AG E N D A Bestuurscommissie gezondheid Datum
:
19 maart 2015
Tijdstip
:
13.00 – 15.00 uur (lunch vanaf 12.15 uur)
Locatie
:
Fier Fryslân, Holstmeerweg 1, Leeuwarden
Deelnemers
:
Leden bestuurscommissie
Onderwerp
Bijlage
Doel
1.
Opening en vaststellen van de agenda
2.
Verslag 20 november 2014
Bijlagen
Ter vaststelling
3.
Mededelingen
Bijlagen
Ter kennisname
4.
Academische Werkplaats Noord Nederland
Presentatie
Ter informatie
5.
Protocol maatschappelijke onrust
Bijlagen
Ter besluitvorming
6.
Projectplan JOGG
Bijlagen
Ter besluitvorming
7.
Toezichtrol WMO
Bijlagen
Ter informatie
8.
Beleidsplan GGD 2015 – 2018
Bijlagen
Ter vaststelling en advisering
9.
Jaarrekening 2014 en begroting 2016
Presentatie
Ter informatie
10. Ontwerp organisatiewijziging
Bijlagen
Ter advisering
11. Benoeming DPG
Bijlagen
Ter besluitvorming
12. Rondvraag en sluiting
G:\Bestuur\BC Gezondheid\2015\2015-03-19\01_Agenda bestuurscommissie 190315.doc
V E R S L AG Bestuurscommissie gezondheid Datum Locatie
: :
20 november ’14 Stadhuis, Leeuwarden
Aanwezig: Leden: Mevr. G. Postma (Achtkarspelen) Mevr. C.M. de Pee (Franekeradeel) Mevr. M. Reijndorp (Littenseradiel) Mevr. M. Krans (Smallingerland) GGD: Dhr. W.K. Kleinhuis (directeur publieke gezondheid) Mevr. A.T.C. Zijlstra (concernstaf) Gasten: Mevr. E. de Bruin
Mevr. B. Tol (Het Bildt)
Dhr. G. Wiersma (Dantumadiel) Dhr. S.J. Boorsma (Dongeradeel)
Dhr. H. Kuiken (Harlingen)
Dhr. J.C.F. Broekhuizen (Heerenveen) Dhr. A. Dijkstra (Menameradiel) Dhr. E. van Esch (Ooststellingwerf) Dhr. T. de Jong (Terschelling) Dhr. D.A. Fokkema (vz, Tytsjerksteradiel)
Dhr. C. Vos (Leeuwarderadeel)
Dhr. J. Oostinga (directeur bedrijfsvoering)
Dhr. F. Haenen (hoofd Z & A)
Dhr. T. Hartman (hoofd JGZ)
Mevr. J.P. Schouwerwou (De Fryske Marren) Dhr. S. Tolsma (Súdwest Fryslân)
Dhr. P. Maasbommel (Kollumerland c.a.) Dhr. H. Visser (Vlieland)
Dhr. W. Kooistra (Opsterland) Dhr. C. Trompetter (Weststellingwerf)
Mevr. A. de Bue
Afwezig met kennisgeving: Dhr. N.J. Oud (Ameland) Mevr. T. Koster (Leeuwarden)
1. • 2. • • • • 3. • • • •
Dhr. J.W. de Vries (Ferwerderadiel) Dhr. W. Meerdink (Schiermonnikoog)
Onderwerp Opening en vaststellen agenda De voorzitter heet een ieder van harte welkom. Verslag 28 mei 2014 en 24 september 2014 Verslag 28 mei: geen opmerkingen. Het verslag is ongewijzigd vastgesteld. Verslag 24 september: Ad 3) JOGG: mevr. Krans voegt toe dat het van belang is om het lokale karakter van JOGG te respecteren. Met deze toevoeging is het verslag vastgesteld. Ingekomen post en mededelingen De bestuurscommissie heeft kennisgenomen van de ingekomen post en toegezonden mededelingen.. Dhr. Kleinhuis heeft een aantal aanvullende mededelingen: Er vindt in de veiligheidsregio, beperkte, voorbereiding plaats m.b.t. tot ebola. Landelijk zijn een aantal (communicatie)scenario’s ontwikkeld en naar de gemeenten gezonden. Mevr. Tol vraagt of de mensen in beeld zijn die uitgezonden zijn, en of hiervoor een Fries opvangpunt bestaat. Dhr. Kleinhuis geeft aan dat deze mensen landelijk in beeld zijn, en dat er ook een landelijk opvangpunt (ziekenhuis Leiden) bestaat.
1
• •
4. • •
Een tweede mededeling betreft de pga (publieke gezondheidszorg asielzoekers). Er is de laatste maanden sprake van een grotere instroom van asielzoekers. De GGD gaat daarom haar dienstverlening aan deze groep intern centraler organiseren, zodat er efficiënter kan worden gewerkt. Een laatste mededeling betreft de uitkomst van het onderzoek naar het voorkomen van dioxine in eieren van zgn. hobbyboeren. Belangrijke conclusie is dat de bevindingen in Harlingen niet afwijken van die in de rest van het land. Een samenvatting van het rapport wordt nog naar de leden toegezonden.
•
Verslag bezuinigingen JGZ De rapportage betreft de bezuinigingen t/m 2014. Dhr. Kuiken vraagt of er een trend is waar te nemen in de inkoop van maatwerk, om zodoende het effect van de bezuinigingen te repareren. Dhr. Kleinhuis geeft aan dat dit niet het geval is. Wel blijken een aantal aannames uit de bezuinigingsoperatie “Skerp”, zoals het terugbrengen van het budget voor deelname aan zorgteams op scholen, in de praktijk nauwelijks haalbaar. Mevr. Krans vraagt of er nog sprake is van verantwoorde zorg. Dhr. Kleinhuis geeft aan dat het lastig is dit te meten. Een instrument is de benchmark, waaruit blijkt dat de formatie voor JGZ krap is. Daarnaast vindt blijvend monitoring plaats op klanttevredenheid en het aantal klachten. De bestuurscommissie heeft kennisgenomen van het verslag bezuinigingen JGZ.
5. •
Achtmaandsrapportage De bestuurscommissie heeft kennisgenomen van de achtmaandsrapportage.
6. •
Benchmark GGD’en Dhr. Kleinhuis licht toe dat de benchmark laat zien dat de bezuinigingsoperatie “Skerp” goed is uitgevoerd: GGD Fryslân voert voornamelijk de wettelijke taken uit. Mevr. Reijndorp vraagt waarom niet op alle indicatoren is gescoord. Dhr. Kleinhuis geeft aan dat wij (nog) niet alle indicatoren meten. Mevr. Zijlstra licht toe dat de formatie THZ niet is aangegeven, omdat voor 2013 nog geen uitsplitsing kon worden gemaakt voor de verschillende taken binnen dit vakgebied. Het verschil tussen de inwonerbijdrage en de genormeerde inwonerbijdrage: de genormeerde inwonerbijdrage betreft de bijdrage voor alleen de wettelijke GGD-taken. De inwonerbijdrage gaat over alle GGD-taken in het met de gemeenten afgesproken basispakket. Dit basispakket verschilt per GGD en daardoor is de inwonerbijdrage lastig vergelijkbaar. De genormeerde inwonerbijdrage biedt een betere vergelijking, maar deze kon in 2013 echter nog niet worden gegeven. De uitkomsten van de benchmark zijn vooral bedoeld om als GGD’en van elkaar te leren, en om de organisatie intern te verbeteren. De bestuurscommissie heeft kennisgenomen van de uitkomsten van de benchmark GGD’en 2013.
•
• • •
• • 7. •
•
•
• •
Meerjarenbeleidsplan GGD Dhr. Fokkema memoreert het proces dat heeft geleid tot het voorliggende plan. Voor de zomer zijn een aantal opiniërende vragen toegezonden naar de leden van de bestuurscommissie. Vervolgens heeft een strategische bijeenkomst plaatsgevonden op 24 september jl. De resultaten hiervan zijn verwerkt in het meerjarenbeleidsplan. In deze cyclus wordt aangesloten bij de beleidsperiode van de gemeenteraden en –colleges. Het leek de agendacommissie niet wijs om te wachten op de landelijke preventienota van VWS, die in 2015 zal verschijnen. Dhr. Trompetter maakt een compliment over het plan. De portefeuillehouders van de regio Zuidoost pleiten ervoor om structurele problemen op te lossen met structurele middelen. Zij stellen daarom een vijfde scenario voor, te weten het éénmalig afkopen van de bovenformativiteit, en de vrijgekomen middelen structureel in te zetten voor versterking van infectieziektebestrijding en medische milieukunde. Dhr. Kleinhuis merkt op dat de bovenformativiteit nu incidenteel wordt opgelost. Dhr. Oostinga vult aan dat de termijnen voor het oplossen van de bovenformativiteit bovendien niet synchroon lopen. Het voorstel is om het geprognosticeerde positieve resultaat van 2014 aan te wenden voor de gewenste uitzetting. Dit wordt meegenomen in de kaderbrief. Overigens zijn er ook binnen de andere programma’s van de veiligheidsregio ook voorstellen voor uitzetting van het budget. Mevr. de Pee geeft aan dat haar voorkeur uitgaat naar scenario 2. Dhr. Boorsma vraagt aandacht voor de begrippen ‘flexibiliteit’ en ‘netwerkorganisatie’. Dhr. Kleinhuis kan zich hier goed in vinden. Dit komt vooral aan de orde in de uitwerking (het ‘hoe’) van het meerjarenbeleidsplan. Ook in de organisatieontwikkeling van de GGD (agendapunt 8) wordt hier
2
•
• • •
8. •
• • •
• 9. • • 10. •
•
aandacht aan besteed, o.a. door het inzetten van een cultuurtraject. Mevr. Krans vraagt hoe de gemeenten betrokken worden bij de uitvoering. Dhr. Kleinhuis geeft aan dat hiervoor eerst het besluitvormingsproces moet zijn afgerond: de financiële doorvertaling voor de komende jaren vindt plaats in de kaderbrief. Deze wordt, na vaststelling van het ontwerp in het DB van 3 december a.s., ter zienswijze toegezonden aan de gemeenteraden. De reacties van de gemeenten komen in de vergadering van maart 2015 aan de orde. De bestuurscommissie spreekt haar waardering uit voor de gevolgde werkwijze bij de totstandkoming van dit meerjarenbeleidsplan. Besluit: de bestuurscommissie stemt inhoudelijk in met het meerjarenbeleidsplan van GGD Fryslân. Besluit: de bestuurscommissie adviseert het dagelijks bestuur te zoeken naar structurele oplossingen voor versterking van de infectieziektebestrijding en de medische milieukunde, en geeft de suggestie om het voorgestelde vijfde scenario hierbij ter overweging mee te nemen. Organisatieontwikkeling VRF en GGD Dhr. van Esch kan zich vinden in de wijziging van de directiestructuur, maar vraagt zich tevens af of er geen verschuiving van het probleem plaatsvindt door de functie van algemeen directeur te combineren met die van directeur veiligheid. Dhr. Kleinhuis geeft aan dat dit wordt gezien als een ‘second best’ oplossing. Gezien de span of attention is deze combinatie beter dan die van algemeen directeur met directeur publieke gezondheid. Bovendien is op deze manier geen vierde directeur nodig. Dhr. Vos vraagt of dit niet gaat leiden tot een toename van formatie management. Hierbij wordt gesteld dat het meerjarenbeleidsplan en de meerjarenraming (kaderbrief) leidend zijn. Dhr. Boorsma merkt op dat je het feit dat de formatie bedrijfsvoering aan de magere kant is, ook positief kunt duiden. Dhr. Kleinhuis erkent dit, en tegelijkertijd is in de organisatie wel merkbaar dat dit knelt. Dhr. van Esch vraagt naar de consequenties van de voorgestelde maatregelen. Dhr. Oostinga geeft aan dat de doorvertaling plaatsvindt in de kaderbrief. Daarnaast wordt nagedacht over het inrichten van een additioneel programma bedrijfsvoering om de effecten van de voorgestelde maatregelen beter zichtbaar te maken. Besluit: De bestuurscommissie gezondheid adviseert het algemeen bestuur in te stemmen met het voorstel zoals verwoord in de bijgevoegde oplegnotitie voor het algemeen bestuur van 27 november a.s. Aanbestedingstrajecten De bestuurscommissie gezondheid kan zich vinden in de geschetste problematiek en oplossingsrichting inzake de rol en positie van de GGD in gemeentelijke aanbestedingstrajecten. Besluit: de bestuurscommissie gezondheid stemt in met het voorstel voor de korte en de lange termijn. JOGG Besluit: de bestuurscommissie gezondheid kiest ervoor om als Friese gemeenten gezamenlijk te werken aan de aanpak van overgewicht door opdracht te geven om, voor de volgende vergadering van de bestuurscommissie, te komen tot een uitgewerkt projectplan voor een provinciale aanpak van JOGG in Fryslân. Dit projectplan bevat in ieder geval: - Uitgewerkte begroting, met kosten voor iedere individuele gemeente - Samenwerkingsmogelijkheden met partners - Overzicht van huidige activiteiten in de gemeenten - Beschrijving en opzet van de projectstructuur Besluit: de bestuurscommissie stemt in de vijf voorgestelde vervolgstappen.
11. •
Escalatiepool Mevr. de Bruin, sectormanager Werk en Inkomen bij de gemeente Leeuwarden, en mevr. de Bue, medewerker GGD, geven een presentatie over de escalatiepool. De presentaties zijn bij dit verslag gevoegd.
12. •
Rondvraag en sluiting Er wordt geen gebruik gemaakt van de rondvraag.
3
Escalatiemodel Fryslân Aanpak ter Voorkoming van Escalatie (AVE)
Ellen de Bruin 20 november 2014
[email protected]
Escalatiemodel Fryslân De ruis is soms groter dan het probleem… - een duidelijke route - helderheid over rollen - aansluiten bij wat er al is
Proces Onderdeel ondersteuningsprogramma 3D van directeuren sociaal domein en VNG • Goed systeem van signaleren • Uitwerken aanpak voorkoming escalatie • Eerst Leeuwarder/Fries model • Dan landelijk beschikbaar stellen
Vergelijking met rampen Als de samenwerking het probleem is, of kan worden. - Helderheid zonder discussie: GRIP - Duidelijkheid in verantwoordelijkheden
Duidelijkheid in verantwoordelijkheden RACI • Responsible • Accountable • Consulted • Informed
Vrij vertaald operationeel verantwoordelijk bestuurlijk verantwoordelijk in overleg met geïnformeerd
Aanpak ter Voorkoming van Escalatie (AVE) AVE 1
Signalering
AVE 2
Signaleren diverse risico’s/ problemen
Reguliere 3D aanpak
Alle professionals
Mensen hebben hulp nodig Samen plan maken
80%
Wijkteam Enkel- en meervoudige problematiek
Complexe problematiek
15%
4,5%
AVE 3
Domeinoverstijgende problematiek • Complexe domeinoverstijgende problematiek • Samenwerking stagneert of is niet effectief Veiligheidshuis 0,5%
AVE 4
Totale escalatie
• Totale escalatie • Dreiging maatschappelijke onrust • Mogelijke aandacht media Burgemeester
Aanpak ter Voorkoming van Escalatie (AVE) AVE 1 AVE 2 AVE 3
Signalering Reguliere 3D aanpak
Regie in aanvulling op klant
In overleg met
Burgers en professionals
Mienskip
Generalist
Zorgaanbieders, specialisten
Sociale teams Save teams Factteams, spoed, crisis Veilig thuis
AVE 4
Domeinoverstijgende problematiek
Totale escalatie
Procesregisseur
Procesregisseur
IVZ Betrokken partijen
Driehoek: politie, OM, burgemeester, communicatie adv
Operationeel verantwoordelijk
Diverse organisaties
Management teams
Management Veiligheidshuis
IVZ
Bestuurlijk verantwoordelijk
Wethouder
Wethouder
College B&W
Burgemeester
Hoe verder • Optimaliseren, uitschrijven en kort houden • Feedbackronde • Definitieve publicatie/handreiking Waarin: helderheid over - op- en afschalen - mandaat - casuïstiek ter toelichting met aandacht voor gedrag en attitude - ruimte voor lokale toepassing - Zorg en Veiligheidshuis ?
Agendapunt 3
Mededelingen voor bestuurscommissie gezondheid (19 maart 2015) Forensische geneeskunde De bekendmaking van de gunning van de opdracht voor de aanbesteding van medische arrestantenzorg en forensisch medisch onderzoek is uitgesteld tot, op z’n vroegst, week 13-14 (23 maart-3 april). GGD Fryslân doet, in samenwerking met de GGD ’en van Groningen en Drenthe mee aan deze aanbesteding. Project Nuchtere Fries Voortgangsbericht (zie bijlage) Basistakenpakket JGZ Met ingang van 1-1-2015 is het nieuwe basistakenpakket (BTP) voor de Jeugdgezondheidszorg als onderdeel van de wet publieke gezondheidszorg van kracht. Als uitwerking van dit BTP wordt ook een nieuw Landelijk Professioneel Kader (LPK) opgesteld, dat geldt als een nadere uitwerking met bijbehorende normen. Dit LPK is momenteel in ontwikkeling en zal dit jaar worden vastgesteld. Daarvoor wordt het nog in diverse commissies en koepels besproken, waaronder GGD Nederland, Actiz, Inspectie Gezondheidszorg, VNG/BAC PG overleg en de VNG commissie Zorg en Welzijn. Voor de zomer moet dit proces zijn afgerond. GIDS Veel gemeenten in Friesland ontvangen de zgn. GIDS-gelden (Gezond In De Stad), bedoeld om in te zetten t.b.v. sociaal economische gezondheidsverschillen. GGD Fryslân pakt de ondersteuning in Friesland, in overleg met de gemeentelijke beleidsmedewerkers gezondheid, samen op met Pharos, de landelijke ondersteuningsorganisatie. Pharos wil in Friesland een pilot uitvoeren met scholing van gebiedsteams. GGD Fryslân is hier nauw bij betrokken. Samenwerking DFZ In het kader van het convenant met De Friesland Zorgverzekeraar is de afgelopen tijd gewerkt aan een pilot met het samenbrengen van data van beide organisaties op gemeenteniveau. Dit is gedaan voor de gemeenten Het Bildt en Harlingen. Op 18 februari jl. zijn de eerste resultaten gepresenteerd aan de portefeuillehouders gezondheid van beide gemeenten. De uitkomsten zijn enthousiast ontvangen, en worden de komende tijd nog verder uitgewerkt. Gezondheidsenquêtes In 2015 gaat GGD Fryslân twee onderzoeken naar de gezondheidssituatie van de Friese jeugd uitvoeren. Begin 2015 zal voor het eerst de monitor 4-12 jarigen uitgevoerd worden. De GGD wil de resultaten zoveel mogelijk op het niveau van de gebiedsteams kunnen presenteren, waardoor er een verhoging van de steekproef dient plaats te vinden. Een groep ouders van kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar zal uitgenodigd worden om een digitale vragenlijst in te vullen. De uitkomsten van deze monitor zullen eind 2015 worden gerapporteerd. Met de komst van deze monitor wordt de bestaande monitorcyclus uitgebreid. Eind 2015 wordt ook het onderzoek GO Jeugd weer uitgevoerd. Dit onderzoek zal de gezondheidssituatie van de Friese jeugd van 12 tot en met 18 jaar in beeld brengen. Medio 2016 zullen de resultaten worden gerapporteerd. GO Jeugd is voor het laatst uitgevoerd in 2012. Vanwege een landelijk harmonisatietraject vindt GO Jeugd een jaar eerder dan verwacht plaats. Dit traject heeft als doel landelijk vergelijkbare data te verzamelen. Daarom voeren alle GGD’en vanaf 2015 het gezondheidsonderzoek onder jongeren op dezelfde manier uit. Vaccinaties In maart en april 2015 roept GGD Fryslân alle 9-jarige kinderen en 13-jarige meisjes in Fryslân op voor vaccinaties. De 9-jarigen krijgen een vaccinatie tegen difterie, tetanus, polio en bof, mazelen, rode hond, de DTP en BMR. Deze vaccinaties zijn een herhaling van de baby prikken. De 13-jarige meisjes krijgen in maart de 1e HPV-prik. De 2e prik is na de zomervakantie. Deze prikken verkleinen de kans op baarmoederhalskanker. De vaccinaties zijn in het kader van het Rijksvaccinatieprogramma.
Reiskosten en sociale leidraad De vakbonden zijn akkoord gegaan met de nieuwe reiskostenregeling en sociale leidraad van de Veiligheidsregio Fryslân. Samenwerkingsovereenkomst GGD GHOR Nederland en KING/VNG KING/VNG en GGD GHOR Nederland hebben dinsdag 18 februari 2015 een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor het gebruik van de zogenaamde Softwarecatalogus. GGD'en en gemeenten werken samen in de dienstverlening van overheid naar burgers en bedrijven toe. Deze samenwerking wordt door de modernisering (en decentralisatie van taken) steeds intensiever. Daardoor wordt het meer en meer van belang wordt om gegevens eenvoudig uit te kunnen wisselen en procesketens te integreren. Dat gebeurt door meer overheid-brede afspraken te maken en gemeenschappelijke oplossingen te bedenken. Zo kan het daarbij behorende digitale verkeer ondersteund worden.Sinds het najaar van 2012 is de eerste versie van de zogenaamde GEMMA Softwarecatalogus in gebruik genomen. Deze online softwarecatalogus biedt transparantie en inzicht over welke leveranciers gemeentelijke softwareproducten aanbieden, wat de productplanning is en welke (open) standaarden worden ondersteund. Gemeenten gebruiken de softwarecatalogus voor hun ICT management en voor onderlinge kennisdeling. In maart 2014 is versie twee van de catalogus geïntroduceerd. Een belangrijke uitbreiding is de functionaliteit waarmee gemeenten het eigen applicatieportfolio kunnen bijhouden. Die tweede versie van de Softwarecatalogus is sinds het voorjaar van 2014 daadwerkelijk in bedrijf en kan beschouwd worden als een succes. Inmiddels zijn op een tiental gemeenten na alle gemeenten aangesloten en groeit de inhoud en kwaliteit van de gegevens. GGD GHOR Nederland krijgt van de VNG en KING een kopie van de huidige Softwarecatalogus. GGD GHOR Nederland richt die in. Dat gebeurt aan de hand van PURA componenten: Publieke Gezondheid Referentie Architectuur (PURA): een project waarbij de GGD'en werken aan een gedeelde informatievoorziening. De GGD-en vullen het aanwezige en geplande applicatielandschap in de Softwarecatalogus.
Landelijke rol ondersteuning toezicht kinderopvang GGD GHOR Nederland wettelijk verankerd Donderdag 18 december ondertekenden het ministerie van SZW en GGD GHOR Nederland de uitvoeringsafspraken naar aanleiding van de wettelijke aanwijzing in de Wet kinderopvang. GGD GHOR Nederland is blij met het gestelde vertrouwen van SZW. De wettelijke basis voor de aanwijzing is neergelegd in een wijziging van de Wet kinderopvang die onderdeel is van de SZW-Verzamelwet 2015. Deze wet wordt per 1 januari 2015 van kracht. Een op de Verzamelwet gebaseerde aanwijzingsbeschikking, wijst GGD GHOR Nederland aan als landelijke partner in het toezicht op de kinderopvang voor de periode van vier jaar. De aanwijzingsbeschikking verschijnt op 23 december in de Staatscourant. GGD GHOR Nederland, de landelijke vereniging van GGD’en, heeft al sinds 2001 de taak om de GGD’en te ondersteunen bij het toezicht op de kinderopvang. GGD GHOR Nederland heeft daarmee de taak de uniformiteit en kwaliteit van het toezicht te bevorderen. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is de aansluiting van het toezicht op de handhaving. Het afgelopen jaar voerden zo’n 350 GGD-inspecteurs ongeveer 43.000 inspecties uit in de kinderopvang. Dit betreft kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus en gastouders. Op 17 november 2014 verscheen een Kamerbrief van minister Asscher waarin hij de wettelijke aanwijzing aankondigde. Daarin schrijft hij: “De wettelijke aanwijzing van GGD GHOR Nederland is een codificatie van een reeds bestaande praktijk. De aanwijzing leidt er toe dat de werkzaamheden van GGD GHOR Nederland bestendigd worden, waardoor de bijdrage van GGD GHOR Nederland aan de kwaliteit en uniformiteit van het toezicht in de kinderopvang is geborgd.”
VOORTGANGSBERICHT FRIES PROGRAMMA JEUGD, ALCOHOL EN DRUGS Maart 2015
Inleiding In november 2013 heeft de Bestuurscommissie Gezondheid het Fries programma Jeugd, Alcohol en Drugs vastgesteld. Doel van het programma: tegengaan van alcohol- en drugsgebruik door jongeren en verantwoord alcoholgebruik onder jongeren boven de achttien te bevorderen. Het programma richt zich primair op de omgeving van jongeren en kent verschillende activiteiten binnen de drie belangrijke pijlers van effectief beleid op het gebied van alcohol- en drugsproblematiek: -
beleid (grenzen stellen), handhaving (grenzen bewaken) en bewustwording (grenzen overdragen).
Met dit voortgangsbericht geeft het Platform de Bestuurscommissie inzicht in de voortgang van het programma. Hiermee kan zij de resultaten en geplande (vervolg)activiteiten monitoren.
Stand van zaken Mystery shop onderzoek en jongerenpeiling Het Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid, STAP, voert voor de zomer het eerste provincie brede nalevingonderzoek uit voor de Friese gemeenten. Het tweede onderzoek zal in 2017 plaatsvinden. Bij een nalevingonderzoek wordt een bedrijf of instelling dat alcohol verkoopt, bezocht door een minderjarige die zich voordoet als klant, zonder dat het personeel op de hoogte is van het onderzoek. Onderzoeksvraag is de mate waarin alcoholverkooppunten zich houden aan de leeftijdsgrens voor de verkoop van alcohol. Met deze informatie kunnen gemeenten hun toezicht op de Drank- en Horecawet efficiënter inzetten en het geeft extra input voor alcoholmatigingsbeleid. Beschikbaarheid van alcohol in de omgeving van jongeren is namelijk een belangrijke voorspeller voor het drinkgedrag van jongeren; hoe hoger de beschikbaarheid, hoe hoger het alcoholgebruik. Mystery shop onderzoek geeft inzicht in nalevingscijfers voor (para)commerciële verkoopkanalen en knelpunten die voorkomen in het aankoopproces bij jongeren met een koopintentie; met andere woorden in een deel van het ‘aanbod van alcohol aan jongeren’. Deze cijfers kunnen nog beter geïnterpreteerd worden wanneer zij gecombineerd worden met inzicht in de ‘vraag naar alcohol van jongeren’: welke verkoopkanalen gebruiken jongeren daadwerkelijk?, welke andere manieren gebruiken jongeren om aan alcohol te komen (bijvoorbeeld sociale bronnen, specifieke aankoopstrategieën, etc.)?, waar drinken ze?, hoe tolerant zijn ouders? Tegelijkertijd met het mystery shop onderzoek peilt Platform Nuchtere Fries daarom, net als in 2014, het koop- en drinkgedrag van de Friese jongeren.
1
De werving van jongeren voor het mysteryshop onderzoek verloopt onder andere via de Friese havo-vwo-scholen en het HBO-onderwijs. Via de Friese media zal het onderzoek worden aangekondigd in algemene termen (onderzoek vindt “dit jaar” plaats). Dit om het resultaten zo min mogelijk te beïnvloeden. De werkgroep met vertegenwoordigers van negen Friese gemeenten (Smallingerland, Weststellingwerf, Heerenveen, Leeuwarden, de Friese Waddeneilanden en Dantumadiel) coördineert het Friese nalevingonderzoek.
'IK DACHT HET NIET!' - een vernieuwende preventieaanpak -
Betrokkenheid van ouders Aansluiten bij de leefwereld en ontwikkeling van pubers: groepsdruk en grenzen Doen en ervaren in plaats van kennis overdragen
Deze elementen zijn effectief bewezen in de aanpak van alcohol- en drugsgebruik onder jongeren. Ze vormden de basis voor de preventieaanpak die het afgelopen jaar binnen het Platform Nuchtere Fries is ontwikkeld door Verslavingszorg Noord Nederland en Theater Smoar. De nieuwsbriefspecial die over “Ik dacht het niet!” is te lezen via de volgende link: http://eepurl.com/Ui4BD. Jongeren, ouders, scholen en gemeenten zijn er enthousiast over, zo blijkt uit de reacties, de opkomst van ouders op ouderavonden (die verdubbelt of verdriedubbelt) en de toenemende vraag naar de aanpak. Het Platform is met VNN en de Academische Werkplaats Noord Nederland een onderzoekstraject gestart naar de interventie.
Themabijeenkomst over hokken- en ketenbeleid Op 4 december organiseerde het Platform Nuchtere Fries een themabijeenkomst over hokken- en ketenbeleid. Er waren ruim veertig beleidsmedewerkers, handhavers, voorlichters, wethouders en jongeren aanwezig. Onder leiding van de dagvoorzitter burgemeester Arie Aalberts presenteerden vertegenwoordigers diverse gemeenten hun ketenbeleid, ervaringen en de dilemma’s die spelen op dit gebied. Rintje de Vries vertelde over de ervaringen van de gemeente Dongeradeel met het ontwikkelen van beleid samen met de jeugd. Hilda Wolda nam de aanwezigen mee in de dilemma’s op het terrein van toezicht op huiskamerketen aan de hand van een casus uit gemeente De Marne. En Frank Stadhouders sloot af met een presentatie over de zoektocht in beleidsontwikkeling over hokken en keten in de gemeente Littenseradiel. Tot slot was er een debat waarin verschillende partijen, o.a. jongerenwerk, jongeren, gemeenten, VNN, dorpsbelangen en GGD discussieerden over het effect van ketenbeleid op de gezondheid van jongeren. Diverse thema’s kwamen hierbij aan bod: de plek van alcohol in de Friese jongerencultuur, de rol van ouders en overheid, handhaving en wetgeving. De bijeenkomst werd gemiddeld beoordeeld met een 8.
2
Inventarisatie genotmiddelenbeleid scholen Om Friese scholen van passende informatie en advies te voorzien over de mogelijkheden die zij hebben, inventariseert het Platform Nuchtere Fries de stand van zaken met betrekking tot hun genotmiddelenbeleid. Het gaat daarbij om genotmiddelen als thema in het curriculum, regels over gebruik en bezit ervan op school of tijdens activiteiten van school en andere preventieve activiteiten. De resultaten werden eind 2014 verwacht. Tegenvallende respons van een deel van de scholen, maakte dat het Platform moest kiezen voor een andere werkwijze en vertraagde het onderzoek.
Intergemeentelijke samenwerking toezicht Drank- en Horecawet Op verzoek van vijf Friese gemeenten (Súdwest-Fryslân, De Friese Meren, Leeuwarden, Heerenveen en Smallingerland), die wilden nagaan op welke wijze duurzame samenwerking kan plaatsvinden op het terrein van leeftijdscontroles DHW, heeft het platform in 2014 de behoefte aan intergemeentelijke samenwerking onder de Friese gemeenten geïnventariseerd. Uit deze inventarisatie (in november als bijlage bij het voortgangsbericht gevoegd) kwam naar voren dat achttien Friese gemeenten meerwaarde zien en interesse hebben in een bepaalde vorm van provinciale samenwerking als het gaat om leeftijdscontroles DHW en de professionalisering van de toezichtfunctie. Tevens blijken er grote onderlinge verschillen tussen de gemeenten te bestaan, waar het gaat om hun (inmiddels opgebouwde) capaciteit en werden er, tegelijk met dit Friese initiatief, onderling tussen gemeenten diverse samenwerkingsovereenkomsten gesloten, waar andere gemeenten desgewenst ook bij kunnen aansluiten. Dit heeft het intergemeentelijke overleg tussen de inmiddels zeven gemeenten (gemeenten Franekeradeel en Littenseradiel zijn ook aangehaakt) doen besluiten om geen samenwerkingsvorm op Friese schaal (zoals een pool of een roulatiesysteem) verder uit te werken en het intergemeentelijk overleg de komende periode te gebruiken voor haar netwerkfunctie. Platform Nuchtere Fries sluit hier, afhankelijk van de agenda bij aan.
Invulling contactmoment jeugdgezondheidszorg met adolescenten 14+ In het kader van het begrotingsakkoord 2013 investeert het Ministerie van VWS extra in het bevorderen van een gezonde leefstijl van de jeugd. Dit is onder andere een extra contactmoment van de jeugdgezondheidszorg met adolescenten 14-Plus. Doel ervan is het bevorderen van gezondheid en gezond gedrag van jongeren. Hierdoor wordt hun participatie vergroot en kunnen ze beter deelnemen aan de maatschappij. Het Platform Nuchtere Fries denkt vanuit haar expertise en ervaring mee over de invulling van dit contactmoment. Een van de onderdelen hiervan is de op 1 oktober gelanceerde jongerenwebsite JouwGGD.nl.
Alcoholbeleid op feesten en evenementen Om evenementorganisatoren te ondersteunen bij het opstellen en werken met verantwoord effectief alcoholbeleid, geeft het Platform Nuchtere Fries in samenwerking met enkele evenementorganisatoren een handreiking uit. Het is een lijst van mogelijke maatregelen die een evenementorganisator kan treffen voor, tijdens en na afloop van het evenement. De maatregelen kunnen in overleg met de gemeente als vergunningverlener worden ingezet, rekening houdend met de lokale situatie en het type evenement. Voor het evenementenseizoen start, geeft het Platform een geactualiseerde versie van de handreiking uit.
3
Platform Nuchtere Fries stimuleert actief alcoholbeleid op feesten en evenementen. Na de grote vraag in 2014 stelt zij ook in 2015 weer kosteloos polsbandjes ("zonder polsbandje geen alcohol"), ID-readers (kleine mobiele apparaten waarmee snel leeftijd vast te stellen is aan de hand van een identiteitsbewijs), blaastesten (om bijvoorbeeld te controleren op "indrinken") en/of campagnemateriaal ter beschikking. Hiermee kunnen organisatoren experimenteren met de controle op leeftijd.
Workshops voor en door (v)mbo leerlingen Studenten hebben onder begeleiding van het Platform Nuchtere Fries een workshop ontwikkeld die voor en door (v)mbo-leerlingen gegeven kan worden: Lang Leve de Vrijheid. Doel van de workshop: jongeren - met elkaar in interactie door middel van spel, gesprek, discussie, rollenspel - meer inzicht geven in groepsdruk, wat dit met jezelf en met andere jongeren doet en het eigen middelengebruik. Via het ‘leerbedrijf’ Present Promotions wordt deze workshop ook in 2015 weer uitgevoerd op diverse mbo en vmbo scholen in Friesland.
Doorlopende en meer algemene activiteiten: -
advisering en ondersteuning gemeenten monitoren cijfers en trends genotmiddelen (onder andere GO-jeugd en de oudermonitor van GGD Fryslân) Onder meer naar aanleiding van signalen van verschillende platformpartners over een stijging van het aantal jongeren die met een alcoholvergiftiging terecht komen in een van de Friese ziekenhuizen, inventariseert en analyseert het platform de provinciale cijfers op dit terrein.
-
ondersteuning Nix18-campagne deelname aan landelijke netwerken (gericht op evidence based interventies en de vertaalslag van resultaten uit wetenschappelijk onderzoek naar goede preventieboodschappen)
Communicatie Gemeenten, partners en andere betrokkenen worden op de hoogte gehouden van ontwikkelingen binnen en buiten het Platform via een digitale nieuwsbrief. Aanmelden voor de nieuwsbrief en meer informatie over het Platform Nuchtere Fries: http://platform.nuchterefries.nl/
4
OPLEGNOTITIE
Voorstel ter behandeling in
vergadering van Bestuurscommissie Gezondheid
Op
19 maart 2015
Onderwerp
Protocol Maatschappelijke onrust
Bijlage ten behoeve van
agendapunt 5
Ambtelijk aanspreekpunt
F. Haenen
Afdeling
Z&A - PSH/GHOR
Telefoon E-mail
Bijlage(n) 1. Protocol Maatschappelijke onrust (herziening van Scenario Maatschappelijke onrust)
Beslispunten 1. De agendacommissie gezondheid adviseert de bestuurscommissie gezondheid van 19 maart a.s. het t (vernieuwde) protocol Maatschappelijk onrust vast te stellen.
Inleiding In 2006 is de eerste versie van het protocol scenario maatschappelijke onrust bij geweldsdelicten vastgesteld. In de jaren daarna zijn er verschillende cases geweest waarin het protocol is toegepast en kwamen na verloop van tijd ook voorstellen voor verbeteringen boven tafel. Met name uit de evaluaties van een aantal complexe cases volgde een aantal aanbevelingen. Die input is dan ook verwerkt in de vernieuwde versie. Het bestaande protocol is als basis gebruikt; de belangrijkste wijzigingen zijn terug te vinden in een verruiming van de toepassing (niet alleen geweldsdelicten), een keuze in structuur afhankelijk van de complexiteit, de positionering van het proces communicatie, en een praktischer insteek door criteria of checklists toe te voegen. Omdat het geactualiseerde protocol alle incidenten met gevaar voor maatschappelijke onrust behelst, is er gekozen voor een nieuwe naamgeving: Protocol Maatschappelijke Onrust (PMO). Het document is opgesteld in een samenwerking tussen GHOR en GGD, in overleg met alle betrokken partijen. De veranderingen die opgenomen zijn, zijn gebaseerd op aanbevelingen uit eerder gehouden evaluaties en op aanbevelingen van ervaringsdeskundigen, mensen die gewerkt hebben met en in het Scenarioteam. De belangrijkste veranderingen t.o.v. het scenario Maatschappelijke Onrust betreffen: • criteria op basis waarvan de Driehoek geïnformeerd wordt; • de keuze tussen een Scenarioteam A (beperkt effectgebied) en Scenarioteam B (breed effectgebied); • de Casemanager wordt Procesleider PSH (psychosociale hulpverlening);
Pagina 1 van 4
• de positionering van de communicatiedeskundigheid binnen het proces; • de vorm: het PMO is geschreven als checklist. • de nieuw ontwikkelde escalatieladder Het PMO sluit aan bij de methodiek die wordt ontwikkeld in het kader van de aanpak van multi-problem situaties, de AVE (Aanpak ter Voorkoming van Escalatie). Het PMO treedt hierbij in werking zodra er sprake is van (dreiging van) maatschappelijke onrust.
Beleidsmatige context De Wet Publieke Gezondheid (psychosociale hulpverlening), Wet Veiligheidsregio’s (voorbereiding en coördinatie van crises), oorspronkelijk protocol scenario maatschappelijke onrust, evaluaties en ervaringen van inzet scenarioteam.
Beoogd effect/resultaat Het herzien van het protocol is er op gericht door heldere kaders maatschappelijke onrust nog meer te kunnen beperken; de nieuwe versie geeft meer inzicht in (tegenstrijdige) belangen en verantwoordelijkheden, en helderheid voor betrokken partijen over structuur en onderlinge afstemming.
Advies Financiën De financiële aspecten zijn onderdeel van de begroting van GGD Fryslân en komen voor andere partijen terug in de afspraken tussen GGD en deze organisaties.
Advies overig In juni 2013 is er een workshop gehouden, waarin vertegenwoordigers van politie, Openbaar Ministerie, enkele gemeenten, Slachtofferhulp, AMK, GGZ, maatschappelijk werk, en GGD input hebben gegeven voor het nieuwe protocol. Zij hebben ingestemd met de huidige tekst van het document.
Communicatie Het protocol wordt vastgesteld in de bestuurscommissie Gezondheid en vervolgens in het Algemeen Bestuur van de VR Fryslân. Daarna zal het protocol ter kennisname naar de gemeenten en ketenpartners gaan.
Na vaststelling publiceren op Joost
Uitvoering
Pagina 2 van 4
De implementatie bestaat uit onderstaande onderdelen: - vaststelling van het protocol - bekendmaking van het protocol
-
-
Het protocol zal ook in diverse overleggen aan de orde worden gesteld: overleg gemeentesecretarissen, overleg ambtenaren openbare orde en veiligheid, overleg voorzitters sociaal team, overleg veiligheidshuis, overleg crisisbeheersing. Het bestuur zal worden gevraagd het document ook in iedere driehoek te agenderen. Ieder jaar wordt een casuïstiek voorbereid om in het driehoeksoverleg als oefening te gebruiken. Nieuwe ontwikkelingen worden via trainingen/opleidingen bekend gemaakt. Casemanagers krijgen een specifieke opleiding. Ieder jaar wordt een overleg georganiseerd, waarin met alle partijen terug en vooruit gekeken wordt. Daarin spelen in ieder geval evaluaties van cases (regionaal of breder) en nieuwe ontwikkelingen een rol.
Pagina 3 van 4
Agendering: Werkoverleg Managementteam Stafoverleg Dagelijks Bestuur Algemeen Bestuur Bestuurscommissie GGD
College van Commandanten Ondernemingsraad Veiligheidsbureau Directie crisisbeheersing
Na besluitvorming: Aanpassing werkproces Zo ja, actie door: Paraaf secretaris:
Akkoord met voorstel Akkoord met voorstel met aantekening:
Niet akkoord met voorstel met aantekening:
Origineel in archief Kopie naar ambtelijk aanspreekpunt
Pagina 4 van 4
Protocol: (dreiging)
Maatschappelijke Onrust Fryslân
januari 2015 Auteur: M.L. Visser, ZoVIE Advies Opdrachtgever: Veiligheidsregio Fryslân
1. VOORWOORD
Voor u ligt het geactualiseerde Scenario: Maatschappelijke onrust bij geweldsdelicten in Fryslân. Omdat het geactualiseerde protocol alle incidenten met gevaar voor maatschappelijke onrust behelst, is er gekozen voor een nieuwe naamgeving: Protocol Maatschappelijke Onrust (PMO). Wanneer u het PMO leest zult u ontdekken dat veel uit het ‘Scenario’ is overgenomen. Wat goed werkt moet vooral behouden blijven. De veranderingen die wel opgenomen zijn, zijn gebaseerd op aanbevelingen uit eerder gehouden evaluaties en op aanbevelingen van ervaringsdeskundigen, mensen die gewerkt hebben met en in het Scenarioteam. De belangrijkste veranderingen betreffen: • criteria op basis waarvan de Driehoek geïnformeerd wordt; • de keuze tussen een Scenarioteam A (beperkt effectgebied) en Scenarioteam B (breed effectgebied); • de Casemanager wordt Procesleider PSH; • de positionering van de communicatiedeskundigheid binnen het proces; • de vorm: het PMO is geschreven als checklist. Juist omdat binnen het PMO met heel veel partijen samengewerkt moet worden, heeft de Veiligheidsregio Fryslân (VRF) ervoor gekozen al deze partijen ook bij de actualisatie te betrekken. Deels door mensen al vooraf te betrekken. Deels door het protocol te bespreken in regionale overleggen, maar ook door het organiseren van een workshop. Het resultaat is een verbeterd protocol waaraan vele betrokkenen uit verschillende organisaties hebben meegewerkt. Dit PMO is een checklist voor het moment dat het gebeurt, maar ook een leidraad om de complexe samenwerking vorm en structuur te geven, zodat snel en in afstemming gereageerd kan worden als maatschappelijke onrust dreigt. Zijn we nu klaar? Nee, het is belangrijk om ook dit protocol steeds weer te evalueren en aan te passen aan de realiteit. Net als de wereld om ons heen is ook dit protocol steeds weer aan veranderingen onderhevig.
2
2. INHOUDSOPGAVE 1.
Voorwoord
2
2.
Inhoudsopgave
3
3.
Over dit document
5
4.
Inleiding
6
5.
Doelstelling
6
6.
Wanneer dit protocol
6
7.
Van routine naar opschaling
6
8.
Signalering incident met kans op MO (fase 1)
8
Melding, beeld, oordeel en besluitvorming
9
Organogram: Scenario A
9
Organogram Scenario B
10
Relatie met GRIP
11
Deelnemers en hun taak
11
De voorbereiding (fase 2)
12
De samenwerking
12
De uitvoering (fase 3)
14
De coördinatie
14
Het proces PSH
14
Het proces communicatie (multidisciplinair)
15
Openbare orde en veiligheid
16
De gemeentelijke processen
16
Strafrechtelijk onderzoek
16
11.
Nazorg (fase 4)
17
12.
Evaluatie (fase 5)
17
13.
Afsluiting (fase 6)
18
14.
Bijlagen
19
Wettelijk kader
19
Checklists
20
Bepaling Doelgroepen
20
9.
10.
3
Aandachtspunten voor media watching:
20
Mindmap
21
Voorbeeld Producten
22
Inhoudsopgave Draaiboek
22
Evaluatieformulier voor Driehoek en Scenarioteam
24
Definities
27
4
3. OVER DIT DOCUMENT Documentinformatie: definitief Doel: laatste feedback januari 2015 Voor wie: opdrachtgever Andere documenten Dit document heeft een relatie met andere documenten. Hieronder volgt een overzicht.
Document Scenario: Maatschappelijke onrust bij geweldsdelicten in Fryslân (2006) Opschalingsdraaiboek Psychosociale Hulpverlening GGD Fryslân Versie: 2.0
Goede aanpak van incident, crisis en ramp door: GRIP 2012
Relatie Voorliggend document is de geactualiseerde versie van het Scenario De samenwerkingsafspraken uit dit document sluiten aan op het Opschalingsdraaiboek PSH van de GGD Fryslân In geval van het ontstaan van crisis dient naadloos opgeschaald te kunnen worden naar de GRIP structuur.
5
4. INLEIDING Wanneer zich incidenten voordoen of wanneer er sprake is van ernstige geweldsdelicten, zoals zedenzaken, mishandeling, ontvoering of moord, dan kan dat grote impact hebben op de betrokkenen en hun omgeving. Maatschappelijke onrust kan dreigen of ontstaan en zelfs leiden tot escalatie. Ook de (social) media kan de kans op maatschappelijke onrust beïnvloeden. Hulpverleningsorganisaties, politie, OM en openbaar bestuur dienen hierop voorbereid te zijn. De ervaring heeft geleerd dat door een snelle aanpak, adequate informatie, hulp voor betrokkenen en goede onderlinge samenwerking de kans op het ontstaan van maatschappelijke onrust aanzienlijk gereduceerd kan worden. Duidelijkheid vooraf is winst op het moment dat een incident zich voordoet. Daarom is dit protocol ontwikkeld. Hierin staan de werkwijze en de samenwerkingsafspraken beschreven die een snelle, gezamenlijke aanpak mogelijk maken. Met elkaar kan een adequate hulpverlening worden ingezet en maatschappelijke onrust beperkt of zelfs voorkomen worden.
5. DOELSTELLING Dit protocol heeft de volgende doelstelling: • het kanaliseren, verminderen of reguleren van maatschappelijke onrust die het gevolg kan zijn van ernstige incidenten en/of geweldsdelicten, zoals zedenzaken, mishandeling en moord, en; • het bevorderen van optimale opvang, informatie en ondersteuning van betrokkenen bij ernstige incidenten en geweldsdelicten.
6. WANNEER DIT PROTOCOL Dit protocol is specifiek bedoeld voor incidenten, waarbij het risico bestaat op escalatie door maatschappelijke onrust. Dit zijn bijvoorbeeld ernstige geweldsdelicten, maar ook ongelukken waarbij schoolgaande jongeren betrokken zijn, zinloos geweld en zaken op het gebied van medische milieukunde kunnen onrust teweeg brengen. Bij geweldsdelicten moet men o.a. denken aan (vermoedelijke): • zedenzaken, mishandeling, moord en andere geweldsdelicten waarvan de politie in kennis gesteld is; • de terugkeer van (zeden) delinquenten waarbij het OM het slachtoffer, de politie en eventueel het lokale bestuur heeft geïnformeerd. Dit soort incidenten, delicten of ongelukken met dodelijke afloop hebben vaak niet alleen grote gevolgen voor de mensen die er direct bij betrokken zijn, maar hebben daarnaast veel invloed op de (wijde) omgeving. Dan is brede afstemming nodig tussen de betrokken partijen voor een efficiënte werkwijze, en om met duidelijkheid en met één stem naar buiten te kunnen optreden.
7. VAN ROUTINE NAAR OPSCHALING Routine De hulpverlening wordt met een zekere regelmaat geconfronteerd met incidenten die een ramp zijn voor gezinnen en de kring daaromheen, maar die geen risico vormen voor het ontstaan van maatschappelijke onrust. Deze incidenten worden door de hulpverleningsorganisaties, binnen vaststaande netwerkverbanden zelfstandig afgehandeld. Denk aan de CJG’s en het veiligheidshuis onder de gemeenten.
6
(Dreiging) maatschappelijke onrust In geval van ernstige geweldsdelicten, zedendelicten of anderszins, waarbij het risico bestaat op maatschappelijke onrust dan overstijgt de problematiek de dagelijkse routine. In een dergelijk geval wordt de betrokken burgemeester geïnformeerd, die op zijn beurt de Driehoek bijeen roept. De Driehoek bepaalt of het Protocol: Maatschappelijke Onrust in werking wordt gesteld. Het protocol kent twee treden van opschaling. Scenario: A Binnen dit scenario ligt de nadruk op de zorgcoördinatie. 1. Het effectgebied van het incident is beperkt. a. De impact van het incident is beperkt; b. De groep betrokkenen is beperkt; c. Er is vertrouwen in de hulpverlening; d. Er is beperkt/normaal media aandacht. Scenario: B Binnen dit scenario gaan verschillende processen een grotere rol spelen. De nadruk ligt op de procescoördinatie. 1. Er is een breed effect gebied. a. Meerdere gemeenten betrokken; b. Bovenregionale betrokkenheid; c. Er is een grote groep betrokkenen; d. De impact van het incident is groot; e. Dreiging van gevaar is nog actueel; f. Maatschappelijke positie van de verdachte(n); g. Politieke spanning speelt een rol; h. Veel media aandacht.
Escalatie maatschappelijke onrust/crisis In een enkel geval zal een incident of geweldsdelict direct leiden tot maatschappelijke onrust of is het niet mogelijk maatschappelijke onrust te voorkomen. In een dergelijk geval bepaalt de Driehoek of er direct opgeschaald wordt naar een GRIP situatie (hiërarchische leiding) of dat afhandeling binnen het protocol MO nog mogelijk is. Afhankelijk van wat besloten wordt kan de GGD opschalen naar het GGD Rampen Opvang Plan (GROP) en de Gemeenten en hulpverleningsdiensten naar een GRIP fase.
Schema: (dreiging) Maatschappelijke Onrust
7
8. SIGNALERING INCIDENT MET KANS OP MO (FASE 1) In verreweg de meeste gevallen zullen, al dan niet via signalen vanuit de hulpverleningsdiensten, politie en OM als eerste betrokken zijn bij een incident of een (vermoedelijk) geweldsdelict. Politie en OM zijn vaak de eerste schakels die het risico op het ontstaan van maatschappelijke onrust moeten herkennen. Maar wanneer is er sprake van een risico? Om een zo objectief mogelijke risico-inschatting te kunnen maken zijn onderstaande criteria ontwikkeld. Is er risico op maatschappelijke onrust, dan dient de lokale Driehoek geïnformeerd te worden. Is er geen risico op onrust, dan volgen de bij de zaak betrokken organisaties hun eigen route.
8
Melding, beeld, oordeel en besluitvorming Een melding van een ernstig incident of geweldsdelict zal via burgers of via signalen vanuit de hulpverleningsdiensten in verreweg de meeste gevallen bij de politie en of OM binnenkomen. Zij zijn verantwoordelijk voor de primaire risico-inschatting en het wel of niet informeren van de burgemeester. Bij twijfel wordt contact opgenomen met de Coördinator Scenarioteam van de GGD. Deze roept een ‘kleintje scenarioteam1’ bijeen onder verantwoordelijkheid van de betreffende burgemeester. Deelnemers zijn: • de ambtenaar OOV; • de signalerende organisatie; • politie; • OM. Zij maken een gezamenlijke risico-inschatting om te beoordelen of de Driehoek geïnformeerd moet worden. Bij twijfel dient de burgemeester geïnformeerd te worden, zodat deze zelf kan bepalen of de openbare orde en veiligheid in het geding is.
Organogram: Scenario A Wanneer besloten wordt het scenarioteam A operationeel te maken, dan roept de Procesleider PSH van de GGD Fryslân (ten minste) de volgende partijen aan tafel: politie, OM, hulpverlening, gemeente en een communicatiedeskundige die de werkgroep communicatie zal gaan coördineren. Welke vertegenwoordiging vanuit de hulpverlening deelnemen hangt af van het type geweldsdelict. De lokale Driehoek is verantwoordelijk. De Procesleider PSH is de linking pin tussen het scenarioteam A en de lokale Driehoek. De coördinator communicatie is de linking pin tussen de werkgroep communicatie en het scenarioteam. Aan de werkgroep communicatie nemen ten minste deel: communicatiedeskundigen van politie, OM, gemeente en zo nodig GGD. Iedere communicatiedeskundige is zelf verantwoordelijk voor afstemming en overleg met zijn eigen leidinggevende en achterban.
1
Deze term is historisch gegroeid en een begrip geworden bij de mensen die met het eerste ‘Scenario: maatschappelijke onrust’ werkten.
9
Organogram Scenario B Wanneer gekozen wordt voor scenarioteam B dan is er sprake van een meer complexe situatie (zie criteria blz. 8). Zo kunnen er bijvoorbeeld meerdere gemeenten of mogelijk veel slachtoffers betrokken zijn. Bij de keuze voor Scenario B wordt de Driehoek aangevuld met de directeur Publieke Gezondheid. Wanneer meerdere gemeenten betrokken zijn, wordt de burgemeester van de grootste gemeente voorzitter van de Driehoek, tenzij men hier in overleg anders over besluit. De nadruk in het scenarioteam B ligt nu op het afstemmen/ coördineren van de processen. De Procesleider PSH wordt procesmanager en linking pin tussen Driehoek en Scenarioteam. In het scenarioteam zitten zo veel mogelijk alleen de vertegenwoordigers (procescoördinatoren) vanuit de werkgroepen. Hier worden acties afgestemd, en opdrachten verdeeld. De uitwerking van de producten vindt plaats in de werkgroepen. Iedere deelnemer is zelf verantwoordelijk voor afstemming en overleg met zijn eigen leidinggevende en achterban.
10
Relatie met GRIP Wanneer GRIP van toepassing is, vervalt het PMO en wordt gehandeld volgens het proces PSH uit het GROP. Multidisciplinaire afstemming vindt plaats in het ROT. De afstemming en coördinatie tussen de bij de PSH betrokken hulpverleningsorganisaties vindt plaats in het kernteam of projectteam (nafase). Dit kan direct zo bijeengeroepen zijn, maar ook het opgeschaalde Scenarioteam B zijn. De procesmanager wordt in dat geval Procesleider PSH. In deze omstandigheden is het van belang dat er aandacht is voor de overdracht. De deelnemers moeten goed geïnformeerd zijn over de nieuwe structuur, de hiërarchische lijnen en hun positie daarin. Deelnemers en hun taak Binnen de Driehoek zijn burgemeester, politie en OM verantwoordelijk voor het totale proces. De Driehoek neemt de besluiten en bepaalt welke acties ter voorkoming van maatschappelijke onrust worden uitgevoerd. Binnen de Driehoek is de Burgemeester verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid. De (Hoofd) Officier van het OM is verantwoordelijk voor de procesgang rond (de verdenking op) strafbare feiten. De politie is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde (OB) en zij voeren het strafrechtelijk onderzoek uit (OM). In het geval er gekozen wordt voor Scenarioteam B, dan wordt de Driehoek aangevuld met de directeur Publieke Gezondheid. Immers de afstemming met en uitvoering van de PSH is een belangrijke factor bij het voorkomen van maatschappelijke onrust. De Procesleider PSH van de GGD is de linking pin tussen het Scenarioteam en de Driehoek. Hij neemt deel aan de Driehoek, maar heeft geen beslisrecht. Wel mag hij gevraagd en ongevraagd de Driehoek namens het scenarioteam adviseren. In het Scenarioteam vindt afstemming plaats tussen de betrokken organisaties. Opdrachten en afspraken vanuit de Driehoek worden uitgevoerd. Preventief worden producten voorbereid, zodat men pro-actief kan reageren op alle zich mogelijke voordoende scenario’s. Op haar beurt kan het Scenarioteam de Driehoek gevraagd en ongevraagd adviseren. In het Scenarioteam zijn ten minste de volgende organisaties en of functies vertegenwoordigd: • • • • • •
GGD (vz.); Gemeente; Politie; OM; Slachtofferhulp Communicatiedeskundigheid.
Afhankelijk van de omstandigheden kunnen ook andere organisaties in het Scenarioteam uitgenodigd worden. Bijvoorbeeld: • • •
GGZ; Regiecentrum Veilig Thuis (AMK) Jeugd Gezonheidszorg.
11
9. DE VOORBEREIDING (FASE 2) Wanneer de Driehoek besluit het Scenarioteam bijeen te roepen, dan: 1. wordt de structuur waarbinnen gewerkt wordt bepaald: Scenarioteam A of B. Zie blz. 11 en 12; 2. wordt gecheckt of alle partijen aanwezig zijn; 3. wordt gecheckt of alle partijen over de actuele en gelijkluidende informatie beschikken; 4. wordt gecheckt of de informatielijnen duidelijk zijn; 5. wordt de (schriftelijke) opdracht voor het scenarioteam geformuleerd; 6. worden de kaders vastgelegd waarbinnen het Scenarioteam kan werken. Denk hierbij aan: a. zorg voor direct betrokkenen en familie van verdachte; b. communicatiemandaat: procesinformatie versus inhoudelijke informatie; c. woordvoering. 7. wordt gecheckt of de bereikbaarheid geregeld is; 8. worden de bereikbaarheidsgegevens gedeeld met de case- of procesmanager; 9. wordt een datum voor de vervolgbijeenkomst afgesproken. De case- of procesmanager roept het Scenarioteam binnen 24 uur na de opdracht van de Driehoek bijeen. In de eerste vergadering wordt/worden: 1. gecheckt of alle partijen aanwezig zijn; 2. geïnventariseerd en inzichtelijk gemaakt wie betrokken zijn, maar niet in het Scenarioteam zitten en mogelijk geïnformeerd moeten worden (bv: familierechercheur en Procesleider PSH slachtofferhulp); 3. de structuur waarbinnen gewerkt wordt uitgelegd; 4. de informatielijnen vastgesteld; 5. alle informatie gedeeld in vertrouwelijkheid; 6. de actuele informatie over de casus gedeeld; 7. de opdracht aan het Scenarioteam besproken; 8. de taken en opdrachten afgestemd en verdeeld; 9. het tijdpad voor de oplevering van producten vastgesteld; 10. afspraken gemaakt over: a. de eerste aanpak (plan van aanpak op hoofdlijnen); b. informatie en communicatie, wie doet wat; c. woordvoering indien noodzakelijk; 11. de bereikbaarheid gecheckt en gedeeld; 12. een datum voor een nieuwe bijeenkomst afgesproken. De samenwerking De Driehoek is eindverantwoordelijk en beslist over het te volgen beleid (uitgangspunten en plan van aanpak) en de te volgen informatie- en communicatiestrategie. De Driehoek bepaalt de kaders waarbinnen gewerkt kan worden. Binnen het Scenarioteam vindt afstemming plaats over de te ondernemen acties, de te ontwikkelen producten en over de advisering aan de Driehoek. Iedere organisatie benadert de casus vanuit zijn eigen inhoudelijke kennis en verantwoordelijkheid. Er wordt gewerkt op basis van gelijkwaardigheid. Het Scenarioteam kan de Driehoek gevraagd en ongevraagd adviseren. Wanneer er geen consensus is, dan worden de verschillende meningen aan de Driehoek voorgelegd ter besluitvorming.
12
Het Scenarioteam: 1. ontwikkelt en onderhoudt een actueel ‘Plan van aanpak’ met daarin a. het ‘opvang en ondersteuningsplan’ en b. het ‘informatie en communicatieplan’. 2. is gezamenlijk verantwoordelijk voor de afstemming van de werkzaamheden van alle betrokken organisaties; 3. adviseert de Driehoek gevraagd en ongevraagd; 4. adviseert de Driehoek over het moment waarop het werken volgens het protocol wordt beëindigd; 5. maakt afspraken over het nazorgtraject en iedere organisatie bewaakt de uitvoering van zijn deel van de afspraken; 6. is gezamenlijk verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van de evaluatie; 7. doet gezamenlijk (indien van toepassing) voorstellen voor wijziging of aanpassingen van het PMO. Het is niet noodzakelijk dat producten steeds binnen het Scenarioteam worden uitgewerkt. De opdrachten of deelopdrachten kunnen verdeeld worden over de daartoe het meest toegeruste organisaties of een werkgroep indien van toepassing (Scenarioteam B). Bijvoorbeeld: het verzamelen van adressen wordt toebedeeld aan de gemeentelijke vertegenwoordiger, die dit op zijn beurt uitzet binnen de gemeente(n). De opzet van en producten behorende bij de communicatie kunnen toebedeeld worden aan de werkgroep communicatie. De uitwerking voor opvang van familie en slachtoffers wordt aan de PSH organisaties toebedeeld, etc. Het uiteindelijke product wordt in het Scenarioteam besproken alvorens ter goedkeuring aan de Driehoek aan te bieden. In de meeste gevallen zullen de volgende processen een rol spelen: • Coördinatie; • PSH; • Communicatie (multidisciplinair); • Openbare Orde en Veiligheid; • Gemeentelijke processen: o Burgerzaken; o Communicatie; • Strafrechtelijk onderzoek.
13
10. DE UITVOERING (FASE 3) De coördinatie Vanuit de verantwoordelijkheid van de GGD voor preventie (voorkomen zorgvraag) heeft de GGD een coördinerende rol bij incidenten met grote maatschappelijke impact (Wet Publieke Gezondheid/WPG). Daarom is ervoor gekozen dat de GGD de Procesleider PSH of procesmanager zal leveren. Dit ligt tevens in de lijn als gekeken wordt naar aansluiting bij het GROP. De belangrijkste taken van de case/procesmanager zijn: • Het zo snel mogelijk, maar zeker binnen 24 uur, bijeenroepen van het Scenarioteam; • Het verzorgen van de randvoorwaarden (vergaderlocatie etc.); • Het voorzitten van de bijeenkomsten; • Het verzorgen van een eenduidige startpositie. Alle deelnemers beschikken over eenzelfde kennisniveau ten aanzien van de werkstructuur, de casus, de al ingezette activiteiten en de eigen plaats binnen de werk en communicatiestructuur; • Het zorgdragen voor de verslaglegging; • Het afstemmen en verdelen van de werkzaamheden; • Bewaken van de afstemming daar waar plannen elkaar overlappen; • Het bewaken van de planning en de uitvoering van de genomen besluiten; • Het actueel (laten) houden van het Plan van aanpak; • Afstemmen met de coördinator van de werkgroep communicatie; • Het informeren van de Driehoek vanuit het Scenarioteam en vice versa; • Het zorgdragen voor de evaluatie van de gevolgde werkwijze in het Scenarioteam; • Het maken van een eindverslag, met daarin eventueel ook voorstellen voor aanpassing van de werkwijze. Het proces PSH De PSH organisaties houden zich primair bezig met het opstellen en uitwerken van het opvang, bescherming en ondersteuningsplan. Verder adviseren zij vanuit hun inhoudelijke deskundigheid over de andere processen en ten aanzien van het totale plan van aanpak. NB: in de werkgroep PSH neemt bij voorkeur ook een vertegenwoordiger van de politie (bv de wijkagent) plaats. Zijn expertise is van belang bij de advisering ten aanzien van de bescherming Ten aanzien van het opvang, bescherming en ondersteuningsplan gelden te minste de volgende aandachtspunten: • vaststellen wie hiervoor in aanmerking komen (slachtoffers en hun omgeving en verdachten en hun omgeving), in nauwe samenwerking met de werkgroep communicatie; • de wijze waarop de opvang, ondersteuning en bescherming wordt geboden: bijvoorbeeld individueel of in groepsverband, via huisbezoek of via outreachend werken (d.w.z. betrokkenen zelf actief benaderen met een hulpaanbod); • wie de opvang, ondersteuning en bescherming gaat verzorgen; • de bereikbaarheid, ook ’s avonds en in het weekend; • uitgaan van de persoonlijke behoeften van de betrokkenen: opvang op maat; • onder andere advisering t.a.v. invloed van (volwassen) communicatie op het kind.
14
Het proces communicatie (multidisciplinair) Het proces communicatie neemt zowel in het scenarioteam A als scenarioteam B een speciale plaats in. Dit heeft alles te maken met de invloed die communicatie heeft op het al dan niet ontstaan van maatschappelijke onrust en de rol die de (social) media (kunnen) hebben. Denk bijvoorbeeld aan het herkennen van maatschappelijke onrust door media watching of juist het ontstaan van maatschappelijke onrust door opruiende (twitter) berichten. Daarom is er voor gekozen om altijd een (eventueel virtuele) werkgroep communicatie onder het scenarioteam in te stellen. Hierin zijn vertegenwoordigd: de gemeente (coördinatie), politie, OM en GGD. De werkgroep communicatie benoemd een coördinator2, die tevens namens de werkgroep zitting heeft in het Scenarioteam. De Procesleider PSH en of de procesmanager heeft rechtstreeks contact en werkt nauw samen met de coördinator communicatie. De case- of procesmanager kan in bijzondere gevallen aan de coördinator communicatie vragen om gezamenlijk een toelichting in de Driehoek te verzorgen. De werkgroep communicatie houdt zich vooral bezig met het opstellen van het ‘informatie en communicatieplan’ en de omgevingsanalyse (media watching). Verder adviseren zij vanuit hun communicatiedeskundigheid over de andere processen en ten aanzien van het totale plan van aanpak. In geval van een strafzaak houdt het communicatieplan zo veel als mogelijk rekening met de route die een strafzaak loopt. Dit heeft te maken met het voorkomen van wederzijdse beïnvloeding en de invloed van de media op een strafzaak. Hier zijn drie fases te onderscheiden: Fase 1: vanaf melding/aangifte tot het einde van de getuigenverhoren. In deze fase staat geheimhouding voorop. Informatie is individueel georiënteerd. Fase 2: Vanaf beëindiging getuigenverhoren en eventuele aanhouding van verdachte(n) tot de afsluiting van het strafrechtelijk politieonderzoek. Hier eindigt de geheimhouding en kan ook groepsgewijs gewerkt gaan worden. Fase 3: Van afsluiting van het strafrechtelijk politieonderzoek tot de rechtszaak of de vrijlating van verdachte(n). In alle andere gevallen ligt de focus van de communicatie op de behoefte van betrokkenen. Daar waar zowel de openbare orde als een strafzaak een rol spelen dient de Driehoek in gezamenlijkheid afwegingen te maken. Het gaat om het zoeken naar de ruimte waarbinnen beide verantwoordelijkheden maximaal tot hun recht komen. Communicatieactiviteiten worden binnen de door de Driehoek gestelde kaders uitgevoerd. Bij het uitwerken van het informatie en communicatieplan komen minimaal de volgende punten aan de orde: • vaststellen van de kring van betrokkenen (zie ook proces PSH) zoals slachtoffers, verdachten, hun familie, sociale omgeving, professioneel netwerk, buurtbewoners etc.; • wie doet wat: o de woordvoering; o de perscontacten; o media watching/ omgevingsanalyse; • wijze van informatieverschaffing (schriftelijk, mondeling, bijeenkomsten, call center etc.); • tijdstip van informatieverschaffing; • inhoud, wijze en toon van de informatie per doelgroep uitwerken; • het maken van de communicatieproducten: brieven, persberichten etc.; • het in opdracht van de Driehoek en in afstemming het Scenarioteam (mede) verzorgen van voorlichting; • het in opdracht en met goedkeuring van de Driehoek en in afstemming met het Scenarioteam verzorgen van persvoorlichting; • omgang met de media; • ……… 2
Denk aan de mogelijkheid van de benoeming van een onafhankelijke coördinator. Bijvoorbeeld een communicatieadviseur uit het regionale expertteam.
15
Openbare orde en veiligheid De burgemeester is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid. De politie heeft onder het gezag van de burgemeester een uitvoerende taak als handhaver van de openbare orde. Vaak zal de politie al dan niet samen met OM signalen met betrekking tot maatschappelijke onrust ontvangen en beoordelen. Zij zullen vervolgens de burgemeester van de betrokken gemeente daarover in kennis stellen. De politie is vertegenwoordigd in zowel de driehoek als in het scenarioteam. Mogelijke taken: • Inhoudelijke advisering m.b.t. het plan van aanpak; • Informatie verschaffing over de buurt/ wijk; • Deelname aan de communicatiewerkgroep; • ……….. De gemeentelijke processen Afhankelijk van de casus kunnen binnen de gemeente diverse sectoren een rol spelen. Denk bijvoorbeeld aan burgerzaken, openbare orde, welzijn, maar ook wonen etc. Het verdient aanbeveling dat de vertegenwoordiger van de gemeente in het Scenarioteam ook betrokken is bij de interne afstemming van de gemeentelijke processen. Mogelijke taken: • verzamelen van adresgegevens (GBA). Denk ook aan inschakelen bronhouders zoals scholen, administratie van verenigingen etc. • voorbereiden en uitvoeren van voorlichtings- en persbijeenkomsten (lokatie, uitnodigingen, verslaglegging, etc.). • eventueel verzorgen van alternatieve woonruimte; • …………….. Strafrechtelijk onderzoek Het OM heeft een taak op het moment dat er sprake is van een strafbaar feit en is dan vertegenwoordigd in zowel de Driehoek als ook in het scenarioteam. In geval van (vermoeden van) strafbare feiten opereert de politie bij de opsporing daarvan onder verantwoordelijkheid van het OM. Is er geen sprake van een strafbaar feit dan wordt de noodzaak van de aanwezigheid van het OM in het Scenario team besproken en zo nodig aangepast. (Mogelijke) taken van het OM: • Advisering ten aanzien van het plan van aanpak; • Deelname aan de werkgroep communicatie (in geval van een strafzaak bepaalt het OM welke informatie hierover mag worden vrijgegeven); • Inzake de terugkeer van zedendelinquenten is het OM verantwoordelijk voor het informeren van de slachtoffer(s).
16
11. NAZORG (FASE 4) Het proces nazorg richt zich op: 1. nazorg voor betrokkenen zoals voor slachtoffers en familie van de verdachte(n) en hun omgeving, alsook eventueel voor hulpverleners: a. bepaal of een nazorgprogramma nodig wie; b. bepaal wie nazorg nodig hebben; c. bepaal wie verantwoordelijk is voor de uitvoering. 2. zorg voor informatie naar de betrokkenen (ook hulpverleners) over het verloop/ de afloop van de casus (bv terugkeer in de maatschappij): a. bepaal wie verantwoordelijk is voor de informatiedeling; b. bepaal wie geïnformeerd moeten worden en hun bereikbaarheid; c. maak een inschatting of bij terugkeer in de maatschappij maatschappelijke onrust te verwachten is; d. bepaal wanneer geïnformeerd moet worden; e. …………. 3. Gezondheidsonderzoek na Rampen (GOR): a. bepaal of onderzoek noodzakelijk is. Denk aan een milieu incident of infectieziekten. b. bepaal wie verantwoordelijk is; c. …………….. 12. EVALUATIE (FASE 5) Na afloop van het in werking treden van het PMO, wordt altijd een procesevaluatie gehouden naar aanleiding van de casuïstiek. De evaluatie wordt ten minste gehouden onder de deelnemers van de Driehoek, het Scenarioteam en de werkgroep communicatie. Op verzoek van de Driehoek kan een uitgebreidere evaluatie gehouden worden. Ook het Scenarioteam kan de Driehoek verzoeken om een uitgebreide evaluatie te houden. De Procesleider PSH of procesmanager is verantwoordelijk voor en coördineert de evaluatie. De Procesleider PSH: 1. zorgt voor de verspreiding van de evaluatieformulieren; 2. ontvangt van de deelnemers het ingevulde formulier binnen een week retour; 3. belegt zo nodig een evaluatiebijeenkomst en bereidt die voor aan de hand van de geretourneerde evaluatieformulieren (denk ook aan verslaglegging); 4. maakt een evaluatieverslag en doet daarin, op basis van de formulieren en eventueel de evaluatiebijeenkomst, voorstellen voor aanpassing en verbetering van het PMO.
17
13. AFSLUITING (FASE 6) In de afsluitingsfase wordt het dossier afgesloten. Daar waar nodig worden persoonsgegevens uit de notulen en andere stukken verwijderd. De Procesleider PSH zorgt ervoor dat het evaluatieverslag met de aanbevelingen aan de Driehoek wordt aangeboden en ook aan de betrokken convenantpartners3 wordt toegestuurd. Op basis van de aanbevelingen organiseert de GGD jaarlijks een bijeenkomst met de bij het PMO betrokken partijen. Op de bijeenkomst wordt aan de hand van de evaluaties en de aanbevelingen gekeken of en op welke punten het PMO geactualiseerd dient te worden. Dit proces wordt bewaakt door de Coördinator PSH van de GGD. Het geactualiseerde protocol wordt ter goedkeuring aan de convenantpartners voorgelegd.
3
Convenant behorende bij het Scenario Maatschappelijke onrust bij geweldsdelicten in Fryslân 2006.
18
14. BIJLAGEN Wettelijk kader4 Ten aanzien van de PSH geldt het volgende: In het Besluit Personeel Veiligheidsregio’s is vastgelegd dat er sprake is van 2 GHORfuncties ten aanzien van PSH: • de Leider Kernteam en • de Leider Opvangteam. De wet Publieke Gezondheid beschrijft dat de GGD verantwoordelijk is voor: • het bevorderen van psychosociale hulpverlening bij rampen • Jeugdgezondheidszorg (waaronder ook psychosociale hulpverlening). De wet Maatschappelijke Opvang (WMO) beschrijft dat de psychosociale hulp bij ingrijpende gebeurtenissen een verantwoordelijkheid is van de gemeenten. De uitvoering valt onder de verantwoordelijkheid van de reguliere hulporganisaties, zoals maatschappelijk werk. Vanuit de verantwoordelijkheid van de GGD voor preventie (voorkomen zorgvraag) heeft de GGD een coördinerende rol bij incidenten met grote maatschappelijke impact (Wet Publieke Gezondheid /WPG). Op basis van de wet Veiligheidsregio’s is de GHOR verantwoordelijk voor: • het maken van afspraken in de keten (regierol) • voor de sturende processen, i.c. de regie op de aansluiting van de psychosociale nazorg op de andere hulpdiensten (in het gemeentelijk opvangcentrum in de acute fase) en nazorgverlenende instanties (het Informatie- en Adviescentrum in de nazorgfase). Verantwoordelijkheden De GGD is in de voorbereidende fase verantwoordelijk voor de coördinatie van de inhoudelijke uitvoering van PSH. Dat betekent dat de GGD zorg draagt voor het maken van afspraken met de ‘leveranciers’ van PSH, zoals GGZ, Maatschappelijk werk, Slachtofferhulp, etc. in de voorbereidende fase over de uitvoering en zorg draagt voor de coördinatie van de uitvoering van het proces PSH in de acute en nazorgfase. De GGD heeft geen coördinerende of uitvoerende taak voor de reguliere PSH, met uitzondering van de GGD-taken in het kader van de JGZ (WPG). Echter, vanuit de verantwoordelijkheid voor publieke gezondheid bij burgers en de preventietaak (voorkomen van de zorgvraag), ligt het voor de hand dat daar waar behoefte is aan een vangnetfunctie en er sprake is of kan zijn van maatschappelijke impact, de GGD wel degelijk een coördinerende rol kan spelen (vanuit de gemeentelijke verantwoordelijkheid) in de PSH. De GHOR in de voorbereidende fase verantwoordelijk is voor het maken van afspraken tussen GHOR en GGD (WVR), in de acute fase bij GRIP-inzet verantwoordelijk is voor de aansturing vanuit het GBT van de 2 witte processen en voor de afstemming met de multidisciplinaire partners. In de nazorgfase blijft deze verantwoordelijkheid bestaan tot het moment van GRIP-afschaling. Bij GRIP verandert daarmee niet de verantwoordelijkheidsverdeling voor de PSH, maar verandert de omgeving waarbinnen de PSH wordt uitgevoerd. De GHOR en GGD maken hiervoor afspraken in het convenant Publieke Gezondheid (PG).
4
uit toelichting modelconvenant PSH versie 0.6.
19
Checklists Bepaling Doelgroepen Omdat iedere situatie anders is, dient bij de eerste Scenarioteambijeenkomst al een inventarisatie van betrokkenen plaats te vinden. Actiepunten: 1. vaststellen van de kring van betrokkenen. a. (mogelijke) slachtoffers; b. familie; c. verdachten; d. opvoeders; e. sociale omgeving; f. professioneel netwerk; g. buurtbewoners. 2. wijze van informatieverschaffing. a. informeren en begeleiden; b. informeren; c. voorlichten. 3. ………..
Aandachtspunten voor media watching: •
Wat wordt er gezegd;
•
Wel/ niet reageren? o Hoe gezaghebbend/belangrijk is het forum waarop het bericht geplaatst wordt? o Hoe gezaghebbend/belangrijk is de afzender van het bericht? o Is het bericht aantoonbaar onjuist, is het te weerleggen? o Wat is de kans dat dit bericht zich verder verspreidt? o Is het schadelijk wanneer dit bericht zich verspreidt? Wanneer besloten wordt te reageren: o bepaal wie de woordvoering doet; o beperk je tot een korte feitelijke reactie; o laat de emoties voor rekening van de berichtgever en laat de berichtgever in zijn waarde; o speculeer niet en gebruik alleen juiste en geverifieerde informatie; o maak bekend namens wie je spreekt. Onderscheid je ten opzichte van de andere berichtgevers en het geeft meer inhoudelijke autoriteit; o berichten mogen alleen met toestemming van de Driehoek of door een door de driehoek gemandateerde functionaris geplaatst worden! Zie ook :http://www.burgemeesters.nl/files/File/Crisisbeheersing/docs/Dossier%20zedenz aken%20communicatietips.pdf
•
•
20
Mindmap
21
Voorbeeld Producten
Inhoudsopgave Draaiboek
Hoofdstuk 1 Inleiding Uitleg dat in het draaiboek steeds twee scenario’s worden uitgewerkt. Het geplande scenario en het noodscenario, waarin afspraken direct aan de veranderende realiteit moet worden aangepast. Situatie Wat is de aanleiding om het Scenarioteam bijeen te roepen. Wat is er gebeurd. Waarom is er risico op maatschappelijke onrust. Wat is er al opgestart (PSH, strafrechtelijk onderzoek etc.) Opdracht Scenario door Driehoek Wat is de opdracht van de Driehoek. Binnen welke kaders wordt er gewerkt. Structuur Wie zijn in de Driehoek vertegenwoordigd. Binnen welke structuur wordt er gewerkt (Scenario A of B). Wie is case of procesmanager. Wie is/ zijn de coördinatoren van de werkgroep(en). Hoe lopen de communicatielijnen. Hoofdstuk 2: Uitwerking per thema gepland Strafrechtelijke aspecten Procesgang van strafrechtelijk onderzoek en voorgeleiding Psychosociale Hulpverlening Opvang, bescherming en ondersteuningsafspraken Veiligheidsaspecten Risico inschatting en te nemen maatregelen Communicatie Voorlichting, informatie en Communicatieplan Gemeentelijke processen Afstemming en verdeling werkzaamheden
22
Hoofdstuk 3: Uitwerking per thema noodscenario Wanneer treed het noodscenario in werking Structuur Uitwerken hoe in de acute situatie wordt: gewerkt/ overlegd en besluiten snel worden genomen communicatielijnen lopen beschikbaarheid is geregeld Strafrechtelijke aspecten Procesgang van strafrechtelijk onderzoek en voorgeleiding Psychosociale Hulpverlening Opvang, bescherming en ondersteuningsafspraken Veiligheidsaspecten Risico inschatting en te nemen maatregelen Communicatie Voorlichting, informatie en Communicatieplan Gemeentelijke processen Afstemming en verdeling werkzaamheden Hoofdstuk 4: Verantwoording Leg uit hoe het draaiboek tot stand is gekomen en met wie deze vertrouwelijke informatie al dan niet is gedeeld (bv wethouders, gemeenteraad). Hoofdstuk 5: Vervolgfase Maak afspraken wanneer ten minste weer afstemming moet plaatsvinden. Maak afspraken over het verdere traject van monitoring en of de overdracht aan de reguliere organisatiestructuur. Hoofdstuk 6: Verslaglegging en evaluatie Maak afspraken over de verslaglegging en de evaluatieprocedure na afloop.
23
Evaluatieformulier voor Driehoek en Scenarioteam Inleiding Beschrijf de casus en de afhandeling/ het proces op hoofdlijnen. Verzoek tot evalueren. Benoem de uiterste datum van reageren. Geëvalueerd worden: 1. de structuur waarbinnen gewerkt is; 2. het verloop van de casus: a. per thema; b. het geheel. 3. Samenwerking: a. binnen het eigen overleg; b. tussen de overlegvormen. 4. Aanbevelingen Was u deelnemer aan: A. de Driehoek B. het Scenarioteam C. een werkgroep s.v.p. aankruizen wat van toepassing is. De structuur waarbinnen gewerkt is. Beschrijving van de gekozen structuur. 1. Was het duidelijk binnen welke structuur gewerkt werd? 2. Wat werkte goed? 3. Wat kon er beter? Het verloop van de casus. De afhandeling van de casus doorloopt verschillende fases. Per fase wordt u een aantal vragen gesteld Fase 1: signalering melding en besluit tot operationalisering Scenarioteam. 1. Bent u van mening dat het Scenarioteam terecht is opgestart?
2. Bent u van mening dat u bij de start voldoende geïnformeerd bent?
3. Was de opdracht vanuit de Driehoek helder?
Fase 2: de voorbereiding 1. Was het duidelijk wat ieders taak was? Zo nee, s.v.p. toelichten.
2. Zijn de taken efficiënt verdeeld en voorbereid? Zo nee, wat kan er beter?
24
3. Heeft iedereen zijn taak volgens afspraak en tijdig uitgevoerd? Zo nee, s.v.p. toelichten.
4. Werd tijdens de voorbereiding voldoende aandacht besteed aan de uitwerking van het noodscenario. S.v.p. toelichten.
Fase 3: uitvoering Korte beschrijving van het verloop van de casus. Wanneer u terugkijkt op het uitvoeringsproces: 1. Wat ging er goed? a. Strafrechtelijke aspecten b. Psychosociale Hulpverlening c.
Veiligheidsaspecten
d. Communicatie e. Gemeentelijke processen
2. Wat kon er beter? a. Strafrechtelijke aspecten b. Psychosociale Hulpverlening c.
Veiligheidsaspecten
d. Communicatie e. Gemeentelijke processen
3. Hoe heeft u de samenwerking ervaren? S.v.p. toelichten. a. binnen het eigen overleg?
b. tussen de overlegvormen?
25
Fase 4: nazorg 4. Bent u van mening dat de casus op alle onderdelen zorgvuldig is afgerond? S.v.p. uw antwoord toelichten. a. Duidelijk moment van ontbinden van het Scenarioteam?
b. Vervolg acties geborgd in de normale structuren?
c.
Informatie en communicatie in verband met het vervolg?
d. Terugkoppelmoment voor de evaluatieuitkomst?
Tot slot kunt u hieronder nog opmerkingen en aanbevelingen noteren voor zover die eerder niet aan bod zijn gekomen.
Hartelijk dank voor uw medewerking!
26
Definities Protocol: een gedragsovereenkomst, meestal in de vorm van een aantal uit te voeren stappen. Er bestaan verschillende typen protocollen, zoals communicatieprotocollen, computerprotocollen, wetenschappelijke protocollen etc. Maatschappelijke onrust is het verschijnsel waarbij één of enkele incidenten plaatsvinden, die vervolgens – mede ten gevolge van structurele kenmerken van sociale, fysieke, economische en/of demografische aard – leiden tot een groter aantal en/of ernstiger incidenten, die op hun beurt leiden tot subjectieve en/of objectieve problemen op het gebied van openbare orde en veiligheid. Een ‘incident’ definiëren we als "een gebeurtenis waarbij - of waardoor – de veiligheid van mens en/of dier en/of omgeving in het geding is. Driehoek: wettelijke vertegenwoordiging bestaande uit burgemeester, politiechef en officier van OM. Op gemeentelijk niveau wordt ook wel gesproken over de lokale (gezags) Driehoek of (Veiligheids) Driehoek. Hierin hebben veelal de burgemeester, de gebiedsofficier van OM en de Teamchef van politie zitting.
27
OPLEGNOTITIE
Voorstel ter behandeling in
de vergadering van de Bestuurscommissie Gezondheid
Datum
19 maart 2015
Onderwerp
Friese Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG)
Bijlage ten behoeve van
agendapunt 6
Portefeuillehouder
W. Kleinhuis
Opsteller
T. Hartman/A. Meijer
Telefoon E-mail
Bijlage Het projectplan ‘Jongeren op Gezond Gewicht in Fryslân 2014 - 2017’
Beslispunt Het projectplan ‘Jongeren op Gezond Gewicht in Fryslân 2014 - 2017’ vaststellen.
Inleiding Eind 2014 gaf de Bestuurscommissie Gezondheid de opdracht te verkennen welke kansen en meerwaarde een provinciale samenwerking ten behoeve van JOGG-aanpakken in alle Friese gemeenten kan bieden. Deze werden met name gevonden op de volgende terreinen: - Bundelen van kennis, ervaring en expertise - Slimmer benutten van netwerken ten behoeve van publiek-private samenwerking (onder andere: De Friesland Zorgverzekeraar) - Wetenschappelijke begeleiding bij monitoring en evaluatie effectiever inzetten - Efficiëntie en kostenbesparing: korting op fee voor landelijke deelname als gevolg van efficiencyvoordelen (voor meerdere gemeenten gezamenlijk trainingen en andere vormen van begeleiding/advies organiseren) - Samenwerking met provinciaal georganiseerde partners zoals Sport Fryslân en ROS Friesland. - Groter bereik met een samenhangende boodschap Met andere woorden: een actieve provinciale aanjaagrol ten behoeve van een lokale aanpak. Naar aanleiding hiervan gaf de bestuurscommissie in november 2014 opdracht om - in samenwerking met gemeentelijke beleidsmedewerkers en andere betrokkenen - een projectvoorstel uit te werken voor provinciale samenwerking op het terrein van JOGG in Fryslân. In de afgelopen maanden is met alle betrokken beleidsmedewerkers van de Friese gemeenten gesproken over de huidige activiteiten, samenwerkingsmogelijkheden met partners en provinciale activiteiten waarmee de lokale JOGG-aanpakken bijgestaan zouden kunnen worden. De provinciale activiteiten, ondersteunend aan de lokale aanpak die daaruit naar voren kwamen, zijn uitgewerkt in bijgaand projectplan ‘Jongeren op Gezond Gewicht in Fryslân’.
Pagina 1 van 4
De financiële paragraaf is nog niet ingevuld. Op dit moment zijn er nog gesprekken gaande met het landelijk JOGG bureau over betere voorwaarden voor de concrete invulling van JOGG in de Friese gemeenten. Op 10 maart aanstaande is hierover een overleg met de landelijke programmamanager van JOGG. Na 10 maart kan er mogelijk een op maat voorstel voor de Friese gemeenten komen. Dit zal dan mondeling worden toegelicht in de vergadering van de bestuurscommissie op 19 maart.
Beleidsmatige context Gezond Gewicht cq. het voorkomen van overgewicht is een van de belangrijke speerpunten in de diverse beleidsnota’s’ van de verschillende gemeenten. Het thema overgewicht is een verplicht speerpunt van VWS. - Nota overgewicht VWS, 2013 –convenant Gezond Gewicht - Speerpunt overgewicht in lokale nota Volksgezondheid van afzonderlijke gemeenten - Derde Friese nota gemeentelijk gezondheidsbeleid/deelplan GGD; Ruimte voor gezondheid Deze nota beschrijft het kader en de uitgangspunten met betrekking tot het Friese gezondheidsbeleid voor de komende jaren (2013-2016). - Handreiking Gezonde Gemeente, Gezonde Wijk: ‘een integrale aanpak van het thema overgewicht’ - Nationaal Preventie Programma (NPP): “Alles is Gezondheid” 2014-2016 - De gemeenten Smallingerland is bijna 3 jaar een JOGG gemeente en Harlingen heeft zich onlangs aangemeld. - Rol GGD. Gezond gewicht is een van de twee leefstijl speerpunten uit het meerjarenbeleid van de GGD. De inzet van GGD zal dan ook vanuit de reguliere middelen plaats vinden. Gezond in de Stad middelen (GIDS) In mei 2014 kregen veel gemeenten van VWS bericht dat zij tot en met 2017 in aanmerking komen voor de GIDS-regeling, omdat in hun gemeente wijken zijn waar relatief veel inwoners zijn met een lage sociaal-economische status. De GIDS-regeling vloeit voort uit het Nationaal Programma Preventie. 18 Friese gemeenten krijgen de beschikking over deze extra financiële middelen. De insteek vanuit de GIDS middelen en JOGG vertonen veel overeenkomsten qua filosofie en integrale aanpak. Overgewicht/JOGG kan het thema zijn om vanuit de GIDS concreet vorm en inhoud te geven (www.gezondin.nu.).
Overgewicht in Fryslân: Friese cijfers laten zien dat er een lichte stabilisatie te zien is van het percentage overgewicht bij kinderen de afgelopen drie jaren, het percentage kinderen met overgewicht is desondanks in sommige wijken nog steeds erg hoog: ongeveer 1 op de 7 kinderen is te zwaar. Naarmate de kinderen ouderen worden, stijgt ook het overgewicht nog steeds, bijna de helft van de Friezen van 19 jaar en ouder is te zwaar (47%). Ook in de volwassen bevolking is er de laatste jaren een stabilisatie te zien, maar wel op een ongezond niveau. Friesland wijkt niet af van het Nederlands gemiddelde.
Overgewicht (2010-2013)
27 maanden 36 maanden Groep 2 Groep 7 Klas 1 vmbo Klas 2 havo/vwo Uit: Opgroeien in… 2013
Fryslân (%) 7% 8% 9% 15% 18% 11%
Pagina 2 van 4
(n) 12.802 11.952 19.137 19.348 6.873 3.994
Trend overgew icht provincie Fryslân 25% 20% 15% 10% 5% 0% 2008-2009
2009-2010 Groep 2
Groep 7
2010-2011 Klas 1 vmbo
2011-2012
2012-2013
Klas 2 havo/vw o
Beoogd effect/resultaat Een gezondere jeugd en in een gezondere omgeving in wijken waar het percentage overgewicht onder jongeren(0-19 jaar) het hoogst is. De meest recente resultaten in JOGG gemeenten zijn bekend in Dordrecht. Hier is een forse afname van overgewicht (daling van 20%) bij kinderen in de JOGG wijken te zien. Eerder werden al resultaten in Zwolle en Rotterdam gepubliceerd. Resultaten van een provinciale versterking op het gebied van JOGG zijn er nog niet, omdat hier nog beperkt ervaring mee is opgedaan. Landelijk zijn er voorbeelden van regionale dan wel provinciale samenwerkingsverbanden tussen gemeenten (Veluwe, Drenthe, Limburg). Gemeenten benutten in toenemende mate elkaars expertise, menskracht en delen best practices. Dit wordt zowel in de regio’s als door het landelijk JOGG bureau als zeer positief en meer effectief ervaren. Door samen met de Friese gemeenten op te trekken in de aanpak van jongeren op gezond gewicht, ontstaat er een lokale versterking van de aanpak in de gemeenten en is er een financieel voordeel qua inzet van menskracht en de landelijke JOGG fee.
Argumenten voor In verschillende Friese wijken is één op de zeven kinderen te zwaar. Die brengen, ook op lange termijn, aanzienlijke zorgkosten met zich mee. Het is dan ook de moeite waard te investeren in preventie van overgewicht op jonge leeftijd.
Kanttekeningen/risico’s Een randvoorwaarde voor succesvolle samenwerking is dat alle lokale partijen er (ambtelijk en bestuurlijk) actief bij betrokken zijn (ermee werken) en voor alle partijen duidelijk is wat er lokaal en provinciaal mag worden verwacht. Wanneer er geen lokale aanpak tot stand komt, zal ook de meerwaarde van een provinciale aanjaagrol uitblijven.
Pagina 3 van 4
Na besluitvorming: Akkoord met voorstel
Paraaf secretaris:
Akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Niet akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Origineel in archief Kopie naar ambtelijk aanspreekpunt
Pagina 4 van 4
in Fryslân 2014 - 2017
1
Inhoudsopgave 1. Inleiding ......................................................................................................... 3 De JOGG-aanpak ........................................................................................... 3 Landelijke en lokale ontwikkelingen ................................................................. 4 2. Doelstelling en doelgroep ............................................................................... 6 3. Provinciale activiteiten ................................................................................... 6 4. Projectorganisatie .......................................................................................... 8 Friese JOGG-teams ........................................................................................ 8 Fries JOGG-platform....................................................................................... 8 Bestuurscommissie Gezondheid ....................................................................... 9 Landelijke ondersteuning ................................................................................ 9 5.
Financiën ...................................................................................................10
Bijlage 1 Landelijke JOGG aanpak ...........................................................................11 Bijlage 2 Competentieprofiel JOGG regisseur ............................................................13 Bijlage 3 Friese cijfers ...........................................................................................14
2
1. Inleiding Het percentage Friese kinderen met overgewicht lijkt de afgelopen drie jaar te stabiliseren (zie bijlage drie). Dit ligt echter wel op een ongezond hoog niveau. In sommige wijken is één op de zeven kinderen te zwaar. De Friese gemeenten hebben daarom overgewicht als speerpunt benoemd in hun gezondheidsbeleid. Enkele gemeenten hebben dit inmiddels vertaald in concrete activiteiten en verschillende gemeenten hebben aangegeven aan de slag te willen met de aanpak van overgewicht. Hiervoor is de lokale JOGG-aanpak (Jongeren Op Gezond Gewicht) nadrukkelijk in beeld, omdat deze aanpak bewezen resultaten zijn behaald in onder andere Frankrijk met de vergelijkbare aanpak “Epode”, Zwolle, Rotterdam, Dordrecht1 en de gemeente Smallingerland; in Nederland één van de voorlopers op het gebied van de aanpak van overgewicht. Eind 2014 gaf de Bestuurscommissie Gezondheid de opdracht te verkennen welke kansen en meerwaarde een provinciale samenwerking ten behoeve van JOGG-aanpakken in alle Friese gemeenten kan bieden. Deze werden met name gevonden op de volgende terreinen: Bundelen van kennis, ervaring en expertise Slimmer benutten van netwerken ten behoeve van publiek-private samenwerking (onder andere: De Friesland Zorgverzekeraar) Wetenschappelijke begeleiding bij monitoring en evaluatie effectiever inzetten Efficiëntie en kostenbesparing: korting op fee voor landelijke deelname als gevolg van efficiencyvoordelen (voor meerdere gemeenten gezamenlijk trainingen en andere vormen van begeleiding/advies organiseren) Samenwerking met provinciaal georganiseerde partners zoals Sport Fryslân en ROS Friesland. Groter bereik met een samenhangende boodschap Met andere woorden: een actieve provinciale aanjaagrol ten behoeve van een lokale aanpak. Naar aanleiding hiervan heeft de bestuurscommissie op 20 november 2014 opdracht gegeven om in samenwerking met gemeentelijke beleidsmedewerkers en andere betrokkenen - een projectvoorstel uit te werken voor provinciale samenwerking op het terrein van JOGG in Fryslân. In dit projectvoorstel worden, op basis van relevante lokale en landelijke ontwikkelingen, de bovengenoemde punten uitgewerkt in doelen, provinciale activiteiten, een projectorganisatie en een begroting. Het gaat daarbij dus om activiteiten die ondersteunend zijn aan de lokale aanpak.
De JOGG-aanpak JOGG is ontwikkeld vanuit het inzicht dat kinderen die opgroeien in een omgeving waar een gezonde leefstijl normaal is en het aantrekkelijk is om te bewegen, fysiek en sociaal beter toegerust zijn op de toekomst. Nederlandse kinderen groeien op in een zogenaamde obesogene samenleving: een omgeving die uitnodigt tot veel eten en weinig bewegen. Voorbeelden daarvan zijn: de producten in het oog springen in de supermarkt, het aanbod in de schoolkantine, de voorbeelden die ze thuis krijgen, de hobby’s van leeftijdsgenoten etc. JOGG is een integrale aanpak waarbij iedereen in stad, dorp of wijk zich inzet om gezond eten en bewegen gemakkelijk en aantrekkelijk te maken; niet alleen ouders en gezondheidsprofessionals, maar bijvoorbeeld ook winkeliers, bedrijven, scholen en de gemeente zelf. Samenwerking tussen alle betrokken partijen leidt tot betere sport-, beweeg- en speelfaciliteiten en tot meer aandacht voor voeding en beweging. Jongeren van min negen maanden tot negentien jaar, hun ouders en hun omgeving staan hierbij centraal.1 In een wijk of dorp komt alles samen. Zo werken in Smallingerland scholen aan een structureel voedingsbeleid en hebben aandacht voor water drinken op school en tijdens sportactiviteiten; er zijn drie openbare drinkwaterpunten in de gemeente geopend die voorzien in een behoefte; de lokale supermarkt levert fruit tijdens evenementen en de verschillende sportaanbieders zorgen voor een sluitend en laagdrempelig beweegaanbod in de wijk/gemeente. Meer informatie over JOGG, de vijf pijlers en het landelijke bureau, is bijgevoegd in de bijlage 1.
1 Cijfers aanpak Dordrecht: DS Doe FF Gezond FactsheetA4 Algemeen 2014-2015; http://www.doeff gezond.nl. Zwolle: https://jongerenopgezondgewicht.nl/wat-we-doen/jogg-aanpak/effect/deeerste-resultaten-kwamen-uit-zwolle.
3
Landelijke en lokale ontwikkelingen In de periode november 2014- februari 2015 is met alle 24 Friese gemeenten over de JOGG aanpak gesproken. Uit deze gesprekken en gesprekken met het landelijke JOGG-bureau, vertegenwoordigers van het ‘’Programma Gezond in’’, lokale partners en andere regio’s blijken de volgende relevante ontwikkelingen: Gesprekken gemeenten Het merendeel van de Friese gemeenten voert activiteiten uit op het gebied van bewegingsstimulering bij jongeren, ouderen en inactieven. In veel gemeenten zijn buurtsportcoaches en/of combinatiefunctionarissen werkzaam om sport en bewegen te stimuleren. Deze functionarissen zijn vaak gericht op het onderwijs of werken samen met de lokale welzijnsorganisatie. In zeventien gemeenten zijn vakleerkrachten actief die meedoen aan het programma Sport op Basisscholen (http://www.sportopbasisscholen.nl). Op het gebied van het stimuleren van gezonde voeding gebeurt minder. De activiteiten zijn vaak ad hoc en niet volgens een integrale aanpak, bijvoorbeeld verbonden aan beweegactiviteiten in de gemeente. Het programma de Gezonde School wordt in zes gemeenten actief aangeboden aan het onderwijs. Op deze scholen worden vaak goede stappen gezet als het gaat om structurele aandacht voor bijvoorbeeld bewegen, gezonde voeding en het voedingsbeleid op school. In zes gemeenten wordt aandacht besteed aan het optimaliseren van de aanpak van de zorg voor kinderen met overgewicht (JOGG pijler 5: verbinding van preventie en zorg). De overige gemeenten spreken de wens uit hier verbetering in te willen zien en zien kansen in een goede verbinding met de gebiedsteams. Deze pijler is in Smallingerland door de JOGG aanpak in een versnelling gekomen. In Smallingerland is de zorg voor kinderen met overgewicht goed op elkaar afgestemd en is er een nieuw laagdrempelig aanbod voor het kind met het gezin ontwikkeld. In alle gemeentes komt het belang van een sterke verbinding-afstemming met de gebiedsteams naar voren. Het is wenselijk om voor een brede integrale aanpak te kiezen, waarin de jongere en het gezin centraal staat. Het merendeel van de gemeenten ziet voordelen en kansen voor hun eigen gemeente om met de JOGG aanpak aan de slag te gaan. In een aantal gemeenten zijn hier al concrete plannen voor, bijvoorbeeld in Heerenveen en De Friese Meren. In andere gemeenten is dit nog minder het geval, maar ziet men vooral de kans in de integrale aanpak van JOGG en een regisseur met een aanjaagfunctie in de gemeente. Bij de meeste gemeenten ligt de focus op meer dan jongeren alleen, en zal alleen de insteek van het kind, gezin en omgeving mogelijkheden bieden. Dit is ook de insteek van de aanpak van JOGG Er zijn ook bedenkingen, met name bij de kleinere gemeenten. Die gaan vooral over de meerwaarde van JOGG ten opzichte van de huidige activiteiten en de mogelijkheid om voldoende formatie ter beschikking te kunnen stellen om deze aanpak te kunnen realiseren. De gemeenten zien kansen in een provinciale versterking vooral op het gebied van kennisdeling, delen van best practices, regionale aanjaagfunctie en een versterking van de JOGG pijlers bijvoorbeeld Publiek Private Samenwerking (PPS), Wetenschappelijke Begeleiding en Evaluatie (WBE) en inzetten van Social Marketing (SM) strategieën. Programma Gezond in: Achttien gemeenten krijgen financiële middelen vanuit het programma ‘’Gezond in’’ (www.gezondin.nu). In veel van deze gemeenten wordt de integrale benadering van de JOGG aanpak genoemd als mogelijke (gedeeltelijke) invulling van deze middelen. Uit het overleg met de landelijke programmaleider van "Gezond in" kwam naar voren dat de gelden die gemeenten ontvangen vanuit deze decentralisatie-uitkering Gezond in de Stad (GIDS) kunnen worden ingezet in de JOGG-aanpak. Als uit de analyse in de desbetreffende gemeente blijkt dat overgewicht bij jongeren een probleem is en de JOGG-aanpak onderdeel is van een bredere lokale integrale aanpak, past dit prima binnen de inzet van GIDS. De aanpak zal wel gericht moeten zijn om gezondheidsachterstanden te verkleinen. Zo zie je in een bestaande JOGGgemeente, waar al een goed begin is gemaakt in de integrale aanpak (infrastructuur), dat met de GIDS middelen een verbreding op doelgroep en thematiek kan worden gemaakt bijvoorbeeld in het tegengaan van sociaal isolement of eenzaamheid bij ouderen. Een voordeel van de invulling van ‘’Gezond in’’ samen met JOGG, is dat de landelijke JOGG stichting ook extra menskracht en expertise aan gemeenten kan leveren in overleg met de lokale partners.
4
Overige regio’s Landelijk zijn er voorbeelden van regionale dan wel provinciale samenwerkingsverbanden tussen gemeenten (Veluwe, Drenthe, Limburg). Gemeenten benutten in toenemende mate elkaars expertise, menskracht en delen best practices. Deze samenwerking geeft vorm en inhoud aan het landelijke JOGG doel ‘streven naar een samenleving waarin alle kinderen en jongeren wonen, leren, recreëren en werken in een omgeving waarin een gezonde leefstijl de normaalste zaak van de wereld is’’. Relevante partners in Friesland Sport Fryslân en ROS Friesland willen gemeentes faciliteren en ondersteunen met bijvoorbeeld expertise, zodat de lokale kennis in Friesland gedeeld kan worden. Sport Fryslân heeft de mogelijkheid om een JOGG coach te leveren, ROS Friesland heeft kennis verzameld over pijler 5: verbinding preventie zorg en kan samen met GGD Fryslân ook gerichte ondersteuning aan gemeenten bieden. Een gesprek met de provincie Fryslân heeft duidelijk gemaakt dat de taak en financiering voor deze aanpak vooral lokaal bij gemeenten ligt en de provincie hier geen taak in ziet. De Friesland Zorgverzekeraar als PPS partner (nu al van Smallingerland) en samenwerking op het onderdeel preventie-zorg is bij uitstek geschikt om hier op Friese schaal/bovengemeentelijk naar te kijken. Uit de gesprekken met de Friesland Zorgverzekeraar komt naar voren dat zij een meerwaarde zien in een samenwerking op Friese Schaal, waar een integrale aanpak van overgewicht centraal staat en dit zichtbaar wordt in de activiteiten in de gemeenten. Er zijn al projecten zoals Sport op Basisscholen, maar ook Tandje Extra (relatie eetmomenten-voeding) die nu min of meer los worden uitgevoerd. De Friesland Zorgverzekeraar zal verder betrokken worden bij de Friese JOGG ontwikkelingen. Zowel intern binnen de Friesland Zorgverzekeraar als in overleg met externen/gemeenten, zal gekeken worden welke afspraken hieruit voort kunnen vloeien. Op basis van bovenstaande ontwikkelingen, behoeften en wensen, zijn in de volgende hoofdstukken doelen en concrete activiteiten uitgewerkt die ondersteunend kunnen zijn aan de lokale aanpak.
5
2. Doelstelling en doelgroep Dit hoofdstuk beschrijft de overstijgende landelijke doelen. Iedere gemeente of groep van samenwerkende gemeenten bepaalt de specifieke lokale doelgroepen en/ of doelstellingen waaraan gewerkt gaat worden. Dit is mede afhankelijk van de activiteiten die al opgestart zijn of uitgevoerd worden en zijn een uitvloeisel van de landelijke doelstellingen. De provinciale activiteiten die in dit plan beschreven worden, zijn ondersteunend aan de lokale doelstellingen. De landelijke JOGG stichting wil samen met haar partners streven naar een samenleving waarin alle kinderen en jongeren wonen, leren, recreëren en werken in een gezonde omgeving met structureel aandacht voor een gezonde leefstijl in het algemeen en voor een gezond gewicht in het bijzonder. Een omgeving waarin de gezonde keuze weer de normaalste zaak van de wereld is. Het doel is om in 2020 tenminste een miljoen kinderen en jongeren in de leeftijdscategorie van min negen maanden tot en met negentien jaar op deze manier bereikt te hebben. Daarnaast is het streven om een aanduidbare stijging van het aantal kinderen en jongeren op gezond gewicht in de JOGG-gemeenten en een stijging van het aantal kinderen en jongeren dat een gezond gewicht heeft te realiseren. Voorbeelden van doelen die gemeentelijke doelen zijn: 1. Een aanzienlijke toename van het percentage kinderen dat voldoet aan 2 maal per dag 30 minuten bewegen. (Nederlandse Norm Gezond Bewegen, NISB); 2. Een aanzienlijke afname van de inname van gezoete dranken en een toename van water drinken; 3. Een aanzienlijke toename van het aantal kinderen dat ’s morgens gezond ontbijt; 4. Een aanzienlijke toename van de dagelijkse inname van groente en fruit; 5. In elke setting (wijk, school, thuis en zorg) is een gezond aanbod gericht op gezonde voeding aanwezig, en elke setting stimuleert bewegen. Van belang is dat bij alle opgestelde doelen ook aandacht voor borging op de lange termijn is.
3. Provinciale activiteiten Op basis van de in hoofdstuk 1 beschreven verkenning onder gemeenten en de betrokken regionale en landelijke partners en de in hoofdstuk 2 beschreven doelen, worden in dit hoofdstuk de provinciale activiteiten voor de periode 2015-2018 uitgewerkt. Het gaat om activiteiten die ondersteunend zijn aan de lokale aanpak en aanvullend op de activiteiten van het landelijke JOGGbureau. Deze worden uitgevoerd door een provinciaal JOGG-platform, dat in hoofdstuk 4 toegelicht wordt. Als het project door de bestuurscommissie in maart 2015 is vastgesteld, wordt aan het begin van elk jaar een activiteitenplanning opgesteld. Elke gemeente of groep van samenwerkende gemeenten maakt een eigen plan van aanpak met lokale activiteiten. Bundelen en delen van kennis, ervaring en expertise Trainingen en themabijeenkomsten gericht op de vijf pijlers van de JOGG-aanpak worden in de provincie georganiseerd en verzorgd. Dat levert niet alleen een tijd- en geldbesparing op, maar ook de mogelijkheid elkaar te ondersteunen en lokale best practices met elkaar uit te wisselen. Het platform kan daarnaast ook intervisiebijeenkomsten of werkconferenties organiseren. ROS, GGD Fryslân en Sport Fryslân kunnen expertise leveren in de vorm van JOGG coaches of JOGG experts. Provinciaal worden producten en formats ontwikkeld die iedere gemeente kan inzetten. Te denken valt aan een handboek “zorg voor kinderen met overgewicht”, onderzoeken of voorbeelden voor stimuleringsimpulsen voor een beweegvriendelijke omgeving. De implementatie hiervan moet lokaal gebeuren. Het platform signaleert landelijke en regionale ontwikkelingen en kansen en fungeert als aanspreekpunt, zowel voor Friese als landelijke partners.
6
Benutten van netwerken ten behoeve van publiek-private samenwerking Het platform initieert de contacten en faciliteert de samenwerking met de provinciaal georganiseerde private partners, zoals De Friesland Zorgverzekeraar (pijler verbinding preventie en zorg), Friesland Campina, Vitens, Koopmans en bedrijven die bijvoorbeeld op het terrein van social marketing kunnen ondersteunen. Dit draagt niet alleen bij aan de invulling en versterking van deze belangrijke lokale pijler, maar creëert ook kansen omdat het voor private partners interessanter kan zijn om zich aan meerdere gemeenten te verbinden; ook voor bedrijven die nog niet in Friesland gevestigd en hier wat meer ‘voet aan de grond zouden willen krijgen’. Met De Friesland Zorgverzekeraar heeft GGD Fryslân een convenant afgesloten met betrekking tot onderlinge samenwerking. Gemeente Smallingerland heeft al een samenwerkingsovereenkomst met de Friesland Zorgverzekeraar afgesloten als het gaat om PPS. Wetenschappelijke begeleiding bij monitoring en evaluatie Wetenschappelijke begeleiding en evaluatie (van zowel proces als effect) wordt gecoördineerd vanuit het platform. De uitvoering vindt plaats in samenwerking met de hogescholen, universiteiten, academische werkplaats Noord Nederland en het Fries Sociaal Planbureau. Samenwerking binnen deze pijler levert niet alleen tijdbesparing op, maar ook meer data en daarmee mogelijkheden voor representatief onderzoek. De monitor van GGD Jeugdgezondheidszorg is hier een belangrijk onderdeel van. Communicatie Het platform ondersteunt de JOGG-teams bij de ontwikkeling van communicatiemiddelen met als doel een groter bereik te creëren door middel van eenzelfde uitstaling en toon. Zij levert formats, tekst- en beeldmateriaal en benadert Friese boegbeelden om de boodschap kracht bij te zetten. De inhoud van de communicatie zal lokaal verschillend zijn.
7
4. Projectorganisatie Randvoorwaarden voor succesvolle samenwerking is dat partijen er (ambtelijk en bestuurlijk) actief bij betrokken zijn. Het moet duidelijk zijn wat er lokaal, sub regionaal en provinciaal wordt verwacht. Dit hoofdstuk beschrijft de rollen/taken van de voorgestelde Friese projectorganisatie JOGG. De JOGG-aanpak richt zich op wijken waar het percentage overgewicht onder jongeren (0-19 jaar) het hoogst is. Onder de paraplu van de gemeente werken publieke en private partijen, zoals scholen, sportclubs, huisartsen, buurtsupers en woningbouwverenigingen in en rondom de wijk samen. Lokale partijen kunnen bijvoorbeeld expertise leveren, denken mee, zetten hun communicatie in voor JOGG en kunnen financieel bijdragen aan JOGG-activiteiten.
Friese JOGG-teams Lokaal ligt er de uitdaging om in krachtige teams resultaten te realiseren die aansluiten bij de doelgroep. Deze teams zijn beperkt van omvang en samengesteld uit mensen met verschillende vaardigheden (te vergelijken met scrummen2). De aanjager van deze teams, de zogenaamde JOGG-regisseur beschikt over specifieke competenties die zijn uitgewerkt door het landelijk JOGG bureau (zie bijlage 2). De ambtelijke verantwoordelijkheid voor het traject ligt bij een gemeentelijk beleidsmedewerker die hiervoor voldoende gefaciliteerd moet zijn. De JOGG-aanpak kan ook tot stand komen onder de paraplu van meerdere samenwerkende gemeenten3. Deze gemeenten bepalen gezamenlijk welke wijken/ dorpen worden aangepakt, welke doelgroepen worden aangesproken en welke activiteiten in samenhang worden ingezet. Eén JOGGregisseur zorgt ervoor dat de partijen met elkaar verbonden zijn. De ervaring leert deze clusters beperkt van omvang te houden (maximaal acht gemeenten) en binnen iedere afzonderlijke gemeente de verantwoordelijkheid voor de uitvoering vast te leggen. In Friesland zijn er samenwerkingsverbanden tussen de Waddeneilanden (VAST), de gemeenten in noordoost Friesland (DDFK), Leeuwarden - Leeuwarderadeel, de Westergo gemeenten en SúdwestFryslân – Littenseradiel. De andere Friese gemeenten zijn in gesprek over mogelijke samenwerking of gaan zelf aan de slag met de JOGG aanpak. De JOGG-teams die vanuit individuele gemeenten of vanuit clusters van samenwerkende gemeenten werken, bestaan uit: -
Gemeentelijk beleidsmedewerkers, bij voorkeur zowel sport, volksgezondheid en jeugd (zorgen voor een interne integrale beleidsontwikkeling) Buurtsportcoaches Eventueel: lokale pps-partners Op verzoek: GGD-medewerker Ondersteuning door JOGG coach of JOGG experts Voorzitterschap: JOGG-regisseur
Fries JOGG-platform De meerwaarde van provinciale samenwerking ligt in het ondersteunen en verbinden van alle betrokken partijen door afstemming en uitvoering van activiteiten die voor alle gemeenten meerwaarde hebben (uitgewerkt in het voorgaande hoofdstuk). Het Fries JOGG-platform komt vier tot zes keer per jaar bijeen en bestaat uit: 2 3
Regisseurs en/of beleidsmedewerker Volksgezondheid/Sport/Jeugd van Friese JOGG-teams, naar schatting ongeveer acht tot tien Sport Fryslân ROS Friesland Eventueel provinciale pps-partner(s), bijvoorbeeld De Friesland Zorgverzekeraar Op verzoek: ondersteuning door landelijke JOGG experts op de verschillende pijlers Voorzitterschap, bestuurlijke afstemming, budgetbeheer: GGD Fryslân Scrummen is een innovatieve manier om sneller, beter en flexibeler samen te werken, ISBN9789491845376 In de regio’s Noord Veluwe, Drenthe en Limburg zijn hier inmiddels positieve ervaringen mee.
8
Bestuurscommissie Gezondheid Deze is verantwoordelijk voor het vaststellen van het projectplan, de aansturing projectorganisatie, de acties binnen de eigen gemeente, ambassadeurschap en perscontacten.
Landelijke ondersteuning Om kennisdeling te faciliteren worden landelijk en regionaal verschillende trainingen, bijeenkomsten en workshops georganiseerd. Het JOGG bureau kan gericht menskracht leveren in de vorm van het inzetten van een JOGG coach of JOGG expert binnen de gemeente of clusters van gemeenten in te zetten. Toegang tot de landelijke JOGG wiki: een database waar informatie tussen gemeenten en het landelijk JOGG bureau gedeeld wordt.
9
5. Financiën Er zijn nog gesprekken gaande met het landelijk JOGG bureau over betere voorwaarden voor de concrete invulling van JOGG in de Friese gemeenten. Op 10 maart aanstaande is hierover een overleg met de landelijke programmamanager van JOGG. Na 10 maart kan er mogelijk een op maat voorstel voor de Friese gemeenten komen.
10
Bijlage 1 Landelijke JOGG aanpak Wat is JOGG? Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG). Onder die naam werken we aan een gezonde jeugd in een gezonde omgeving. De JOGG-aanpak richt zich op wijken waar het percentage overgewicht onder jongeren (0-19 jaar) het hoogst is. Onder de paraplu van de gemeente werken publieke en private partijen, zoals scholen, sportclubs, huisartsen, buurtsupers en woningbouwverenigingen samen. Die samenwerking leidt tot betere sport-, beweeg- en speelfaciliteiten en voor meer aandacht voor voeding en beweging. Want gezond eten en drinken, dagelijks bewegen en sporten moet de gewoonste zaak van de wereld worden. Waarom is JOGG nodig? JOGG is hard nodig, want overgewicht is een groeiend probleem. Ongeveer één op de zeven kinderen is te zwaar. In sommige wijken zelfs één op de drie. De afgelopen 30 jaar is het overgewicht onder volwassenen en kinderen toegenomen. Als deze toename doorzet, telt Nederland in 2024 ongeveer 2,5 miljoen obese mensen. Die brengen aanzienlijke zorgkosten met zich mee. Het is dan ook de moeite waard te investeren in preventie van overgewicht op jonge leeftijd. Zo kan de Nederlandse jeugd gezond opgroeien en actief ouder worden. Wat wil JOGG bereiken? JOGG wil een omgeving creëren die kinderen en jongeren motiveert gezond te eten en meer te bewegen. Een gezonde keuze moet voor hen een gemakkelijke keuze zijn, zonder dat ze zich daarvan bewust zijn. Zo verandert hun gedrag en komen ze ongemerkt op gezond gewicht. De JOGG-aanpak De JOGG-aanpak steunt op vijf pijlers: 1. Politiek-bestuurlijk draagvlak. Een gezond gewicht hoort bij een gezonde leefstijl en heeft een belangrijke plaats in het programma van het college van burgemeester en wethouders. 2. Publiek-private samenwerking. Lokale bedrijven en publieke partijen zijn betrokken bij de JOGG-aanpak. Ze leveren expertise, denken mee, zetten hun communicatie in voor JOGG en dragen financieel bij aan JOGGactiviteiten. Bedrijven kunnen zich vanuit hun maatschappelijk verantwoord ondernemerschap inzetten voor JOGG. 3. Sociale marketing. Door met de doelgroep in gesprek te gaan sluit de JOGG-aanpak aan bij de belevingswereld van kinderen en jongeren. Een gezonde leefstijl wordt net zo verleidelijk ‘als een nieuwe smartphone’. 4. Wetenschappelijke begeleiding en evaluatie. ‘Meten is weten’. Binnen de JOGG-aanpak worden activiteiten gemonitord, geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd. Daarnaast wordt het proces van de aanpak zelf gemeten en natuurlijk ook de BMI van de kinderen. Bij de wetenschappelijke begeleiding en evaluatie zijn onder meer de Vrije Universiteit Amsterdam en de Hogeschool Windesheim betrokken. 5. Verbinding preventie en zorg. (Zorg)professionals signaleren overgewicht in een vroeg stadium en stemmen hun dienstverlening onderling op elkaar af. Zo komen jongeren met overgewicht direct op de juiste plek terecht. Elke gemeente kan op basis van deze pijlers de JOGG-aanpak realiseren en concrete beslissingen nemen. Welke wijken worden aangepakt? Welke doelgroepen worden aangesproken? Welke activiteiten worden in samenhang ingezet? Een lokale JOGG regisseur zorgt ervoor dat alle partijen met elkaar verbonden zijn. De JOGG-beweging De ambitie is om in 2015 te groeien naar 75 gemeenten. Alle JOGG-gemeenten bij elkaar vormen de JOGG-beweging: een nationaal netwerk van organisaties die op lokaal niveau met de JOGGaanpak werken; een beweging waarin gemeenten elkaar helpen, kennis en ervaring uitwisselen en elkaar versterken. Rotterdam helpt bijvoorbeeld Dordrecht en Dordrecht helpt Zwijndrecht. Meedoen Om mee te doen met de JOGG-aanpak sluit een gemeente, met college breed commitment, voor drie jaar een samenwerkingsovereenkomst met JOGG. Hierin wordt vastgelegd dat de gemeente de aanpak gaat inzetten, en dat het landelijke JOGG-bureau haar gaat helpen. De gemeente stelt voor minstens 16 uur een JOGG-regisseur aan. Om gebruik te kunnen maken van advies, kennis,
11
materialen en trainingen betaalt een gemeente met meer dan 50.000 inwoners jaarlijks 10.000 euro aan JOGG. Een gemeente met minder dan 50.000 inwoners betaalt jaarlijks 5.000 euro. Het JOGG-bureau Het JOGG-bureau biedt gemiddeld 40 dagen per jaar ondersteuning op maat: advies, opleiding, training, coaching en kennisdeling. Experts helpen bij publiek-private samenwerking en sociale marketing. Het bureau levert communicatieadvies en -middelen. De JOGG-coaches adviseren en begeleiden de lokale regisseurs, zodat ze goed zijn toegerust om op wijkniveau mensen in beweging te krijgen. Het JOGG-bureau maakt zich sterk voor ‘De Gezonde Kantine’ en biedt praktische ondersteuning bij de uitvoering op locatie. Een gezonde gemeente kan niet zonder gezonde kantines, die met een gezond en verantwoord aanbod van eten en drinken een geweldige bijdrage aan JOGG kunnen leveren. De Schoolkantine Brigade van het Voedingscentrum helpt scholen in het voortgezet onderwijs en het MBO met gratis advies op maat. Verder biedt het JOGG-bureau de sportkantineadviseur, die beheerders van sportkantines praktische informatie en een starterspakket leveren. Om de JOGG-doelstellingen te bereiken, werkt het bureau samen met zes landelijke partners: Albert Heijn, Albron, FrieslandCampina, Nutricia, Unilever en Zilveren Kruis Achmea. Thema Gedurende het jaar kiest JOGG voor één heldere boodschap gebaseerd op één thema. Alle JOGGactiviteiten in de betrokken wijken sluiten hier nauw bij aan. Deze boodschap maakt de JOGGaanpak concreter en versnelt het proces. Bovendien maakt een overkoepelend thema kennisdeling tussen gemeenten eenvoudiger. De boodschap van JOGG is vanaf 2013 ‘DrinkWater’, vanaf 2014 is dat ‘Gratis Bewegen’. In 2015 is het thema Groente en Fruit (2015). DrinkWater Met ‘DrinkWater’ wil JOGG vanaf 2013 het drinken van water gemakkelijker en aantrekkelijker maken. Water drinken moet gewoon worden. De gemeente Den Haag organiseerde in de wijken Bouwlust en Vrederust een themamaand ‘Water en Bewegen’ om water drinken op school en tijdens het sporten te stimuleren. Op acht basisscholen werden bidons uitgedeeld, waarvan kinderen met stickervellen hun eigen bidon konden maken. Met opvouwbare bidonkratjes namen de leerlingen hun bidons mee naar de gymles, zodat ze juist daar water bij de hand hadden. Resultaten De JOGG-aanpak levert lokaal resultaten op. Zo daalde in Zwolle het percentage basisschoolkinderen met overgewicht van 12,1 procent in 2009 naar 10,6 procent in 2012. In de Zwolse wijk Holtenbroek was er in dezelfde periode zelfs sprake van een daling van 18 procent. Op twee Rotterdamse Lekker Fit! Basisscholen drinken kinderen 100 ml met suiker gezoete drankjes minder per dag. En de JOGG-gemeente Dordrecht behaalde succes met haar ‘Doe ff Gezond’programma. De resultaten van de jaarlijks terugkerende fittesten wijzen hier op een daling van overgewicht. Bij een vergelijking tussen 2011 en 2012, waarbij scholen én leerlingen beide meetjaren meededen, bleek dat het overgewicht met 3,1 procent was gedaald (van 41,7 naar 38,6 procent). Convenant Gezond Gewicht JOGG maakt deel uit van het Convenant Gezond Gewicht. Dat is een uniek samenwerkingsverband tussen overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Het doel van het convenant - dat onder voorzitterschap staat van Paul Rosenmöller, die tevens ambassadeur is van JOGG - is de stijgende trend van overgewicht en obesitas om te buigen in een daling. Dat gebeurt onder meer door overgewicht en obesitas maatschappelijk te agenderen en de bewustwording van de gezondheidsrisico’s te vergroten. Het convenant heeft een looptijd van 2010 tot 2015. Update februari 2015: Het Convenant Gezond Gewicht was in de periode 2010-2014 een uniek samenwerkingsverband van in totaal 26 partijen afkomstig van (rijks en lokale) overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, die zich gezamenlijk inzetten de stijgende trend van overgewicht en obesitas om te buigen in een daling. Per 1 januari 2015 is deze samenwerking doorgegaan als Stichting Jongeren Op Gezond Gewicht : www.jongerenopgezondgewicht.nl
12
Bijlage 2 Competentieprofiel JOGG regisseur Taken: De JOGG-regisseur: • voert de regie cq. verbindt partijen zodat op lokaal niveau resultaten worden bereikt; • schrijft het Plan van Aanpak en bewaakt de uitvoering hiervan • heeft overzicht over wat er allemaal gebeurt in de JOGG-wijk; • richt de organisatie in van de lokale JOGG-aanpak; identificeert sleutelfiguren in de wijk (zowel publiek als privaat) en betrekt ze: -
-
verbindt partijen door ze op te nemen in stuurgroep en integrale werkgroepen (hierbij zo veel mogelijk aansluiten bij bestaande netwerken in de community). In deze werkgroepen wordt kennis en expertise gedeeld en worden activiteiten afgestemd op elkaar; creëert lokale publiekprivate samenwerking; deelt informatie met alle partijen over activiteiten , JOGG-thema’s, en communicatieboodschappen.
• is de schakel tussen de stuurgroep en lokaal betrokken publieke en private partijen; • bepaalt de keuze van de interventies; identificeert welke acties en interventies al gedaan worden; hoe veelbelovende best-practises kunnen worden geïmplementeerd en/of geoptimaliseerd; • zet interventies, die reeds plaatsvinden in de wijk en die een bijdrage leveren aan de JOGGdoelen, voort onder de JOGG-paraplu; • onderhoudt persoonlijke contacten en deelt kennis en ervaringen uit met de andere JOGGgemeenten. NB. De term JOGG-regisseur brengt tot uitdrukking dat het voeren van regie over partijen (gemeente, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven) belangrijk is. Het is van belang dat er een beweging op gang wordt gebracht waarbij samenwerking en samenhang voorop staat zodat de gewenste resultaten worden bereikt. In verschillende gemeenten wordt ook gesproken over een programmamanager. Taken van de JOGG-regisseur kunnen ook gedeeld worden met de programma-manager. Een programmamanager heeft vaak gemakkelijker toegang tot wethouders en andere afdelingen. Een programmamanager kan ingezet worden om bestuurlijk draagvlak te vergroten en om een rol te spelen bij het leggen van contacten met private ondernemingen. Competenties: De JOGG-regisseur: • is een verbindend en inspirerend persoon die op alle niveaus kan acteren: van uitvoerders in de wijk tot bestuurders op stedelijk niveau; • is vernieuwend, niet bang om buiten de gebaande paden te treden, bijvoorbeeld op het terrein van sociale marketing en publiek-private samenwerking; • is in aanleg gezaghebbend; • is een doener en weet dit over te dragen aan anderen; • heeft kennis van gemeentelijke beleidsprocessen en politiek-bestuurlijke verhoudingen; • heeft ervaring met implementatieprocessen (van beleid naar wijkniveau); • maakt gebruik van bestaande structuren, breidt deze uit en versterkt ze; • is bereid om kennis te verbreden en te delen met andere projectleiders; • is een netwerker met strategisch inzicht en beschikt over goede contactuele eigenschappen. • beschikt over een HBO-opleiding dan wel door kennis en ervaring verkregen vergelijkbaar niveau. Benodigd aantal werkuren ; Om succesvol de JOGG-aanpak te implementeren is het dringende advies om een JOGG-regisseur voor gedurende 2 tot 3 dagen per week in te zetten.
13
Bijlage 3 Friese cijfers Overgewicht in Fryslân: Friese cijfers laten zien dat er een lichte stabilisatie te zien is van het percentage overgewicht bij kinderen de afgelopen drie jaren, het percentage kinderen met overgewicht is desondanks in sommige wijken nog steeds erg hoog: ongeveer 1 op de 7 kinderen is te zwaar. Naarmate de kinderen ouderen worden, stijgt ook het overgewicht nog steeds, bijna de helft van de Friezen van 19 jaar en ouder is te zwaar (47%). Ook in de volwassen bevolking is er de laatste jaren een stabilisatie te zien, maar wel op een ongezond niveau. Friesland wijkt niet af van het Nederlands gemiddelde. (Uit: Opgroeien in… 2013)
Overgewicht (2010-2013)
Fryslân (%)
27 maanden 36 maanden Groep 2 Groep 7 Klas 1 vmbo Klas 2 havo/vwo
(n)
7% 8% 9% 15% 18%
12.802 11.952 19.137 19.348 6.873
11%
3.994
Trend overgew icht provincie Fryslân 25% 20% 15% 10% 5% 0% 2008-2009
2009-2010 Groep 2
Groep 7
2010-2011 Klas 1 vmbo
2011-2012
2012-2013
Klas 2 havo/vw o
14
OPLEGNOTITIE
Voorstel ter behandeling in
de vergadering van de Bestuurscommissie Gezondheid
Datum
19 maart 2015
Onderwerp
Uitvoering toezicht WMO
Bijlage ten behoeve van
agendapunt 7
Portefeuillehouder
W.Kleinhuis
Opsteller
A. Zijlstra
Telefoon E-mail
Bijlage(n) 1. Toezicht WMO-oplegnotitie BAC PG 2. GGD Gelderland Zuid notitie 3. Concept verslag BAC PG
Beslispunten De bestuurscommissie gezondheid is geïnformeerd over ontwikkelingen m.b.t. de toezichtsrol WMO.
Inleiding Wij informeren u over deze ontwikkeling zodat u deze informatie kunt betrekken bij besluitvorming over de uitvoering van de toezichtrol WMO in uw gemeente. In de BAC PG (VNG-Bestuurlijke adviescommissie publieke gezondheid, van voorzitters GGD-en) heeft in haar vergadering van 11 februari jl. gesproken over de evt. toezichtrol van GGD-en wat betreft de WMO. Een aantal GGD-en in Nederland hebben de vraag van hun gemeenten gekregen om deze rol te vervullen. Als voorbeeld is een notitie van GGD Gelderland Zuid toegevoegd. Overigens heeft GGD Fryslân deze vraag nog niet ontvangen van één van de deelnemende gemeenten. Ook in G32 verband wordt gesproken over het ontwikkelen van een toezichtskader op dit terrein. Het is op dit moment onbekend waar landelijk voor wordt gekozen. De BAC PG heeft haar voorkeur uitgesproken voor het ontwikkelen van de ondersteuning door de VNG samen met GGD GHOR Nederland. De G32 lijkt meer te koersen op het ontwikkelen van een toezichtskader door gemeenten, en de VNG in een later stadium goede voorbeelden en ervaringen te laten verspreiden. Ter informatie zijn de stukken zoals die zijn voorgelegd aan de BAC PG, en het concept verslag van deze vergadering, bijgevoegd. In de BAC PG zijn drie varianten besproken:
Pagina 1 van 2
1. (Nu even) niets doen. Gemeenten ontwikkelen een toezichtskader voor calamiteiten en (later) voor de kwaliteitseisen op lokaal niveau en de VNG kan in een later stadium goede voorbeelden en ervaringen actief verspreiden. Dit is wat op dit moment gebeurt. 2. VNG neemt het voortouw en ontwikkelt (i.s.m. ketenpartners) zelf de ondersteuning voor gemeenten. Op deze manier is het toezichtskader toepasbaar voor iedere aangewezen toezichthouder (kan de GGD zijn maar ook een andere partij/ambtenaar). De vraag is of VNG dit kan (waarmaken) en op welke termijn. 3. VNG ontwikkelt samen mét GGDGHOR de ondersteuning. Daarmee bedienen we niet alleen gemeenten maar ook de reeds aangezochte GGD-en.
Na besluitvorming: Akkoord met voorstel
Paraaf secretaris:
Akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Niet akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Origineel in archief Kopie naar ambtelijk aanspreekpunt
Pagina 2 van 2
Bestuurlijke adviescommissie publieke gezondheid (’bacPG’), datum X
Agendapunt: 5
Titel: Uitvoering Toezicht Wmo Aard: Meningsvorming Samenvatting Veel GGD’en zijn door hun gemeenten gevraagd de uitvoering van toezichttaken voor de WMO op zich te nemen. Vanwege de verbinding met de GGD-pijlers in de Kamerbrief over publieke gezondheid en vanwege het belang om de governance goed te regelen informeren we u over deze ontwikkeling. Aan de bacPG wordt tevens gevraagd welke rol VNG zou kunnen spelen om gemeenten te ondersteunen. Vragen aan de commissie a) Is het toewijzen van de toezichttaken in uw regio al opgepakt? Hoe? b) Hoe ziet u de rol van de GGD in de toezichttaak? Zowel bekeken vanuit de WMO als vanuit de pijlers van de GGD? c) Vindt u het gewenst om met elkaar te formuleren wat een goede aanpak zou zijn voor het regelen van de governance voor een goede scheiding tussen uitvoerende GGD-taken en toezicht-taken? d) Naar welke aanpak van VNG gaat uw voorkeur uit? Ten geleide Bevindingen GGD GHOR Nederland Uit een door GGD GHOR Nederland gehouden peiling in december 2014 onder de GGD’en, blijkt dat bij meer dan de helft van één of meer gemeenten een vraag is binnengekomen om een toezichttaak te vervullen in het kader van de wettelijke toezichttaken van de WMO. De vragen zijn heel divers: soms geldt het verzoek slechts één gemeente, soms de hele WMOregio of een gedeelte ervan. De meest gevraagde taak aan de GGD is toezichthouder calamiteiten en geweld, maar ook vragen omtrent toezicht op kwaliteit van de geleverde voorzieningen en het monitoren van leveren van de diensten komen aan de orde. Toezicht is in de beleidsbrief van VWS inzake ‘Betrouwbare publieke gezondheid’ van augustus 2014 benoemd als één van de pijlers van de GGD. De GGD’en hebben de vragen van de gemeenten dan ook opgepakt en zijn nu bezig de kaders ervoor op te stellen, en deels ook al de uitvoering op te pakken waar het gaat om het toezichthouden bij calamiteiten. De lokale context is daarbij leidend, maar men gebruikt het landelijke netwerk om te leren van elkaar en mogelijk tot afspraken te komen over het omgaan met good governance, zie bijgevoegde notitie van GGD Gelderland Zuid. Er wordt o.a. aan gedacht om experts uit andere GGD’en te kunnen inzetten als er een bepaalde deskundigheid nodig is of als de GGD in de eigen regio betrokken is bij de casus. De GGD’en voeren al lange tijd toezichttaken uit, die vooral voortkomen uit gezondheidsbeschermende taken, zoals toezicht op de piercing- en tattooshops, seksinrichtingen, schepen, en veelal ook instellingskeukens, vervuilde woningen en dergelijke.
1
Het toezicht in de kinderopvang is het meest breed en omvat ook kwaliteit van de professionals, de inrichting en het omgaan met klachten. Deze toezichttaken worden doelmatig en doeltreffend ingericht, o.a. door te kiezen voor risicogestuurd toezicht. De deskundigheid van deze huidige taken wordt samen met de kennis over de lokale en regionale beleidscontext benut om tot een kwalitatief goed en op maat gesneden aanpak te komen. GGD GHOR Nederland ondersteunt deze lokale trajecten en heeft de VNG gevraagd om samen te werken bij bijvoorbeeld het ontwikkelen van een voorbeeld van een calamiteitenprotocol, een lijst met aandachtspunten waarover de gemeente afspraken moet maken met de toezichthouder, een profiel (taken en competenties) van de toezichthouder, een format van een onderzoeksrapport en voorbeelden van casuïstiek. Ook zal met de Inspecties voor de gezondheidszorg en jeugd worden overlegd over goede afstemming en samenwerking op de grensgebieden van de toezichttaken in de zorg en in de WMO.
Reactie VNG Naar aanleiding van de bevindingen van GGD GHOR Nederland stellen we u de vraag hoe VNG de gemeentelijke taak bij de ontwikkelingen rond (kwaliteits)toezicht op de WMO zou kunnen ondersteunen? We zien grofweg 3 varianten, met ieder hun voor- en nadelen: 1. (Nu even) niets doen. Gemeenten ontwikkelen een toezichtskader voor calamiteiten en (later) voor de kwaliteitseisen op lokaal niveau en de VNG kan in een later stadium goede voorbeelden en ervaringen actief verspreiden. Dit is wat op dit moment gebeurt. 2. VNG neemt het voortouw en ontwikkelt (ism ketenpartners) zelf de ondersteuning voor gemeenten. Op deze manier is het toezichtskader toepasbaar voor iedere aangewezen toezichthouder (kan de GGD zijn maar ook een andere partij/ambtenaar). De vraag is of VNG dit kan (waarmaken) en op welke termijn. 3. VNG ontwikkelt samen mét GGDGHOR de ondersteuning. Daarmee bedienen we niet alleen gemeenten maar ook de reeds aangezochte GGD'en. (Varianten 2 en 3 kennen veel kruisbestuiving met Kinderopvang omdat we daar juist de inrichtingsvraag rond het nieuwe toezicht aan het beantwoorden zijn. Ook daar zal met 'open normen' en veel ' professional judgement' worden gewerkt, dat zal voor de WMO kwaliteitseisen niet anders zijn.) Bijlage(n) Notitie ‘GGD als toezichthouder Wmo’, GGD Gelderland-Zuid
Opsteller: Anja Koornstra,
[email protected] GGDGHOR Nederland In afstemming met Frank Kentin, VNG
2
GGD als toezichthouder Wmo datum van afdeling doorkiesnummer e-mail
1.
11 d ec em ber2014 M .P iet ers D irec t ie (024)3 29 7102 m piet ers@ ggd gel d erl an d zuid .n l
Inleiding
P er1 jan uari 2015 w ord td e W m o,J eugd w eten P art ic ipat iew etged ec en t ral iseerd n aard e Gem een t e.H ett oezic h top d e uit voerin g van d e W m o w ord teven een sged ec en t ral iseerd . D itbet refth ett oezic h top d e A m bul an t e on d erst eun in g,D agbest ed in g- m etl aag in t en sieve on d erst eun in g,B esc h erm d vervoer,W on in gaan passin g,N ac h t - en c risisopvan g,gespec ial iseerd e am bul an t e on d erst eun in g,gespec ial iseerd e d agbest ed in g m eth oog in t en sieve on d erst eun in g of arbeid sm at ige d agbest ed in g,opvan g en besc h erm d w on en ,kort d uren d verbl ijf, w oon voorzien in gen ,h ul p bijh eth uish oud en ,vervoersvoorzien in g,rol st oel voorzien in g. D e gem een t e w ord tin t egraalveran t w oord el ijk voorh ett oezic h ten d e n al evin g van d e kw al it eit seisen d ie d e w etst el t .D e w etst el tin h oofd st uk 3 een aan t alal gem en e kw al it eit seisen . A rt ikel3.1 l id 1 l uid t ;‘ d e aan bied erd raagterzorg voord atd e voorzien in g van goed e kw al it eitis’. D e gem een t e d ien td aart oe een t oezic h t h oud eraan t e w ijzen . In Rivieren l an d en d e regio N ijm egen best aatd e w en som d eze t aak region aalt e organ iseren . Al l een alin d e regio N ijm egen bet refth et161 zorgaan bied ers. D e GGD ,al szijn d e een gem een sc h appel ijke regel in g van d e 18 gem een t en van Gel d erl an d -Zuid , isgevraagd om d e Toezic h t h oud en d A m bt en aart e l everen .D e GGD h eeftvan oud sh erveel bet rokken h eid bijeen d eelvan d e voorzien in gen d ie n u on d erh ett oezic h tvan d e gem een t e kom en .Verd erisd e GGD t oezic h t h oud ervoord e kin d erc en t ra. 2.
Toezicht
Toezic h th eeftbet rekkin g op w erkzaam h ed en d ie d oorof n am en seen best uursorgaan w ord en verric h tom n a t e gaan of aan (w et t el ijke)vereist en ,aan vul l en d e c on t rac t uel e verpl ic h t in gen w ord tvol d aan en voorsc h rift en w ord en n agel eefd .In d e W m o h eeftd itbet rekkin g op d e kw al it eit van uit voerin g w aarvoorin d e w etal gem en e vereist en zijn opgen om en .In c on t rac t en en subsid iebesc h ikkin gen zijn aan vul l en d e en spec ifieke kw al it eit seisen verw erkt .Kw al it eit seisen d ien en overh etal gem een t e borgen d atd e on d erst eun in g van bepaal d n iveau isen d atd eze bijd ragen aan d e real isat ie van d e d oel en .Toezic h th eeftin d atopzic h took t e m aken m etd e m at e w aarin gest el d e vereist en bijd ragen aan d e gest el d e d oel en van d e W m o.H ett oezic h td ien t ert oe d e gebruikeren d e burgerin h etal gem een h etvert rouw en t e geven d atd e d ien st verl en in g on d erpubl ieke (gem een t el ijke)veran t w oord el ijkh eid kw al it at ief van goed n iveau isen bl ijft . Toezic h th eefteen preven t ieve w erkin g,n am el ijk n alevin g van vereist en en voorsc h rift en zon d er en ige san c t ion erin g.O vert red in gen kun n en in een vroeg st ad ium w ord en voorkom en m et aan sporin gen of w aarsc h uw in gen opd atd e in zetvan san c t iesn ieth oeftt e w ord en ged aan . B ijh eth oud en van t oezic h tgaath etin begin selom n og n ietgec on st at eerd e overt red in gen .H et zald uid el ijk zijn d atn ietm ogel ijk isop al l est oezic h tt e h oud en .In d atkad erw ord tgesproken overad equaatt oezic h t . Toezic h td ien td aarbijtransparant en onafhankelijk t e w ord en vorm gegeven .D e w ijze w aarop h ett oezic h tw ord tgeh oud en ist ran sparan tvoord e on d ert oezic h tval l en d e aan bied ers, bel an gh ebben d en en gebruikers.O n afh an kel ijkh eid : voorzoverd e organ isat ie van d e t oezic h t h oud erw erkzaam h ed en t en beh oeve van é é n of m eerd ere gem een t en uit voert ,d ien td it uit d rukkel ijk geen bet rekkin g t e h ebben op vel d en ,on d erw erpen en /of voorzien in gen w aarh et t oezic h tbet rekkin g op h eeft . D e on afh an kel ijkh eid van h ett oezic h td ruktzic h voort suitin h aar ad viesrol ,w aarbijd e ad viezen w el isw aarbin d en d van karakt erzijn m aard e gem een t el ijke
pagin a 2 van 4
h an d h avin g d aarbuit en st aaten t oteen eigen oord eeloverd e aard van d e t e n em en m aat regel en kan kom en . H ett oezic h td ien tprofessioneel t e w ord en uit gevoerd ,d atw ilzeggen d atfun c t ion arissen d ie d ooropl eid in g,prakt ijkken n isen ervarin g vol d oen d e zijn t oegerustom h ett oezic h tuitt e oefen en . Verd erd ien td e t oezic h t h oud erm eth etoog op een sam en h an gen d e aan pak samenwerking aan t e gaan m etan d ere t oezic h t h oud ersop h ett errein van jeugd ,w erk,w el zijn en an d ere t errein en van d e (l an gd urige)zorg.H ett oezic h td ien tdoelmatig en doeltreffend t e w ord en in geric h t .D it kan w ord en bereiktd oort e kiezen voorrisic ogest uurd t oezic h ten h ierm ee t oezic h top m aatin t e ric h t en . 3.
Good governance
In d e W M O 2015 (h oofd st uk 5, art ikel5 e.v.)isopgen om en d atd e gem een t e veran t w oord el ijk is voorh ett oezic h top en d e h an d h avin g van d e kw al it eitvan d e uit voerin g van d e W m o.Voord e jeugd h ul pvoorzien in gen isen bl ijfth ett oezic h tbel egd bijd e l an d el ijke in spec t ie (IGZ).D itgel dt d usook voorh etA M H K/Veil ig Th uis,d atm om en t eelw ord tin geric h tbijd e GGD .O ok h ett oezic h t op d e jeugd gezon d h eid val ton d erd e IGZ.J eugd gezon d h eid szorg w ord tin Gel d erl an d -Zuid uit gevoerd d oorGGD ,STM R en STM G. De t oel eid in g n aarzorg en on d erst eun in g w ord td oord e gem een t en l okaalvorm gegeven via l okal e t oegan gspoort en .D e GGD verh oud tzic h profession eelt otd eze grem ia,bijvoorbeel d d oor aan t e sc h uiven op d e ‘ l ege st oel ’ of h etl everen van expert ise.In gevalvan d e gem een t e W ijc h en h eeftd e GGD een regisseren d e t aak voord e vorm gevin g van d e l okal e t oegan gspoort . P er1 jan uari 2015 isd e GGD veran t w oord el ijk voorVeil ig Th uis.D e w erkzaam h ed en zijn regisseren d van aard en l eid en t oe n aarzorg.Vooreen kl ein aan t algeval l en isafst em m in g m et pol it ie en just it ie in h etVeil igh eid sh uisn ood zakel ijk. In h etgevalvan een c al am it eit ,d ien td eze w ord en gem el d .B et reftd e c al am it eiteen jeugd ige, d an w ord td e c al am it eitgem el d aan d e bet reffen d e rijksin spec t ie (veel ald e in spec t ie jeugd zorg). D e bet reffen d e rijksin spec t ie on d erzoektd an bin n en d e c al am it eith eth an d el en van d e profession al s,w aaron d erook m ogel ijk jeugd art s/jeugd verpl eegkun d ige en /of M B Z-m ed ew erker van d e GGD .B et reftd e c al am it eiteen vol w assen e (bin n en d e kad ersvan d e W M O )of h eeftd e c al am it eitbet rekkin g op preven t ieve t aken voord e jeugd d ie n ieton d erd e rijksin spec t ie val l en , d an d ien td e c al am it eitgem el d t e w ord en aan d e t oezic h t h oud en d am bt en aar. In d ie geval l en d atd e GGD zel f on d erd eeluit m aaktvan h etgeh eel(al st oel eid erof al sregisseur), d an st aatd itop gespan n en voetm et‘ good govern an c e’.H etisd aarom n ood zakel ijk om d e t oezic h t h oud en d e fun c t ie st riktgesc h eid en t e h oud en van een uit voeren d e t aak.In d e uit w erkin g van d e t oezic h t h oud en d e fun c t ie W M O zalt even seen opl ossin g m oet en w ord en gezoc h tvoor c asuïst iek w aard e GGD alsuit voerd ervan gem een t el ijk bel eid ,zel f bijbet rokken is.O p d eze m an ierkan d e on afh an kel ijkh eid van d e GGD al st oezic h t h oud erw ord en geborgd . D e GGD isvan uith aart aken bet rokken bijd e ket en - en n et w erkpart n ersin h etvel d .D itkan w ord en gezien al seen voord eelvoorh etuit oefen en van d e t oezic h t st aak (beken d h eid m etd e aan bied ersen h etzorgvel d ),m aarook al seen n ad eel .D e ext ra petvan d e GGD kan m ogel ijk bel em m eren d w erken op d e sam en w erkin g d ie d e GGD m etzorgaan bied ersh eeft .D e GGD zet juistin op m eerverbin d in g en sam en w erkin g m etket en - en n et w erkpart n ers,juistvan uitd e visie d atin t egraalw erken van bel an g isom d e m aat sc h appel ijke probl em at iek aan t e pakken . H oew eld oorgoed e t aak- en fun c t iesc h eid in g (h etopt rekken van ‘ C h in ese m uren ’bin n en d e organ isat ie),t oezic h ten uit voerin g n aastel kaarkun n en w ord en vorm gegeven , bl ijftd e GGD n og w el1 organ isat ie.D itzou d e sam en w erkin g t ussen d e GGD en n et w erkpart n erskun n en beïn vl oed en .
pagin a 3 van 4
4.
Inrichting van het toezicht in stappen voor de korte en middellange termijn
O p d e kort e t erm ijn (per1 jan uari 2015)zald e aan d ac h tgeric h tzijn op h etin vul l in g kun n en geven van h etsign aal gest uurd e t oezic h tc .q.h etd oen (uit voeren )van on d erzoek n aaraan l eid in g van een c al am it eit en m el d in g.Teven szaleen P rojec t pl an Toezic h tw ord en opgest el d ,w aarin zow el h etad m in ist rat ieve t oezic h tal sd e on t w ikkel in g van een t oezic h t skad erzalw ord en uit gew erkt . H ierbijw ord tuit gegaan van d e on t w ikkel in g van een t oezic h t kad ervoorh eelGel d erl an d -Zuid .D it bet eken td atd e kw al it eit seisen t ussen d e Rivieren l an d se en N ijm eegse gem een t en zul l en m oet en w ord en geh arm on iseerd .In h etprojec t pl an Toezic h tzalook d e borgin g van d e govern an c e w ord en uit gew erkt . H etP rojec t pl an Toezic h ten begrot in g zal1 april2015 w ord en opgel everd ,zod ath etm ee kan w ord en gen om en in d e kad erbrief voord e begrot in g 2016. O n d erst aan d w ord tn ad ere d uid in g van d e versc h il l en d e t oezic h t on d erd el en gegeven . 4a. Signaalgestuurd toezicht (calamiteiten) P er1 jan uari 2015 d ien en d e gem een t en een t oezic h t h oud en d am bt en aarW m o t e h ebben ben oem d .H etvoorst elisom (1)d e d irec t eurpubl ieke gezon d h eid (zijn d e d e d irec t eurvan d e GGD )aan t e w ijzen al st oezic h t h oud erin d e zin van art ikel6.1 van d e W m o 2015 en (2)d e d irec t eurpubl ieke gezon d h eid t oe t e st aan person en w erkzaam on d erzijn /h aarveran t w oord el ijkh eid aan t e w ijzen al st oezic h t h oud er. D e GGD on d ern eem td e n od ige st appen om d e fun c t ie Toezic h t h oud en d A m bt en aarper1 jan uari vorm t e geven .In aan van g zald e t oezic h t h oud en d e t aak al l een geric h tzijn op h etsign aal gest uurd t oezic h t ,d atw ilzeggen h ett oezic h tn aaraan l eid in g van een sign aalof m el d in g van een c al am it eit . In gevalvan c al am it eit en d ien en zorgaan bied ersd itm et een t e m el d en bijd e t oezic h t h oud en d am bt en aar.O n d erc al am it eitw ord tverst aan : ‘ Een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een voorziening die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een cliënt heeft geleid’ . In h etgevalvan een c al am it eitd oetd e t oezic h t h oud er van uith aart aak en fun c t ie zel fst an d ig een on d erzoek. D e m an ierw aarop zorgin st el l in gen m oet en m el d en en d e proc ed uresron d om h eton d erzoek,zal w ord en vast gel egd in een c al am it eit en prot oc ol . Uit kom st en van h eton afh an kel ijk on d erzoek w ord tn eergel egd in een rapport .H ett oezic h tzoal s h ierbed oel d iseen afzon d erl ijke ac t ivit eitd ie in 2015 kan w ord en in gezeten zic h baseertop d e al gem en e w et t el ijke kw al it eit seisen .D e rapport age w ord td oord e d esbet reffen d e gem een t e(n ) gebruiktvoord e d oorh en in t e zet t en h an d h avin g. 4b. Ontwikkeling toezichtskader H ett oezic h tw ason d erd e A W B Z bel egd bijd e in spec t ie voord e gezon d h eid szorg (IGZ).D e IGZ kan ec h t ergeen rec en t e in spec t ierapport en en /of t oet sin gskad ersopl everen .D itbet eken td ater geen t oet sin gskad ervoorh an d en is.D e VN G ism om en t eelbezig m eth etopst el l en van een basissetkw al it eit seisen .H arm on isat ie van kw al it eit seisen t ussen zorgaan bied ersen gem een t en is w en sel ijk.In overl eg m etgem een t en zalw ord en bezien in w el ke m at e en perw an n eer h arm on isat ie real iseerbaaris. 4c. Administratief toezicht (in kaart brengen van beginsituatie) H etaan t alzorgl everan c iersin h etRijk van N ijm egen bed raagt161.Gesc h atw ord td atin Gel d erl an d -Zuid h ett ot aalaan t alzorgaan bied ersc irc a 250 aan bied erszalzijn .In 2015 kan t oezic h top in put in form at ie w ord en uit gevoerd .H etbet reftd e basisc h ec k op d e kw al it eit svel d en d ien st ,gebruikers,person eel ,en organ isat ie en kw alit eit sd om ein en veil igh eid ,t oegan kel ijkh eid en vraaggeric h t h eid .D en k h ierbijaan h eth ebben van een gel d ige kw al it eit sc ert ific aat ,person eelm et d e juist e opl eid in g,verkl arin gen om t ren tged rag,sc h ol in g van person eelet c .H ierm ee w ord td e begin sit uat ie van d e uit voeren d e zorgin st el l in gen in kaartgebrac h t . 4d. Toezicht op maat- / risicogestuurd toezicht
pagin a 4 van 4
H etgrot e aan t alzorgaan bied ersm aakth etn ietd oel m at ig om op el ke zorgaan bied erac t ief t oezic h tuitt e oefen en .H ett oezic h top d e versc h il l en d e soort en voorzien in gen zou afh an kel ijk m oet en zijn van d e m at e en d e ern stvan d e risic o’sd ie kw et sbare person en l open al szijgebruik m aken van d e voorzien in gen . D itbet eken td atal l ereersterd uspersoortvoorzien in g een risic oprofielopgest el d m oet en w ord en .D aarn a kan risic ogest uurd t oezic h ton t w ikkel d w ord en .B ijh etopst el l en van d e risic oprofiel en w ord tervan uit gegaan d atal l e cl iën t en van d e voorzien in gen t otd e groep van kw et sbare burgersbeh oren .B ijh etopst el l en van d e risic oprofiel en zalzow eln aar organ isat orisc h e,bed rijfsm at ige al sin h oud el ijke aspec t en gekeken w ord en . O p basish iervan kan een t oezic h t bel eid w ord en opgest el d en een in st rum en t arium on t w ikkel d. Vervol gen sd ien td itt oezic h t kad erin een t e pil otw ord en get oet st .
VERSLAG BESTUURLIJKE ADVIESCOMMISSIE PUBLIEKE GEZONDHEID 11 FEBRUARI 2015 Aanwezigen: zie pagina 6 Verslag gemaakt door: Gabrielle Cunnen (GGD GHOR Nederland)
1. Opening De voorzitter heet de aanwezigen welkom. Er is één speciale gast vandaag, Bart Eigeman, vergezeld door Heleen Hamberg (RIVM), in verband met het stimuleringsprogramma publieke gezondheid. Omdat de heer Eigeman eerder op tijd moet vertrekken, wordt eerste agendapunt 3 besproken en daarna agendapunt 2.
2. Bestuursagenda De Bac PG wordt gevraagd akkoord te gaan met: -de Kamerbrief als basis voor de agenda van de bac PG -de uitgangspunten en werkwijze zoals samengevat -het instellen van een agendacommissie De voorzitter benoemt dat in de haardvuursessie van 10 december 2014 over de bestuursagenda van de Bac PG bleek dat er verschillende beelden leven over de rol & werkwijze van de bacPG en de mogelijke inhoud van de bestuursagenda. De heer Adriani vraagt zich af wat de impact is van de bac PG, waar kunnen de voorzitters GGD’en het verschil maken. De heer Hillenaar antwoordt dat voor hem de legitimatie zit in het uitwisselen van ervaringen en het meerdere sluit hij niet uit, maar dat zal zich moeten bewijzen. De heer Coes vult aan dat het advies van de Bac PG niet vrijblijvend zou moeten zijn voor de commissie G&W. Mevrouw Kriens heeft in voorjaar 2014 aangegeven nog eens te bekijken hoe die adviesrol ingebed kan zijn. Verzoek aan VNG om daar op terug te komen. De heer Coes is voorstander van een bestuursagenda die behapbaar is en waar je over 4 jaar op terug kan kijken. De voorzitter heeft mevrouw Van Leeuwen (voorzitter van de commisie G&W) gesproken en laatstgenoemde heeft aangegeven genegen te zijn om de bestuursagenda van de Bac PG in de cie G&W te brengen. Vervolgens wordt breed gewisseld wat de rol en meerwaarde van de bacPG zijn en welke meerwaarde een bestuursagenda daarin kan vervullen: Een duidelijke positie ten aanzien van de VNG-commissie Gezondheid Welzijn en de Raad van DPG’en is hierin van belang (de bacPG is een hybride orgaan) evenals een reikwijdte die recht doet aan Publieke Gezondheid. De heer De Jager ziet als toegevoegde waarde van de Bac PG dat hier gesproken kan worden over eigenaarschap van de GGD: hierover uitwisselen op een voldoende inspirerende manier is wat hem betreft de kern. Waar ligt de gezamenlijke ambitie van GGD-bestuurders? Hij doet de suggestie om uit de aanbevelingen van het eerder genoemde AEF onderzoeksrapport een aantal thema’s te kiezen die de bacPG gaat uitdiepen. Bij die thema’s wordt ook bekeken wat de verschillen zijn tussen de diverse regio’s. Daar kan de agendacommissie mee aan de slag gaan, zonodig in afstemming met de heer Eigeman in verband met het stimuleringsprogramma. De bacPG besluit: - akkoord te gaan met het instellen van de agendacommissie (Joan de Zwart, Han de Jager, Annette Baerveldt, Johan Coes); - nu niet een bestuursagenda te ontwikkelen maar via de agendacommissie prioriteiten te laten benoemen op basis van het AEF rapport en behoeften van de leden.
3. Stimuleringsprogramma publieke gezondheid In vervolg op de Kamerbrief van 28 augustus 2014 ‘Betrouwbare publieke gezondheid’ starten VWS en VNG samen met GGD GHOR Nederland en RIVM een stimuleringsprogramma. In dit driejarig programma wordt gewerkt aan bestendiging van het stelsel van publieke gezondheid. De beoogd programmaleider, Bart Eigeman, licht zijn rol en opdracht toe. De heer Eigeman introduceert één van de twee programmasecretarissen, mevrouw Heleen Hamberg. Hij wil met de leden Bac PG bespreken wat we in het stimuleringsprogramma aan elkaar kunnen hebben en hij wil graag tot concrete afspraken komen. Aan het stimuleringsprogramma ligt een gezamenlijke opdracht van VWS en de VNG ten grondslag. De basis voor het programma is de Kamerbrief Betrouwbare Publieke Gezondheid van augustus 2014. Op 26 februari a.s. is er een Algemeen Overleg in de Kamercommissie waar de brief geagendeerd staat. De heer Eigeman vraagt de leden van de Bac PG wat voor hen de bouwstenen zijn voor het programma in de brief van de Kamer? Vanuit de Bac PG komen de volgende reacties: -
-
Versterken van de publieke gezondheid en de GGD, waarbij opgemerkt wordt waarom de RVP niet eenduidig bij de GGD wordt belegd / het gaat hier om de positie van de JGZ als publieke taak (Adriani); Transformatie opdracht in het kader van de drie decentralisaties (Vos); De publieke gezondheid heeft nog niet echt bekendheid en laat nog niet de pijlers zien die bij de GGD’en behoren. Die kans moet benut worden om ook de GGD meer in positie te krijgen (Poppe); Oproep om gezondheid breder en integraler te gaan benaderen. Het risico van alles beleggen bij de GGD is wel dat dit ten koste kan gaan van de integraliteit. Gezondheid dient meer op het netvlies te komen van al degenen in het gemeentehuis en dan is de GGD vervolgens een erg belangrijke uitvoerder (Hillenaar); Transformatiegedachte dient meegenomen te worden in het gehele sociale domein. Dat dient goed geborgd te worden en daar speelt de GGD een belangrijke rol in. Zorg ook dat je feeling houdt met de verder weg gelegen GGD’en (Mieremans); Kijk naar het rapport AEF uit 2013, het beleggen van de JGZ is vrij. Dat is een belangrijk gegeven, maar ook een ingewikkeld vraagstuk (De Jager);
De heer Eigeman benadrukt dat geen sprake is van een dichtgetimmerde opdracht. Wat is de toegevoegde waarde van het stimuleringsprogramma? Het gaat om het samenspel tussen VWS en VNG als bestuurlijk opdrachtgevers en de GGD’en en het RIVM als professionele organisaties. Er leven vragen die om verduidelijking, eenvoud en normering vragen. De aanleiding om tot het stimuleringsprogramma te komen zijn internationalisering, lokalisering en de decentralisaties. Er zijn allemaal veranderingen als aanleiding om te zeggen hoe raakt dat de Publieke Gezondheid en de organisatie ervan? Speelveld van beschermen, bewaken en bevorderen. In de stuurgroep van het programma is een startnotitie neergelegd. In mei ligt er een plan van aanpak met agenda en resultaatgebieden. Hoofdvraag daarin is hoe stel je normen zinvol vast en van wie zijn de normen eigenlijk? De heer Eigeman zou in maart 2015 graag met een aantal leden van de Bac PG het gesprek aan gaan om input te krijgen op de onderwerpen die het samenspel tussen de kernpartners kunnen verbeteren. De heer Coes merkt op dat de wisselwerking tussen gemeenten en GGD’en niet altijd even helder is. Wat moet echt de opdracht zijn? De heer Eigeman antwoordt dat in zijn ogen ontbreekt dat de kernpartners eigenaar zijn van de gemeenschappelijke agenda. Zorg dat onze opdracht een gemeenschappelijke is en niet dat die wordt geformuleerd vanuit het programma. De heer Peeters benadrukt dat het ook gaat om faseren. Welke punten zijn wanneer belangrijk? In eerste fase flink schieten met 1 of 2 onderwerpen en daarna verder. Aanwezigen beamen dit.
De heer Anker vraagt zich af waarom de GGD niet voelt als de brandweer, in de zin van beschermer. Weliswaar is het bewustzijn van risico’s wel onderdeel gevonden van campagnes (van het Rijk), maar de GGD voelt als verweesde organisatie. Niemand maakt zich echt heel veel zorgen. Hoe breng je de GGD in positie? Het lijkt soms alsof de GGD er niet mag zijn. bestuurders zijn bezig met het organisatieonderhoud en niet met gezondheidsproblemen. De heer Adriani sluit hier op aan, door aan te dringen op hulp in het zichtbaar en toepasbaar maken van de waarde van de GGD in het sociaal domein. Daarbij dient helder te zijn wat van de gemeente is en wat van de GGD. Volgens mevrouw Baerveldt is het van belang dat GGD’en eenzelfde soort takenpakket hebben. Een eenduidig beeld van wat de GGD doet voor heel Nederland is gewenst. De heer Vos merkt op dat de GGD als organisatie van de gemeenten is, maar dat vanuit het oogpunt van bedrijfsvoering de GGD soms één gemeente als klant heeft en soms een cluster van gemeenten. De voorzitter vult aan dat we moeten beseffen wat we met de GGD in huis hebben. Zoals de heer De Jager zegt, we zijn op zoek naar inspiratie tot eigenaarschap van een GGD waarvan we allemaal vinden dat het onze GGD is. De heer Hillenaar concludeert dat de heer Eigeman de leden van de Bac PG uitdaagt om na te denken over fasering en prioritering, in plaats van de Kamerbrief en het stimuleringsprogramma leidend te laten zijn. De heer Eigeman vraagt of een aantal leden van de Bac PG in maart 2015 mee wil praten over de verdere outline van het stimuleringsprogramma: De heren Adriani, Vos, Coes en Anker bieden zich aan.
4. Toetsingskader Wmo Een aantal leden laat weten dat vanuit de gemeenten de vraag is neergelegd bij hun GGD om de toezichttaak op Wmo te vervullen. Er zijn ook andere partijen die het zouden kunnen doen. Om die reden wil één regio een kortdurend contract met de GGD af sluiten, zodat de GGD druk voelt om te presteren. Opgemerkt wordt dat Wmo een divers veld is en dat het in die zin een karwei is om een kwaliteitskader te ontwikkelen. Ook het begrip onafhankelijkheid is belangrijk. De heer Backx merkt op dat bekend is dat veel GGD’en bereid zijn om de toezichtstaak op te pakken. Deze organisaties hebben nog we vragen over de aard en inrichting hiervan. Deze GGD’en hebben aan GGD GHOR Nederland gevraagd om een kennisfunctie te vervullen en informatie te makelen. De heer Anker zou antwoord willen hebben op de vraag of de onafhankelijkheid geborgd wordt in de situatie dat een naburige GGD vraagt of zijn GGD een stuk van het toezicht op zich wil nemen. De bacPG onderstreept dat eerst het toetsingskader helder zou moeten zijn en dat kennis en informatie gedeeld dient te worden. Ook de onafhankelijkheid moet daar in worden getoetst (in geval van keuren van eigen vlees). De voorkeur van de aanwezigen gaat uit naar de gepresenteerde optie 3, waarin VNG samen met GGD GHOR Nederland de ondersteuning organiseert. Daarmee worden niet alleen gemeenten bediend maar ook de reeds aangezochte GGD’en.
5. Onderzoek infectieziektenbestrijding GGD GHOR Nederland is een onderzoek gestart naar de wenselijke inrichting van een toekomstbestendige infectieziektebestrijding. Hugo Backx, directeur van GGD GHOR Nederland geeft een toelichting op het onderzoek. De Visi norm (2004 en 2013) is een normstelling door professionals. Het onderzoek moet leiden tot bestuurlijke borging. De heer Van de Sande is namens GGD GHOR Nederland gestart met het onderzoek en is nu bezig met het aanscherpen van de opdracht. De tussenrapportages ten behoeve van de DPG-raad komen ook beschikbaar voor de Bac PG.
De heer van de Sande zal zo mogelijk tijdens de gezamenlijke vergadering van de bac PG en de Bac GHOR in juni 2015 een presentatie geven van diens eerste bevindingen. Het onderzoek vindt plaats in samenwerking met VWS en de Inspectie Gezondheidszorg. In verband met de bestuurlijke verantwoordelijkheid wil VNG goed geïnformeerd zijn., De heer Backx benadrukt de blik op de toekomstige robuustheid van de infectieziektebestrijding, gezien de grote veranderingen in de IZB. Het onderzoek wil niet de indruk wekken dat GGD’en op dit moment de infectieziektebestrijding niet onder controle hebben.
6. Korte bespreekpunten 6a. Wet publieke gezondheid, tijgermuggen De heer Bourgonjen merkt op dat in de situatie van de q-koorts zwaar werd geleund op de GGD. Hij vraagt zich af of de capaciteit van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit voldoende is. Mevrouw Derksen van de VNG antwoordt dat dit aspect zal worden meegewogen door de minister. De voorkeur van de Bac PG gaat uit naar het opnemen van de tijgermuggenbestrijding als rijkstaak in de Wpg (optie 3).
6b. Omgevingswet; traject ivm adviesrol GGD Het VNG-bestuur heeft in december jl. het standpunt ingenomen dat het opnemen in de Omgevingswet van een wettelijke adviesrol voor GGD niet wenselijk is, maar dat wel onderzocht moet worden hoe een adviestraject zo optimaal mogelijk kan verlopen. GGD GHOR Nederland hecht wel sterk aan een verplicht advies, los van hoe zwaarwegend dat advies vervolgens is/moet zijn. De heer Hillenaar zegt dat de GGD een steeds belangrijker partij is in planvorming (hij noemt de intensieve veehouderij als voorbeeld). Als het spannend wordt zijn het zachte normen en heb je niks om handen. Weigeren van de vergunning is dan lastig. Hij vindt dat grondslag van het advies een wettelijke basis zou moeten hebben. Mevrouw Baerveldt is vóór de verplichte adviesfunctie, ondanks het risico op de hindermachtsfunctie. De heer Vos noemt het belang wat de status is van het advies van de GGD. De voorzitter meldt dat in maart een ronde tafel gesprek wordt gehouden door de VNG voor GGD’en en gemeenten. De Bac PG wordt geïnformeerd over het vervolg.
7. Vooruitblik Als mogelijke onderwerpen voor de volgende bac PG dan wel de gezamenlijke sessie van Bac PG en Bac GHOR worden genoemd:
Onderzoek IZB Kader Jeugdgezondheidszorg Uitwerking aanbevelingen van het AEF rapport (ism agendacommissie) Rijksvaccinatieprogramma verankeren als gemeentelijke verantwoordelijkheid in de wet; Rondje toezicht Wmo; Sociaal domein in relatie tot veiligheid; Meldkamers teruggebracht naar 10, wat betekent dit voor het ambulancevervoer (niet goed afgehecht).
8. Rondvraag en sluiting Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt. De voorzitter sluit de vergadering en dankt de aanwezigen voor hun actieve inbreng. Volgende vergadering is woensdag 8 april.
Volgende vergadering: 8 april 2015
Aanwezigen 11 februari 2015
Dhr. A. Kleijer
GGD Noord Oost Gelderland
Dhr. Minderhoud
GGD Haaglanden
Dhr. H. Adriani
GGD regio Utrecht
Mevrouw J.N. De Zwart-Bloch
GGD Gooi & Vechtstreek
Mevrouw Miermans
GGD Zeeland
Dhr. W.A.G. Hillenaar
GGD Hart voor Brabant
Dhr. J. Coes
GGD Regio Twente
Mevrouw H.A. Vlieg-Kempe
GGD Drenthe
Mevrouw A.Baerveldt
GGD Kennemerland
Dhr. W. Bourgonjen
GGD Rotterdam-Rijnmond
Dhr. R. Peeters
GGD Flevoland
Dhr. R. Vos
GGD Groningen
Mevrouw M. De Leeuw-Jongejans
GGD Zuidoost-Brabant
Dhr. H. de Jager
GGD Hollands Midden
Dhr. E. Anker
GGD regio IJsselland
Gabrielle Cunnen
GGD GHOR Nederland, secretaris
Anne Derksen
VNG
Hugo Backx
GGD GHOR Nederland
Cilia Kleijwegt
VWS/Publieke Gezondheid
Bart Eigeman
Stimuleringsprogramma Publieke Gezondheid
Heleen Hamberg
Stimuleringsprogramma Publieke Gezondheid
OPLEGNOTITIE
Voorstel ter behandeling in
de vergadering van de Bestuurscommissie Gezondheid
Datum
19 maart 2015
Onderwerp
Zienswijzen beleidsplan GGD 2015 - 1018
Bijlage ten behoeve van
agendapunt 8
Portefeuillehouder
W. Kleinhuis
Opsteller
A. Zijlstra
Telefoon E-mail
Bijlage(n) 1. Overzicht zienswijzen gemeenten
Beslispunten 1. De bestuurscommissie gezondheid stemt in met het beleidsplan GGD Fryslân 2015 – 2018
Inleiding Begin december 2014 heeft ons bestuur, overeenkomstig artikel 28 van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Fryslân, het concept voor het financieel kader 2016 – 2019 en de beleidsplannen voor zienswijze toegezonden aan de deelnemende gemeenten. Op basis van raadsvoorstellen zijn de voorlopige reacties geïnventariseerd en in bijgevoegde tabel weergegeven. Het dagelijks bestuur van 19 februari a.s. legt op basis van de zienswijzen een definitief voorstel m.b.t. kaderbrief en beleidsplannen voor het algemeen bestuur van 19 maart a.s., waar deze definitief worden vastgesteld. Het advies van de agendacommissie gezondheid (5 maart a.s.), om in te stemmen met structurele uitzetting van het budget t.b.v. versterking van infectieziektebestrijding en medische milieukunde, wordt daarbij mondeling meegenomen. De algemene lijn die zichtbaar wordt uit de zienswijzen is: - Akkoord met beleidsplan GGD, en daarmee tevens met de gevraagde versterking; - Structurele financiering van de uitbreiding i.p.v. incidentele dekking voor de komende jaren.
Na besluitvorming: Akkoord met voorstel
Paraaf secretaris:
Akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Pagina 1 van 2
Niet akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Origineel in archief Kopie naar ambtelijk aanspreekpunt
Pagina 2 van 2
Overzicht zienswijzen gemeenten op beleidsplan GGD (28-01-2015) Gemeente
Onderwerp - Beleidsplan GGD
Behandeling gemeenteraad 12 februari 2015
Achtkarspelen
Ja
Dantumadiel
- Beleidsplan GGD
17 februari 2015
Ja
Heerenveen
- Beleidsplan GGD
16 februari 2015
Ja
Harlingen
- Beleidsplan GGD
11 februari 2015
Ja
het Bildt
- Beleidsplan GGD
19 februari 2015
Ja
Dongeradeel
- Beleidsplan GGD
5 februari 2015
Ja
Ferwerderadiel
- Beleidsplan GGD
12 februari 2015
Ja
Als zienswijze uit te spreken dat adequaat voorzien wordt in de taken die van de Veiligheidsregio verlangd worden. Binnen het beleidsplan GGD Fryslan zal met enige voorrang gekeken moeten worden naar mogelijkheden voor het versterken van de beschermingstaken die nu onder de waakvlamnorm vallen. Aandachtspunten hierbij zijn voornamelijk preventie en samenwerking. Geven alleen zienswijze op financieel kader
Franekeradeel
- Beleidsplan GGD
19 februari 2015
Ja
Kennis genomen en heeft op deze stukken geen aanvullingen.
De Friese Meren
- Beleidsplan GGD
2 februari 2015
Ja
Met de uitbreiding van de formatie bedrijfsvoering, de werkkostenregeling (mits voornamelijk voor vrijwilligers) en de versterking van de GGD kunnen wij akkoord gaan. De verhoging van de vennootschapsbelasting op de activiteiten Reizigers en Detachering dient o.i. opgevangen te worden door een verhoging van de tarieven van deze activiteiten. Het voordeel op de financieringskosten is structureel en kan dus in het meerjarig financieel perspectief meegenomen worden
Instemming?
Opmerking
“het positieve voordeel op de posten ‘incidenteel kapitaallasten brandweer’ en ‘incidenteel BTW voordeel materiaal BW’ in 2015 in te zetten om de toename van het nadelig saldo door de herijking van het basistakenpakket JGZ af te dekken;” In te stemmen met de geformuleerde uitgangspunten en voorgenomen koers en/of speerpunten in de meerjarenbeleidsplannen (incl. regionaal risicoprofiel). “de speerpunten in het meerjarenbeleidsplan GGD Fryslân 2015-2018 zijn in overeenstemming met de gemeentelijke uitgangspunten met betrekking tot de publieke gezondheidszorg: wonen en leven in een gezonde wijk en omgeving, versterking gezondheidsbescherming, bovenlokale aanpak op thema’s alcohol/drugs en overgewicht en doelgroep 0-100 (afgelopen jaren was focus gericht op jeugd).” Geven alleen opmerking t.a.v. financieel kader
Kollumerland
- Beleidsplan GGD
Ja
Ja
“Het positieve voordeel op de posten ‘incidenteel kapitaallasten brandweer’ en ‘incidenteel BTW voordeel materiaal BW’ kan voorts in 2015 ingezet worden om de toename van het nadelig saldo door de herijking van het basistakenpakket JGZ af te dekken.” “dat het restant van de verwachte uitzetting van de begroting 2015 t.z.t. al dan niet tot uiting dient te komen in een bijstelling van de begroting als gevolg van een tussentijdse bestuursrapportage en dat wanneer blijkt dat er daadwerkelijk sprake zal zijn van een uitzetting van de begroting 2015 die leidt tot een wijziging in de gemeentelijke bijdragen er een begrotingswijziging dient te volgen;” Daarnaast stelt u in 2015 een structurele uitzetting voor de GGD voor (€ 110.000) en voor de bedrijfsvoering (€ 310.000), totaal € 420.000,-, die in 2016 oplopen naar € 840.000,-. De versterking van de GGD heeft betrekking op infectieziektebestrijding en de medische milieukunde. Het op niveau brengen is begrijpelijk, maar tegen de achtergrond van landelijke ontwikkelingen (aanpassing van de normen en het instellen van een stimuleringsprogramma) is het de vraag of structurele uitzetting tot en met 2019 noodzakelijk is. Wij vinden dat in afwachting van deze landelijke ontwikkelingen deze versterking bij de GGD incidenteel gefinancierd moet worden. Gedurende de beleidsperiode kan opnieuw worden afgewogen of deze versterking moet worden doorgezet of dat er wellicht andere beleidskeuzes kunnen worden gemaakt. “het positieve voordeel op de posten ‘incidenteel kapitaallasten brandweer’ en ‘incidenteel BTW voordeel materiaal BW’ in 2015 in te zetten om de toename van het nadelig saldo door de herijking van het basistakenpakket JGZ af te dekken;” Ook instemmen met financiële versterking GGD
Leeuwarden
- Beleidsplan GGD
Leeuwarderadeel
- Beleidsplan GGD
12 februari 2015
Ja
Littenseradiel Menaldumadiel Ooststellingwerf
- Beleidsplan GGD - Beleidsplan GGD - Beleidsplan GGD
16 februari 2015 19 februari 2015 3 februari 2015
Ja Ja Ja
Smallingerland Súdwest-Fryslân
- Beleidsplan GGD - Beleidsplan GGD
3 februari 2015 19 februari 2015
Ja Ja
Alleen zienswijze op financieel kader (niet instemmen met versterking bedrijfsvoering, wel met versterking GGD) Voor kennisgeving aannemen Beleidsinhoudelijk zien wij geen aanleiding om een zienswijze in te dienen.
Terschelling Tytsjerksteradiel
- Beleidsplan - Beleidsplan GGD
24 februari 2015 22 januari 2015
Ja Ja
Instemmen, ook financieel wat betreft versterking GGD
Weststellingwerf
- Beleidsplan GGD
2 februari 2015
Ja
Wel kan instemmen met het beleidsplan GGD
Financieel: “Het programma Gezondheid heeft vorig jaar geleid tot een scherpe discussie over de taken, de diensten en het budget. Toen zijn fundamentele keuzes gemaakt met als gezamenlijk resultaat dat een verdere financiële taakstelling binnen het programma Gezondheid, niet wenselijk is. Dat zien we gelukkig terug in dit meer jaren financieel kader. Wij zien enige ruimte om op basis van een goed onderbouwd plan, de kosten van boventalligheid binnen team beleid (gevolg van rapport Skerp) op te lossen. Immers op met wijze komt er structureel meer financiële ruimte binnen het product Gezondheid zodat de budgetten voor de infectieziektebestrijding op niveau kunnen worden gebracht.” “Het laatste speerpunt (versterking gezondheidsbescherming) kan alleen worden uitgevoerd als hiervoor extra budget (€ 220.000,- structureel) beschikbaar komt. Volgens ons is hiervoor financiële ruimte als de bovenformativiteit binnen afdeling Zorg & Advies niet meer op de begroting drukt. In het andere geval is een integrale afweging noodzakelijk binnen de andere programma’s van de VRF.”
OPLEGNOTITIE
Voorstel ter behandeling in
de vergadering van de Bestuurscommissie Gezondheid
Datum
19 maart 2015
Onderwerp
Jaarrekening 2014 en begroting 2016
Bijlage ten behoeve van
agendapunt 9
Portefeuillehouder
W.K. Kleinhuis
Opsteller
A. Zijlstra
Telefoon E-mail
Bijlage(n) 1. GEEN
Beslispunten 1. De bestuurscommissie is geïnformeerd over inhoud en proces van de jaarrekening 2014 en begroting 2016.
Inleiding De jaarrekening 2014 en begroting 2016 worden, na behandeling in het DB van 26 maart a.s., verzonden voor zienswijzen naar de deelnemende gemeenten. Ter voorbereiding op de bespreking van deze documenten in het eigen college en de gemeenteraad worden de leden van de bestuurscommissie gezondheid ter vergadering alvast geïnformeerd over de belangrijkste punten uit beide documenten.
Na besluitvorming: Akkoord met voorstel
Paraaf secretaris:
Akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Niet akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Pagina 1 van 2
Origineel in archief Kopie naar ambtelijk aanspreekpunt
Pagina 2 van 2
OPLEGNOTITIE
Voorstel ter behandeling in
de vergadering van de Bestuurscommissie Gezondheid
Datum
19 maart 2015
Onderwerp
Ontwerp organisatiewijziging
Bijlage ten behoeve van
agendapunt 10
Portefeuillehouder
W. Kleinhuis
Opsteller
A. Zijlstra
Telefoon E-mail
Bijlage(n) 1. Globaal ontwerp organisatiewijziging GGD
Beslispunten 1. De bestuurscommissie gezondheid toetst het organisatie-ontwerp van GGD Fryslân op consistentie met gemaakte strategische keuzes. 2. De bestuurscommissie gezondheid adviseert het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Fryslân in te stemmen met het voorgelegde ontwerp organisatiewijziging GGD. Concreet wordt instemming gevraagd op: • Strategische uitgangspunten • Hoofdindeling van het ontwerp • Districtsindeling
Inleiding Het organisatie-ontwerp is, op organisatieniveau, een uitwerking en doorvertaling van de keuzes uit het beleidsplan GGD 2015 – 2018: - Wonen en leven in een gezonde wijk en omgeving - Versterking gezondheidsbescherming - Bovenlokale aanpak op thema’s - Doelgroep 0 – 100 De GGD Fryslân verandert om beter aan te sluiten op veranderingen in de omgeving van de GGD. Die veranderingen zijn aan te duiden als de veranderende rol van de gemeenten, maatschappelijke ontwikkelingen en veranderingen in de arbeidsmarkt. De gewenste organisatieverandering gaat zowel over de cultuur als over de structuur. Bij het veranderen van de cultuur wordt gewerkt naar een meer integrale en bredere taakopvatting van alle GGD medewerkers. Aan de cultuur binnen de GGD wordt aandacht besteed in een apart traject. De structuurverandering is nodig om het functioneren van de GGD beter aan te laten sluiten op de omgeving. De structuurverandering moet zodanig zijn, dat het de cultuurverandering ondersteunt.
Pagina 1 van 3
Strategische uitgangspunten - Dichtbij: GGD Fryslân wil beter aansluiten bij de veranderende rol van gemeenten op het terrein van het sociaal domein. - Integraal: GGD Fryslân is actief op het brede terrein van de publieke gezondheid, en wil vanuit de verschillende vakgebieden hierbinnen integraler adviseren en acteren. - Ruimte voor professionals: om als professional goed aan te kunnen sluiten bij de gemeente en de gemeentelijke problematiek is professionele ruimte nodig. Dit betekent ook dat er in de werkwijzen en diensten van de GGD verschillen kunnen gaan ontstaan tussen districten, en daarbinnen ook tussen gemeenten. Hoofdlijnen De gewenste structuurverandering, zoals weergegeven in het globale ontwerp, sluit aan bij de gekozen strategie van het meerjarenbeleidsplan 2015 – 2018 van de GGD. Op basis hiervan is “dichtbij de burger” als belangrijk ontwerpcriterium gehanteerd. Het globale ontwerp op hoofdlijnen: - Drie GGD districten, waarbinnen zowel de jeugdgezondheidszorg als andere GGD-taken worden uitgevoerd. Deze andere taken zijn o.a. gezondheidsbevordering, beleidsadvisering, epidemiologie, pedagogie, logopedie. - Een centrale afdeling, waarin taken zijn ondergebracht op basis van de criteria: klantbelang, efficiency, continuïteit van dienstverlening en onafhankelijkheid. Deze taken zijn o.a. infectieziektebestrijding, medische milieukunde, inspectie-taken, groepsvaccinaties, screening, front-office/call centre. - Een kleine beleidsafdeling voor bestuurs- en directieondersteuning, landelijke contacten/beleid en ondersteuning van de districten en de centrale afdeling. Indeling van de districten Er is gekozen voor een indeling in drie GGD-districten (Noord, Zuidwest en Oost). De voor- en nadelen van drie versus vier districten afwegend, geeft de GGD de voorkeur aan drie districten: Noord, Zuidwest en Oost. Het belangrijkste argument hiervoor is dat er onvoldoende massa is voor specialistische functies als gekozen wordt voor vier districten. Bovendien blijft de sturing op de GGD door een keuze voor drie districten compact. Daarmee is niet gezegd dat de werkwijze en diensten binnen één district dezelfde zullen zijn voor alle gemeenten in dat werkgebied. Ook binnen een district geldt het uitgangspunt dat GGD Fryslân beter wil aansluiten bij de gemeenten, en kan dus variatie ontstaan. Proces GGD Fryslân is bij de totstandkoming van dit ontwerp begeleid door het bureau Berenschot. In een aantal strategiesessies met het MT, en daartussen bijeenkomsten met een klankbordgroep van medewerkers, is toegewerkt naar dit globaal ontwerp. Inmiddels is dit ontwerp ook gedeeld met de bredere groep van medewerkers in verschillende personeelsbijeenkomsten. In het algemeen wordt positief gereageerd op het ontwerp. De bevoegdheid tot het vaststellen van een organisatiewijziging ligt bij het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Fryslân. De bestuurscommissie gezondheid adviseert het DB hierover, en toetst het organisatie-ontwerp op consistentie met de gemaakte strategische keuzes.
Na besluitvorming: Akkoord met voorstel
Paraaf secretaris:
Akkoord met voorstel met aantekening:
Pagina 2 van 3
[Vul hier de aantekening(en) in]
Niet akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Origineel in archief Kopie naar ambtelijk aanspreekpunt
Pagina 3 van 3
GLOBAAL ORGANISATIEONTWERP GGD FRYSLÂN januari 2015
INHOUDSOPGAVE
1. Inleiding
3
1.1 Uitgangspunten 1.2 Strategische keuzes
3 4
1.3 Ontwerpcriterium ‘dichtbij de burger’
4
1.4 Leeswijzer
5
2. Criteria voor centrale taken
6
3. Arbeidsverdeling
7
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Algemeen Afdeling Beleid Districten Centrale Afdeling Organogram
7 7 8 9 11
3.6 Vergelijking met organisatie-inrichting andere GGD ’en
12
4. Besluitvorming
13
5. Coördinatie
14
5.1 T-shaped professionals 5.2 Vakgroepen
14 15
5.3 Coördinatie in de praktijk
16
6. Indeling in districten
17
7. Tot besluit
19
Bijlage 1. Analyse van organogrammen van 12 GGD’en (november 2014) Bijlage 2. Beoordeling districtsindelingen en huidige JGZ-districten
2
1. Inleiding
1.1 Uitgangspunten De GGD Fryslân verandert om beter aan te sluiten op veranderingen in de omgeving van de GGD. Die veranderingen zijn aan te duiden als de veranderende rol van de gemeenten, maatschappelijke ontwikkelingen en veranderingen in de arbeidsmarkt. De veranderende rol van de gemeenten Door de overheveling van taken, bevoegdheden en geld krijgt de gemeente een bepalende rol in het kiezen van prioriteiten, zowel inhoudelijk als financieel. De GGD wil de band met de 24 Friese gemeenten versterken om hen in hun veranderende rol beter van dienst te zijn. Daarbij gaat het ook om effectieve preventie. Maatschappelijke ontwikkelingen Complexe problemen, vaak verschillend per regio, maken dat vraagstukken niet meer door afzonderlijke afdelingen kunnen worden opgelost. In nieuwe netwerken werken partijen (ook burgers) samen om problemen op te lossen. Het aanbod van diensten is dus niet meer bepalend, maar de vragen. Technologische vernieuwingen maken daarnaast dat het aanbod kan en moet veranderen. Tegen die achtergrond wil de GGD beter inspelen op de eisen en verwachtingen van de bevolking en gemeenten. Veranderingen in de arbeidsmarkt Een aantrekkelijke werkgever ziet er anno 2014 anders uit dan 20 jaar geleden. De GGD wil voor medewerkers een uitdagende organisatie zijn. Leidinggevenden geven richting, sturen op het ‘wat’, maar bepalen niet het ‘hoe’. Medewerkers krijgen meer eigen verantwoordelijkheid en handelingsruimte om hun professionele kennis en expertise in te zetten. De gewenste organisatieverandering gaat zowel over de cultuur als over de structuur. Aan de cultuur binnen de GGD wordt aandacht besteed in een apart traject. De structuurverandering is nodig om het functioneren van de GGD beter aan te laten sluiten op de omgeving. De structuurverandering moet zodanig zijn, dat het de cultuurverandering ondersteunt. De wettelijke taken op het gebied van de publieke gezondheid vormen het kader van de taken van de GGD. Ten behoeve van het GGD-beleid voor de komende jaren heeft de GGD Fryslân een meerjarenvisie geformuleerd en een meerjarenbeleidsplan opgesteld. Dit laatste is vastgesteld in de Agendacommissie Gezondheid van het Bestuur van de Veiligheidsregio Fryslân op 5 november 2014 en als ontwerp in de bestuurscommissie gezondheid van 20 november 20141. In aanvulling hierop is voor de organisatieverandering van de GGD het Verhaal VRF van belang. 1
Naar verwachting volgt definitieve vaststelling op 19 maart a.s.
3
1.2 Strategische keuzes In de uitvoering van het meerjarenbeleidsplan kiest de GGD als organisatie er voor om het klantperspectief centraal te stellen: wat willen de gemeenten, wat wil de bevolking van de GGD? Hoe kan de GGD er beter aan bijdragen dat mensen kunnen omgaan met sociale, fysieke en emotionele uitdagingen? Tegen die achtergrond heeft het MT-Gezondheid sterke en zwakke kanten in de eigen organisatie benoemd. Bij de uitvoering van de dijkbewaking en dijkversterking van de gezondheid van de Friese bevolking kan de GGD unieke kwaliteiten, sterke kanten, inzetten om de meerjarenvisie te verwezenlijken. Een voorbeeld hiervan zijn de kennis en expertise van de GGD op het gebied van preventie. Tegelijkertijd wil de GGD zwakke kanten van de eigen organisatie versterken, zodat de GGD een betere bijdrage kan leveren aan de publieke gezondheid en zich beter kan positioneren in de veranderde omgeving. Het MT-Gezondheid heeft de sterktes en zwaktes in een SWOT-analyse besproken en drie sterktes en één zwakte geselecteerd. Door deze met kansen voor de GGD te combineren, zijn vervolgens strategische keuzes gemaakt. Deze strategische keuzes geven accenten die de GGD wil aanbrengen in de professionele uitvoering van haar taken: 1.
De GGD ondersteunt en adviseert gemeenten in het sociale domein met data en informatie.
2.
De GGD levert expertise en vakbekwaamheid voor het werk in het sociale domein.
3.
Bij incidenten opereert de GGD snel en deskundig vanuit specifieke kennis en expertise.
4.
De klant centraal en samenwerken voor een integrale aanpak.
Voor de volledigheid: deze strategische keuzes betekenen niet dat de GGD ophoudt met bepaalde taken, wel zijn deze keuzes er op gericht dat de GGD het klantperspectief centraal stelt. Daarmee vormen de strategische keuzes de basis voor een gewenste verandering in de cultuur en structuur van de GGD.
1.3 Ontwerpcriterium ‘dichtbij de burger’ Voor de toekomst kiest de GGD er dus voor om het klantperspectief centraal te stellen: wat willen de gemeenten, wat wil de burger van de GGD? De GGD heeft de ambitie om flexibel en op maat antwoord te kunnen geven op de (complexe) vragen in de buitenwereld. Ook heeft het de ambitie om kennis en expertise beter te ontsluiten en beschikbaar te laten zijn voor de lokale netwerken. Vanuit die ambitie kunnen de veranderingen die de GGD wil doorvoeren, in een gedecentraliseerde dienst het beste tot hun recht komen. Het belangrijkste ontwerpcriterium voor de ordening van taken binnen de organisatie is daarom ‘dichtbij de burger’. In districten komt een grote mate van verantwoordelijkheid en bevoegdheid te liggen om capaciteit en kennis zo in te zetten dat ze het beste resultaat opleveren voor de opdrachtgever en de cliënten.
4
Het ontwerpcriterium ‘dichtbij de burger’ heeft betrekking op de structuur, dat wil zeggen op:
Arbeidsverdeling: hoe worden de taken verdeeld in kleinere taken voor de onderdelen? Besluitvorming: wie neemt welke besluiten gebaseerd op welke informatie? Coördinatie: wie praat met wie en waarover?
1.4 Leeswijzer In dit document komen achtereenvolgens aan de orde:
Criteria voor centrale2 taken
Arbeidsverdeling
Besluitvorming
Coördinatie
Districtsindeling
2
Centraal versus decentraal gaat over waar de verantwoordelijkheid voor / aansturing van taken ligt. Centrale
taken kunnen geconcentreerd of gedeconcentreerd uitgevoerd worden, d.w.z. op één (centrale) plaats of op verschillende plaatsen.
5
2. Criteria voor centrale taken
Niet alle taken kunnen dichtbij de burger georganiseerd worden. Criteria om taken centraal te organiseren, zijn opgesteld door het MT met inbreng van de klankbordgroep. Er wordt gekozen voor centrale taken aan de hand van deze criteria:
Klantbelang: hebben de klanten (burgers) er belang bij naar een centrale locatie van de GGD toe te komen?
Efficiëntie: zijn er schaalvoordelen te behalen door activiteiten bij elkaar te brengen?
Continuïteit dienstverlening: wordt de dienstverlening te kwetsbaar bij een decentrale opsplitsing?
Schaarse specialistische kennis: kan kennis voor verbinding, ondersteuning en strategische advisering over specifieke onderwerpen effectiever worden opgebouwd en onderhouden door experts bij elkaar te plaatsen?
Onafhankelijkheid: moeten taken gescheiden worden, bijvoorbeeld advies en toezicht, omdat vermenging niet mag optreden?
Bij de keuze om voor bepaalde taken een centrale aansturing te kiezen, kunnen verschillende criteria van toepassing zijn.
6
3. Arbeidsverdeling
3.1 Algemeen In de keuzes ten aanzien van de arbeidsverdeling wordt een aantal bewegingen gecombineerd:
de indeling moet integraal werken bevorderen, dat wil zeggen dat de indeling faciliterend is voor het gebruiken van elkaars kennis en expertise bij het antwoord geven op de complexe, samenhangende klantvragen;
de districten worden in staat gesteld zo goed mogelijk in te spelen op de behoeften van burgers en gemeenten, dat wil zeggen dat ze snel en flexibel, en waar nodig gezamenlijk,, uitvoering kunnen geven, o.a. aan beleid en onderzoek;
taken die vanuit overwegingen van klantbelang, efficiëntie, continuïteit, schaarse specialistische kennis of onafhankelijkheid (zie hoofdstuk 2) beter centraal kunnen worden uitgevoerd, worden centraal belegd.
Integraal werken moet op verschillende manieren bevorderd en geborgd worden in de organisatie. Heel belangrijk voor een integrale aanpak is het cultuurtraject dat de GGD heeft ingezet. Daarnaast zijn structuuroplossingen nodig die versnippering tegengaan. Uitgangspunt is dat in het nieuwe organisatieontwerp de meeste taken worden uitgevoerd in de districten. In de Afdeling Beleid en in de Centrale Afdeling zijn taken opgenomen die aan de criteria voor centrale taken voldoen en die het werk van de districten ondersteunen.
3.2 Afdeling Beleid In de Afdeling Beleid worden de taken beleidsontwikkeling en epidemiologie in een eenheid onder de directie belegd. Daarmee functioneert de afdeling als rechterhand van de dPG. In de Afdeling Beleid worden uitsluitend die functies belegd waar de dPG direct informatie over moet kunnen aanleveren aan het bestuur of, vanwege een wettelijke basis, de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Hiernaast stelt de Afdeling ten behoeve van de gehele GGD Fryslân specifieke expertise, kennis en data centraal ter beschikking. Op die manier werken de medewerkers van de Afdeling Beleid voor de districten en de Centrale Afdeling. Ook coördineren ze GGD-brede werkzaamheden en projecten en zorgen ze voor de vertaling van landelijke en provinciale ontwikkelingen en richtlijnen op het gebied van beleid, onderzoek en preventie naar de GGD. Ten slotten vindt vanuit de Afdeling Beleid de bestuursondersteuning voor gezondheid plaats (secretaris agenda- en bestuurscommissie). De Afdeling Beleid blijft een kleine eenheid, vanwege het ontwerpcriterium ‘dichtbij de burger’. Deze eenheid moet niet gericht zijn op het opleveren van een eigen product, maar op producten van andere eenheden. Het gaat concreet om de volgende functies:
7
Beleidsmedewerker
Epidemioloog
Staf-JGZ (b.v. privacy, contact met provinciale en landelijke instellingen)
Projectcoördinator
Directie- en bestuursondersteuning
Opgemerkt dient te worden dat in de sturing binnen de GGD de samenwerking tussen professionals en coördinatie vanuit de districten essentieel zijn, en er dus geen sprake is van staf- en lijnafdelingen. Dit wordt vormgegeven in de honingraatstructuur (3.5).
3.3 Districten In de GGD districten worden de volgende taken ondergebracht:
JGZ (basispakket)
Pedagoog
Gezondheidsbevordering
Projecten (zoals Nuchtere Fries en JOGG)
Logopedie
Integrale vroeghulp en CB+
Vertrouwenspersoon basisonderwijs
Publieke Gezondheidszorg Asielzoekers
OGGZ-adviesfunctie
Hygiëne-adviesfunctie (inspectie kinderopvang, technische hygiënezorg)
Stafarts en –verpleegkundige JGZ
Epidemiologie
Beleids- en managementondersteuning
Wat betreft die laatste twee: deze taken zijn in de districten belegd, omdat ze essentieel zijn om de districten te profileren naar de gemeenten. De GGD kan met epidemiologie en beleids- en managementondersteuning de gemeenten goed ondersteunen op het sociale domein. Bovendien zijn deze taken belangrijk om tot nauwe samenwerking met gemeenten en ketenpartners te komen. Niet alleen de decentrale taken, maar ook de coördinatie van decentrale taken ligt in de districten. Met andere woorden: de districtsmanager wordt verantwoordelijk voor het samenbinden van een aantal decentrale taken over de districten heen. Door bij elke districtsmanager de coördinatie van
8
enkele decentrale taken te beleggen, wordt voorkomen dat de districten als eilandjes gaan werken en wordt kennis uitgewisseld. Ook wordt zo tegengegaan dat de centrale organisatie te groot wordt, 3 waardoor de districten onvoldoende uit de verf zouden komen . Het gaat hierbij om coördinatie van bijvoorbeeld:
Publieke Gezondheidszorg Asielzoekers
Pedagogische begeleiding
Logopedie
Epidemiologie
Vertrouwenspersoon onderwijs
Gezondheidsbevordering
JGZ-thema’s (bijvoorbeeld scholing, invulling contactmomenten, Stevig Ouderschap, prenatale zorg)
Projecten.
3.4 Centrale Afdeling4 Preventieve taken op centraal niveau worden uitgevoerd ten behoeve van en in nauwe samenwerking met de districten. Het gaat hierbij om uitvoerende preventie en ondersteuning.
Uitvoerende preventie
Tuberculosebestrijding
Infectieziektebestrijding
Medische milieukunde
Scenario maatschappelijk onrust
OGGZ
GROP
Forensische geneeskunde
3
Daarom is ook de vertrouwenspersoon onderwijs in de districten belegd. In het geval er een conflict zou
ontstaan tussen betrokkenheid bij een bepaalde onderwijsinstelling en de vertrouwenspersoon, vindt tijdelijke vervanging plaats. 4
‘Centrale Afdeling’ is een werknaam; in de periode tot oktober 2015 zal met inbreng van medewerkers een
definitieve naam gekozen worden.
9
Soa/Sense
Reizigersadvisering
Inspectie kinderopvang en technische hygiënezorg
Hielprik- en gehoorscreening
Groepsvaccinaties
Bij de keuze om deze taken een centrale positie te geven, speelt mee dat infectieziektebestrijding, medische milieukunde, scenario maatschappelijke onrust en GROP bij een crisis onder directe aansturing van de dPG vallen. Bovendien worden deze taken uitgevoerd in een samenspel met landelijke en bovenregionale partijen. Bovenregionale samenwerking is ook de reden om forensische geneeskunde centraal te positioneren. Soa/Sense wordt centraal belegd omdat klanten liever naar een centrale GGD-locatie gaan dan naar een gemeentelijke locatie en de activiteiten afgestemd binnen Noord-Nederland worden uitgevoerd. Omdat Soa/Sense, reizigersadvisering en infectieziektebestrijding in de praktische uitvoering – wat betreft de inzet van medewerkers en wederzijdse vervanging –onderling vervlochten zijn, wordt ervoor gekozen om ook reizigersadvisering centraal te beleggen. Voor de overige taken spelen diverse redenen. De inspectie technische hygiënezorg (inclusief kinderopvang) worden centraal gepositioneerd omdat het belangrijk is om onafhankelijkheid te garanderen ten opzichte van advisering op deze terreinen door de districten. Screening en groepsvaccinatie worden centraal gepositioneerd omdat het efficiënter is de aansturing centraal voor het hele werkgebied van de GGD te beleggen. OGGZ wordt centraal aangestuurd omdat het schaarse expertise betreft. Bovengenoemde preventieve taken zijn in twee categorieën te groeperen, namelijk taken waarbij urgentie en een crisiscomponent een rol spelen (tuberculosebestrijding, infectieziektebestrijding, medische milieukunde, scenario maatschappelijk onrust, OGGZ, GROP, forensische geneeskunde) en taken waarbij het gaat om de uitvoering van veel medisch technische handelingen, vaak decentraal en met tamelijk uniforme processen (soa/Sense, reizigersadvisering, inspectie kinderopvang en technische hygiënezorg, hielprik- en gehoorscreening en groepsvaccinaties). Door deze verdeling van preventieve taken ontstaat er een mix van taken die nu worden uitgevoerd binnen Z&A en binnen JGZ, wat de integraliteit van de GGD bevordert.
Ondersteuning
Frontoffice / call-centre
Informatie (o.a. website)
Kwaliteit
Vaccinatiekwesties en informatie (stafexpertise)
10
KindDossier+
Beleids- en managementondersteuning
Deze ondersteuning zal zowel voor de Centrale Afdeling als voor de districten zijn.
3.5 Organogram De structuur van de GGD Fryslân, gegeven bovenstaande verdeling van taken, is weergegeven in figuur 1.
Figuur 1. Organogram GGD Fryslân
Elke organisatie-eenheid is weer verdeeld in andere onderdelen met specifieke taken (zie figuur 2), waartussen verschillende dwarsverbanden kunnen bestaan. De daarvoor gebruikte coördinatiemechanismen worden beschreven in hoofdstuk 5.
11
Figuur 2. Organogram met verschillende onderdelen
3.6 Vergelijking met organisatie-inrichting andere GGD ’en De structuur voor de GGD Fryslân die is beschreven in 3.4 lijkt in zijn indeling in districten op die van de GGD Hart voor Brabant. Als de districten in de praktijk niet meer doen dan jeugdgezondheidszorg, dan zou de GGD Fryslân in de nieuwe opzet lijken op de GGD in Drenthe, Gelderland Zuid en Limburg Noord (bijlage 1). Opvallend is dat in de organisatiestructuur van veel andere GGD’en een eenheid ‘beleid en onderzoek’ meestal niet nadrukkelijk is gepositioneerd als een eenheid die ten behoeve van andere eenheden werkt, terwijl de GGD Fryslân die keuze wel maakt. De reden hiervoor is dat de Afdeling Beleid klein is en geen ‘eigen product’ heeft. De Afdeling Beleid coördineert op basis van landelijke en provinciale input de taken van de districten en ondersteunt ook de districten en de Centrale Afdeling. Door de centrale positionering is het daarnaast mogelijk dat de Afdeling Beleid de dPG en het bestuur adviseert.
12
4. Besluitvorming
De GGD streeft een hoge mate van decentralisatie na in de besluitvorming. Op basis van de gekozen driedeling in districten, Centrale Afdeling en Afdeling Beleid is het mogelijk onderdelen een eigen focus te geven in de aansturing:
preventieve activiteiten op maat in de districten;
hoogwaardige expertise voor verbinding, ondersteuning en strategische advisering in de Afdeling Beleid.
In het organogram hieronder (figuur 3) geeft de ‘spin’ weer hoe het MT de eenheden samenbindt en aanstuurt.
Figuur 3. Organogram met MT
Als sturingsmodel wordt gekozen voor een besluitvormend MT dat de kaders schetst voor de uitvoering van taken door medewerkers in de districten, de Centrale Afdeling en de Afdeling Beleid.
13
5. Coördinatie
5.1 T-shaped professionals GGD-medewerkers zijn in toenemende mate t-shaped professionals5. De verticale lijn van de T staat daarbij voor de diepgang van vaardigheden en expertise in een bepaald domein, de horizontale as van de T staat voor het vermogen om samen te werken over disciplines heen met deskundigen op andere gebieden en kennis toe te passen in andere domeinen. Dit is uitgebeeld in figuur 4.
Figuur 4. T-shaped professional
In de uitvoering van werkzaamheden laten GGD-medewerkers persoonlijk leiderschap zien. In combinatie met hun karakter als t-shaped professionals betekent dat dat GGD-medewerkers verbindingen zoeken met
de buitenwereld (zodat ze signalen op kunnen vangen van problematiek op het gebied van publieke gezondheid en allianties aan kunnen gaan met andere organisaties)
elkaar (zodat ze multidisciplinair de complexe problematiek aan kunnen pakken) en
5
http://wordspy.com/index.php?word=t-shaped.
14
de GGD (zodat de organisatie als geheel in staat is om flexibel met andere organisaties voor gemeenten en burgers te werken). .
5.2 Vakgroepen Om er voor te zorgen dat GGD-medewerkers kennis en kunde delen, zodat die in samenhang voor de klanten beschikbaar komt, zijn er thematisch dwarsverbanden nodig in de nieuwe organisatie. Deze worden gevormd door vakgroepen op drie niveaus: 1. Tussen medewerkers uit de districten 2. Tussen medewerkers uit de districten en de Centrale Afdeling 3. Tussen medewerkers uit de districten en de Afdeling Beleid. Een voorbeeld van het eerste is de coördinatie van Publieke Gezondheidszorg Asielzoekers (zie ook 3.3 en figuur 5), van het tweede de afstemming van de uitvoering van groepsvaccinaties, en van het derde afstemming kennisuitwisseling plaats tussen de experts in de Afdeling Beleid en die in de districten. Door middel van functionele afstemming kan ervoor worden gezorgd dat het nieuwe organisatieontwerp de t-shaped professionals verbindt.
Figuur 5. Organogram met vakgroep (voorbeeld)
15
5.3 Coördinatie in de praktijk Kennisuitwisseling tussen de experts in de Afdeling Beleid en die in de districten vindt niet vanzelf plaats. De ‘stippellijnen’ in de organisatiestructuur moeten handen en voeten krijgen. Dat kan door twee elementen van coördinatie in te richten:
Op inhoudelijke professie (de poot van de “T” uit 5.1). Dit gebeurt door kennisuitwisseling op vakgebied tussen de Centrale Afdeling en districten. De functioneel verantwoordelijke districtsmanager dient daar voor zorg te dragen, ondersteund door de medewerkers van de Centrale Afdeling.
Op kennis van de totale dienstverlening (integraliteit) (de bovenbalk van de “T” uit 5.1). De Afdeling Beleid heeft daar een brede verantwoordelijkheid voor doordat het de districten en de Centrale Afdeling ondersteunt op het gebied van beleidsontwikkeling, epidemiologie, landelijke ontwikkelingen en de verbinding met de bestuurlijke lijn.
De gekozen organisatiestructuur (decentraal, honingraatmodel) maakt het voor GGD-medewerkers makkelijker om hun taken ‘dichtbij de burger’ uit te voeren. Daarnaast vergt een uitvoering ‘dichtbij de burger’ vooral een andere werkwijze. Persoonlijk leiderschap is daar een sleutelbegrip in. Dit komt verder in het cultuurtraject van VR Fryslân aan de orde. Maar natuurlijk kunnen medewerkers daar nu al zelf mee aan de slag.
16
6. Indeling in districten
De GGD Fryslân kiest voor ‘dichtbij de burger’ en zal de meeste werkzaamheden dan ook in decentrale eenheden, dus in districten, uitvoeren. Een ordening gebaseerd op een gemeentelijkbestuurlijke invalshoek is het meest logisch: er is geen andere indeling naar districten voor netwerkpartners of gerelateerd aan gezondheidsproblematiek die sterker is dan de gemeentelijkbestuurlijke districten. Op grond hiervan zijn vijf mogelijke district-indelingen beoordeeld aan de hand van vier criteria: omvang van het district, inregelen specialistische functies, herkenbaarheid voor de VRF-organisatie en samenhang met de organisatievorm van ketenpartners in het sociale domein. Uit deze beoordeling (bijlage 2) blijkt dat een keuze tussen drie of vier districten (Friesland Noord al dan niet inclusief Leeuwarden, Friesland Oost en Zuidwest Friesland) de voorkeur heeft. In onderstaande tabel zijn enkele voor- en nadelen van deze drie of vier districten beschreven:
+ District Noord
District Noord en district Leeuwarden apart
-
Compacter MT
Juist in Noord is de invloed Leeuwarden t.o.v. andere districten groter
Noord is nog geen bestuurlijke eenheid
Noord blijft bestaan uit drie subregio’s
Leeuwarden in het midden geeft soms onlogische personeelsverschuivingen en wisselingen met Noord
Onvoldoende massa voor inrichten van specialistische functies in de districten
In RMC verband (=Noord) vindt al overleg plaats
Focus van de problematiek in Leeuwarden is anders dan in omliggende gemeenten (b.v. OGGZ en soa/aids)
Leeuwarden kan gemakkelijk eigen koers varen
De voor- en nadelen van drie versus vier districten afwegend, geeft het MT Gezondheid de voorkeur aan drie districten: Noord, Zuidwest en Oost. Het belangrijkste argument hiervoor is dat er onvoldoende massa is voor specialistische functies als gekozen wordt voor vier districten. Bovendien blijft de sturing op de GGD door een keuze voor drie districten compact.
17
De resulterende indeling is weergegeven in figuur 6.
Figuur 6. Districtsindeling GGD Fryslân
18
7. Tot besluit
Dit globale organisatieontwerp zal in de periode tot eind april 2015 uitgewerkt worden tot een detailontwerp. Achtereenvolgens zullen daarvoor de volgende stappen worden doorlopen:
Organisatie-en formatieplan
Check functieboek
Plaatsingsproces
Start adviesaanvraag
Na het detailontwerp volgt de implementatie. Onderdeel hiervan is onder andere het aanpassen van processen en procedures, onder andere in de bedrijfsvoering, huisvesting, ICT. De implementatie van de structuurverandering zal verder nauw afgestemd moeten worden op het cultuurtraject van de VR Fryslân.
19
Bijlage 1. Analyse van organogrammen van 12 GGD’en (november 2014) GGD
Aantal eenheden
Decentrale sturing
Bijzonderheden
Brabant ZuidOost
4
Nee, wel 4 districtteams binnen afdeling JGZ
Gezondheidsbevordering (beleid, onderzoek en preventie) is een lijnafdeling
Drenthe
5
Ja, 3 JGZ-districten direct aangestuurd door directeur GGD
Epidemiologie en Gezondheidsbevordering is lijnafdeling onder adjunct-directeur. Organogram niet als hark maar als samenhangende onderdelen gepresenteerd
Flevoland
5
Nee
Beleid & Onderzoek is een lijnafdeling
GelderlandZuid
5
Ja, 2 JGZ-districten direct aangestuurd door directeur GGD
Onderzoek, Innovatie, Beleid en Gezondheidsbevordering is een lijnafdeling
Groningen
3
Nee, wel 6 districtteams binnen afdeling JGZ
Advies & Beleid is een lijnafdeling
Hart voor Brabant
3
Ja, 3 districten met district-directeur en elk 3 teams
Bureau Veiligheid, gezondheid en milieu en drie programmamanagers
Hollands Midden
3
Ja, er zijn 2 districtnale sectormanagers
Organisatiestructuur wordt veranderd
Hollands Noorden
3
Nee, wel 6 rayons binnen afdeling Z&A
Beleid, onderzoek en innovatie is een lijnafdeling
Limburg Noord
2
Ja, 2 districten direct aangestuurd door directeur GGD
Naast 2 GGD-eenheden, multiafdelingen specifieke activiteiten (VR, brandweer, GGD, GHOR)
20
GGD
Aantal eenheden
Decentrale sturing
Bijzonderheden
Twente
3
Nee, wel 5 districtteams binnen afdeling JGZ
Epidemiologie, Gezondheidsbevordering en Beleidsadvies is onderdeel van stafafdeling
ZaanstreekWaterland
5
Nee
Epidemiologie, Beleid en Gezondheidsbevordering is lijnafdeling
Zuid Limburg
5
Nee
Kennis en innovatie is een lijnafdeling
21
Bijlage 2. Beoordeling districtsindelingen en huidige JGZ-districten
5 districten: Noordoost, Noordwest, Zuidoost, Zuidwest, Leeuwarden
4 districten: Noordoost, Noordwest, Zuidoost, Zuidwest (brandweer)
3 districten: Noord, Oost en Zuidwest
4 districten: Noord, Leeuwarden, Oost en Zuidwest
- (klein)
+
- (groot)
+
Inregelen specialistische functies
-
-
+
-
Herkenbaarheid voor VRForganisatie
-
+ (bestaande VRF-indeling)
-
+ (lijkt op huidige JGZ-districten)
Samenhang met organisatievorm ketenpartners sociaal domein
+
-
+
+
Criterium
Omvang van het district
Huidige JGZ-district Gemeenten
Noord
Franekeradeel, Harlingen, het Bildt, Menameradiel (zoeken elkaar op) Ferwerderadiel Dongeradeel, Dantumadeel, Kollumerland (werken samen: DDFK) Vlieland, Terschelling, Ameland, Schiermonnikoog
Midden
Leeuwarden, Leeuwarderadeel (fusie gepland)
Zuidwest
Friese meren, Sud west Fryslan, Littenseradiel
Oost
Achtkarspelen, Tytsjerksteradiel, Smallingerland, Opsterland, Heerenveen, Weststellingwerf, Ooststellingwerf
22
OPLEGNOTITIE
Voorstel ter behandeling in
de vergadering van de Bestuurscommissie Gezondheid
Datum
19 maart 2015
Onderwerp
Benoeming DPG
Bijlage ten behoeve van
agendapunt 11
Portefeuillehouder
W. Kleinhuis
Opsteller
A. Zijlstra
Telefoon E-mail
Bijlage(n) 1. Werving- en selectieprocedure voor de functie van directeur Publieke Gezondheid
Beslispunten 1. De bestuurscommissie gezondheid: - stemt in met de benoeming van de voorgestelde kandidaat voor de functie van directeur Publieke Gezondheid. - ontheft de huidige directeur Publieke Gezondheid, dhr. W.K. Kleinhuis, van deze functie per benoemingsdatum van de directeur Publieke Gezondheid.
Inleiding De huidige directeur Publieke Gezondheid, dhr. W.K. Kleinhuis, is tevens algemeen directeur van de Veiligheidsregio Fryslân. De agendacommissie gezondheid heeft in haar vergadering van 5 november jl. ingestemd met de voorgestelde wijzigingen op directieniveau. Dit betekent dat de functie van algemeen directeur wordt gecombineerd met die van directeur brandweer i.p.v. met de functie van directeur publieke gezondheid. Daarop is gestart met de werving van een nieuwe directeur publieke gezondheid. In de bijlage treft u een overzicht aan van het proces om te komen tot een nieuwe directeur publieke gezondheid. Ontslag en benoeming van de directeur publieke gezondheid dient plaats te vinden in overeenstemming met het bestuur van de veiligheidsregio (art. 14, WPG). In de verordening op de Agendacommissie Gezondheid is dit als volgt uitgewerkt in artikel 2: “De dagelijkse leiding van de gemeenschappelijke gezondheidsdienst berust bij de directeur Publieke Gezondheid. Op voordracht van de Commissie wordt hij, in overeenstemming met de Bestuurscommissie Veiligheid Fryslân, benoemd, geschorst en ontslagen door de Bestuurscommissie Gezondheid”. De uitkomst van de bespreking in de bestuurscommissie veiligheid (19 maart 2015) wordt ter vergadering mondeling ingebracht.
Pagina 1 van 2
Na besluitvorming: Akkoord met voorstel Akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Niet akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Origineel in archief Kopie naar ambtelijk aanspreekpunt
Paraaf secretaris:
Bijlage 1 Werving- en selectieprocedure voor de functie van Directeur Publieke Gezondheid Update tot 1 maart 2015
Op 5 november jl. heeft de agendacommissie Gezondheid ingestemd met het voorstel om een nieuwe Directeur Publieke Gezondheid te werven. De werving- en selectieprocedure is begeleid door een extern werving- en selectiebureau Heeredwinger uit Groningen. Heeredwinger heeft met zowel de leden van de agendacommissie, als de directie en een afvaardiging van medewerkers van de GGD gesproken over het profiel van de Directeur Publieke Gezondheid. De vacature is gepubliceerd in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden en verspreid via sociale media. Ook heeft Heeredwinger in haar eigen netwerk gezocht naar geschikte kandidaten. Uiteindelijk zijn er 30 reacties binnengekomen, met deze sollicitanten heeft Heeredwinger in het voortraject allemaal één of meerdere keren gesproken. Deze search heeft geleid tot een voordracht van Heeredwinger aan de veiligheidsregio van vijf kandidaten. Met deze vijf kandidaten is gesproken door een selectiecommissie en een adviescommissie. In de selectiecommissie waren drie leden van de agendacommissie en de twee huidige directieleden vertegenwoordigd. In de adviescommissie was een kleine afvaardiging van de medewerkers van de GGD en de voorzitter van de ondernemingsraad vertegenwoordigd. De selectiecommissie heeft, op basis van een positief advies van de adviescommissie, besloten twee kandidaten een assessment te laten afnemen. Beide kandidaten hebben een positief advies gekregen op basis van het assessment. De vervolgprocedure is als volgt: Op 2 maart jl. spreken de heer Fokkema en beide directieleden in klein comité met de twee kandidaten over hun assessment. De verwachting is dat met één van beide kandidaten de procedure verder wordt vervolgd. Op 18 maart 2015 is er een gesprek gepland met de heer Crone en Van Bekkum en ook het arbeidsvoorwaardengesprek zal deze dag plaatsvinden. In de bestuurscommissie Gezondheid en Veiligheid van 19 maart 2015 zal, conform planning, de benoeming plaatsvinden van de beoogde kandidaat. De naam van de kandidaat en de datum van benoeming zal in deze commissievergaderingen worden bekend gemaakt.