30 maart t/m 2 april 2015 week 14
In de Grote Kerk van de Hervormde Gemeente Sliedrecht
Stille Week
BEZINNINGSAVONDEN Thema:
Zicht op het lijden Vier stemmen uit het lijdensevangelie naar Johannes
Maandag 30 maart één mens sterft Kajafas: “Het is nuttig, dat een ten behoeve van het volk.”
Ds. J.F. Tanghé Orgel: Martin Zonnenberg
Dinsdag 31 maart Petrus: “Dat ben ik niet”
Ds. H.J. van der Veen Orgel: Arjan Versluis
Woensdag 1 april Pilatus: “Ik vind geen schuld in Hem.”
Prop. A.J. den Besten Orgel: Jaco van der Graaf
Aanvang:
19.15 uur
Donderdag 2 april Het volk: “Niet Deze, maar Barabbas.”
Dr. M. Klaassen Orgel: Kees Kraaijeveld
Maandag 30 maart - 19.15 uur Ds. J.F. Tanghé Orgel: Martin Zonnenberg Schriftlezingen: Gijsbert Baan en Jaap Braaksma Gedichten: Irene en Frank Dunsbergen De stem van Kajafas: Het is nuttig, dat één mens sterft ten behoeve van het volk.
Dinsdag 31 maart - 19.15 uur Ds. H.J. van der Veen Orgel: Arjan Versluis Schriftlezingen: Willem ’t Jong en Gert Vink Gedichten: Niels Boele en Jaco van Dam De stem van Petrus: Dat ben ik niet.
Woensdag 1 april - 19.15 uur Prop. A.J. den Besten. Orgel: Jaco van der Graaf Schriftlezingen: Gert Harrewijn en Johan Schouten Gedichten: Roy Kroon en Esther Slieker De stem van Pilatus: Ik vind geen schuld in Hem.
Donderdag 2 april - 19.15 uur Dr. M. Klaassen Orgel: Kees Kraaijeveld Schriftlezingen: Mees van de Graaf en Margareth Spijkers Gedichten: Timo Gort en Marieke Smits De stem van het volk: Niet Deze, maar Barabbas.
Na de laatste bezinningsavond mag u de liturgie meenemen naar huis.
Maandag 30 maart 2015 Begroeting Zingen: Gezang 192: 1, 2 en 6 (LdK) 1. O kostbaar kruis, o wonder Gods, waaraan de Prins der glorie stierf; ik wil om U zijn zonder trots, ik acht verlies wat ik verwierf.
2. Bewaar mij dat ik roemen zou dan in mijns Heren Christi dood. Al wat ik anders noemen zou is niets bij dit mysterie groot.
6. De aarde zelf is veel te klein voor wie U waarlijk loven wil. Uw liefde is een groot geheim, zij vraagt geheel mijn hart en ziel.
Gedicht Gebed Zingen: Psalm 35: 5 en 7 (NB) 5. Zij scholen samen als ik lijd, over mijn leed zijn zij verblijd. Zij spotten in hun goddeloosheid, bedelven mij onder hun boosheid. O Heer, hoelang nog ziet Gij toe? Zijt Gij hun brullen nog niet moe? Verlos mij als uw onderpand, uit klauw en tand en tegenstand.
7. Zij spreken toch van vrede niet, maar zij beogen ons verdriet. Zij brengen haat en nijd en schande over de stillen in den lande. Zij lachen met wijdopen mond. O Heer, die aller hart doorgrondt, zie hoe zij spotten over mij: luister, o God, ga niet voorbij.
Schriftlezing: Johannes 11: 45-54 (NBG)
45.Velen der Joden dan, die tot Maria gekomen waren en aanschouwd hadden wat Hij gedaan had, geloofden in Hem; 46. maar sommigen van hen begaven zich naar de Farizeeën en zeiden hun, wat Jezus gedaan had. 47. De overpriesters en de Farizeeën dan riepen de Raad samen en zeiden: Wat doen wij, want deze mens doet vele tekenen? 48. Als wij Hem zo laten geworden, zullen allen in Hem geloven en de Romeinen zullen komen en ons zowel onze plaats als ons volk ontnemen. 49. Maar één van hen, Kajafas, de hogepriester van dat jaar, zeide tot hen: Gij weet niets, 50 en gij beseft niet, dat het in uw belang is, dat één mens sterft voor het volk en niet het gehele volk verloren gaat. 51. Doch dit zeide hij niet uit zichzelf, maar als hogepriester van dat jaar profeteerde hij, dat Jezus zou sterven voor het volk, 52. en niet alleen voor het volk, maar om ook de verstrooide kinderen Gods bijeen te vergaderen. 53. Sinds die dag dan beraadslaagden zij om Hem te doden. 54. Jezus dan bewoog Zich niet meer vrij onder de Joden, maar vertrok vandaar naar de landstreek dicht bij de woestijn, naar een stad, Efraïm genaamd, en Hij bleef daar met zijn discipelen.
Zingen: Psalm 43: 1 en 2 (OB) 1. Geduchte God, hoor mijn gebeden; strijd voor mijn recht, en maak mij vrij van hen, die, vol arglistigheden, gerechtigheid en trouw vertreden, opdat mijn ziel Uw naam belij’ en U geheiligd zij.
2. Mijn God, ik steun op Uw vermogen, gij zijt de sterkte van mijn hart; waarom verstoot Gij m’ uit Uw ogen, waarom ga ik terneergebogen, door ‘s vijands wreed geweld benard, gestaag in ‘t aaklig zwart?
Schriftlezing: Johannes 18: 12-14 (NBG)
12. De afdeling soldaten dan en de overste en de dienaars der Joden namen Jezus gevangen, boeiden Hem, 13. en brachten Hem eerst voor Annas, want hij was de schoonvader van Kajafas, die dat jaar hogepriester was; 14. en Kajafas was het, die de Joden de raad had gegeven: Het is nuttig, dat één mens sterft ten behoeve van het volk.
Meditatie: Johannes 18: 14 “Het is nuttig, dat één mens sterft ten behoeve van het volk” Stilte Orgelimprovisatie Zingen: Gezang 189 (LdK) 1. Mijn Verlosser hangt aan ‘t kruis, hangt ten spot van snode smaders. Zoon des Vaders, waar is toch uw almacht thans, waar uw goddelijke glans?
3. Mijn Verlosser hangt aan ‘t kruis. Zou ik dan in droeve dagen troost’loos klagen? Als ik naar zijn kruis mij richt, valt mijn eigen last mij licht.
2. Mijn Verlosser hangt aan ‘t kruis, en Hij hangt er mijnentwegen, mij ten zegen. Van de vloek maakt Hij mij vrij, en zijn sterven zaligt mij.
4. Mijn Verlosser hangt aan ‘t kruis! ‘k heb mij, Heer, voor dood en leven U gegeven. Laat mij dan in vreugd en pijn met U in gemeenschap zijn.
Gedicht Dankgebed Slotlied (staande): Gezang 182: 1, 4 en 6 (LdK) 1. Jezus, leven van ons leven, Jezus, dood van onze dood, Gij hebt U voor ons gegeven, Gij neemt op U angst en nood, Gij moet sterven aan uw lijden om ons leven te bevrijden. Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer.
4. Alle leed hebt Gij geleden, Gij gedragen met geduld. Als een worm zijt Gij vertreden zonder schuld, om onze schuld, opdat wij door U verheven als verlosten zouden leven. Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer.
6. Dank zij U, o Heer des levens, die de dood zijt doorgegaan, die Uzelf ons hebt gegeven ons in alles bijgestaan, dank voor wat Gij hebt geleden, in uw kruis is onze vrede. Voor uw angst en diepe pijn wil ik eeuwig dankbaar zijn.
Heenzending Wij verzoeken u in stilte het kerkgebouw te verlaten!
Dinsdag 31 maart 2015 Begroeting Zingen: Gezang 192: 1, 3 en 6 (LdK) 1. O kostbaar kruis, o wonder Gods, waaraan de Prins der glorie stierf; ik wil om U zijn zonder trots, ik acht verlies wat ik verwierf.
3. O angst en liefde, ondereen vermengd als water en als bloed, zij wijzen naar het wonder heen van Hem die op de aarde boet.
6. De aarde zelf is veel te klein voor wie U waarlijk loven wil. Uw liefde is een groot geheim, zij vraagt geheel mijn hart en ziel.
Gedicht Gebed Zingen: Gezang 177: 1, 2 en 6 (LdK) 2. ‘k Zie U, God zelf, in eeuwigheid geprezen, 1. Leer mij, o Heer, uw lijden recht betrachten, tot in de dood als mens gehoorzaam wezen, in deze zee verzinken mijn gedachten: in onze plaats gemarteld en geslagen, o liefde die, om zondaars te bevrijden, de zonde dragen. zo zwaar moest lijden. 6. Daar Ge U voor mij hebt in de dood gegeven, hoe zou ik naar mijn eigen wil nog leven? Zou ik aan U voor zulk een bitter lijden mijn hart niet wijden ?
Schriftlezing: Johannes 6: 67-69 (HSV)
67. Jezus dan zei tegen de twaalf: Wilt u ook niet weggaan? 68. Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, naar wie zullen wij heengaan? U hebt woorden van eeuwig leven. 69. En wij hebben geloofd en erkend dat U de Christus bent, de Zoon van de levende God.
Zingen: Psalm 6: 1, 2 en 4 (OB) 1. O HEER’, Gij zijt weldadig; straf mij niet ongenadig in Uwen toornegloed, ai, matig Uw kastijden; sla mij met medelijden, gelijk een vader doet.
2. Vergeef mij al mijn zonden, die Uwe hoogheid schonden; ik ben verzwakt, o HEER! Genees mij, red mijn leven; gij ziet mijn beend’ren beven; zo slaat Uw hand mij neer.
4. Keer eind’lijk, HEER, toch weder; mijn ziel buigt zich terneder, ai, red haar van ‘t verderf; sla mijn ellende gade, tot roem van Uw genade, en help mij, eer ik sterf.
Schriftlezing: Johannes 18: 15-27 (HSV)
15. En Simon Petrus volgde Jezus, evenals een andere discipel. Die discipel nu was een bekende van de hogepriester, en hij ging met Jezus het paleis van de hogepriester binnen. 16. Petrus echter stond buiten bij de deur. De andere discipel dan, die een bekende van de hogepriester was, ging naar buiten, sprak met de portierster en bracht Petrus binnen. 17. Het dienstmeisje dan, de portierster, zei tegen Petrus: Bent ook u niet een van de discipelen van deze Mens? Hij zei: Dat ben ik niet. 18. En de slaven en de dienaars hadden een kolenvuur gemaakt, omdat het koud was, en stonden zich te warmen. Petrus stond zich bij hen te warmen. 19. De hogepriester dan ondervroeg Jezus over Zijn discipelen en over Zijn onderricht. 20. Jezus antwoordde hem: Ik heb openlijk gesproken tot de wereld; Ik heb altijd onderwezen in de synagoge en in de tempel, waar de Joden altijd samenkomen, en Ik heb niets in het verborgen gesproken. 21. Waarom ondervraagt u Mij?
Ondervraag hen die gehoord hebben wat Ik tot hen gesproken heb; zie, dezen weten wat Ik gezegd heb. 22. En toen Hij dit zei, gaf een van de dienaars die daarbij stond, Jezus een slag in het gezicht en zei: Antwoordt U zo de hogepriester? 23. Jezus antwoordde hem: Als Ik verkeerd gesproken heb, bewijs dan wat er verkeerd is; maar als Ik terecht gesproken heb, waarom slaat u Mij dan? 24. Annas nu had Hem gebonden naar Kajafas, de hogepriester, gezonden. 25. En Simon Petrus stond zich te warmen. Zij zeiden dan tegen hem: Bent ook u niet een van Zijn discipelen? Hij ontkende het en zei: Dat ben ik niet. 26. Een van de slaven van de hogepriester, die familie was van hem bij wie Petrus het oor afgeslagen had, zei: Heb ik u niet met Hem in de hof gezien? 27. Petrus dan ontkende het opnieuw. En meteen kraaide de haan.
Meditatie: Johannes 18: 18: “Dat ben ik niet” Stilte Orgelimprovisatie Zingen: Gezang E vers 6, 8, 9 en 10 (Bundel 1938) 6. Vergeef ons onze schulden, Heer! Wij schonden al te snood uw eer. De boosheid kleeft ons altijd aan; wie onzer zou voor U bestaan, had Jezus niet voor ons geleên? Wij schelden kwijt, die ons misdeên.
9. Want uw is ‘t koninkrijk, o Heer, uw is de kracht, uw is al d’ eer! U, die ons helpen wilt en kunt, die in uw Zoon verhoring gunt, die door uw Geest ons troost en leidt, U zij de lof in eeuwigheid.
8. Verlos ons uit des bozen macht, bescherm en sterk ons door uw kracht. Wij zijn toch zwak, zijn sterkt’ is groot, dus zijn w’ elk ogenblik in nood; Hier komt nog vlees en wereld bij, ai, sterk ons dan en maak ons vrij.
10. Ja, amen, trouwe Vader, ja, wij maken staat op uw genâ! Ons hart, o God, die alles ziet, veroordeelt ons in ‘t naad’ren niet: het zegt, daar G’ op ons bidden let, Gelovig “Amen” op ‘t gebed.
Gedicht Dankgebed Slotlied (staande): Lied 346 (ELB) 1. Ik wil zingen van mijn Heiland, van zijn liefde, wondergroot, Die zichzelven gaf aan ‘t kruishout en mij redde van de dood. Refrein Zing, o zing van mijn Verlosser, met zijn bloed kocht Hij ook mij. Aan het kruis schonk Hij genade, droeg mijn schuld en ik was vrij.
Heenzending
2. ‘k Wil het wonder gaan verhalen, hoe Hij op zich nam mijn straf; hoe in liefde en genade Hij ‘t rantsoen gewillig gaf. Refrein 3. ‘k Wil mijn dier’bre Heiland prijzen, spreken van zijn grote kracht. Hij kan overwinning geven over zond’ en satans macht. Refrein 4. Ik wil zingen van mijn Heiland, hoe Hij smarten leed en pijn, om mij ‘t leven weer te geven, eeuwig eens bij Hem te zijn. Refrein
Wij verzoeken u in stilte het kerkgebouw te verlaten!
Woensdag 1 april 2015 Begroeting Zingen: Gezang 192: 1, 4 en 6 (Ldk) 1. O kostbaar kruis, o wonder Gods, 4. Het rode bloed, zijn koningskleed waaraan de Prins der glorie stierf; bedekt het schandelijke kruis, ik wil om U zijn zonder trots, dat wordt door alles wat Hij leed ik acht verlies wat ik verwierf. de levensboom van ‘t paradijs. 6. De aarde zelf is veel te klein voor wie U waarlijk loven wil. Uw liefde is een groot geheim, zij vraagt geheel mijn hart en ziel.
Gedicht Gebed Zingen: Psalm 56: 1, 2 en 3 (OB) 2. Maar word’ ik ooit met bange vrees belaân, 1. Gena, o God, bescherm mij door Uw hand; dan zal op U mijn vast betrouwen staan. zie, hoe ik ben omringd aan allen kant; Ik prijs in God Zijn woord; ik steun voortaan zie, hoe de mens zijn boze netten spant, op Hem; zou vlees mij deren? om mij daarin te jagen. Ik vrees hen niet, die mijne smart vermeêren; Den gansen dag is ‘t oog op mij geslagen; mij, dag op dag, door lastertaal onteren; zijn list legt mij op al mijn wegen lagen; mijn woorden in een valsen zin verkeren; zijn macht vergroot mijn ongeluk en plagen; arglistig mij verraân. ontroert mijn ingewand. 3. Zij rotten saâm, en houden bozen raad, terwijl mij elk in ‘t heim’lijk gadeslaat, mijn schreden volgt, en mij naar’t leven staat, door ramp noch klacht bewogen. Zoudt Gij, o God, nog met Uw heilig’ ogen, hun boosheid zien, en straffeloos gedogen? Neen; stort hen neer door Uw geducht vermogen; uw gramschap straff’ hun kwaad.
Schriftlezing: Johannes 18: 28-32 (NBG)
28. Zij brachten Jezus dan van Kajafas naar het gerechtsgebouw. En het was vroeg in de morgen; doch zelf gingen zij het gerechtsgebouw niet binnen, om zich niet te verontreinigen, maar het Pascha te kunnen eten. 29. Pilatus dan kwam tot hen naar buiten en zeide: Welke aanklacht brengt gij tegen deze mens in? 30. Zij antwoordden en zeiden tot hem: Indien Hij geen boosdoener was, zouden wij Hem niet aan u overleveren! 31. Pilatus dan zeide tot hen: Neemt gij Hem en oordeelt Hem naar uw wet. De Joden dan zeiden tot hem: Het is ons niet geoorloofd iemand ter dood te brengen; 32. opdat het woord van Jezus vervuld werd, dat Hij gezegd had, aanduidende, welke dood Hij sterven zou.
Zingen: Gezang 42: 1, 5 en 6 (Bundel 1938) 1. Noem d’ overtreding mij, die Gij begaan hebt, het kwaad, gekruiste Heer, dat Gij gedaan hebt, waaraan uw volk U schuldig heeft bevonden, noem mij uw zonden. 5. O wonderbare Liefde, die ons denken te boven gaat, wat kan mijn liefd’ U schenken,
wat ooit bereiken d’ arbeid mijner dagen, dat U behage? 6. O Liefde, voor dit offer van uw leven, wat kan ik, dan mijzelf ten offer geven, opdat ik nooit, hetzij ik leev’ of sterve, uw liefde derve!
Schriftlezing: Johannes 18: 33-38 (NBG)
33. Pilatus dan keerde terug in het gerechtsgebouw en riep Jezus en zeide tot Hem: Zijt Gij de Koning der Joden? 34. Jezus antwoordde: Zegt gij dit uit uzelf of hebben anderen u over Mij gesproken? 35. Pilatus antwoordde: Ben ik soms een Jood? Uw volk en de overpriesters hebben U aan mij overgeleverd; wat hebt Gij gedaan? 36. Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld; indien mijn Koninkrijk van deze wereld geweest was, zouden mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd; nu echter is mijn Koninkrijk niet van hier. 37. Pilatus dan zeide tot Hem: Zijt Gij dus toch een koning? Jezus antwoordde: Gij zegt, dat Ik koning ben. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik voor de waarheid zou getuigen; een ieder, die uit de waarheid is, hoort naar mijn stem. 38. Pilatus zeide tot Hem: Wat is waarheid? En na dit gezegd te hebben, kwam hij weder naar buiten tot de Joden en zeide tot hen: Ik vind geen schuld in Hem.
Meditatie: Johannes 18: 38: ”Ik vind geen schuld in Hem” Stilte Orgelimprovisatie Zingen: Lied 299 (ELB) 1. Welk een vriend is onze Jezus, die in onze plaats wil staan! Welk een voorrecht, dat ik door Hem altijd vrij tot God mag gaan. Dikwijls derven wij veel vrede, dikwijls drukt ons zonde neer, juist omdat wij ’t al niet brengen in ’t gebed tot onze Heer. 2. Leidt de weg soms door verzoeking, dat ons hart in ’t strijduur beeft, gaan wij dan met al ons strijden, tot Hem die verlossing geeft.
Kan een vriend ooit trouwer wezen dan Hij, die ons lijden draagt? Jezus biedt ons aan genezing; Hij alleen is ’t, die ons schraagt. 3. Zijn wij zwak, belast, beladen en terneer gedrukt door zorg, dierb’re Heiland, onze toevlucht Gij zijt onze Hulp en Borg. Als soms vrienden ons verlaten, gaan wij biddend tot de Heer; In zijn armen zijn wij veilig, Hij verlaat ons nimmermeer.
Gedicht Dankgebed Slotlied (staande): Gezang 440 (Ldk) 1. Ik heb de vaste grond gevonden, waarin mijn anker eeuwig hecht: de dood van Christus voor de zonden, van eeuwigheid als grond gelegd. Die grond zal onverwrikt bestaan, als aarde en hemel ondergaan.
3. O afgrond, waarin alle zonden verzinken en niet meer bestaan ! O diep geheim van Christus’ wonden, het oordeel is te niet gedaan ! O Heer, uw bloed roept voor altijd: barmhartigheid, barmhartigheid !
2. Het is het eeuwige erbarmen, dat mijn besef te boven gaat, het zijn de liefdevolle armen, het is zijn hart, dat openstaat. Hij noodt de zondaar, Hij vergeeft die Hem het hart gebroken heeft.
4. Daarop wil ik gelovig bouwen, getroost, wat mij ook wedervaart; mij aan Gods vaderhart vertrouwen, wanneer mijn zonde mij bezwaart. Steeds vind ik daar opnieuw bereid oneindige barmhartigheid.
Heenzending
Wij verzoeken u in stilte het kerkgebouw te verlaten!
Donderdag 2 april 2015 Begroeting Zingen: Gezang 192: 1, 5 en 6 (Ldk) 1. O kostbaar kruis, o wonder Gods, waaraan de Prins der glorie stierf; ik wil om U zijn zonder trots, ik acht verlies wat ik verwierf.
5. En door zijn dood en door zijn bloed is nu de wereld dood voor mij. Ik ben gestorven, maar voor goed van heel de dode wereld vrij.
6. De aarde zelf is veel te klein voor wie U waarlijk loven wil. Uw liefde is een groot geheim, zij vraagt geheel mijn hart en ziel.
Gedicht Gebed Zingen: Psalm 22: 4 en 6 (OB) 4. Al wie mij ziet, bespot mij, boos te moê; men schudt het hoofd, men steekt de lip mij toe. Daar ik ‘t gebed tot God vertrouwend doe, moet ik nog horen: “dat God, op Wien hij steunt, hem gunstig’ oren verleen’, hem redd’; dat die nu hulp doe komen, en hem, in wien Hij heeft Zijn lust genomen, in ruimte zett’”.
6. Wees dan mijn hulp; houd U niet ver van mij; mij prangt de nood, benauwdheid is nabij; ‘k Heb buiten U, daar ik zo bitter lij’, geen hulp te wachten. Een stierenheir uit Bazan, sterk van krachten, en fel verwoed, omringt m’ aan alle zijden; mijn God, hoe zwaar, hoe smart’lijk valt dit lijden voor mijn gemoed!
Schriftlezing: Johannes 12: 12-19 (HSV)
12. Toen de volgende dag een grote menigte die naar het feest gekomen was, hoorde dat Jezus naar Jeruzalem kwam, 13.namen zij de takken van de palmbomen en gingen de stad uit Hem tegemoet en riepen: Hosanna! Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere, de Koning van Israël! 14. En toen Jezus een jonge ezel gevonden had, ging Hij daarop zitten, zoals geschreven is: 15. Wees niet bevreesd, dochter van Sion, zie, uw Koning komt, zittend op het veulen van een ezelin. 16. Dit nu begrepen Zijn discipelen eerst niet, maar toen Jezus verheerlijkt was, herinnerden zij zich dat dit over Hem geschreven was en dat zij dit met Hem gedaan hadden. 17. De menigte dan die bij Hem geweest was toen Hij Lazarus uit het graf geroepen en hem uit de doden opgewekt had, getuigde daarvan. 18. Daarom ging de menigte Hem ook tegemoet, omdat zij gehoord had dat Hij dat teken gedaan had. 19. De Farizeeën dan zeiden tegen elkaar: U ziet dat u totaal niets bereikt! Zie, de hele wereld loopt achter Hem aan.
Zingen: Gezang 121: 1 en 2 (LdK) 1. God lof! Nu is gekomen Gods aangename tijd: de Koning onzer dromen, de Heer der heerlijkheid treedt, zonder praal en pracht, in onze wereld binnen, om hier te overwinnen de duivel en zijn macht.
2. Hij wilde zich verlagen en daalde van zijn troon; een ezel mag Hem dragen, Hem sieren staf noch kroon. Hij wil zijn koningsmacht en majesteit verhullen, om needrig te vervullen wat God van Hem verwacht.
Schriftlezing: Johannes 18: 38-40 (HSV)
38. Pilatus zei tegen Hem: Wat is waarheid? En nadat hij dat gezegd had, ging hij opnieuw naar buiten naar de Joden, en zei tegen hen: Ik vind geen schuld in Hem. 39. Maar u hebt de gewoonte dat ik op het Pascha iemand voor u loslaat. Wilt u dan dat ik de Koning van de Joden voor u loslaat? 40. Zij dan schreeuwden allemaal opnieuw: Niet Deze, maar Barabbas! En Barabbas was een misdadiger.
Meditatie: Johannes 18: 40: “Niet Deze, maar Barabbas” Stilte Orgelimprovisatie Zingen: Gezang 48 (Bundel 1938) 1. Als ik het wond’re kruis aanschouw, waar Christus stierf, die ‘t al volbracht, dan voel ik, hoe ‘k mijn trots berouw en ‘t rijkst gewin slechts schade acht.
3. Te klein is ‘t offer, dat ik bood, al waar’ al ‘t goed der aard’ mijn deel. Uw wond’re liefde, godd’lijk groot, eist alles, ja mijzelf geheel.
2. Verbied mij dan elk pralend woord voor al wat niet uw kruis is, Heer, en laat mij, wat m’ op aard bekoort, ten offer leggen voor U neer!
4. Lof Hem, die door zijn kruis en dood gena voor zondaars heeft bereid! Lof Hem en zijne liefde groot, alom en tot in eeuwigheid!
Gedicht Dankgebed Slotlied (staande): Lied 62 (JdH)
1. Jezus mijn Heiland, groot is Uwe liefde; Gij kwaamt op aarde tot redding der wereld, Om haar van zonden eeuwig te bevrijden, Dank, Heere Jezus.
2. Jezus, mijn Heiland, groot is Uwe liefde! Gij gaaft Uw leven ten prijs onzer zielen: Dies is geen vijand nu ooit meer te vreezen. Voor Uw verlosten.
3. Jezus mijn Heiland, leer ons U te kennen, leer ons te leven, te lijden, te wachten, om Uw voor eeuwig lof en eer te geven, U en den Vader.
Heenzending Wij verzoeken u in stilte het kerkgebouw te verlaten!