Bestuursverslag 2014
Naam
Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs WestFriesland Werkgeversnummer 21444 Postbus Postbus 3040 Bezoekadres Joh. Poststraat 71 Postcode 1620 GA Woonplaats Hoorn
1
Inhoudsopgave
1. Algemene informatie ..................................................................................... 3 1.1 Juridische structuur en organisatiestructuur ............................................ 3 1.1.1. Organogram organisatie ..................................................................... 5 1.2 Kernactiviteiten (en organisatiedoelen) ................................................... 6 2. Algemeen instellingsbeleid ............................................................................. 8 2.1 Algemeen ............................................................................................... 8 2.2 Afstemmen basisondersteuning ................................................................. 8 2.3 Faciliteren breedteondersteuning ............................................................... 8 2.4 Vormgeven diepteondersteuning ................................................................ 9 2.5 Verbeteren van de aansluiting PO-VO ....................................................... 10 2.6 Verbeteren van de aansluiting VO-vervolgonderwijs ................................... 10 2.7 Verbeteren van de aansluiting VO-arbeidsmarkt ........................................ 10 2.8 Realiseren van afstemming onderwijs-jeugdzorg ........................................ 11 2.9 Versterken interne organisatie ................................................................. 11 2.10 Versterken uitwisselen expertise ............................................................ 12 2.11 Regelen in- en externe communicatie ..................................................... 12 3. Financieel beleid ......................................................................................... 14 3.1 Analyse van de financiële situatie ............................................................... 14 3.1.1 Kengetallen: .................................................................................... 14 3.1.2 Onderbouwing streefwaarden............................................................. 15 3.1.3 Vergelijking streefwaarden – kengetallen per balansdatum .................... 15 3.2 Toelichting op het resultaat en wat daaraan heeft bijgedragen..................... 16 3.3 Vergelijking met de balansposten van het vorig jaar ................................... 16 3.4 Analyse met het in de begroting opgenomen beleid .................................... 16 3.4.1 Analyse financieel resultaat ............................................................... 16 3.5 Analyse kasstromen (waaronder financieringsstructuur, investeringen en (onttrekkingen van) voorzieningen) ............................................................... 17 3.6 Treasuryverslag en verslag van het gevoerde Treasurybeleid ...................... 17 3.7 Kernactiviteiten, leerlingen, personeel, huisvesting, fusie gedurende het verslagjaar ................................................................................................. 17 4 Continuïteitsparagraaf .................................................................................. 18 A GEGEVENSSET ......................................................................................... 18 A1. ......................................................................................................... 18 A2. Meerjarenbegroting op het hoogste aggregatieniveau .............................. 18 B. OVERIGE RAPPORTAGES .......................................................................... 21 B1. Rapportage aanwezigheid en werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem. ...................................................................................... 21 B2. Beschijving van de belangrijkste risico’s en onzekerheden ........................ 21 B3. Rapportage toezichthoudend orgaan...................................................... 21
2
1. Algemene informatie
1.1
Juridische structuur en organisatiestructuur
Juridische structuur
De rechtspersoon is een Vereniging met de naam: Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs West-Friesland. De Vereniging is opgericht in 2013 en is gevestigd te Hoorn. De Vereniging is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 57585598. Aan de Vereniging zijn geen nadere partijen verbonden.
Organisatiestructuur
Bestuurssamenstelling Voorzitter Secretaris Penningmeester
Dhr. A. Sluis (RSG Enkhuizen) Dhr. H. Nijdeken (Tabor College) Dhr. S. ten Brink (St. Ronduit, De Spinaker)
Het bestuur is verantwoordelijk voor de instandhouding van het samenwerkingsverband, voor het realiseren van een samenhangend geheel aan ondersteuningsvoorzieningen tussen en binnen de scholen en voor de kwaliteit daarvan, voor de verdeling, besteding en toewijzing van de ondersteuningsmiddelen en –voorzieningen alsmede voor (het nastreven van) de kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte en voor de daarmee samenhangende bedrijfsvoering. Het bestuur oefent zijn statutaire taken uit op basis van een toeziend bestuursconcept waarbij de algemene vergadering functioneert als algemeen intern toezichthouder. Het bestuur houdt namens de leden toezicht op de dagelijkse uitvoering van de bestuurstaken die aan de directeur zijn gemandateerd alsmede op de naleving van de code goed bestuur. Samenstelling Algemene vergadering Voorzitter Vice-voorzitter Lid Lid Lid Lid Lid Lid
Dhr. H. Verschoor (Atlas College) Dhr. J. van Berkum (St. Leerzaam) Dhr. P. Mol (Aloysiusstichting0 Mw. R. Kuper (RSG Enkhuizen) Mw. E. van Doorn (Eduvier Onderwijsgroep) Dhr. M. van Buuren (heliomare Onderwijs) Dhr. J. Zijp (St. Ronduit, De Spinaker) Dhr. S. Macke (Tabor College)
3
Lid Lid
Dhr. K. van Bergeijk (Martinus College) Dhr. G. Oud (Clusius College)
De algemene vergadering houdt toezicht op de wettelijke verplichtingen, de code goed bestuur en op de rechtmatige verwerving en de doelmatige en rechtmatige bestemming en aanwending van de middelen van het samenwerkingsverband, en heeft een goedkeuringsbevoegdheid voor: - Missie en visie samenwerkingsverband - Ondersteuningsplan en meerjarenbegroting - Jaarverslag - Mandateringsregelingen - Aanvraag faillissement en surseance van betaling - Statutenwijziging. Daarnaast wijst de algemene vergadering de accountant aan. De directeur van het samenwerkingsverband heeft –met inachtneming van de beleidskaders en financiële uitgangspunten die door het bestuur zijn vastgesteld en met inachtneming van nadere aanwijzingen en richtlijnen- de volgende taken en bevoegdhede, die zijn vastgelegd in een managementstatuut: a. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van het samenwerkingsverband en met het verwerkelijken van de doelstellingen en wettelijke taken van de vereniging, zoals verwoord in de statuten. b. De directeur vertegenwoordigt de vereniging ten aanzien van de taken/bevoegdheden welke aan hem zijn gemandateerd. c. De directeur is belast met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en activiteiten van het samenwerkingsverband. d. De directeur is belast met het opstellen en uitvoeren van het ondersteuningsplan en het volgen van de bijbehorende totstandkomingsprocedure, waaronder het op overeenstemming gericht overleg met de gemeenten. e. De directeur benoemt, schorst en ontslaat het personeel dat in dienst is van het samenwerkingsverband en geeft leiding aan het personeel dat werkzaam is voor het samenwerkingsverband. f. De directeur draagt zorg voor het op periodieke basis voeren van de functionerings- en beoordelingsgesprekken met personeelsleden die in dienst zijn van het samenwerkingsverband. g. De directeur voert het overleg in het DGO, met de medezeggenschapsraad en de ondersteuningsplanraad. h. De directeur beheert de aan het samenwerkingsverband toegekende formatieve en financiële middelen en doet daartoe uitgaven voor zover deze binnen de goedgekeurde begroting en het vastgestelde beleid zijn toegestaan. i. De directeur woont de bestuursvergadering als regel bij en heeft een adviserende rol. j. De directeur voert overigens alle taken en verantwoordelijkheden uit die in de bij zijn functie behorende functiebeschrijving zijn opgenomen. Samenstelling staf samenwerkingsverband Directeur Secretaresse Coördinator
Dhr. N. ‘t Hooft Mw. M. van Velzen Mw. K. de Weerd
4
Psycholoog Zorgcoördinator
Dhr. P. Bouman Mw. S. Grannetia
De staf van het samenwerkingsverband is voor de vier laatstgenoemde functies gerecruteerd uit de bovenschoolse staf van de ‘oude’ Stichting Samenwerkingsverband VO West-Friesland. De functiebenamingen zijn vooralsnog overgenomen van de functie die de desbetreffende personeelsleden bekleedden bij het oude samenwerkingsverband. Voor de directeursfunctie is in 2014 extern geworven; deze procedure is, onder verantwoordelijkheid van het toenmalig bestuur, begeleid door het bureau De Roo.
1.1.1. Organogram organisatie
5
1.2
Kernactiviteiten (en organisatiedoelen)
De hoofdtaak van het samenwerkingsverband is: a. het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen alle scholen b. het realiseren dat zoveel mogelijk van de in voormelde regio woonachtige leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken c. een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen voor in voormelde regio woonachtige leerlingen die extra ondersteuning behoeven. Daarbij is de volgende missie leidend: De regio West Friesland biedt iedere leerling een onderwijsaanbod dat past. In de uitwerking laat het samenwerkingsverband zich leiden door de volgende visie: Leerling-ontplooiing! Ieder die werkt met leerlingen gaat uit van ontwikkelingsmogelijkheden en niet van beperkingen. Doen wat werkt! Ontwikkelingsmogelijkheden worden vertaald in haalbare onderwijs-, scholings- en ondersteuningsdoelen met een sterk handelingsgericht karakter. Samenwerken! Als partners in de regio (leerlingen, ouders, professionals in onderwijs, zorg en gemeenten) gaan voor resultaatgerichte samenwerking en onderlinge verantwoording. Leidend daarbij is voorts de keuze voor geleidelijk groeien naar het professionaliseringsmodel waarbij ernaar gestreefd wordt dat de reguliere VOscholen steeds beter kunnen inspelen op de uiteenlopende onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van hun leerlingen. In concreto heeft dit betekend dat het samenwerkingsverband in 2014 op de volgende terreinen actief is geweest: a. Afstemmen van de basisondersteuning b. Faciliteren van de breedteondersteuning c. Vormgeven diepteondersteuning d. Verbeteren van de aansluiting PO-VO e. Verbeteren van de aansluiting VO-vervolgonderwijs f. Verbeteren van de aansluiting VO-arbeidsmarkt g. Realiseren afstemming onderwijs-jeugdzorg h. Versterken interne organisatie i. Versterken uitwisseling expertise j. Regelen in- en externe communicatie. Over de resultaten die op deze vlakken bereikt zijn, valt meer te lezen in hoofdstuk 2.
6
Hoofdstuk 3 gaat in op het gevoerde financiële beleid en de resultaten daarvan. Hoofdstuk 4 tenslotte gaat in op de toekomst en de continuïteit van het samenwerkingsverband.
7
2. Algemeen instellingsbeleid 2.1 Algemeen In 2014 is het Ondersteuningsplan 2014-2018, met instemming van de Ondersteuningsplanraad en na overeenstemming in het OOGO met de Westfriese gemeenten, vastgesteld. Op basis van dit plan is een Actieplan 2014-2015 opgesteld waarin de in dit schooljaar te bereiken resultaten zijn benoemd. In de volgende paragrafen worden de resultaten beschreven die in 2014 behaald zijn op de in paragraaf 1.2 benoemde deelterreinen. Hierbij moet bedacht worden dat de effectieve periode waarin in 2014 aan de resultaten gewerkt is, beperkt is tot ruim 4 maanden en dat deze maanden ook de start vormden voor de uitvoering van Passend Onderwijs. Kortom, de feitelijke resultaten zijn nog beperkt. In algemene zin kan echter wel worden gesteld dat de uitvoering van Passend Onderwijs voortvarend ter hand is genomen, mede dankzij de voorbereiding door het ‘oude’ samenwerkingsverband. De verwachting is dan ook gerechtvaardigd dat het ambitieuze Actieplan 2014-2015 voor een groot deel gerealiseerd zal worden. Het ondersteuningsplan zal in 2015 een nieuwe versie krijgen, zo is voorzien. Dit nieuwe plan zal sterker dan het huidige het karakter van een plan hebben waarin voor de komende vier jaar de essentiële thema’s benoemd staan waaraan gewerkt zal worden. In dit licht is dé zaak met een behoorlijke politieke of maatschappelijke impact in 2014 (iets waaraan in het jaarverslag altijd aandacht moet worden geschonken) de start van Passend Onderwijs en daarmee de feitelijke start van het samenwerkingsverband.
2.2 Afstemmen basisondersteuning In het Ondersteuningsplan is beschreven wat onder basisondersteuning verstaan wordt. In 2014 hebben alle scholen een Schoolondersteuningsprofiel opgesteld waarin beschreven is wat er op de betreffende school aan basisondersteuning voor alle leerlingen beschikbaar is, en wat er voor leerlingen met een grotere ondersteuningsbehoefte aan breedteondersteuning geboden wordt. Het begrippenkader van handelingsgericht werken vormt als zodanig nog op weinig scholen de leidraad voor het werk. Aan elementen uit deze werkwijze wordt echter wel gewerkt: signaleren van onderwijs- en ondersteuningsbehoeften, inrichten van klassenmanagement, verbeteren van instructie, constructieve samenwerking met leerlingen en ouders. Dit is tussen de scholen en binnen het samenwerkingsverband echter nog niet afgestemd.
2.3 Faciliteren breedteondersteuning In het Ondersteuningsplan is beschreven wat onder breedteondersteuning verstaan wordt. In 2014 is op dit vlak bereikt: - Een duidelijke verdeling van de voormalige rugzakmiddelen naar de scholen. - De expertise vanuit de aanbieders van ambulante begeleiding is via het
8
-
-
-
-
-
samenwerkingsverband ingezet op de scholen. De financiering van de Trajectvoorzieningen die voorheen onder de noemer ‘Optimaal Speciaal’ vanuit de aanbieders van ambulante begeleiding werden gerealiseerd, is door het samenwerkingsverband geregeld. Met de aanbieders van ambulante begeleiding zijn verkennende besprekingen gevoerd over de wijze waarop het samenwerkingsverband invulling zal geven aan de landelijk gemaakte afspraken over het behoud van expertise rond ambulante begeleiding. In 2015 zullen hieromtrent overeenkomsten gesloten worden. Er is een onderzoek uitgevoerd naar de werkwijze in de Trajectvoorzieningen en de conclusies daarvan zijn ter beschikking gesteld aan alle scholen, ook aan de scholen die nog niet over een dergelijke voorziening beschikken. De vmbo-scholen hebben de brugklasleerlingen die voorheen naar een schakelklas van het OPDC gingen, opgevangen: in een aparte klas of in een reguliere brugklas. Er is een eerste peiling uitgevoerd naar de resultaten; deze zijn absoluut bemoedigend te noemen: de verwachting is dat een groot deel van deze leerlingen in 2015 gaat doorstromen naar het tweede leerjaar. Voor (dreigende) thuiszitters is het fenomeen ‘transitiecoach’ geïntroduceerd. Het betreft hier een coach met expertise uit het VSO of PrO die met een thuiszitter of diens ouders aan de slag gaat om, met gebruikmaking van alle onderwijs- en stagemogelijkheden die de regio biedt, te regelen dat de leerling weer perspectief krijgt en onderwijs gaat volgen. Er zijn gegevens verzameld m.b.t. de afstroom van leerlingen binnen het VO: leerlingen die in een ‘lager’ onderwijstype hun opleiding volgen dan het advies van de basisschool aangaf. In 2015 wordt deze gegevensverzameling afgerond en vindt een nadere analyse plaats. De eerste ervaringen zijn opgedaan met het terugplaatsen van leerlingen uit het VSO naar het VO. Duidelijk is dat het hier een proces betreft dat zorgvuldig begeleid moet worden. De verwachting bestaat dat dit in de toekomst vaker zal gebeuren.
2.4 Vormgeven diepteondersteuning Vanaf 1 augustus 2014 tot aan het eind van het jaar zijn er 42 toelaatbaarheidsverklaringen voor het VSO afgegeven, waarvan 11 een herindicatie van een reeds in het VSO zittende leerling betroffen, en 3 verklaringen voor de Reboundvoorziening. Het aantal inschrijvingen vanuit de regio in het VSO bedroeg op de teldatum 1 oktober 2014: 417. Dit aantal verhoudt zich gunstig t.o.v. het in de meerjarenbegroting opgenomen aantal van 428 (hoewel bij de zwaarste ondersteuningscategorie één leerling meer was dan gepland). Hierbij dient echter bedacht te worden dat in deze begroting nog geen rekening was gehouden met een groei van het aantal inschrijvingen in het VSO per de peildatum 1 februari 2015. Voorzien wordt dat deze groei zal plaatsvinden. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Reboundvoorziening is opgenomen door St. Leerzaam die het personeel heeft overgenomen dat tot 1 augustus, via de St. Centrale Dienst Samenwerkingsverband VO West-Friesland, de uitvoering regelde. St. Leerzaam heeft de voorziening per 1 augustus 2014 gehuisvest in een van haar panden, zijnde het Arbeidstrainingscentrum dat op een van de bedrijventerreinen in Hoorn gevestigd is. Verder is er werk gemaakt van een analyse van de populatie die de laatste jaren van de voorziening gebruik heeft
9
gemaakt. Op basis hiervan wordt een bijstelling van de inhoudelijke opdracht voorbereid. Er heeft in 2014 een verkenning plaatsgevonden van de mogelijkheden om een gespecialiseerde voorziening t.b.v. havo/vwo-leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum in de regio vorm te geven. Eduvier Onderwijsgroep, lid van onze vereniging, biedt een dergelijke voorziening aan, in Lelystad. Vooralsnog is er geen concreet resultaat bereikt op dit vlak. Wel zijn de havo/vwo-scholen in de regio bezig om hun mogelijkheden te vergroten om deze leerlingen op te vangen. Deze materie wordt een belangrijk aandachtspunt in 2015.
2.5 Verbeteren van de aansluiting PO-VO Het werken aan de aansluiting PO-VO is vergemakkelijkt door twee factoren: - Al jarenlang wordt de schoolkeuzeprocedure PO-VO in gezamenlijkheid vormgegeven en gefinancierd. - Sinds 1 augustus 2014 zijn de samenwerkingsverbanden PO (de Westfriese Knoop) en VO in één pand gehuisvest: het schoolgebouw in Hoorn waar vroeger de activiteiten van het voormalig OPDC in plaatsvonden. In het najaar is geconstateerd dat, mede op grond van de nieuwe wet- en regelgeving m.b.t. de eindtoets in het primair onderwijs, de bestaande procedure aan een herijking toe was. Vervolgens is, onder begeleiding van een consulent van OOG uit Amsterdam, een tweedaagse werkconferentie voor ongeveer 30 regionale experts uit het PO en VO voorbereid die in 2015 gestalte zal krijgen. Daarnaast financiert het samenwerkingsverband, met steun vanuit het VSV-project, een pilot “Coaching voor scholieren” in Hoorn waarbij vrijwillige thuismentoren worden ingezet bij leerlingen die, m.n. rond de overstap PO-VO, dreigen te gaan onderpresteren als gevolg van onvoldoende ondersteuning op het schoolwerk vanuit de thuissituatie. De resultaten van de pilot zullen in 2015 bekend zijn.
2.6 Verbeteren van de aansluiting VO-vervolgonderwijs Bij het verbeteren van de aansluiting tussen het VO en het vervolgonderwijs is de focus gelegd op de aansluiting met het mbo en is aangesloten bij het regionale VSVproject. De inzet van in paragraaf 2.3 genoemde transitiecoaches is in dit kader ook relevant: hoe eerder langdurig verzuim voorkomen wordt, hoe kleiner de kans op voortijdige schooluitval. De inzet van de coaches wordt vanuit het VSV-project bekostigd.
2.7 Verbeteren van de aansluiting VO-arbeidsmarkt De aansluiting van het VO op de arbeidsmarkt heeft m.n. betrekking op het VSO en PrO. De aansluiting wordt sterk beïnvloed door de gevolgen van de crisis en de invoering van de Participatiewet. In 2014 is voorbereid dat de expertise van het VO op het vlak van arbeidstoeleiding voor moeilijk bemiddelbare jongeren breed benut wordt. Deze expertise heeft niet alleen betrekking op de feitelijke kennis van de dossiers van deze jongeren die het VO heeft, maar ook op het netwerk waar de
10
betreffende scholen over beschikken, en de methodische kennis van wat bij deze jongeren werkt. De verwachting is dat het VO in 2015, via de samenwerkingsverbanden, als volwaaardige partner kan participeren in de bovenregionale aanpak “Jeugd werkt” van het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid en dat er in West-Friesland goede afspraken tot stand zullen komen met WerkSaam, het mbo en het UWV. Voorts is verkend in hoeverre in een niet-schoolse setting een voorziening in de regio gecreëerd kan worden waarin gepersonaliseerde onderwijstrajecten worden uitgevoerd voor jongeren van wie is vastgesteld dat zij, al dan niet als gevolg van een specifieke stoornis (bijv. ODD), geen baat hebben bij een groepsaanpak. Een dergelijke voorziening wordt nu vormgegeven in het Bureau Arbeidsparticipatie van de Spinaker in Heerhugowaard. Vooralsnog is er geen zicht op de start van een dergelijke voorziening in de regio. De besprekingen hierover worden binnen het samenwerkingsverband gevoerd met de besturen van VSO en PrO.
2.8 Realiseren van afstemming onderwijs-jeugdzorg De afstemming tussen onderwijs en jeugdzorg heeft in het teken gestaan van de invoering van twee transities: Passend onderwijs en Jeugdzorg. Op basis van het gevoerde OOGO over het beleidskader Jeugdzorg van de West-Friese gemeenten en over de Ondersteuningsplannen van de samenwerkingsverbanden PO en VO is een Werkagenda Passend Onderwijs opgesteld waarin de resultaten benoemd staan die in de afstemming behaald dienen te worden. De uitvoering van deze Werkagenda is belegd bij de werkgroep Passend Onderwijs waarin naast de directeuren van beide samenwerkingsverbanden beleidsambtenaren van alle gemeenten zitting hebben. Om de aansluiting tussen het VO en de gebiedsteams van de gemeenten te onderzoeken is het Koploperproject gestart. Hieraan nemen twee VO-scholen (Tabor College d’Ampte en de RSG Enkhuizen) en een afdeling van het Horizon College deel. Hierin fungeert de schoolmaatschappelijk werker als linking pin tussen het intern zorgteam van de school en de gebiedsteams. De uitkomsten van dit project zullen benut worden om voor alle VO-scholen de aansluiting tussen de interne zorgstructuur en de gebiedsteams goed te structureren. Het doel hierbij blijft: snelle en effectieve zorg voor die leerlingen en hun gezinssystemen die dit nodig hebben. De convenanten Zorgondersteuning (tussen gemeenten en samenwerkingsverband en tussen het samenwerkingsverband en aanbieders van schoolmaatschappelijk werk) zijn in 2014 verlengd tot het einde van het schooljaar 2014-2015. De bedoeling is dat de uitkomsten van het Koploperproject richting geven aan nieuwe afspraken die in 2015 over de financiering en uitvoering van dit werk gemaakt zullen worden tussen de betrokken partijen.
2.9 Versterken interne organisatie Ten behoeve van de scheiding tussen bestuur en toezicht die in het samenwerkingsverband geregeld is door de statutaire taakverdeling tussen bestuur en Algemene vergadering zijn in 2014 reglementen voor het bestuur en de Algemene vergadering opgesteld. Tevens is een toezichtkader vastgesteld en een toezichtkalender opgesteld. Het bestuur en de Algemene vergadering hebben in 2014 acht resp. vijf bijeenkomsten gehad. Hiervan is in notulen verslag gedaan. De toezichthouder
11
brengt in paragraaf 4.B3 verslag uit over zijn werkzaamheden. De overlegstructuur van het samenwerkingsverband kent naast voornoemde organen ook nog de Passend Onderwijs Raad (POR) en het Overleg Zorgcoördinatoren. In de POR zijn alle besturen die lid zijn van de vereniging, vertegenwoordigd met één deelnemer op directieniveau. De POR fungeert als denktank en brengt advies uit over alle relevante beleidsontwikkelingen. In het Overleg Zorgcoördinatoren zijn alle scholen vertegenwoordigd met hun zorgcoördinator. Hier ligt de focus op het functioneren van de zorgstructuur op alle scholen en op het monitoren van de besluiten m.b.t. verwijzing naar de diepteondersteuning. De POR heeft in 2014 drie bijeenkomsten gehad en het Overleg Zorgcoördinatoren twee. Vanuit de staf van het samenwerkingsverband is de ToewijzingsCommissie Ondersteuning (TCO) vormgegeven. Van de staf nemen hieraan de zorgcoördinator en de psycholoog deel. De TCO is aangevuld met een medewerker die vanuit Gedragpunt op het niveau van het samenwerkingsverband wordt ingezet, en met een medewerker vanuit de Spinaker. De laatste twee brengen de expertise van psycholoog resp. orthopedagooog in. Hiermee is de wettelijk verplichte inbreng van deskundigen geregeld. Voor de personeels-, salaris en financiële administratie is een contract aangegaan met administratiekantoor Groenendijk. Voor de ondersteuning bij ziektetrajecten is aangesloten bij ArboNed. Helaas heeft in 2014 een van de vijf personeelsleden gebruik moeten maken van deze ondersteuning; de perspectieven voor herstel zijn gunstig. Er zijn gedurende het boekjaar geen personeelsleden ontslagen, dus zijn er ook geen uitkeringen inzake ontslag gedaan. Qua huisvesting heeft het samenwerkingsverband dankbaar gebruik gemaakt van het aanbod van de Stichting Onderwijshuisvesting Hoorn om het pand Joh. Poststraat 71 als kantoor te benutten, samen met de collega’s van de Westfriese Knoop. Deze gezamenlijke huisvesting is als een groot voordeel beschouwd. De ICTvoorziening in dit pand is met ondersteuning van de helpdesk van St. Leerzaam tot stand gebracht.
2.10 Versterken uitwisselen expertise In het ondersteuningsplan is de inrichting van kennis- en ontwikkelkringen voorzien. De planning van deze kringen is belegd bij de Passend Onderwijs Raad. In 2014 is een start hiermee gemaakt. De eerste Kenniskring behelst het thema ‘dyslexie’. Door diverse omstandigheden is de start van deze kenniskring vertraagd. Het Overleg Zorgcoördinatoren is in het najaar twee maal bijeengekomen. In deze bijeenkomsten ligt de nadruk sterk op het uitwisselen van expertise, niet alleen rond het ondersteunen van leerlingen met een specifieke behoefte maar ook rond het functioneren als zorgcoördinator. Langzamerhand begint merkbaar te worden dat door de reguliere VO-scholen gebruik gemaakt wordt van de expertise van de collega’s uit de dieptezorg. Dit is echter nog beperkt en zal de komende jaren zeker aandacht vergen.
2.11 Regelen in- en externe communicatie In 2014 is de totstandkoming van een Intranet voor het samenwerkingsverband en een externe website geregeld. De voorbereidingen voor het Intranet zijn afgerond
12
maar de feitelijke ingebruikname, als plek waar elk gremium in het samenwerkingsverband vergaderstukken kan vinden en informatie kan uitwisselen, laat helaas nog op zich wachten. De website van het samenwerkingsverband, in de nieuwe huisstijl, zal begin 2015 in de lucht komen op het adres: www.swvvowestfriesland.nl. Op deze site vinden ouders en professionals informatie die voor hen belangrijk is. In het boekjaar zijn geen klachten binnengekomen over het functioneren van de organisatie of over besluiten van het samenwerkingsverband.
13
3. Financieel beleid 3.1 Analyse van de financiële situatie
3.1.1 Kengetallen: Weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen geeft de verhouding weer tussen het totale eigen vermogen en de baten en legt daarmee een verband tussen de omvang van het eigen vermogen en de bedrijfsvoering. Het geeft vooral inzicht in de capaciteit om onvoorziene tegenvallers in de exploitatie op te vangen. De Commissie Don heeft in 2010 een rapport uitgebracht waarin over een minimum weerstandsvermogen wordt gesproken van 2%. In de meerjarenbegroting 20152018 die in juni 2015 wordt vastgesteld, wordt uitgegaan van een weerstandsvermogen van 5%. Uitgaande van een stijging van de totale baten, dus incl. de middelen die door DUO direct worden doorgesluisd naar scholen, naar € 16M wordt gestreefd naar een weerstandsvermogen van ongeveer € 800.000. Dit weerstandsvermogen zal stapsgewijs tot stand kunnen komen en wordt als algemene reserve aangemerkt. Kapitalisatiefactor Vanuit de door minister Plassterk ingestelde Commissie Vermogensbeheer Onderwijsinstellingen (commissie Don) is het kengetal kapitalisatiefactor in de vosector geïntroduceerd. De commissie Don was ingesteld om het vermogensbeheer in alle onderwijssectoren te onderzoeken. Doel hiervan was te komen tot een optimale financieringsstructuur voor onderwijsinstellingen, gegeven de huidige verantwoordelijkheidsverdeling tussen rijk en instelling en gegeven de financieringssystematiek en –omvang. Het kengetal kapitalisatiefactor laat zien of een instelling te veel kapitaal aanhoudt voor zijn onderwijsactiviteiten. De kapitalisatiefactor wordt berekend door van het balanstotaal van een instelling de bedragen voor gebouwen en terreinen af te trekken en het dan overblijvende bedrag te delen door het totaal van de jaarlijkse baten. Als de kapitalisatiefactor boven een bepaalde signaleringsgrens uitkomt, zou dat er op kunnen wijzen dat het bestuur te veel kapitaal aanhoudt voor zijn onderwijsactiviteiten. De bovengrens van deze kapitalisatiefactor voor kleine schoolbesturen bedraagt 60%. De streefwaarde voor de vereniging is: 20%. De kapitalisatiefactor voor de vereniging bedraagt: 2014 69,20% Solvabiliteit De solvabiliteit geeft de verhouding weer tussen het totale eigen vermogen en het balanstotaal en geeft daarmee informatie over de kredietwaardigheid van een organisatie. De commissie Don kiest er daarbij voor om de op de balans aanwezige voorzieningen tot het eigen vermogen te rekenen en hanteert een ondergrens van de solvabiliteit van 20%. De streefwaarde voor de vereniging is: 40%. De solvabiliteit van de vereniging bedraagt:
14
2014 85,25% Rentabiliteit De rentabiliteit geeft de verhouding weer tussen het resultaat en de totale baten. In het bedrijfsleven wordt daarmee de winst- of verliesgevendheid van een onderneming bedoeld. Het geeft aan welk deel van de totale baten resteert na aftrek van de lasten. Ook voor deze indicator heeft de commissie Don signaleringsgrenzen aangegeven. De commissie hanteert een ondergrens van 0% en een bovengrens van 5%. De streefwaarde voor de vereniging is: 5%. De rentabiliteit voor de vereniging is: 2014 58,99% Liquiditeit De liquiditeit van een organisatie kan worden bepaald aan de hand van de current ratio. Dit kengetal wordt hier berekend door het totaal van de kortetermijnvorderingen en de liquide middelen te delen door alle kortetermijnverplichtingen. Deze current ratio geeft feitelijk aan in welke mate men in staat is om op korte termijn aan de verplichtingen te voldoen. De streefwaarde voor de vereniging is: 1,5%. Voor de vereniging is deze per 31 december 2014: 2014 7,05
3.1.2 Onderbouwing streefwaarden De gestelde streefwaarden hebben nog een sterk voorlopig karakter omdat het verslagjaar 2014 nog te weinig informatie over een gezonde bedrijfsvoering heeft opgeleverd en er nog te veel onzekerheden bestaan over de financiering door het Ministerie van OCW. In 2015 zullen de streefwaarden nader onderbouwd worden en waar nodig bijgesteld.
3.1.3 Vergelijking streefwaarden – kengetallen per balansdatum De kengetallen per balansdatum zijn sterk beïnvloed door het feit dat er op de balansdatum na de eerste vijf maanden passend onderwijs een in verhouding groot eigen vermogen op de balans staat. De verwachting is dat dit in 2015 zal zijn rechtgetrokken, omdat het samenwerkingsverband dan een volledig kalenderjaar operationeel is geweest.
15
3.2 Toelichting op het resultaat en wat daaraan heeft bijgedragen Het resultaat over 2014 is positief. Het samenwerkingsverband heeft aan al haar verplichtingen kunnen voldoen en het uiteindelijk resultaat is bijna € 300.000 positiever dan begroot. Een toelichting hierop staat in 3.4.
3.3 Vergelijking met de balansposten van het vorig jaar Deze jaarrekening is de eerste die wordt opgemaakt dus is een vergelijking met de balansposten van een vorig jaar niet mogelijk.
3.4 Analyse met het in de begroting opgenomen beleid 3.4.1 Analyse financieel resultaat Het verslagjaar is het eerste jaar dat de vereniging activiteiten ontplooide. Dit betekent dat er nog geen referentie beschikbaar was, anders dan de begroting. De vergelijking van het resultaat met de begroting leidt tot de volgende constateringen: Het verschil tussen begroting en resultaat wordt in belangrijke mate veroorzaakt door hogere baten en voor een kleiner stuk door lagere lasten. De hogere baten vloeien m.n. voort uit een storting van Gedragpunt voor niet geleverde inzet als gevolg van natuurlijk verloop (VSO school overige baten; zie ook onderdeel B6 bij de jaarcijfers). Bij de baten zijn de rijksbijdragen lager uitgevallen dan begroot; voor een belangrijk deel heeft dit te maken met een betaalritme voor de doorbetaling van de rijksbijdragen vanuit het Ministerie dat anders is dan begroot. De lagere lasten zitten m.n. bij de overige instellingslasten en daarbij m.n. dan voor € 52.000 bij het niet uitvoeren van de achteraf onterecht begrote post ‘besteding startkapitaal’, € 50.000 op kosten voor onderzoek en € 30.000 op minder kosten voor specifieke trajecten en scholing scholen. De lagere kosten voor onderzoek vloeien voor een belangrijk deel voort uit het feit dat de afrekening voor de schoolkeuzeprocedure nog in een later stadium volgt. In 2014 zijn minder kosten voor specifieke trajecten gemaakt dan begroot; de verwachting is dat deze post in de komende jaren wel zal stijgen nu er steeds meer maatwerk voor leerlingen geleverd wordt. De lagere lasten bij de overige instellingslasten zijn enigszins gecompenseerd door de hoger dan begrote lasten bij de personeelslasten. Hierbij is € 47.000 meer uitgegeven dan begroot. De helft van deze overschrijding wordt verklaard door de niet begrote lasten voor de sollicitatieprocedure voor de directeursfunctie die zijn opgenomen bij de overige personeelskosten. De andere helft heeft te maken met het meenemen van een reservering van de vakantiegelden in de personele lasten; dit was in de begroting niet gebeurd. De personeelsomvang van het samenwerkingsverband is conform de bij de start gemaakte afspraken; de fte’s die bij B6 genoemd staan, vertekenen het beeld enigszins, want deze hebben betrekking op 8 (directeur) resp. 5 (OOP) maanden en zijn naar jaarbasis vertaald.
16
3.5 Analyse kasstromen (waaronder financieringsstructuur, investeringen en (onttrekkingen van) voorzieningen) Zie het kasstroomoverzicht in B4.
3.6 Treasuryverslag en verslag van het gevoerde Treasurybeleid Voorzien is de vaststelling van een treasurystatuut in de eerste maanden van 2015. Vooruitlopend op dit statuut hebben in het verslagjaar geen beleggingen plaatsgevonden; de beschikbare vrije middelen hebben op een gewone bankrekening gestaan.
3.7 Kernactiviteiten, leerlingen, personeel, huisvesting, fusie gedurende het verslagjaar Zie hiervoor hoofdstuk 2
17
4 Continuïteitsparagraaf
A GEGEVENSSET A1. Personeel en leerlingen Personele bezetting in FTE: -Management/Directie -Onderwijzend Personeel -Overige medewerkers Leerlingen aantallen
2014
2015
2016
2017
1,00
1,00
1,00
1,00
3,20
3,30
3,30
3,30
13.293
13.413
13.410
13.285
Bij de personele bezetting is uitgegaan van de huidige formatieomvang, licht vermeerderd op het secretarieel vlak. Deze cijfers kunnen nog beïnvloed worden op grond van de afspraken die met de voormalige REC’s gemaakt worden rond overname van personeel. Voor de leerlingenaantallen is uitgegaan van de prognoses van DUO. Beide cijferreeksen geven geen aanleiding tot grote zorgen over de continuïteit van het samenwerkingsverband.
A2. Meerjarenbegroting op het hoogste aggregatieniveau Deze meerjarenbegroting bevat de cijfers voor het verslagjaar en T+1 tot en met T+3 (dus 2014 en 2015 t/m 2017). De meerjarenbegroting is gebaseerd op de standaardindeling van de Regeling jaarverslaggeving.
18
Meerjaren begroting 2015 t/m 2017 en gerealiseerde cijfers 2014. STAAT VAN BATEN EN LASTEN 2015 T/M 2018 Gerealiseerd 2014 €
Begroting 2015 €
Begroting 2016 €
Begroting 2017 €
Baten (Rijks)bijdragen Overige overheidsbijdragen en subsidies Overige baten
564.943 43.956 376.878
1.359.820 4.359.520 4.346.625 50.070 87.000 0 483.000 0 0
985.777
1.892.890 4.446.520 4.346.625
190.320 0 6.208 207.463
333.630 374.767 381.462 0 3.000 3.000 12.000 20.583 27.000 1.349.140 3.606.851 3.521.982
403.990
1.694.770 4.005.201 3.933.444
Lasten Personele lasten Afschrijvingen Huisvestingslasten Overige instellingslasten
Saldo baten en lasten
581.787
198.120
441.319
413.181
Financiele baten en lasten Resultaat
-240 581.547
198.120
441.319
413.181
19
SWV VO West Friesland te Hoorn Geprognotiseerde meerjarenbalans 31-12-2014 31-12-2015 31-12-2016 31-12-2017 ACTIVA Vaste activa Materiële vaste activa 0
0
0
0
54.732
54.732
54.732
54.732
627.416
825.536
1.266.855
1.680.036
682.148
880.268
1.321.587
1.734.768
581.547
779.667
1.220.986
1.634.167
3.781
3.781
3.781
3.781
96.820
96.820
96.820
96.820
682.148
880.268
1.321.587
1.734.768
Vlottende activa Vorderingen
Liquide middelen
PASSIVA Eigen vermogen Reserves Voorzieningen
Kortlopende schulden
20
B. OVERIGE RAPPORTAGES B1. Rapportage aanwezigheid en werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem. Het interne risicobeheersings- en controlesysteem is in de loop van 2014 ontwikkeld. Enerzijds heeft dit geleid tot afspraken die in de Service Level Agreement met ons gecertificeerde administratiekantoor zijn vastgelegd, en anderzijds tot een Administratieve Organisatie & Interne Controle die naar verwachting in de eerste maanden van 2015 zal worden vastgesteld.
B2. Beschijving van de belangrijkste risico’s en onzekerheden De belangrijkste risico’s waar het samenwerkingsverband in de komende jaren mee geconfronteerd zal worden, betreffen een sterkere daling van het leerlingenaantal dan in de prognoses voorzien, een negatieve ontwikkeling van de rijksbudgetten, een verandering van het nu gevoerde beleid m.b.t. de BTW-plicht van het samenwerkingsverband, een sterke stijging van de huisvestingskosten, een sterke stijging van het aantal specifieke trajecten en ten slotte vervangingskosten voor personeel. Op deze risico’s wordt geanticipeerd door er in de meerjarenbegroting rekening mee te houden, door de meerjarenbegroting waar nodig te actualiseren op grond van de meest recente cijfers, door per kwartaal te monitoren op de verhouding tussen de begroting en het resultaat en door de opbouw van een adequaat weerstandsvermogen in de komende jaren.
B3. Rapportage toezichthoudend orgaan.
In paragraaf 1.1 staan samenstelling en taken van de interne toezichthouder, de Algemene vergadering, beschreven. Deze heeft in 2014 vijf bijeenkomsten gehad. Hiervan is in notulen verslag gedaan. De volgende onderwerpen zijn aan de orde geweest: de begrotingen 2014 en 2015, de meerjarenbegroting 2014-2021, het ondersteuningsplan 2014-2018, de verdeling van de voormalige LGF-middelen, een statutenwijziging met het oog op de stemverhouding tussen VO en VSO, de verlenging van de convenanten zorgondersteuning, de toekomstige inzet van ambulante begeleiding, het managementstatuut, het reglement voor de Algemene vergadering, de aanvaarding van nieuwe leden, de keuze voor een accountant en de vaststelling van een toezichtkader. Met dit laatste besluit is vastgelegd welke vragen de Algemene vergadering op de domeinen ambitie en missie, realisatie van beleid, gedrag, risico’s en continuïteit en kwaliteit van bestuur stelt en hoe zij informatie hierover verzamelt. Leidraad voor deze werkzaamheden vormt de Code Goed Bestuur van de VO-Raad. Zoals beschreven in paragraaf 1.1 is er sprake van een organieke scheiding tussen bestuur en toezicht: de bestuursleden maken geen deeluit van de Algemene Vergadering. De toezichthouder heeft in 2014 haar rol in een goede afstemming met het bestuur
21
kunnen vervullen. Het vertrouwen bestaat dat dit, met het vastgestelde toezichtkader en het overige beleid dat inmiddels in gang is gezet, ook in 2015 het geval zal zijn.
22