Bijbel en Bezinning CENTRUM VOOR ARBEIDERSPASTORAAL – DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT 24 (2005) NR 1
Vader en arbeider, de heilige Jozef Uit het evangelie volgens Matteüs 1, 18-21.24 en 2, 13 Het is niet mogelijk aan de hand van de bijbel het levensverhaal van de heilige Jozef samen te stellen. Wel spreken de vier evangelisten over hem. Hierna leest u een deeltje uit het evangelie volgens Matteüs. Dit evangelie kwam tot stand na het jaar 75. De evangelies van Marcus en van Lucas bevatten teksten die ook in het evangelie van Matteüs staan. De traditie leert dat Matteüs apostel was. Door Marcus en Lucas wordt hij ook Levi genoemd. Vooraf aan de tekst 1, 18 uit Matteüs kunt u in 1, 1-17 de stamboom lezen van Jozef, ‘zoon van David’ (v. 1, 20).
1, 18. De herkomst van Jezus Christus was deze: zijn moeder Maria had een huwelijkstoezegging met Jozef en voordat ze bij elkaar gingen wonen, bleek zij zwanger te zijn van de heilige Geest. 19. Jozef, haar man, was een rechtschapene. Omdat hij haar niet in opspraak wilde brengen, kwam hij op de gedachte om in stilte van haar te scheiden. 20. Terwijl hij dit overwoog, verscheen een engel van de Heer, die zei: ‘Jozef, zoon van David, wees niet bang uw vrouw Maria bij u te nemen, want wat bij haar tot leven is gewekt, is van de heilige Geest. 21. Ze zal een zoon krijgen en u moet hem de naam Jezus geven, want Hij is degene die zijn volk zal redden uit hun zonden’. 24. Toen Jozef uit zijn slaap wakker werd, deed hij zoals de engel van de Heer hem had opgedragen. Hij nam zijn vrouw bij zich en hij had geen gemeenschap met haar voordat zij een zoon baarde. Hij gaf Hem de naam Jezus. 2, 1. Toen Jezus geboren was in Bethlehem in Juda, ten tijde van koning Herodes, kwamen er uit het oosten magiërs in Jeruzalem aan. 12. En omdat ze in een droom gewaarschuwd waren om niet naar Herodes terug te keren, namen ze een andere weg. 13. Toen verscheen aan Jozef in een droom een engel van de Heer, die zei: ‘Sta op, neem het kind en zijn moeder mee en vlucht naar Egypte, en blijf daar tot ik u waarschuw. Want Herodes staat het kind naar het leven’. 14. Hij stond op en nam nog die nacht met het kind en zijn moeder de wijk naar Egypte. – 1421 –
Vragen ter bezinning of ter bespreking 1. Gebeurt het dat je, omwille van je huwelijkspartner, je houding of je plannen dient te veranderen? Waarom? Doe je dat omdat je te veel aan je eigen goesting dacht? 2. Dien je in je werksituatie ten opzichte van je medewerkers of van je hoger geplaatsten willens nillens toegevingen te doen? Waarom? 3. Heb je ooit nagedacht over je geloof in je Verlossing door Jezus? 4. Zeg eens wat Maria en Jozef hierin betekenen. Omvat je gelovig leven alles wat daaromtrent door Gods Woord werd meegedeeld? Toelichting bij het thema A. In de wereld van vandaag wordt, meer dan ooit, door vele communicatiemiddelen en zelfs in scholen propaganda gemaakt voor drie houdingen: zorg eerst voor jezelf; probeer hogerop te geraken; geld heb je nooit genoeg. Vraag is of die doelstellingen (dat egoïsme, die honger naar macht, die bezitsdrang) je geluk zullen brengen, of bij medemensen, of in de samenleving. Jezus in de woestijn overwon drie bekoringen. Van stenen brood maken (hebzucht), knielen om te heersen (machtsdrang), van een hoogte springen en applaus krijgen (zelfzucht). Iedereen heeft kleine kanten, onvolmaaktheden. Maar sommigen gaan tot het uiterste en worden ‘on-mens’ voor andere mensen. B. Ook in het beroepsleven bestaat in grote mate een hunker om de drie genoemde doelstellingen – egoïsme, hebzucht, machtsdrang – onbeperkt na te streven. Daaronder lijden vele bevolkingsgroepen en hele werelddelen. De meest fundamentele mensenrechten worden veelal te koop aangeboden en wie geen koopkracht heeft wordt uitgesloten. Hoevelen sterven onder dit systeem? Door ‘neen’ te zeggen tegen de bekoringen, heeft Jezus de gang van de wereld willen omkeren. Hij preekte dienstbaarheid, delen van het bezit en delen van de macht; in één woord: solidariteit. Zo worden mensen ‘rechtschapen’. Verklaring van de bijbeltekst A. Een bruiloft bij de Hebreeën behelsde in een eerste fase een huwelijkstoezegging, dat is een volwaardig huwelijk. Na een bepaalde tijd nam de bruid haar intrek bij haar echtgenoot. Zo ook gebeurde met Maria en Jozef. Maar in de tussentijd werd Maria zwanger. Ze had ‘ja’ gezegd na – 1422 –
het gesprek met de engel en aanvaardde een taak, die leiden zou tot de mens-wording van Jezus en tot de Verlossing van de wereld. Jozef echter wilde niet dat zijn vrouw een straf zou ondergaan ter wille van haar zwangerschap (zelfs door steniging) en zocht een legale uitweg. Dan deed zich een nieuw feit voor (v. 20-21). Een engel van de Heer benaderde Jozef. Hem werd gevraagd Maria tot vrouw te nemen. Hij wordt ingewijd in het geheim dat aan Maria is geopenbaard. ‘Als geen andere mens, met uitzondering van Maria, de moeder van het mensgeworden Woord, heeft Jozef een aandeel gehad in het mysterie van de Verlossing’ (Redemptoris Custos nr. 1). Jozef is aanwezig bij Jezus’ geboorte en bij Zijn besnijdenis. De engel gaf hem de opdracht, die toekwam aan de vader, het kind de naam Jezus te geven. Jezus: Yehosua, wat betekent: God redt (vv. 24, 21). Op aandringen van de engel vlucht Jozef met het Kind en zijn moeder naar Egypte. Veel later, na een Pesach (Pasen) zoeken Maria en Jozef hun Jezus en vinden Hem in de tempel. ‘Uw vader en ik, ongerust, zochten U’, zegt Maria (Luc. 2, 48). Naar Joods gebruik inzake gelovige opvoeding sprak Jozef geregeld in zijn gezin over de bijbel (de Schriften). Centraal hierin staat God en Zijn mysterie. Namelijk: de verzoening door de Messias en door Hem in één Geest tot de toegang tot de Vader (Ef. 2, 16,18). B. Jozef nam in het gezin verschillende taken op zich en oefende het beroep van timmerman uit. Zonder diep in te gaan op deze activiteiten, kunnen we zijn inzet waarderen als: dient aan medemensen; bijdrage aan Gods schepping; heiliging van zichzelf (door gemeenschapszin, toewijding, eerlijkheid). *
*
*
De heilige Theresia van Avila vereerde Jozef als leidsman van haar contemplatief leven. Pius IX benoemde Jozef tot beschermer van de kerk. Leo XIII schreef er een encycliek over. In 1955 werd de titel Jozef Werkman officieel. Wat besluiten wij uit de leer over de heilige Jozef en uit onze gelovige levenshouding? 1. Naast Maria, vol van genade, maagd en moeder van God, staat Jozef, de rechtschapene (v. 1, 19), echtgenoot van Maria (v. 20) en vader van Jezus. Beiden hebben hun eigen bijdrage geleverd aan de mens-wording van Jezus en de verlossing van de wereld. 2. Ter wille van de buitengewone verhoudingen tussen Jozef en Maria (bruidegom en bruid) heeft Jezus die relatie uitgekozen om Zijn verhouding tot de kerk – Zijn bruid – voor te stellen. – 1423 –
3. Het geloof van christenen in de Verlossing door Jezus leidt vanzelfsprekend naar het geloof in hetgeen de bijbel verklaart omtrent de gebeurtenissen in verband met Jozef, “de stille man, met dagelijks contact met het grootste mysterie” van de mensheid. 4. In een tijd die geen oog heeft voor het heilige en spot met Gods heilsplan, is het de plicht van christenen hun stem te verheffen en eer te brengen aan Maria, ten hemel opgenomen, en aan Jozef, de heilige. Jozef, de rechtschapene, zal ons beschermen in ons leven en ons behouden in het geloof. Gebed (Michel Coune o.s.b.) Jozef, mijn Vriend, Jij die door licht en schaduw op weg ging, leer mij de Heer ontmoeten in het alledaagse van het leven; Jij, de verwonderde getuige van het werk van de Geest, help me Zijn wonderdaden te herkennen en Hem onderdanig te zijn; Jij, de grote aandachtige voor de noden van Maria en Jezus, houd mijn hart wijd open en mijn handen steeds beschikbaar.
Documentatie -
Teksten over de h. Jozef in de evangelies. Lumen Gentium, nr. 64. Leo XIII, Quamquam Pluries, (encycliek), 15.8.1889. Johannes-Paulus II, Redemptoris Custos, 15.8.1989. Gedeeltelijke vertaling van De Behoeder van de Verlosser in Middelares en Koningin, jg. 56, nr. 10; jg. 57, nr. 1 en 2.
Roger Masure, o. praem.
VERANTWOORDEL. UITG. J.P. VERMASSEN, HAACHTSESTEENWEG 579, 1030 BRUSSEL
– 1424 –
Bijbel en Bezinning CENTRUM VOOR ARBEIDERSPASTORAAL – DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT 24 (2005) NR 1
Kritiek voor eigen volk, waardering voor de vreemdeling Uit het evangelie volgens Lucas 7, 1-10 1. Toen Jezus aan het eind was gekomen van zijn toespraak tot de menigte ging hij Kafarnaüm in. 2. Een centurio die daar woonde, had een slaaf die ernstig ziek was en op sterven lag; de centurio was erg op deze slaaf gesteld. 3. Toen hij over Jezus hoorde, zond hij enkele Joodse leiders naar hem toe om hem te vragen bij hem te komen en zijn slaaf van de dood te redden. 4. Toen ze bij Jezus waren gekomen, drongen ze er bij hem op aan mee te gaan. Ze zeiden: “De man die u dit verzoekt verdient het dat u hem deze gunst bewijst. 5. Want hij is ons volk goed gezind en heeft voor ons de synagoge laten bouwen.” 6. Jezus ging samen met hen op weg. Hij was al niet ver meer van het huis verwijderd, toen de centurio enkele vrienden naar hem toestuurde met de mededeling: “Heer, spaar u de moeite, want ik ben het niet waard dat u onder mijn dak komt. 7. Daarom ook achtte ik mij niet waardig om zelf naar u toe te gaan. Maar u hoeft maar te spreken en mijn knecht zal genezen. 8. Ook ik ben iemand die onder andermans gezag staat en zelf weer soldaten onder zich heeft, en als ik tegen een soldaat zeg: ‘Ga!’ dan gaat hij, en tegen een andere: ‘Kom!’ dan komt hij, en als ik tegen mijn slaaf zeg: ‘Doe dit!’ dan doet hij het.” 9. Toen Jezus dit hoorde, verbaasde hij zich over hem; Hij keerde zich om naar de menigte die hem volgde en zei: “Ik zeg jullie, zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot geloof gevonden!” 10. Toen de vrienden van de centurio terugkeerden naar zijn huis, troffen ze daar de slaaf in goede gezondheid aan.
Vragen ter bezinning of ter bespreking 1. Zoek naar de kwaliteiten van de honderdman en zet ze op een rijtje. 2. Hoe interpreteer je de reactie van Jezus op de bede van de Romeinse officier? 3. Wat denk je over de beoordeling die Jezus uitspreekt over het geloof van zijn eigen volk Israël? 4. Vind je sporen van bijbelmisbruik in de politieke actualiteit wat betreft pro of contra Israëlische standpunten? 5. Vragen eerlijke en loyale omgangsvormen met goede vrienden ook niet dat men niet blind is voor mekaars fouten?
Toelichting bij het thema Jezus deinsde er niet voor terug om op tijd en stond zijn eigen volk de mantel uit te vegen. Soms stond hij scherp-kritisch tegenover het uitverkoren volk.
– 1425 –
Namens de Heer kreeg ooit Mozes de opdracht op de Sinaïberg aan het volk te zeggen: “Als gij mijn woord gehoorzaamt en mijn verbond onderhoudt, dan zult ge van alle volken op bijzondere wijze mijn eigendom zijn. Gij zult mijn priesterlijk koninkrijk en mijn heilig volk zijn” (Ex. 19, 5.6). Hier vinden we geen algemeen geldende wezensbepaling van het volk Israël. Enkel als het volk zich op de Tora richt, kan het de titel dragen van uitverkoren volk. De uitverkiezingsproclamatie is voorwaardelijk uitgedrukt. Dit geldt trouwens ook voor het godsvolk van het nieuwe verbond. Christenen kunnen enkel zeggen: “Wij zijn het volk van God”, als ze zich richten naar de decaloog en de bergrede. Als ze dat níet doen, is bovenvermelde uitspraak grootspraak, uiting van zelfoverschatting en aanmatiging. Bijbelteksten worden soms uit de kast gehaald om politieke doeleinden. Voortdurend moeten we uitkijken of we de teksten soms niet naar onze hand zetten om er eigen voordeel uit te halen. Ik kan zwaaien met de termen ‘beloofde land’, ‘uitverkoren volk’, ‘godsvol’ en ondertussen te keer gaan tegen de menselijkheid, tegen de meest essentiële rechten van naburige volkeren.
Verklaring van de bijbeltekst Het genezingsverhaal in Lc. 7 is eveneens een openbaringsverhaal over het geloof van de mens en het heil van God. Het begint met twee korte aanduidingen over tijd en ruimte. De gebeurtenis doet zich voor nadat Jezus zijn veldrede beëindigd heeft. Alles speelt zich af in de stad Kafarnaüm, prachtig gelegen ten noordwesten van het meer van Galilea. Vandaag de dag een must op een reis naar Israël. Jezus verblijft in Kafarnaüm. Het was zíjn stad. Daar voltrekt zich tussen twee mensen een klein drama: een door een dodelijke ziekte getroffen slaaf en zijn uiterst bezorgde meester. Die heeft een groot hart voor zijn slaaf. Onmiddellijk zet hij stappen en nodigt heler Jezus uit om de ongelukkige vlug te helpen. Als lezer(es) voel je dan meteen een grote sympathie voor die meester. Je voorvoelt zelfs het vervolg van de geschiedenis: het komt wel goed. Jezus zelf wordt hier voorgesteld als een therapeut of genezer. Je kunt er van op aan dat hij die twee mensen niet in de steek zal laten en al het nodige zal doen om de honderdman en zijn slaaf te vervoegen. Dat deed hij al eerder, met de schoonmoeder van Petrus bijvoorbeeld. Toch ontrolt het verhaal zich niet zoals voorzien. Jezus gaat wel op weg, maar hij komt niet aan. Het genezingswonder gebeurt wel, maar toch wordt het niet uitdrukkelijk verteld. Gek toch? Het accent wordt gelegd op een tweespraak van op afstand tussen Jezus en de honderdman. De intrige van het verhaal is minder de oplossing van een probleem dan een openbarend woord van Jezus. Tussenpersonen Twee gezantschappen worden naar Jezus toe gestuurd. De eerste delegatie bestaat uit Joodse notabelen. Ze gebruiken de ‘taal van de verdienste’. De Romeinse legerofficier verdient het geholpen te worden. Hij is een gentleman. Als bezetter slaagt hij er toch in menselijk en minzaam over te komen. Hij is gul en empathisch. Op zijn kosten heeft hij zelfs een Joodse synagoge laten bouwen. De Joodse notabelen vragen Jezus de man royaal te belonen, want “hij houdt van onze natie”. Als lezer(es) voel je ook hier meteen de grootste sympathie voor de inspanningen die de Joodse notabelen zich getroosten. Toch moeten we een fijn onderscheid opmerken. Daar waar Jezus deel uitmaakt van hun volk, doet de Romein dat niet: hij is ‘ons’ volk goed gezind. Hij is dus toch iemand van buiten. Zeker, hij heeft een gebaar van grote edelmoedigheid gesteld, maar laat het duidelijk blijven: hij behoort niet tot de ‘onzen’. Jezus wel, natuurlijk. De heidense officier
– 1426 –
heeft weliswaar een Joodse synagoge gebouwd, maar mag hij er wel binnen komen? Jezus stapt zwijgend mee met de delegatie naar het huis van de Romeinse honderdman. Wat gaat er in zijn hoofd om? Moeilijk te gissen. Is hij wel degelijk overtuigd door de redevoering van de notabelen? Een aandachtige lezer(es) zal de subtiele ironie van de tekst vlug in de gaten krijgen. Hij aan wie men vraagt dat hij een heiden zou belonen die het door dik en dun verdiend heeft, heeft daarnet in de veldrede verklaard: “En is het een verdienste als je weldaden bewijst aan wie weldaden bewijzen aan jullie? Ook de zondaars handelen zo” (Lc. 6, 33). Zonder er zich rekenschap van te geven, hebben de Joodse delegatieleden aan Jezus gevraagd om zich als een heiden te gedragen! Da’s kras. Ook al zou de honderdman een grote persoonlijke vijand van Jezus geweest zijn, toch zou Jezus naar zijn huis gestapt zijn. Daarnet nog had hij gezegd: “Heb je vijanden lief, doe goed… dan zullen jullie kinderen van de Allerhoogste zijn, want ook Hij is goed voor wie ondankbaar en kwaadwillig is” (Lc. 6, 35). Op het ogenblik dat Jezus het huis van de centurio nadert, wordt hij tot staan gebracht door een tweede delegatie, bestaande uit ‘vrienden’. Die benaming kreeg de eerste groep niet. Waarschijnlijk betreft het hier Romeinse collega’s van de honderdman. De vrienden ontwikkelen hun eigen argumenten niet. Zij zijn woordvoerder van de honderdman. Ze citeren de bede van hun vriend, de legerofficier: “Heer, spaar u de moeite, want ik ben het niet waard dat u onder mijn dak komt” (v. 6b). Daarop spreekt de honderdman onmiddellijk in parabelvorm (een taal die Jezus zelf maar al te goed beheerst en ten gepaste tijde met veel succes aanwendt). De parabel cirkelt rond het thema van gezag. Enerzijds militair en huiselijk gezag. Anderzijds gezag van de genezer. Jezus weet die aanpak ten zeerste naar waarde te schatten. Tegenover de menigte drukt hij spontaan zijn bewondering uit. Zo verneem je als lezer(es) dat Jezus niet alleen in het gezelschap is van twee delegaties, een Joodse en een Romeinse, maar ook door een menigte gevolgd wordt. Wedden dat daarin ook leerlingen van Jezus te vinden zijn? Groot geloof Geconfronteerd met een breed publiek oefent Jezus zijn gezag uit met een erg verrassende boodschap. Plechtig leidt hij zijn verklaring in: “Ik zeg jullie”, wat neerkomt op: luister zeer goed, ik heb jullie iets te melden dat jullie nog nooit gehoord hebben en dat van fundamentele betekenis is voor jullie verdere leven. “Zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot geloof gevonden” (v. 9b). Bij Matteüs staat het nog veel krasser: “Ik verzeker jullie, bij niemand in Israël heb ik zo’n groot geloof gevonden. Ik zeg jullie dat velen uit het oosten en het westen zullen komen en met Abraham, Isaak en Jakob zullen aanliggen in het koninkrijk van de hemel, maar de erfgenamen van het koninkrijk zullen worden verbannen naar de uiterste duisternis; daar zullen zij jammeren en knarsetanden” (Mt. 8, 10-12). De uitval van Jezus is een signaal van spijt en ontgoocheling. Jezus verwachtte in Israël een geloof te vinden dat minstens zo groot zou zijn als dat van de honderdman. Maar hij is bedrogen uitgekomen. Waardoor is het geloof van de honderdman dan zo buitengewoon? Misschien omdat hij het niet nodig vindt een fysische nabijheid met Jezus te bereiken. Hij geeft blijk van een totaal en onvoorwaardelijk vertrouwen in Jezus. Dit vertrouwen wordt door geen enkele grens beperkt, door geen enkele barrière gedwarsboomd: van ruimte, ras, sociaal milieu, religie. Dit vertrouwen, door geen enkele limiet ingeperkt, noemt Jezus ‘geloof’, ‘groot geloof’. Hij stelt de niet-Jood voor als een model voor allen, Joden en niet-Joden.
– 1427 –
Het einde van het verhaal is abrupt. De gezondenen stellen eenvoudig vast dat de slaaf genezen is. Waarschijnlijk gaat het over de leden van de twee delegaties Joden en Romeinen. Samen stellen ze vast dat het heil van Godswege op handen is. Eén vraag blijft hangen. Waarom is Jezus het huis van de man die hij als een voorbeeld van geloof voorgesteld heeft, niet binnengestapt? Weinig overtuigd door ‘de taal van de verdienste’ van het eerste gezantschap, wordt hij wel over de streep getrokken door ‘de woorden van onwaardigheid’, uitgesproken door de tweede groep? Denkt Jezus dat het een misdaad is voor een vrome Jood om het huis van een niet-Jood binnen te stappen en diens gastvrijheid te aanvaarden? Vergeten we toch niet dat de tekst uitdrukkelijk zegt dat Jezus naar het huis van de heiden toe stapt. Zo doet ook Petrus in de Handelingen van de Apostelen 10, 26-27. Ook hij heeft contact met de Romeinse centurio, een zekere Cornelius. Hij stapt zijn huis binnen. Een gemeenschap die zich christelijk noemt, doet niet anders: zij stapt in dezelfde richting. Zij neemt contact op met andere culturen en religies. Zij doet dit met grote overtuiging, in Jezus’ voetsporen. Jezus was de eerste die het geloof, het zeer grote geloof van een niet-Jood gezien, verkondigd en gehuldigd heeft. Concreet verankerd geloof Het grote geloof van de honderdman valt uiteen in verschillende stappen: - de nood van een onderdaan zien, zich de ziekte van een dienaar ter harte nemen; - zonder tijd te verliezen, aankloppen bij de enige man die daar raad mee weet: heler Jezus; - bescheiden zijn: begrijpen dat hij discreet moet omgaan met religieuze gevoeligheden van de Joodse mensen; - barrières van ruimte, ras, sociaal milieu en religie doorbreken; - ten gepaste tijde tussenpersonen inschakelen die Jezus vlotter kunnen benaderen; - volhouden: na commissie één, stuurt hij commissie twee en let op de volgorde: eerst Joodse mensen, dan Romeinen; - gul zijn tegenover het onderworpen volk: relaties van sympathie en vriendschap ontwikkelen; de godsdienst van de Joden respecteren en laten groeien; - besef van eigen positie: zelf is de honderdman in één persoon zowel bevelhebber als onderdaan; machtig in de ene richting is hij onmachtig in de andere.
Gebed Onnoembare, schenk ons uw licht, uw geest. Geef ons inzicht in de Schriften. Weer van ons de neiging om teksten naar onze hand te zetten, ze uit hun verband te lichten, ze te gebruiken en te misbruiken voor eigen doeleinden. Laat niet toe dat wij in de invloedssfeer komen van dit kwaad. Stem ons hart af op de doorbraak van uw Rijk in ons midden. Door Christus onze Heer. Amen.
Documentatie - Koerier, contactblad van Pax Christi Vlaanderen, sept./okt. 2004. - Jésus selon St. Luc, Les Dossiers de la Bible, sept. 2003, nr. 99.
Wilfried Rossel VERANTWOORDEL. UITG. J.P. VERMASSEN, HAACHTSESTEENWEG 579, 1030 BRUSSEL
– 1428 –
Bijbel en Bezinning CENTRUM VOOR ARBEIDERSPASTORAAL – DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT 24 (2005) NR 1
Hoe omgaan met geld? Uit het evangelie volgens Lucas 16, 9-15 In de parabel die onmiddellijk voorafgaat, ging het over een onrechtvaardige maar erg gewiekste rentmeester, die door Jezus geloofd wordt omdat hij zijn geld gebruikte om er zich vrienden mee te maken. Daarna volgen onderstaande verzen. Ze bevatten een aantal woorden van Jezus, die de evangelist aan de parabel heeft toegevoegd omdat ook zij handelen over de vraag hoe we moeten omgaan met geld en bezit.
9. Ook Ik zeg jullie: ‘Maak je vrienden met behulp van de geldduivel; als die je dan ontvalt, zullen ze je ontvangen in de eeuwige tenten. 10. Wie betrouwbaar is, is betrouwbaar in het klein en in het groot, en wie in het klein onrecht doet, doet het ook in het groot. 11. Als jullie met de geldduivel onbetrouwbaar zijn geweest, wie zal jullie dan het ware goed toevertrouwen? 12. En als jullie niet te vertrouwen zijt geweest met andermans goed, wie zal jullie dan toevertrouwen wat jezelf toebehoort? 13. Geen knecht kan twee heren dienen, want hij zal of de een verfoeien en van de ander houden, of zich hechten aan de eerste en de ander verachten. Je kunt niet tegelijk God dienen en de geldduivel.’ 14. De farizeeën, die op geld belust zijn hoorden dit alles en lachten Hem uit. 15. Hij zei tegen hen: ‘U wilt bij de mensen voor rechtvaardig doorgaan, maar God kent uw hart; wat de mensen hoogschatten, is een gruwel in Gods oog.’
Vragen ter bezinning of ter bespreking 1. Het geld regeert de wereld! Ga je hiermee akkoord? 2. Hoe komt het toch dat mensen zo graag ‘in het geld zwemmen’? Vanwaar die sterke aantrekkingskracht? 3. Wie onbetrouwbaar is in het kleine, is het ook in het grote. Akkoord? 4. Hoe ga je zelf om met geld? Heb je er al vrienden mee gemaakt? Toelichting bij het thema In gesprekken tussen mensen gaat het heel vaak over geld. Geld is wat telt. Geld regeert de wereld. Voor het slijk der aarde hebben mensen alles veil. Voor geld gaan alle deuren open, het is een sleutel die op alle sloten past. Voor geld worden soms – 1429 –
de mooiste idealen opgeofferd en vergeten. Het geld dat stom is, maakt recht wat krom is. Het snoert dikwijls de mond en het kan veel vuil toedekken. Natuurlijk is geld onmisbaar, maar we moeten het wel goed gebruiken. Vooral de evangelist Lucas wijst herhaaldelijk op de gevaren van geld en rijkdom. ‘Wee jullie rijken, wee die nu voldaan zijn’, zegt hij in de vlakterede (6, 24-25). In de parabel van de verloren zoon (15, 11-32) beschrijft hij iemand die heel zijn bezit verkwanselt in een losbandig leven. En kort na de parabel van de onrechtvaardige rentmeester vertelt hij over de rijke vrek en de arme Lazarus (16, 19-31): de rijke die weigert mee te delen met Lazarus voor zijn deur, heeft hier op aarde zijn portie al gehad. Maar na zijn dood vist hij achter het net en ziet het eeuwige geluk aan zijn neus voorbijgaan. Volgens Lucas zijn geld en rijkdom levensgevaarlijk. Waarschijnlijk schrijft hij voor een gemeenschap met nogal wat rijken. Hij merkt hoe velen zich door geld en bezit laten inpalmen, waardoor ze zich helemaal afsluiten voor de waarden van Gods koninkrijk. Hun ogen gaan dicht en hun hart versteent. Op de hoogste trap van consumptie en weelde vergeten ze vlug dat het leven een geschenk is en dat de mooiste dingen van het leven gratis zijn en met geen geld te koop. Ook als mens zijn rijken vaak ongenietbaar. Vastgeketend aan hun dwaze begeerten, verkommert hun ‘hart’. Ze worden dikke egoïsten, die niemand meer zien staan en niemand meer nodig hebben, God niet en de evenmens niet. Ze sluiten zich op achter hoge omheiningen en schermen zich af met vervaarlijke waakhonden en gesofisticeerde alarmsystemen. De rijkdom verblindt hen en wordt álles voor hen. Ze leven zelfgenoegzaam op een eiland, vervreemden van het echte leven en als ze niet uitkijken, worden ze zoals de hebzuchtige boer uit die andere bekende parabel van Lucas. Die droomde alleen maar van grotere schuren, maar nog diezelfde nacht stierf hij. En dan volgt dit meewarige slotvers: ‘Zo vergaat het iemand die rijke schatten verzamelt voor zichzelf en niet voor God’ (12, 13-21). Lucas spoort zijn lezers daarom aan omzichtig met geld en bezit om te springen. Hij roept hen op sober te leven. In plaats van hun rijkdom op te potten en steeds maar te vergroten, moeten zij die met anderen delen en er zo voor zorgen dat er in hun midden geen enkele noodlijdende meer is. Lucas beklemtoont dit zeer sterk, niet alleen in zijn evangelie, maar ook in zijn tweede boek, de Handelingen van de Apostelen. Daarin vertelt hij over christenen die alles gemeenschappelijk bezitten, die have en goed verkopen en uitdelen onder allen, naar ieders behoefte (lees bijvoorbeeld 2, 41-47; 4, 32-37).
Verklaring van de bijbeltekst Eerst een woordje over de parabel van de onrechtvaardige rentmeester, die onmiddellijk voorafgaat. Het is een straf verhaal met een gedurfd schokeffect, omdat een onrechtvaardige rentmeester er in geprezen wordt. De man in kwestie is een soort econoom of boekhouder aan wie een rijke heer het beheer van zijn bezittingen had toevertrouwd. In plaats van betrouwbaar te zijn en zijn werk goed te doen, verkwist hij het bezit van zijn heer. Hij wordt dan ook terecht ontslagen en aan de deur gezet. De rentmeester vecht deze beslissing niet aan. Gewiekst als hij is, blijft hij echter niet bij de pakken zitten. Onmiddellijk neemt hij maatregelen. Hij scheldt de schul– 1430 –
denaars van zijn heer een gedeelte van hun schuld kwijt en laat de contracten in die zin wijzigen. Op die manier maakt hij hen tot zijn vrienden, zodat hij na zijn ontslag altijd weet waarheen. Van deze onrechtvaardige rentmeester en hoe hij te werk gaat, kunt ge veel leren, zegt Jezus. Ook gíj moet u vrienden maken met behulp van de ‘geldduivel’. Letterlijk staat er ‘de onrechtvaardige mammon’. ‘Mammon’ is een Aramees woord voor vermogen en profijt en had reeds in de joodse literatuur een negatieve bijklank. Jezus gebruikt deze term om de voosheid en de ijdelheid aan de kaak te stellen van een materialistische levenshouding, die zo sterk met het eigen ‘ik’ begaan is, dat zij geen oog meer heeft voor het leed van de armen en nog minder voor God. Hij ziet de mammon haast als een anti-goddelijke macht. Jezus noemt hem ‘onrechtvaardig’, niet omdat geld op zich onrechtvaardig is, maar omdat men er vaak verkeerd en onrechtvaardig mee omgaat. Men kleeft er gemakkelijk aan vast en maakt er de belangrijkste prioriteit van, terwijl men het wezenlijke uit het oog verliest. Geld moet rollen, zegt Jezus, het moet ten dienste staan. Het is bedoeld om er vrienden mee te maken en zo - eens - het eeuwige leven te verwerven. ‘Ontvangen worden in de eeuwige tenten’, noemt Lucas dat, een gedachte die hij nadien verder uitwerkt in de bekende parabel van de rijke vrek en de arme Lazarus. Geld dient niet alleen om uitbundig feest te vieren, maar ook om er de armen die voor je deur liggen mee te voeden en te kleden. Het moet ten dienste staan van de vriendschap en de broederlijkheid onder alle mensen, zonder onderscheid. Is dat geen prachtige boodschap? Vandaag komt daar helaas veel te weinig van terecht, want overal woedt oorlog en miljoenen mensen sterven van honger en ontbering. Neem nu het terrorisme, dat na de verschrikkelijke gebeurtenissen van 11 september 2001 in New York en Washington steeds maar toeneemt. Natuurlijk moet het bestreden worden. De vraag is echter hoe dat best gebeurt. Door de bewapening drastisch op te drijven en in Star Wars-programma’s te investeren? Door van vergelding, straf en wraak een oplossing te verwachten? Door het principe ‘oog om oog, tand om tand’ toe te passen? Door oorlog met oorlog te bestrijden? Neen, zegt Jezus. Oorlog is geen geneesmiddel, het is de ziekte zelf. We kunnen de voedingsbodem van het terrorisme maar wegnemen door de moslims tot vriend te maken, bijvoorbeeld door in Afghanistan en Irak genereus opbouwprojecten te financieren in plaats van oorlogen. Met ons geld moeten we geen nieuwe wapens maken of uitvinden, maar menselijkheid, begrip en solidariteit bevorderen. We moeten uitstijgen boven het egoïsme van onze eigen groep - als wíj het maar goed hebben! - en ons geld gebruiken voor medemensen in nood, waar ook ter wereld. Het kwade kan enkel door het goede overwonnen worden, bijvoorbeeld door de Sahara om te toveren tot een vruchtbaar gebied of door lepra en aids weg te nemen. Niet door niets ontziende macht, oorlog of meedogenloos optreden brengen we vrede op aarde. Wel door vindingrijkheid van de goedheid, vriendschap en milde mededeelzaamheid. Jezus’ volgende woorden (verzen 10-12) handelen over betrouwbaarheid. Wie met geld omgaat, moet betrouwbaar zijn. De rentmeester uit de parabel was dat niet. Hij verkwistte het bezit van zijn heer en werd daarvoor terecht ontslagen. Maar Jezus ziet het veel breder en groter. Wat betrouwbaarheid voor hem betekent, legt hij uit – 1431 –
met drie tegenstellingen: het kleine tegenover het grote, de mammon of de geldduivel tegenover het ware goed, en andermans goed tegenover het eigen bezit. Wie niet betrouwbaar is in het ene, zal a fortiori ook onbetrouwbaar zijn in het andere. Misschien wordt hier wel gewezen op de fundamentele tegenstelling tussen het aardse en het hemelse. Het aardse is inderdaad klein vergeleken met het hemelse. Het aardse, waar de mammon troef is, is niet het ware goed. Het aardse behoort de mens ook niet toe zoals zijn eigen ziel, die uiteindelijk in de hemel thuishoort. Wie in het aardse onbetrouwbaar is, zal dat ook zijn in het hemelse. In vers 13 wordt gezegd dat christenen moeten weten waar hun prioriteiten liggen. Ze moeten kiezen tussen de dienst aan het aardse of aan het hemelse (tegelijk God en de mammon dienen, kan niet) en mogen zich niet zo hechten aan hun geld en bezit dat ze de Gever van alle goeds uit het oog verliezen. God moet in heel hun doen en laten op de eerste plaats komen. Geld en bezit hebben slechts een betrekkelijke waarde en volgen altijd op de tweede plaats. Alleen dán wordt het mogelijk er afstand van te doen, ze in dienst van de medemens te stellen en uit te delen en zó het eeuwige geluk te verdienen. Ware Gods-dienst kan nooit samen gaan met dienst aan de mammon. Ten slotte vaart Jezus nog uit tegen de farizeeën (verzen 14-15). Ook zij leggen verkeerde prioriteiten, omdat ze uit zijn op geld. Jezus’ woorden over juist omgaan met geld lachen ze gewoon weg. Jezus klaagt hun onoprechtheid aan. Voor de ogen van de mensen doen zij zich voor als rechtvaardigen, maar hun hart is onecht. En God kijkt naar het hart van de mens. Voor Hem is een mens waard wat hij in zijn hart waard is.
Gebed Heer onze God, vergeef ons. De armen liggen met miljoenen voor onze deur, al jaren lang, maar wij zien hen niet eens en als wij hen wel zien, krijgen ze niet meer dan de kruimels die van onze rijke tafels vallen. Heer onze God, vergeef ons. Wij kleven zo gemakkelijk vast aan geld en bezit, waardoor we steeds grotere egoïsten worden, ongenietbare mensen met een versteend hart. Heer onze God, vergeef ons. Wij menen vrede te brengen door oorlog te voeren en geweld te gebruiken, in plaats van ons geld te gebruiken in dienst van de menselijkheid, de vriendschap en de solidariteit. Heer onze God, leer ons beter omgaan met geld en rijkdom. Herinner er ons telkens weer opnieuw aan dat we het geld niet mogen oppotten voor onszelf, maar dat we het moeten meedelen met mensen in nood. Heer onze God, leer ons betrouwbaar zijn in het kleine en in het grote. Leer ons hoe we met ons geld vrienden kunnen maken en zorg ervoor dat we de waarden van het hart en van uw koninkrijk nooit uit het oog verliezen. Amen.
Sylvester Lamberigts VERANTWOORDEL. UITG. J.P. VERMASSEN, HAACHTSESTEENWEG 579, 1030 BRUSSEL
– 1432 –
Bijbel en Bezinning CENTRUM VOOR ARBEIDERSPASTORAAL – DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT 24 (2005) NR 1
Wonen Uit het boek van de profeet Nehemia 5, 3-13 (NBV) Na de ballingschap keren de Joden terug naar Jeruzalem. In die periode is de priester en schriftgeleerde Ezra hun leider, maar naast hem staat de pionier en landvoogd Nehemia die zorgt voor een godsdienstig reveil. Immers, in de ballingschap waren de Joden vervreemd geraakt van hun eigen godsdienst. Ook treft Nehemia de aangepaste maatregelen om de stad opnieuw bewoonbaar en de samenleving opnieuw leefbaar te maken. Maar dat is niet zo eenvoudig want er zijn veel mistoestanden, luister maar!
3. Anderen zeiden: ‘We hebben onze akkers, wijngaarden en huizen in onderpand gegeven om graan te kunnen kopen nu er honger heerst’. 4. Weer anderen zeiden: ‘We hebben onze akkers en wijngaarden moeten belenen om de belasting aan de koning te kunnen betalen. 5. En nu onze akkers en wijngaarden in het bezit van anderen zijn, moeten we onze zonen en dochters als slaaf verkopen. Sommige van onze dochters zijn al slavin. Wij staan machteloos! Maar we zijn toch van hetzelfde vlees en bloed als onze volksgenoten, onze kinderen zijn toch niet minder dan die van hen!’ 6. Ik werd woedend toen ik hun klachten en aangedragen feiten hoorde. 7. Ik ging bij mezelf te rade en besloot de vooraanstaande burgers en bestuurders ter verantwoording te roepen. Ik verweet hun dat zij rente van hun volksgenoten verlangden. 8. In een grote vergadering die ik met het oog op hun gedrag bijeen had geroepen, zei ik tegen hen: ‘Voorzover het ons mogelijk was, hebben wij de Joodse volksgenoten die zich aan vreemden hadden moeten verkopen, terug gekocht. En nu moeten we zelfs volksgenoten vrijkopen die door u worden verkocht!’ Ze zwegen, ze wisten niet wat ze moesten zeggen. 9. Ik vervolgde: ‘Wat u doet, is niet goed. Heb toch, bij alles wat u doet, ontzag voor onze God, anders haalt u zich de hoon van de vijandelijke volken op de hals! 10. Ook ik, mijn broers en mijn mannen hebben geld en graan uitgeleend. Laten we nu de schuld kwijtschelden! 11. Geef hun daarom vandaag nog hun akkers terug, hun wijngaarden, olijfbomen en huizen, en scheld de rente kwijt van het geld en het graan, de wijn en de olie die u aan hen hebt geleend.’ – 1433 –
12. Toen zeiden ze: ‘We zullen alles teruggeven en niets vorderen. We zullen doen wat u zegt,’ en in aanwezigheid van de priesters die ik had laten komen, liet ik hen zweren dat ze woord zouden houden. 13. Vervolgens schudde ik de plooi van mijn mantel uit en zei: ‘Zo zal God iedereen uitschudden die zich niet aan deze afspraak houdt. Uitgeschud en berooid zal hij zijn, zonder huis of have.’ Alle aanwezigen riepen: ‘Amen’ en ze loofden de Heer. Iedereen kwam zijn belofte na.
Vragen ter bezinning of ter bespreking 1. Vertel eens even hoe belangrijk huis en have voor jou zijn? Al ooit slachtoffer geweest van brand of watersnood? 2. Hoeveel procent van je inkomen wil je maximaal aan je huishuur of lening besteden? 3. Zie je in jouw omgeving daklozen? Al eens met hen gepraat over hun problemen? 4. Hoe ervaar je in jouw gemeente de politieke inzet voor sociale woningen? En wat met het OCMW, wat kan dat beter doen? 5. Wat te denken van al die vreemdelingen die hier hun geluk komen zoeken en voor wie in onze gemeente geen plaats is? Toelichting bij het thema Nehemia, de zoon van Chakalja, die schenker was bij de Perzische koning Artaxerxes, hoorde hoe triestig het gesteld was met de stad Jeruzalem. Hij krijgt toelating van de koning om de stadsmuren te herstellen. Wanneer hij in 458 in Jeruzalem komt, merkt hij dat er heel wat meer stuk is dan alleen maar de muren. In diezelfde periode zijn veel Joden teruggekeerd naar hun vaderstad. Deze mensen leven in erbarmelijke omstandigheden. Ze hebben praktisch geen geld, geen zaaigoed, geen meubels en geen woning. Diegenen die op zoek gaan naar hun huis en landbouwgronden ontdekken al vlug dat die ingenomen zijn door de thuisblijvers of door diegenen die collaboreerden met de vijand. Prettige thuiskomst moet dat geweest zijn! De priester Ezra en de landvoogd Nehemia proberen dan een aantal hervormingsmaatregelen door te voeren. Ze wijzen iedereen op hun sociale en religieuze plichten zodat er een leefbaar klimaat voor arm en rijk ontstaat. Zo is er meer kans dat iedereen opnieuw meer godsdienstig kan leven. Verklaring van de bijbeltekst De boeken van Ezra en Nehemia vormen eigenlijk één geheel en zijn nauw verbonden met de auteur van het boek 1 en 2 Kronieken, geschre– 1434 –
ven om en rond de vijfde eeuw v. C. Ze behandelen vooral de geschiedenis van Israël na de ballingschap. Belangrijke onderwerpen zijn: het herstel van de tempel van Jeruzalem, de muren van de stad en de tegenstand daarbij van de autoriteiten, de naleving van de wet van Mozes en het herstel van de Joodse gemeenschap als volk van God. Wat ons hier vooral interesseert, is de zorg van Nehemia voor het sociale onrecht dat hij overal bespeurt en waartegen hij intens reageert. De plaatselijke autoriteiten van Trans-Eufraat vonden dit niet leuk, want zij vreesden aan macht en rijkdom te moeten inboeten (2, 10). Maar Nehemia laat zich niet doen. Hij weet zich gesteund door Jahweh. Om zich tegen de vijand en plunderaars te beschermen, begint hij de stadsmuur opnieuw op te bouwen. De plaatselijke gezagsdragers zien dit als een opstand tegen de koning. Maar Nehemia zet door. Maar de vijand, het onrecht zit vooral ook binnen de muren. De Joden worden geplaagd door groot sociaal onrecht. Wat ze ook maar beginnen - huizen bouwen of het land bebouwen -, het kost hen handenvol geld. Omdat ze niets bezitten, moeten ze alles ontlenen tegen enorme rente. Eigenlijk moeten ze werken voor niet(s). Dit is een economisch bestel dat de rijken almaar rijker maakt en de armen almaar armer. Nehemia roept dan de burgerlijke autoriteiten samen en hij verwijt hen dat dit niet langer kan. Hij berispt hen en stelt hen voor algemene kwijtschelding van schulden te verlenen. Gelukkig zal dit voorstel aanvaard worden en bezegeld met een eed. Hij stelt zichzelf als voorbeeld (v. 14) door te zeggen dat hijzelf als gouverneur nooit geprofiteerd heeft van zijn job, zich nooit rijk heeft gemaakt op de kap van de armen. Heel deze tekst schijnt toepasselijk te zijn op de situatie van vandaag. Nog altijd buiten de rijke landen de arme uit en leggen hen zeer zware lasten op zodat ze nooit uit de ellende geraken. Denk maar aan de economische onderdrukking van Afrika en van bepaalde Zuid-Amerikaanse landen. Het is wel opvallend dat na de zondvloed in Zuid-Oost-Azië de meeste wereldleiders voorstellen om de schuldenlasten te herzien of kwijt te schelden. Anders heeft de wederopbouw geen enkele kans. Hier, dichter bij ons, zien we gelijkaardig onrecht gebeuren. Armen, vluchtelingen en asielzoekers worden maar al te vaak uitgebuit door huisjesmelkers en werkgevers zodat deze mensen nooit uit de problemen geraken. Ook zíj moeten met een nieuwe lei kunnen beginnen, want anders achtervolgen de schulden hen levenslang. Een woning hebben, degelijk gehuisvest zijn… het is een noodzakelijk gegeven voor ieder mens om aan het sociaal-culturele en maatschappelij– 1435 –
ke leven te kunnen deelnemen. Een geschikte woning vinden is niet altijd vanzelfsprekend. Er zijn de hoge huurprijzen, de belabberde kamers, de verloederde buurt, de voortdurende uitbuiting. De overheid bekommert zich te weinig om al deze problemen, waardoor de criminaliteit en het onveiligheidsgevoel steeds maar toenemen. Een degelijk dak boven je hoofd is een noodzakelijke voorwaarde om op een goede manier te kunnen deelnemen aan het dagelijkse leven. De overheid zal haar verantwoordelijkheid maar opnemen als ze zich geruggensteund weet door de bevolking. Met zijn allen moeten wij de politici het signaal geven dat wij sociale huisvesting belangrijk vinden, ook al komt dit ons misschien niet persoonlijk ten goede. Lied: Ik zoek een land (H. Jongerius) Ik zoek een land waar vrede is Waar haat en nijd verdwenen is En waar de mensen hand in hand Tezamen leven in dat land. Ik zoek een stad waar vrede is Waar eenzaamheid te dragen is En waar de mensen zorgen dat Er niemand doodloopt in die stad. Ik zoek een huis waar vrede is Waar liefde ons tot woning is En waar de mensen last en kruis Tezamen dragen in dat huis. Ik zoek een mens die vrede is Die ons een weg tot leven is En die de mensen op doet staan De handen aan de ploeg doet slaan. Ik zoek een land dat niet bestaat Een droom die haast verloren gaat Een stad, een huis, een luchtkasteel O God, vraag ik misschien te veel?
Documentatie - Jan Fokkelman & Wim Weren, De Bijbel Literair, Meinema & Pelckmans. - Martin Woodrow, Mensen in de bijbel, Altiora - Averbode. - Internationaal commentaar op de Bijbel, Kok - Kampen.
Marc Dierickx VERANTWOORDEL. UITG. J.P. VERMASSEN, HAACHTSESTEENWEG 579, 1030 BRUSSEL
– 1436 –