dan vier keer voor. Daarmee is meteen de toon gezet. Met ‘waarheid’ bedoelt Johannes de openbaring van God in en door Jezus Christus. Allen die deze waarheid hebben leren kennen en die wandelen in de waarheid manifesteren dit in hun leven door elkander lief te hebben. In de eerste brief heeft de auteur dit alles reeds uitvoerig uiteengezet. Hier in deze brief houdt hij niets nieuws voor, maar herhaalt hij enkel het gebod dat elke christen al kent vanaf het begin, dat wil zeggen: vanaf het eerste moment waarop hij het evangelie aanvaard heeft. Dit gebod luidt telkens weer opnieuw: laten we elkaar liefhebben. Een kortere en overtuigender samenvatting van de christelijke boodschap is niet mogelijk. Als we van Jezus’ evangelie alleen maar dát zouden onthouden, en beleven natuurlijk, dan zou de wereld er helemaal anders uitzien. Laten we elkaar liefhebben! In ons gezin, in de buurt, in de parochie, op het werk en - niet te vergeten - ook in de politiek, zowel op plaatselijk als op nationaal en wereldvlak. Laten we elkaar liefhebben! Dit gebod zou christenen op het lijf geschreven moeten staan. Daarna vervolgt de auteur met een grote waarschuwing, waarschijnlijk de belangrijkste reden waarom hij deze brief schrijft. Er zijn veel dwaalleraren in de wereld verschenen die de komst van Jezus Christus in het vlees niet aannemen. In hen is de verleider, de antichrist van de eindtijd verschenen. Men moet voor deze ketters op de hoede zijn. Anders loopt men het gevaar alles te verspelen wat men bereikt heeft en komt het christendom op losse schroeven te staan. Met deze dwaalleraren worden hier blijkbaar mensen bedoeld die ontkennen dat Christus echt mens is geworden. Letterlijk staat er: dat hij in het vlees gekomen is. Het leven van Jezus is in dat geval geen historische realiteit meer. Dan heeft hij op het kruis ook niet echt geleden en was alles maar schijn, één grote komedie. Jezus’ leven is dan geen echte manifestatie meer van Gods liefde. Voor de christenen bestaat er dan geen enkele verplichting meer om hem na te volgen, toch zeker niet om even daadwerkelijk, tastbaar en zichtbaar lief te hebben als Jezus, laat staan om er zich iets tekort voor te doen of er voor te lijden als het moet. Als we de historische realiteit van Jezus Christus verliezen, aldus de auteur, zullen we de vruchten van onze apostolische arbeid kwijtspelen. Dan hebben we voor niets gewerkt en blijft er van het evangelie niets meer over. Die bedriegers en dwaalleraars denken misschien dat zij vooruitgaan in de leer, maar dat is helemaal verkeerd gedacht. Wie niet trouw blijft aan wat Jezus heeft geleerd, heeft God niet. Hij ontkent uiteindelijk de ware aard van God die zichzelf in de historische Jezus Christus heeft geopenbaard. Voor deze rondreizende dwaalleraren, die ontrouw zijn aan de leer van Christus, moet men zich hoeden, vervolgt de auteur. Met dergelijke mensen houdt men zich beter niet op, want dat is gevaarlijk. Na de oproep om elkaar lief te hebben in vers 5, en zeker in deze tijd van pluralisme en openheid, klinkt deze vermaning erg streng. Zij is echter gebaseerd op de grote liefde van de auteur voor de waarheid en op het besef dat velen zich al te gemakkelijk door anderen laten beïnvloeden. – 1639 –
Met andere woorden, er zijn grenzen aan de christelijke gastvrijheid. Soms kan die immers kwalijke gevolgen hebben, want mensen zijn erg kwetsbaar en niet altijd in staat om waarheid en dwaling van elkaar te onderscheiden. Dus is het oppassen geblazen. De auteur besluit zijn briefje met het uitspreken van de wens dat hij hen binnenkort hoopt te bezoeken om persoonlijk met hen te spreken. Dan zal onze vreugde volkomen zijn, zegt hij. Hieruit mogen we besluiten dat hij zich niet veraf bevindt en dat er tussen de auteur en deze zustergemeenschap een hartelijke relatie bestaat. Hij besluit met hen de groeten te zenden van de ‘uitverkoren zustergemeenschap’ van waaruit hij schrijft. Op die manier knoopt hij weer aan met de aanspreektitel aan het begin van de brief. Uit deze brief moeten we allereerst onthouden dat het kenmerk bij uitstek van de christenen de onderlinge liefde is. Die mag zich niet beperken tot alleen maar mooie woorden of beloften, maar naar het voorbeeld van Jezus Christus moet zij handen en voeten krijgen en echt mens durven worden. In de tweede plaats leert dit briefje dat wij ons ook vandaag moeten hoeden voor dwaalleraars. Die zijn er bij de vleet. Soms gaan zij heel subtiel en bijna onzichtbaar te werk. Zij verschuilen zich bijvoorbeeld in de reclame die ons dagelijks overspoelt en die ons vaak nutteloze en overbodige dingen als onmisbaar aanprijst. Voor we er erg in hebben, laten we ons door deze consumptiedrift zo op sleeptouw nemen dat we gaan denken dat hebben en krijgen belangrijker zijn dan geven en delen, en dat we gaandeweg vergeten dat de mooiste en de meest essentiële dingen van het leven gratis zijn en met geen geld te koop.
Gebed Heer onze God, wij bidden U: help ons om elkaar lief te hebben zoals Gij ons in Jezus Christus, uw Zoon hebt liefgehad, heel concreet en menselijk, totaal onbaatzuchtig en ten einde toe. Leer ons in iedere ontmoeting metterdaad de concrete medemens centraal te stellen, blij en dankbaar voor al het goede in hem en met veel begrip voor zijn anderszijn. Geef ons een voorkeurliefde voor de arme medemens: de zieke, de bejaarde, de verbitterde, de onsympathieke, de vreemdeling, de toevallige tochtgenoot, de medemens met het moeilijke karakter. Maak van onze kerk een gemeenschap waar we als broers en zusters in waarheid en in volkomen vreugde samenleven. Behoed ons voor dwaalleraars: bijvoorbeeld voor de slechte invloed van de consumptiemaatschappij, die van ons hebberige en egoïstische mensen dreigt te maken en die ons het essentiële uit het oog doet verliezen. Help ons om in alles eerst uw koninkrijk te zoeken, naar het voorbeeld en in de Geest van Jezus Christus, uw mens geworden Zoon en onze Heer. Amen.
Sylvester Lamberigts
VERANTWOORDEL. UITG. J.P. VERMASSEN, HAACHTSESTEENWEG 579, 1030 BRUSSEL
– 1640 –
Bijbel en Bezinning CENTRUM VOOR ARBEIDERSPASTORAAL – DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT 27 (2008) NR 2
De kracht van vrouwen Uit het evangelie volgens Lucas, 10, 38-42 38. Op hun reis kwam Hij ook in zeker dorp, waar een vrouw, Martha geheten, Hem in haar huis ontving. 39. Zij had een zuster, Maria genaamd, die mede aan Jezus’ voeten zat, en luisterde naar zijn woord. 40. Martha was druk in de weer met bedienen. Zij kwam er een ogenblik bij staan en sprak: “Heer, is het U onverschillig, dat mijn zuster mij alleen laat bedienen? Zeg haar dus, dat zij me helpt.” 41. Maar de Heer gaf haar ten antwoord: “Martha, Martha, over veel zijt ge bezorgd en bekommerd. 42. Slechts één ding is noodzakelijk. Maria heeft het beste deel gekozen, dat haar niet zal ontnomen worden.”
Vragen ter bezinning of ter bespreking 1. 2. 3. 4.
Wanneer ben ik Martha? Wanneer Maria? In welke van beide figuren kan ik mij het best herkennen? Welke kwaliteiten kan ík inzetten voor het Rijk Gods? Welke ‘excuses’ gebruik ik om mijn roeping niet te volgen?
Toelichting bij het thema Bekijken we even het tafereel van nabij. Lucas is de enige evangelist die deze anekdote vertelt, hij geeft ons heel weinig informatie. Jezus is onderweg en komt in een dorp aan waar hij ontvangen wordt door Martha. Uit het evangelie van Johannes weten we dat hij halt houdt op een voor hem vertrouwde plek: in Bethanië, waar Lazarus en zijn twee zussen wonen. Hij gaat dus langs bij zijn goede vrienden. Wellicht een tussenstop op zijn reis, om te rusten, te eten en wat bij te praten, zoals dat onder vrienden gaat. Lazarus is blijkbaar niet thuis – hij wordt althans niet vermeld –, wat de volle nadruk legt op wat zich afspeelt tussen Jezus en de vrouwen. Martha is duidelijk de gastvrouw. Als Jezus gezeten is, komt Maria aan zijn voeten zitten om naar hem te luisteren. Een duidelijk gebaar: Maria erkent Jezus als rabbi, leermeester, en stelt zichzelf op als zijn leerlinge. Het is ook een – 1641 –
heel intiem gebaar. Ze zijn wel erg close zouden we nu zeggen. Het is zeker een gedrag dat ook niet vanzelfsprekend is binnen de context van die tijd. Het is een mooi, bijna idyllisch tafereel. Dan richt de lens zich op Martha. We zien haar ijverig bezig. “Ze was druk in de weer met bedienen”, staat er. En dan komt het verhaal op een keerpunt. De toon verandert, de stijl versnelt, er komt beweging. Een korte maar hevige dialoog tussen Jezus en Martha: hier moeten we de sleutel vinden om te verstaan wat de schrijver ons wil duidelijk maken. Wat is hier aan de hand? Martha speelt haar rol als gastvrouw perfect. Zij doet er alles aan om haar gast goed te ontvangen. Ze zou tevreden moeten zijn. Hoe komt het dan dat ze zo scherp reageert? Martha is zo benomen door het ‘dienen’ dat ze de openheid op de situatie rondom zich verliest. Ze is enkel op zichzelf gericht. Wat zij doet, en hoe zij iets doet, is de enige norm. Ze wil het toch zo goed doen, ze wil behagen, ze wil vooral door Jezus gezien worden… Nogal logisch dat, als ze Jezus’ blik wil vangen, Maria in de weg staat. Maria wordt de ‘steen des aanstoots’ die niet doet wat zíj doet. En dan krijg je natuurlijk zo’n calimero-reactie: Martha voelt zich niet gewaardeerd in wat ze doet en kruipt in de slachtofferrol. Maar Jezus trapt niet in die valkuil. Hij reageert niet verwijtend, hoewel dat ons altijd zo is verkondigd. Neen, hij spreekt Martha tweemaal aan bij haar naam: dat is geen verwijt, maar een oproep. “Martha, Martha”. Jezus roept haar op om hem te volgen, maar dan moet ze eerst die slachtofferrol achter zich laten en een vrij mens worden.
Verklaring van de Bijbeltekst De houding van Martha is zeer herkenbaar, zeker voor vrouwen. We zijn zo dienstbaar bezig en niemand ziet het. En dan verwijten we de anderen dat ze niet doen zoals wij. Vrouwen - en mensen in het algemeen - die zich niet gewaardeerd voelen, verliezen het contact met hun eigen kracht. Ze stellen zich zwak op, durven de confrontatie niet aan en roepen versterking in van een ‘derde’, die de zaak dan voor hen moet oplossen. Zo spreekt Martha verwijtend tegen Jezus in plaats van rechtstreeks in gesprek te gaan met Maria. Maar Jezus brengt haar terug bij zichzelf, opent haar de ogen om de confrontatie met zichzelf aan te gaan: wie ben ik, Martha? Waar zit mijn kracht? Hoe kan ik Jezus’ volgeling zijn? God roept mensen bij naam om zijn bevrijdingswerk te doen, maar dan moeten ze eerst zelf bevrijde mensen worden. Weg uit hun verstarring, naar openheid en meer vrijheid. “Martha, Martha” roept Jezus, zoals God “Mozes, Mozes” riep om zijn volk uit de slavernij te halen, zoals “Saulus, Paulus” van zijn paard – 1642 –
viel en tot het heldere inzicht kwam dat ook híj geroepen werd Jezus’ apostel te worden. Martha staat dus voor de keuze: ofwel koppig in de slachtofferrol blijven zitten en zichzelf verzwakken, ofwel het beste deel kiezen. Wat is dat ‘beste deel’ voor Martha? Het beste deel is ‘Jezus’ volgeling worden’… En daarvoor moet Martha zich niet spiegelen aan Maria. Zij moet in haar eigen kracht gaan staan en van daaruit Jezus volgen. Jezus zegt niet: “Kom Martha, stop met bedienen en kom jij ook maar hier bij mij zitten om te luisteren.” Neen, hij nodigt Martha uit hem te volgen vanuit haar eigen hart en ziel, met haar eigenste beste krachten. Ten onrechte is dit evangelie gebruikt en misbruikt om twee manieren van geloven - contemplatieve en actieve - tegenover elkaar te stellen. Sterker nog, om de krachten en kwaliteiten van vrouwen - die zo rijk en verscheiden zijn als vrouwen zelf - tegen elkaar uit te spelen en te verdelen. Toegegeven, het is niet het mooiste voorbeeld van solidariteit onder vrouwen. Maar ook al is het herkenbaar, het is geen exclusiviteit voor vrouwen en zeker geen vrijgeleide om vrouwenkracht te breken. Dit verhaal gaat dus over de uitnodiging van Jezus aan iedere mens, man zowel als vrouw, om op je eigen manier ‘leerling’ te worden, en dat doe je vanuit de beste krachten in jezelf. Dus moet je eerst geloven in wie je zelf bent, geloven dat wat je doet waardevol is. Dit evangelie is een oproep aan alle vrouwen. Word groot in wie je zelf bent, maak datgene waarin je goed bent tot kracht. En soms betekent dit ook wel eens je eigen zwakte (of wat mensen ‘zwak’ noemen) als kracht uitbouwen, als je sterkste wapen hanteren. Niet om er zelf mee te pronken of om jezelf groot te maken in de ogen van de ander, maar om te handelen naar Gods wil; dit wil zeggen: tot welzijn van allen. Wat dat handelen dan is: dienen, spreken, luisteren, preken, koken, zorgen… is niet het belangrijkste. Wel hoe je het doet en waarvoor je het inzet. Martha was in haar dienstbaarheid alleen nog op zichzelf gericht, niet meer op Jezus. Waar is ons dienstwerk – wat dat ook moge zijn – op gericht? Wat streven wij na met ons engagement? Is het om er zelf de eer van op te strijken, is het omwille van de waardering van de anderen, is het om onze eigenwaarde op te krikken…? Of zijn we bereid al onze kwaliteiten als kracht in te zetten omwille van de zorg voor deze aarde, de toekomst van de minsten, de vervulling van onze mensheid. – 1643 –
Dit evangelie gaat ook om méér dan de roeping van een dienstbare vrouw. Het is ook een sterke oproep aan onze samenleving om elke humaniserende inbreng te valoriseren. Om wat we ‘de zachte waarden’ zijn gaan noemen nu eens te durven zien als sterke krachten in de opbouw van menselijke relaties, zowel persoonlijk als collectief. Wassen, strijken, koken, huishoudelijk werk, maar evenzeer de hele waaier van zorgarbeid in onze samenleving… het wordt allemaal nog steeds voor het grootste deel door vrouwen opgenomen en maatschappelijk ondergewaardeerd. In onze kennismaatschappij zijn velen niet meer bereid letterlijk de handen vuil te maken in de zorg voor mensen en voor een schone leefbare samenleving. Dit soort werk laten we over aan ‘derde-’ en ‘vierdewereldmensen’, aan vrouwen, laaggeschoolden, vreemdelingen. Terwijl in Jezus’ optreden de concrete zorg voor mensen - heel concreet - hét leitmotiv is én het criterium waarop wij uiteindelijk zullen getoetst worden. “Ik had honger en jij… ik had dorst… ik was naakt… ik was ziek… Wat je aan de minsten van de mijnen hebt gedaan, dat heb je aan Mij gedaan.”
Gebed God wij bidden, Dat wij allen Onze beste krachten inzetten Voor een samenleving waarin ieder naar waarde wordt geschat En waarin de zorg voor elkaar en voor het samenzijn niet verloren gaat. Wij bidden speciaal voor alle vrouwen Dat zij in zichzelf geloven en in hun eigen kracht gaan staan. Dat zij hun 'roeping' op die innerlijke kracht enten en niet op de verwachtingen en normen die hen worden aangepraat van buitenaf. Dat zij niet in de valkuil trappen En zich laten verdelen door verschillen. Dat wij allen de verscheidenheid leren zien als zovele talenten die we moeten inzetten om als leerlingen van Jezus, elkaars gelijken te worden. Laten wij hier daartoe niet enkel de hartelijkheid van het woord, maar ook de kracht van de daad zien.
Roos Maes VERANTWOORDEL. UITG. J.P. VERMASSEN, HAACHTSESTEENWEG 579, 1030 BRUSSEL
– 1644 –