Bibliotheek „ K O O P DE W A A R H E I D EN V E R K O O P ZE NIET" Spreuken 2 3 : 2 3 onder redactie van P. Kuijt t e G o u d a
Naar de
film? neen ! door P. Kuijt
Negende Jaargang N o . 3 - 1 9 5 6 .
DOEL
DER U I T G A V E N :
1.
verspreiding van actuele lectuur o p Reformatorische grondslag.
2.
geven van bekendheid aan principe van Christelijke Kweekschool
3.
vormen van e e n kas v o o r behoeftige leerlingen, studerenden
o p Reformatorische G r o n d s l a g t e G o u d a . aan de C h r . Kweekschool t e G o u d a .
j
H E T O N T S T A A N DER
FILMKUNST
W e horen en lezen in de dagbladen meer over de film, dan over het W o o r d des Heeren. V o o r a l voor ouders en mensen, die in deze dagen van verval met de jeugd in aanraking komen, is het noodzakelijk, dat zij iets van de film afweten. Jonge mensen v r a gen naar argumenten; het wekt verzet, wanneer ze het gevoel krijgen, dat we ons er met een Jantje v a n Leiden af maken. Daarom mogen we eerst wel iets zeggen van het ontstaan van de filmkunst. Z e is de jongste van haar twee „ z u s j e s " : de danskunst, de toneelkunst, en dan komt het jongste „ z u s j e " , de filmkunst. De dans dankt haar ontstaan aan de bezwerende kracht van de beweging, waaraan de heiden grote waarde hecht. Door eigenaardige bewegingen, zo meent de heiden, is het mogelijk invloed uit te oefenen op de omgeving. De machten v a n natuur en geesten tracht hij te bezweren door zijn dans. W a t hem bedreigt, tracht hij op die wijze af te weren; zijn dans dient tevens om zichzelf te bevrijden van de angsten, die hem beklemmen. D e bewegende mens stelt zich bezwerend tegenover het bij uitstek bewegingloze: de dood. In de dagen, waarin Rome in voorspoed leefde, werden danseressen gehuurd, die verre v a n gunstig bekend stonden. Zelfs Cicero, Romeins zedenleraar, zei: „ N i e m a n d danst als hij nuchter is, tenzij hij waanzinnig i s " . V a n Augustinus, de kerkvader der vierde eeuw, is het bekende w o o r d : ,,De dans is een cirkel, in het middelpunt waarvan de d u i v e l " . Ziehier de wortel, waaruit alle dans opkomt, zoals ze thans in de vorm v a n de balletkunst v o l drift wordt beoefend in Amerika, Engeland, Frankrijk, de Sowjet U n i e en ook in ons land. ( V o o r a l na de tweede wereldoorlog.) D e oorsprong van het toneel ligt evenzeer in het heidendom, dat feest viert tot eer der goden. V o o r a l de goden der liefde en de god van de drank werden in het toneel hoog'lijk geëerd. De „ b e s t e " toneelspelers wonnen de harten v a n het volk. Busten van zo'n toneelspeler werden gretig gekocht en in de woningen der toneelliefhebbers geplaatst. O o k tegen het toneel treden de kerkvaders in alle ernst en heftigheid op. D e walgelijkste taferelen worden vertoond. D e onzedelijkheid wordt daarin ten top gevoerd. M e n vertelt van keizerin 3
Theodosia, de knappe gemalin van keizer Justinianus, dat ze zelf geheel naakt optrad. Z o komen we tot het ontstaan van de filmkunst. E e n nieuwe vinding tot vermaak. In 1829 was de heer Plateau in Brussel overgelukkig, toen hij verschillende plaatjes, die bewegende figuren voorstelden, op een ronde schijf bracht en deze liet draaien achter een plaat met een kleine opening. W a t aardig ! Kinderspeelgoed. M a a r men zag wat bewegen. Z o d r a de fotografie zich meer ging ontwikkelen, werd de mogelijkheid om mensen, dieren en figuren, in verschillende standen vast te leggen op een gevoelige plaat, geboren. Een eigenaardige eigenschap v a n het netvlies van het oog maakt het mogelijk om deze foto's, als ze snel op elkaar volgen, de indruk te laten maken, alsof ze bewegende mensen of dieren voorstellen. V o o r a l toen de bekende Edison op de gedachte kwam, de filmstrook geperforeerde randen te geven, was het al heel leuk geworden. Het schokkende idee van de voortbewegende strook was weg. In een kelder aan een van de Parijse boulevards werd de eerste bioscoop ter wereld geopend in het jaar 1895. Oudere mensen zullen het zich misschien nog wel herinneren, dat i n 1897 bij het vertonen van zo'n film b r a n d ontstond. N i e t minder dan 180 ménsen verloren bij de filmbrand bun leven. Het was, of de Heere de mensheid wilde waarschuwen voor de filmmanie, die losbarstte. Deze waarschuwing is niet ter harte genomen. In betzelfde jaar draaide in A m e r i k a , waar buitengewoon grote belangstelling was voor de fimindustrie, een film van 3500 m lengte; ze stelde een bokswedstrijd voor. D e Amerikanen waren door het dolle heen. Een en ander kostte veel geld en dat moest er op de een of andere wijze uitkomen. E r moesten kijkers komen; duizenden. E n om mensen te krijgen moet men tegemoet komen aan de smaak van het publiek, v a n de massa. W i e het verst durfde te gaan in de richting van wat opwindend was, wat de zinnen streelde, had de meeste kans op een volle bioscoop, 't W e r d steeds meer interessant; teksten ter verklaring tussen de plaatsjes en tenslotte de muziek en de geluidsfilm. Meerdere brave lieden trachten de film meer en meer te dringen in de richting van wat men kunst pleegt te noemen. V o o r a l de industrie, die op winst uit is en het publiek, dat steeds dieper wegzinkt naar het normen-loze leven, gespeend van alle moraal, houden de film i n de sfeer van het amusement, het vermaak. W e willen maar zwijgen van wat zich verder onder het vertoon van deze duivelse kunstenmakerij afspeelt in de donkere ruimte, waar de verhitte menigte bijeen zit. W i e dit stukje historie aandachtig heeft gevolgd, zal begrijpen, hoe de mens der laatste eeuwen bezig is, de hem geschonken 4
gaven aan te wenden tot verderf v a n zichzelf en zijn medemens. Heel eenvoudig is men begonnen: men sprak van „Bibberfotografie". E e n dansend meisje, een schreeuwende baby, een dronken vent, werden vertoond. In kermistenten kwam dat spul terecht; de aardigheid was er gauw af. Verbeteringen maakten het mogelijk de Parijse onderwereld op het doek te brengen. E r k w a m meer leven in de brouwerij. In het Amerikaanse H o l l y w o o d ontstond zelfs een filmstad. Het enige doel was daar: dollars verdienen. W a t er vertoond werd, kwam er niet op aan. E n van A m e r i k a waaide dit verderf naar Europa; ook naar ons land. V e l e n , ook onder de filmbezoekers, vonden het wel wat bar. D a a r kon je met fatsoen je kinderen van 18 jaar niet heensturen. Z i j richtten zelfs in A m e r i k a een bond op om te komen tot vóórkeuring. Het heeft weinig mogen baten. Geraffineerd bleef de wijze, waarop het schunnigste, al w e r d het niet rechtstreeks vertoond, werd gewekt in de verhitte fantasieën van het voor het merendeel jeugdige filmpubliek. D e Amerikanen, die met veel geld uit Europa de beste filmspelers naar hun werelddeel lokten, hebben jarenlang op dit terrein de toon aangegeven. W e l hebben zij in de dertiger jaren een felle concurrent gekregen in de Russen. ( W e herinneren ons nog uit die jaren, hoe verrukt men was over ,,De pantserkruiser P o temkin".) In de tweede wereldoorlog zijn de Amerikanen even wat ernstiger geworden. M e n wülde uit de Bijbel verhalen verfilmen. Films kwamen er als: „ H e t zevende gebod", „Josef en de v r o u w van Potifar", „Simson en D e l i l a " , „ D a v i d en Bethseba". Ontzettend ! ! Gods W o o r d wordt verlaagd tot een boek, dat stof mag leveren voor films, die seksuele en onkuise opwinding kunnen teweegbrengen. Z o heeft men Gods W o o r d geplunderd om de satan te dienen. Het schijnt, dat men er genoeg v a n heeft. Misschien vond men niet voldoende „ s t o f " meer in de Bijbel voor zedenschandaaltjes. Goed onthouden ! het geldverdienen is bij de filmmaatschappijen de enige drijfveer. D a t er miljoenen door ten verderve gaan, daarom bekommeren zij zich allerminst. D a t is hun zaak ! Z e k e r , zo tussendoor wel eens een braaf en fatsoenlijk filmpje, anders loopt men gevaar, dat mensen, die nog een beetje geweten hebben, te veel in actie komen. Laat ieder, die in de verleiding komt, een filmpje te gaan zien, eens bedenken, waaraan hij zijn geld, nog erger zijn ziel, offert.
5
MEEGESLEURD W e willen trachten, U iets te laten aanvoelen van de macht van de film. V o o r w a a r geen gemakkelijke taak, omdat velen der oudere lezers niet die macht hebben ondervonden en wie wel eens naar de film ging, zal misschien die invloed onbewust hebben ondergaan. Het is vooral de psychische zijde, die we hier hebben te belichten: de inwerking op het zieleleven v a n de mens. V a n het beest, dat uit de zee opkwam en op zijn tien hoofden een naam had van godslastering, staat geschreven, dat de gehele aarde zich verwonderde achter het beest. (Openbaring 1 3 : 3 . ) W i e even doordenkt over de geraffineerde wijze, waarop de filmoperateur beslag weet te leggen op het publiek, zal enigermate verstaan, hoe het mogelijk is, dat de gehele aarde zich zonder tegenstand onderwerpt aan de geweldige macht, die het beest uit de zee, ook door de film, kan uitoefenen op de bewoners van deze aarde. Vergeet niet, dat volgens een nauwkeurige berekening in 1950, per week ruim 30O miljoen mensen de bioscoop bezochten ! Vergeet niet, dat er alleen in ons land bijna 550 bioscopen zijn. Dat in Nederland tenminste 90 miljoen mensen per jaar naar de film zitten te kijken. E n dat terwijl allerlei gelegenheden tot vermaak als radio, televisie, toneelvoorstellingen, sportwedstrijden enz. miljoenen bij miljoenen ook intens dag in dag uit bezighouden en aftrekken v a n de dienst des Heeren. D e gehele aarde verwondert zich achter het beest. V o o r een niet gering deel dankt dit beest de verwondering die het wekt, aan de film. Terecht wordt er gezegd: „ D e film spreekt een wereldtaal". Sedert de spraakverwarring v a n Babel mogen de volken gescheiden zijn door verschil in taal en gedachtenleven; in de film wordt (met een kleine wijziging in de weinige gedrukte toelichtingen tussen de plaatjes) deze scheiding opgeheven, juist omdat de film een beroep doet op het onbewuste driftleven van de mens. N i e t op het normale gedachtenleven wordt een beroep gedaan. N e e n , veeleer wordt dit uitgeschakeld. Zelfs bezwijmingsverschijnselen zijn onder het zien v a n bepaalde films geen zeldzaamheid. O n z e tijd vraagt elk ogenblik v a n de dag geconcentreerde aandacht. Langs de weg kunnen we geen seconde suffen: 't gevaar v a n te verongelukken dreigt elk ogenblik. E é n mensenleven meer of minder speelt geen rol meer. D e zakenman heeft op zijn kantoor nauwelijks gelegenheid zich één ogenblik te bezinnen; de telefoon rinkelt de hele dag. Onze kinderen hebben geen ogenblik rust om op hun gemak eens wat te lezen, of een kalm gesprek met hun ouders te voeren. E n zie, nu kan de bioscoop juist in deze tijd erop bogen, het publiek een uur of wat geheel te kunnen losmaken van de roezige buitenwereld. In zo'n 6
zaal is immers niet de minste afleiding. Niets trekt de aandacht, dan wat voor het publiek „leeft" op het witte doek. Alleen wat de leider van het „ s p e l " , dat met de ziel wordt gespeeld, door de oog- en oorpoort tot de naar het doek starende bezoeker w i l doen doordringen, vertoont hij. V e r d e r ligt alles in de schaduw. D i t spel-met-de-ziel zouden we kunnen vergelijken met iemand, die in een vreemde omgeving, waar alles pikdonker is, een donkere stem hoort zeggen: „ V o l g t U dit lampje, ik breng U , waar ik w i l , dat ge komen zult". D i t is niet overdreven: vergeet niet, dat de looptijd v a n een film varieert van één tot soms meer dan twee uur. Tussendoor gaat het licht niet een- of andermaal aan; er wordt geen pauze gegeven, waarin een kopje thee kan worden gedronken. M e n kan niet ophouden met kijken, zoals men een boek even kan wegleggen; men kan niet terugbladeren om zich even te bezinnen over wat wordt geboden. Neen ! geen moment krijgt het publiek de gelegenheid tot de werkelijkheid terug te keren. Onafgebroken verkeert men in spanning. M e n wordt geleefd ! W e kunnen slechts even aanstippen, welk een geweldige macht er van een film uitgaat. Letten we bijvoorbeeld op wat wordt vertoond. Hetgeen op het doek verschijnt, wordt zo zeer als werkelijkheid aan het publiek opgedrongen, dat het als zodanig wordt beleefd. Het is niet „netecht", maar „echt". Vlammen flakkeren werkelijk om de wieg van de baby in het brandende huis. D e auto, die op een helling in een ravijn stort, doet de toeschouwers de adem inhouden. Gaat U zo maar voort. Zeker, we weten, dat de bioscoopbezoeker van tegenwoordig niet meer als enige jaren geleden naar een emmer water grijpt om de brand te blussen, of gaat gillen, als er een ongeluk gebeurt. Desniettemin doorleeft hij niet minder diep de schijn-werkelijkheid, die voor zijn geest heen zich beweegt. Heel het gevoelsleven wordt in beroering gebracht in de donkere zaal door wat zich voor het oog voltrekt. E n dat niet alleen, de uitgebeelde daden worden zó ingeleefd, dat ze niet meer die van een ander zijn, maar van allen, die toezien. Daarin ligt een der grootste gevaren van de film. De meegesleurde toekijkers gewennen er aan, dat ze tot daden kunnen komen, zonder bewust het voor of tegen te hebben overwogen, daarbij in aanmerking nemend de inhoud van het zedelijk bewustzijn, de sprake van het geweten, het oordeel van het denkend verstand. M e n gewent aan een daad-zonder-dat-men-er-bij-dacht; ,,'k deed het zonder erg"; ,,'k deed het niet expres"; ,,'k had het gedaan, eer 'k er over na kon denken". Straks gaan we hierop nog iets dieper i n . 't Moordende in de bioscoopzaalbeleving is, dat het individu niet alléén iets beleeft, wat griezelig, zondig, gemeen is. Juist 7
het samenzijn maakt brutaal; doet niet weglopen, geeft een gevoel van veiligheid op een onveilige plaats. H e t gaat lijken, of het „ m a g " , toch nog geoorloofd is; 't is niet gek, als je er allemaal naar kijkt. Geheel de opbouw van de film is er blijkbaar op ingesteld, de toeschouwers onafgebroken in spanning te houden. Onophoudelijk vragen nieuwe beelden een levendige belangstelling. W e zeiden het reeds: E r is geen tijd om even tot jezelf te komen. D e film spaart haar minnaars niet; naar vermoeidheid wordt niet gevraagd; de spanning wordt steeds hoger opgejaagd; men wordt meegesleurd tegen w i l en dank; aan kritiek, aan wat vertoond wordt, ook al gaat het tegen alles in, waarin men is opgevoed, komt men niet toe. Bij rustig nadenken zult U besef/en, hoe ön-menselijk dit is. D e mens als redelijk-zedelijk wezen laat het verstandelijk overleg varen, laat alle zedelijke waarden los en laat zich iets opdringen, wat hij wellicht onder normale omstandigheden had verworpen. Een bioscoopbezoeker, aan wie dit wordt voorgehouden, zal het wellicht ontkennen. E e n reden temeer om de geweldige macht v a n de film te vrezen, omdat degenen, die onder haar macht komen, zich er totaal aan over gaan geven en zichzelf met deze macht gaan vereenzelvigen. D i t bereikt de film vooral, doordat de toeschouwer wordt gedwongen tussen schriele tegenstellingen te kiezen. Het onwaarachtige van wat vertoond wordt, het G o d onterende en zedeloze wordt niet onderkend. D e toeschouwer komt onder hypnose. Eigenlijk hebben we hiermede de kern v a n de zaak nog niet geraakt. Hét maakt een groot verschil uit, of we naar iets kijken, wat een ander doet en dit kunnen beoordelen, misschien w e l veroordelen, of dat we ons in wat we zien doen zo gaan verdiepen, dat het onze daad wordt. W a t de persoon, die i n de vertoning handelt en spreekt, doet, verschijnt aan de toeschouwers, zoals hij dat w i l . W a t hij lelijk vindt, verschijnt als lelijk; wat hij meent ongestraft te kunnen doen, verschijnt als zodanig; hetgeen waarvoor hij zich angstig maakt, verschijnt als angstig. Het standpunt, dat de ontwerper v a n de film inneemt, komt op het witte doek. E n het is zeer moeilijk, schier onmogelijk, om hier ons standpunt, als dit anders zou zijn, tegenover te plaatsen. De film laat de toeschouwers schreien om wat hij verdrietig vindt, hij laat ze gieren v a n de lach, hij laat ze spotten om wat hij belachelijk en bespottelijk vindt. Dat iets niet belachelijk of bespottelijk is, omdat het als zodanig wordt voorgesteld, het dus zo wordt gemaakt — de toeschouwer komt als regel niet zo ver, dit te bedenken. Allerlei technische snufjes werken dit verschijnsel, dat toch wel hoogst bedenkelijk is, in de hand. H e t regiem v a n Hitier heeft met dit middel kans gezien zelfs 8
professoren tenslotte te winnen voor een propaganda, waar de leugen duimen dik bovenop lag. Genoeg menen we de enorme macht van de film op de ziel van de mens, die ze geheel onder haar beslag brengt, te hebben aangetoond, om te weten, dat ieder, die zich meent daaraan te kunnen wagen, zich blootstelt aan een vreselijk bederf naar ziel en lichaam. Afgezien van al het zedeloze en prikkelende, dat er wordt vertoond, is het mens-onwaardig, zich zó aan iets of iemand over te geven, dat eigen denken en oordelen en willen daarbij totaal buiten werking worden gesteld. GEVOLGEN V A N VERVLAKKING E N
VERVELING
H e t is geen wonder, dat ook de kerkelijke mensen, kerkse ouders, ambtsdragers in de gemeente, zich met dit ontzettend k w a a d zijn gaan bezighouden. E r is een Christelijke F i l m A c t i e in het leven geroepen, die zich ten doel stelt, het dreigend gevaar te keren, door in de hand te werken het vertonen van goede films. W e kunnen lezen, wat de Synoden der Gereformeerde kerken en der Christelijk Gereformeerde kerken er van hebben te zeggen. W e r k e l i j k , er zijn mensen „ v a n gereformeerden huize", zo men dit pleegt te noemen, die menen, dat in het geloof nog veel te redden is, v a n wat jarenlang was verknoeid. D e kinderen der duisternis zijn in dit opzicht dikwijls verstandiger dan de kinderen des lichts. W e behoeven heus niet „ z w a a r op-de-hand" te zijn, wereldmijdend, levensvijandig, of hoe men ons dan ook betitelen moge, om doordrongen te zijn van het grote gevaar van de bioscoop. Reeds het woord, „ b i o s c o o p " toont ons, hoe door en door bedriegelijk en leugenachtig het filmspel is. „ B i o s c o o p " betekent niets anders dan levensbeschouwer. Ja !, liet men in de bioscopen het werkelijke leven maar zien. W a t zouden ze gauw leegstaan, die plaatsen, waar satan zijn winsten boekt, zonder dat het hem enige moeite kost. M e n zou moeten tonen, dat een leven buiten Gods gunst op een eeuwige ondergang uitloopt. In de bioscoop krijgen we nooit die werkelijkheid te zien. W e l k een vervalsing, de bedriegelijke schijn van een leven, dat gebouwd is op leugen en bedrog ! W e merkten op, dat velen, zeer velen, die met G o d en gebod geen rekening houden, het gevaar van de film hebben aangetoond. Een vriend van M o s k o u beweerde nog voor kort, dat bij de moderne mens de kijk op het hele leven sterk wordt beïnvloed door de film. V r o e g e r was het 't gezin, de kerk, de school, die de jonge mens vormden. D e meerderheid v a n het hedendaagse publiek wordt gemodelleerd door de film. Misschien vinden we 9
deze zienswijze wel wat overdreven. D o c h wilt U dan wel bedenken, dat de mens v a n deze eeuw geen basis meer heeft. W e l licht hebben wij v a n ouders, grootouders, dominee's, onderwijzers nog wel wat meegenomen het leven i n , we houden er rekening mee in ons leven; er zijn beginselen, dingen v a n waarde, die we maar niet zo maar zonder meer op zij zetten. O m maar heel aan de oppervlakte te blijven: de traditie speelt in ons leven nog wel een beduidende rol. Vergeet dan niet, dat de moderne mens (en helaas leeft dat ook bij onze jonge mensen) aan traditie, beginselen, dingen, die voor ons waarde, geestelijke waarde hebben, geen prijs meer stelt. Daarmede verliest hij alle grond onder de voeten. V o o r hoevelen blijft er niets anders over, dan wat er wordt voorgetoverd op het witte doek. V o o r miljoenen zou de wereld leeg zijn, merkt eerdergenoemde bewonderaar van het Communisme op, als er geen film meer was... Onwillekeurig denken we hier terug aan de geweldige rol, die het spel in de arena speelde in Rome. M a a r 't was een verderfelijke rol. Rome is er aan ten ondergegaan. E n hoe zal de westerse wereld het maken, als de huiskamers steeds leger worden, de bioscopen met de dag voller ? V e r v e l i n g dreef de Romeinse bevolking in oude tijden van hoogconjunctuur naar de arena. In onze tijd is het niet anders. A v o n d aan avond heeft de arbeider vrij. Heeft zijn gezin financiële zorgen, dan ligt het aan de wijze, waarop met het geld wordt omgesprongen; er is geld genoeg 's zaterdags. Behoefte om er wat bij te verdienen, voor de moeder om 's avonds wat te naaien, te hersteilen, ze is er niet meer. D e verveling drijft naar de radio, de opwindende lectuur, naar het sportveld, en vooral naar de bioscoop. E n de v e r v l a k k i n g zorgt er voor, dat het lege hart voor een ogenblik zich verzadigd gevoelt met de zwijnendraf van wat de wereld biedt aan zonde en ongerechtigheid. A R M E JEUGD Het is uit het voorgaande duidelijk, dat de invloed van de film op de jeugd veel groter moet zijn dan op de volwassene. D e jeugd heeft, veel meer dan vroeger het geval was, de binding met het verleden verloren en stelt zich op wat het heden biedt. W e willen hiermede niet zeggen, dat de jeugd v a n nu slechter is dan van een kwart eeuw terug; neen, de jeugd is anders, wordt door de ouders ook anders gemaakt. W e kunnen dit duidelijk maken met de verhouding tussen een jongen en een meisje. In vroeger jaren w e r d over deze omgang gesproken met vriendjes en vriendinnetjes; men zag eens wat, men hoorde wat. H o e reiner de omgeving, hoe minder de jonge 10
mensen in aanraking kwamen met liefdesaffaires, die de toets van Gods W o o r d niet konden doorstaan. M a a r nu ? Jonge kinderen komen in de bioscoop, de prenten aan de i n gang beelden het reeds uit, in aanraking met liefdeshistories, waarvan ze beter niets hadden kunnen zien. W a t in het onreine hart sluimert, wordt daar wakker geroepen. Een fantasiewereld wordt daar geschapen, die bij het verlaten van de bioscoop doorwerkt in dagdromen, voor zich uit staren, i n gesprekken voortleeft. De vroegrijpheid van de jeugd vindt hier haar oorsprong. Kijk eens naar de kleding, de haardracht, de manieren van de jonge mensen, die trouw naar de bioscoop gaan; ze dragen het stempel van een of andere uitverkorene, die met applaus w e r d begroet op het doek. V a n d a a g is déze ster het ideaal, morgen een andere. Een sprekend voorbeeld van deze machtige invloed willen we noemen. W i e draagt er thans geen kangeroejack ? W e spraken een textielfabrikant, die ons vertelde, dat deze kledingstukken in het begin niet „liepen". Toen hebben enkele filmsterren dit jack aangetrokken. Tegen vergoeding ! ! „ D e gehele aarde v e r w o n derde zich achter het beest." D e film richt onder de jeugd een verdwazing aan, die vreselijk is. W e denken aan de filmsterclubs in A m e r i k a . Gedurende zekere tijd staat in het middelpunt van de jeugdige belangstelling een of andere heer of dame, die op het toneel een bijzonder goed figuur maakt. Foto's worden er van deze filmster bij honderdduizenden verhandeld. O o k onze kinderen lopen met die „leuke vent" of „die knal-meid" in hun zak. In A m e r i k a is het nog veel erger. Daar gaat de verering van deze duivelskunstenaren een vorm aannemen van afgoderij. Een avond per week wordt aan een bepaalde uitverkoren ster gewijd; de jongelui bespreken alles, wat ze van deze ster kunnen zeggen; ze bezoeken de films, w a a r i n hij of zij optreedt; uit kranten en tijdschriften wordt alles bijeengeplakt, wat over deze mensen is te lezen. Is het niet ontzettend ! Afgoderij in de meest gruwelijke v o r m ! E n deze waait ook over naar ons land. Let op U w kinderen als 't u blieft. Scheur direct al deze rommel stuk. O p het doek verschijnt een ster, die meestal een heel jeugdige rol speelt en de begeerte wekt bij de jeugd, ook zo te gaan leven, ook zo zich te gaan gedragen. V o o r a l is het aantrekkelijk, w a n neer een jongen zich zelfstandig gaat gevoelen, zelfstandig gaat handelen, tegen de w i l van ouders in, en het dan toch maar lekker goed met 'm uitkomt. Geen wonder, dat zulke jongemensen een afkeer krijgen van alle tucht en de vrijheid propageren tegenover alle gezag. Vanzelfsprekend komt de „ l i e f d e " er ook heel dikwijls bij te 11
pas. D e kinderen leren al vroeg de kunst van het flirten. Het meisje moet zich zo en zo gedragen, dan heeft ze de grootste kans voor sportief gehouden te worden. Is heel dit satanisch gedoe niet de opium voor onze jongemensen, waardoor ze hun ziel verwoesten ? H i e r wordt de spot gedreven met G o d en godsdienst; hier wordt meer geleerd (van het kwade) dan waar ook. Immers, de jongelui nemen alles, wat er vertoond wordt, kritiekloos aan. Z e gaan hun gedrag regelen naar wat daar is te zien en te beleven is geweest. O o k in ons land zijn de voorbeelden voor het grijpen, dat de jeugd kwam tot allerlei misdrijven, die vaak verschrikkelijke gevolgen hadden. E n dan wat niet openbaar komt. H e t spreekt vanzelf, dat we jongemensen, die hier de smaak van te pakken hebben, niet meer thuis hebben, niet meer thuis houden. Z e vinden het huiselijk leven uitermate saai. Het gezin biedt niets voor de overspannen verbeelding van wie een paar keer „ g o e d " naar de bioscoop is geweest. W e hebben wel jongelui ontmoet, die van hun baas geld weggapten om 's avonds naar de film te kunnen gaan ! T o t ze tegen de lamp liepen. D a n waren vader en moeder weer goed. Z o doet een veel groter deel van onze jeugd, dan we denken, zich te goed aan talloze sensationele vertoningen, aan tonelen van misdrijf en griezeligheden. D e wereld van bedrog en leugen, van haat en verraad wordt daar voor hen geopend. Laten we dit alles nu niet goed gaan praten. M e n zegt: „ O n z e kinderen komen daar toch niet". Helaas, helaas, we zouden U teleur moeten stellen, bitter moeten teleurstellen, wanneer we U hiervan een boekje opendeden. In sommige delen van ons land zitten de bioscopen vooral op de tweede feestdagen v o l met jongelui, die de vorige zondag twee, drie maal in de kerk zaten. V o o r a l de bioscopen in de kleinere steden, waar de jongens en meisjes van het platteland heentrekken op zaterdagavond, doen veel kwaad. E n er komt nog wat bij... het is er donker. Houdt U w kinderen toch thuis ! M a a k t het ze thuis gezellig. U zegt toch, hoop ik, niet, dat er ook wel goede films zijn ? U gaat toch, naar we hopen, niet vroom redeneren, dat de film toch ook een schepping Gods is ? D e atoombom, die twee Japanse steden met de grond gelijk maakte, kunt U op dezelfde gronden Gods schepping noemen ! M e t dit geredeneer geeft U U w kinderen de vinger, en zij nemen wel de hele hand. E n in die hand vinden ze dan geen Bijbel, zelfs geen goed boek. W e l het verderf. Dat wilt U toch niet ? 12
Denkt U niet, dat we overdrijven. Schrijvers, die absoluut van geen godsdienst willen weten, zagen gedeelten van hun boeken op de film en walgden er van. H u n boek was een stuk handelswaar geworden. D e hoofdpersonen uit hun werk waren schunnige figuren, die alleen moesten dienst doen om de mensen het geld uit de zak te kloppen. H e t gaat immers altijd om het lollige, het komische, het humoristische ? M e n gaat toch niet naar de bioscoop om een zwartgallige bui te krijgen ? Die w i l je er juist kwijt raken ! E r moet muziek bijkomen, dans met cirkelende rokken. Een boek geeft altijd nog gelegenheid om te denken, om het weg te leggen en de volgende dag nog eens te lezen. D e film dringt met een grenzenloze brutaliteit op, wat de filmoperateur belangrijk vond om veel publiek te trekken. Terecht zegt iemand, die het wten kan: ,,Het bewegende beeld, dat bepaald wordt door het voorafgaande en het volgende, schakelt alle mogelijkheid van denken en overwegen uit". Z o is het. A l s duizend mensen een boek lezen, zullen ze duizend verschillende opvattingen en gevoelens omtrent dit boek hebben en over de onderscheiden personen, die er in voorkomen. M a a r als zo'n boek wordt verfilmd, verandert dit: dan is er maar één mening, één opvatting mogelijk. Althans op het ogenblik, dat men naar het doek staart. Juist daarin — we wezen er al eerder op — schuilt het on-menselijke v a n de film: het vermoordt des mensen persoonlijkheid en brengt de mens in de waan, dat hij geen verantwoordelijkheid draagt voor de daden die hij toch als zijn daden beleeft en aanvaardt. Geen persoonlijk inzicht komt er bij te pas, geen vraag aan het geweten. Hoe gemakkelijk worden de grenzen van fatsoen en eerbaarheid overschreden, zonder dat men dit aanvoelt als een moord op eigen ziel. H e t bedriegelijke is dan, dat men alom spreekt van filmkunst. Alsof dit iets met kunst had te maken ! Allerlei spiegels en vensters moeten op geraffineerde wijze worden aangebracht om de spanning erin te brengen. Iemand heeft gezegd: een film is een geraamte, waaraan men zeer overdreven moord- en doodslagtaferelen en sentimentele flauwiteiten ophangt. E n dat alles onder hels geraas van muziek van de minste soort. Een goed boek kan de mens stichten. Dat kan de film nooit, omdat zij de mens zijn eigen leven ontneemt en er voor in de plaats stelt iets wat opgedrongen wordt, maar toch als iets eigens vrijwillig wordt aangenomen. W e merkten het reeds eerder op, deze enkele opmerkingen, die tot en met heel het filmgedoe veroordelen als een lauw en akelig tijdverdrijf, zijn afkomstig van lieden, die regelmatig voor „ontspanning" naar de bioscoop gaan en gespeend zijn aan alle eex13
bied voor G o d en Z i j n W o o r d . Moeten dan mensen, die zich Christenen durven noemen, zich overgeven aan dit mens-onwaardig spel met hun ziel ? „EN W A T DE MENS DAARTOE TREKKEN
KAN"
, , E n wat de mens daartoe trekken k a n . " D i t zijn woorden uit onze catechismus, uit vraag en antwoord 109. V o o r onze ogen staan daar in een hoofdstraat i n felle kleuren met lichtende letters de figuren en hun verklaringen, die de zinnen van het voorbijgaand publiek reeds motten prikkelen, vóór ze naar het loket stappen om een kaartje te kopen. U heeft dat toch ook wel gezien in onze steden, nu zelfs al in vele onzer dorpen ? „ A l s deze film heel veel mensen trekt en er kolommen v o l in de kranten over zijn geschreven ( t l leest dat niet, maar die knaap van 16?), dan staat tevens bij dit alles, wat de seksuele begeerten moet pnikkelen: „Doorlopende vertoning". Houdt U toch die kranten uit de deur, die behalve de aankondigingen van prikkelende filmtitels ook nog de „korte i n h o u d " weergeven. Z o u het nodig zijn, eerst eens wat knipsels af te drukken, eer U w ogen opengaan voor de ellende, die reeds zo'n krant i n U w gezin brengt ? O m maar niet van „ M a r g r i e t e n " en „ L i b e l l e s " te spreken. „ E n wat de mens daartoe trekken k a n " , zegt de Catechismus. D a a r valt dan toch zeker ook wel onder de lectuur, die U w huis binnenkomt onder het motto, dat er in dat blad zulke aardige patroontjes staan. V i n d t U ook niet ? E E N DOEKJE VOOR H E T
BLOEDEN
V a n 1918 tot 1926 hebben de Kamers gezwoegd om een Bioscoopwet in het Staatsblad te krijgen, die het mes er eens i n zou zetten ! Geen voorstelling meer, of B. en W . moeten eerst hun toestemming hebben gegeven. Een landelijke commissie zal eerst alle films, die men vertonen w i l , keuren. Bij de ingang van de bioscoop moet staan, of de film toegang verleent aan lieden boven of beneden de 18 jaar. E e n film kan verboden worden; er kunnen ook stukken uitgehaald worden, die strijdig zijn met „de goede zeden". (Dwaasheid natuurlijk: scheur uit een gemeen boek nu eens een paar bladzijden: 14
dan verandert de totale sfeer van z o n boek toch niet ?) K a n er veel bij door ? O f pakt men de zaak streng aan ? In feite interesseert ons deze vraag niet. Heel de beweging is uit den boze; ook van de boze. V o o r zover wij zijn ingelicht, gaat de keuringscommissie met de moraal van het publiek mee. Rome heeft het nodig geoordeeld voor bioscopen, waar de Roomse leken toestemming ontvangen eens te gaan kijken, een strenge nakeuring te houden. E n . . . bij Rome kan er ook nog al wat bij door. A l worden films, waarin wordt vertoond, hoe ongeboren kinderen worden vermoord en waarin op geraffineerde wijze voorlichting wordt gegeven, hoe gruwelijke schunnigheden straffeloos kunnen worden verdoezeld, natuurlijk ook afgekeurd en geweerd. Trouwens, wat Rome doet, is op zichzelf nog extra gevaarlijk. W a n n e e r bij een filmbespreking staat: ,,Alleen voor ervaren personen ", dan prikkelt dit zo de nieuwsgierigheid van de nietervarenen, dat er geen houden meer aan is. D e filmondernemers zorgen zelf wel voor dergelijke aanduidingen. Het verbodene trekt meer dan wat algemene instemming vindt. A r t i k e l 36 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis eist van de Overheid, dat wordt uitgeroeid alles, wat aftrekt van Gods gebod. In plaats van het ontzettend bioscoopkwaad te beteugelen, worden door subsidies in de hand gewerkt de overtredingen van het gebod, dat nooit straffeloos kan worden wederstreefd: „Zijt heilig, want Ik ben heilig". Kent U de bioscooppaleizen in de steden, waar de bouw dezer verderfzaaiende instellingen gelijke tred hield met de bouw v a n woningen en kerken ? „ N U GIJ L A U W ZIJT
"
In de oorlogsdagen hebben de bioscoophouders het moeilijk gehad. W a t er vertoond mocht worden, was Nazi-propaganda. D e zaken gingen slecht. T o e n k w a m de bevrijding ! , , 0 man, als je nou eens iets moois wilt zien, dan moet je naar die invasiefilm gaan kijken. Schitterend, gewoonweg." E n ons volk, afgemat en suf geworden onder honger en ellende, leefde weer op. In de bioscoop kon je terecht. Daar knapte je op ! Jongen, jongen, en dan „ D e slag om A r n h e m " . Zo werd de weg geëffend naar de bioscoop. E r schenen ook wel goede films te zijn. Het filmpje met het schuine kantje, dat er nog even achteraan kwam, werd op de koop toe genomen. „ D a a r hoefde je niet naar te kijken, als je niet 15
wilde ", zei men heel devoot. Z o begaf menig man, menige vrouw, met medenemen van hun jongens en meisjes, zich naar de plaatsen, waar het rijk van de duivel dag in dag uit wordt in de kaart gespeeld. Z o kwamen duizenden brave, kerkse mensen in de paleizen, die zoveel bekoring hebben voor ons zinnelijk-ingesteld vlees. E n nu zit men er mee ! De Hervormde, de Gereformeerde, de Gereformeerde Gemeente jeugd gaat naar de bioscoop. Neen, we spreken hier niet over een percentage. H i e r 80 % tegen daar 50 % en daar 1 0 % . W a t betekent dat? Het kwaad vreet voort als de kanker. D e helft van de jongemensen der Gereformeerde kerken in Amsterdam gaat regelmatig naar de bioscoop. Z e g maar niet: „ O c h , och, dat is toch erg ! " Het is erg, ontzettend. Temeer, waar men nog durft zeggen, dat deze jeugd daar nog een zoutend zout kan zijn M a a r , ik zou U willen smeken: let op U w eigen kinderen. ,,Het k w a a d , " zeide de ouderling, die reeds gebogen ging onder zijn jaren, „het kwaad zit niet daar, dominee (en hij wees ver weg naar de rookpluimen van de fabrieksschoorstenen ener verre stad), neen dominee, het zit hier, h i e r . " ( E n hij verrees moeizaam van zijn stoel en klopte vanuit de consistoriekamer op de muur van de kerk.) W i l t U zo goed zijn, dit te onthouden ? W e zijn namelijk bang, dat we in dit opzicht niet vrij zijn van de lauwheid der Laodicese gemeente. V e e l wordt er getwist, veel wordt er over twist gesproken. Telkens laait het twistvuur, ook op kerkelijk erf, hoog op. A l s U de moeite zou nemen, eens naar een eenvoudig kind van G o d te gaan, dat buiten dit gewoel mag leven en U mocht eens luisteren, zou het wel kunnen gebeuren, dat U binnen enkele minuten hoorde, waar U w en mijn plaats is, en het zou helemaal geen vraag meer zijn, hoe de zaken liggen, waar de dagen aan besteed zijn om ze te bespreken en duizenden vellen papier mede zijn volgedrukt om ze uiteen te zetten. M a a r . . . het gevaar, dat onze jongemensen bedreigt, nu de bioscoopdeur ook voor het kerkvolk openstaat, wat bekommeren we er ons weinig over. T e r w i j l U zit te bomen met een heet hoofd en een koud hart, breekt misschien in U w eigen huis de hang naar wereldse zaken zo los, dat er geen houden meer aan is. T e r w i j l wij in 1953 sliepen, braken de dijken door D a n helpt er geen praten meer. D a n is het voor velen beslist. „ N u gij lauw zijt ." D e baas van de bioscoop is koud. Het laat hem koud, hoe het geld bij hem in het laatje komt. A l s het moet langs de bevrediging van seksuele hartstocht, best, men krijgt z'n zin. 16
A l s er in ons hart één sprankje gloed zou mogen zijn, gewerkt door Gods Geest, voor de ere Gods, we zouden waken en bidden, en niet schipperen. E N DE LUTHERFILM DAN ?
*
Het is nog niet zo lang geleden, dat de Lutherfilm draaide. Een nieuwe gelegenheid voor duizenden, die nog nooit i n de bioscoop waren geweest om nu toch eens te gaan kijken. W e willen hier kort zijn. O m deze film klaar te krijgen voor het gebruik, moet daar veel meer aan te pas komen dan we bevroeden. In ieder geval is het wel zeer belangrijk, dat er wordt uitgezien naar een filmacteur, die de rol van Luther zal spelen. H i j moet zo ongeveer zich i n denken, hoe Luther geworsteld heeft met de vraag, hoe hij rechtvaardig zou kunnen verschijnen voor G o d . H i j moet zich geheel inleven in de bekering van Luther, i n al zijn zielestrijd, ook na dien, in zijn gebedsleven, zijn prediking. Goed, er schijnen personen te zijn, die voor veel geld zich daarvoor wel willen geven. N u denkt U zich i n , dat U een bekeerde vader hebt. W a t er omgegaan is, voor hij mocht weten, dat er een weg des behouds ook voor hem was, U heeft het van nabij meegemaakt. Hoe zou U het nu vinden, als dit nu eens gespeeld werd, i n U w bijzijn ? U zoudt het heiligschennis vinden ! U zoudt er tegen protesteren, misschien wel trachten om deze diepe belediging van het werk Gods in het hart van U w vader met geweld tegen te gaan. U zoudt het profanie noemen, een door het slijk sleuren van wat heilig is. D e n k t U het U maar eens i n . Hoe is het dan mogelijk, dat iemand het durft te bestaan, een film te verdedigen, waarin het werk van Gods Geest spel w o r d t ! ! N o g één stap en we zijn bij een film over Jezus' kruislijden. H o e mooier deze filmacteur de rol van Christus speelt, hoe dieper bewondering men voor hem (een mens) heeft. , , W a t deed die kerel het keurig, je werd er koud v a n , " hoort men zeggen. D i t is vreselijk. Iemand nadoen is altijd lelijk; maar het diep-geestelijk leven naspelen, dat is het werk van satan. N o g altijd en door alle eeuwen zal het W o o r d des Heeren gelden: ,,Het geloof is door het gehoor, en het gehoor door het gepredikte W o o r d G o d s " . O f dacht U , dat het nodig zou zijn, dat er een nieuwe Bijbel kwam, omdat de oude niet meer met de tijd mee kan ? Gods W o o r d houdt langer stand dan de film, wees daar zeker van ? 17
W e verwerpen dan ook alle ,.christelijke" filmacties, ook wanneer deze door de school terrein zoeken te veroveren. Eén film maken kost, w i l ze 100 minuten draaien, zo ongeveer f 500.000,—. Hieruit alleen al volgt, dat er nooit aan te beginnen is, ook maar ooit één film te laten vervaardigen, die nog ergens op zou lijken, stel dat het mogelijk en geoorloofd was. M e n moet het doen met wat de wereld afgedankt heeft, omdat het flauwtjes was. Neen ! nooit zal de film, zo men beweert, het middel kunnen zijn, waardoor ook maar één mensenkind ontdekt wordt aan zichzelf en als een verloren zondaar gegrepen wordt, wanneer hij denkt te moeten verzinken in een eeuwige nacht. D a n had de Heere Simon de Tovenaar ook wel gebruikt in Z i j n wijngaard. M a a r hem w e r d gezegd: „ U w geld zij met u ten verderve". Het is nog altijd het ene woord, dat de Heere door Z i j n Geest belieft te schrijven op de wanden van de ziel van een aan zichzelf w a n hopend zondaar, dat hopen doet op eeuwig behoud. ZONDER
G O D IN D E
WERELD
Het levend geloof gaat hoe langer hoe meer ontbreken, ook in de kerk. E n alleen dat kan een rust en verzadiging schenken aan het hart van de mens, dat onrustig is tot het rust vindt in G o d . Z o n d e r dat geloof is het leven leeg, is alle vermaak hol, is er geen verzadiging, maar een eeuwige honger en kommer te wachten. E n toch zoekt de mens, ook de moderne mens, naar vervulling van zijn naar verzadiging schreeuwend en behoeftig hart. In de oorlog moest in plaats van het voedend brood verzadiging worden gezocht in het vervangingsmiddel. Zo zoekt de mens, en als we niet bewaard blijven, ook onze jongeren, zo zoekt de mens vervulling van zijn behoeften in een schijnwereld, waarmede hij straks zal verzinken in een eeuwige en bange nacht. W a t is voor hem schoner schijnwereld dan wat hem op het witte doek wordt voorgetoverd. Het is een ogenblik echt en wordt als heus doorleefd. Het bioscoopwezen en al wat er naar zweemt, zijn middelen in de hand van de antichrist, die tracht op deze wijze de wereld en ook het kerkvolk achter zich te krijgen. Alles wat in ons vermogen is, zullen we moeten inspannen om hiertegen verzet aan te tekenen. E n ach, hoe zullen we kunnen, tenzij in ons hart iets is gelegd door Gods Geest van de vreze des Heeren, die het kwade h a a t ! V o o r a l voor onze ouders en ook voor ambtsdragers, die bij hun huisbezoek met deze droeve zaken in aanraking komen, hebben 18
we een en ander neergeschreven. W e hebben ons in verschillende boeken en brochures verdiept om een klein beetje mee te kunnen praten over het ontzettend gevaar, dat onze gezinnen bedreigt. Eens werd het heidendom gebracht aan de voeten van het kruis. De kerk van Christus bloeide. M a a r in haar rust verging de ijver voor Gods eer, de liefde tot de waarheid. De zuivere klaarheid van een leven in heiligheid en deugd ging verloren. Gods vijand kwam en zaaide zijn onkruid in Gods akker. H i j kwam in het kleed van een bittere vijand, maar ook wel eens gehuld in het blinkend satijn van een christen. E n tot de kerk des Heeren ging uit de mond van weinige getrouwe wachters op Sions muren de roepstem uit om zich niet te mengen met de goddeloosheid en de ongerechtigheid van allen, die weigeren te buigen onder het juk van Christus' W o o r d . A c h , hoevelen hebben in weerwil van de smeekstem van Gods knechten, hun geweten verkracht door 's Heeren geboden te verlaten en de wereld te volgen op haar heilloos pad ! W i e een vriend van de wereld w i l zijn, maakt G o d tot een vijand. Is er groter afgod dan onze begeerlijkheid en de wellust van ons vlees ? Is er wreder afgod, daar hij nooit verzadigd raakt ? W e jagen naar eer, naar pracht, naar grootsheid van dit leven. Trouweloos wordt de Heere verlaten, D i e ons zovele weldaden heeft bewezen. Z i j n heilige wegen worden verlaten, steeds meer. Geen glans straalt meer van Gods kerk af. E n de macht van het rijk der duisternis neemt toe. Heel de wereld volgde het beest na. D e reformatie beginne in ons hart, in ons gezin. O , als we G o d eens naar Z i j n W o o r d mochten eren... W a a r in de Christenheid 't N u gans vervallen leidt V o l bittere krakelen T o t laster en oneer V a n Jezus en Z i j n leer W i e zal die wonden helen ! De ijver is verkoud; D e zonden menigvuldig; D e eerste liefd' geweken. D e kerk is overstroomd, Verbasterd en ontvroomd M e t allerlei gebreken. 19