AG E N D A bestuurscommissie Veiligheid Datum
:
27 november 2014
Tijdstip
:
09.00 – 10.30 uur
Locatie
:
Ridderzaal (4e verdieping), Harlingertrekweg 58 te Leeuwarden
Onderwerp 1.
Opening en vaststellen van de agenda
2.
Conclusies van de vergadering BC Veiligheid
Bijlage
Doel
Bijlage
Ter vaststelling
dd. 1 oktober 2014 3.
Achtmaandsrapportage
Bijlagen
Ter kennisname
4.
Uitkomsten organisatieonderzoek
Bijlagen
Ter advisering
5.
Vaststelling:
Bijlagen
Ter vaststelling en
-
ontwerp Regionaal Risicoprofiel
advisering aan dagelijks
-
concept Beleidsplan Brandweer Fryslân 2015-2018
bestuur
-
concept Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018
6.
Visie zorgcontinuïteit
Bijlagen
Ter vaststelling
7.
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële
Bijlagen
Ter vaststelling
Veiligheid 8.
Rondvraag
9.
Sluiting
C O N CL US I E S Bestuurscommissie Veiligheid Datum Locatie
: :
1 oktober 2014 Leeuwarden
Aanwezig: H. H. Apotheker (vicevoorzitter/ pfh. Brandweer) T. van Bekkum (pfh Informatievoorziening) H. Oosterman (pfh. Crisisbeheersing) F. Veenstra (pfh. GHOR) G. Gerbrandy G. Krol S. Heldoorn T. van Mourik E.J. ter Keurs T.J. van der Zwan
Afwezig: F.J.M. Crone (voorzitter) A. Aalberts A. de Hoop J. Stellinga E. Schadd-de Boer
1. •
R.J.H. Bats (namens de Waddeneilanden) J. Liemburg B. Bilker W.R. Sluiter M.C.M. Waanders J.R.A. Boertjens P. van Erkelens (Wetterskip Fryslân) W.K. Kleinhuis (algemeen directeur) H. Blokker (directeur/commandant brandweer Fryslân) J.H. Oostinga (directeur bedrijfsvoering) M. Kool (secretaris bestuurscommissie Veiligheid)
M. Jager- Wöltgens G. van Klaveren W. van den Berg F. Bolhuis (Provinsje) J. Eland (OM)
Onderwerp Opening en vaststellen agenda In verband met afwezigheid van de heer Crone zit de heer Apotheker de vergadering voor. De voorzitter opent de vergadering en heet een ieder welkom.
2. •
Conclusies van de vergadering BC Veiligheid dd. 3 april 2014 N.a.v. punt 6c vraagt dhr. Gerbrandy zich af of de brief met toelichting over brandkranen is verstuurd. Dhr. Kleinhuis geeft aan om de verzonden brief ter informatie naar de leden te doen toekomen. Mevr. Waanders vraagt zich n.a.v. punt 5 af wat de stand van zaken is m.b.t. rekenkamercommissie. Dhr. Kleinhuis geeft aan dat inmiddels is afgezien van verdere initiatieven en besloten de ontwikkelingen in 2015 en 2016 af te wachten. Mevr. Liemburg vraagt aandacht voor de verslaglegging en verwijst daarbij naar punt 7 rondvraag. De toelichting bij dit punt is volgens haar nogal summier omschreven en voor afwezigen daarmee onvoldoende te volgen. Zij vraagt dan ook om voldoende informatie op te nemen in het verslag. N.a.v. punt 5 geeft dhr. Kleinhuis aan dat VRF inmiddels bij verschillende gemeenteraden is geweest. Het is boeiend om in gesprek te gaan met gemeenteraden. De conclusie is tot nu toe dat het waardevolle informatie oplevert. Dhr. Oosterman geeft aan dat het bezoek zeer positief is ontvangen. Mevr. Liemburg, dhr. Gerbrandy en dhr. van Bekkum sluiten zich hierbij aan. De bestuurscommissie Veiligheid besluit: de conclusies van de vergadering BC Veiligheid dd. 5 februari 2014 ongewijzigd vast te stellen
3. •
Ingekomen stukken en mededelingen Dhr. Bats geeft n.a.v. de brief inzake reddingsbrigade aan om in de ambtelijke voorbereiding de situatie op de Waddeneilanden mee te nemen. Dhr. Kleinhuis geeft aan dat de Reddingsbrigade niet onder het gezag van de KNRM valt. Op de Waddeneilanden is de situatie zo dat het onder het gezag van de KNRM valt. In Fryslân speelt dit dan ook niet zo zeer. De veiligheidsregio gaat in gesprek met de centrale contactpersonen. Mededelingen Dhr. Kleinhuis geeft aan dat er een nieuw hoofd Meldkamer Noord- Nederland is aangesteld.
•
1
T.a.v. het patiëntenvervoer naar de Waddeneilanden geeft hij aan dat er een afspraak is gemaakt met de ministers van VWS en defensie inzake alternatief vervoer. Er zal binnenkort helderheid komen inzake een oplossing. Verder geeft dhr. Kleinhuis aan dat bureau Berenschot een organisatieonderzoek heeft uitgevoerd binnen Veiligheidsregio Fryslân over de onderwerpen overhead, directiestructuur en control. De uitkomsten van dit onderzoek en het vervolg daarop worden op 8 oktober a.s. besproken in het Dagelijks Bestuur. 4. •
• • • •
• •
• • • • • • •
• •
Kwaliteitsdiscussie Brandweer Fryslân Dhr. Blokker geeft middels een presentatie een toelichting en geeft daarbij aan dat op basis van CBS gegevens blijkt dat Brandweer Fryslân de laagste groei qua geld heeft, een van de goedkoopste regio’s is, gemiddelde risico’s heeft en 10% minder ontvangt dan de gemeenten in het gemeentefonds (cluster OOV) ontvangen. De samenvoeging van alle korpsen heeft een hoop tijd en energie gekost. Op basis van o.a. een kwaliteitsonderzoek (Capgemini) is gebleken dat er veel verschillen waren tussen korpsen. Met de opvolging hiervan is verschillend omgegaan. Uit een totaaloverzicht blijkt dat er een aantal zorgpunten zijn. Dit betreft bijvoorbeeld de inzichtelijkheid van paraatheid. Verder heeft de aanschaf van voertuigautomatisering ad hoc plaatsgevonden en vindt dit niet gestructureerd plaats. Brandweer Fryslan wil graag een lerende organisatie zijn en daarom is het van belang om bijvoorbeeld een brandonderzoeksteam in te stellen. Op dit moment vinden evaluaties ad hoc plaats en nog niet gestructureerd. Verder wil Brandweer Fryslân graag investeren in Brandveilig Leven. Concluderend zijn er aantal belangrijke thema’s/ onderwerpen welke aandacht vragen, namelijk: paraatheid, leren, informatievoorziening en brandveiligheid. De koers is daarbij om te komen tot een toekomstbestendige brandweerorganisatie. De voorzitter vraagt zich af wat de essentie en richtinggevende lijn is. Dhr. Blokker geeft aan dat dit is om kennis te nemen van het huidige kwaliteitsniveau van Brandweer Fryslân, onderkennen van de noodzaak tot kwaliteitsverbetering en de opdracht te verstrekken om een plan van aanpak kwaliteitsverbetering op te stellen. Dhr. Bats geeft aan dat hij dit een ernstig verhaal vindt en dat dit gevoelig ligt. Hij wil dan ook graag weten wat de effecten zijn en wat de ernst is in het operationeel optreden en opschaling. Dhr. Blokker geeft aan dat de statistieken aantonen dat er een teruggang is van vrijwilligers binnen Fryslân. Hiermee is ook de paraatheid teruggelopen. Het is echter niet erger dan vorig jaar. Op een aantal plekken komt de brandweer niet op tijd, maar dit is bekend. Daarnaast spelen een aantal landelijke ontwikkelingen zoals RemBrand en Uitruk op Maat. T.a.v. de opschaling wordt er op sommige plaatsen dubbelzijdig uitgerukt. Er zijn inmiddels afspraken gemaakt. Op dit moment worden afspraken gemaakt wanneer wel of niet mag worden uitgerukt. Het betreft voornamelijk knelpunten bij de kleinere posten. Bij grotere posten is dit niet het geval. Dhr. van der Zwan geeft aan dat er voor wat betreft kwaliteit geen verschil is ten opzichte van 2013. Verder geeft hij aan om graag een overzicht te geven wat er echt mis is gegaan, oftewel ongelukken. Ook geeft hij aan dat moeilijk in te schatten is of de kwaliteitsverbetering binnen de huidige begroting kan plaatsvinden. Tot slot vraagt hij zich af waarom er geen combinatie is gezocht met dekkingsplan 2.0 en mogelijke acties die daaruit voortvloeien. Dhr. Blokker geeft aan dat het idee is om een projectplan brandweerzorg 2.0 op te zetten. Daarbij zal worden gekeken naar risico’s in relatie tot de uitruksterkte en opkomsttijden. Dhr. van der Zwan geeft aan om dit mee te nemen in het vervolg en om dit binnen de begroting te doen. De voorzitter geeft aan dat het moment en startpunt er is om te komen tot een kwaliteitsverbetering. De uitwerkingslijnen zullen volgen. Dhr. Sluiter geeft aan dat hij een signaal heeft ontvangen vanuit de Veiligheidsregio dat er een aantal brandweerkazernes zullen sluiten. Hij vraagt hier aandacht voor. Dhr. Blokker geeft aan dat deze mededeling vooruitloopt op landelijke ontwikkelingen. Bij de totstandkoming van dekkingplan 2.0 wordt hier naar gekeken. De voorzitter geeft aan om de landelijke ontwikkelingen mee te nemen in het vervolg. Mw. Liemburg geeft aan dat zij terugdenkt aan twee jaar geleden en gelet op het verhaal van dhr. Blokker meent zij dat dit diffuse signalen zijn. Twee jaar geleden was er nog sprake van hoog oplopende spanningen binnen het korps. De gevoerde discussies bijvoorbeeld inzake bemanning liepen toen hoog op. Waarom is er twee jaar geleden ongelukkig geopereerd? Ze vraagt dan ook aanacht om te komen met een duidelijk en helder verhaal. Dhr. van Bekkum geeft aan om de discussie eerst vanuit de inhoud te voeren en daarna over financiën. Hij geeft aan dat de ‘sense of urgency’ ontbrak in de presentatie. De aanwezige leden moeten vandaag met het gevoel weggaan dat de genoemde aandachtspunten ernstig zijn of niet. De voorzitter geeft aan behoefte te hebben aan transparantie en daarmee steun te geven aan de urgentie
2
• • •
• • •
•
• • •
5. •
•
•
van de directie. De essentie is om in combinatie met landelijke ontwikkelingen dit op te pakken met een richtinggevende opdracht. Dhr. Blokker geeft aan dat de kwaliteit op een aantal plekken onvoldoende is. Op dit moment zit de brandweer aan de onderkant van het minimum (wettelijk) niveau. Dhr. Krol geeft aan dat dit ernstig is en wil weten welke plekken het betreft gelet op zijn verantwoordelijkheid. Daarnaast geeft hij aan dat het verbeterplan er zo snel mogelijk dient te komen. Het aandachtspunt met betrekking tot vrijwilligers dient tevens te worden opgepakt. Mevrouw Waanders spreekt haar verwondering uit over de ontstane verbazing. Het geschetste beeld was immers al bekend en hier is anderhalf jaar geleden ook al over gesproken. Zij geeft dan ook aan blij te zijn met de integrale aanpak en het beoogd eindresultaat in combinatie met landelijke ontwikkelingen. Vrijwilligers weten dat er sprake is van een andere brandweerorganisatie en dat dit gevolgen kan hebben voor bij voorbeeld het aantal kazernes. Volgens haar zijn vrijwilligers klaar om die slag te maken. De aandacht dient te verschuiven naar de voorkant, dus meer op de gerichtheid van het risicoprofiel. Wat haar betreft mag de discussie worden gevoerd, waarbij communicatie van cruciaal belang is. Verder vraagt zij zich af of de afname van vrijwilligers een autonome ontwikkeling betreft en of dit wellicht een andere aanpak vergt. Dhr. Blokker geeft aan dat de afname van vrijwilligers een landelijke ontwikkeling is en ook in Fryslân is te zien. Dhr. Gerbrandy geeft aan dat de urgentie er is en er verbeteracties nodig zijn. Wel wil hij aandacht vragen voor financiën. Hij wil dan ook de opdracht meegeven om geen uitzetting te laten plaatsvinden en verbeteracties binnen de begroting te laten uitvoeren. De voorzitter geeft aan om in de vergadering van 27 november het vervolg te bespreken aan de hand van een op te stellen plan van aanpak. In het verlengde hiervan worden 3 punten meegegeven: - in het op te stellen plan van aanpak dienen de landelijke ontwikkelingen te worden meegenomen - dekkingsplan 1.0/2.0 en huisvesting moeten een paragraaf zijn - basis op orde: kwaliteit zomerrooster 2015/ bezetting Dhr. Blokker geeft aan dat er 27 november een plan van aanpak zal komen te liggen waarin wordt aangegeven hoe de problemen aan te pakken en daarbij de kosten. Het is geen uitvoeringsplan. Hij geeft tevens aan dat de resultaten van Rembrand in 2015 beschikbaar zullen zijn. Ondertussen blijven we alert en worden er de nodige afspraken gemaakt. Dhr. van Mourik geeft aan dat er twee jaar geleden een wervingscampagne is gestart. De lokale overlegsituatie is sindsdien getemporiseerd. Dit toont de noodzaak om lokaal aan tafel te komen als brandweer. Hij vraagt hiervoor aandacht. Dhr. Blokker geeft aan om een plan van aanpak op te stellen waarbij in 2015 de aandacht gaat naar het brandrisicoprofiel, de preventieve kant en de repressieve kant. De werving kan nu al worden opgepakt. De Bestuurscommissie Veiligheid: - neemt kennis van het huidige kwaliteitsniveau van Brandweer Fryslân; - onderkent de noodzaak tot kwaliteitsverbetering; - verstrekt de opdracht om een plan van aanpak kwaliteitsverbetering 2015- 2018 op te stellen binnen het vastgestelde budgettaire kader Ontwikkelingen Landelijke Meldkamer Organisatie (LMO) Dhr. Kleinhuis geeft een toelichting. Voorliggende stukken geven een toelichting op de stand van zaken inzake het dossier Landelijke Meldkamer Organisatie (LMO). Zo heeft er nulmeting plaatsgevonden. In het Noorden kan er echter niet sprake zijn vanwege de al geïntegreerde meldkamer. Deze situatie verdient dan ook een aparte behandeling. Er wordt van het bestuur een handtekening gevraagd. In correspondentie is al aangegeven dat ons bestuur dit niet gaat tekenen mede vanwege de onduidelijkheid in afspraken voortkomend uit het transitieakkoord. Met betrekking tot de Due Dilingece commissie geeft dhr. Kleinhuis dat dit proces chaotisch is verlopen gedurende een vakantieperiode. Dit zal dan ook worden opgeschort. Verder is er inmiddels een ontwerpplan aangeboden. Vanuit de raad directeuren veiligheidsregio’s en raad brandweercommandanten is reeds een brief verzonden met daarin aangegeven dat van de seinen voor 6 onderwerpen er 5 op rood staan. Hierdoor zijn er grote zorgen over de ontwikkelingen. Dhr. van Bekkum geeft aan dat de processen LMO abstract en ingewikkeld zijn. In het Noorden is inmiddels opgeschaald naar de voorzitters om de ‘sense of urgency’ aan te geven. Landelijk, bijvoorbeeld in de bestuurlijke adviescommissie van het Veiligheidsberaad, zie je een groep die perse door wil gaan. De voorzitters dienen dan ook eenduidig op te trekken en vast te houden aan het standpunt. Mevr. Waanders geeft aan de geschetste lijn te ondersteunen en vraagt naar de noodzaak om landelijke toe te werken naar een meldkamerorganisatie.
3
•
6.
Dhr. Kleinhuis geeft aan voor een landelijke vorm te zijn. De weg er naar toe baart echter grote zorgen. Zo is er veel onduidelijkheid met betrekking tot afspraken voorkomend uit het transitieakkoord. De bestuurscommissie veiligheid: - neemt kennis van de ontwikkelingen Landelijke Meldkamer Organisatie (LMO) Strategische agenda Veiligheidsregio’s 2014- 2016 Dhr. Kleinhuis geeft aan dat de voorliggende agenda een antwoord geeft op de aanbevelingen die de commissie Hoekstra heeft gedaan omtrent de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s. De leden wordt gevraagd kennis te nemen van de voorliggende agenda aangezien de producten voortvloeien uit deze agenda op de veiligheidsregio af zullen komen. Verder geeft hij aan dat hij vanuit de raad directeuren veiligheidsregio’s is aangehaakt bij het thema bevolkingszorg op orde. • De bestuurscommissie veiligheid: - neemt kennis van de strategische agenda veiligheidsregio’s 2014- 2016
7. •
Rondvraag Dhr. Sluiter geeft aan om nogmaals in dit gremia een dankbetuiging uit te willen spreken voor de inspanningen van Veiligheidsregio Fryslân bij diverse evenementen.
•
Dhr. Kleinhuis geeft aan dat de intentie is om de vergadering van de bestuurscommissie veiligheid en het algemeen bestuur op 27 november a.s. aan elkaar te koppelen. Dit zal worden besproken in het dagelijks bestuur op 8 oktober. Verder vraagt hij aandacht voor de trainingen voor burgemeesters op 23 oktober en 10 november. Dhr. Heldoorn vraagt aandacht voor de positie van de burgemeester in de nieuwe situatie. De intentie was dat er per 1 januari niets zou veranderen aan de verbondenheid tussen bijvoorbeeld vrijwilligers en burgemeesters. Hij vraagt zich dan ook af wat de bevindingen tot nu toe zijn. Er kan bijvoorbeeld gekeken worden naar de verhoudingen en belevingen. Dhr. Blokker geeft aan dat er verschillende situaties zijn en dat er gestreefd wordt naar maatwerk. Dhr. Apotheker geeft aan dat er een inventarisatie kan plaatsvinden via de clusterhoofden. Dit kan worden meegenomen in de verdere uitwerking.
•
• • 8.
Sluiting De voorzitter sluit de reguliere vergadering. Na een korte onderbreking zal worden gestart met een besloten gedeelte.
4
OPLEGNOTITIE Voorstel ter behandeling in
de vergadering van de Bestuurscommissie Veiligheid
Datum
27 november 2014
Onderwerp
Achtmaandsrapportage 2014
Bijlage ten behoeve van
agendapunt 3
Portefeuillehouder
T. van Bekkum
Opsteller
W. Kleinhuis
Telefoon E-mail
Bijlage(n) 1. Oplegnotitie voor algemeen bestuur dd. 27 november 2014 2. Achtmaandsrapportage 2014 3. Prognose 2014
Beslispunten -
De bestuurscommissie Veiligheid adviseert kennis te nemen van de achtmaandsrapportage en de oplegnotitie voor het algemeen bestuur van 27 november a.s.
Na besluitvorming: Akkoord met voorstel
Paraaf secretaris:
Akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Niet akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Origineel in archief Kopie naar ambtelijk aanspreekpunt
Pagina 1 van 1
OPLEGNOTITIE
Voorstel ter behandeling in
de vergadering van het Algemeen Bestuur
Datum
27 november 2014
Onderwerp
Achtmaandsrapportage 2014
Bijlage ten behoeve van
agendapunt 3
Portefeuillehouder
Tj. Van Bekkum
Opsteller
W.K. Kleinhuis
Telefoon E-mail
Bijlage(n) 1. 2. 3. 4. 5.
Achtmaandsrapportage 2014 Prognose 2014 Vierde wijziging begroting 2014 Tweede wijziging begroting 2015 Kredietenoverzicht 2014
Beslispunten 1. 2. 3. 4.
kennisnemen van de achtmaandsrapportage 2014; e vaststellen van de 4 begrotingswijziging 2014; e vaststellen van de 2 begrotingswijziging 2015; vaststellen kredietenoverzicht 2014.
Toelichting Achtmaandsrapportage 2014 Overeenkomstig artikel 5 van de Financiële Verordening informeren wij u tussentijds over de realisatie van de begroting middels een vier- en achtmaandsrapportage. Bijgaand treft u aan de rapportage over de eerste acht maanden van 2014. De uitkomsten van de rapportage zijn van groot belang voor de opstelling van de kaderbrief 2016 waarover in uw vergadering van maart 2015 besluitvorming zal plaatsvinden. Met name de benoemde ontwikkelingen die van invloed zijn op de begrotingen van de komende jaren zullen daarin nader worden geduid. Uit de bijgevoegde prognose blijkt dat als resultaat over 2014 een voordelig saldo van € 3.895.000 wordt verwacht. De verdeling per programma is als volgt: - gezondheid € 314.000 - crisisbeheersing € 80.000 - brandweer € 3.501.000 De toelichting op de financiële prognose treft u aan op blz. 5 van de rapportage. Het verwachte voordelig
Pagina 1 van 3
saldo op gezondheid is met name een gevolg van een lagere toerekening overhead en (incidentele) beschikking reserves. Een belangrijke oorzaak voor het verwachte voordelig saldo brandweer is gelegen in de onderuitputting van de kapitaalslasten bij de brandweer, inclusief (bekend) BTW-effect. Benadrukt wordt dat het voordelig saldo nagenoeg volledig incidenteel van karakter is. Structureel is het beeld volledig anders. De voornaamste elementen daarin zijn opgenomen op blz. 6 (o.a. nieuwe CAO, kwaliteitsdiscussie brandweer, herinrichting en borging taken GGD, vorming LMO). Inmiddels is gebleken dat ook de voorziene kosten voor de vervanging van brandweermaterieel in de komende jaren naar verwachting ontoereikend zijn. Dit is een gevolg van de wijze waarop de gemeentelijke middelen zijn overgeheveld naar de veiligheidsregio. Ons bestuur zal zich in de komende vergadering(en) buigen over de (financiële) duiding van de genoemde ontwikkelingen en de te nemen maatregelen. De relevante uitkomsten zullen, zoals al aangegeven, worden meegenomen in de kaderbrief 2016 en de jaarrekening over het dienstjaar 2014. e
e
4 begrotingswijziging 2014/2 begrotingswijziging 2015 e Bij het vaststellen van de herziene begroting 2014 (inclusief 3 wijziging, AB 26 juni j.l.) is het budget voor beheer brandkranen gecorrigeerd, aangezien de activiteit achterblijft bij de gemeenten. Van een aantal gemeenten is gebleken dat het budget niet op de juiste kostencategorie was verantwoord bij de uitvraag SN1B (en daarom in het kader van voornoemde operatie niet was uitgenomen), uit onderzoek is gebleken dat de betreffende kosten elders in de begroting waren opgevoerd. Met de vierde begrotingswijziging wordt dit bedrag alsnog gecorrigeerd en teruggegeven. Voor de Gemeente Dongeradeel geldt dat de bijdrage voor vastgoed brandweer te hoog was berekend, ook dit bedrag wordt gecorrigeerd en terugbetaald. In totaal leidt dit tot een structureel lagere gemeentelijke bijdrage, voor in totaal € 152.000. Daarnaast zijn de geraamde mutaties in de reserves per jaareinde als begrotingswijziging 2014 opgenomen. Het betreft mutaties die volgens de nota reserves en voorzieningen zijn toegestaan op grond van de aard van de reserve; het BBV schrijft echter voor dat deze ook in de begroting dienen te zijn opgenomen. Daarom zijn onttrekkingen aan de reserves rechtspositie, vakantiedagen en gezondheidsenquête als begrotingswijziging opgenomen. De gevolgen van deze mutaties zijn budgetneutraal. Herziening investeringskredieten Naar aanleiding van de projecten SN1B en Staf & Ondersteuning is het meerjareninvesteringsplan in 2014 grondig doorgelicht. Naar aanleiding van deze inventarisatie is gebleken dat nieuwe investeringskredieten nodig zijn, waarmee de betreffende investeringen worden geautoriseerd door het algemeen bestuur. De nieuwe en herziene kredieten zijn volledig gedekt uit de op dit moment in de begroting aanwezige ruimte voor kapitaallasten. Het vaststellen van het nieuwe kredietenoverzicht heeft dan ook geen budgettaire consequenties. Adviezen De auditcommissie adviseert de rapportage voor kennisgeving aan te nemen. De adviezen van de Bestuurscommissies Gezondheid en Veiligheid zullen ter vergadering worden meegedeeld.
Na besluitvorming: Akkoord met voorstel
Paraaf secretaris:
Akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Pagina 2 van 3
Niet akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Origineel in archief Kopie naar ambtelijk aanspreekpunt
Pagina 3 van 3
Achtmaandsrapportage 2014 januari - augustus VEILIGHEID Brandweer Algemeen Na 8 maanden is het gevoel dat brandweer Fryslân goed van de kant is. Uiteraard is het voor de collega’s in de nieuwe brandweerorganisatie wennen, aftasten en het oude los laten. Van lokaal denken en doen naar regionaal denken en doen vraagt extra inspanning. Tot op heden zitten de beroepsmedewerkers op hun plek, zijn vrijwilligers tevreden en wordt de inhoud goed opgepakt. Dit jaar staat in het teken van de basis op orde. De inzet is primair gericht op het op orde brengen van de operationele brandweerzorg, zoals harmoniseren procedures, werven vrijwilligers en oefenroosters opstellen. Tevens wordt de organisatie ingericht om tactische en strategische vraagstukken op te pakken, zoals brandveilig leven, borging eigen veiligheid personeel en het aanbrengen van een samenhangend geheel in brandweerzorg. Uitvoering De afgelopen maanden is, in het kader van de bestuurlijke opdracht, gewerkt aan het inzichtelijk maken van de kwaliteit van brandweer Fryslân. Het heeft er voor gezorgd dat er kritisch is gekeken naar dat wat Brandweer Fryslân doet ook daadwerkelijk noodzakelijk is, of het op het op wettelijk niveau is én bijdraagt aan de vastgestelde ambitie. Passend bij dit proces is terughoudend omgegaan met investeringen en uitgaven. Tot nu toe is lokaal oefenen ingebed, is achterstallig onderhoud van materieel opgepakt en zijn er verschillende activiteiten gestart met betrekking tot Brandveilig Leven (oa gastlessen op 117 scholen, oefenen in de wijk). Ook adviseren we gemeenten en houden toezicht op brandpreventie, is de visie op vrijwilligheid uitgewerkt en werving- en selectiebeleid opgesteld. In de communicatie weten vrijwilligers en beroeps elkaar te vinden, wordt structureel een nieuwsbrief uitgegeven en is het blad 02 uitgebracht. De vergroting van schaal -van lokaal naar regionaal- heeft impact. De lokale brandweerkorpsen waren gezien hun schaalgrootte voor 2014 over het algemeen sterk operationeel georiënteerd en tactische en strategische vraagstukken werden vaak pragmatisch en naar lokale behoefte ingevuld. Door de schaalvergroting komen deze vraagstukken (die er altijd al waren) veel prominenter naar voren en vragen om een meer gestructureerde aanpak. In de notitie ‘Kwaliteitsdiscussie Brandweer Fryslân’, die op 1 oktober 2014 aan de orde is geweest in de Bestuurscommissie Veiligheid, wordt hier uitgebreid op ingegaan. Aandachtspunten • Er is geen eenduidig inzicht in en registratie van de paraatheid van posten beschikbaar. Beschikbaarheid is bij verschillende kazernes op verschillende momenten een knelpunt met name tijdens de dagsituatie en vakantieperiode. De ontwikkeling van een eenduidig en veilig normenkader voor de minimale uitruksterkte is noodzakelijk. • Door de ontwikkeling rond piketten voor multidisciplinaire inzet en het ontstaan van piketten met meerdere functies/rollen is blijvende aandacht en bijstelling nodig. Daarnaast is er behoefte aan verdergaande professionalisering van de piketinvulling en toetsing daarvan, waarbij gestuurd kan worden op regionale kwaliteitsnormen. Dit om te waarborgen dat de ‘zorg op straat’ efficiënt, effectief is met minder risico’s. • Informatie die van belang is voor een veilige en doelmatige inzet van de brandweer is niet altijd beschikbaar of up-to-date. Gevolg is dat de brandweer met onvolledige of onjuiste gegevens op pad is. • De brandweerzorg in Fryslân kan efficiënter en effectiever ingericht worden op grond van het risicobeeld in Fryslan. De operationele doelmatigheid en slagkracht van de brandweer dient hiervoor afgestemd te worden op de risico’s en in balans zijn met brandpreventieve maatregelen (risicobeheersing, Brandveilig Leven).
1
Crisisbeheersing Algemeen In de eerste helft van 2014 is aandacht besteed aan de ontwikkeling van de afdeling Crisisbeheersing bestaande uit de clusters Bevolkingszorg, GHOR en crisisbeheersing. De intentie is om de Afdeling Crisisbeheersing in te richten op basis van twee centrale thema’s. Dit betekent een cluster “Vakbekwaamheid, Evalueren en Operationele inzetten” en een Cluster “Beleid, Planvorming, Evenementen en Informatiemanagement”. Uitvoering Per 1 september ligt de afdeling Crisisbeheersing op schema met de uitvoering van de jaarplannen 2014 van de clusters Bevolkingszorg, GHOR en Crisisbeheersing- multi. De thema’s Vakbekwaamheid, Evalueren, Operationele inzetten, Beleid, Planvorming, Evenementen en Informatiemanagement”vormen de gezamenlijke inhoudelijke rode draad binnen de afdeling. In het Veiligheidsberaad van 16 mei 2014 is de Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s 2014-2016 vastgesteld. In de strategische agenda zijn prioriteiten opgenomen voor de veiligheidsregio’s met als doel een (fysiek) veiliger Nederland door samen te werken aan een aantal thema’s: Water en Evacuatie, Continuïteit van de samenleving, Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming, Kwaliteit en vergelijkbaarheid, Versterking bevolkingszorg en Versterking samenwerking veiligheidsregio’s en Defensie. De afgelopen maanden is er door de afdeling Crisisbeheersing gewerkt aan een meerjarenvisie Crisisbeheersing en aan een conceptversie van het meerjarenbeleidsplan 2015-2018. Het plan is inmiddels besproken met diverse partijen en tevens wordt het plan toegelicht bij de Friese gemeenteraden. Het meerjarenbeleidsplan 2015- 2018 sluit aan op de Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s. De afgelopen periode hebben zich zeven GRIP-incidenten voorgedaan: Brand grafkistenfabriek Burgum (GRIP 1), Brand garagebedrijf Rottevalle (GRIP 1), Incident zwembad Heerenveen (GRIP 1), Incident ingestorte dug-out Twijzel (GRIP 3), Brand Ruiterskwartier (GRIP 1), Brand bij vetverwerkingsbedrijf op industrieterrein in Harlingen (GRIP 1) en Brand in zuivelfabriek Friesland Campina in Gerkesklooster (GRIP 2). Alle incidenten worden standaard geëvalueerd. Daarnaast heeft de afdeling Crisisbeheersing een adviserende rol vervuld met betrekking tot een groot aantal evenementen in Fryslân. De afdeling gaat hierbij afzonderlijk in gesprek met de gemeenten waar risico- en aandachtsevenementen plaatsvinden. De afgelopen periode is onder ander geadviseerd bij de Tall Ship Races in Harlingen (3 t/m 6 juli). Een nieuw evenement waarvoor een speciale organisatiestructuur in het leven is geroepen. Verder zijn gemeenten geadviseerd over diverse (zomer)evenementen. Bijvoorbeeld rondom de verplaatsing van het festivalterrein van Oerol op Terschelling. Verder zijn alle bestaande convenanten geactualiseerd en is invulling gegeven aan het ondertekenen van landelijke vastgestelde model convenanten. Deze model convenanten zijn opgesteld voor Veiligheidsregio’s om in de samenwerking met de vitale sectoren uniforme afspraken te kunnen maken over de daadwerkelijke samenwerking op het gebied van de (voorbereiding op de) rampenbestrijding en crisisbeheersing. Zo heeft Veiligheidsregio Fryslân de afgelopen maanden o.a. convenanten afgesloten met Eenheid Noord van de Nationale Politie, Defensie en Wetterskip Fryslân. Tot slot is gewerkt aan de versterking van de crisisbeheersing en incidentbestrijding op de Waddeneilanden. De afdeling Crisisbeheersing van Veiligheidsregio Fryslân is de afgelopen maanden gestart met het verder professionaliseren van de functie van Leider CoWa. Zo zijn in juni op Terschelling de beoogde leiders Coördinatieteam Waddeneilanden (CoWa) in twee avondbijeenkomsten geschoold. Een leider CoWa zorgt bij een incident op een Waddeneiland voor afstemming tussen de verschillende hulpdiensten en geeft leiding aan gezamenlijke hulpverlening. Zo hoeft niet gewacht te worden op het Commando Plaats Incident (COPI), waardoor de hulpverlening tijdens een incident op een Waddeneiland gelijk op gang kan komen.
2
Aandachtspunten • Landelijke meldkamerorganisatie: Op landelijk niveau vindt momenteel binnen de diverse bestuurlijke overleggremia overleg plaats inzake de uitwerking en de uitvoering van het transitieakkoord meldkamer.
GEZONDHEID Algemeen In mei werd Fryslân opgeschrikt door het ongeval met de dug-out in Twijzel, waar een meisje bij om het leven kwam. GGD Fryslân is betrokken geweest bij de nazorg van omstanders, o.a. door een nauw contact met de betrokken scholen. De (12) nieuwe bestuurders hebben de afgelopen periode kennisgemaakt met hun GGD. Veel nieuwe bestuurders hebben een werkbezoek gebracht aan een GGD locatie in hun gemeente. Tijdens de eerste vergadering van de bestuurscommissie gezondheid in de nieuwe samenstelling is ruim aandacht besteed aan het kennismaken met het werk van GGD Fryslân. Op 28 augustus jl. heeft het ministerie van VWS in een brief aan de Tweede Kamer haar reactie gegeven op het eindrapport “Borging van de publieke gezondheid en de positie van de GGD”. In deze brief pleit het ministerie voor versterking van GGD-taken op een aantal punten. Zij pleit voor een GGD met minimaal vier pijlers: (1) Monitoring, signalering en advies, (2) Uitvoerende taken gezondheidsbescherming, (3) Bewaken van de publieke gezondheid bij rampen en crises, en (4) Toezicht houden. Het ministerie stelt voor om hiervoor een stimuleringsprogramma te starten voor de komende drie jaar. Vervolgens wordt dit vertaald in wettelijke borging in de Wet Publieke Gezondheid, tesamen met de uitvoering van het rijksvaccinatieprogramma en de hielprik. Ter voorbereiding van het nieuwe meerjarenbeleidsplan wordt een strategiebijeenkomst met de bestuurscommissie gezondheid gehouden op 24 september a.s. Zorg en Advies Uitvoering De uitvoering van de werkzaamheden verloopt grotendeels volgens planning. In deze rapportage worden enkele bijzondere zaken uit de afgelopen vier maanden naar voren gehaald. De infectieziektebestrijding volgt de ontwikkelingen rondom de uitbraak van Ebola in Afrika. In samenwerking met RIVM en de Ghor wordt bekeken welke voorbereiding op dit moment van belang is. Er zijn inmiddels contacten gelegd hierover met ketenpartners, zoals de ziekenhuizen en de dokterswachten. In de viermaandsrapportage was al melding gedaan van de uitbraak van TBC in Leeuwarden. De afgelopen periode heeft verder bron- en contactonderzoek plaatsgevonden om besmette personen op te sporen en te behandelen. Het onderzoek wordt in september afgerond. Vanuit SOA/Sense zijn er afgelopen zomer een aantal voorlichtingsactiviteiten geweest, aansluitend bij evenementen in de provincie, zoals o.a. de Sneekweek en Glemmer Beach. De uitvoering van het toezicht op de peuterspeelzalen, kinderopvang en gastouders laat een verschuiving zien. Het aantal kinderdagverblijven loopt terug, terwijl het aantal gastouders groeit. Op verzoek van de bestuurscommissie heeft de GGD, in samenwerking met de landelijke ondersteuningsorganisatie Pharos, de gemeenten ondersteund in het kader van de beschikbaar komende GIDS-gelden (Gezond In De Stad). In Fryslân komen 14 gemeenten in aanmerking voor deze gelden, bedoeld voor de aanpak van sociaal economische gezondheidsverschillen. In samenwerking met de gemeente Leeuwarden wordt een bijeenkomst voor gemeenten voorbereid over de invoering van de Wet verplichte GGZ. Deze wet gaat de BOPZ vervangen, en heeft als doel zoveel mogelijk reguliere (vrijwillige) geestelijke gezondheidszorg aan te bieden en verplichte zorg – waaronder opname – te voorkomen. De samenwerking met Partoer is geïntensiveerd en met name gericht op het elkaar versterken op het gebied van onderzoek en monitoring.
3
Aandachtspunten • Forensische geneeskunde: de verwachting is dat de politie in september de aanbesteding start voor de uitvoering van de forensische geneeskunde. Aangezien er per politie-eenheid wordt aanbesteed wordt hierbij op Noord Nederlandse schaal samengewerkt; • De kwetsbaarheid van o.a. infectieziektebestrijding blijkt uit het rapport van de inspectie: GGD Fryslân heeft de bestrijding en aanpak van infectieziekten goed op orde, maar scoort onvoldoende op preventie en proactie. Overigens geldt deze kwetsbaarheid ook voor de taak Medische Milieukunde. Deze taak wordt, evenals de infectieziektebestrijding, uitgevoerd onder het zgn. waakvlamniveau dat door de Inspectie wordt gehanteerd. Jeugdgezondheidszorg Uitvoering De uitvoering van de werkzaamheden verloopt grotendeels volgens planning. In deze rapportage worden enkele bijzondere zaken uit de afgelopen vier maanden naar voren gehaald. De implementatie van het werken voor 0-12 jarigen (ip.v. 0-4 of 4-19) verloopt volgens planning. Dit najaar wordt gewerkt aan het verder voorbereiden op het werken met het nieuwe basispakket per 2015. Dit betreft o.a. de aanpassing van de werkwijze Vroeg en Voorschoolse Educatie, het 14+ contactmoment (ook i.s.m. het onderwijs), Stevig Ouderschap (prenataal) voor alle verpleegkundigen en beleidsadvisering gemeenten (na publicatie toolkit NCJ). Verder werkt de jeugdgezondheidszorg mee aan diverse pilots, ook bedoeld als voorbereiding op de decentralisatie van de taken van de jeugdzorg naar gemeenten. Daarnaast is de JGZ op lokaal niveau in gesprek om de aansluiting op de gebiedsgerichte teams te realiseren. Het klanttevredenheidsonderzoek laat goede scores zien: op het consultatiebureau (N=1092, aug. 2014) worden de medewerkers gewaardeerd met een 8,4 (arts, verpleegkundige en cb-assistente). Ook de klanttevredenheidsonderzoeken in het onderwijs laten goede cijfers zien. De beschikbare gegevens van PGO 5 jarigen (N=302, aug. 2014) en groep 7 (N=217, aug. 2014) laten zien, dat ruim 90 % tevreden is over de bereikbaarheid, en dat ruim 97% van de ouders/jongeren wordt gezien binnen 30 minuten van de afgesproken tijd (tijdigheid). Er is een gemiddelde score van 8,3 voor de arts en 8,4 voor de verpleegkundige en 8,3 voor de doktersassistente. Er is een start gemaakt met een klanttevredenheidsonderzoek voor de pedagogen (N=15, aug. 2014), deze worden gewaardeerd met een 8,7. De inspectie Gezondheidszorg heeft in maart haar conceptrapportage uitgebracht n.a.v. thematisch toezicht JGZ. JGZ GGD Fryslân scoorde hier op diverse onderdelen onvoldoende, net als meerdere JGZ-instellingen. In overleg met de inspectie is afgesproken om de vragenlijst van de inspectie opnieuw in te vullen voor wat betreft de onderdelen die onvoldoende scoorden. De inspectie wil vooral graag inzicht in de inspanningen van de JGZ om te gaan voldoen aan de gestelde normen. Platform Nuchtere Fries: GGD Fryslân is projectleider van het provinciale project Nuchtere Fries. In de afgelopen periode hebben vanuit dit project diverse activiteiten plaatsgevonden. Studenten van de NHL hebben onderzoek verricht onder Friese jongeren over veranderingen in hun koop- en drinkgedrag na de invoering van de nieuwe drank- en horecawet (DHW) met de verhoging van de leeftijdsgrens voor alcohol van 16 naar 18 jaar. Ook zijn diverse gemeenten ondersteund bij het opstellen van hun preventie- en handhavingplannen. De workshop 'Lang Leve de Vrijheid' die studenten van het 'leerbedrijf' Present Promotions geven op het (V)MBO, wordt onder begeleiding van het Platform Nuchtere Fries vernieuwd. Het gaat hier om een vorm van 'peer educatie' (voor en door jongeren). Tot slot is ondersteuning geboden bij diverse evenementen in de zomer (met o.a.: handreiking voor evenementenorganisatoren en ter beschikking stellen van polsbandjes, ID-readers, blaastesten, campagnemateriaal). Activiteiten op het gebied van gezondheidsbevordering zijn o.a.: de voorbereiding van het meedoen aan de landelijke actie “Stoptober”, om mensen in oktober te laten stoppen met roken. De afgelopen
4
maanden is deze actie voorbereid, o.a. door bekende Friezen (Foppe de Haan en Wiebe Wieling) te benaderen als boegbeeld voor deze actie. In het voortgezet onderwijs is “Actie tegengif” uitgevoerd, tevens gericht op het stoppen met rokken. Binnen het programma “Gezonde School” is gewerkt aan de ontwikkeling van een gezamenlijke website, die in september zal worden gelanceerd. Aandachtspunten • Een deel van het huidige maatwerk wordt ondergebracht in het nieuwe basistakenpakket JGZ, het andere deel wordt opgenomen in de nieuwe jeugdwet. De afspraken over het afnemen van maatwerk JGZ in 2015 worden in het najaar gemaakt. Minder afname van maatwerk kan leiden tot frictiekosten.
PROGNOSE FINANCIEEL In bijgevoegde prognose is het verwachte resultaat van de ondersteunende afdelingen verwerkt onder de dekkingsmiddelen per programma. Het voordelige resultaat van de ondersteunende afdelingen hangt met name samen met lagere kosten huisvesting en onderuitputting kapitaallasten. De van gemeenten overgenomen activa in het kader van de regionalisering van de brandweer zijn gefinancierd met leningen. De gemiddelde rentevoet van deze leningen is iets lager dan de rentevoet waarmee in de begroting rekening is gehouden. Daarnaast is het door achterblijvende investeringen niet noodzakelijk gebleken om aanvullende financiering aan te trekken. Hierdoor is er sprake van een voordelig resultaat op de rentekosten (ongeveer € 300.000). Ook dit resultaat is verwerkt onder de dekkingsmiddelen per programma. Gezondheid Ten opzichte van de viermaandsrapportage is er sprake van een lichte verbetering van het verwachte resultaat van de afdeling Zorg en Advies. De verwachting is dat de afdeling Z&A het jaar 2014 af zal sluiten met een negatief saldo van € 200.000 (ten opzichte van € 250.000 negatief bij de viermaands). Het negatieve saldo van de afdeling Z&A is grotendeels toe te schrijven aan bovenformativiteit en garantiesalarissen. De bovenformativiteit is met name een gevolg van de bezuinigingen in het kader van ‘Skerp’, die moeilijk realiseerbaar blijken te zijn. Daarnaast is er sprake van extra inzet van epidemiologie voor het uitwerken van de gezondheidsenquête. De kosten van deze extra inzet worden gedekt vanuit de daarvoor bestemde bestemmingsreserve (verantwoord onder de dekkingsmiddelen). De afdeling Jeugdgezondheidszorg zal naar verwachting het jaar afsluiten met een voordelig saldo van € 160.000 (ten opzichte van € 250.000 voordelig bij de viermaands). Het voordelig saldo bij JGZ is een gevolg van lagere materiële kosten (medische middelen) en lagere overige personeelskosten (reiskosten en opleidingen). Het totale resultaat van het programma Gezondheid inclusief de toerekening van de overhead is positief. Crisisbeheersing De huidige verwachting is dat de afdeling crisisbeheersing het jaar 2014 afsluit met een voordelig saldo van ongeveer € 80.000. Het voordelig saldo is een gevolg van vacatureruimte en indikking crisisorganisatie. Brandweer In de viermaandsrapportage is gemeld dat de Brandweer het jaar 2014 naar verwachting afsluit met een voordelig saldo van minimaal € 2.000.000. Op basis van de huidige inzichten is de verwachting van het voordelige saldo bijgesteld naar € 3.000.000. De belangrijkste oorzaken voor het verwachte voordelige saldo zijn: - Onderuitputting kapitaallasten: de onderuitputting op de kapitaalslasten hangt samen met het ‘BTW effect’ en met het uitstellen van vervangingsinvesteringen. In totaal bedraagt de verwachte onderuitputting € 1.500.000, waarvan € 500.000 betrekking heeft op het BTW effect.
5
-
-
-
-
Personeelslasten (€ 600.000): voor een aantal functies heeft de brandweer de keuze gemaakt om deze voorlopig niet in te vullen. Daarnaast is er sprake van een onderuitputting van de beschikbare budgetten voor piketfuncties. Periodiek Preventief Medisch Onderzoek (€ 200.000): in 2014 wordt het beleid voor het uitvoeren van PPMO uitgewerkt. In 2015 zal worden gestart met het uitvoeren van PPMO. Het beschikbare budget voor PPMO zal in 2014 niet worden gebruikt. Huisvesting (€ 400.000): op basis van de 8-maands cijfers wordt een voordelig saldo verwacht op de huisvestingskosten van de brandweer. Er is met name sprake van lagere onderhoudskosten en kosten van nutsvoorzieningen. Opbrengsten (€ 200.000): ten opzichte van de begroting is er sprake van hogere opbrengsten OMS en voor activiteiten in het kader van het Fries Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid. Verzekeringen (€ 100.000): ten opzichte van het budget is er sprake van lagere kosten voor de verzekeringen van brandweermaterieel. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat niet alle voertuigen WA en casco zijn verzekerd.
Ontwikkelingen Algemene reserve De geactualiseerde Weerstandsnota 2015 – 2018 zal ter vaststelling worden voorgelegd in de vergadering van maart 2015. Naar het zich laat aanzien is een mogelijke verhoging van de algemene reserve (zoals nog aangegeven in de viermaandsrapportage 2014) niet noodzakelijk. Dit betekent dat het verwachte BTW-effect in de kapitaallasten brandweer teruggestort kan worden naar de gemeenten. Nieuwe CAO Het resultaat van het CAO-akkoord is voor 2014 verwerkt in de prognose. De financiële consequentie voor 2015 en verder wordt geraamd op structureel € 700.000,--. Deze kosten zijn (nog) niet opgenomen in de vastgestelde begroting voor 2015. Vervanging MS Office/ILB Zowel de vervanging van MS Office als het individueel loopbaan budget (ILB) worden binnen de bestaande budgetten opgevangen. Het risico van extra kosten is darmee geminimaliseerd. ICT Het onderzoek naar de ICT-omgeving wordt op dit moment uitgevoerd. De uitkomsten zijn nog niet bekend, waarmee het risico op extra investeringen nog steeds aanwezig is. Evaluatie inrichting/omvang ondersteunende diensten De evaluatie is inmiddels afgerond. De resultaten daarvan en de mogelijke uitwerking zijn onderwerp van bespreking in het dagelijks bestuur. Uit de evaluatie blijkt dat de omvang van de ondersteuning onder het landelijk gemiddelde van vergelijkbare organisaties ligt. Aanvullend op bovengenoemde (al in de viermaandsrapportage 2014 aangegeven) risico’s vragen wij nadrukkelijk uw aandacht voor het volgende: Kwaliteitsdiscussie brandweer In de Bestuurscommissie Veiligheid van 1 oktober 2014 is een voorstel aan de orde geweest omtrent de kwaliteit van de brandweer..In hoeverre daaraan financiële consequenties zijn verbonden zal naar verwachting eind van dit jaar duidelijk worden. Wet Markt en Overheid/Vennootschapsbelasting Aan u wordt voorgelegd een voorstel met betrekking tot de classificatie (in het kader van de wet Markt en Overheid) van taken die de veiligheidsregio uitvoert. In het verlengde daarvan vallen reizigersvaccinatie, arrestantenzorg en dienstverlening met ingang van 2016 mogelijk onder de heffing van de vennootschapsbelasting. De verwachting is dat in landelijk verband afspraken zullen worden gemaakt over de mogelijke belastingplicht van deze taken. Werkkostenregeling Met ingang van 2015 wordt de werkkostenregeling van kracht. Met name in samenhang met de vergoedingen voor de brandweervrijwilligers loopt de veiligheidsregio risico van extra kosten. De
6
huidige berekening van deze extra kosten komt uit op € 300.000 per jaar. Landelijk vindt nog overleg plaats over genoemde vergoedingen. Arrestantenzorg Op dit moment loopt de aanbesteding van de arrestantenzorg voor 2015. De GGD participeert daarin als onderaannemer van GGD Drenthe voor de uitvoering in de politie-eenheid Noord-Nederland. Het wegvallen van deze werkzaamheden heeft grote gevolgen voor de veiligheidsregio, niet alleen wat betreft bovenformativiteit personeel maar ook voor de uitvoering van de gemeentelijke lijkschouw. Vorming Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) Naar verwachting zal door de verschuiving van het efficiëntievoordeel van de Meldkamer NoordNederland (nu ten gunste van de gemeenten in Noord-Nederland) naar de LMO (Minister van Veiligheid en Justitie) in 2016/2017 een financieel nadeel ontstaan voor de veiligheidsregio/gemeenten. Bovendien wordt er rekening meegehouden dat ook de OMS-inkomsten voor de veiligheidsregio komen te vervallen.. Het totale nadeel zou daarmee kunnen uitkomen op een bedrag van € 1 miljoen per jaar. Herijking middelen Brede Doeluitkering Rampen (BDUR) Op dit moment vindt een onderzoek plaats naar de verdeling van BDUR-middelen over de veiligheidsregio’s, in samenhang met het onderzoek naar het subcluster Brandweer en Rampenbestrijding in het gemeentefonds. De uitkomsten zullen duidelijk worden in de meicirculaire gemeentefonds mei 2015 en doorwerken in de rijksbijdrage 2016. Invulling taakstelling 2015 De begroting 2015 is vastgesteld met een taakstelling ter grootte van de indexatie materiële kosten. De omvang van deze taakstelling is € 350.000 en dient nog ingevuld te worden met concrete maatregelen. Vervangen rijksmaterieel In het verleden heeft de rijksoverheid voor zowel de brandweer als de ghor extra rampbestrijdingsmaterieel om niet beschikbaar gesteld. Duidelijk is geworden dat de vervanging van dat materieel de verantwoordelijkheid is van de veiligheidsregio. Er wordt thans in kaart gebracht wat de financiële consequenties zijn van de vervanging. Ontwikkeling GGD/ borging taken GGD In de Bestuurscommissie Gezondheid van 24 september 2014 is uitvoerig van gedachten gewisseld over de positionering en borging van taken van de GGD. In samenhang met de beoogde herinrichting van de GGD (uitvoering meer decentraal beleggen) zullen de maatregelen de nodige inspanning vergen om een en ander binnen de bestaande budgetten te realiseren.
Leeuwarden, 8 oktober 2014
Het dagelijks bestuur
7
Prognose na 8 maanden 2014 (BERAP) Programma
Afdeling
Product
1e Wijziging Begroting 2014
Cat. Lasten
Gezondheid
Zorg & Advies
Baten
Saldo
-289.894
1.970.734
2.063.240
-289.894
1.773.346
2.123.240
-289.894
1.833.346
405.617
-253.340
152.277
399.760
-253.340
146.420
399.760
-253.340
146.420
0
Lijkschouw
2a
319.230
319.230
314.553
314.553
369.553
369.553
55.000
Arrestantenzorg
3
244.134
-269.929
-25.795
243.726
-269.929
-26.203
243.726
-269.929
-26.203
0
Reizigersvaccinatie Advies
3 1
609.682 2.384.110
-666.623 -1.095.373
-56.941 1.288.737
610.595 2.183.312
-666.623 -1.130.373
-56.028 1.052.939
610.595 2.268.312
-666.623 -1.130.373
-56.028 1.137.939
0 85.000
6.223.401
-2.575.159
3.648.242
5.815.186
-2.610.159
3.205.027
6.015.186
-2.610.159
3.405.027
200.000
-1.149.795
-1.149.795
13.442.700
-160.000
Zorg voor alle kinderen
2a
15.448.353
-1.149.795
14.298.558
14.752.495
13.602.700
14.592.495
2a
0
0
0
35.717
35.717
35.717
35.717
0
Monitoring & Beleid
2a
141.806
141.806
1.048.015
1.048.015
1.048.015
1.048.015
0
GBV & Preventieprogramma's Aanvullende producten JGZ
1 2b
833.896 580.605
-651.411
833.896 -70.806
813.456 891.596
-963.905
813.456 -72.309
813.456 891.596
-963.905
813.456 -72.309
0 0
17.004.660
-1.801.206
15.203.454
17.541.279
-2.113.700
15.427.579
17.381.279
-2.113.700
15.267.579
-160.000
186.771 -19.054.467
110.864
-16.000 -18.743.470
94.864 -18.743.470
-97.811
-19.054.467
-16.000 -18.743.470
-113.811 -18.743.470
-208.675 0
-19.054.467
-18.867.696
110.864
-18.759.470
-18.648.606
-97.811
-18.759.470
-18.857.281
-208.675
16.000
16.000
16.000
16.000
Dekkingsmiddelen Gezondheid Nadelig Saldo Gezondheid
186.771 186.771
Gezondheidsenquete
16.000
0 0
Crisis
1
Totaal Crisis
16.000
0
16.000
16.000
-145.325
-129.325
-145.325
23.430.832
-23.430.832
0
23.483.329
-23.483.329
0
23.314.654
-23.628.654
-314.000
-314.000
1.799.149
-127.538
1.671.611
1.731.844
-127.538
1.604.306
1.731.844
-127.538
1.604.306
0
1.799.149
-127.538
1.671.611
1.731.844
-127.538
1.604.306
1.731.844
-127.538
1.604.306
0
-186.037
1.768.108
1.907.252
-186.037
1.721.215
1.846.252
-186.037
1.660.215
-61.000
96.428 840.547
85.241 817.625
85.241 817.625
85.241 798.625
85.241 798.625
0 -19.000 -80.000
1 1.954.145
Cöordinatie Bevolkingszorg Expertteams Bevolkingszorg
1 2a
96.428 840.547 2.891.120
-186.037
2.705.083
2.810.118
-186.037
2.624.081
2.730.118
-186.037
2.544.081
269.492
-2.802.450
-2.532.958
51.875
-2.802.450
-2.750.575
51.875
-2.802.450
-2.750.575
0
-1.843.736
0 -1.843.736
-902.866 -574.946
-902.866 -574.946
-902.866 -574.946
-902.866 -574.946
0 0
269.492
-4.646.186
-4.376.694
51.875
-4.280.262
-4.228.387
51.875
-4.280.262
-4.228.387
0
4.959.761
-4.959.761
0
4.593.837
-4.593.837
0
4.513.837
-4.593.837
-80.000
-80.000
2.598.670 8.113.235 3.979.824 12.192.249
-1.339.393
1.259.277 8.113.235 3.973.644 12.169.302
-211.150
2.198.383 8.328.956 3.672.573 12.078.296 -220.571 10.009.576
2.349.133 7.910.120 3.625.513 10.175.669 735.232 9.684.565
-438.150
1.910.983 7.910.120 3.621.670 10.160.447 -220.571 9.684.565
-287.400 -418.836 -50.903 -1.917.849 0 -325.011
Nadelig Saldo BBZ Nadelig Saldo Veiligheid
Totaal Programma Crisisbeheersing Brandweer
Brandweer
Risicobeheersing Vakbekwaamheid Planvorming Materieel Beheer WABO Incidentbestrijding
Totaal Brandweer Dekkingsmiddelen
Dekkingsmiddelen Brandweer Nadelig Saldo Brandweer
Totaal Dekkingsmiddelen Brandweer Reserves Veiligheid
7.062.338
-170.509
6.891.829
2.409.533 8.328.956 3.676.416 12.093.518 735.232 10.009.576
33.946.316
-1.539.029
32.407.287
37.253.231
-1.186.018
36.067.213
34.480.231
-1.413.018
33.067.213
-3.000.000
345.492
-5.573.176 -27.179.603
-5.227.684 -27.179.603
471.202
-6.241.176 -30.297.239
-5.769.974 -30.297.239
-126.849
-6.241.176 -30.147.239
-6.368.025 -30.147.239
-598.051 150.000
345.492
-32.752.779
-32.407.287
471.202
-36.538.415
-36.067.213
-126.849
-36.388.415
-36.515.264
-448.051
-52.949
-52.949
-52.949
16.000
0
16.000
0
0
-52.949
-52.949
-52.949
34.291.808
-34.291.808
0
0
34.353.382
-37.854.382
-3.501.000
-3.501.000
-6.180 -22.947
-3.843 -15.222 -955.803
Vakantiedagen
Totaal mutaties reserves Veiligheid Totaal Programma Brandweer
1 1 1 1 2b 1
-35.000 -57.376 -52.949
16.000
1
Totaal Dekkingsmiddelen Veiligheid
-19.000 -57.376 -52.949
0
Brandweer
Dekkingsmiddelen Veiligheid
-35.000 -57.376 -52.949
16.000
Veiligheidsbureau
Totaal Brandweer & Veiligheid Dekkingsmiddelen
60.000
Crisis/calamiteitenzorg
Totaal Programma Gezondheid
Brandweer & Veiligheid
Verschil
Saldo
2.260.628
Totaal mutaties reserves Gezondheid
Crisis
Baten
1
Rechtspositie Vakantiedagen
Veiligheid
Lasten
2a
Totaal Dekkingsmiddelen Gezondheid Reserves Gezondheid
Lasten
Zorg
Totaal Jeugdgezondheidszorg Dekkingsmiddelen
Saldo
Prognose 8 maands 2014
OGGZ
Totaal Zorg & Advies Jeugdgezondheidszorg
Baten
2e + 3e Wijziging Begroting 2014
37.724.433
-37.724.433
-3.843 -15.222 -955.803
-3.895.000
OPLEGNOTITIE Voorstel ter behandeling in
de vergadering van de Bestuurscommissie Veiligheid
Datum
27 november 2014
Onderwerp
Uitkomsten organisatieonderzoek
Bijlage ten behoeve van
agendapunt 4
Portefeuillehouder
W. Kleinhuis
Opsteller
M. Kool
Telefoon E-mail
Bijlage(n) 1. Oplegnotitie voor algemeen bestuur dd. 27 november 2014 2. Bestuurlijke samenvatting organisatieonderzoek
Beslispunten -
De bestuurscommissie veiligheid adviseert het algemeen bestuur van 27 november a.s. positief te adviseren over het voorstel zoals verwoord in de bijgevoegde oplegnotitie voor het algemeen bestuur van 27 november a.s.
Na besluitvorming: Akkoord met voorstel
Paraaf secretaris:
Akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Niet akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Origineel in archief Kopie naar ambtelijk aanspreekpunt
Pagina 1 van 1
OPLEGNOTITIE
Voorstel ter behandeling in
de vergadering van het Algemeen Bestuur
Datum
27 november 2014
Onderwerp
Uitkomsten organisatieonderzoek
Bijlage ten behoeve van
agendapunt 4
Portefeuillehouder
Tj. Van Bekkum
Opsteller
W. K. Kleinhuis
Telefoon E-mail
Bijlage(n) 1. Bestuurlijke samenvatting organisatieonderzoek
Beslispunten -
-
kennisnemen van het voornemen van het dagelijks bestuur om op korte termijn over te gaan tot de aanstelling van een aparte directeur publieke gezondheid waarbij op termijn (uiterlijk over een jaar) de functies van het algemeen directeur en directeur/commandant brandweer zullen worden gecombineerd; de versterking van de ondersteuning op het gebied van financiën en personeel beoordelen in het kader van de vaststelling van de kaderbrief 2016 in maart 2015.
Toelichting De start van de geregionaliseerde brandweer per 1 januari 2014, alsmede het vertrek van de directeur/commandant brandweer per 1 april 2014 was voor de directie aanleiding tot het houden van een organisatieonderzoek waarin een drietal vragen centraal stond. In een eerdere vergadering hebben wij aangegeven de resultaten van dat onderzoek na bespreking in het dagelijks bestuur aan u terug te koppelen. Bijgaand treft u dan ook aan de bestuurlijke samenvatting van de uitkomsten van het onderzoek. De bespreking in het dagelijks bestuur heeft zich met name gericht op de directiestructuur en de omvang van de overhead van de veiligheidsregio. Directiestructuur Zowel het bestuur als de directie onderschrijven het advies om de dubbelrolconstructie algemeen directeur en directeur publieke gezondheid op te heffen. De GGD vergt in het kader van de transities de komende jaren de nodige aandacht en een eigenstandige directeur kan (en moet) daarin een voorname rol vervullen en dient dus daarvoor ook voldoende tijd/ruimte beschikbaar te hebben. Wij kunnen ons ook vinden in de nadere overwegingen van het directieteam om (met name vanuit het aspect van beeldvorming) het aantal directeuren niet uit te breiden maar te kiezen voor een
Pagina 1 van 2
dubbelrolconstructie algemeen directeur en directeur/commandant brandweer. Wij erkennen en accepteren daarbij de in het advies aangegeven minder evenwichtige positionering binnen het directieteam. Uiterlijk over een jaar zullen genoemde functies daadwerkelijk worden gecombineerd. De incidentele meerkosten tot het moment van de feitelijke combinatie van de functies algemeen directeur en directeur brandweer kunnen worden opgevangen binnen de vastgestelde begroting. De standpunten van de Bestuurscommissie Gezondheid en de Bestuurscommissie Veiligheid zullen ter vergadering worden ingebracht. Overhead Wij hebben met instemming kennis genomen van het feit dat de omvang van de overhead van de veiligheidsregio ten opzichte van vergelijkbare organisaties niet te ruim is. Het is goed dat daarover thans feitelijke informatie beschikbaar is. Bestuur en directie delen met het onderzoeksbureau de zorg over de invulling van de P- en F- functie. Het bestuur heeft de directie gevraagd de noodzaak van versterking nader te duiden en daarbij de mogelijkheden aan te geven de extra kosten (eventueel deels) te dekken binnen de begroting middels het stellen van prioriteiten. Het resultaat zullen wij bespreken in onze vergadering van december en de conclusies van de bespreking meenemen in de kaderbrief 2016 die wij in dezelfde vergadering zullen vaststellen. Deze kaderbrief wordt, conform de vastgestelde procedure, voor een zienswijze voorgelegd aan de gemeenteraden en vervolgens vastgesteld in uw vergadering van maart 2015.
Na besluitvorming: Akkoord met voorstel
Paraaf secretaris:
Akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Niet akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Origineel in archief Kopie naar ambtelijk aanspreekpunt
Pagina 2 van 2
Aan Van Datum Betreft
Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Fryslân Berenschot, Gert Jan Bosland en Angela Liebregts 23 oktober 2014 Toelichting en advies Organisatieonderzoek Veiligheidsregio Fryslân
Bestuurlijke samenvatting Organisatieonderzoek Veiligheidsregio Fryslân
Inleiding In opdracht van Veiligheidsregio Fryslân hebben wij een organisatieonderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek stonden de volgende drie vragen centraal: 1. Wat is een optimale omvang en inrichting van de ondersteunende diensten van de Veiligheidsregio Fryslân (hierna VRF)? 2. Wat is een optimale inrichtingsstructuur voor de directie van VRF en hoe moet deze worden vormgegeven? 3. Wat is de huidige ‘State of Control’ van de VRF en hoe kan deze verder worden verbeterd (indien van toepassing)? Om deze vragen te kunnen beantwoorden is zowel een kwantitatieve als kwalitatieve analyse uitgevoerd. De kwantitatieve analyse bestond uit een documentstudie en overheadbenchmark. De kwalitatieve analyse bestond uit twintig interviews met zowel internen (medewerkers) als externen (bestuur). Hierna gaan wij in op de resultaten die bestuurlijk relevant zijn. Dit houdt in dat per deelvraag de belangrijkste resultaten voor het bestuur worden gepresenteerd.
Resultaten Belangrijkste resultaten deelvraag 1 Om een optimale omvang van de ondersteunende diensten van de VRF te kunnen bepalen, is een overheadbenchmark uitgevoerd. Sinds 2001 hebben bijna 2.000 organisaties deelgenomen aan onze overheadbenchmarks, verdeeld over 34 sectoren. De meeteenheid die in het benchmarkonderzoek centraal staat, is het aantal formatieplaatsen van de overheadafdelingen. Samen met de VRF hebben wij deze formatie in kaart gebracht en deze vervolgens afgezet tegen de totale formatie. In de berekening van de totale formatie hebben we een weegfactor toegepast op het aantal vrijwilligers (1.148) en de 24-uurs dienst (39 fte).
1
Voor de vergelijking hebben we vanuit onze overheaddatabase een referentiegroep samengesteld van organisaties die vergelijkbaar zijn met de VRF. Deze bestaat uit onder andere agentschappen, veiligheidsregio’s en andere publieke uitvoeringsorganisaties die opereren in een (sterk) politiekbestuurlijke context (n=55). Uit de benchmark blijkt dat de totale generieke overhead van de VRF 20,0% van de totale formatie bedraagt. Het gemiddelde van de referentiegroep ligt op 22,3%. De overheadformatie van de VRF ligt daarmee 10% onder het gemiddelde van de referentiegroep. Hieronder worden de resultaten per overheadcategorie weergegeven:
Bestuur/directie, lijnmanagement en secr. ondersteuning Personeel en Organisatie Financiën en Control Informatisering en Automatisering Marketing, Communicatie en Kwaliteitszorg Juridische zaken Facilitaire zaken Totale generieke overhead
VRF
Gemiddelde referentiegroep
Afwijking
8,2% 1,4% 2,6% 2,4% 1,6% 0,19% 3,6% 20,0%
8,3% 1,9% 4,3% 2,3% 1,4% 0,42% 3,7% 22,3%
-2% -28% -38% 7% 14% -56% -2% -10%
Voor het bepalen van de totale omvang van de overheadformatie kijken we ook naar de kosten ervan. Hiervoor tellen we de salarislasten en kosten van inhuur/uitbesteding bij elkaar op. In onderstaande grafiek tonen wij de kosten van de VRF in vergelijking met die van de referentiegroep, uitgedrukt per fte van de gehele organisatie: Totaal € 18.977 Totaal € 14.001
Uit de grafiek blijkt dat de salarislasten voor VRF €13.041 per fte van de gehele organisatie bedragen. Dit is 16% lager dan het gemiddelde van de referentiegroep (€15.442). Daarnaast maakt de VRF relatief weinig gebruik van inhuur/uitbesteding (-73% t.o.v. de referentiegroep). De totale kosten (salaris + inhuur/uitbesteding) per fte komen hiermee 26% lager uit dan gemiddeld. De door ons geselecteerde referentiegroep geeft naar onze mening de beste vergelijkingsresultaten. Enerzijds vanwege de vergelijkbare organisatiekenmerken en anderzijds vanwege de grote N. Op verzoek hebben wij echter de formatie van VRF specifiek afgezet tegen die
2
van andere veiligheidsregio’s (N=9) in onze benchmark. In ogenschouw nemende dat hierdoor de N kleiner is, laat deze vergelijking het volgende beeld zien: Gemiddelde veiligheidsregio’s
Afwijking t.o.v. veiligheidsregio’s
Bestuur/directie, lijnmanagement en secretariële 8,2% ondersteuning
8,9%
-9%
Personeel en Organisatie Financiën en Control Informatisering en Automatisering
1,4% 2,6% 2,4%
2,3% 3,3% 2,0%
-39% -21% 19%
Marketing, Communicatie en Kwaliteitszorg
1,6%
1,4%
21%
Juridische zaken Facilitaire zaken Totale generieke overhead
0,2% 3,6% 20,0%
0,5% 3,0% 21,5%
-64% 21% -7%
VRF
De totale kosten per fte komen in deze vergelijking 17% lager uit dan gemiddeld. Belangrijkste resultaten deelvraag 2 De tweede deelvraag betreft de optimale inrichtingsstructuur van de directie van de VRF. Uit het onderzoek is gebleken dat er zowel intern als extern sprake is van sterke waardering voor het functioneren van de algemeen directeur. Tevens is aangegeven dat het directieteam zowel op ambtelijk als bestuurlijk gebied goed contact heeft met gemeenten. Een belangrijk aandachtspunt van de huidige inrichtingsstructuur van de VRF is de dubbelrolconstructie van algemeen directeur en directeur publieke gezondheid. Zowel intern als extern zijn er twijfels of deze constructie houdbaar is qua ‘span of attention’. Door deze grote ‘span of attention’ krijgt de GGD wellicht niet de aandacht die het verdient, wat risicovol kan zijn met het oog op de komende decentralisaties. Belangrijkste resultaten deelvraag 3 Uit het onderzoek is gebleken dat er de afgelopen jaren al veel gebeurd is om de State of Control van VRF te optimaliseren. Desalniettemin blijkt dat het proces van P&C verbeterd kan worden; taken en verantwoordelijkheden zijn niet altijd helder belegd wat leidt tot het niet optimaal functioneren van de cyclus. Ons advies Omvang en inrichting ondersteunende diensten Met betrekking tot de omvang en inrichting van de ondersteunende diensten adviseren wij het volgende. Uit de benchmark blijkt dat de omvang van de ondersteunende diensten 10% resp. 7% lager dan het gemiddelde van de referentiegroepen ligt. De grootste afwijkingen bevinden zich in beide vergelijkingen bij Juridische Zaken, Personeel & Organisatie en Financiën & Control.
3
-
Uit de gesprekken is gebleken dat bij de juridische functie bewust voor (incidentele) externe inhuur wordt gekozen. De lagere formatieve inzet lijkt in de P- en de F-functie negatieve consequenties te hebben voor het functioneren van de ondersteunende diensten. Wij adviseren daarom de huidige formatie van de betreffende afdelingen te herijken.
Naast herijking van de formatie van de P- en de F-functie adviseren wij taken en verantwoordelijkheden binnen de P&C cyclus helder te beleggen, waarbij de verschillende P&C producten op verschillende hiërarchische niveaus aan elkaar worden gerelateerd en in de tijd worden weggezet. Optimale inrichtingsstructuur directie VRF Op basis van dit onderzoek adviseren wij om een aparte functionaris te benoemen als Directeur Publieke Gezondheid. De dubbelrolconstructie van algemeen directeur en Directeur Publieke Gezondheid wordt daarmee opgeheven. De extra capaciteit binnen de directie op Publieke Gezondheid zorgt ervoor dat deze kolom de aandacht krijgt die vereist is voor de komende transities binnen het sociaal domein. Na afronding van ons advies is met het directieteam van VRF een afweging gemaakt tussen de verschillende modellen voor de inrichting van de directie. Daarbij is de optie van een ‘meerhoofdige directie’ bewust buiten beschouwing gelaten. Uit deze afweging is een ‘second best’ oplossing naar voren gekomen. Hierbij wordt de (op dit moment) tijdelijk ingevulde functie van Directeur Brandweer gecombineerd met de functie van Algemeen Directeur. In vergelijking met andere modellen voor de directiestructuur is in deze combinatie de ‘span of attention’ het minst belastend. Wel zorgt dit model, evenals de andere modellen waarin sprake is van een dubbelrol, voor een minder evenwichtige positionering binnen het directieteam. Gelet op de recente start van de geregionaliseerde brandweer is bij deze ‘second best’ oplossing nog te overwegen de invulling op termijn (bv. over een jaar) te realiseren.
4
OPLEGNOTITIE
Voorstel ter behandeling in
de vergadering van de Bestuurscommissie Veiligheid
Datum
27 november 2014
Onderwerp
Vaststelling ontwerp Regionaal Risicoprofiel, concept beleidsplan Brandweer Fryslân 2015-2018 & concept Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018
Bijlage ten behoeve van
agendapunt 5
Portefeuillehouder
H. Apotheker / H. Oosterman
Opsteller
H. Blokker / W. Kleinhuis
Telefoon
9635 / 9114
E-mail
[email protected] /
[email protected]
Bijlage(n) 1. Rapportage Regionaal Risicoprofiel voor Veiligheidsregio Fryslân 2014 a. Bijlage uitwerking risicoanalyse 2014 b. Bijlage uitwerking risicobeelden per gemeente en gebieden 2014 2. Concept ‘Beleidsplan Brandweer Fryslân 2015-2018, de koers naar toekomstbestendige brandweerzorg in Fryslân’ 3. Concept Beleidsplan Crisisbeheersing 2015 – 2018 Beslispunten 1. Vaststellen van het ontwerp Regionaal Risicoprofiel voor Veiligheidsregio Fryslân 2014, inclusief bijlagen; 2. Vaststellen van het concept ‘Beleidsplan Brandweer Fryslân 2015-2018, de koers naar toekomstbestendige brandweerzorg in Fryslân’; a. instemmen met het voostel om de incidentele kosten à € 1.225.000 voor de beleidsperiode 2015-2018 te dekken uit het rekeningresultaat 2014 (eerste besluitvorming daarover vindt plaats in maart volgend jaar); 3. Vaststellen van het concept Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018; 4. Na vaststelling het ontwerp en de concepten doorgeleiden naar: a. Dagelijks Bestuur 3 december 2014; b. waarna het voor zienswijze aan de gemeenteraden wordt voorgelegd; 5. Beoogde definitieve vaststelling in het AB maart 2015 (tegelijk met de jaarrekening 2014). Inleiding Wettelijk kader Met ingang van 1 oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio’s (hierna: Wvr) van kracht geworden. Deze wet beoogt een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijke regie. Met de realisatie van de Wvr is het fundament gelegd voor de organisatie van rampenbestrijding en crisisbeheersing met als doel om burgers beter te beschermen tegen calamiteiten die zich kunnen voordoen en de gevolgen daarvan. De organisatie van bovengenoemde taken (artikel 25 Wvr) is overgedragen aan het bestuur van de VRF.
Pagina 1 van 6
Artikel 14 van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) schrijft voor dat het Bestuur van de veiligheidsregio ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan vaststelt waarin het beleid is vastgesteld ten aanzien van de taken van de veiligheidsregio. Om hier invulling aan te geven heeft Brandweer Fryslân voorliggend plan opgesteld. Samen met het Beleidsplan Crisisbeheersing vormt voorliggend beleidsplan het Beleidsplan Veiligheid voor de komende vier jaar van de Veiligheidsregio Fryslân (VRF). De beleidsplannen van de Brandweer en Crisisbeheersing worden gezamenlijk aangeboden aan de bestuurscommissie Veiligheid en passen in de collectieve ambities van de VRF, die op 21 juli 2014 is vastgesteld. Het beleidsplan omvat volgens artikel 14 van de wet: a. een beschrijving van de beoogde operationele prestaties van de diensten en organisaties van de veiligheidsregio, en van de politie, alsmede van de gemeenten in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing; b. een uitwerking, met inachtneming van de omstandigheden in de betrokken veiligheidsregio, van door Onze Minister vastgestelde landelijke doelstellingen als bedoeld in artikel 37; c. een informatieparagraaf waarin een beschrijving wordt gegeven van de informatievoorziening binnen en tussen de onder a bedoelde diensten en organisaties; d. een oefenbeleidsplan; e. een beschrijving van de niet-wettelijke adviesfunctie, bedoeld in artikel 10, onder b; f. de voor de brandweer geldende opkomsttijden en een beschrijving van de aanwezigheid van brandweerposten in de gemeenten alsmede de overige voorzieningen en maatregelen, noodzakelijk voor de brandweer om daaraan te voldoen. De beleidsplannen zijn op strategisch niveau uitgewerkt. Naar de concrete uitwerkingen op detailniveau wordt verwezen. Risicoprofiel Om als veiligheidsregio een adequaat beleid te kunnen voeren, moet er inzicht zijn in de aanwezige risico’s, zowel in de eigen regio als in de omliggende gebieden (nationaal en internationaal). Zoals vastgelegd in het Wet veiligheidsregio's zal elke regio derhalve als basis voor het 'beleidsplan veiligheidsregio' (artikel 14 Wvr) moeten beschikken over een 'regionaal risicoprofiel' (artikel 15 Wvr). Het regionaal risicoprofiel is een inventarisatie en analyse van de in een veiligheidsregio aanwezige risico's, inclusief relevante risico's uit aangrenzende gebieden. Het regionaal risicoprofiel vormt input voor het beleidsplan. Beleidsplan Brandweer Fryslân 2015-2018 Sinds 1 januari 2014 voert Brandweer Fryslân, als onderdeel van VRF alle brandweertaken voor heel Fryslân uit. Dit doen we met 1150 vrijwilligers en 170 beroeps medewerkers vanaf 65 kazernes. Dit vraagt goede afstemming tussen de koude beheersmatige en de warme repressieve brandweerorganisatie. Onze kernwaarden zijn betrokken, betrouwbaar en professioneel. We realiseren de Friese brandweerzorg met een brandweerorganisatie die per inwoner de op een na goedkoopste is in Nederland. De grote verschuiving van medewerkers, middelen en (bestuurlijke) aansturing vraagt veel inspanning van onze medewerkers en het management. We moeten wennen en onze plek vinden in de nieuwe organisatie. Processen en procedures moeten worden geharmoniseerd en bedrijfsvoeringstaken moeten worden ingericht en afgestemd. Ook brengt de vergroting van de schaal met zich mee dat zaken, die op lokaal niveau minder aandacht vroegen, moeten worden opgepakt. Het voorliggend beleidsplan is er op gericht de brandweerzorg in Fryslan veilig, efficiënt en effectief uit te voeren, medewerkers te stimuleren in eigen ontwikkeling en de koers naar een toekomstbestendige brandweerzorg in Fryslân in te zetten. Kwaliteitsdiscussie Brandweer Op 6 maart 2014 heeft het Algemeen Bestuur het financieel kader 2015-2018 vastgesteld. Een SMART geformuleerd kwaliteitsniveau voor de taakuitvoering is hierbij als uitgangspunt genomen. Aangezien het vastleggen van een dergelijk kwaliteitsniveau gevolgen kan hebben voor de gemeentelijke bijdrage 2015 zijn de commissies gevraagd om met voorstellen te komen. Brandweer Fryslân heeft deze bestuurlijke opdracht betrokken bij de discussie over het huidige en vereiste kwaliteitsniveau van de brandweerzorg in Fryslân. Dit heeft geresulteerd in de notitie ‘Kwaliteitsdiscussie Brandweer Fryslân’ waarin het huidige kwaliteitsniveau is geschetst en de noodzaak tot kwaliteitsverbetering is aangetoond.
Pagina 2 van 6
Op 1 oktober 2014 heeft de Bestuurscommissie Veiligheid deze notitie vastgesteld en onderkend dat het noodzakelijk is om een kwaliteitsslag te maken binnen Brandweer Fryslân. De Bestuurscommissie benadrukte dat deze noodzakelijke kwaliteitsslag ook benoemd is bij het vaststellen van de kwaliteitsaudits in 2009 en 2012. Het bestuur heeft toen namelijk ingestemd met het voorstel om de geconstateerde verbeterpunten en verschillen op te pakken na de regionalisering. De Bestuurscommissie heeft op 1 oktober 2014 het MT Brandweer de opdracht gegeven om een plan van aanpak kwaliteitsverbetering op te stellen. Hierbij is aangegeven dat de verbetervoorstellen moeten passen binnen de bestaande begroting van Brandweer Fryslân. Het plan van aanpak kwaliteitsverbetering is feitelijk de koers voor de komende vier jaar en vormt hiermee de kern van het te voeren beleid. Het plan van aanpak kwaliteitsverbetering is daarom geïntegreerd in dit Beleidsplan Brandweer Fryslân 2015-2018. Verbeterpunten met de hoogste urgentie Deze integratie van het plan van aanpak kwaliteitsverbetering in dit beleidsplan is gelegitimeerd, omdat voor Brandweer Fryslân de komende 4 jaar de focus ligt op de koers naar toekomstbestendige brandweerzorg waarin harmonisatie, kwaliteitsverbetering en doorontwikkeling centraal staan. Vanzelfsprekend komen de verbeterpunten met de hoogste urgentie, die 1 oktober 2014 tijdens de vergadering van de Bestuurscommissie naar voren zijn gekomen, in dit beleidsplan terug. Deze verbeterpunten zijn: paraatheid, de lerende organisatie en operationele informatievoorziening. Beleidsplan Crisisbeheersing Sinds 1 januari 2014 voert de afdeling Crisisbeheersing alle taken van de veiligheidregio uit op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Crisisbeheersing zorgt voor het versterken van de samenwerking tussen de crisispartners om, passend bij de Friese nuchterheid, risicobewustzijn en redzaamheid te bevorderen en hulpverlening en herstel te organiseren bij crises in de samenleving. Het beleidsveld van de crisisbeheersing is volop in beweging. Verschillende commissies hebben zich de afgelopen jaren gebogen over hoe de crisisbeheersing moet worden verbeterd, gelet op enerzijds de crises die zich hebben voorgedaan, maar anderzijds ook het tekort aan crises. De notie die hieruit naar voren komt, is dat we een slagvaardige crisisorganisatie nodig hebben, die past bij het risicoprofiel en de Friese nuchterheid. Uitgangspunten die voor dit beleidsplan zijn gekozen, zijn daarom: nuchterheid en proportionaliteit, veerkracht, zelfredzaamheid en informatisering van de maatschappij. Het beleidsplan bevat een flink aantal ambities om de crisisbeheersing te verbeteren en zijn gericht op de maatschappelijke effecten die we met ons beleid voor ogen hebben.
Beleidsmatige context Regionaal Risicoprofiel In 2010 is het eerste regionaal risicoprofiel vastgesteld voor Friesland (inclusief de daarbij horende consultatieronde langs alle partners). Deze rapportage is een herziene en doorontwikkelde versie van het in 2010 vastgestelde risicoprofiel. In de tussenliggende jaren is het regionaal risicoprofiel ook jaarlijks geactualiseerd. Op hoofdlijnen zijn er geen grote veranderingen van het risicobeeld en de risico’s ten opzichte van voorgaande jaren. Er is overleg geweest met alle partners in het kader van de risico’s en er zijn expertmeetings georganiseerd voor de ontwikkeling van de scenario’s. De risicobeelden per gemeente en gebieden zijn afgestemd met de AOV’ers van alle gemeenten en waar nodig aangepast. Het risicobeeld voor de gebieden IJsselmeer en Waddenzee zijn besproken in een bijeenkomst i.h.k.v. Samij en het CRW. Beleidsplan Brandweer Fryslân 2015-2018 Bestuurlijk kader Brandweer De belangrijkste richtinggevende bestuurlijke besluiten voor het Beleidsplan Brandweer 2015-2018 zijn: • Kwaliteitsaudit Capgemini (AB 16 december 2009);
Pagina 3 van 6
• • • •
Projectplan ‘Samen naar één Brandweer, van en voor de gemeenten’(AB d.d. 28 februari 2012); Visiedocument ‘Brandweer Fryslân over morgen’ (AB d.d. 27 juni 2012); Kwaliteitsaudit Sn1B (AB d.d. 28 november 2012); Kwaliteitsdiscussie Brandweer Fryslân (Bestuurscommissie Veilligheid, 1 oktober 2014)
Beleidswensen gemeenteraden t.a.v. brandweerzorg In het voorjaar van 2013 is de gemeenteraden, bij het voorleggen van het concept brandrisicoprofiel, verzocht hun wensen ten aanzien van het te voeren beleid kenbaar te maken. De reacties van de gemeenteraden kunnen worden samengevat in vijf hoofdlijnen (DB d.d. 19 september 2013) en deze komen aan de orde in dit beleidsplan. De hoofdlijnen zijn: ontwikkelen dekkingsplan 2.0, vaststellen prestatieeisen overige kerntaken, ontwikkelen van de ‘voorkant van de keten’, aandacht voor de veiligheid van brandweerpersoneel en realiseren efficiencywinst. Koers naar toekomstbestendige brandweerzorg Brandweer Fryslân is verantwoordelijk voor het neerzetten van een gedegen organisatie waarin het prettig werken is en staat voor de doorontwikkeling van de brandweerzorg. Ons beleidsplan straalt dan ook energie, trots en vertrouwen uit. Onze koers bestaat uit 2 sporen, te weten: 1. verder bouwen aan de staande organisatie; 2. doorontwikkeling naar toekomstbestendige brandweerzorg. Ad 1. Verder bouwen aan de staande organisatie Brandweer Fryslân kijkt terug op een vloeiende overgang waarbij de incidentbestrijding niet onder druk heeft gestaan. De regionalisering is een omvangrijk proces geweest met impact voor de medewerkers. Het is logisch dat in een dergelijk groot veranderingsproces medewerkers moeten wennen en zoeken in de nieuwe organisatie. Voor veel medewerkers betekent de nieuwe brandweerorganisatie niet alleen een nieuwe werkgever, maar ook een nieuwe werkplek met nieuwe collega’s en andere werkwijze en -inhoud. Medewerkers krijgen de ruimte om te groeien in de organisatie en de nieuwe werkomgeving eigen te maken. Gelijktijdig zien we professionaliteit in de organisatie die zorgt dat de brandweer door blijft draaien. Gezien de omvang van de regionalisering is de verwachting dat het wennen en zoeken nog enige tijd in beslag neemt. We bouwen verder aan de staande organisatie. De focus binnen dit spoor is dan ook gericht op de ontwikkeling van medewerkers, optimaal inzetten van competenties, communicatie en interne en externe verbinding. De focus ligt ook op kwaliteitsverbetering en de harmonisatie van processen en producten, zodat de ongewenste kwaliteitsverschillen in Fryslân worden weggewerkt. Kwaliteitsverbetering betekent niet dat voor 1 januari zaken onvoldoende geregeld waren, maar de omgeving waarbinnen de brandweerzorg zich afspeelt is wel in grote mate veranderd. Waar eerst de brandweer een gemeentelijke verantwoordelijkheid was is het nu een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het bestuur van de VRF. Ook de schaalgrootte waarop de brandweerzorg nu is georganiseerd is overgegaan naar de grootte van de veiligheidsregio. Beide aspecten vragen om in te zetten op eenduidigheid in processen, producten en kwaliteit. Ad. 2 Doorontwikkeling naar toekomstbestendige brandweerzorg Het tweede spoor ‘doorontwikkeling naar toekomstbestendige brandweerzorg’ staat niet los van het eerste, sterker nog deze sporen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Doorontwikkeling van ons vak kan alleen met onze beroepsmedewerkers en vrijwilligers, die zich bewegen en ontwikkelen in een organisatie waar het prettig en veilig werken is, waar open gecommuniceerd wordt en waar aandacht is voor verbinding. Naast dat we in de staande organisatie bezig zijn met het harmoniseren en borgen van onze reguliere ‘dagelijkse’ taken vraagt onze brandweerzorg om doorontwikkeling passend bij onze hoofddoelstelling om deze toekomstbestendig te maken en passend bij de landelijke ontwikkelingen. De doorontwikkeling zetten we in door het opzetten van het programma ‘Brandweerzorg 2.0’. Brandweerzorg 2.0 omvat het afstemmen van de paraatheid, de lerende organisatie, de operationele informatievoorziening, het brandrisicoprofiel, het dekkingsplan 2.0 en Brandveilig Leven. Het Algemeen Bestuur heeft op 19 september 2013 besloten de landelijke onderzoeksresultaten van RemBrand fase 2 af te wachten voordat het dekkingsplan 2.0 wordt opgesteld. Naar verwachting worden deze onderzoeksresultaten in 2015 bekend gemaakt. Financiën & dekking De begroting van de Brandweer Fryslân heeft een omvang van € 35,3 miljoen. De begroting wordt gedekt
Pagina 4 van 6
uit bijdragen van de gemeenten à € 30,1 miljoen en uit de rijksbijdrage BDUR à € 5,2 miljoen. De Friese gemeenten ontvangen 33 miljoen via het gemeentefonds. De bijdrage van de gemeenten aan de Brandweer is daarmee 3 miljoen euro (10 procent) lager dan wat er via de algemene uitkering aan middelen voor brandweerzorg wordt ontvangen. Samengevat kunnen we concluderen dat we, als de op een na goedkoopste van Nederland met een gemiddeld risicobeeld en een gemiddeld aantal uitrukken per jaar, een sobere en doelmatige brandweerorganisatie zijn. In het eerste jaar van ons bestaan zijn wij terughoudend omgegaan met onze uitgaven en is de taakstelling van € 1.036.000 gerealiseerd. Het moment is aangebroken om verder te bouwen aan de staande organisatie en de koers naar toekomstbestendige brandweerzorg in te zetten. Hiervoor is geld nodig. Geld dat binnen de huidige begroting moet worden gevonden door het ombuigen van budgetten. Voorstellen hiervoor worden in 2015 aan het bestuur voorgelegd. Dit kan in 2015, omdat we dan anderhalf jaar onderweg zijn en meer inzicht hebben in onze financiële stromen. Incidenteel hebben we € 1.225.000,- nodig om direct aan de slag te kunnen met het verder bouwen en het inzetten van de koers. De sobere en doelmatige insteek van dit jaar heeft mede als resultaat dat we voorstellen de incidentele middelen uit het rekeningresultaat 2014 te dekken. Totstandkoming & communicatie De afgelopen maanden is door een brede vertegenwoordiging van Brandweer Fryslân geparticipeerd in de kwaliteitsdiscussie en in het opstellen van dit beleidsplan. Brandweercollega's (beroeps en vrijwilligers) zijn gedurende het proces geïnformeerd in de reguliere werkoverleggen, de nieuwsbrief, de Lentetour en speciale klankbordavonden waarbij ook de OR aanwezig was. De OR heeft het de concept beleidsplannen ook ter informatie ontvangen. Een visiebijeenkomst met de heer Weewer, lector Brandweerkunde van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) en plaatsvervangend regionaal commandant Brandweer Amsterdam-Amstelland, heeft ook bijgedragen aan de kwaliteitsdiscussie. Tot slot hebben de discussies in de Agenda- en Bestuurscommissie Veiligheid bijgedragen aan dit beleidsplan. Zodra het beleidsplan is vastgesteld gaan we het plan uitdragen in onze organisatie. Hiervoor gebruiken wij de beschikbare communicatiemiddelen, zoals o.a. de lentetour, de nieuwsbrief en een factsheet. Ook gaan we verder in gesprek met bedrijfsvoering, zodat de beelden gelijk zijn en de verwachtingen voor 2015 over en weer helder zijn. Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Het Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 vervangt het Beleidsplan 2011-2014 dat op 10 november 2010 is vastgesteld door het Algemeen Bestuur. Het beleidsveld van de crisisbeheersing is volop in beweging. Verschillende commissies hebben zich de afgelopen jaren gebogen over hoe de crisisbeheersing moet worden verbeterd, gelet op enerzijds de crises die zich hebben voorgedaan, maar anderzijds ook het tekort aan crises. De notie die hieruit naar voren komt, is dat we een slagvaardige crisisorganisatie nodig hebben, die past bij het risicoprofiel en de Friese nuchterheid. Uitgangspunten die voor dit beleidsplan zijn gekozen, zijn daarom: nuchterheid en proportionaliteit, veerkracht, zelfredzaamheid en informatisering van de maatschappij. Het beleidsplan bevat een flink aantal ambities om de crisisbeheersing te verbeteren en zijn gericht op de maatschappelijke effecten die we met ons beleid voor ogen hebben. Door de samenvoeging van de clusters veiligheidsbureau, bevolkingszorg en GHOR in een afdeling crisisbeheersing, kunnen we meer doen met gelijkblijvende middelen. Totstandkoming Het beleidsplan is tot stand gekomen in een interactief proces. Eerdere concepten zijn besproken met AOV-ers, gemeentesecretarissen, ketenpartners en voorgelegd aan buurregio’s. De hoofdlijn van het beleidplan is ook gedeeld met gemeenteraden bij de (hernieuwde) kennismakingsronde van de VRF. Beoogd effect/resultaat Door in te stemmen met het concept beleidsplan Brandweer Fryslân wordt de koers bepaald en ingezet voor de komende vier jaar. Hierdoor wordt verder gebouwd aan de bestaande organisatie en de doorontwikkeling naar toekomstbestendige brandweerzorg ingezet. Tijdens de koers staan harmoniseren, kwaliteitsverbetering en doorontwikkeling centraal. Het beleidsplan crisisbeheersing bevat een flink aantal
Pagina 5 van 6
ambities gebaseerd - op het risicoprofiel - om de crisisbeheersing te verbeteren en zijn gericht op de maatschappelijke effecten die we met ons beleid voor ogen hebben. Argumenten voor 1. 2. 3. 4. 5.
we voldoen aan bestuurlijke besluiten; we voldoen aan art 14 van de Wvr; we voeren een kwaliteitsverbetering uit; we bouwen verder aan de staande organisatie; we zetten de doorontwikkeling naar toekomstbestendige brandweerzorg en verbetering van de crisisbeheersing in.
Kanttekeningen/risico’s Er is spraken van het volgende risico t.a.v. brandweerzorg: • ontwikkeling BDUR: er komt een landelijk onderzoek naar het gemeentefonds cluster Openbare Orde en Veiligheid en naar de BDUR. Dit onderzoek levert een herijking van de verdeelsleutels voor het gemeentefonds en de BDUR op. De verwachting is dat het aspect risico zwaarder zal gaan wegen. Hierdoor is de verwachting dat de herverdeling van de BDUR nadelig is voor Fryslân. • uitkomsten onderzoek RemBrandfase 2 en opstelling ministerie m.b.t. afwijken van de wettelijke opkomsttijden. Op het moment dat één of meerdere bovengenoemde risico’s werkelijkheid wordt gaan we in gesprek met het bestuur over de financiële effecten. Na besluitvorming: Akkoord met voorstel
Paraaf secretaris:
Akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Niet akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Origineel in archief Kopie naar ambtelijk aanspreekpunt
Pagina 6 van 6
Beleidsplan Brandweer Fryslân 2015-2018 ‘De koers naar toekomstbestendige brandweerzorg in Fryslân’
3 1= + 1 tie onisa m r a H ing beter r + e v s iteit Kwal de op or e i t a s gani de or n a a t S
Programma Brandweerzorg 2.0 Paraatheid 2.0 Lerende organisatie Operationele informatie voorzieningen Brandrisicoprofiel 2.0 Risicobeheersing verbreed: Brandveilig leven Dekkingsplan 2.0
+
Doorontwikkeling brandweerzorg
Toekomstbestendige brandweerzorg in Fryslân
Colofon Titel: Beleidsplan Brandweer Fryslân 2015-2018 Subtitel: De koers naar toekomstbestendige brandweerzorg in Fryslân Opdrachtgever: Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Fryslân Opdrachtnemer: MT Brandweer Rapportstatus: Concept, versie 8.0 Datum: 4 november 2014
2
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ...................................................................................................................................... 3 1. Bestuurlijke samenvatting................................................................................................................ 4 1.1 Inleiding......................................................................................................................................... 4 1.2 Kwaliteitsdiscussie ...................................................................................................................... 4 1.3 Verbeterpunten met de hoogste urgentie.................................................................................. 4 1.3.1 Paraatheid............................................................................................................................... 4 1.3.2 Lerende organisatie............................................................................................................... 5 1.4 Koers naar toekomstbestendige brandweerzorg Fryslân ....................................................... 5 1.5 Maatschappelijk rendement ........................................................................................................ 6 2. Beleidsplan Brandweer Fryslân ....................................................................................................... 7 2.1 Inleiding......................................................................................................................................... 7 2.2 Wettelijk kader .............................................................................................................................. 7 2.3 Doelstelling beleidsplan .............................................................................................................. 7 2.4 Kwaliteitsdiscussie ...................................................................................................................... 7 2.5 Beleidswensen gemeenteraden.................................................................................................. 8 2.6 Totstandkoming ........................................................................................................................... 8 2.7 Leeswijzer ..................................................................................................................................... 8 3. Bestuurlijke context Brandweer Fryslân......................................................................................... 9 3.1 Inleiding......................................................................................................................................... 9 3.2 Bestuurlijk fundament ................................................................................................................. 9 3.3 Ambitie .......................................................................................................................................... 9 3.4 Missie & visie Brandweer Fryslân ............................................................................................ 10 3.5 Strategische reis ........................................................................................................................ 11 3.6 Relevante ontwikkelingen ......................................................................................................... 11 3.7 Twee sporen naar toekomstbestendige brandweerzorg ....................................................... 12 4. Verder bouwen aan de staande organisatie ................................................................................. 13 4.1 Inleiding....................................................................................................................................... 13 4.2 Ontwikkeling medewerkers....................................................................................................... 13 4.3 Betrekken hoofdwerkgever & thuisfront vrijwilligers............................................................. 13 4.4 Interne & externe verbinding .................................................................................................... 13 4.4.1 Interne verbinding................................................................................................................ 14 4.4.2 Externe verbinding .............................................................................................................. 14 4.5 Harmonisatie & kwaliteitsverbetering ...................................................................................... 14 5. Doorontwikkeling naar toekomstbestendige brandweerzorg .................................................. 15 5.1 Inleiding....................................................................................................................................... 15 5.2 Paraatheid 2.0 ............................................................................................................................. 15 5.3 Lerende organisatie ................................................................................................................... 15 5.4 Operationele informatievoorziening......................................................................................... 16 5.5 Brandrisicoprofiel 2.0 ................................................................................................................ 16 5.6 Dekkingsplan 2.0 ........................................................................................................................ 16 5.7 Risicobeheersing verbreed: Brandveilig Leven..................................................................... 17 5.8 Programma Brandweerzorg 2.0 ................................................................................................ 17 6. Maatschappelijk rendement & Bestuurlijke agenda .................................................................... 18 6.1 Inleiding....................................................................................................................................... 18 6.2 Maatschappelijk rendement ...................................................................................................... 18 6.3 Financiële uitwerking................................................................................................................. 18 6.4 Bestuurlijke agenda ................................................................................................................... 18
3
1. Bestuurlijke samenvatting 1.1 Inleiding De Wet veiligheidsregio’s is op 1 oktober 2010 van kracht geworden. In de wet is vastgelegd dat het bestuur ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan vaststelt. Het beleidsplan vormt ons strategisch kader voor deze periode. Binnen onze veiligheidsregio vormen het Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 en het Beleidsplan Brandweer 2015-2018 gezamenlijk het Meerjarenbeleidplan Veiligheid 2015-2018. Het plan van Crisisbeheersing heeft als doel aan te geven waar Veiligheidsregio Fryslân mee bezig is op het gebied van crisisbeheersing en op welke wijze zij de komende jaren de crisisbeheersing wil versterken. Het beleidsplan van de Brandweer richt zich op het beschrijven van de wijze waarop we de komende jaren de brandweerzorg in Fryslân veilig, efficiënt en effectief uitvoeren, op welke wijze we de medewerkers stimuleren in hun eigen ontwikkeling en hoe we de koers naar een toekomstbestendige brandweerzorg in Fryslân uitzetten. 1.2 Kwaliteitsdiscussie Op 6 maart 2014 heeft het Algemeen Bestuur het financieel kader 2015-2018 vastgesteld. Een SMART geformuleerd kwaliteitsniveau voor de taakuitvoering is hierbij als uitgangspunt genomen. Aangezien het vastleggen van een dergelijk kwaliteitsniveau gevolgen kan hebben voor de gemeentelijke bijdrage 2015 zijn de commissies gevraagd om met voorstellen te komen. Brandweer Fryslân heeft deze bestuurlijke opdracht betrokken bij de discussie over het huidige en vereiste kwaliteitsniveau van de brandweerzorg in Fryslân. Dit heeft geresulteerd in de notitie ‘Kwaliteitsdiscussie Brandweer Fryslân’ waarin het huidige kwaliteitsniveau is geschetst en de noodzaak tot kwaliteitsverbetering is aangetoond. Op 1 oktober 2014 heeft de Bestuurscommissie Veiligheid deze notitie vastgesteld en onderkend dat het noodzakelijk is om een kwaliteitsslag te maken binnen Brandweer Fryslân. Vanuit hier heeft het MT Brandweer de opdracht gekregen om een plan van aanpak kwaliteitsverbetering op te stellen. Hierbij is aangegeven dat de verbetervoorstellen moeten passen binnen de bestaande begroting van Brandweer Fryslân. Het plan van aanpak kwaliteitsverbetering is feitelijk de koers voor de komende vier jaar en vormt hiermee de kern van het te voeren beleid. Het plan van aanpak kwaliteitsverbetering is daarom geïntegreerd in dit Beleidsplan Brandweer Fryslân 2015-2018. 1.3 Verbeterpunten met de hoogste urgentie Deze integratie van het plan van aanpak kwaliteitsverbetering in dit beleidsplan is gelegitimeerd, omdat voor Brandweer Fryslân de komende 4 jaar de focus ligt op de koers naar toekomstbestendige brandweerzorg waarin harmonisatie, kwaliteitsverbetering en doorontwikkeling centraal staan. Vanzelfsprekend komen de verbeterpunten met de hoogste urgentie, die tijdens de vergadering van de Bestuurscommissie op 1 oktober 2014 naar voren zijn gekomen, in dit beleidsplan terug. Deze verbeterpunten zijn: paraatheid, de lerende organisatie en operationele informatievoorziening. 1.3.1 Paraatheid Binnen Fryslân wordt over het algemeen het systeem van 'vrije instroom' gehanteerd van vrijwilligers bij alarmering. Inherent aan dit systeem is de kans en het risico dat onvoldoende vrijwilligers opkomen. Beschikbaarheid van vrijwilligers is bij verschillende kazernes in toenemende mate een knelpunt met name tijdens de dagsituatie en vakantieperiode. Dit is in het verleden veelal opgelost met meer informele afspraken waarbij vanuit meerdere kazernes gelijktijdig onder de afgesproken operationele sterkte wordt uitgerukt om ter plaatse gezamenlijk over voldoende brandweermensen te beschikken. In het uiterste geval werd een post buiten dienst gezet. Er is geen eenduidig inzicht in en registratie van de beschikbaarheid van vrijwilligers en daarmee de paraatheid van kazernes. De ontwikkeling van een eenduidig en veilig normenkader voor de minimale uitruksterkte is noodzakelijk. Ook de constatering dat een klein deel van de vrijwilligers onvoldoende is opgeleid, is een punt dat nu aandacht vraagt. Gelijktijdig is er aandacht voor de werving van vrijwilligers. De verwachting is, volgens de landelijke trend, dat in de toekomst een tekort aan vrijwilligers ontstaat, omdat steeds meer mensen buiten hun woonplaats werken. Bovenstaande verbeterpunten is reeds in 2014 ingezet. In project paraatheid 2.0 wordt de doorontwikkeling opgepakt.
4
1.3.2 Lerende organisatie Het gebied van registratie, rapportage, onderzoek en evaluatie is regionaal nog vrijwel onontgonnen. Visie en beleid op dit gebied en aansluiting daarvan bij bestuurlijke wensen en behoeften ontbreekt. Dit geldt ook voor het daaruit voortvloeiende inzicht wat en waarom geregistreerd en gerapporteerd moet worden. We doen nog geen brandonderzoek en er is geen systematische aanpak van incidentevaluatie, het implementeren van (landelijke) leerpunten en de wijze waarop de organisatie daarvan kan leren. Brandweer Fryslân wil een lerende organisatie zijn, die continu op zoek is naar inzichten om ons eigen presteren te optimaliseren en aan bestuurders, burgers en maatschappij te laten zien wat we doen. Door deze inzichten kunnen wij ook gaan bijdragen in landelijke discussies en ontwikkelingen, zoals de onderlinge vergelijkbaarheid van Veiligheidsregio’s. In deze lerende organisatie leren medewerkers zowel individueel als samen om beter, veiliger en effectiever/efficiënter incidenten te bestrijden. 1.3.3 Operationele informatievoorziening Ook op het gebied van operationele informatievoorziening lopen de kwaliteitsniveaus tussen de voormalige korpsen sterk uiteen. Daarnaast ontbreekt het aan duidelijke eenduidige normen over welke informatie in welke situatie noodzakelijk is. De cruciale vraag is welke informatie, op welk moment de medewerkers tijdens een uitruk nodig hebben voor het veilig, efficiënt en effectief verrichten van de taken en op welke manier kunnen we die zo adequaat mogelijk beschikbaar stellen. Het is van belang om de incidentbestrijding informatie gestuurd te organiseren. Digitale ontsluiting van deze informatie vormt hiervoor één van de grootste uitdagingen. 1.4 Koers naar toekomstbestendige brandweerzorg Fryslân Zoals aangegeven zijn bovengenoemde verbeterpunten onderdeel van onze koers naar toekomstbestendige brandweerzorg in Fryslân. Wij zijn verantwoordelijk voor het neerzetten van een gedegen organisatie waarin het prettig werken is en staan voor de doorontwikkeling van de brandweerzorg. Ons beleidsplan straalt dan ook energie, trots en vertrouwen uit. Onze koers bestaat uit 2 sporen, te weten: 1. verder bouwen aan de staande organisatie; 2. doorontwikkeling naar toekomstbestendige brandweerzorg. Ad 1. Verder bouwen aan de staande organisatie Brandweer Fryslân kijkt terug op een vloeiende overgang waarbij de incidentbestrijding niet onder druk heeft gestaan. De regionalisering is een omvangrijk proces geweest met impact voor de medewerkers. Het is logisch dat in een dergelijk groot veranderingsproces medewerkers moeten wennen aan en zoeken in de nieuwe organisatie. Voor veel medewerkers betekent de nieuwe brandweerorganisatie niet alleen een nieuwe werkgever, maar ook een nieuwe werkplek met nieuwe collega’s en andere werkwijze en -inhoud. Medewerkers krijgen de ruimte om te groeien in de organisatie en de nieuwe werkomgeving eigen te maken. Gelijktijdig zien we professionaliteit in de organisatie die zorgt dat de brandweer door blijft draaien. Gezien de omvang van de regionalisering is de verwachting dat het wennen en zoeken nog enige tijd in beslag neemt. We bouwen verder aan de staande organisatie. De focus binnen dit spoor is dan ook gericht op de ontwikkeling van medewerkers, optimaal inzetten van competenties, communicatie en interne en externe verbinding. De focus ligt ook op kwaliteitsverbetering en de harmonisatie van processen en producten. Kwaliteitsverbetering betekent niet dat voor 1 januari zaken onvoldoende geregeld waren, maar de omgeving waarbinnen de brandweerzorg zich afspeelt is wel in grote mate veranderd. Waar eerst de brandweer een gemeentelijke verantwoordelijkheid was, is het nu een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het bestuur van de VRF. Ook de schaalgrootte waarop de brandweerzorg nu is georganiseerd is overgegaan naar de grootte van de veiligheidsregio. Beide aspecten vragen om in te zetten op eenduidigheid in processen, producten en kwaliteit. Ad. 2 Doorontwikkeling naar toekomstbestendige brandweerzorg Het tweede spoor ‘doorontwikkeling naar toekomstbestendige brandweerzorg’ staat niet los van het eerste, sterker nog deze sporen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Doorontwikkeling van ons vak kan alleen met onze beroepsmedewerkers en vrijwilligers, die zich bewegen en ontwikkelen in een organisatie waar het prettig en veilig werken is, waar open gecommuniceerd wordt en waar aandacht is voor verbinding. Naast dat we in de staande organisatie bezig zijn met het harmoniseren en borgen van onze reguliere ‘dagelijkse’ taken vraagt onze brandweerzorg om doorontwikkeling passend bij onze hoofddoelstelling om deze toekomstbestendig te maken en passend bij de landelijke
5
ontwikkelingen. De doorontwikkeling zetten we in door het opzetten van het programma ‘Brandweerzorg 2.0’. Brandweerzorg 2.0 omvat het afstemmen van de paraatheid, de lerende organisatie, de operationele informatievoorziening, het brandrisicoprofiel, het dekkingsplan 2.0 en Brandveilig Leven. Het Algemeen Bestuur heeft op 19 september 2013 besloten de landelijke onderzoeksresultaten van RemBrand fase 2 af te wachten voordat het dekkingsplan 2.0 wordt opgesteld. Naar verwachting worden deze onderzoeksresultaten in 2015 bekend gemaakt. 1.5 Maatschappelijk rendement De twee in te zetten sporen uit dit beleidsplan zetten de koers in naar toekomstbestendige brandweerzorg waarbij het maatschappelijk rendement het hoogst is en het bestuurlijk risico het laagst. Daarmee wordt een kosten-baten benadering voor (brand)veiligheid geïntroduceerd. Wij streven naar minder incidenten, minder slachtoffers en minder schade. De ingezette koers geeft invulling aan een hogere veiligheid van de burger, waarbij specifieke aandacht is voor de veiligheid van kwetsbare groepen en risicovolle objecten en het voorkomen en beperken van ontwrichting van de samenleving. De bestrijding van brand gebeurt effectief, efficiënt maar vooral veilig! Om hierin de juiste keuzes te maken en transparant te zijn richting het bestuur gaan wij in deze beleidsperiode regelmatig in gesprek met het bestuur. Op deze wijze bepalen we gezamenlijk het maatschappelijk rendement.
6
2. Beleidsplan Brandweer Fryslân 2.1 Inleiding Sinds 1 januari 2014 voert Brandweer Fryslân alle brandweertaken uit voor heel Fryslân. Dit doen we als de op één na goedkoopste brandweerorganisatie van Nederland met 1150 vrijwilligers en ongeveer 170 beroepsmedewerkers vanaf 65 kazernes. Deze omvang en spreiding over de provincie vraagt goede afstemming tussen medewerkers en tussen de koude beheersmatige en de warme repressieve brandweerorganisatie. Hierbij helpen onze kernwaarden ‘betrokken, betrouwbaar en professioneel’ ons. We zijn trots op onze brandweerorganisatie en zetten in dit beleidsplan de kwaliteitsverbetering en doorontwikkeling van onze organisatie en de brandweerzorg uiteen. Dit hoofdstuk gaat in op het wettelijk kader en de doelstelling van het Beleidsplan Brandweer 2015-2018. Ook gaat het in op de kwaliteitsdiscussie, de beleidswensen van de gemeenten en de totstandkoming. 2.2 Wettelijk kader Met ingang van 1 oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio’s (hierna: Wvr) van kracht geworden. Deze wet beoogt een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijke regie. Met de realisatie van de Wvr is het fundament gelegd voor de organisatie van rampenbestrijding en crisisbeheersing met als doel om burgers beter te beschermen tegen calamiteiten die zich kunnen voordoen en de gevolgen daarvan. De organisatie hiervan is overgedragen aan het bestuur van de VRF (artikel 25 Wvr). Artikel 14 schrijft voor dat het Bestuur van de veiligheidsregio ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan vaststelt. Samen met het Beleidsplan Crisisbeheersing vormt dit beleidsplan het Meerjarenbeleidsplan Veiligheid voor de komende vier jaar van de VRF. Beide beleidsplannen sluiten aan bij de collectieve ambities van de VRF 2015-2018 (DT d.d. 21 juli 2014).
Collectieve Ambities VRF 2015-2018
Meerjarenbeleidplan Gezondheid (GGD) 2015 - 2018
Beleidsplan Jeugdgezondheidszorg 2015 - 2018
Beleidsplan Zorg en Advies 2015 - 2018
Meerjarenbeleidplan Veiligheid 2015 - 2018
Beleidsplan Brandweer 2015 - 2018
Beleidsplan Crisisbeheersing 2015 - 2018
2.3 Doelstelling beleidsplan Dit beleidsplan beschrijft hoe we de brandweerzorg in Fryslân veilig, efficiënt en effectief uitvoeren, op welke wijze we de medewerkers stimuleren in hun eigen ontwikkeling en hoe we de koers naar een toekomstbestendige brandweerzorg in Fryslân uitzetten. Tijdens deze koers staan harmonisatie, kwaliteitsverbetering en doorontwikkeling centraal. Om hierin de juiste keuzes te maken en transparant te zijn richting het bestuur gaan wij in deze beleidsperiode regelmatig in gesprek met het bestuur. Op deze wijze creëren we een gedragen koers en bepalen we gezamenlijk de kwaliteit. 2.4 Kwaliteitsdiscussie Op 6 maart 2014 heeft het Algemeen Bestuur het financieel kader 2015-2018 vastgesteld. Een SMART geformuleerd kwaliteitsniveau voor de taakuitvoering is hierbij als uitgangspunt genomen. Aangezien het vastleggen van een dergelijk kwaliteitsniveau gevolgen kan hebben voor de gemeentelijke bijdrage 2015 zijn de commissies gevraagd om met voorstellen te komen.
7
Het MT Brandweer heeft deze bestuurlijke opdracht betrokken bij de discussie over het huidige en vereiste kwaliteitsniveau van de brandweerzorg in Fryslân. Dit heeft geresulteerd in de notitie ‘Kwaliteitsdiscussie Brandweer Fryslân’ waarin het huidige kwaliteitsniveau is geschetst en de noodzaak tot kwaliteitsverbetering is aangetoond. Op 1 oktober 2014 heeft de Bestuurscommissie Veiligheid deze notitie vastgesteld en onderkend dat het noodzakelijk is om een kwaliteitsslag te maken binnen Brandweer Fryslân. Het MT Brandweer heeft de opdracht gekregen om een plan van aanpak op te stellen en in de vergadering van 27 november 2014 voor te leggen. Hierbij is aangegeven dat de verbetervoorstellen moeten passen binnen de bestaande begroting van Brandweer Fryslân. Het plan van aanpak kwaliteitsverbetering is feitelijk de koers voor de komende vier jaar en vormt hiermee de kern van het te voeren beleid. Het plan van aanpak kwaliteitsverbetering is daarom geïntegreerd in dit Beleidsplan Brandweer Fryslân 2015-2018. Voorliggend concept wordt na behandeling in het Dagelijks Bestuur voor zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraden. Het definitieve concept wordt in maart 2015 aan het Algemeen Bestuur voorgelegd. 2.5 Beleidswensen gemeenteraden In het voorjaar van 2013 zijn de gemeenteraden, bij het voorleggen van het concept brandrisicoprofiel, verzocht hun wensen ten aanzien van het te voeren beleid kenbaar te maken. De reacties van de gemeenteraden zijn samen te vatten in vijf hoofdlijnen (AB d.d. 19 september 2013), deze zijn meegenomen in dit beleidsplan. De hoofdlijnen zijn: ontwikkelen dekkingsplan 2.0, vaststellen prestatie-eisen overige kerntaken, ontwikkelen van de ‘voorkant van de keten’, aandacht voor de veiligheid van brandweerpersoneel en realiseren efficiencywinst. 2.6 Totstandkoming De afgelopen maanden is door een brede vertegenwoordiging van Brandweer Fryslân geparticipeerd in de kwaliteitsdiscussie en in het opstellen van dit beleidsplan. Brandweercollega's (beroeps en vrijwilligers) zijn gedurende het proces geïnformeerd in de reguliere werkoverleggen, de nieuwsbrief, de Lentetour en speciale klankbordavonden. Ook de ondernemingsraad is betrokken bij de klankbordavonden. Een visiebijeenkomst met een afvaardiging van Brandweer Fryslân en de heer Weewer, lector Brandweerkunde van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) en plaatsvervangend regionaal commandant Brandweer Amsterdam-Amstelland, heeft ook bijgedragen aan de (kwaliteits)discussie en het ontwikkelen van onze missie en visie. Tot slot hebben de discussies in de Agenda- en Bestuurscommissie Veiligheid bijgedragen aan de totstandkoming van dit beleidsplan. 2.7 Leeswijzer In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bestuurlijke context van Brandweer Fryslân, onze missie en visie en ingegaan op relevante ontwikkelingen. Ook worden in hoofdstuk 3 de twee sporen, die de koers naar toekomstbestendige brandweerzorg vormen, aangekondigd. In hoofdstuk 4 staat het spoor ‘verder bouwen aan de staande organisatie’ centraal. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 het spoor ‘doorontwikkeling naar toekomstbestendige brandweerzorg’ uitgewerkt. Het beleidsplan wordt afgesloten met hoofdstuk 6 waarin maatschappelijk rendement en de financiële uitwerking van de twee sporen aan bod komen. Ook wordt hier de bestuurlijke agenda gedeeld.
8
3. Bestuurlijke context Brandweer Fryslân 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk staan de basis en de bestuurlijke context van Brandweer Fryslân centraal. Deze bestaat uit het bestuurlijk fundament, de vastgestelde ambitie en de missie en visie van Brandweer Fryslân. Ook is er aandacht voor de regionale en landelijke ontwikkelingen, die van invloed zijn op ons werk. 3.2 Bestuurlijk fundament De doelstelling van het project Samen naar 1 Brandweer (Sn1B) was één brandweerorganisatie voor heel Fryslân per 1 januari 2014 en dat is gelukt. Het bestuur heeft in dit proces belangrijke richtinggevende besluiten genomen waarmee het fundament voor Brandweer Fryslân is gelegd. In deze paragraaf zoomen we in op de bestuurlijk vastgestelde hoofddoelstelling, de uitgangspunten, de ambitie en de pijlers, omdat deze richtinggevend zijn voor de basis en de koers van de organisatie. In het Projectplan ‘Samen naar één Brandweer, van en voor de gemeenten’ (AB d.d. 28 februari 2012) is aangegeven dat de hoofddoelstelling, het toekomstbestendig maken van de brandweerzorg in Fryslân, een lange termijn perspectief tot 2020 kent. Grafisch kan deze samenhang als volgt worden weergegeven:
1 Korps
2012 - 2013
Toekomst bestendige brandweerzorg
2020
Het bestuur stelt hierbij voor de organisatie de volgende uitgangspunten: • de nieuw te vormen toekomstbestendige brandweerzorg wordt zodanig ingericht dat deze haar opgedragen ‘warme’ en ‘koude’ taken effectief en efficiënt kan uitvoeren; • de organisatie voldoet aan de wettelijke eisen en gangbare normen; • garantie voor dienstbaarheid aan het lokale bevoegd gezag door vorm en inhoud te geven aan actieve informatie-uitwisseling; • de basisbrandweerzorg leveren op het niveau van de lokale gemeenschap (dichtbij de burgers, dichtbij lokaal bestuur en dichtbij de brandweermedewerkers); • bureaucratie dient zo veel mogelijk voorkomen te worden; • elke kazerne houdt zijn eigen identiteit, iedere kazerne of groep heeft een duidelijk aanspreekpunt. 3.3 Ambitie In het Visiedocument ‘Brandweer Fryslân over morgen’ (AB d.d. 27 juni 2012) is de grondslag voor Brandweer Fryslân vastgesteld door het doel, de ambitie en de pijlers te benoemen voor het blijvend realiseren van toekomstbestendige brandweerzorg in Fryslân. De ambitie luidt: ‘Brandweer Fryslân als onderdeel van de Veiligheidsregio Fryslân voelt zich verantwoordelijk voor de (brand)veiligheid en de continuïteit in de samenleving. Als operationele organisatie voert zij haar taken slagvaardig uit. Brandweer Fryslân blijft zoeken naar de mogelijkheden voor slimmere en effectievere brandbestrijding en hulpverlening en heeft tevens versterkt aandacht voor preventie en het verstandiger en bewuster maken van de Friese burgers en
9
bedrijven op het gebied van brandveiligheid. Er wordt een groter beroep gedaan op eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. Het rendement van de activiteiten in relatie tot de kosten voor de samenleving zijn sturend: met de beschikbare middelen de beste resultaten behalen. Om dit te bereiken wordt de samenwerking met (nieuwe) partners verder versterkt.’ Om de ambitie waar te kunnen maken, rust de brandweerzorg op de volgende pijlers: 1. Verbonden met de gemeenten; 2. Vrijwilligers als basis; 3. Risicobeheersing, van regelgericht naar risicogericht; 4. Repressie afgestemd op risicobeeld; 5. Verdere professionalisering van het brandweervak; 6. Bedrijfsvoering ondersteunt de ambities. Als naar de zes pijlers wordt gekeken, dan is één van de belangrijkste ontwikkelingen dat de brandweer een ontwikkeling door wil maken van een regelgerichte naar een risicogerichte benadering. Niet alleen voor het domein risicobeheersing, maar ook voor de repressie. Deze visie sluit aan bij de (landelijke) strategische koers voor de brandweer. 3.4 Missie & visie Brandweer Fryslân Brandweer Fryslân is verantwoordelijk voor de brandweerzorg in Fryslân. Fryslân kenmerkt zich door veel water, uitgestrekte plattelands gebieden en Waddeneilanden. Fryslân heeft verstedelijkte (oude)kernen met complexe binnensteden, waar juist veel mensen op een relatief klein oppervlakte samen leven. Ook is er zware industrie en vormen het Van Harinxma- en Prinses Margriet Kanaal belangrijke vaarroutes voor de binnenvaart met verschillende (gevaarlijke) stoffen. Daarnaast hebben we te maken met toerisme in specifieke perioden van het jaar en is er een groot aantal (sport-) evenementen gedurende het jaar. Al deze verschillende kenmerken zorgen voor een gevarieerd risicobeeld en vragen het nodige van onze brandweerorganisatie. De zorg die wij in brede zin leveren, voeren we samen en in verbinding met onze omgeving uit: met onze partners zoals gemeenten en politie maar ook met bedrijven en burgers. Rekening houdend met het risicobeeld en op basis van het bestuurlijk fundament, de hoofddoelstelling, de ambitie en de pijlers van Brandweer Fryslân is onze missie: ‘Brandweer Fryslân voorkomt, beperkt en bestrijdt brand en ongevallen’ In onze visie betekent dit streven naar minder incidenten, minder slachtoffers en minder schade. Om dat te bereiken: • zijn (brand)risico’s in beeld gebracht; • leveren wij deskundige expertise op het terrein van fysieke veiligheid; • stimuleren wij brandveilig gedrag en zelfredzaamheid; • wijzen wij gebouweigenaren en gebruikers op eigen verantwoordelijkheid en zorgplicht voor brandveiligheid; • treden wij slagvaardig op bij incidenten; • staan onze beroeps- en vrijwillige medewerkers in verbinding met elkaar. Zij hebben vertrouwen in elkaar en zijn bij elkaar betrokken; • werken we vanuit een financieel gezonde basis, ondersteund door een afdeling bedrijfsvoering. Brand en ongevallen willen we dus het liefst voorkomen en hier zetten wij dan ook op in. De inspanningen die we hiervoor moeten leveren hangen af van de omstandigheden en van de grootte van het risico. Onze brandweerzorg, zowel de preventie als de repressie gaat daarom uit van het brandrisicoprofiel, dat is opgesteld naast het regionaal risicoprofiel 2014. We zetten in op het zoveel mogelijk voorkomen en treden doelmatig en slagvaardig op bij het daadwerkelijk bestrijden. De afgelopen jaren is de brandweer in Fryslân jaarlijks ruim 4400 keer ingezet (gemiddelde over de jaren 2009 t/m 2013).
10
3.5 Strategische reis Onze omgeving is continue in beweging. Op basis van de Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s 2014-2016, ontwikkelen de Veiligheidsregio’s en brandweerorganisaties zich. Er staan twee strategische hoofddoelen centraal: 1. het versterken van de risicobeheersing; 2. het versterken van crisisbeheersing (zie beleidsplan Crisisbeheersing) De koers die Brandweer Fryslân voorstaat past binnen deze strategische hoofddoelen en binnen de landelijke visie ‘Brandweer over morgen, strategische reis als basis voor vernieuwing’. Die gaat over de wijze waarop de brandweer in Nederland haar bedrijfsmodel toekomstgericht kan aanpassen. De snel veranderende wereld vraagt van de brandweer steeds grotere aanpassingen, zowel vakinhoudelijk als organisatorisch. Om te kunnen blijven voldoen aan de (wettelijke) eisen en maatschappelijke verwachtingen, dreigt er binnen de huidige bedrijfsvoering een onbetaalbare brandweer die daar bovendien niet op ingericht is. In opdracht van de Raad Brandweercommandanten heeft de landelijke projectgroep ‘Strategische Reis Brandweer’ gewerkt aan de ontwikkelrichting van de (nieuwe) brandweer. Met het perspectief gericht op het jaar 2040 is een aantal toekomstopties uitgewerkt. De uitkomsten van dit onderzoek staan weergegeven in ‘De brandweer over morgen, (strategische reis als basis voor vernieuwing)’. Hierin staan twee hoofddoelen en zeven kernpunten geformuleerd voor de brandweer van de toekomst. Niemand weet hoe de wereld er in 2040 precies uit zal zien. Er wordt daarom geen gedetailleerde beschrijving van de organisatie in 2040 beschreven, maar de beweging die in gang wordt gezet. Hiervoor zijn twee doelen geformuleerd: • het continuïteitsconcept is de ‘stip aan de horizon’ • denken en doen in termen van ‘maatschappelijk rendement’ 3.6 Relevante ontwikkelingen De koers naar toekomstbestendige brandweerzorg in Fryslân sluit aan bij de ontwikkelingen die de ‘Strategische Reis’ met zich meebrengt. Door het werken aan het versterken van onze risico- en crisisbeheersing geven we invulling aan de Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s 20142016. Daarnaast zijn er andere landelijke ontwikkelingen die de komende jaren ons pad zullen kruisen en die invloed hebben op onze organisatie: •
•
• •
•
RemBrand fase 2 is een door Brandweer Nederland uitgevoerd onderzoek naar een alternatief voor het huidige normstelsel van opkomsttijden. Insteek is meer aandacht voor voorkomen en beperken, waarbij de inzet op de voor- (preventie) en achterkant (repressie) van de keten meer in balans is. Begin 2015 worden de resultaten van dit onderzoek verwacht; de Raad Brandweer Commandanten heeft het Landelijk Kader Uitruk Op Maat vastgesteld. Dit kader vormt de basis voor het gemotiveerd afwijken van de basisbrandweer-eenheid (TS6) zoals genoemd in het Besluit veiligheidsregio’s. De vervolgstap is dat dit ter vaststelling wordt voorgelegd aan het Veiligheidsberaad en V&J; de vorming van één Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO): dit heeft invloed op onder meer de alarmeringsprocedures en de standaarduitrukvoorstellen; het landelijke plan Versterking Brandweeronderwijs: dit project omvat diverse ontwikkelingen op vakbekwaamheidsgebied (zowel voor het opleiden, het oefenen als de registratie van dat geheel) waar wij niet om heen kunnen. Met de Veiligheidsregio’s Groningen en Drenthe vormen wij 1 opleidingsorganisatie, er wordt onderzocht of en hoe we de huidige BON (Brandweer Opleidingen Noord Nederland) kunnen inbedden; ontwikkelingen op het terrein van omgevingsrecht; waaronder de invoering van een nieuwe Omgevingswet (naar verwachting per 1 januari 2018): de gewenste wettelijke verankering van onze adviesrol binnen deze toekomstige wet, de invoering van private kwaliteitsborging in de bouw, de implementatie van kwaliteitscriteria op het terrein van vergunningverlening, toezichten handhavingstaken en de te maken omslag van een van oudsher regelgerichte benadering van brandveiligheid naar een veel meer risicogerichte aanpak.
11
3.7 Twee sporen naar toekomstbestendige brandweerzorg Na kennis te hebben genomen van het wettelijk kader, het bestuurlijke fundament, de bestuurlijke context en de relevante ontwikkelingen wordt in de komende twee hoofdstukken de koers naar toekomstbestendige brandweerzorg uiteengezet. Deze koers bestaat uit twee sporen, die gedurende de beleidsperiode parallel lopen, namelijk: 1. verder bouwen aan de staande organisatie; 2. doorontwikkeling naar toekomstbestendige brandweerzorg. Ad 1. Verder bouwen aan staande organisatie Brandweer Fryslân bevindt zich ten tijde van het opstellen van dit beleidsplan in het eerste jaar van haar bestaan. Dit eerste jaar staat volledig in het teken van het op orde brengen van de basis. De eerste stappen in het leggen van het fundament voor de nieuwe organisatie zijn gezet in het project Samen naar één Brandweer (Sn1B). Dat fundament moet nu uitharden in de praktijk. Stap voor stap wordt gewerkt aan een stevige basis. De verwachting is dat de komende vier jaar onze aandacht en inzet voor een groot deel is gericht op het verder bouwen aan de bestaande organisatie. Hierin moet aandacht zijn voor de ontwikkeling van onze medewerkers en ons management, kwaliteitsverbetering en de harmonisatie en borgen van onze processen en producten. Ad. 2 Doorontwikkeling naar toekomstbestendige brandweerzorg De doorontwikkeling naar toekomstbestendige brandweerzorg betekent dat we het programma ‘Brandweerzorg 2.0’ opzetten. Binnen dit programma worden de volgende onderdelen opgepakt en op elkaar afgestemd: brandrisicoprofiel 2.0, paraatheid 2.0, dekkingsplan 2.0, operationele informatievoorziening, brandveilig leven & risicobeheersing verbreed en lerende organisatie.
12
4. Verder bouwen aan de staande organisatie 4.1 Inleiding Brandweer Fryslân kijkt terug op een vloeiende overgang die de incidentbestrijding niet onder druk heeft gezet. De regionalisering is een omvangrijk proces geweest met impact voor de medewerkers. Het is logisch dat in een dergelijk groot veranderingsproces medewerkers moeten wennen en zoeken in de nieuwe organisatie. Voor veel medewerkers betekent de nieuwe brandweerorganisatie niet alleen een nieuwe werkgever, maar ook een nieuwe werkplek met nieuwe collega’s en andere werkwijze en -inhoud. Medewerkers krijgen de ruimte om te groeien in de organisatie en de nieuwe werkomgeving eigen te maken. Gelijktijdig zien we professionaliteit in de organisatie die zorgt dat de brandweer door blijft draaien. Gezien de omvang van de regionalisering is de verwachting dat het wennen en zoeken nog wel even zal aanhouden. We bouwen verder aan de staande organisatie. De focus binnen dit spoor is dan ook gericht op de ontwikkeling van medewerkers, communicatie en interne en externe verbinding. De focus ligt ook op kwaliteitsverbetering en de harmonisatie van processen en producten, zodat de ongewenste kwaliteitsverschillen worden weggewerkt. Kwaliteitsverbetering betekent niet dat voor 1 januari zaken onvoldoende geregeld waren, maar de omgeving waarbinnen de brandweerzorg zich afspeelt is wel in grote mate veranderd. Waar eerst de brandweer een gemeentelijke verantwoordelijkheid was is het nu een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het bestuur van de VRF. Ook de schaalgrootte waarop de brandweerzorg nu is georganiseerd is overgegaan naar de grootte van de veiligheidsregio. Beide vraagt om in te zetten op eenduidigheid in processen, producten en kwaliteit. 4.2 Ontwikkeling medewerkers Onze medewerkers zijn de cruciale schakel in het verder bouwen aan de staande organisatie en de koers naar toekomstbestendige brandweerzorg. Als organisatie willen wij een goede werkgever zijn en het klimaat scheppen waarin de medewerkers zich veilig voelen, in verbinding staan met elkaar en de maatschappij en waarin de medewerker gestimuleerd wordt in zijn of haar ontwikkeling en zelfontplooiing. Hiermee wordt de medewerker in zijn/haar kracht gezet en krijgt de ruimte om zijn/haar professionaliteit in te zetten. Dit past ook bij de maatschappelijke ontwikkeling waarbij de medewerker steeds meer op zoek is naar een baan met voldoende uitdaging en verantwoordelijkheden. Het beschikken over kennis en informatie moet hierbij op eenvoudige wijze te realiseren zijn. Aan deze informatievoorziening draagt iedereen bij. Het opleidingsbeleid van de VRF sluit hierbij aan en we gaan concreet inzetten op persoonlijk en effectief leiderschap om voorwaardenscheppend te zijn voor de ontwikkeling van de medewerker. Om de cirkel rond te maken, komen de onderwerpen ontwikkeling, persoonlijk en effectief leiderschap en informatievoorziening aan de orde in de gesprekscyclus. 4.3 Betrekken hoofdwerkgever & thuisfront vrijwilligers Het Algemeen Bestuur heeft de Visie op Vrijwilligheid vastgesteld. De uitwerking van deze visie beschrijft de balans tussen de te leveren brandweerzorg en de inzet van de vrijwilliger. Belangrijke onderwerpen zijn het behoud van de couleur locale en het betrekken van hoofdwerkgever en thuisfront. De repressieve brandweerzorg in Fryslân wordt 24 uur per dag, 365 dagen per jaar voor het overgrote deel door vrijwilligers uitgevoerd. Dit vraagt ook om beschikbaarheid op die schaal. Deze beschikbaarheid heeft overdag vaak een directe relatie met de hoofdwerkgever en ’s avonds, ’s nachts, in het weekend en in vakanties met het thuisfront. Om draagvlak te houden voor de inzet van vrijwilligers is het van belang om zowel het thuisfront als de hoofdwerkgever betrokken te houden bij het werk van de brandweer. Ook blijven we inzetten op de onderlinge sociale binding binnen en het behoud van de couleur locale van de brandweerposten. 4.4 Interne & externe verbinding De matrixorganisatie brengt met zich mee dat de vakinhoud verspreid is over de geografische gebieden. Deze manier van werken vraagt om interne verbinding en afstemming. Enerzijds is het essentieel om medewerkers actief te betrekken, te verbinden en te informeren. Anderzijds is het ook van belang om helder te zijn over de actieve rol van de medewerker zelf die we hierin verwachten (zie ook paragraaf 4.3). Naast interne verbinding is externe verbinding net zo belangrijk. Wij bevinden ons
13
in een netwerk van partners waarmee we in meer en mindere mate samenwerken om onze visie te verwezenlijken. 4.4.1 Interne verbinding Om informatie uit te kunnen wisselen over ontwikkelingen en besluitvorming worden de reguliere werkoverleggen binnen de geografische - en de functionele gebieden benut. Ook verschijnt er na elk MT Brandweer een nieuwsbrief. We betrekken onze medewerkers actief door het organiseren van lente- en herfsttours. Wanneer een ontwikkeling zich hiervoor leent wordt een klankbordgroep of werkgroep van medewerkers ingesteld. Ook wordt tweemaandelijks het personeelsmagazine 02 uitgegeven. Met dit magazine willen we binding creëren en vergroten en iedereen goed blijven informeren. We streven met het inzetten van al deze middelen na, dat medewerkers weten waar ze informatie kunnen halen, maar ook dat ze weten waar ze moeten zijn om hun kennis en kunde te delen. In de komende beleidsperiode blijven we actief nieuwe communicatiemogelijkheden zoeken en ontwikkelen en is er aandacht voor de eigen rol die de medewerker heeft en kan vervullen in de communicatie. Ook betrekken we medewerkers in projectgroepen, want een stevig fundament en draagvlak is noodzakelijk om tot de gewenste ontwikkeling te komen. Een goede ondersteuning op het gebied van bedrijfsvoering is van essentieel belang voor het functioneren van de brandweer. Medewerkers en leidinggevenden moeten kunnen rekenen op en hebben behoefte aan vakkundige ondersteuning op het brede palet van bedrijfsvoeringstaken. Deze taken zijn binnen de VRF centraal belegd bij de afdeling Bedrijfsvoering. Dit vraagt van de brandweer inzet op samenwerking met en een duidelijke vraagstelling aan de afdeling Bedrijfsvoering op bijvoorbeeld ICT en huisvestingsvraagstukken. Brandweer Fryslân maakt deel uit van een groot netwerk van (keten)partners die werken aan de veiligheid in onze provincie en daarbuiten. Zo zijn wij één van de partners in het netwerk waarin de afdeling Crisisbeheersing van de VRF als verbindende schakel optreedt en waaraan zij haar bestaansrecht ontleent. Brandweer Fryslân wil bijdragen aan het verstevigen, borgen en verder uitbouwen van bestaande netwerken. 4.4.2 Externe verbinding Eén van de pijlers van onze brandweerorganisatie is ‘verbonden met de gemeenten’. De VRF als overkoepelende organisatie geeft dit vormt door actief gemeenteraden op te zoeken en te informeren over het doen en laten van de VRF en haar onderdelen. Ook Brandweer Fryslân geeft hier op verschillende niveaus invulling aan. Regelmatig is er contact met de burgemeester om te spreken over de brandweerposten in zijn/haar gemeente, verwachtingen en ontwikkelingen. Er is afstemming met gemeentesecretarissen en ambtenaren openbare orde en veiligheid. Ook in het kader van de uitvoering van Wabo-taken is er direct contact tussen brandweer en de afdeling van de gemeente waar de Wabo-taken zijn belegd. Brandweerspecifiek zijn wij verbonden met de veiligheidsregio’s Groningen en Drenthe. We werken steeds meer samen. Ook landelijk zijn wij actief door zitting te nemen in vakgroepen en programmaraden. Deze landelijke aansluiting versterken we door expertise te sturen en aan de voorkant mee te denken in ontwikkelingen en relevante informatie te halen. 4.5 Harmonisatie & kwaliteitsverbetering Zoals in de inleiding al geschetst betekent de noodzaak tot harmonisatie en kwaliteitsverbetering, die op 1 oktober 2014 door de Bestuurscommissie Veiligheid is vastgesteld, niet dat voor 1 januari 2014 zaken onvoldoende geregeld waren. Wel heeft Brandweer Fryslân te maken met verschillende processen, procedures en kwaliteit in Fryslân. Dit is evident bij de vorming van één korps vanuit de verschillende gemeentelijke brandweerorganisaties. Deze verschillen komen niet uit de lucht vallen. In de kwaliteitsmetingen in 2009 en 2012 zijn deze al naar voren gekomen. Het bestuur heeft destijds ingestemd met het voorstel om de geconstateerde omissies en verschillen op te pakken na de regionalisering (AB d.d. 28 november 2012). Deze aanpak is in vergadering van de Bestuurscommissie Veiligheid op 1 oktober 2014 nogmaals onderkend. In deze vergadering is met name de urgentie onderkend om op korte termijn de paraatheid, de operationele informatievoorziening en de lerende organisatie te harmoniseren en kwalitatief te verbeteren. De primaire focus ligt op deze drie onderwerpen, die als eerste in hoofdstuk 5 worden beschreven. Voor de zomer 2015 worden voorstellen aan het bestuur voorgelegd. Naast deze onderwerpen richten we ons op de harmonisatie
14
en kwaliteitsverbetering van de overige processen en producten die tevens in het volgende hoofdstuk aan de orde komen.
5. Doorontwikkeling naar toekomstbestendige brandweerzorg 5.1 Inleiding Naast het spoor ‘verder bouwen aan de staande organisatie’ loopt het spoor ‘doorontwikkeling naar toekomstbestendige brandweerzorg’. Deze twee sporen staan niet los van elkaar, sterker nog deze sporen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Doorontwikkeling van ons vak kan alleen met onze beroepsmedewerkers en vrijwilligers, die zich bewegen en ontwikkelen in een organisatie waar het prettig en veilig werken is, waar open gecommuniceerd wordt en waar aandacht is voor verbinding. Naast dat we in de staande organisatie bezig zijn met het harmoniseren en borgen van onze reguliere ‘dagelijkse’ taken vraagt onze brandweerzorg om doorontwikkeling passend bij onze hoofddoelstelling om deze toekomstbestendig te maken en passend bij de landelijke ontwikkelingen. Deze doorontwikkeling staat in dit hoofdstuk centraal. Alle onderwerpen, die in dit hoofdstuk aan de orde komen, dienen binnen de planperiode opgepakt te worden. Waarbij de volgorde in dit hoofdstuk de mate van urgentie aangeeft en daarmee ook de volgorde van de realisatie. Zoals in het vorige hoofdstuk al naar voren is gebracht vragen paraatheid, de lerende organisatie en de operationele informatievoorziening als eerste aandacht. 5.2 Paraatheid 2.0 De warme repressieve brandweerorganisatie binnen brandweer Fryslân moet zodanig ingevuld worden dat een incident met het juiste materiaal en materieel en met voldoende, goed opgeleid en geoefend brandweerpersoneel bestreden wordt. Dit dient op een efficiënte, effectieve maar vooral op een veilige manier plaats te vinden. Dit staat soms op gespannen voet met het uitruksysteem van ‘vrije instroom’. Dit alles afgestemd op de geldende en te verwachten risico’s binnen Fryslân. Het harmoniseren en verbinden van posten met elkaar met betrekking tot paraatheid én het borgen daarvan vraagt aanpassing van onze visie hierop en invulling daarvan. Het gaat om het regelen en afstemmen van voldoende bezetting voor de uitruk, goed functionerende piketten, kazernerings- en consignatieregelingen en het vastleggen en monitoren daarvan. Dit kan leiden tot hogere kosten voor vrijwilligersvergoedingen en beschikbaarheids- c.q. aanwezigheidsregelingen. Tijdens het proces en in afwachting van de afronding van de geregionaliseerde brandweer is terughoudend omgegaan met het opleiden van brandweermensen. Hierin is in 2014 gestart met een inhaalslag en er wordt voor gezorgd dat personen, die nog niet aan het wettelijk opleidingsniveau voldoen, alsnog de benodigde diploma's halen. Binnen paraatheid is het ook zaak om medewerkers op te leiden en voor te bereiden op de risico’s die zich in hun lokale gebied voor kunnen doen. Ook wordt oefenen op maat en omschakelen naar een andere manier van oefenen (voorbereiden op en leren omgaan met onverwachte omstandigheden) doorontwikkeld. Het doel is dat de medewerker minder 'oude fouten' maakt en het bepalen van harde en zachte normen. We streven naar een optimale opleiding- en oefensituatie om de belasting, voor met name brandweervrijwilligers, te beperken. 5.3 Lerende organisatie Naast een netwerkorganisatie wil Brandweer Fryslân, passend bij de bestuurlijk vastgestelde ambitie, een lerende organisatie zijn. Wij moeten en willen continu op zoek zijn naar inzichten om ons eigen presteren te optimaliseren en aan bestuurders, burgers en maatschappij te laten zien wat we doen. Door deze inzichten kunnen wij ook gaan bijdragen in landelijke discussies en ontwikkelingen, zoals de onderlinge vergelijkbaarheid van Veiligheidsregio’s. In deze lerende organisatie ontwikkelen medewerkers inzichten en vaardigen en leren we zowel individueel als samen om nog beter, veiliger en effectiever/efficiënter toekomstige incidenten te bestrijden. We bieden medewerkers de mogelijkheid om steeds meer te doen van wat het beste werkt, te stoppen met datgene wat niet werkt en aan elkaar te leren wat het beste werkt. Dit krijgt vorm op verschillende niveaus en schaalgrootte binnen onze organisatie. In het klein door te werken aan vertrouwen en openheid tussen medewerkers en de bereidheid om met elkaar in gesprek te gaan over het eigen functioneren en het functioneren van anderen met als doel het te verbeteren.
15
Maar ook in het groot door kennis en leerpunten die naar voren komen uit incidentevaluaties, wijzigingen in materieel en onderzoeken naar nieuwe technieken en tactieken, te delen in de organisatie. Voorwaarden hiervoor zijn het beleggen van kennisregie in de organisatie, het inrichten en in standhouden van voorwaarden voor een lerende organisatie voor zowel beroeps als vrijwilligers en de (door)ontwikkeling van een adequate registratie- en rapportagesystematiek. Het onderzoeken van branden is voor de brandweer een belangrijk instrument om te kunnen leren. Onderzoek levert veel informatie op over oorzaken van branden, brandverloop, de effectiviteit van brandpreventieve voorzieningen, brandbestrijding en het gedrag van mensen bij brand. Deze informatie heeft de brandweer nodig om het repressief optreden beter efficiënter, effectiever en veiliger te maken, maar ook in de rol van de adviseur op het gebied van brandveiligheid. We gaan een brandonderzoeksteam realiseren, want kennis en kennisdeling betekent vooruitgang, ontwikkeling en innovatie. 5.4 Operationele informatievoorziening Het is van belang om de incidentbestrijding informatie gestuurd te organiseren. Voor een veilige, efficiënte en effectieve repressieve inzet is het van groot belang dat de juiste informatie op de juiste plek op het juiste moment beschikbaar is voor de brandweermensen tijdens de inzet. Digitale ontsluiting van informatie vormt hiervoor één van de grootste uitdagingen. Voertuigautomatisering vervult hierin een belangrijke rol door het beschikbaar maken van gebiedsgerichte, objectgerelateerde en risicogerichte informatie en instructies. Het is noodzakelijk om ca. 100 eerstelijnsvoertuigen (TS’en, (H)OVDvoertuigen, HVvoertuigen) uit te rusten met mogelijkheden voor digitale informatievoorziening. Vervolgens moeten we ervoor zorgen dat de informatievoorziening en hardware actueel blijft en dat de medewerkers vertrouwd raken met het werken met de systemen tijdens de inzet. 5.5 Brandrisicoprofiel 2.0 Op grond van artikel 15 lid 2 van de Wet veiligheidsregio’s is het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Fryslân verplicht een regionaal brandrisicoprofiel vast te stellen. Brandweer Fryslân heeft een brandrisicoprofiel dat is vastgesteld op 19 september 2013. Het huidige brandrisicoprofiel bestaat uit een overzicht van de waarschijnlijkheid dat een brand in een bepaald type object voorkomt en het effect dat een dergelijke brand heeft. Dit is inzichtelijk gemaakt door middel van risicodiagrammen. Er speelt een aantal zaken dat het noodzakelijk maakt om het huidige brandrisicoprofiel door te ontwikkelen naar het brandrisicoprofiel 2.0. De belangrijkste zijn de landelijke aandacht die er is voor de opkomsttijden van de brandweer (RemBrand Fase 2), nieuwe uitwerkingen van het risicoprofiel en het benadrukken van de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. Dit sluit aan bij de ontwikkeling van een regelgerichte naar een risicogerichte benadering. De nadruk komt veel meer te liggen op het voorkomen en beheersbaar maken van branden en incidenten dan op bestrijding. Er is dan ook behoefte aan een profiel gericht op feitelijke risico’s, waarbij veel meer een gebiedsgerichte benadering wordt gekozen. Het brandrisicoprofiel 2.0 vormt dé basis voor ons beleid en bepaalt welke inzet van de brandweer nodig is in risicobeheersing en incidentbestrijding. Daarnaast geeft het burgers en bestuurders inzicht in de risico’s die ons dagelijks omringen. Op grond van het brandrisicoprofiel wordt - afgezet tegen de kosten en baten - bepaald welke inzet van de brandweer repressief en/of preventief nodig wordt geacht. Doorontwikkeling van het brandrisicoprofiel is een arbeidsintensief traject. 5.6 Dekkingsplan 2.0 Op basis van het brandrisicoprofiel 2.0, met aandacht voor de veiligheid van ons eigen personeel en door de inzet op risicobeheersing bepalen we de doeltreffende en slagvaardige situering van kazernes en brandweerauto’s in Fryslân. Dit dient afgezet te worden tegen de huidige locatie van kazernes en de huidige verdeling van brandweerauto’s, hoe we uitrukken (paraatheid 2.0) en hoe snel we ergens kunnen zijn. Hierdoor wordt de meest efficiënte en effectieve invulling bepaald. Het beheer, monitoring en onderhoud van het dekkingsplan, de KVT en de Melding- en Alarmeringsregeling (MAR) dient structureel ingebed te worden in de organisatie. Hiermee is altijd optimaal de snelste hulp en het juiste materieel, afgestemd op de risico's, gewaarborgd. Het Algemeen Bestuur heeft op 19 september 2013 besloten de landelijke onderzoeksresultaten van RemBrand fase 2 af te wachten voordat het
16
dekkingsplan 2.0 wordt opgesteld. Naar verwachting worden deze onderzoeksresultaten in 2015 bekend gemaakt en zal het dekkingsplan 2.0 daarna ontwikkeld worden. 5.7 Risicobeheersing verbreed: Brandveilig Leven Brandweer Fryslân levert vanuit verschillende invalshoeken kennis en expertise ten behoeve van een (brand)veilige leefomgeving. Denk hierbij aan de uitvoering van de wettelijke (advies)taken op het gebied van externe veiligheid, industriële veiligheid, brandveiligheid en vuurwerk, maar ook advisering richting gemeenten over evenementen en ruimtelijke ontwikkelingen. Bovendien treedt Brandweer Fryslân voor een groot aantal Friese gemeenten op als deskundige backoffice ten aanzien van brandveiligheidsaspecten binnen het gemeentelijke Wabo-proces. Naast bovenstaande traditionele risicobeheersingstaken, werkt Brandweer Fryslân aan een verbreding van het taakveld risicobeheersing door gericht in te zetten op ‘Brandveilig Leven’. De inzet op Brandveilig Leven is één van de door de Friese gemeenteraden geformuleerde ambities. Activiteiten op dit terrein hebben ten doel het brandveiligheidbewustzijn en de zelfredzaamheid van burgers, bedrijven en instellingen te vergroten door de eigen verantwoordelijkheid te stimuleren; dit alles onder het motto ‘voorkomen is beter dan genezen’. Via een doelgroepgerichte aanpak wil Brandweer Fryslân de Friese samenleving van jong tot oud bewust maken van de gevaren van brand, hoe brand te voorkomen en hoe te handelen wanneer er onverhoopt toch brand uitbreekt. Via een dergelijke aanpak is nog veel veiligheidswinst te behalen. Samenwerking met de partners in ons netwerk (waaronder gemeenten, zorginstellingen, onderwijsinstellingen en woningcorporaties) is hierbij onmisbaar. Het bestaande Brandveilig Leven-programma wordt doorontwikkeld. 5.8 Programma Brandweerzorg 2.0 De koers naar toekomstbestendige brandweerzorg vraagt, zoals in de vorige paragrafen duidelijk is geworden, nogal wat van onze organisatie. Alle zaken grijpen in elkaar en vragen regie. Om dit op een zodanig goede wijze vorm te geven is het noodzakelijk dat we het programma ‘Brandweerzorg 2.0’ opstarten. Brandweerzorg 2.0 behelst het afstemmen van de paraatheid 2.0, de lerende organisatie, de operationele informatievoorziening, het brandrisicoprofiel 2.0, het dekkingsplan 2.0 en Brandveilig Leven. Ten behoeve van dit programma zijn voor externe ondersteuning en expertise, communicatie en het creëren van draagvlak middelen nodig waarmee een programmaorganisatie ingericht. De optelsom van het verder bouwen aan de staande organisatie en de doorontwikkeling van de brandweerzorg is de koers naar toekomstbestendige brandweerzorg in Fryslân. Visueel wordt dat als volgt weergegeven:
3 1= + 1 ie nisat o m r Ha g eterin b r + e v iteits Kwal de op or e i t a anis e org d n a Sta
Programma Brandweerzorg 2.0 Paraatheid 2.0 Lerende organisatie Operationele informatie voorzieningen Brandrisicoprofiel 2.0 Risicobeheersing verbreed: Brandveilig leven Dekkingsplan 2.0
+
Doorontwikkeling brandweerzorg
Toekomstbestendige brandweerzorg in Fryslân
17
6. Maatschappelijk rendement & Bestuurlijke agenda 6.1 Inleiding Dit hoofdstuk gaat in op het maatschappelijk rendement en de financiële uitwerking van de twee sporen uit dit beleidsplan. Tot slot worden de speerpunten die de komende beleidsperiode bestuurlijke besluitvorming vragen in een bestuurlijke agenda weergegeven. 6.2 Maatschappelijk rendement De twee in te zetten sporen uit dit beleidsplan zetten de koers in naar een toekomstbestendige brandweerzorg waarbij we insteken op de uitkomst waarbij het maatschappelijk rendement het hoogst is en het bestuurlijk risico het laagst. Hiermee wordt een kosten-baten benadering voor (brand)veiligheid geïntroduceerd. Wij streven naar minder incidenten, minder slachtoffers en minder schade. De ingezette koers geeft invulling aan een grotere veiligheid van de burger, waarbij specifieke aandacht is voor de veiligheid van kwetsbare groepen en risicovolle objecten en het voorkomen en beperken van ontwrichting van de samenleving. De bestrijding van brand gebeurt effectief, efficiënt maar vooral veilig! Om hierin de juiste keuzes te maken en transparant te zijn richting het bestuur gaan wij in deze beleidsperiode regelmatig in gesprek met het bestuur. Op deze wijze bepalen we gezamenlijk ons maatschappelijk rendement. 6.3 Financiële uitwerking De begroting van de Brandweer Fryslân heeft een omvang van € 35,3 miljoen. De begroting wordt gedekt uit bijdragen van de gemeenten à € 30,1 miljoen en uit de rijksbijdrage BDUR à € 5,2 miljoen. De Friese gemeenten ontvangen 33 miljoen via het gemeentefonds. De bijdrage van de gemeenten aan de Brandweer is daarmee 3 miljoen euro (10 procent) lager dan wat er via de algemene uitkering aan middelen voor brandweerzorg wordt ontvangen. Samengevat kunnen we concluderen dat we, als de op een na goedkoopste van Nederland met een gemiddeld risicobeeld en een gemiddeld aantal uitrukken per jaar, een sobere en doelmatige brandweerorganisatie zijn. In het eerste jaar van ons bestaan zijn wij terughoudend omgegaan met onze uitgaven en is de taakstelling van € 1.036.000 gerealiseerd. Het moment is aangebroken om verder te bouwen aan de staande organisatie en de koers naar toekomstbestendige brandweerzorg in te zetten. Hiervoor is geld nodig. Geld dat binnen de huidige begroting moet worden gevonden door het ombuigen van budgetten. Voorstellen hiervoor worden in 2015 aan het bestuur voorgelegd. Dit kan in 2015, omdat we dan anderhalf jaar onderweg zijn en meer inzicht hebben in onze financiële stromen. Incidenteel hebben we € 1.225.000,- nodig om direct aan de slag te kunnen met het verder bouwen en het inzetten van de koers. De sobere en doelmatige insteek van dit jaar heeft mede als resultaat dat de incidentele middelen uit het rekeningresultaat van 2014 kunnen worden gedekt. 6.4 Bestuurlijke agenda Onderstaande onderwerpen staan voor de planperiode 2015-2018 op de agenda. Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt dat dit onderwerpen zijn die een bestuurlijke opdracht of besluitvorming vragen. De uitwerking van het vastgestelde beleid en de reguliere taken, is terug te vinden in de jaarplannen van de afdelingen en wordt bestuurlijk vastgelegd in de vorm van de jaarlijkse programmabegroting. Verantwoording naar bestuur en opdrachtgevers gebeurt gedurende het jaar door middel van vier- en achtmaandsrapportages en na afloop van het jaar via de jaarrekening.
18
Kostenraming incidentele middelen Programma Brandweerzorg 2.0 • •
Regie op inhoudelijke verbinding Organiseren medezeggenschap, betrokkenheid medewerkers Informatiebeheersing Borgen paraatheid afgestemd op dekkingsplan en brandrisicoprofiel Doorontwikkeling vakbekwaam worden Doorontwikkeling vakbekwaam blijven
•
•
Evalueren incidenten, borgen leerpunten Innovatie en kenniscirculatie Team (brand) onderzoek
•
2017
2018
€ 240.000
x
x
€ 160.000
x
Lerende organisatie ontwikkelen • •
2016
x
• Paraatheid 2.0 •
2015
€ 100.000
x Operationele informatievoorziening •
Beschikbaar en raadpleegbaar relevante informatie tijdens uitruk.
€ 150.000
x Brandrisicoprofiel 2.0 • •
Doorontwikkelen brandrisicoprofiel Verwerken nieuwe inzichten
€ 200.000
x Dekkingsplan 2.0 •
Inrichting doeltreffende en slagvaardige spreiding kazernes en voertuigen
€ 200.000
x Risicobeheersing verbreed:Brandveilig Leven •
Doorontwikkeling Brandveilig Leven
Totaal incidenteel
X
€ 175.000
€ 1.225.000
Moment van bestuurlijke besluitvorming Incidentele inzet van middelen Structurele inzet van middelen noodzakelijk: voorstel financiële dekking volgt in 2015
19
Beleidsplan Crisisbeheersing 2015 – 2018
Beheerstabel
Beheerder document
Astrid van Breeden, clusterhoofd bevolkingszorg
Opstel datum
21 juli 2014
Data wijziging
Wat gewijzigd
Reden
02-06-2014
Divers (zie verslag)
Input AOV-overleg
23-06-2014
Divers (zie verslag)
Input POOK
21-08-2014
Divers (zie verslag)
29-08-2014 – 15-08-2014
Zie binnengekomen brieven
Overleg crisisbeheersing (consultatie ketenpartners) Consultatie buurregio’s Agendacommissie Veiligheid Bestuurscommissie Veiligheid Algemeen Bestuur
Gewenste vaststelling door
Algemeen Bestuur
Daadwerkelijke vaststelling door Herzieningsdatum
2018
Relatie met andere processen
Verzendlijst (incl. namen)
Opleidingsaspecten
Communicatie aspecten
Publicatie Website Extranet Gezamenlijke schijf Anders, nl......................................
Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 2 van 23
Inhoudsopgave Beheerstabel ........................................................................................................................................... 2 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 3 1. BESTUURLIJKE SAMENVATTING ........................................................................................... 4 2. MISSIE & VISIE CRISISBEHEERSING ..................................................................................... 5 3. DOELSTELLING BELEIDSPLAN............................................................................................... 6 4. HISTORISCH PERSPECTIEF EN ONTWIKKELINGEN ........................................................... 7 5. INZICHT IN RISICO’S .............................................................................................................. 10 6. RISICOBEWUSTZIJN EN REDZAAMHEID............................................................................. 12 7. HULPVERLENING ................................................................................................................... 15 8. HERSTEL ................................................................................................................................. 18 9. RANDVOORWAARDELIJKE PROCESSEN............................................................................ 20 10. FINANCIËLE PARAGRAAF ..................................................................................................... 21
Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 3 van 23
1.
BESTUURLIJKE SAMENVATTING
Het beleidsveld van de crisisbeheersing is volop in beweging. Verschillende commissies hebben zich de afgelopen jaren gebogen over hoe de crisisbeheersing moet worden verbeterd, gelet op enerzijds de crises die zich hebben voorgedaan, maar anderzijds ook het tekort aan crises. De notie die hieruit naar voren komt, is dat we een slagvaardige crisisorganisatie nodig hebben, die past bij het risicoprofiel en de Friese nuchterheid. Uitgangspunten die voor dit beleidsplan zijn gekozen, zijn daarom: nuchterheid en proportionaliteit, veerkracht, zelfredzaamheid en informatisering van de maatschappij. Het beleidsplan bevat een flink aantal ambities om de crisisbeheersing te verbeteren en zijn gericht op de maatschappelijke effecten die we met ons beleid voor ogen hebben. Door de samenvoeging van de clusters veiligheidsbureau, bevolkingszorg en GHOR in een afdeling crisisbeheersing, kunnen we meer doen met gelijkblijvende middelen. Voor de beleidsperiode 2015 – 2018 zetten wij in op het volgende: Missie Crisisbeheersing zorgt voor het versterken van de samenwerking tussen de crisispartners om, passend bij de Friese nuchterheid, risicobewustzijn en redzaamheid te bevorderen en hulpverlening en herstel te organiseren bij crises in de samenleving. Visie Crisisbeheersing is ons vak. Wij werken samen met interne en externe partners om risico’s te beheersen en coördineren de voorbereiding op hulpverlening bij incidenten en crises. Wij zijn de spin in het web op het gebied van crisisbeheersing waar het gaat om het verzamelen, analyseren en delen van in- en externe informatie. Wij signaleren trends en relevante ontwikkelingen en vertalen al deze informatie naar multidisciplinaire, compacte, heldere en transparante plannen en adviezen voor onze partners. Preventief
Repressief
Inzicht in risico’s Landelijke thema’s - Ziektegolf en voedselveiligheid - Uitval nutsvoorzieningen - Extreme weersomstandigheden - Overstromingen - Maatschappelijke onrust Regio specifiek - Waterrecreatie en toerisme - Zorgcontinuïteit - Natuurbranden
Hulpverlening - Crisisorganisatie professioneel en proportioneel - Vakbekwaamheid systematisch en gericht verhogen - Versterken informatiemanagement - Versterken crisiscommunicatie
Risicobeheersing en redzaamheid - Risicocommunicatie - Samenwerking met (keten)partners - Planvorming - Advisering (w.o. evenementenveiligheid)
Herstel - Overdracht van operationele fase naar nafase - Publieksenquête - Evalueren
Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 4 van 23
2.
MISSIE & VISIE CRISISBEHEERSING
Crisisbeheersing Wanneer verschillende partijen betrokken bij het beheersen of de bestrijding van een crisis of incident, moeten samenwerken, spreken we over multidisciplinaire samenwerking. Daarbij gaat het dan niet alleen om de klassieke hulpverleningsdiensten zoals brandweer, politie en ambulancepersoneel, maar ook om gemeenten, veiligheidsregio’s, departementen, militairen, bedrijven, andere overheden en zelfs burgers. Die samenwerking wordt gecoördineerd door een zogenaamd ontkleurd leider. De voorbereiding van deze gecoördineerde samenwerking is de taak van de afdeling crisisbeheersing. Om ervoor te zorgen dat de vele betrokken partijen weten wie wat gaat doen in die gevallen maken we onder meer plannen, leggen we samenwerkingsafspraken met allerlei partijen vast in convenanten, communiceren we over de risico’s, evalueren we inzetten en oefeningen en zorgen we voor gezamenlijke opleiding en oefening van medewerkers. Crisispartners In de afdeling crisisbeheersing werken de volgende crisispartners samen: -
bevolkingszorg (de gemeentelijke processen) geneeskundige zorg (GHOR) en de multipartners (voormalig veiligheidsbureau); politie en defensie zijn hierin met een liaison vertegenwoordigd.
Daarnaast is er een directe samenwerking met de stafafdeling van de Brandweer. De afdeling is de verbindende schakel tussen de keten- en netwerkpartners op gebied van crisisbeheersing, waaronder Defensie, Politie, Wetterskip Fryslân, Rijkswaterstaat, Nutsbedrijven, Meldkamer Noord Nederland, Kustwacht, KRNM, etc. Onze buurregio’s Groningen en Drenthe zijn ook belangrijke partners waarmee nauw wordt samengewerkt. Missie en Visie
Missie De afdeling crisisbeheersing zorgt voor het versterken van de samenwerking tussen de crisispartners om, passend bij de Friese nuchterheid, risicobewustzijn en redzaamheid te bevorderen en hulpverlening te organiseren en herstel ondersteunen bij crises in de samenleving.
Visie Crisisbeheersing is ons vak. Wij werken samen met interne en externe partners om risico’s te beheersen en coördineren de voorbereiding op hulpverlening bij incidenten en crises. Wij zijn de spin in het web op het gebied van crisisbeheersing waar het gaat om het verzamelen, analyseren en delen van in- en externe informatie. Wij signaleren trends en relevante ontwikkelingen en vertalen al deze informatie naar multidisciplinaire, compacte, heldere en transparante plannen en adviezen voor onze partners.
Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 5 van 23
3.
DOELSTELLING BELEIDSPLAN
Doelstelling beleidsplan Dit beleidsplan heeft als doel aan te geven waar de veiligheidsregio mee bezig is op gebied van crisisbeheersing en hoe we de komende jaren de crisisbeheersing willen versterken. Het Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 vormt samen met het Beleidsplan Brandweer 2015-2018 het Beleidplan Veiligheid 2015-2018 van Veiligheidsregio Fryslân. Het Beleidsplan Rampenbestrijding en Crisisbeheersing 2015-2018 vervangt het Beleidsplan 20112014 dat op 10 november 2010 is vastgesteld door het Algemeen Bestuur.
Collectieve ambities VRF 2015 - 2018
Meerjarenbeleidplan Gezondheid (GGD) 2015 - 2018
Beleidsplan Jeugdgezondheidszorg 2015 - 2018
Meerjarenbeleidplan Veiligheid 2015 - 2018
Beleidsplan Zorg en Advies 2015 - 2018
Beleidsplan brandweer 2015 - 2018
Beleidsplan crisisbeheersing 2015 - 2018
Leeswijzer De hoofdstukindeling van dit nieuwe Beleidsplan sluit aan bij de missie van de afdeling. We schetsen eerst de context waarin we opereren: de ontwikkelingen in het beleidsveld en de organisatie, missie en visie. Daarna volgen we de veiligheidsketen van inzicht in risico’s, via risicobeheersing (preventie) en redzaamheid, naar hulpverlening en herstel. Tot slot benoemen we de relevante bedrijfsvoeringaspecten. Besluitvorming en afstemming Voorafgaand aan de vaststelling van dit beleidsplan in het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Fryslân (dd-mm-jjjj) heeft een interactief proces plaatsgevonden om zoveel mogelijk de zienswijzen van gemeenten te verwerken in het ontwerpbeleidsplan. Het conceptbeleidsplan is besproken in het AOV-overleg, POOK (gemeentesecretarissen) en de hoofdlijn is gepresenteerd aan de gemeenteraden bij de kennismakingsronde van de VRF. Ook is het plan ter consultatie naar ketenpartners en buurregio’s gezonden.
Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 6 van 23
4.
HISTORISCH PERSPECTIEF EN ONTWIKKELINGEN
Historisch Perspectief In oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio's in werking getreden. Op basis hiervan zijn in Nederland 25 veiligheidsregio's ingesteld waaronder Veiligheidsregio Fryslân. Binnen Veiligheidsregio Fryslân werken de Friese gemeenten, Brandweer Fryslân, GGD Fryslân en andere partners samen aan publieke gezondheidszorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing. De afgelopen jaren is er veel gebeurd. Gedurende deze periode hebben we gewerkt om te voldoen aan de wettelijke eisen, zoals de wettelijke planfiguren (risicoprofiel, beleidsplan en crisisplan) en de implementatie daarvan. In 2010 is het eerste risicoprofiel van de veiligheidsregio vastgesteld en vervolgens jaarlijks geactualiseerd. Het risicoprofiel is gebruikt als basis voor onze beleidsinspanningen, opleidingen en oefeningen, evenementenadvisering en risicocommunicatie. In 2011 is het beleidsplan rampenbestrijding en crisisbeheersing vastgesteld voor de jaren 2011 – 2014. Belangrijke stappen voorwaarts zijn gemaakt op het gebied van bevolkingszorg en crisiscommunicatie. De gemeenten leveren samen experts voor de sleutelfuncties in de crisisorganisatie, de VRF organiseert opleiding en oefening van experts en gemeentelijke medewerkers en de bevolkingszorg sluit aan bij de redzaamheid die burgers tijdens een crisis laten zien. Op het gebied van crisiscommunicatie zijn stappen gemaakt door het inrichten van een regionale pool waardoor capaciteit wordt geborgd en kwaliteit is verbeterd. Daarnaast zijn samenwerkingsafspraken met vele ketenpartners gemaakt en vastgelegd in convenanten. Ramp- en incidentbestrijdingsplannen zijn bijeen gebracht, geactualiseerd en gestandaardiseerd en geïmplementeerd. Ook adviseerde de VRF bij evenementen en is er gewerkt aan het leggen van de basis voor informatiemanagement In de Staat van de Rampenbestrijding 2013 wordt voor de VRF geconcludeerd: de Veiligheidsregio Fryslân heeft ten opzichte van de vorige meting op onderdelen flinke vooruitgang geboekt. De regio Fryslân is een goed voorbeeld van hoe bovenregionale samenwerking kan worden ingevuld. De inspectie heeft daarbij drie aanbevelingen gegeven. Ten eerste het organiseren van de verplichte jaarlijkse systeemoefening, deze heeft inmiddels plaatsgevonden (28 maart 2013; … november 2014). Ten tweede het betrekken van de gemeentelijke kolom bij multidisciplinaire oefeningen. Ook hiermee is een start gemaakt door een gezamenlijke oefening van het Team Bevolkingszorg met het ROT (16 en 17 april 2014). En tot slot het verbeteren van het informatiemanagement. In het beleidsplan dat voor u ligt wordt beschreven hoe we dit verder willen vormgeven. Landelijke ontwikkelingen Het vak van crisisbeheersing is volop in beweging. De commissies Noordanus, Hoekstra en Bruinooge hebben zich de afgelopen jaren gebogen over hoe de veiligheidsregio’s bezig zijn met de crisisbeheersing en hoe het beter kan en moet. Dit alles is uitgemond in een strategische agenda voor de toekomst van het ministerie van Veiligheid en Justitie, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de veiligheidsregio’s gezamenlijk. In de Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s 2014 – 2016 worden een aantal uitgangspunten, strategische doelen en inhoudelijke thema’s benoemd die in opdracht van het Veiligheidsberaad samen met de veiligheidsregio’s verder worden uitgewerkt. De strategische doelen zijn: 1. Het versterken van de risicobeheersing: voorkomen is beter dan genezen! De illusie van volledige ‘beheersing’ wordt losgelaten en er wordt meer gesproken over ‘risicogerichtheid’. De focus moet meer worden gelegd op de beïnvloedbare risico’s. 2. Het versterken van de crisisbeheersing: iets wat je vaker doet, doe je vaker goed! De centrale vraag is wat je kunt doen om de ervaringen van de sleutelfunctionarissen in de crisisorganisatie te verbreden en kwalitatief te vergroten. Deze doelen zijn verwerkt in het voorliggende beleidsplan. Hoofdstuk 6 “Risicobewustzijn en redzaamheid” sluit met name aan bij het eerste strategische doel. Ter versterking van de risicobeheersing zijn er tussen de Minister van V en J en het DB van het Veiligheidsberaad ook een Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 7 van 23
drietal thema’s benoemd: water en evacuatie, continuïteit van de samenleving en nucleair. Onze inspanningen ten aanzien van de eerste twee thema’s zijn ook verwerkt in hoofdstuk 6. De effecten van mogelijke maatregelen bij een (dreigend) stralingsincident zijn bekend. Wij prepareren ons op mogelijke jodiumdistributie in een deel van Fryslân en de communicatie daarover, conform landelijke en interregionale afspraken. Daarnaast zijn ook een aantal organisatorische inspanningen benoemd ter versterking van de risicoen crisisbeheersing. Het gaat hierbij om kwaliteitszorg, samenwerking in de regio en informatievoorziening. Al deze thema’s komen in het beleidsplan aan bod. Hoofdstuk 7 “Hulpverlening” sluit aan bij het tweede strategische doel, het versterken van de crisisbeheersing. Onze beleidsprioriteiten richten zich in dit hoofdstuk op een professionele en proportionele crisisorganisatie. Waar mogelijk willen we onze crisisorganisatie indikken, de sleutelfunctionarissen op een hoger vakbekwaamheidniveau brengen en het informatiemanagement versterken. Een landelijk speerpunt van het ministerie en veiligheidsberaad is het versterken van de bevolkingszorg. Die is in onze regio goed op orde, en wordt verder doorontwikkeld en geprofessionaliseerd. Het versterken van de zelfredzaamheid is benoemd in hoofdstuk 6; wij nemen de eigen verantwoordelijkheid van burgers mee in beleid, plannen en procedures. Tot slot is de (boven)regionale hoofdstructuur crisisbeheersing benoemd als landelijk speerpunt. Hierbij wordt de vraag gesteld of de crisisorganisatie effectiever (en mogelijk ook efficiënter) kan worden ingericht, omdat uit incidenten en oefeningen blijkt dat het per regio moeilijk is om alle functies in de crisisorganisatie op kwalitatief niveau goed te borgen. Wij verkennen deze ontwikkeling samen met onze buurregio’s Groningen en Drenthe. Maatschappelijke ontwikkelingen Voor de totstandkoming van dit beleidsplan hebben wij gesproken met Menno van Duin, Lector Crisisbeheersing (Instituut Fysieke Veiligheid/Politieacademie) en lector Veiligheid (Hogeschool Utrecht). Hij heeft ons meegenomen in trends en ontwikkelingen en zijn visie op het vakgebied. Wij hebben mede op basis daarvan een aantal belangrijke uitgangspunten voor dit beleidsplan benoemd: Nuchterheid en proportionaliteit Nuchterheid, in de zin van kalm en beraden, is een eigenschap die over het algemeen aan Friezen wordt toegekend. Burgers, ook Friese, blijken een nuchtere en rationele basishouding te hebben tegenover risico’s die zij vrijwillig of onvrijwillig lopen. Proportionaliteit refereert aan het feit dat grote rampen en crises zich gelukkig weinig voordoen. De overheid moet niet overreageren op crises en incidenten, geen disproportioneel veiligheidsbeleid creëren. Nuchter en proportioneel omgaan met crisisbeheersing betekent niet dat je niks hoeft te doen, maar wel dat men zich moet realiseren niet alle risico’s uit te kunnen sluiten en dat we voorbereid moeten zijn op realistische risico’s die zich kunnen voordoen in onze regio. Proportioneel, passend bij de risico’s van onze regio. Veerkracht Niet alles hoeft in regels en procedures te worden vastgelegd, want wat je planmatig doet, is ondergeschikt aan professionaliteit en vakmanschap. Immers, wat je zelden doet, doe je zelden goed. Dus sluit zoveel mogelijk aan bij normale generieke zaken. We willen meer aandacht voor de generieke slagkracht en minder (gedetailleerde) plannen en procedures, maar in de plaats daarvan altijd actuele (digitale) informatie en netwerkkaarten (met wie moet/kan ik mij in verschillende soorten van crises verstaan). Hiermee wordt gekozen voor robuustheid en veerkracht van de operationele organisatie, waarbij het gebruiken van netwerken (kennen en gekend worden) belangrijker wordt geacht dan plannen en procedures. Zelfredzaamheid en redzaamheid De overheid moet tijdens een crisis of ramp het principe loslaten dat zij in elk opzicht voor alle getroffenen moet zorgen. Burgers blijken erg zelfredzaam te zijn en zelfs mee te willen werken aan crisisbeheersing. De hulpverlening in de eerste tien minuten na een incident vindt over het Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 8 van 23
algemeen al plaats door hulpverleners die in de buurt zijn. Dit zal de komende jaren alleen nog maar toenemen. De zorg van de overheid richt zich vooral nog op de verminderd zelfredzamen. Dit betekent niet dat we niets meer doen voor de zelfredzamen, maar juist kijken hoe we de slagkracht kunnen verbeteren daar waar niet alle risico’s zijn uit te sluiten. Informatisering van de maatschappij De afgelopen jaren is de informatisering van onze samenleving enorm toegenomen en dit zal ook voor de toekomst gelden. Informatisering slaat niet alleen op de toename aan technische mogelijkheden om informatie toegankelijk te maken en te verspreiden, maar ook op de vaardigheden om hier mee om te gaan. Deze informatisering heeft vergaande invloed op de communicatie tussen overheid en burger. De burger beschikt sneller over meer informatie dan ooit te voren. Hierdoor verandert de positie van de burger en dit leidt tot horizontalisering; er ontstaat een netwerksamenleving die van bovenaf niet meer te voorspellen of te beheersen is. Dit betekent dat de overheid niet langer vast kan houden aan de oude wijze van communiceren, die vooral gericht is op informeren en overtuigen. Het accent moet verschuiven van 90% zenden naar 80% luisteren. Wij moeten de ontwikkelingen kennen, er op de juiste manier gebruik van maken en ook innovatief zijn. Dit geldt dus voor de wijze waarmee wij in gesprek zijn met onze keten- en netwerkpartners, de wijze waarop wij informatie delen met de crisisorganisatie, maar ook voor de risico- en crisiscommunicatie. Wij willen de komende beleidsperiode door deze bril naar de crisisbeheersing kijken en met onze interne en externe partners hierover in gesprek gaan.
Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 9 van 23
5.
INZICHT IN RISICO’S
Inleiding Om als veiligheidsregio een adequaat beleid te kunnen voeren, moet er inzicht zijn in de aanwezige risico’s op crises, rampen en incidenten. Zowel in de eigen regio als in de omliggende gebieden. Zoals vastgelegd in artikel 15 Wet veiligheidsregio’s beschikt onze regio als basis voor het beleidsplan over een regionaal risicoprofiel. Het risicoprofiel vormt tezamen met de wensen vanuit de gemeenteraden en de prioriteiten van het bestuur van de veiligheidsregio de basis voor de koers en actiepunten voor de beleidsperiode 2015 – 2018. Prioriteiten 2015 - 2018 Het regionaal risicoprofiel 2014 is een apart document dat mede de basis vormt voor dit beleidsplan. Het risicoprofiel is in samenwerking met gemeenten en ketenpartners opgesteld. Het is een verdere verfijning en doorontwikkeling van het bestaande en jaarlijks geactualiseerde risicoprofiel. Op hoofdlijnen zijn er geen grote veranderingen van het risicobeeld en de risico’s ten opzichte van voorgaande jaren. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste risico’s benoemd waarop we onze inspanningen de komende jaren willen/moeten richten. In de volgende hoofdstukken wordt dit verder uitgewerkt. Landelijke risico’s/thema’s Landelijke thema’s als ziektegolf en voedselveiligheid, maatschappelijke onrust, uitval nutsvoorzieningen, extreme weersomstandigheden en overstromingen scoren in ons risicoprofiel ook hoog qua impact of waarschijnlijkheid, of beide. Hier willen wij ons (beter) op voorbereiden. Ziektegolf en voedselveiligheid
Uitbraken van infectieziekten lijken steeds vaker voor te komen. Denk aan de Mexicaanse Griep in 2009, de EHEC-bacterie in 2011 en Ebola in 2014. Maar ook in onze regio waar in 2012 in het verpleeghuis Nieuw Toutenburg in Noardburgum het Norovirus heerste.
Uitval nutsvoorzieningen
De risico’s van uitval van nutsvoorzieningen kunnen variëren van direct levensbedreigende situaties tot vormen van ongemak en economische schade.
Extreme weersomstandigheden
Langdurige strenge vorst (strooizouttekort 2009), storm (oktober 2013), langdurige hitte of extreme weersomstandigheden bij evenementen (Pinkpop 2014) vormen een risico. Het KNMI voorspelt in haar klimaatscenario’s dat extreme neerslag in zomer en winter toenemen in aantal en intensiteit.
Overstromingen
In het verlengde van het voorgaand risico, geeft het KNMI ook aan dat de zeespiegel blijft stijgen en het tempo van de zeespiegelstijging toeneemt. Een aanzienlijk deel van Fryslân ligt net onder de zeespiegel. Daarnaast is de kans op overstromingen van binnenuit groter door meer (extreme) neerslag.
Maatschappelijke onrust (escalatie)
Wanneer zich incidenten voordoen of wanneer er sprake is van ernstige geweldsdelicten, zoals zedenzaken, mishandeling, ontvoering of moord, dan kan dat grote impact hebben op de betrokkenen en hun omgeving. Maatschappelijke onrust kan dreigen of ontstaan en zelfs leiden tot escalatie, dan ontaardt het in een crisis. De GGD houdt zich bezig met het voorkomen en beperken van maatschappelijke onrust (scenarioteams). Maatschappelijke onrust kan ook escaleren en ook acute crises kunnen voor maatschappelijke onrust zorgen. Grootschalige verstoringen van de openbare orde of het op grote schaal plegen van strafbare feiten zoals vernielingen, openlijke geweldpleging,
Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 10 van 23
brandstichting. Het voorkomen dat maatschappelijk maatschappelijke onrust escaleert of in het ergste geval de openbare orde, rust en veiligheid herstellen, is een taak van crisisbeheersing. Specifieke risico’s voor Fryslân Het profiel van Fryslân laat daarnaast een aantal specifieke risico’s zien voor de regio. Waterrecreatie, toerisme en beroepsvaart
Fryslân bestaat voor circa 59% uit land, voor 30% uit water en voor 11% uit binnenwater. Er is een overvloed aan water, plassen en meren, waardoor er veel (water)toerisme is. Wij grenzen aan het IJsselmeer en de Waddenzee (en buiten de Waddeneilanden aan de Noordzee). Tot de provincie behoren de Waddeneilanden Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog, die per veerboot bereikbaar zijn. Dit brengt een aantal risico’s met zich mee: incidenten op (ruim) water in het algemeen en in relatie tot de kwetsbaarheid van het gebied. De Waddeneilanden zijn daarnaast ook geïsoleerd, hetgeen in combinatie met toerisme en recreatie extra risico’s met zich meebrengt.
Zorgcontinuïteit
Wat betreft inwonertal (646.862) is Fryslân de tiende veiligheidsregio van Nederland. Met een bevolkingsdichtheid van circa 192 inwoners per km² is Fryslân na Drenthe de dunst bevolkte provincie van Nederland. De bevolkingsopbouw laat een kleine groei ten opzichte van 10 jaar geleden zien, waarin vooral de groep 65+ is toegenomen. De uitgestrektheid van de regio, toenemende vergrijzing, veranderende wetgeving en maatschappelijke ontwikkelingen vragen om verhoogde zelfredzaamheid van personen, instanties en bedrijven.
Natuurbranden
Vanuit landelijke ontwikkelingen, maar ook vanuit de wensen van een aantal gemeenteraden is in de afgelopen beleidsperiode aandacht besteed aan natuurbranden.
Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 11 van 23
6.
RISICOBEWUSTZIJN EN REDZAAMHEID
Inleiding De risico’s op crises, rampen en incidenten genoemd in het voorgaande hoofdstuk, willen we in eerste instantie natuurlijk proberen te voorkomen en de gevolgen ervan te beperken. In tweede instantie bereiden we de crisisorganisatie voor op hulpverlening en herstel van het maatschappelijk leven. Om het risicobewustzijn en redzaamheid bij burgers en bedrijven te bevorderen zetten wij de volgende instrumenten in: -
Samenwerking met ketenpartners (netwerkmanagement) Advisering Planvorming Risicocommunicatie
Samenwerking met ketenpartners (netwerkmanagement) Het versterken van de samenwerking tussen de vele partijen die een rol hebben bij de fysieke veiligheid van de burger zien wij als ons bestaansrecht en belangrijkste taak. Crisisbeheersing heeft een coördinerende rol in de voorbereiding op hulpverlening bij incidenten en crises. Met een aantal van onze ketenpartners hebben we samenwerkingsafspraken vastgelegd in convenanten. Dit zijn bijv. Rijkswaterstaat, KNRM, Wetterskip Fryslân, Kustwacht, Vitens, Omrop Fryslân (rampenzender), Defensie, Monuta, RAV, ziekenhuizen en GHOR Nederland. Daarnaast werken wij nauw samen met de veiligheidsregio’s Groningen en Drenthe. Ten aanzien van de risico’s rond ziektegolf, voedselveiligheid en zorgcontinuïteit willen we ons netwerk verbreden. Belangrijk is dat we, zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau, al onze partners en hun mogelijkheden in beeld hebben en een goede relatie met hen onderhouden. Dit totale netwerk gaan we in kaart brengen. Wij willen onze partners (beter) leren kennen, de ontwikkelingen waar zij in zitten kennen en in gesprek zijn over onze de samenwerking. Verantwoordelijkheden moeten we laten liggen waar ze horen, oftewel: schoenmaker blijf bij je leest. Wanneer bijvoorbeeld sprake is van langdurige wateruitval, laten we het dan over aan Vitens en sluiten bij hun crisisteam aan? Of schalen we op en verzoeken hen om aan te sluiten in het ROT? Hier zullen we zo pragmatisch mogelijk mee om moeten gaan. Ook landelijk is het versterken van interdisciplinaire en intersectorale samenwerking een belangrijk aandachtspunt. Deze ontwikkelingen op dit punt benutten wij om samenwerking met partners te versterken. Advisering en evenementenveiligheid De veiligheidsregio adviseert de gemeenten over risico’s op incidenten, rampen en crises en de beheersing daarvan. Naast deze wettelijke taken is aan de veiligheidsregio een specifieke adviesrol toegekend ten aanzien van evenementenveiligheid (besluit AB 14 maart 2012). Gemeenten kunnen bij de afdeling crisisbeheersing advies vragen t.b.v. evenementenveiligheid. De komende beleidsperiode willen wij de kwaliteit van de multidisciplinaire advisering rond evenementen verbeteren zowel op inhoud als op proces. De rol van de Veiligheidsregio Fryslân bij de aanpak van risicovolle evenementen wordt vastgelegd in een ‘Kader evenementenveiligheid’. Dit moet ook bijdragen aan een eenduidige manier van omgaan met evenementenadvisering in Fryslân. Het is belangrijk om evenementen niet voor te bereiden als potentiële crisis, maar te benaderen als “vermaak”: een overstap van crisisbeheersing naar betere risicobeheersing. Onze inspanning richt zich in eerste instantie op een gedegen risicoanalyse en advisering. In plaats van preventief op te schalen willen we de aandacht meer richten op de advisering en ondersteuning van het Veiligheidsteam. Het gaat daarbij om de taken, het mandaat en de personele bezetting van het (Veiligheids)team dat tijdens grotere evenementen aanwezig is en het informatiemanagement binnen dit team. Dit team heeft de meeste kennis van het evenement en moet juist daarom incidenten zoveel mogelijk zelf de baas kunnen. We willen de (Veiligheids)teams van de gemeenten zoveel mogelijk helpen versterken. Ook willen wij de multidisciplinaire hoofdstructuur meer betrekken bij de Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 12 van 23
voorbereidingen op grote evenementen, zodat zij enerzijds beter inhoudelijk bekend zijn met het evenement en anderzijds hun operationele ervaring kan worden betrokken in de voorbereiding. Een evenement moet in deze opvatting de nodige alertheid en veerkracht kunnen tonen als het te maken krijgt met onverwachte gebeurtenissen. Maatregelen op een evenement moeten in balans zijn met de risico’s. Tegelijk moet worden gewaakt voor routinematig adviseren: evenementen zijn maatwerk. Daarnaast heeft de afdeling een coördinerende rol ten aanzien van spreiding en samenloop van evenementen in relatie tot de capaciteit van de hulpverleningsdiensten en de aan de evenementen verbonden risico’s. Een ander belangrijk aandachtspunt is gemeenten zo efficiënt mogelijk te ondersteunen bij kleine(re) evenementen (categorie A en B). Hiervoor zetten wij digitale middelen in (veiligheidstoets i.o.), maar ook zijn we altijd bereid gerichte maatwerkadviezen te verstrekken als gemeenten dat wensen. Planvorming Om voorbereid te zijn op risico’s maken we samen met onze netwerkpartners ramp- en incidentbestrijdingsplannen. In Fryslân zijn 5 bedrijven/inrichtingen waarvoor volgens de wet een rampbestrijdingsplan (RBP’s) moet worden gemaakt: 1. 2. 3. 4. 5.
Van Gansewinkel (Drachten) BASF (Heerenveen) Motip Dupli (Wolvega) Vliegbasis (Leeuwarden) Wenau (Heerenveen)
Naast de wettelijk voorgeschreven rampbestrijdingsplannen zijn er nog een aantal zogenaamde incidentbestrijdingsplannen (IBP’s) opgesteld op basis van het Regionaal Risicoprofiel of vanwege landelijke of regionale ontwikkelingen. Dit zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Waddenzee IJsselmeer Hoofdvaarwegen Noordzee Abe Lenstra Stadion Trein Incident Management
De bestaande RBP’s en IBP’s zijn geïmplementeerd en worden tijdig geactualiseerd. In de periode 2015-2018 willen we daarnaast aandacht besteden aan 4 thema’s. 1. 2. 3. 4.
Uitval nutsvoorzieningen Overstromingen Natuurbranden Geïsoleerde ligging van de Waddeneilanden
In bijlage I treft u een overzicht van de planning van de plannen aan. Ook hier geldt dat de verbinding tussen de plannen en de multidisciplinaire hoofdstructuur in het bijzonder onze aandacht heeft, met het oog op inhoudelijke bekendheid met de plannen en het benutten van operationele ervaring bij planvorming. Risicocommunicatie De overheid moet goed communiceren over risico’s. Geen betutteling en qua middelen, toon en inhoud, passend bij de tijdsgeest. Sociale media en internet geven een hele batterij aan nieuwe mogelijkheden voor inzet en ondersteuning vanuit de bevolking en nieuwe mogelijkheden voor risicoen crisiscommunicatie. Maar ook nuchterheid en communiceren dat niet alle pech voorkomen kan en voorkomen moet worden. Veiligheidsbeleid kan alleen nog maar in dialoog tussen overheid, bedrijfsleven, relevante organisaties en de burgers vorm krijgen. De tijd dat de overheid over ons waakte en wij als burgers rustig konden gaan slapen ligt achter ons. Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 13 van 23
De afgelopen beleidsperiode is hiervoor de campagne “Hoe koel blijf jij?” gestart. Hiermee brengt de veiligheidsregio samen met gemeenten en ketenpartners aan de hand van de actualiteit verschillende risicothema’s onder de aandacht van de Friese burger door wekelijks te communiceren via de communicatiekanalen van “Hoe koel blijf jij?”, o.a. Facebook, Twitter en website. Wij stellen voor deze aanpak te continueren en jaarlijks specifieke risicothema’s te benoemen. (Zelf)redzaamheid in relatie tot de uitgestrektheid van de regio en toenemende vergrijzing zou zo’n risicothema kunnen zijn en ook rond uitval van nutsvoorzieningen is dit een voor de hand liggend instrument. Samengevat Onderstaand wordt de koppeling gelegd tussen het vorige hoofdstuk, de risico’s, en wat de komende beleidsperiode willen doen om die te voorkomen of de gevolgen daarvan te beheersen. Risico Ziektegolf en voedselveiligheid
Maatregelen We willen ons meer verdiepen in deze risico’s en de mogelijke voorbereiding daarop in samenwerking met de GGD en verbreden in netwerkpartners op die gebieden.
Uitval nutsvoorzieningen
In samenwerking met de buurregio’s en de Meldkamer NoordNederland wordt een incidentbestrijdingsplan gemaakt zodat we beter zijn voorbereid op het risico van uitval van nutsvoorzieningen.
Extreme weersomstandigheden
Langdurige strenge vorst (strooizouttekort 2009), storm (oktober 2013), langdurige hitte of extreme weersomstandigheden bij evenementen (Pinkpop 2014) vormen een risico. Het KNMI voorspelt in haar klimaatscenario’s dat extreme neerslag in zomer en winter toenemen in aantal en intensiteit.
Overstromingen
Voor overstromingsrisico’s bestaat landelijke grote aandacht. Wij sluiten aan bij het landelijke project en zodra de kaders duidelijk zijn, pakken we het op voor de regio.
Maatschappelijke onrust
Verbinding zoeken met de GGD op dit thema en ontdekken waar wij elkaar kunnen versterken, zodat wij de gemeenten in de volle breedte op dit thema kunnen ondersteunen.
Waterrecreatie, toerisme en beroepsvaart
Voor incidentbestrijding op de Waddenzee, IJsselmeer, Noordzee en de hoofdvaarwegen bestaan al plannen. In overleg met de vier gemeentebesturen wordt besloten of er een plan voor incidentbestrijding op de Waddeneilanden nodig is.
Zorgcontinuïteit
Het onder alle omstandigheden, dus ook tijdens een calamiteit verlenen van zorg is primair een verantwoordelijkheid van de zorginstellingen. De veiligheidsregio adviseert en ondersteunt een netwerk van zorginstellingen in de voorbereiding op en inzet tijdens interne en externe calamiteiten. Onder andere door het ondersteunen bij planvorming, het faciliteren van en ondersteunen bij oefeningen en tijdens een calamiteit is de veiligheidsregio de verbindende schakel met het openbaar bestuur. De verbinding met het netwerk met onder andere ziekenhuizen, ambulancediensten, huisartsen en verpleeg- en verzorgingshuizen wordt verbreed met gehandicaptenzorg, GGZ en jeugdzorginstellingen
Natuurbranden
Verkennend onderzoek uitvoeren naar concrete mogelijkheden om risico’s te voorkomen of te beheersen in specifieke gebieden.
Advisering evenementenveiligheid
Multidisciplinaire advisering rond evenementen verbeteren op inhoud en proces. De adviesrol van de VRF wordt vastgelegd in een “Kader evenementenveiligheid”.
Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 14 van 23
7.
HULPVERLENING
Inleiding De crisisorganisatie moet 24 uur per dag paraat staan om hulp te verlenen bij incidenten, rampen of crises. Dit betekent dat: - de juiste medewerkers in voldoende aantallen beschikbaar en vakbekwaam zijn; - de plannen en operationele instructies volledig en duidelijk zijn; - de operationele systemen draaien; - de meldkamer de juiste diensten alarmeert bij incidenten en crises. Dit zijn onze basistaken. Wij beschikken over een actueel crisisplan, inclusief GRIP-regeling en alle functies die daarin benoemd zijn, zijn bemenst. In dit beleidsplan beschrijven we dit niet opnieuw, maar verwijzen naar die plannen. Wij willen onze focus de komende beleidsperiode op een aantal belangrijke speerpunten leggen: -
Crisisorganisatie professioneel en proportioneel Vakbekwaamheid systematisch en gericht verhogen Versterken Informatiemanagement Versterken Crisiscommunicatie
Crisisorganisatie professioneel en proportioneel Gelukkig vinden er weinig rampen en crises plaats in ons land en onze regio in het bijzonder. Keerzijde hiervan is dat bestuurders, hulpverleningsdiensten en hun leidinggevenden weinig ervaring opdoen met crises en zelfs minicrises. Wel is er voldoende kennis over de normale dagelijkse werkzaamheden. Dit pleit voor een verdergaande professionalisering en specialisatie waardoor de kans toeneemt dat betrokkenen (met name de leidinggevenden) enige ervaring opdoen die hen bij minicrises of zelfs bij een nog grotere verstoring van pas zal komen. Daarom wordt de inrichting van de crisisstructuur (in bezetting en piketten) vereenvoudigd. Bij een beperking van het aantal mensen voor de functies en het kritisch bezien of alle functies noodzakelijk zijn, kunnen de inspanningen op kwaliteitsverbetering gerichter plaatsvinden. Naast professionaliseren en specialiseren is het element van ‘kennen en gekend’ worden in crisissituaties een belangrijk punt dat bij kan dragen aan een goede afhandeling van (mini)crises. Het indikken van de crisisorganisatie draagt hieraan bij. Vakbekwaamheid systematisch en gericht verhogen De evaluaties van grote incidenten en crisis in Fryslân en in andere veiligheidsregio’s maken duidelijk dat het inrichten van een - per definitie tijdelijke - crisisorganisatie altijd een lastige opgave blijft. ‘Iets wat je zelden doet, doe je zelden goed’. De omstandigheden (aard, omvang, locatie incident) variëren sterk, de meeste medewerkers hebben weinig ervaring met grootschalige incidenten en blijken veelal niet voldoende opgeleid, getraind en geoefend voor de bijzondere omstandigheden. Crisisbeheersing is geen bijbaantje, maar een vak. We willen daarom een kleiner aantal mensen gerichter en systematischer opleiden, trainen en oefenen en voor een aantal functies de kwaliteit borgen door assessments of certificering. Centraal staat de professionaliteit van de functionarissen in de hoofdstructuur van de crisisorganisatie en binnen de processen van Bevolkingszorg en GHOR. Er is een selectie- en/of ontwikkeltraject opgezet voor deze functionarissen. In de komende vier jaar wordt de kwalitatieve vakbekwaamheid van deze functionarissen versterkt. Voor elke functie binnen de crisisorganisatie worden functie-eisen beschreven en wordt een competentieprofiel opgesteld. Ook worden een aantal kwantitatieve eisen aan de vakbekwaamheid bepaald. Hoe dit is opgebouwd, ziet u in bijlage 2. Versterken Informatiemanagement Informatiemanagement is een belangrijk aspect voor de veiligheidsregio, zowel in het dagelijks werk (koud) als in crisissituaties (warm). Informatie is nodig bij het adviseren over evenementen, bij het Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 15 van 23
betalen van salarissen, bij het maken van roosters voor operationeel personeel, bij het bestrijden van een brand, etc. De informatiehuishouding moet zowel de interne processen als de relaties met de ketenpartners optimaal ondersteunen. Voor gemeenten en keten- en netwerkpartners is het van belang dat wij: a. de voor hen relevante informatie op een toegankelijke manier wordt gedeeld (zie hiervoor hoofdstuk 9); b. het LCMS de samenwerking optimaal kan ondersteunen. De afgelopen beleidsperiode is de basis voor informatiemanagement tijdens incidenten gelegd. Nu kan er verder worden gebouwd aan het netcentrisch werken in de meer brede zin van het woord. Dit willen we doen via verschillende sporen: Vakbekwaamheid van de informatiemanagers verhogen
De informatiemanager wordt beter opgeleid en geoefend voor zijn/haar rol tijdens incidenten. Enerzijds het bedienen en vullen van het LCMS en anderzijds op hun rol in het team.
Samenwerking tussen Operationeel Leiders en leiders CoPI met de informatiemanagers versterken
Het is niet alleen de kwaliteit van de informatiemanagers die moet worden verbeterd, maar ook de aansluiting tussen leiding en coördinatie en informatiemanagement. Hiervoor moet worden afgestemd hoe leiders CoPI/ROT en informatiemanagers kunnen samenwerken. Daarnaast is het belangrijk dat operationeel leiders aanschuiven bij de doorontwikkeling, zodat het informatiemanagement proces en het proces leiding en coördinatie steeds beter op elkaar worden afgestemd. Die afstemming is tweeledig, niet alleen procesmatig, maar ook de producten moeten steeds beter afgestemd worden.
Vakbekwaamheid van de overige gebruikers verhogen
Behalve de informatiemanagers werken ook sectiemedewerkers van het ROT in het LCMS, informatiemanagers van bevolkingszorg en politie en een aantal externe ketenpartners waaronder Wetterskip Fryslân en Rijkswaterstaat in het LCMS. Ook deze gebruikers worden naar een hoger vakbekwaamheidniveau gebracht.
Planvorming voorbereiden in het LCMS
Tot nu toe lag de focus met betrekking tot informatiemanagement en netcentrisch werken met name op de ondersteuning tijdens de responsfase. Dit door de noodzaak om de beeldvorming tijdens die fase snel op orde te krijgen. De praktijk laat echter zien dat crisisbeheersing en rampenbestrijding niet noodzakelijk pas begint als het incident start. Er zijn voorbereidende plannen, bijvoorbeeld ramp- en incidentbestrijdingsplannen, draaiboeken voor evenementen. En dus is het belangrijk om, waar mogelijk, met deze plannen en draaiboeken het LCMS te preparen. Hiervoor is het nodig dat de informatiemanagers betrokken zijn bij de ontwikkeling van deze plannen en draaiboeken. Dit is nog niet op alle dossiers het geval. De informatiemanagers krijgen dus een nadrukkelijkere rol in de voorbereiding.
Geo-data voorziening ontwikkelen
Om plannen goed te kunnen voorbereiden in het LCMS is het nodig te beschikken over een geo-data omgeving. Met een kaart visualiseer je wat je aan planvorming doet en krijg je een hoogwaardiger eindproduct. Dit is van belang voor de brandweer en voor de crisisbeheersing. Wij onderzoeken in samenwerking met de Brandweer wat hiervoor mogelijk en
Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 16 van 23
nodig is en brengen in kaart welke financiële middelen ermee gemoeid zijn.
Versterken Crisiscommunicatie Crisiscommunicatie is een belangrijk middel om zelfredzaamheid en redzaamheid te benutten en te stimuleren. De afgelopen jaren is hierin veel geïnvesteerd. In de beleidsperiode 2015 – 2018 wordt de ingezette professionaliseringsslag op het gebied doorgezet, rekening houdend met de door de Minister vastgestelde landelijke doelstelling. Er ligt een opgave om crisiscommunicatie adequater en efficiënter te organiseren. Dit doen we door ten eerste de regionale samenwerking te blijven stimuleren (waaronder het inzetten van het expertteam en de regionale pool crisiscommunicatie). Ten tweede delen en benutten we kennis op het gebied van crisiscommunicatie met gemeenten en ketenpartners. Ten derde blijven we inzetten op opleiding en oefening waardoor communicatieprofessionals zich verder kunnen ontwikkelen. Zoals vermeld in hoofdstuk 3 moet de overheid het accent in de (crisis)communicatie verschuiven van 90% zenden naar 80% luisteren. Omgevingsanalisten zijn hierin een cruciale spil. De afgelopen jaren zijn een aantal medewerkers van gemeenten opgeleid als omgevingsanalist, pers- en publieksvoorlichter en/of webredacteur. Bij verschillende incidenten is al geconstateerd dat de crisiscommunicatie goed verloopt. De regionale pool crisiscommunicatie Fryslân moet kwantitatief en kwalitatief op niveau blijven. De omgevingsanalyse is leidend voor de crisiscommunicatie-operatie en moet nog een grotere rol van betekenis krijgen in de multidisciplinaire hoofdstructuur. Samenwerking tussen de verschillende communicatieadviseurs is hierin van groot belang. Prioriteit ligt de komende periode bij: - De opleiding en oefening van sleutelfunctionarissen crisiscommunicatie gericht op de ondersteuning en advisering van bestuurders; - Het verbeteren van de verbinding tussen de communicatieprofessionals en de hoofdstructuur van de crisisorganisatie (CoPI, ROT) met als doel de afstemming met ketenpartners op gebied van crisiscommunicatie zo vorm te geven dat een integrale benadering van de crisis ook in de crisiscommunicatie geborgd is; - Het evalueren van de kwaliteit van het communicatieproces op proces en inhoud.
Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 17 van 23
8.
HERSTEL
Op enig moment na een (mini)crisis keren betrokkenen terug naar de reguliere situatie. De meeste betrokkenen zijn met behulp van hun sociale netwerk zelf in staat om hun leven weer op te pakken: zij verhalen de geleden schade bij hun verzekeringen, regelen vervangende woonruimte of gaan bij eventueel psychische en/of medische klachten naar de huisarts. Met andere woorden, afhankelijk van (de noodzakelijke) behoeften zoeken betrokkenen in deze fase contact met de professionele hulpverlening, dit kan zowel medische, psychosociale, maatschappelijke als financiële hulpverlening zijn. Soms is er toch behoefte aan nazorg vanuit de overheid, bijvoorbeeld voor collectieve rouwverwerking. Dit gebeurt bijvoorbeeld via bijeenkomsten voor betrokkenen, herdenkingsdiensten of stille tochten. Soms is het nodig dat mensen geholpen worden door middel van verwijzing naar gespecialiseerde en/of professionele instanties met betrekking tot bijvoorbeeld schadeafhandeling of psychosociale nazorg. Andere elementen van de nafase zijn: de zorg aan de eigen organisatie (psychosociale nazorg aan medewerkers), en het organiseren, begeleiden of uitvoeren van onderzoeken, controleren vergunningverlening, schadeafhandeling van eigen gelede schade. Overdracht naar nafase De voorbereiding op de nafase valt onder de verantwoordelijkheid van bevolkingszorg. Het team bevolkingszorg levert aan de gemeentesecretaris van de getroffen gemeente een eerste concept plan van aanpak op, waarmee als het ware decharge wordt verleend aan het team van experts. Dit moment van overgaan van de operationele fase (crisisorganisatie) naar de herstelfase (staande organisatie) moet nadrukkelijker worden gemarkeerd. De aandacht voor een juiste overdracht moet worden versterkt. De nafase is landelijk nog volop in ontwikkeling en wordt steeds belangrijker. De afdeling crisisbeheersing zorgt dat actuele kennis beschikbaar is en medewerkers worden opgeleid en geoefend. Daarnaast adviseert en begeleidt de afdeling gemeenten in de nafase. In overleg ondersteunen wij de gemeente bij de informatieverstrekking aan de verschillende onderzoeksinstanties en bij de begeleiding van eigen medewerkers die onderworpen worden aan de verschillende onderzoeken. Deze adviesrol willen we graag verder professionaliseren. Crisisbeheersing is immers ons vak en wij willen gemeenten graag hierbij ter zijde staan. Publieksenquête 1 Als onderdeel van de nafase wordt een publieksenquête ingevoerd . De publieksenquête bedoeld om de tevredenheid onder de betrokkenen over de bevolkingszorg inzichtelijk te maken. De afdeling crisisbeheersing wil dit instrument breder inzetten om te onderzoeken hoe de betrokkenen de kwaliteit van de hulpverlening in brede zin, dus van de verschillende diensten, hebben ervaren. Het bepalen van de doelgroep en welke vragen worden gesteld, luistert erg nauw. Dit gebeurt uiteraard altijd in overleg met de betrokken gemeente(n). Evalueren Centraal staat het verbeteren van de effectiviteit van de hulpverlening door gebruik te maken van evaluaties door meer verdieping op het inhoudelijk deel en door het versterken van de functie van evaluatiepunten als input voor andere processen. Evaluaties worden uitgevoerd voor operationele inzetten, vakbekwaamheidactiviteiten en bij grootschalige evenementen waarbij sprake is van een (opgeschaalde) multidisciplinaire inzet. Voor elk onderdeel is een basismethodiek beschikbaar, die altijd wordt ingevuld. Uit deze gegevens kan duidelijk worden dat voor het geheel of onderdelen een verdiepende evaluatie nodig is. In het verlengde van de ontwikkelingen op het gebied van vakbekwaamheid worden in de evaluatiesystematiek de elementen kennis, competenties en uitkomsten ontwikkeld.
1
Rapport Bevolkingszorg op orde 2.0 – eigentijdse bevolkingszorg volgens afspraak. Beleidsplan Crisisbeheersing Versie 0.3 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 18 van 23
De evaluaties worden standaard gebruikt als input voor het vaststellen van leerdoelen van vakbekwaamheid momenten. Daarnaast wordt jaarlijks een overzicht gegeven van alle operationele inzetten, de evaluatiepunten daaruit en de verbeteringen die op basis daarvan zijn doorgevoerd.
Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 19 van 23
9.
RANDVOORWAARDELIJKE PROCESSEN
Kennismanagement en kwaliteitszorg richten zich op het optimaliseren van de prestaties van de organisatie, om te kunnen voldoen aan de verwachtingen van “de klant” en de eigen professionele standaarden. Samenwerking met partners / Kennis delen In onze visie hebben we opgenomen dat we spin in het web op gebied van crisisbeheersing willen zijn waar het gaat om het verzamelen, analyseren en delen van in- en externe informatie. Om als Veiligheidsregio Fryslân een kennis- en expertise centrum te kunnen zijn gaan we de kennis en informatiebehoefte van de gemeenten en ketenpartners in kaart brengen, zodat we optimale ondersteuning kunnen bieden. Om informatie uit te wisselen en gemakkelijk toegankelijk te maken wordt een digitaal samenwerkingsplatform ontwikkeld. Dit samenwerkingsplatform draagt bij aan het optimaliseren van zowel de interne als de externe communicatie en samenwerking zowel in de voorbereidende (koude) fase als ten behoeve van de incidentbestrijding. Daarnaast zal Veiligheidregio Fryslân, op basis van geïnventariseerde behoefte, elk jaar een aantal themabijeenkomsten organiseren voor medewerkers van gemeenten en ketenpartners. Kwaliteitszorg In de Wet veiligheidsregio’s is opgenomen dat het bestuur van de veiligheidsregio een kwaliteitszorgsysteem hanteert. Binnen Veiligheidsregio Fryslân wordt door Gezondheid (GGD) en bureau GHOR het model ‘Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector’ (HKZ) gehanteerd. GGD en GHOR (en daarmee ook bedrijfsvoering en directie) zijn hiervoor gecertificeerd. HKZ sluit daarmee ook aan bij het besturingssysteem van de VRF. Het ligt dan ook voor de hand dat de afdeling Crisisbeheersing aansluit bij dit kwaliteitszorgsysteem. In de strategische agenda van de veiligheidsregio’s is opgenomen dat een kwaliteitszorgsysteem voor de veiligheidsregio’s wordt ontwikkeld. Bij de ontwikkeling hiervan wordt ook een verbinding gelegd met lopende ontwikkelingen zoals de visitaties en kostenanalyses van de veiligheidsregio’s. Zolang niet duidelijk is welke eisen het Ministerie van Veiligheid en Justitie gaat stellen, stellen wij voor hierop te anticiperen door als afdeling crisisbeheersing aan te sluiten op het kwaliteitsysteem van bureau GHOR. De jaarlijkse HKZ-certificering zal alleen betrekking hebben op bureau GHOR. De focus zal in eerste instantie liggen op het identificeren, beschrijven en benoemen van de verbindingen tussen de processen van de afdeling Crisisbeheersing inclusief de verschillende rollen en verantwoordelijkheden richting ketenpartners. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de organisatiebrede planning en control cyclus met de besturende en ondersteunende processen. Het kwaliteitszorgsysteem van Veiligheidsregio Fryslân en daarmee ook afdeling Crisisbeheersing zal gericht zijn op het leren, het verbeteren en het ontwikkelen waarbij het de professionals ondersteunt om zo een lerende organisatie te worden.
Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 20 van 23
10.
FINANCIËLE PARAGRAAF
Het beleidsplan crisisbeheersing 2015 – 2018 bevat een flink aantal ambities om kwaliteit van de (voorbereiding op) de crisisbeheersing te verbeteren. Van de gemeenten vragen we in de komende beleidsperiode geen extra financiële middelen voor nieuw beleid. De ambities, beleidsintensiveringen, innovaties en (door)ontwikkelingen zullen hand in hand moeten gaan met efficiënter organiseren en slimmer werken. Deze efficiëntie komt voort uit de samenvoeging van de drie clusters Veiligheidsbureau, Bureau Bevolkingszorg en bureau GHOR waardoor we meer slagkracht hebben en kennis bundelen. Eventuele inhoudelijke ontwikkelingen waarvoor middelen ontoereikend zijn, worden via de geëigende weg aan het bestuur voorgelegd.
Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 21 van 23
Bijlage I
Planning planvorming 2015 - 2018
Onderstaand is een planning 2015-2018 uitgewerkt en voorzien van een prioritering. De prioritering is gebaseerd op het wettelijk kader en de impact/waarschijnlijkheid vanuit het Regionaal Risicoprofiel. Hierbij merken we op dat gezien de landelijke/regionale ontwikkelingen gedurende het jaar alsnog besloten kan worden om te schuiven in de planning zodat de (geplande) capaciteit van de kolommen effectief benut kan worden. 2
Rampbestrijdingsplannen RBP Van Ganswinkel (mei 2014) RBP BASF (mei 2014) RBP Motip Dupli (mei 2014) RBP Vliegbasis Leeuwarden (juli 2011) RBP Wenau Heerenveen (datum nog te bepalen)
2015
Relevante thema’s Uitval nutsvoorzieningen /stroom) (2014-2015) Overstromingen (2015-2016) Natuurbranden (2016-2017) Waddeneilanden (2014-2015)
2017 X X X
X X
Incidentbestrijdingsplannen IBP Waddenzee (december 2009) (actualisatie 2014-2015) IBP IJsselmeer (april 2013) IBP Hoofdvaarwegen Fryslân (maart 2012) IBP Noordzee (april 2012) IBP Abe Lenstra (juli 2011) IBP Trein Incident Management (april 2014)
2016
2018
X
X X X X
X X X
X X X X
X
Toelichting RBP’s Het nieuwe BRZO-bedrijf in Heerenveen is voor 2015 in de planning opgenomen omdat de vergunningaanvraag op dit moment in procedure is (in 2018 is de eerstvolgende actualisatie van dit RBP).
2
Qua actualisatie geldt: RBP’s inrichtingen om de drie jaar (conform artikel 6.1.7 lid 2 Besluit Veiligheidsregio’s) en RBP’s luchthavens om de vier jaar (conform artikel 6.2.3 lid 5 Besluit Veiligheidsregio’s). Beleidsplan Crisisbeheersing Versie 0.3 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden Status: conceptversie 15 september Pagina 22 van 23 2014
Bijlage II
Kwalitatieve en kwantitatieve vakbekwaamheid crisisorganisatie
Ontwikkelen competentieprofielen en vakbekwaamheidseisen voor iedere functie (in 2018 gereed voor alle functies); invoeren van ontwikkelassessments (in 2018 afgenomen bij alle functies); werkwijze opvolging assessments (in 2018 vastgesteld en toegepast); opstellen portfolio per functionaris, kwantitatief en kwalitatief inclusief afspraken over ontwikkeling vakbekwaamheid (in 2018 gereed voor alle functies); ontwikkelen opleiden, trainen en oefenen gericht op de uitkomsten van processen en competenties (effectiviteit en efficiency); waarneming en evaluatie wordt afgestemd op de kwalitatieve elementen (vastgesteld en toegepast). Vanuit de afdeling Crisisbeheersing wordt het opleidingsprogramma voor nieuwe medewerkers in één van de sleutelfuncties (Operationeel Leider, Leider CoPI/CoWA, Informatiemanager, plotter, ondersteuner Operationeel Leider) opgezet en uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor de functionarissen binnen Bevolkingszorg en GHOR. Kwantitatieve vakbekwaamheid Kwantitatief bevat de jaarlijkse planning (opgenomen in jaarplan vakbekwaamheid Crisisbeheersing): twee OTO momenten per functionaris (multidisciplinair, BBZ en GHOR); iedere activiteit wordt met onderbouwing gebaseerd op noodzaak en/of behoefte; daaraan gekoppeld kent iedere activiteit één of meerdere leerdoelen een systeemtest (met focus op) twee OTO momenten gericht op incidentbestrijdingsplan onderdelen risico op basis van risicoprofiel + water (samenwerkingsverbanden) onderdelen Bestuurlijk (BT) en operationeel (ROT, CoPI/CoWa)
Beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018 Auteur: A.M. van Breeden
Versie 0.3 Status: conceptversie 15 september 2014
Pagina 23 van 23
OPLEGNOTITIE Voorstel ter behandeling in
de vergadering van de Bestuurscommissie Veiligheid
Datum
27 november 2014
Onderwerp
visie zorgcontinuïteit
Bijlage ten behoeve van
agendapunt 6
Portefeuillehouder
F. Veenstra
Opsteller
W. Kleinhuis
Telefoon E-mail
Bijlage(n) 1. Visie zorgcontinuïteit 2. poster zorgcontinuïteit
Beslispunten - Instemmen met de visie zorgcontinuïteit, meer specifiek voor - de benoemde doelgroepen - de uitbreiding van de rol GHOR - de in de visie voorgestelde werkwijze van uitvoering
Inleiding Zorgcontinuïteit gaat over het waarborgen van voldoende en verantwoorde zorg, ook tijdens incidenten en crises. Alle zorginstellingen en zorgaanbieders zijn hier primair zelf verantwoordelijk voor. In de afgelopen jaren, vanaf de start van de bewustwording op dit thema met de vogelgriep (2005), zijn zeven kernrisico’s benoemd rond zorgcontinuïteit (pag. 6 document). De GHOR is de verbindende schakel van de ‘witte kolom’ naar de veiligheidspartners en het openbaar bestuur en vice versa. Die verbinding was op basis van het risicoprofiel tot nu toe vooral gericht op ambulancedienst, ziekenhuizen en huisartsen, vanwege hun actieve rol in het vervoeren en behandelen van slachtoffers. Het thema zorgcontinuïteit richt zich op een veel bredere doelgroep. Gebaseerd op de landelijke visie is een vertaling voor de regio Fryslân gemaakt. Daarin is in par. 2.1 een afbakening (aansluitend bij de landelijke visie) van doelgroepen bepaald: - zorginstellingen waar intramurale patiënten en cliënten verblijven die langer dan 24 uur medische zorg nodig hebben die niet uitgesteld kan worden - thuiszorgcliënten die specialistische geneeskundige zorg ontvangen (dwz geen woon- en facilitaire zorg) Vervolgens is bepaald welke rollen de GHOR hierin heeft ten opzichte van de zorginstellingen, met een uitwerking over de manier waarop dit in te vullen is. Uitgangspunt daarin is dat de GHOR zich richt op koepels en collectieve bijeenkomsten, omdat het door de kwantiteit met de huidige capaciteit niet
Pagina 1 van 2
haalbaar is om een netwerk per instelling of locatie op te bouwen.
Beleidsmatige context In 2013 is de landelijke visie zorgcontinuïteit vastgesteld. De rol van de GHOR is gebaseerd op art. 33 van de Wet Veiligheidsregio’s en op aanwijzingen van de Inspectie Gezondheidszorg in de voorbereiding op de effecten van de vogelgriep (en andere grootschalige dreigingen van infectieziekten daarna). Het thema zorgcontinuïteit heeft raakvlakken met brandpreventieprojecten bij zorginstellingen, het proces opvang van verzorging Bevolkingszorg, en de uitbreiding van verantwoordelijkheden door de transities (ouderenzorg en jeugdzorg) naar gemeenten. Voor zorginstellingen en –aanbieders wordt de visie na vaststelling vertaald in een flyer/leaflet, geschreven vanuit het perspectief van de zorgpartners.
Beoogd effect/resultaat - verbreden risicobewustzijn bij zorginstellingen en zorgaanbieders - versterken voorbereiding op verstoringen in de zorgcontinuïteit - verantwoorde zorg aan patiënten en cliënten tijdens crises
Kanttekeningen/risico’s - De raakvlakken van zorgcontinuïteit met andere processen brengt het risico met zich mee dat de afbakening in de implementatie steeds verder opgerekt wordt - De implementatie van de visie leidt tot een sterker netwerk en betere voorbereiding op crises; in verwachtingen, zeker ook tijdens een crisis, moet duidelijk blijven dat de primaire verantwoordelijkheid bij de zorgpartners zelf ligt en niet bij de GHOR.
Na besluitvorming: Akkoord met voorstel
Paraaf secretaris:
Akkoord met voorstel met aantekening:
Niet akkoord met voorstel met aantekening:
Origineel in archief Kopie naar ambtelijk aanspreekpunt
Pagina 2 van 2
V i s i e o p z o r g c o n t i n u ï t e i t
Versie: 0.7 Definitief concept Auteur: Jeltsje Brouwer en Froukje de Vries Doelgroep: bestuur veiligheidsregio
Visie op zorgcontinuïteit Auteur: JB en FdV
Versie 0.7 Status: definitief concept
Bureau GHOR Fryslân Pagina 1 van 11
Beheerstabel Beheerder document
Jeltsje Brouwer en Froukje de Vries 24 februari 2014
Opstel datum
Data wijziging
Wat gewijzigd
Reden
20-08-2014
Divers
22-08-2014
Beheerstabel
Teksten van FdV en JB samengevoegd tot één lopend document Bila EL
11-09-2014
Divers
23-09-2014
Opbouw
01-10-2014
Opbouw
Feedback GHORmedewerkers Aansluiting oplegnotitie bestuur Feedback portefeuillehouder
07-10-2014
Divers
Feedback EL
Gewenste vaststelling door
Bestuurscommissie Veiligheid
Daadwerkelijke vaststelling door Revisiedatum
Relatie met andere processen
Verzendlijst (incl. namen)
Opleiden, Trainen en oefenen, planvorming, evenementen advisering, ketensamenwerking en operationele inzetten.
Opleidingsaspecten
Communicatie aspecten
N.v.t.
Voor keten-, zorg- en veiligheidspartners wordt een folder samengesteld waarin zij kunnen lezen wat de visie op zorgcontinuïteit hen op kan leveren.
Publicatie Website GHOR [adres] Extranet GHOR [vindplaats] O-schijf [locatie]
9. Projecten – project niet zelfredzamen
Anders, nl......................................
Visie op zorgcontinuïteit Auteur: JB en FdV
Versie 0.7 Status: definitief concept
Bureau GHOR Fryslân Pagina 2 van 11
Inhoudsopgave Inleiding Leeswijzer
4 5
1. 1.1 1.2 1.3
Uitgangspunten Inhoud zorgcontinuïteit Verantwoordelijkheden Multidisciplinaire context
6 6 6 6
2.1 2.2 2.3
Doelgroepen Zorgpartners Ketenpartners Stand van zaken
7 7 8 8
3.1 3.2
Uitvoering van de visie Rollen GHOR Invulling
8 8 9
4.1
Implementatie en financiële gevolgen Financiële gevolgen
2.
3.
4.
Visie op zorgcontinuïteit Auteur: JB en FdV
Versie 0.7 Status: definitief concept
11 11
Bureau GHOR Fryslân Pagina 3 van 11
Inleiding Zorgcontinuïteit gaat over het waarborgen van voldoende en verantwoorde zorg. De afgelopen jaren zijn er verschillende incidenten geweest die invloed hadden op de zorgvraag: de behoefte aan zorg van burgers, of een risico waren voor het zorgaanbod: zorg die geleverd wordt door een zorgaanbieder. Enkele voorbeelden:
Stroomstoring Servotel Haverstuk Drachten Zondag 5 december 2010 - Verzorgingstehuis Servotel aan de Haverstuk in Drachten heeft van zondagmiddag vijf uur tot 's avonds kwart over elf zonder stroom gezeten. De brandweer heeft met een aggregaat voor een noodoplossing gezorgd. Was dat niet gebeurd, dan zou de flat zijn ontruimd. BRON: lc.nl
Doden door brand psychiatrische instelling Rivierduinen Oegstgeest Zaterdag 12 maart 2011 - Twee bewoners van een psychiatrische instelling voor ouderen in Oegstgeest zijn zaterdagavond om het leven gekomen door een brand. Vier andere bewoners en een medewerker raakten gewond en zijn naar een ziekenhuis gebracht. BRON: volkskrant.nl
Natuurbrand Fochteloërveen Maandag 25 april 2011 - De brandweer heeft de brand in het Drentse natuurgebied Fochteloërveen onder controle. Ongeveer vijftig tot honderd hectare van het terrein bij Bovensmilde is ten prooi gevallen aan het vuur. BRON: NOS.nl Twee verpleeg- en verzorginstellingen (Stellinghaven en Rikkingahof) in Oosterwolde waren inmiddels door de brandweer gewaarschuwd om ramen en deuren gesloten te houden. Vanuit het RCC (Regionaal Coördinatie Centrum) in Leeuwarden heeft de GHOR informatie opgezocht over de contactgegevens en populatie van de instellingen. Daarnaast hield de GHOR contact met de crisiscoördinatoren van Stellinghaven en Rikkingahof en zijn de huisartsen geïnformeerd via Dokterswacht Friesland. BRON: ghorfryslan.nl
Norovirus Nieuw Toutenburg Vrijdag 9 november 2012 - In verpleeghuis Nieuw Toutenburg in Noardburgum heerst het norovirus. De ziekte is vorige week woensdag geconstateerd. Zestig bewoners en veertig personeelsleden zijn ziek geworden. Het norovirus heeft ernstige diarree en overgeven tot gevolg. Getroffen patiënten worden zo veel mogelijk afgezonderd van de rest om besmetting tegen te gaan. Activiteiten zijn afgelast en familie wordt aangeraden om niet op bezoek te komen tot in elk geval begin volgende week. Het ergste is achter de rug. Het aantal nieuwe ziektegevallen neemt niet meer toe. BRON: omropfryslan.nl
Waterlekkage ziekenhuis Nij Smellinghe Drachten Maandag 3 februari 2014 – Een waterleidinglek heeft ziekenhuis Nij Smellinghe in Drachten maandag ernstig ontregeld. Honderden patiënten werden afgebeld…Nij Smellinghe kocht massaal veel flesjes mineraalwater voor consumptie en emmers. Die laatste stonden met water naast een beperkt aantal toiletten… Vanwege legionella en andere bacteriën is al eerder besloten geen water uit de leiding rond het ziekenhuis te gebruiken. Het ziekenhuis gaat na de calamiteit geen noodreservoir aanleggen. BRON: Leeuwarder Courant
De start op het terrein van zorgcontinuïteit is in 2005 geweest bij de uitbraak van de vogelgriep. In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn in die periode verschillende landelijke draaiboeken gemaakt. Een onderdeel voor de GHOR daarin was het maken van afspraken met alle intramurale zorginstellingen (curatief en in de verpleeg- en verzorgingssector) over hun capaciteit tijdens een grieppandemie. In regio’s waarin deze afspraken niet tot stand kwamen, heeft de Inspectie Gezondheidszorg de betreffende GHOR-bureaus onder verscherpt toezicht geplaatst.
Visie op zorgcontinuïteit Auteur: JB en FdV
Versie 0.7 Status: definitief concept
Bureau GHOR Fryslân Pagina 4 van 11
De verwachting was dat als vervolg hierop zorgcontinuïteit als aparte paragraaf in de Wet Veiligheidsregio’s zou worden opgenomen. Het artikel (33) waarin hiernaar verwezen wordt, laat echter veel ruimte voor verschillende interpretaties. Om die reden is in 2013/2014 een landelijke visie zorgcontinuiteit opgesteld. De landelijke visie zorgcontinuïteit is mede opgesteld naar aanleiding van gesprekken met burgemeesters, Raden van Bestuur zorginstellingen en Directeuren Publieke gezondheidszorg. In de visie zijn tegelijk twee maatschappelijke ontwikkelingen verwerkt: • De ‘eigen kracht van de burgers’ staat steeds meer centraal, de overheid treedt meer terug. In de notitie Bevolkingszorg op Orde van het veiligheidsberaad staat letterlijk: ‘De overheid rekent erop dat de samenleving haar verantwoordelijkheid (ook) tijdens rampen en crisis neemt’ en ‘De overheid stemt haar bevolkingszorg af op de zelfredzaamheid van de samenleving’. Maar waar ligt de scheidslijn tussen zelfredzaam en niet zelfredzaam en wie is waarvoor verantwoordelijk? • De verschuiving ten aanzien van de AWBZ- en WMO-zorg. Vanuit het landelijk netwerk is geprobeerd de belangrijkste effecten in kaart te brengen: 1 - In de toekomst zullen meer niet zelfredzame mensen in de wijk ‘thuis’ wonen dan nu het geval is, verwachting is dat we (openbaar bestuur en GHOR) dit deel van de samenleving niet (goed) in beeld zullen krijgen. - In de toekomst zullen niet zelfredzame mensen vaak geclusterd bij elkaar wonen, zonder veiligheidsmaatregelen zoals we die kennen, zoals de afwezigheid van BHV. 2
In aansluiting op de landelijke visie voor het versterken van zorgcontinuïteit wordt met voorliggende notitie de koers voor Fryslân voor de komende beleidsperiode 2015-2018 (zie beleidsplan Crisisbeheersing 2015-2018) beschreven: de manier waarop de GHOR in de voorbereiding op een crisis een bijdrage kan leveren aan het risicobewustzijn van en de samenwerking tussen ketenpartners, zorgpartners en andere betrokkenen, zodat de samenleving tijdens en na een crisis verantwoorde zorg kan blijven ontvangen.
Leeswijzer In deze visie wordt ingegaan op de verschillende bedreigingen voor de zorgcontinuïteit, en op de voorbereidingen die mogelijk zijn om op die manier de effecten van een verstoring te beperken. In de eerste paragrafen wordt ingegaan op het bepalen en afbakenen van de inhoud en de bestaande wettelijke verantwoordelijkheden. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van de doelgroepen die betrokken zijn in zorgcontinuïteit en de stand van zaken op dit moment. In het laatste hoofdstuk worden zes taken van de GHOR toegelicht en wordt op hoofdlijnen beschreven op welke manier dit wordt ingevuld.
1
Deze mensen hebben bijvoorbeeld niet het vermogen om zichzelf te wassen, aan te kleden en te koken en/of het vermogen om sociaal te kunnen functioneren/participeren. 2 Herijking van de visie op zorgcontinuïteit, maart 2014, versie 2.0 door GHOR Nederland.
Visie op zorgcontinuïteit Auteur: JB en FdV
Versie 0.7 Status: definitief concept
Bureau GHOR Fryslân Pagina 5 van 11
1.
Uitgangspunten
1.1 Inhoud zorgcontinuïteit Onder zorgcontinuïteit worden de planvorming en handelingen verstaan die zorginstellingen verrichten ter voorbereiding op, tijdens en na crises om de zorg die zij leveren aan hun cliënten te continueren. Een calamiteit, ramp of crisis verloopt elke keer anders en er zijn veel verschillende oorzaken mogelijk. Het is onmogelijk om draaiboeken en plannen te ontwikkelen die op alle verschillende soorten calamiteiten, rampen en crises toepasbaar zijn. Elke situatie heeft echter, ongeacht het type of de omvang ervan, bepaalde gevolgen die vaak in combinatie met elkaar optreden. De praktijk wijst uit dat er zeven gevolgen van disbalans zijn waarmee een keten- of zorgpartner bij een calamiteit, ramp of crisis te maken kan krijgen: 1) Sluiten van (delen van) de locatie: bijvoorbeeld als gevolg van een brand. 2) Groot aanbod van cliënten: bijvoorbeeld als gevolg van evacuaties elders. 3) Verplaatsen van cliënten: bijvoorbeeld vervoerscapaciteit bij evacuatie van cliënten buiten het terrein van de instelling. 4) Tekort aan personeel: bijvoorbeeld als gevolg van een grieppandemie. 5) Uitval van nutsvoorzieningen, apparatuur en ICT-middelen: bijvoorbeeld als gevolg van een stroomstoring. 6) Logistieke stagnatie: bijvoorbeeld de levering van medicatie, voeding, materialen en middelen. 7) Uitbraak infectieziekte: bijvoorbeeld als gevolg van een griepepidemie.
1.2 Verantwoordelijkheden De eisen die gesteld worden aan de zorgsector in algemene zin en bij incidenten zijn terug te vinden in meerdere wetten: de Kwaliteitswet Zorginstellingen, de Wet toelating zorginstellingen (Wtzi), de Wet Publieke Gezondheid, de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg en de Wet Veiligheidsregio’s. Belangrijk uitgangspunt bij al deze wetgeving is dat de zorginstellingen en individuele beroepsbeoefenaren (zoals huisartsen) zelf verantwoordelijk zijn voor het verlenen en borgen van verantwoorde zorg, ook tijdens rampen, crises en incidenten. Ook zijn zij verantwoordelijk voor de voorbereiding daarop. De Wet Veiligheidsregio’s bepaalt ook de verantwoordelijkheid van de GHOR: de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening en de advisering van overheid en andere organisaties. GHOR Fryslân zorgt er dus voor dat de zorgorganisaties tijdens een crisis als een samenhangende zorgketen kunnen optreden om zo gezondheidsrisico’s voor burgers te voorkomen of beperken. Daarin is de GHOR de verbindende schakel tussen de zorgorganisaties, veiligheidsorganisaties en gemeente(n).
1.3 Multidisciplinaire context Naast de GHOR raken ook andere taken van de veiligheidsregio aan het onderwerp zorgcontinuïteit. In de eerste plaats gaat het daarin om brandveiligheid; zowel de preventieve maatregelen als de ontruiming van een locatie bij brand. Binnen Brandweer Fryslân is in dit kader het project ‘Geen Nood bij Brand’ gestart. In de tweede plaats is er aansluiting met enkele gemeentelijk processen zoals bijvoorbeeld opvang en verzorging en evacueren en ontruimen, dat in dergelijke situaties een veel specifiekere aanpak vraagt. Ook bij het adviseren en de uitvoering van (grote risicovolle) evenementen moet worden stilgestaan bij (regionale) zorgcontinuïteit. Daarbij gaat het onder andere om het voorkomen van een toeloop op zorginstellingen door inzet van geneeskundige hulpverlening op een evenemententerrein, bereikbaarheid van zorgverleners, of extra inzet binnen zorginstellingen.
Visie op zorgcontinuïteit Auteur: JB en FdV
Versie 0.7 Status: definitief concept
Bureau GHOR Fryslân Pagina 6 van 11
2.
Doelgroepen
Met de visie zorgcontinuïteit richten wij ons op alle ketenpartners en een groot deel van de zorgpartners. Om een beeld te schetsen is een digitaal onderzoek naar het aantal partners in Fryslân. In Frys3 lân zijn ongeveer 250 zorgpartners, waar intramurale cliënten verblijven. Bij zowel de keten- als zorgpartners vindt ook dagbehandeling plaats, dus overdag zijn er waarschijnlijk meer cliënten aanwezig dan ’s nachts.
2.1 Zorgpartners Zorgpartners zijn partners uit de zogenaamde “witte kolom”, deze partners hebben in principe geen rol in de uitvoering van één van de GHOR-processen, acute en publieke gezondheidszorg. De doelgroep van zorgpartners wordt als volgt omschreven: • Alle zorginstellingen waar intramurale cliënten verblijven die langer dan 24 uur medische en / of verpleegkundige zorg nodig hebben die niet uitgesteld kan worden. • Thuiszorgcliënten die specialistische zorg ontvangen onder de vlag van een zorgpartner en twee grote thuiszorginstellingen: Thuiszorg het Friese Land en de Friese Wouden. Thuiszorg Zuidwest Friesland valt reeds onder één van onze zorgpartners: Antonius Zorggroep. 4
2.1.1 Verpleeg- en verzorgingshuizen en hospice De ruim 100 verpleeg- en verzorgingshuizen zijn ondergebracht bij 11 koepelorganisaties, waarvan de meesten ook thuiszorg aanbieden. In het kader van de transities is de sector verpleeg- en verzorging erg in ontwikkeling, er is een ontwikkeling gaande naar zorg met verblijf en zorg met verblijf en behandeling. Naast verpleeg- en verzorgingshuizen zijn er in elk geval 6 hospice in Fryslân, waarvan twee vallen onder een koepelorganisatie van verpleeg- en verzorgingshuizen. 2.1.2 GGZ-instellingen Binnen de veiligheidsregio zijn 40 GGZ-locaties, waarvan 23 van één koepel. De GGZ heeft vanuit het verleden altijd al een actieve rol gehad in het proces psychosociale hulpverlening. De GGZ is gestart met het opstellen van een continuïteitsplan. 2.1.3 Jeugdhulpinstellingen De 26 jeugdzorglocaties waar jongeren in gezinshuizen of leefgroepen samen wonen is in het kader van zorgcontinuïteit vanuit de GHOR een nieuwe sector. Gelet op de ontwikkelingen in het kader van transities is deze sector volop in beweging. 2.1.4 Gehandicaptenzorg De veiligheidsregio telt 50 locaties voor gehandicaptenzorg waar cliënten 24-uur per dag verblijven en zorg ontvangen. De gehandicaptenzorg is een specifieke doelgroep die in kaart gebracht dient te worden. 2.1.5 Revalidatiecentra Binnen de veiligheidsregio zijn in elk geval 6 revalidatiecentra aanwezig waar revaliderende patiënten niet alleen zorg krijgen maar ook tijdelijk verblijven. 5 van deze centra vallen onder Revalidatie Friesland. 2.1.6 Thuiszorginstellingen Verder zijn er twaalf thuiszorgorganisaties (een aantal valt onder een verpleeg- of verzorgingshuis) met meer dan 50 zorgteams die in Fryslân zorg bieden aan cliënten die niet lang zonder zorg kunnen.
3 4
Cliënten die gedurende een onafgebroken verlijf van meer dan 24 uur gezondheidszorg geboden wordt in een zorginstelling. Zorginstellingen met verblijf en zorginstellingen met verblijf en behandeling.
Visie op zorgcontinuïteit Auteur: JB en FdV
Versie 0.7 Status: definitief concept
Bureau GHOR Fryslân Pagina 7 van 11
2.1.7 Klinieken Ook zijn er in Fryslân een aantal privé-klinieken voor medisch specialistische zorg. 2.2 Ketenpartners Ten aanzien van de ketenpartners (Ziekenhuizen, huisartsen, Regionale Ambulance Voorziening inclusief Meldkamer Ambulancezorg, Nederlandse Rode Kruis en GGD Fryslân) is vanuit het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) en vanuit de landelijke partijen al veel aandacht voor zorgcontinuïteit. Voor de ketenpartners zijn veelal handreikingen opgesteld, bijvoorbeeld voor een Ziekenhuis Rampenopvangplan (ZiROP), Huisartsen Rampenopvangplan (HaROP) etc, vanuit het rampenopvangplan wordt gewerkt naar een zorgcontinuïteitsplan. Tevens zijn er voor de verschillende ketenpartners convenanten opgesteld, overlegvormen en in het kader van vakbekwaamheid verschillende activiteiten rond opleiden, trainen en oefenen. Vanuit het verleden en uit de klassieke processen van de GHOR (spoedeisende medische hulpverlening, psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen en gezondheidsonderzoek na rampen) zijn ketenpartners directer betrokken bij de GHOR tijdens een opgeschaalde situatie. Na de invoering van de Wet Veiligheidsregio’s heeft de GHOR tijdens de opgeschaalde situatie zorg voor twee GHOR-processen namelijk acute en publieke gezondheidszorg.
2.3 Stand van zaken Hieronder een korte stand van zaken ten aanzien van zorgcontinuïteit: • Platformbijeenkomsten of overlegmomenten ketenpartners en de zorgpartner verpleeg- en verzorgingshuizen. • Vakbekwaamheid: uitvoeren van opleidingen, trainingen en oefeningen bij ketenpartners en zorgpartners verpleeg- en verzorgingshuizen en GGZ-instellingen. • Adviseur in het kader van planvorming. • Internetapplicatie GHOR4all wordt gevuld door de meeste verpleeg- en verzorgingshuizen.
3.
Uitvoering van de visie
In dit hoofdstuk wordt aan de hand van zes elementen beschreven wat de GHOR de komende vier jaar (2015-2018) kan betekenen voor keten- en zorgpartners en om bij te dragen aan de zorgcontinuïteit van de individuele partners. Op het gebied van zorgcontinuïteit kan de GHOR in samenwerking met keten- en zorgpartners, openbaar bestuur en veiligheidsorganisaties het volgende betekenen: 1. Verbindende schakel: verbindende schakel tussen keten- en zorgpartners, openbaar bestuur en veiligheidsorganisaties. 2. Loket: loket voor keten- en zorgpartners op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing. “Wij hebben verstand van zorg en zij van rampen”: zoals de zorgpartners aangeven. 3. Inzicht in de voorbereiding: het bestuur van de GHOR inzicht verschaffen in de mate van voorbereiding van keten- en zorgpartners. 4. Verantwoordelijkheidsverdeling: ondersteunen en faciliteren in de voorbereiding en vangnet tijdens een incident. 5. Kennen en gekend worden: de GHOR kan keten- en zorgpartners, openbaar bestuur en veiligheidsorganisaties met elkaar in contact brengen, daarnaast zoekt de GHOR actief contact met keten- en zorgpartners. 6. Plannen op maat: ondersteunen en faciliteren bij planvorming.
3.1
Rollen GHOR
3.1.1 Verbindende schakel GHOR Fryslân zorgt er voor dat de zorgorganisaties tijdens een crisis als een samenhangende zorgketen kunnen optreden. De GHOR houdt zich bezig met de randvoorwaarden die in de voorbereiding op een ramp of crisis voor de geneeskundige hulpverlening (acute en publieke gezondheidszorg) no-
Visie op zorgcontinuïteit Auteur: JB en FdV
Versie 0.7 Status: definitief concept
Bureau GHOR Fryslân Pagina 8 van 11
dig zijn en is daarin de verbindende schakel tussen de keten- en zorgpartners, veiligheidsorganisaties en het openbaar bestuur. 3.1.2 Loket De GHOR ziet het als haar taak om hét kennis- en expertisecentrum te zijn voor keten- en zorgpartners als het gaat om rampenbestrijding en crisisbeheersing. Operationele functies als Algemeen commandant Geneeskundige zorg en het hoofd Actiecentrum zijn keten- en zorgpartners zowel in de adviserende en ondersteunende rol van dienst, in de voorbereiding op en tijdens een incident. 3.1.3 Inzicht in voorbereiding keten- en zorgpartners In de memorie van toelichting van de Wet Veiligheidsregio’s is aangegeven dat de Directeur Publieke Gezondheidszorg periodiek het bestuur van de veiligheidsregio op de hoogte stelt van de mate van voorbereiding van de (zorg)instellingen. De GHOR verzorgt deze monitoring en kijkt hiervoor naar de mate van voorbereiding van (bekende) keten- en zorgpartners op het gebied van zorgcontinuïteit, evaluaties van incidenten, vakbekwaamheid GHOR-functionarissen, planvorming en risico’s. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van: • Evaluaties van operationele inzetten (en relevante oefeningen) • Jaarlijks overzicht van voorbereidingen binnen de zorgsector • GHOR4all: van de keten- en zorgpartners die hier in staan, zijn de NAW-gegevens van de locaties bekend en deze partners zetten in GHOR4all hun mate van voorbereiding op basis van de 7 disbalansen 3.1.4 Verantwoordelijkheidsverdeling De GHOR, de burgemeester en de RvB van keten- en zorgpartners hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheid. De burgemeester wordt geïnformeerd over de gang van zaken en kan naar eigen bevinden ingrijpen. De GHOR heeft een taak in de voorbereiding en fungeert als laatste vangnet voor keten- en zorgpartners. Voorop staat dat elke organisatie/instelling haar eigen verantwoordelijkheid heeft. Toch kunnen de verschillende processen in de rampenbestrijding en crisisbeheersing, waarbij verschillende partners verantwoordelijk zijn, elkaar beïnvloeden. De GHOR ziet het als haar taak om dit in kaart te brengen en waar nodig partners samen te brengen om processen te optimaliseren. 3.1.5 Kennen en gekend worden De rampenbestrijding en zorgcontinuïteit, en de voorbereiding daarop, wordt sterk positief beïnvloed wanneer je elkaar kent. 3.1.6 Plannen op maat De keten- of zorgpartner maakt een zorgcontinuïteitsplan-op-maat voor de eigen instellingen. De GHOR stelt hiervoor het model met de 7-disbalansen beschikbaar en geeft gevraagd advies.
3.2
Invulling
3.2.1 GHOR-netwerk veiligheidspartners Zowel in de voorbereidende fase als tijdens een inzet is de GHOR de verbindende schakel tussen veiligheidspartners en keten- en zorgpartners. Zowel voor de partners als ook voor de medewerkers GHOR is het belangrijk om elkaar te kennen. Daarnaast is het van belang de schakel met veiligheidspartners goed in het oog te houden. Vooral nu, in een tijd dat de zorginstellingen zoekende zijn naar een nieuwe identiteit door de transities van verschillende wetten en de gevolgen hiervan. 3.2.2 Operationele inzetten Gedurende operationele inzetten is een van de aandachtsgebieden vanuit het actiecentrum GHOR de keten- en zorgpartners. Tijdens de operationele inzet zal er waar nodig contact zijn met de partners om in gezamenlijkheid het incident, de ramp of de crisis op een gedegen wijze tot een goed einde te
Visie op zorgcontinuïteit Auteur: JB en FdV
Versie 0.7 Status: definitief concept
Bureau GHOR Fryslân Pagina 9 van 11
brengen. Tevens zoekt de GHOR (Algemeen commandant Geneeskundige zorg) bij een in- en extern incident actief contact met keten- en zorgpartners om hulp aan te bieden en weten keten- en zorgpartners hoe ze de GHOR kunnen bereiken. 3.2.3 Faciliteren van OTO-activiteiten Incidenten, rampen en crisis komen niet veel voor, om voorbereid te zijn op een mogelijke crisis is het uitvoeren van opleidings-, trainings- en oefenactiviteiten belangrijk. De GHOR kan hierin de keten- en zorgpartners faciliteren, door het (samen) organiseren van OTO-activiteiten of het hiervoor inhuren van derden. 3.2.4 Advisering OTO en planvorming De adviserende rol van de GHOR krijgt vorm door het meedenken bij het opstellen van het OTOprogramma van een zorginstelling en het ondersteunen en adviseren bij planvorming. Hierbij dient aangemerkt te worden dat de GHOR geen toetsende rol heeft. Die rol is toebedeeld aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De GHOR geeft ook geen keurmerk af over de zorgcontinuïteitsplannen. 3.2.5 Platformbijeenkomsten Voor de ziekenhuizen, de huisartsen en RAV Fryslân wordt vier keer per jaar een platformbijeenkomst georganiseerd, waarbij uitwisseling op het gebied van opgeschaalde zorg centraal staat. Hier komen onder andere meegemaakte incidenten, uitkomsten van oefeningen en voorbereiding qua planvorming aan de orde. Ook voor verpleeg- en verzorgingshuizen zijn overlegmomenten ingepland. Tijdens dit platform staan altijd enkele thema’s centraal zoals planvorming, OTO-activiteiten en incidenten. 3.2.6 Sociaal digitaal platform Om onder andere ontwikkelingen, voorbeelden van planvorming en jaarplannen vakbekwaamheid te delen wordt binnen Veiligheidsregio Fryslân een sociaal digitaal platform ontwikkeld. Het digitaal platform zal ook een interactief component hebben in de vorm van forum waar vragen gesteld en beantwoord kunnen worden door keten- en zorgpartners en de GHOR. 3.2.7 Themabijeenkomsten Zoals aangegeven wordt er bij keten- en zorgpartners uitgegaan van de 7 disbalansen. Hoewel de aanpak per keten- of zorgpartners verschillend kan zijn, zijn er ook vele overeenkomsten. Als netwerkpartij organiseert de GHOR daarom themabijeenkomsten voor keten-, zorg- en veiligheidspartners. Naast de themabijeenkomsten zijn er voor enkele keten- en zorgpartners platformbijeenkomsten (zie 3.2.5). 3.2.8 Werkbezoek De GHOR gaat partners actief opzoeken en met elkaar in gesprek brengen met als doel verschillende processen, zienswijzen en dergelijke bespreekbaar te maken. Zodat verwachtingen en verantwoordelijkheden met betrekking tot de verschillende processen over en weer helder zijn/worden. 3.2.9 Format zorgcontinuïteitsplan 5 De GHOR stelt de handleiding zorgcontinuïteit en crisisbeheersing beschikbaar, waarin de 7 disbalansen centraal staan. Deze handleiding is met het Acute Zorg Netwerk Noord Nederland en de drie noordelijke GHOR-bureaus van Groningen, Drenthe en Fryslân opgesteld. 3.2.10 GHOR4all GHOR4all is een internetapplicatie die gegevens als de bereikbaarheid van contactpersonen, aantal bewoners en de mate van mobiliteit van bewoners inzichtelijk maakt/krijgt. Doel is om de komende vier jaar naast verpleeg- en verzorgingshuizen ook de NAW-gegevens, bereikbaarheidgegevens, voorbereiding op de 7 disbalansen, aantal bewoners en waar nodig de mate van mobiliteit van bewoners inzichtelijk te krijgen in GHOR4all van de in hoofdstuk 2 genoemde zorgpartners. 5
Vanuit het netwerk zorgcontinuïteit wordt voor de doorontwikkeling van het huidige landelijke format (gebaseerd op de leidraad COBRA van Groningen) een voorstel gedaan.
Visie op zorgcontinuïteit Auteur: JB en FdV
Versie 0.7 Status: definitief concept
Bureau GHOR Fryslân Pagina 10 van 11
4.
Implementatie en financiële gevolgen
Voor de implementatie van de Friese visie zorgcontinuïteit worden de volgende acties voorgesteld: 1. Begin 2015 organiseert de GHOR een startbijeenkomst zodat behoefte en verwachtingen bij keten-, zorg- en veiligheidspartners over en weer duidelijk zijn. Op deze manier is het vertrekpunt en de stip op de horizon voor iedereen gelijk. 2. Opstellen van een meerjarenplanning voor het implementeren van deze visie op zorgcontinuïteit. 3. Ontwikkelen van een factsheet over zorgcontinuïteit voor keten-, zorg- en veiligheidspartners; hierin wordt helder wat deze visie op zorgcontinuïteit in het perspectief van deze partners betekent. 4. Organiseren van themabijeenkomsten voor onze keten-, zorg- en veiligheidspartners op basis van bij de startbijeenkomst geïnventariseerde behoefte.
4.1 Financiële gevolgen De uitvoering van de hiervoor genoemde activiteiten brengt geen financiële consequenties met zich mee. Binnen de huidige formatie en budgetten van de GHOR kunnen de werkzaamheden opgevangen worden. Voor het ondersteunen van de informatie voor de regionale zorgcontinuïteit (zoals bereikbaarheidsgegevens, aantal patiënten) is landelijk de webapplicatie GHOR4all ontwikkeld. De GHOR beschikt reeds over deze applicatie.
Visie op zorgcontinuïteit Auteur: JB en FdV
Versie 0.7 Status: definitief concept
Bureau GHOR Fryslân Pagina 11 van 11
OPLEGNOTITIE
Voorstel ter behandeling in
de vergadering van de Bestuurscommissie Veiligheid
Datum
27 november 2014
Onderwerp
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële Veiligheid
Bijlage ten behoeve van
agendapunt 7
Portefeuillehouder
H. Apotheker
Opsteller
H. Blokker
Telefoon E-mail
Bijlage(n) 1. Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële Veiligheid 2014-2018 2. Verschillen oude en nieuwe handhavingsbeleid
Beslispunten 1. Het Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële Veiligheid 2014-2018 vast te stellen. 2. De optie “Actieve openbaarmaking handhavingsbesluiten” niet over te nemen.
Inleiding De Veiligheidsregio Fryslân heeft wettelijke verantwoordelijkheden op het gebied van industriële veiligheid. Deze verplichtingen betreffen onder andere het uitvoeren van toezicht en het handhaven van verplichtingen die zijn gesteld in de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) en het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo). Middels het handhavingsbeleid wordt vastgelegd hoe invulling wordt gegeven aan het toezicht en de handhaving van het Brzo en de Wvr (waaronder het toezicht op de bedrijfsbrandweren). Gezien het belang om de majeure risicobedrijven op uniforme wijze daadkrachtig te benaderen wordt landelijk gevraagd om het “Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële Veiligheid 2014-2018” ongewijzigd vast te stellen. In het landelijke model beleid is paragraaf 5.3 “Actieve openbaarmaking handhavingsbesluiten” als optioneel opgenomen. Deze optie (zgn. naming and shaming) wordt niet overgenomen. Hier is voor gekozen, omdat de stukken in beginsel al openbaar zijn. Daarnaast vinden wij het niet passen in onze aanpak, waarbij wij staan voor een goede verstandshouding met de bedrijven in onze regio. Daarnaast heeft Veiligheidsregio Groningen deze optie ook laten vervallen en is het voor de eenduidigheid in Brzo regio Noord van belang om hierin één lijn te trekken. Met de inwerkingtreding van dit handhavingsbeleid vervalt het huidige vastgestelde handhavingsbeleid, zoals vastgesteld door het bestuur op 28 september 2011 (de Nota ‘Toezicht en handhavingsbeleid Industriële veiligheid’ Veiligheidsregio Fryslân).
Pagina 1 van 3
Beleidsmatige context Het “Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële Veiligheid 2014-2018” is een landelijk model wat specifiek bestemd is voor de veiligheidsregio’s. Het model is gebaseerd op de “landelijke handhavingsstrategie Brzo” welke is afgestemd met alle betrokken ministeries, inspectiepartners en stakeholders. In 2013 hebben de Raad van Regionaal Commandanten (juni 2013) en het Veiligheidsberaad (december 2013) ingestemd met de landelijke strategie. In april 2014 hebben de 6 coördinerend Brzo-VR directeuren ingestemd met het beleid. Het voorliggende geactualiseerde handhavingsbeleid is landelijk juridisch getoetst. Het beleid geeft aanleiding tot het stringenter toepassen van de wettelijke bevoegdheden. De mogelijkheid bestaat dat er meer handhavingacties zullen plaatsvinden. De verwachting is dat dit bij de huidige werkwijze met de bestaande middelen kan worden opgevangen. De belangrijkste verschillen tussen het oude en het nieuwe beleid zijn opgenomen in bijlage 2. Uitvoering van de inspecties vindt door Veiligheidsregio Groningen plaats middels een dienstverleningsoverkomst (ingangsdatum 1 januari 2012). Door de samenwerking met de genoemde veiligheidsregio voldoet de Veiligheidsregio Fryslân aan de maatlaat Brzo. In de Veiligheidsregio Groningen wordt het voorliggende beleid naar verwachting ook ongewijzigd vastgesteld. Er is een landelijke bezwaarschriften commissie van het LEC Brzo opgericht waar we gebruik van kunnen maken bij behandeling van specifieke BRZO gerelateerde bezwaarschriften. Indien nodig zal hier gebruik van worden gemaakt bij de uitvoering. In Friesland zijn op dit moment 9 Brzo bedrijven. In onderstaande tabel zijn de bedrijven weergegeven. Bedrijf Avek
Plaats Surhuisterveen
Gemeente Achtkarspelen
BASF Nederland B.V. Locatie Nijehaske
Nijehaske
Heerenveen
Bosma Transport en Opslag B.V.
Nijehaske
Heerenveen
Bunker Service Harlingen B.V.
Harlingen
Harlingen
Gascentrum Noord Nederland
Grou
Leeuwarden
MoTip Dupli bv
Wolvega
Weststelling-werf
Noord Nederlandse Tankopslag
Sneek
Súdwest-Fryslân
NV Nederlandse Gasunie Aldeboarn
Aldeboarn
Boarnsterhim
Van Gansewinkel Nederland B.V.
Drachten
Smallingerland
Beoogd effect/resultaat -
Majeure risicobedrijven op uniforme wijze daadkrachtig te benaderen (landelijk één beleid). Duidelijkheid en transparantie over de uit te voeren taken.
Argumenten voor 1. Landelijk voor alle veiligheidsregio’s één handhavingsbeleid; 2. Eenduidigheid binnen Brzo Noord; 3. De majeure risicobedrijven op uniforme wijze daadkrachtig benaderen.
Kanttekeningen/risico’s De mogelijkheid bestaat dat er meer handhavingacties zullen plaatsvinden. De verwachting is dat dit bij de huidige werkwijze met de bestaande middelen kan worden opgevangen.
Pagina 2 van 3
Na besluitvorming: Akkoord met voorstel Akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Niet akkoord met voorstel met aantekening: [Vul hier de aantekening(en) in]
Origineel in archief Kopie naar ambtelijk aanspreekpunt
Paraaf secretaris:
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s
Industriële veiligheid 2014 - 2018
Geaccordeerd door de coördinerend Brzo-directeuren veiligheidsregio’s
Colofon
Landelijk Expertise Centrum BrandweerBRZO
[email protected] www.brandweerbrzo.nl
Versie
: 1.0
Datum
: 3 april 2013
Geaccordeerd door: Coördinerend Brzo-directeuren veiligheidsregio’s d.d. …….
Voorwoord Sinds 1 oktober 2010 hebben de veiligheidsregio’s een aantal wettelijke taken en bevoegdheden op het gebied van industriële veiligheid. Naast het aanwijzen van inrichtingen die over een bedrijfsbrandweer moeten beschikken hebben deze taken en bevoegdheden betrekking op het houden van toezicht op de naleving van wettelijke verplichtingen en het zonodig sanctioneren van geconstateerde overtredingen. De wettelijke verplichtingen waar het om gaat staan in het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo), artikel 31 van de Wet veiligheidsregio’s en hoofdstuk 7 van het Besluit veiligheidsregio’s. Vóór de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s voerde de brandweer deze taken uit in opdracht van gemeenten, die toen verantwoordelijk en bevoegd waren voor de uitvoering. Toezicht en handhaving genieten de afgelopen jaren een brede belangstelling. Na het incident bij Chemie-Pack Moerdijk in 2011 en de problemen bij Odfjell Terminals Rotterdam in 2012/2013 is de roep van de politiek en de maatschappij om strikter toezicht en strengere handhaving steeds sterker geworden. Uit diverse rapportages, waaronder de rapporten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, blijkt dat er nog veel valt te verbeteren in het toezicht op risicovolle bedrijven. Sinds begin 2007 is het Landelijk Expertisecentrum BrandweerBRZO (LEC) actief. Het LEC, dat een samenwerkingsverband is tussen Infopunt Veiligheid van het IFV en de Veiligheidsregio RotterdamRijnmond (VRR), ondersteunt veiligheidsregio’s bij de uitvoering van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 en artikel 31 van de Wet veiligheidsregio’s (bedrijfsbrandweren). Dit doet het LEC door kennis te bundelen en toegankelijk te maken. In 2008 heeft het LEC een aantal producten ontwikkeld waarvan veiligheidsregio’s gebruik kunnen maken. Een van deze producten is een model nota handhavingsbeleid voor industriële veiligheid. Door verschillende ontwikkelingen, zoals veranderde wetgeving, het vaststellen van een landelijke handhavingsstrategie Brzo door het LAT RB en het politieke debat over toezicht en handhaving naar aanleiding van de hiervoor reeds gememoreerde affaires, is herziening van het model noodzakelijk. Ook om een andere reden heeft het LEC geconcludeerd dat het model niet meer voldoet. Gebleken is namelijk dat veiligheidsregio’s het model uit 2008 op verschillende wijzen hebben toegepast. Dit bevordert niet de uniformiteit in optreden en leidt daardoor niet tot een ‘level playing field’ voor bedrijven. Tot slot kan worden opgemerkt dat de veiligheidsregio’s de aanbevelingen van de Onderzoeksraad ter harte nemen en de nodige verbeteringen willen doorvoeren in de handhaving. In 2013 heeft een projectteam bestaande uit coördinatoren van BrandweerBRZO-regio’s in opdracht van het LEC het onderhavige beleidsdocument opgesteld. Dit handhavingsbeleid biedt een uniform en consistent kader waarbinnen de veiligheidsregio’s invulling geven aan hun toezichthoudende en handhavende taken. De besturen van de veiligheidsregio’s houden zich aan dit document dat de basis vormt voor de handhaving van de verplichtingen van het Brzo, artikel 31 van de Wet veiligheidsregio’s en hoofdstuk 7 van het Besluit veiligheidsregio’s.
Voorzitter coördinerend Brzo-directeuren veiligheidsregio’s
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
2
Inhoud 1 2
3
Inleiding............................................................................................................................ 4 Wettelijk kader industriële veiligheid ..................................................................................... 7 2.1
Wettelijke grondslag .................................................................................................... 7
2.2
Reikwijdte .................................................................................................................. 8
2.3
Te handhaven verplichtingen ......................................................................................... 9
2.4
Advisering en signaleringstoezicht .................................................................................10
Toezichtstrategie ...............................................................................................................11 3.1
4
5
Toezicht op eisen bedrijfsbrandweeraanwijzing................................................................11
3.1.1
Opleveringscontrole ..............................................................................................11
3.1.2
Reguliere controle ................................................................................................11
3.1.3
Toezicht op de geoefendheid bedrijfsbrandweer ........................................................12
3.2
Toezicht op eisen Brzo .................................................................................................12
3.3
Signaaltoezicht ...........................................................................................................13
3.4
Incidenten, klachten en meldingen ................................................................................13
Sanctiestrategie ................................................................................................................14 4.1
Ernstige overtredingen en niet-ernstige overtredingen......................................................14
4.2
In te zetten handhavingsmiddelen .................................................................................14
4.3
Strafrechtelijke aanpak................................................................................................18
Organisatie.......................................................................................................................21 5.1
Organisatorische aspecten ...........................................................................................21
5.2
Monitoring en rapportage .............................................................................................21
5.3
Actieve openbaarmaking handhavingsbesluiten (optioneel) ...............................................22
5.4
Samenwerking met andere organisaties .........................................................................22
Bijlage 1: Handhavingsmogelijkheden Brzo..................................................................................23 Bijlage 3: Afwegingskader voor keuze bestuursdwang of dwangsom................................................33
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
3
1
Inleiding
De veiligheidsregio’s hebben wettelijke taken en verantwoordelijkheden op het gebied van industriële veiligheid. Deze betreffen onder andere het uitvoeren van toezicht op en handhaving van de verplichtingen die zijn gesteld op grond van de Wet veiligheidsregio's (Wvr) en het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo). Ten aanzien van het Brzo hebben ook het bevoegd gezag Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Inspectie SZW toezichts- en handhavingstaken. Doel Met dit document leggen de besturen van de veiligheidsregio’s beleid vast voor de handhaving van de artikelen 31 en 48 van de Wvr en de artikelen van het Brzo die een nadere uitwerking geven aan artikel 1 48 Wvr . Dit handhavingsbeleid bestaat uit een toezicht- en een sanctiestrategie. De toezichtstrategie geeft aan hoe de veiligheidsregio’s invulling geven aan hun toezichthoudende taak. Uit de sanctiestrategie volgt hoe de besturen van de veiligheidsregio’s reageren op een geconstateerde overtreding. Dit handhavingsbeleid biedt de basis voor het maken van transparante keuzes en het stellen van prioriteiten, zodat adequaat met de handhavingstaak kan worden omgegaan. Met handhaving willen de veiligheidsregio’s bereiken dat de naleving van wet- en regelgeving op het gebied van industriële veiligheid wordt bevorderd. Achterliggend doel is beheersing van de risico’s die samenhangen met activiteiten binnen risicovolle bedrijven. Bedrijven dragen de primaire verantwoordelijkheid voor de interne en externe veiligheid en moeten ervoor zorgen dat ze hun bedrijfsprocessen beheersen. Om dat te realiseren zullen bedrijven de maatregelen moeten treffen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan te beperken. Het handhavend optreden van de veiligheidsregio’s is gericht op het bevestigen van die verantwoordelijkheid. Met het beschikbare instrumentarium zullen de veiligheidsregio’s ervoor zorgdragen dat de risicovolle bedrijven hun verantwoordelijkheid waar maken. Toepassing van handhavingsinstrumenten is daarbij van wezenlijk belang. Niet alleen voor de geloofwaardigheid van de overheid en van de regels die zij stelt, maar ook vanwege het gegeven dat handhaving een essentieel onderdeel vormt van succesvol veiligheidsbeleid. De veiligheidsregio’s staan een eenduidige en stringente handhaving na die is gericht op het zo volledig mogelijk naleven van de verplichtingen van artikel 48 van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) en het Brzo alsmede artikel 31 van de Wvr en hoofdstuk 7 van het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr). Aanleiding Er zijn verschillende redenen geweest om dit handhavingsbeleid op te stellen. Op de eerste plaats kan worden genoemd de door de LAT-RB opgestelde handhavingstrategie (Landelijke Handhavingstrategie Brzo 1999: 2013). LAT-RB staat voor Landelijke Aanpak Toezicht Risicobeheersing Bedrijven. In de LATRB zijn de drie handhavingspartners vertegenwoordigd. Deze handhavingstrategie betreft een aanvulling op de Brzo Werkwijzer met uniforme procedures en werkwijzen voor handhaving en een handhavingstrategie. Het is de bedoeling dat de handhavingspartners zich committeren aan toepassing van deze strategie door dit vast te leggen in de bestuurlijke inspectieprogramma’s en aanvullend waar nodig in het eigen toezichts- en handhavingsbeleid. De Landelijke Handhavingstrategie is voor het uitwerken van dit handhavingsbeleid een belangrijk uitgangspunt geweest. Op de tweede plaats is de wens van de politiek en de maatschappij om scherper en meer uniform toezicht een belangrijke drijfveer
1
Artikel 31 betreft de aanwijzing van inrichtingen die over een bedrijfsbrandweer moeten beschikken en artikel 48 bevat de verplichting om veiligheidstechnische gegevens te verschaffen die het bestuur van de veiligheidsregio nodig heeft voor de voorbereiding van de rampenbestrijding.
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
4
geweest voor het opstellen van dit handhavingsbeleid. Het ernstige incident bij Chemie-Pack en de problemen rondom de handhaving bij Odfjell Terminals Rotterdam vormden hiervoor de opmaat.
Het opstellen van handhavingsbeleid is bovendien steeds minder een vrijblijvende aangelegenheid geworden. Voor de handhaving van de omgevingswetgeving zijn in het Besluit omgevingsrecht bijvoorbeeld (kwaliteits)eisen opgenomen waaraan de handhaving dient te voldoen. Kort gezegd houden deze eisen in dat het bevoegd gezag (provincie of gemeente) handhavingsbeleid moet vaststellen, dit moet afstemmen met de handhavingspartners (waaronder de veiligheidsregio) en organisatorische maatregelen moet treffen om de uitvoering van het beleid te waarborgen. Volgens het Besluit omgevingsrecht moet in het handhavingsbeleid, dat is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich met betrekking tot de naleving kunnen voordoen, gemotiveerd worden aangegeven welke doelen het bevoegd gezag zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren. Regelmatig moet worden bezien of het beleid moet worden aangepast, bijvoorbeeld naar aanleiding van de evaluatie van het uitvoeringsprogramma dat ieder jaar moet worden opgesteld ter uitwerking van het handhavingsbeleid. Verder is bepaald dat het beleid inzicht moet geven in de prioriteiten die het bevoegd gezag stelt met betrekking tot de handhavingsactiviteiten. In het Besluit omgevingsrecht is ook bepaald dat het handhavingsbeleid moet bestaan uit zowel een toezichtstrategie als een sanctiestrategie. Hoewel het Besluit omgevingsrecht niet van toepassing is op veiligheidsregio’s vormen de kwaliteitseisen uit dat besluit wel voor dit handhavingsbeleid een belangrijk uitgangspunt. Een handhavingspartner van de veiligheidsregio’s (bevoegd gezag Wabo) moet er namelijk ook aan voldoen. Bovendien past het binnen het kwaliteitszorgsysteem dat de veiligheidsregio’s op grond van artikel 23 Wvr moeten hanteren. Tot slot kunnen de veiligheidsregio’s niet achterblijven bij de handhavingspartners. Provincies en de Inspectie SZW hebben immers op het gebied van het Brzo ook handhavingsbeleid vastgesteld.2 De veiligheidsregio’s willen invulling geven aan hun eigen rol en verantwoordelijkheid voor de handhaving. De veiligheidsregio’s streven een verdere professionalisering na van de uitvoering van hun handhavingstaken. Naast het vaststellen van handhavingsbeleid gaat het daarbij om een kwalitatief hoogwaardige uitvoering. Wie doet wat Het houden van toezicht wordt uitgevoerd door toezichthouders in dienst van de veiligheidsregio’s. Dat zijn ambtenaren (inspectiemedewerkers) die door de besturen van de veiligheidsregio’s op grond van artikel 61 van de Wvr zijn aangewezen als toezichthouders. De aangewezen toezichthouders kunnen bij de uitoefening van hun taken gebruik maken van de toezichthoudende bevoegdheden die de Algemene wet bestuursrecht (in titel 5.2) aan hen toekent. Het opmaken van proces-verbaal naar aanleiding van een geconstateerd strafbaar feit geschiedt door buitengewone opsporingsambtenaren. Op basis van het proces-verbaal besluit de officier van justitie om al dan niet tot vervolging van de verdachte over te gaan (zie verder over de strafrechtelijke handhaving paragraaf 4.3). Het naar aanleiding van een geconstateerde overtreding vaststellen op welke wijze daarop wordt gereageerd geschiedt door het management van een veiligheidsregio. Daarbij dient het onderhavige handhavingsbeleid als leidraad. Het opleggen van een bestuurlijke sanctie geschiedt door het bestuur van de veiligheidsregio waarbinnen de desbetreffende inrichting is gelegen op grond van artikel 48, tweede lid van de Wvr
2
Zie bijvoorbeeld: Handhavingsbeleid Brzo99 en ARIE, 1 februari 2012 (Inspectie SZW).
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
5
(bevel tot niet in werking stellen of houden van een inrichting), artikel 63 van de Wvr (last onder bestuursdwang) of artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht (last onder dwangsom). Afbakening Dit beleid is beperkt tot de handhaving van de verplichtingen waarvoor het bestuur van de veiligheidsregio handhavingsbevoegd is. Bij handhaving gaat het om: −
houden van toezicht (controleren/inspecteren);
−
(dreigen met) toepassing van bestuurlijke sancties.
Het volgende hoofdstuk bevat een beschrijving van de wettelijke verplichtingen ten aanzien waarvan de veiligheidsregio’s toezichthoudende en handhavende bevoegdheden hebben. Overtredingen van een aantal artikelen van het Brzo en van de verplichtingen met betrekking tot bedrijfsbrandweren kan de veiligheidsregio niet alleen bestuurlijk maar ook strafrechtelijk handhaven. In paragraaf 4.3 wordt nader in gegaan op de strafrechtelijke handhaving. Jaarlijks uitvoeringsprogramma De veiligheidsregio’s werken dit handhavingsbeleid jaarlijks uit in een uitvoeringsprogramma waarin wordt aangegeven welke activiteiten de veiligheidsregio’s in dat komende jaar uitvoeren. Daarbij houden de veiligheidsregio’s rekening met de in dit document gestelde doelen en prioriteiten. De uitvoeringsprogramma’s worden afgestemd met de Regionale Uitvoeringsdiensten die zich bezighouden met het Brzo (Brzo-RUD’s) en de Inspectie SZW. Het uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks geëvalueerd om vast te stellen of de in het uitvoeringsprogramma opgenomen activiteiten zijn uitgevoerd en of deze activiteiten hebben bijgedragen aan het bereiken van de in dit document gestelde doelen. Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft een algemene beschrijving van de relevante wet- en regelgeving. Daarbij gaat het om de wettelijke verplichtingen waaraan bedrijven moeten voldoen en waarop het toezicht en de handhaving van de veiligheidsregio’s zich richten. Hoofdstuk 3 en 4 bevatten de toezicht- en sanctiestrategie die door de veiligheidsregio’s worden toegepast. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de organisatorische aspecten.
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
6
2 2.1
Wettelijk kader industriële veiligheid Wettelijke grondslag
De bevoegdheden voor toezicht en handhaving zijn gegeven in de artikelen 48, 61 en 63 van de Wvr. Op grond van artikel 48 Wvr geldt de verplichting veiligheidstechnische gegevens die nodig zijn voor een adequate voorbereiding van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing, te verstrekken aan het bestuur van de veiligheidsregio. Deze algemene verplichting is nader uitgewerkt in de artikelen 5, tweede, derde en vierde lid, 6, 7, derde lid, 10, eerste lid, 13, 14, 16, vijfde lid, 21, 22, eerste en tweede lid, van het Brzo. Toezicht op de naleving In artikel 61 Wvr is bepaald dat met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens artikel 31 en 48 3 bepaalde zijn belast de door het bestuur van de veiligheidsregio aangewezen ambtenaren . Voor zover het verplichtingen betreft van artikel 31 Wvr en hoofdstuk 7 van het Bvr zijn deze toezichthouders bevoegd ten aanzien van alle inrichtingen die kunnen worden aangewezen als bedrijfsbrandweerplichtig. Als het gaat om de verplichtingen van artikel 48 en het Brzo dan zijn de toezichthouders alleen bevoegd ten aanzien van inrichtingen waarvoor een veiligheidsrapport moet worden opgesteld (VR-plichtige 4 inrichtingen). Handhaving Artikel 63 Wvr bepaalt dat het bestuur van de veiligheidsregio bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens artikel 31 van de Wvr (bedrijfsbrandweren) en artikel 48 van de Wvr (inclusief Brzo). In plaats van een last onder bestuursdwang kan het bestuur van de veiligheidsregio een last onder dwangsom opleggen (artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht). De handhavingsbevoegdheid ten aanzien van artikel 48 (inclusief Brzo) is beperkt tot inrichtingen waarvoor een rampbestrijdingsplan moet worden opgesteld. Dat betreffen de VR-plichtige inrichtingen. In artikel 63 Wvr is verder aangegeven dat onder de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen mede de bevoegdheid behoort om een inrichting stil te leggen, gedeeltelijk buiten werking te stellen of te verzegelen dan wel het verzegelen of verwijderen van hetgeen zich in de inrichting bevindt. Bevel tot niet in werking stellen of houden Een bijzondere handhavingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 48, tweede lid Wvr waarin is bepaald dat het bestuur van de veiligheidsregio kan bevelen dat een inrichting waarvoor een rampbestrijdingsplan moet worden opgesteld (VR-plichtige inrichtingen) niet in werking gesteld of gehouden wordt, indien degene die de inrichting in werking zal hebben of heeft, niet aan de verplichting tot informatieverschaffing van het eerste lid heeft voldaan. Omdat de aan het begin van deze paragraaf genoemde artikelen van het Brzo mede zijn gebaseerd op artikel 48 Wvr kan het bevel van het tweede lid van dat artikel ook worden opgelegd als niet is voldaan aan de informatieverplichting van een van die artikelen van het Brzo. Als in een veiligheidsrapport gegevens en beschrijvingen ontbreken die het bestuur van de veiligheidsregio nodig heeft ter voorbereiding van de rampenbestrijding is het bijvoorbeeld mogelijk een bevel uit te vaardigen op grond waarvan de inrichting niet meer in werking
3
Het besluit waarmee de ambtenaren worden aangewezen moet volgens artikel 61 Wvr worden gepubliceerd in de Staatscourant. 4 Uit artikel 61 en artikel 17 van de Wvr vloeit namelijk voort dat de toezichthouders voor wat betreft artikel 48 (inclusief het Brzo) alleen kunnen worden aangewezen voor inrichtingen waarvoor een rampbestrijdingsplan moet worden opgesteld. En dat zijn wel de VR-plichtige inrichtingen maar niet de PBZO-inrichtingen. Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
7
mag worden gehouden. Om het bevel te handhaven is het wel nodig om ook een last onder bestuursdwang of dwangsom op te leggen. Daarmee kan bijvoorbeeld worden bepaald dat een dwangsom wordt verbeurd voor iedere dag dat geen gevolg is gegeven aan het bevel tot buiten werking stellen (sluiting) van de inrichting. Het niet opvolgen van het bevel is bovendien strafbaar krachtens artikel 184 Wetboek van Strafrecht. De bevelsbevoegdheid vindt haar grondslag in de Seveso- II richtlijn. Ingevolge artikel 17, eerste lid, tweede volzin, van de richtlijn kunnen de exploitatie of de inbedrijfstelling van een inrichting worden verboden, indien de exploitant de krachtens de richtlijn verlangde gegevens niet binnen de daarvoor 5 gestelde termijn heeft ingediend. Het bestuur van de veiligheidsregio zal volgens de wetgever alvorens een niet-inbedrijfstelling te bevelen overleg moeten voeren met de handhavingspartners, met name het bevoegd gezag Wabo. Dit in verband met de nauwe relatie tussen de rampenbestrijding, de voorbereiding daarop en de externe veiligheid. In dit overleg zal aan de orde kunnen komen welke gegevens in het kader van de voorbereiding op de bestrijding van rampen en zware ongevallen ten aanzien van de betrokken inrichting relevant zijn en in hoeverre deze relevante gegevens wel of niet zijn verstrekt. 2.2
Reikwijdte
Gezien de wettelijke grondslag is dit handhavingsbeleid beperkt tot het toezicht op en de handhaving van:
−
artikel 31 van de Wvr en hoofdstuk 7 van het Besluit veiligheidsregio’s (verplichtingen met betrekking tot bedrijfsbrandweren die gelden voor inrichtingen die zijn of kunnen worden aangewezen als bedrijfsbrandweerplichtig);
−
artikel 48 van de Wvr en de hiervoor genoemde artikelen van het Brzo, voor zover het gaat om VRplichtige inrichtingen6 en de verplichting om informatie te verschaffen die het bestuur van de veiligheidsregio nodig heeft ter voorbereiding van de rampenbestrijding.
In de tabel hieronder is aangegeven voor welke wettelijke verplichtingen en ten aanzien van welke inrichtingen de toezichthouders van de veiligheidsregio’s toezichthoudende bevoegdheden hebben en het bestuur van een veiligheidsregio handhavingsbevoegdheden heeft. Verplichtingen Categorieën inrichtingen
Informatieverplichting
Informatie-
Verplichtingen
artikel 48 Wvr
verplichtingen Brzo
bedrijfsbrandweeraanwijzing
5
Zie de memorie van toelichting bij de wet tot wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet rampen en zware ongevallen en de Arbeidsomstandighedenwet ter uitvoering van de EG-richtlijn betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (Seveso II), Kamerstukken II 1997/98, 25972, nr. 3. Een vergelijkbare passage is opgenomen in de memorie van toelichting bij de Wet veiligheidsregio’s (Kamerstukken II 2006/07, 31117, nr. 3). 6 Op grond van artikel 48 van de Wvr geldt de verplichting weliswaar voor een ieder maar de handhaving kan zich alleen richten tot VR-plichtige inrichtingen (dat volgt uit artikel 63 Wvr). De handhavingsbevoegdheid strekt zich ook niet uit tot de in de artikelen 6.2.1 en 6.3.1 Bvr genoemde exploitant van een burgerluchthaven, de basiscommandant van een militaire luchthaven en degene die een afvalvoorziening categorie A drijft. Voor deze luchthavens en afvalvoorziening moet wel een rampbestrijdingsplan worden opgesteld. De afvalvoorziening categorie A komt overigens in Nederland niet voor. Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
8
VR-plichtige inrichtingen
Ja
Ja
Ja
PBZO-plichtige inrichtingen
Nee
Nee
Ja
ARIE-plichtige inrichtingen
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
voor zover deze: -
(nagenoeg) geheel zijn bestemd voor de opslag in verband met vervoer van gevaarlijke stoffen
-
spoorwegemplacemente n betreffen en geen onderdeel zijn van een inrichting waarop het Brzo van toepassing is
Inrichtingen waarin kernenergie kan worden vrijgemaakt of splijtstoffen kunnen worden bewerkt
2.3
Te handhaven verplichtingen
De tabel hieronder benoemt de wettelijke artikelen waarvoor de toezichthouders van de veiligheidsregio’s toezichthoudende bevoegdheden hebben en het bestuur van de veiligheidsregio de wettelijke verantwoordelijkheid en bevoegdheid heeft deze te handhaven. Daarbij geeft de tabel aan wie verantwoordelijk is om deze verplichtingen na te leven. Sancties moeten over het algemeen worden gericht tot de overtreder. De overtreder is degene die een voor hem geldende verplichting niet heeft nageleefd. Bij bedrijven kan over het algemeen de directie verantwoordelijk worden gehouden voor de juiste naleving van de wettelijke verplichtingen. Handhavingsbesluiten kunnen dan ook meestal worden gericht tot de directie. Verplichting
Artikel
Wet/AMvB
Verantwoordelijk voor de naleving
Verstrekken nodige inlichtingen voor het
31, lid 5
Wvr
uitoefenen van de aanwijzings-
Hoofd of bestuurder v/d inrichting
bevoegdheid (in de meeste gevallen zullen de inlichtingen worden verstrekt n.a.v. een door de veiligheidsregio gedaan verzoek op grond van artikel 7.2, lid 1 of 4 of artikel 7.4, lid 1. Bedrijfsbrandweer moet voldoen aan eisen
31, lid 2
Wvr
van de aanwijzing Bedrijfsbrandweer moet aanwijzingen
31, lid 7
Wvr
opvolgen van brandweercommandant Voor 1 februari toezenden overzicht
Hoofd of bestuurder v/d inrichting
31, lid 6
Wvr
48, lid 1
Wvr
bedrijfsbrandweersterkte Verstrekken van veiligheidstechnische
Hoofd of bestuurder v/d inrichting
Hoofd of bestuurder v/d inrichting
gegevens die het bestuur van de
Drijver van VR-plichtige inrichting
veiligheidsregio nodig heeft ter Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
9
Verplichting
Artikel
Wet/AMvB
Verantwoordelijk voor de naleving
voorbereiding van de rampenbestrijding PBZO aanwezig, beoordeling en herziening
5, lid 2 en 4
Brzo
Drijver van VR-plichtige
bij veranderingen
2
Rrzo
inrichting
VBS aanwezig en beoordeling en
5, lid 3 en 4
Brzo
Drijver van VR-plichtige
herziening bij veranderingen
en bijlage II
Melden significante wijzigingen
inrichting
3
Rrzo
6
Brzo
Drijver van VR-plichtige inrichting
Uitwisseling gegevens domino-inrichtingen
7, lid 3
Brzo
Drijver van VR-plichtige inrichting
VR bevat de aangegeven gegevens en
10, lid 1 en
beschrijvingen
bijlage III
Bij aanvraag omgevingsvergunning
Brzo
inrichting
4-8
Rrzo
13
Brzo
bepaalde gegevens in VR Eens per vijf jaar evalueren en bijwerken
Drijver van VR-plichtige
Drijver van VR-plichtige inrichting
14
Brzo
VR
Drijver van VR-plichtige inrichting
Verstrekken aanvullende inlichtingen
16, lid 5
Brzo
Drijver van VR-plichtige
Bijhouden stoffenlijst
21
Brzo
Drijver van VR-plichtige
13, 14
Rrzo
inrichting
Intern noodplan aanwezig die voldoet aan
22, lid 1 en
Brzo
eisen
2 en bijlage
inrichting
Drijver van VR-plichtige inrichting
IV Opmerkingen:
−
de drijver van de inrichting is meestal dezelfde als het hoofd of de bestuurder van de inrichting; hierbij gaat het in de meeste gevallen om de directie van het bedrijf die verantwoordelijk kan worden gehouden voor de naleving van de wettelijke verplichtingen; bij de Kamer van Koophandel kan worden nagegaan wie de bestuurder is van het bedrijf (rechtspersoon) die de inrichting drijft;
−
in aanwijsbeschikkingen worden eisen opgenomen waarbij gebruik wordt gemaakt van standaardvoorschriften;
−
de artikelen van het Brzo kunnen alleen worden gehandhaafd voor zover deze een verplichting inhouden voor VR-plichtige inrichtingen informatie te verschaffen die het bestuur van de veiligheidsregio nodig heeft ter voorbereiding van de rampenbestrijding.
2.4
Advisering en signaleringstoezicht
Hoewel de veiligheidsregio’s ten aanzien van de informatieverplichtingen van het Brzo geen toezichthoudende en handhavende bevoegdheden hebben bij inrichtingen die niet VR-plichtig zijn, hebben de veiligheidsregio’s voor die inrichtingen wel een adviserende taak. Dat volgt uit de taakomschrijving van het bestuur van de veiligheidsregio. Volgens artikel 10 van de Wvr is een van de taken van het bestuur van de veiligheidsregio het adviseren van het bevoegd gezag over risico’s van branden, rampen en crises. Medewerkers van veiligheidsregio’s kunnen in dat kader ondersteuning verlenen aan provincies, gemeenten en de Inspectie SZW en bijvoorbeeld adviseren over te treffen veiligheidsmaatregelen binnen een bepaalde inrichting. Dit advies kan het bevoegd gezag Wabo betrekken bij het toepassen van een bestuurlijke sanctie. Medewerkers van de veiligheidsregio kunnen ook assisteren bij een controle door een gemeente, provincie of Inspectie SZW.
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
10
Tijdens een inspectie geconstateerde overtredingen die liggen op het terrein van externe veiligheid (milieu) of arbeidsomstandigheden worden doorgegeven aan het bevoegd gezag Wabo respectievelijk de Inspectie SZW voor verdere afdoening.
3
Toezichtstrategie
Het houden van toezicht betekent dat er op wordt toegezien dat wettelijke voorschriften worden nageleefd. Deze taak wordt uitgevoerd door toezichthouders/inspecteurs. Dat zijn personen die bij of krachtens een wettelijk voorschrift zijn belast met het houden van toezicht. Voor het toezicht op de in hoofdstuk 2 genoemde wettelijke verplichtingen is het bestuur van de veiligheidsregio bevoegd om de toezichthouders aan te wijzen (zie paragraaf 2.1). De toezichtstrategie geeft inzicht in de wijze waarop de veiligheidsregio’s invulling geven aan hun toezichthoudende taken om het in hoofdstuk 1 beschreven doel te bereiken. Daarbij gaat het om de wijze waarop controles (inspecties) worden voorbereid en worden uitgeoefend en de frequentie waarmee controlebezoeken worden afgelegd. 3.1
Toezicht op eisen bedrijfsbrandweeraanwijzing
Voor het toezicht op de verplichtingen voor bedrijfsbrandweren geldt de in deze paragraaf beschreven aanpak. Hierbij gaat het alleen om de activiteiten die plaatsvinden in het kader van toezicht (controle). De fase van de beschikkingverlening waarin activiteiten worden uitgevoerd om te komen tot een bedrijfsbrandweeraanwijzing, zoals het opvragen van een bedrijfsbrandweerrapport, het horen van de directie, het vragen van aanvullende gegevens en het opstellen van de beschikking, valt daar buiten. In die fase kan het overigens wel nodig zijn gebruik te maken van wettelijke sanctiemiddelen. Wanneer bijvoorbeeld geen bedrijfsbrandweerrapport of aanvullende gegevens worden ingediend nadat het bestuur van de veiligheidsregio daarom heeft verzocht, kan met een last onder dwangsom alsnog worden afgedwongen dat het rapport of de informatie wordt geleverd. 3.1.1
Opleveringscontrole
Deze controle markeert de overgang van het aanwijzen van de inrichting naar de toezichtfase. Wanneer tijdens deze eerste controle wordt geconstateerd dat de bedrijfsbrandweer niet (volledig) voldoet geeft de veiligheidsregio concrete aanwijzingen en voorlichting. Daarbij wordt in een brief vastgelegd binnen welke termijn het bedrijf welke maatregelen moet treffen om aan de aanwijsbeschikking en de daarin opgenomen eisen te voldoen. De opleveringscontrole is niet primair gericht op sanctionering. 3.1.2
Reguliere controle
Deze controle is aan de orde nadat de opleveringscontrole heeft plaatsgevonden. Een inrichting beschikt geheel of gedeeltelijk over een eigen bedrijfsbrandweer. Hierbij wordt een uitgebreide controle gehouden, in de vorm van een audit. Naast de controle op de aanwezigheid, het testen, het inspecteren en het onderhouden van het materieel van de bedrijfsbrandweer, wordt tijdens de controle aandacht besteed aan de organisatie van de bedrijfsbrandweer. Belangrijke aandachtspunten daarbij zijn opleiding en oefening van het bedrijfsbrandweerpersoneel. Om ervoor te zorgen dat de noodzakelijke informatie voorhanden is en de relevante medewerkers aanwezig zijn, zullen deze controles over het algemeen vooraf worden aangekondigd. Vooral in het geval van de audits is een vroegtijdige planning van belang omdat de aanwezigheid van meerdere personen binnen de inrichting verlangd is voor de uitvoering van de audit. Indien gewenst zal de paraatheid van de bedrijfsbrandweer wel worden gecontroleerd tijdens een niet aangekondigde inspectie.
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
11
3.1.3
Toezicht op de geoefendheid bedrijfsbrandweer
Deze controle bestaat uit twee delen: 1.
Beoordelen van de jaarlijkse oefenroosters en –programma’s.
2.
Bijwonen en beoordelen van bedrijfsbrandweeroefeningen.
Ad. 1: beoordelen oefenroosters en –programma’s In de standaardvoorschriften is bepaald dat een aangewezen inrichting jaarlijks voor 1 februari een oefenrooster en -programma in moet dienen voor het lopende jaar. De inhoudelijke eisen aan het oefenprogramma maken onderscheid tussen: −
onderhouden van de kennis en vaardigheden op het vastgestelde opleidingsniveau;
−
onderhouden van kennis en vaardigheden op specifieke bedrijfsbrandweerelementen, zoals de inrichting, stationaire voorzieningen en incidentbestrijdingsmiddelen;
−
aansluiten van de interne noodorganisatie op de commandostructuur van de overheidsbrandweer.
Ad. 2: Bijwonen en beoordelen van bedrijfsbrandweeroefeningen De daadwerkelijke beoordeling van het behalen van de oefendoelen en de implementatie van procedures bij de bedrijfsbrandweer vindt plaats tijdens het bijwonen van bedrijfsbrandweeroefeningen. De beoordeling richt zich niet alleen op de bedrijfsbrandweer, maar ook op de bedrijfsonderdelen die een taak verrichten in de bedrijfsnoodorganisatie. Het bijwonen en het beoordelen van bedrijfsbrandweeroefeningen worden ten minste eenmaal per jaar uitgevoerd. Van deze frequentie kan worden afgeweken op grond van een systematische evaluatie van de risico’s en de resultaten van eerdere controles. 3.2
Toezicht op eisen Brzo
Het toezicht is gericht op de verplichtingen om veiligheidstechnische gegevens te verschaffen die het bestuur van de veiligheidsregio nodig heeft ter voorbereiding van de rampenbestrijding. Voor het toezicht is het regionaal bestuurlijk toezichtprogramma van belang. Dat is een programma waarin, voor een periode van vijf jaar, de uitgangspunten voor de uitvoering en de wijze van samenwerking bij het toezicht worden vastgelegd. Zo wordt aangegeven welk instrumentarium wordt ingezet, aan welke eisen de toezichtpartners voldoen en hoe de kwaliteit is geborgd. Het regionaal bestuurlijk toezichtprogramma beschrijft de hoofdlijnen, in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma worden de details opgenomen over de uitvoering van inspecties. De Brzo-controle wordt uitgevoerd conform de Nieuwe Inspectie Methodiek Brzo99 (NIM). Tijdens het vooroverleg stelt het controleteam gezamenlijk een inspectieplan op. Onderdelen daarvan zijn de te inspecteren onderwerpen en de samenstelling van het controleteam. Tijdens de afsluiting (close-out) van de Brzo-inspectie wordt de te volgen werkwijze van de gezamenlijke rapportage, de afgestemde handhaving en de wijze van aanbieding gecommuniceerd met de directie van de inrichting. Na de close-out wordt het gezamenlijk inspectierapport aan het bedrijf toegezonden. Dit geschiedt bij voorkeur binnen 8 weken na afronding van de inspectie. Als tijdens de inspectie echter ernstige overtredingen zijn geconstateerd waarbij direct handhavend optreden is geboden, dan wordt de handhavingsbrief (beschikking) eerder verzonden dan het inspectierapport. De handhavingspartners bepalen in gezamenlijkheid wie welke overtreding handhaaft. Overeenkomstig de Landelijke Handhavingstrategie Brzo 1999: 2013 van de LAT-RB ligt het primaat voor het opleggen van de sanctie bij de organisatie die verantwoordelijk is voor de door de overtreding bedreigde ‘waarde’. Dat betekent dat het bestuur van de veiligheidsregio handhavend optreedt als het belang van de voorbereiding van de rampenbestrijding in het geding is. Wanneer een overtreding meerdere ‘waarden’ bedreigt, beoordelen de handhavingspartners wat logisch is vanuit de wetgeving en wat het meest Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
12
effectief is. In dat verband is bijvoorbeeld van belang welke organisatie gegeven de situatie de meest effectieve handhavingsinstrumenten ter beschikking heeft. Indien een bedrijf een ondernemingsraad heeft krijgt deze altijd een afschrift van het inspectierapport en ook van eventuele handhavingscorrespondentie. Er wordt ook een afschrift gestuurd naar de handhavingspartners, zodat later kan worden aangetoond dat handhavingscorrespondentie daadwerkelijk naar de drijver/werkgever is opgestuurd. De hercontrole (na afloop van de hersteltermijn) geschiedt ook zoveel mogelijk gezamenlijk met de handhavingspartners. Het streven is om de gehele handhaving zoveel mogelijk gezamenlijk in te zetten 7 en af te handelen . De hercontrole wordt kort (in principe binnen twee weken) na het verstrijken van de hersteltermijn uitgevoerd. Voor verstrijken van de termijn wordt afgestemd welke teamleden de hercontrole uitvoeren. Hierbij wordt ook bekeken of hercontrole van onderdelen door inspecteurs van een andere dienst kan plaatsvinden (signaaltoezicht). Alle handhavingcorrespondentie wordt in de Inspectieruimte Brzo gekoppeld aan de inspectiezaak. Pas als alle geconstateerde overtredingen zijn opgeheven kan de zaak in de Inspectieruimte Brzo worden afgesloten. Voor zover mogelijk neemt de veiligheidsregio het toezicht op de verplichtingen voor bedrijfsbrandweren (artikel 31 Wvr) mee met de Brzo-inspecties die samen met het bevoegd gezag Wabo en de Inspectie SZW worden uitgevoerd. In artikel 24 Brzo is bepaald dat ten minste 1 inspectie per jaar moet plaatsvinden bij een VR-plichtige inrichting. Van die frequentie kan worden afgeweken op grond van een systematische evaluatie van de gevaren van zware ongevallen (artikel 24, lid 6 Brzo). 3.3
Signaaltoezicht
Geconstateerde overtredingen van voorschriften waarvoor niet het bestuur van de veiligheidsregio maar het bevoegd gezag Wabo of de Inspectie SZW bevoegd is, worden aan deze organisaties doorgegeven. Dat gebeurt niet alleen telefonisch maar ook per brief. De veiligheidsregio gaat na of opvolging is gegeven na het doorgegeven signaal. Zonodig wordt de betreffende organisatie aangespoord om alsnog actie te ondernemen. 3.4
Incidenten, klachten en meldingen
Naast het geplande toezicht voeren toezichthouders van de veiligheidsregio ook controles en onderzoeken uit naar aanleiding van een incident, een klacht of een melding. Onderzoeken vinden plaats conform de Nieuwe Onderzoeksmethode (NOM). Op de afhandeling van de bevindingen is de sanctiestrategie van dit handhavingsbeleid van toepassing. Indien nodig wordt bij deze niet reguliere controles afgeweken van de hiervoor in dit hoofdstuk beschreven aanpak.
7
Zie Landelijke Handhavingstrategie Brzo 1999: 2013 van de LAT-RB (Landelijke Aanpak Toezicht Risicobeheersing Bedrijven).
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
13
4
Sanctiestrategie
Dit hoofdstuk geeft weer op welke wijze de veiligheidsregio’s reageren op geconstateerde overtredingen van de in hoofdstuk 2 weergegeven wettelijke verplichtingen. De reactie is afhankelijk van de ernst van de overtreding waarbij de (potentiële) gevolgen van een overtreding en de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan een belangrijke rol spelen. 4.1
Ernstige overtredingen en niet-ernstige overtredingen
De omstandigheden waaronder een overtreding plaatsvindt en de (potentiële) gevolgen daarvan bepalen de wijze waarop de veiligheidsregio’s daartegen optreden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen ernstige overtredingen en niet-ernstige overtredingen. Ernstige overtredingen Dit betreffen overtredingen: −
met aanzienlijke (potentiële) negatieve effecten (niet beheersen van de risico’s om de gevolgen van zware ongevallen te beperken waardoor er gevaar is voor de omgeving, ontbreken of niet functioneren van een line of defence), of
−
die belemmerend (kunnen) werken voor het optreden van de brandweer, of
−
die gevaar (kunnen) opleveren voor het brandweerpersoneel, of
−
die door het bedrijf doelbewust (opzettelijk) zijn begaan; hieronder worden mede begrepen het willens en wetens nalaten van bepaalde verplichtingen, zoals het onderhoud van brandbeveiligingsinstallaties of het houden van bedrijfsbrandweeroefeningen, of
−
die het gevolg zijn van calculerend gedrag (eventuele boetes kosten minder dan het naleven van de verplichting), of
−
die opnieuw zijn/worden begaan (recidive).
Niet-ernstige overtredingen Dit zijn overtredingen die niet als ernstig zijn te kwalificeren op basis van de hiervoor genoemde criteria. In bijlage 2 zijn voorbeelden opgenomen van overtredingen die als ernstig en als niet-ernstig worden beschouwd. De opsomming in die bijlage is niet limitatief. 4.2
In te zetten handhavingsmiddelen
In deze paragraaf is uitgewerkt welke handhavingsmiddelen de veiligheidsregio’s toepassen na een geconstateerde overtreding. Ernstige overtreding: reactie 1 Na constatering van een ernstige overtreding wordt één van de volgende bestuurlijke sancties toegepast:
− − −
een last onder dwangsom; een last onder bestuursdwang, of een bevel tot niet inwerking stellen of houden van de inrichting.
Last onder dwangsom/bestuursdwang In de last wordt duidelijk aangegeven wat het bedrijf moet doen of nalaten om de overtreding te beëindigen. Daarbij wordt ook een (begunstigings)termijn gesteld. Gedurende deze termijn krijgt het bedrijf de tijd om de vereiste actie te ondernemen zonder dat een dwangsom wordt verbeurd of de bestuursdwang wordt uitgeoefend. In de gevallen waarbij er sprake is van acuut gevaar en onmiddellijk handelen is vereist om het gevaar af te wenden wordt direct bestuursdwang uitgeoefend zonder Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
14
voorafgaande last (spoedeisende bestuursdwang). Bijlage 2 bevat een afwegingskader voor de keuze tussen (spoedeisende) bestuursdwang en dwangsom. Bevel Als artikel 48, eerste lid Wvr of een informatieverplichting van het Brzo is overtreden kan het bestuur van de veiligheidsregio ook bevelen dat de inrichting niet in werking wordt gesteld of gehouden. Van deze bevelsbevoegdheid, die is opgenomen in artikel 48, tweede lid van de Wvr, zal gebruik worden gemaakt als de schending van de informatieverplichting ertoe leidt dat de veiligheidsregio wordt belemmerd in de uitvoering van zijn taak om de rampenbestrijding adequaat voor te bereiden. Dat is bijvoorbeeld het geval als de informatie die in artikel 6.1.3 van het Bvr is opgesomd en nodig is om een rampbestrijdingsplan op te stellen, niet is verstrekt. Voordat een bevel wordt afgegeven voert de betrokken veiligheidsregio eerst overleg met de handhavingspartners, met name het bevoegd gezag Wabo. In dit overleg wordt in elk geval besproken welke gegevens in het kader van de voorbereiding op de bestrijding van rampen en zware ongevallen ten aanzien van de betrokken inrichting relevant zijn en in hoeverre deze relevante gegevens wel of niet zijn verstrekt. Als een bevel is opgelegd en dit bevel wordt niet opgevolgd (de inrichting wordt toch in werking gebracht of niet buiten werking gesteld) zal een last onder dwangsom/bestuursdwang worden opgelegd om het bedrijf te dwingen uitvoering te geven aan het bevel. Daarvoor zal echter eerst het bedrijf gelegenheid moeten krijgen een zienswijze in te dienen. Voor het niet opvolgen van het bevel zal bovendien proces-verbaal worden opgemaakt. Dit is namelijk strafbaar krachtens artikel 184 Wetboek van Strafrecht. Afstemming over sanctionering Wanneer het gaat om een overtreding van het Brzo wordt samen met het bevoegd gezag Wabo en de Inspectie SZW bepaald welke van deze organisaties het sanctiebesluit neemt. Een en ander in overeenstemming met de uitgangspunten die daarover zijn opgenomen in de Landelijke Handhavingstrategie Brzo 1999: 2013 LAT-RB. In de beschrijving hieronder wordt ervan uit gegaan dat het bestuur van een veiligheidsregio de sanctie oplegt. Procedure handhavingsbeschikking De procedure verloopt als volgt: −
Opstellen zienswijzebrief (hoorbrief) Er wordt een brief opgesteld waarin de bevindingen van de controle zijn opgenomen en waarin het bedrijf de gelegenheid krijgt om binnen 2 weken een zienswijze in te dienen (mondeling of schriftelijk) over de geconstateerde feiten, de belangen en de voorgenomen bestuurlijke sanctie. Deze brief wordt binnen 8 weken na afronding van de inspectie toegezonden aan het bedrijf. Het bedrijf de gelegenheid bieden een zienswijze in te dienen is verplicht op grond van de Algemene wet bestuursrecht.
−
Opstellen handhavingsbeschikking De last onder dwangsom, de last onder bestuursdwang of het bevel wordt binnen 4 weken na binnenkomst van de zienswijze of na afloop van de zienswijzetermijn (2 weken) naar het bedrijf gezonden. De last onder dwangsom/bestuursdwang bevat over het algemeen een begunstigingstermijn waarbinnen de overtreding moet zijn beëindigd. Omdat de handhavingsbeschikking pas na afloop van de bezwaartermijn (6 weken) onherroepelijk is, is de begunstigingstermijn altijd langer dan zes weken, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie. Bij het bepalen van de termijn is van belang wat de risico’s zijn bij voortduring van de overtreding. In principe dient te worden gekozen voor de kortst mogelijke termijn. Het is echter ook relevant om te bezien hoeveel tijd het redelijkerwijs kost om de overtreding te beëindigen (bijvoorbeeld levertijden van leveranciers). De gestelde termijn dient met andere woorden ook haalbaar te zijn.
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
15
Een bevel tot buitenwerking stellen of houden van een inrichting bevat ook een termijn waarbinnen het bevel moet worden opgevolgd. In de uitzonderlijke situatie dat bestuursdwang zonder voorafgaande last wordt toegepast voeren de medewerkers (met machtiging van het bestuur van de veiligheidsregio direct de feitelijke handelingen (zoals stillegging) uit. De beschikking wordt dan achteraf naar het bedrijf gezonden. Hierbij gaat het om zeer spoedeisende situaties waarbij direct ingrijpen door het bestuur van de veiligheidsregio noodzakelijk is (zie ook bijlage 3). −
Hercontrole Na afloop van de begunstigingstermijn opgenomen in de last onder dwangsom/bestuursdwang voert de toezichthouder een hercontrole uit. Wanneer blijkt dat de overtreding is beëindigd: - stopt het handhavingsproces (intrekken handhavingsbeschikking), of - wordt periodiek gecontroleerd of de beschikking wordt nageleefd. De handhavingsbeschikking vervalt niet van rechtswege, ook niet als de dwangsommen zijn verbeurd tot het maximale te verbeuren bedrag. Als een last onder dwangsom een jaar van kracht is geweest zonder dat een dwangsom is verbeurd kan het bedrijf verzoeken om de handhavingsbeschikking in te trekken. Wanneer blijkt dat de overtreding niet is beëindigd brengt de veiligheidsregio de beschikking ten uitvoer. Bij een last onder bestuursdwang betekent dat feitelijk uitvoering geven aan de last (bijvoorbeeld stillegging en verzegeling van een installatie). Bij een last onder dwangsom is dat het innen van verbeurde dwangsommen met een invorderingsbeschikking. Wanneer uitvoering is gegeven aan de last onder bestuursdwang kunnen de daarmee gemoeide kosten worden verhaald op de overtreder met een kostenbeschikking. Dit moet dan wel in de last onder bestuursdwang zijn aangegeven. Op de volgende pagina is een schematische weergave opgenomen van reactie 1.
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
16
Schema reactie 1 Niet-ernstige overtreding: reactie 2 Er wordt een waarschuwingsbrief opgesteld die naar het bedrijf wordt verzonden. Wanneer het gaat om een overtreding van het Brzo wordt samen met het bevoegd gezag Wabo en de Inspectie SZW bepaald welke van deze organisaties het handhavingstraject in gang zet. Een en ander in overeenstemming met de uitgangspunten die daarover zijn opgenomen in de Landelijke Handhavingstrategie Brzo 1999: 2013 LAT-RB. In de beschrijving hieronder wordt ervan uit gegaan dat het bestuur van een veiligheidsregio handhaaft. De procedure verloopt als volgt: −
Opstellen waarschuwingsbrief Deze brief wordt binnen 8 weken na afronding van de inspectie aan het bedrijf gezonden. In de brief wordt aangegeven wat de overtreding is en binnen welke (redelijke) termijn deze moet worden beëindigd. Bij het bepalen van de termijn is van belang wat de risico’s zijn bij voortduring van de overtreding. In principe dient te worden gekozen voor de kortst mogelijke termijn. Het is echter ook relevant om te bezien hoeveel tijd het redelijkerwijs kost om de overtreding te beëindigen (bijvoorbeeld levertijden van leveranciers). De gestelde termijn dient met andere woorden ook haalbaar te zijn. De waarschuwingsbrief vermeldt ook dat indien de overtreding niet binnen de gestelde termijn is beëindigd het bestuur van de veiligheidsregio een bestuurlijke sanctie oplegt. Met de brief wordt het bedrijf tevens in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken een zienswijze in te dienen met betrekking tot de geconstateerde feiten, de belangen en de voorgenomen bestuurlijke sanctie.
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
17
−
Hercontrole Na afloop van de termijn die in de waarschuwingsbrief is genoemd, wordt een hercontrole uitgevoerd. Als tijdens deze controle blijkt dat de overtreding nog steeds voortduurt dan wordt vanaf dat moment de aanpak bij reactie 1 gevolgd, beginnende met de handhavingsbeschikking (het vragen van een zienswijze hoeft niet want dat heeft al plaatsgevonden met de waarschuwingsbrief). Hieronder is een schematische weergave opgenomen van reactie 2. Schema reactie 2
4.3
Strafrechtelijke aanpak
De artikelen 13, eerste lid, 14, eerste en tweede lid, 16, vijfde lid, en 21, eerste lid, van het Brzo bevatten verplichtingen die op grond van artikel 48 Wvr zijn gesteld en in artikel 25 van het Brzo als strafbaar feit zijn aangemerkt. De verplichtingen met betrekking tot bedrijfsbrandweren zijn strafbaar gesteld in artikel 64, vierde lid van de Wvr. In de Landelijke Handhavingstrategie Brzo 1999: 2013 is aangegeven dat bestuursrecht en strafrecht elkaar aanvullen. Handhaving berust op zowel bestuurlijke als strafrechtelijke pijlers.8 Deze pijlers richten zich op twee doelen: afdwingen dat overtredingen worden opgeheven en bestraffen van gepleegde overtredingen. Het uitgangspunt is om eerst zoveel mogelijk via het bestuursrecht op te treden en strafrecht als ultimum remedium in te zetten. Tenzij direct al blijkt dat het bestuursrecht te beperkte mogelijkheden biedt om op te treden. Dan worden beide pijlers complementair ingezet. In lijn met de landelijke handhavingsstrategie kiezen de veiligheidsregio’s voor een op elkaar afgestemd bestuurlijk en strafrechtelijk optreden tegen overtredingen. Uit onderstaand stroomschema vloeit voort met welk sanctie-instrumentarium gehandhaafd wordt indien er sprake is van een te handhaven overtreding:
− − −
alleen bestuurlijk; alleen strafrechtelijk of een combinatie van bestuurs- en strafrechtelijk handhaven.
8
Zie kabinetsstandpunt inzake 'Bijzondere opsporingsdiensten' (1999/2000) en 'kaderstellende visie op toezicht' (2001) Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
18
De keuze voor bestuursrecht en/of strafrecht hangt af van factoren die samenhangen met de overtreding en de overtreder. Uitgangspunt is dat het bestuursrecht (met uitzondering van de bestuurlijke boete) vooral gericht is op herstel, terwijl het strafrecht vooral op straffen is gericht. Indien een overtreding en de gevolgen ervan niet meer ongedaan te maken zijn, is een bestuurlijke herstelactie niet aan de orde en blijft bestraffing over. Wanneer de overtreding en de gevolgen wel ongedaan te maken zijn, hangt het van een aantal aspecten af of het strafrecht ook een rol moet spelen. Deze zijn:
− − − −
ernstig gevaar; ernstige schade; economisch voordeel; een malafide, calculerende, recidiverende of belemmerende dader.
Recidive en de andere genoemde omstandigheden maken dat naast herstel een zogenaamde ‘tik op de vingers’ op zijn plaats is. Het afwegingskader om te komen tot een bestuurlijke en/of strafrechtelijke sanctie is weergegeven in het figuur hieronder.
Omdat de toezichthouders van de veiligheidsregio’s op dit moment geen opsporingsbevoegdheid hebben zullen deze toezichthouders in de gevallen die volgens het hiervoor genoemde schema leiden tot een strafrechtelijke aanpak, voorlopig aangifte doen bij een opsporingsambtenaar. Dat kan zijn een algemene opsporingsambtenaar (politie of OM) of een buitengewone opsporingsambtenaar in dienst van een Regionale Uitvoeringsdienst (RUD), provincie of gemeente. De veiligheidsregio’s kunnen ook zelf een een BOA aanstellen. Daartoe zal één veiligheidsregio worden aangewezen die één of twee BOA’s aanstelt. Op basis van een opgemaakt proces-verbaal kan het OM besluiten de verdachte te vervolgen.
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
19
Aangifteplicht Ambtenaren die in de uitoefening van hun bediening kennis krijgen van bepaalde misdrijven, zijn verplicht daarvan onverwijld aangifte te doen aan de officier van justitie of aan een van zijn hulpofficieren (zie artikel 162 van het Wetboek van strafvordering). Daarbij gaat het onder andere om misdrijven waarmee inbreuk is gemaakt op een regeling waarvan de uitvoering of de zorg voor de naleving aan hen is opgedragen. Aangezien toezichthouders van veiligheidsregio’s de zorg hebben om toe te zien op de naleving van regels op het gebied van industriële veiligheid, zal na een geconstateerde overtreding, die is aan te merken als misdrijf, aangifte moeten worden gedaan. Per geval zal moeten worden vastgesteld of er sprake is van een misdrijf en dus een verplichting om daarvan aangifte te doen9.
9
Bij opzettelijke overtreding van de artikelen 13, eerste lid, 14, eerste en tweede lid, 16, vijfde lid, en 21, eerste lid, van het Brzo is er sprake van een misdrijf en zal dus altijd aangifte moeten worden gedaan (zie artikel 25, eerste lid van het Brzo j.o. artikel 2 Wet op de economische delicten). Bij overtreding van de overige strafbaar gestelde artikelen van het Brzo is het onduidelijk of er wel of niet sprake is van een misdrijf. Op grond van artikel 2, derde lid van de Wet op de economische delicten zou bij deze delicten in de voorschriften van het Brzo moeten zijn aangegeven of er sprake is van een misdrijf of een overtreding. Dat is echter niet gebeurd. Bij overtreding van artikel 31 van de Wvr is er nooit sprake van een misdrijf. Dergelijke feiten worden altijd aangemerkt als overtredingen (zie artikel 64, zevende lid van die wet). Van deze overtredingen zijn toezichthouders dus niet verplicht om daarvan aangifte te doen. Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
20
5 5.1
Organisatie Organisatorische aspecten
De veiligheidsregio’s richten hun organisatie zodanig in dat een adequate en behoorlijke uitvoering van dit handhavingsbeleid en het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma (zie inleiding) gewaarborgd is. Daartoe dragen de veiligheidsregio’s er in ieder geval zorg voor dat:
−
de personeelsformatie ten behoeve van de handhaving en de bij de onderscheiden functies behorende taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden vastgelegd;
−
de personen die zijn belast met het opstellen van bedrijfsbrandweeraanwijzingen of het adviseren aan het bevoegd gezag Wabo over omgevingsvergunningen met betrekking tot een bepaalde inrichting niet worden belast met: 1°. het toezicht op de naleving bij die inrichting, en 2°. het voorbereiden of uitvoeren van bestuurlijke sancties met betrekking tot die inrichting;
−
een toezichthouder maximaal drie jaar wordt belast met het uitoefenen van toezicht op dezelfde inrichting;
−
een beschrijving van de werkprocessen, de procedures en de bijbehorende informatievoorziening inzake het toezicht op de naleving en het voorbereiden, geven en uitvoeren van bestuurlijke sancties wordt vastgesteld;
− −
de uit te voeren werkzaamheden plaatsvinden overeenkomstig deze beschrijving; de medewerkers die zijn belast met werkzaamheden in het kader van de handhaving adequaat zijn opgeleid of zo nodig worden opgeleid op basis van een opleidingsplan (dit wordt uitgewerkt in het jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma);
−
adequate technische, juridische en administratieve voorzieningen beschikbaar zijn (dit wordt uitgewerkt in het jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma);
−
instrumenten en apparaten die bij de handhaving worden gebruikt in een goede staat van onderhoud verkeren en deze zonodig worden gekalibreerd;
−
de voor het bereiken van het doel van dit handhavingsbeleid en de voor het uitvoeren van de activiteiten benodigde en beschikbare financiële en personele middelen inzichtelijk worden gemaakt en in de begroting worden gewaarborgd;
−
de wijze van berekening van de benodigde financiële en personele middelen inzichtelijk wordt gemaakt;
−
voor de uitvoering van het uitvoeringsprogramma voldoende benodigde financiële en personele middelen beschikbaar zijn en dat deze middelen zonodig worden aangevuld of het uitvoeringsprogramma zo nodig wordt aangepast.
5.2
Monitoring en rapportage
De veiligheidsregio’s bewaken de resultaten en de voortgang van de uitvoering van het uitvoeringsprogramma en het bereiken van het doel van dit handhavingsbeleid (zie hoofdstuk 1). Voorts registreren de veiligheidsregio’s de volgende in het kader van de handhaving verkregen gegevens:
− − − − −
aantal uitgevoerde controles; geconstateerde overtredingen; aantal opgelegde bestuurlijke sancties; aantal processen-verbaal; over mogelijke overtredingen ontvangen klachten.
Het uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks geëvalueerd. In het kader van die evaluatie wordt vastgesteld of de in het uitvoeringsprogramma opgenomen activiteiten zijn uitgevoerd en in hoeverre deze activiteiten hebben bijgedragen aan het bereiken van het doel van dit handhavingsbeleid. De veiligheidsregio’s zenden het evaluatieverslag aan de gemeenteraden. Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
21
5.3
Actieve openbaarmaking handhavingsbesluiten (optioneel)
De veiligheidsregio’s hanteren als uitgangspunt dat alle documenten die zich bij de veiligheidsregio’s bevinden in beginsel openbaar zijn. Hieronder worden ook handhavingsbesluiten verstaan. Publicatie van handhavingsbesluiten draagt bij aan een transparant beeld voor de omgeving en wordt de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven versterkt. De veiligheidsregio’s zal deze besluiten (actief) openbaar maken door middel van het publiceren van het onderhavige document op de website van de veiligheidsregio. Er wordt bij de openbaarmaking rekening met de eventueel naar voren gebrachte zienswijzen door de geadresseerde van het handhavingsbesluit. 5.4
Samenwerking met andere organisaties
De veiligheidsregio’s voeren inspecties zoveel mogelijk integraal uit waarbij wordt samengewerkt met de Inspectie SZW, het bevoegd gezag Wabo en het bevoegd gezag Waterwet. Met betrekking tot de handhaving (sanctionering) vindt afstemming plaats met de andere bevoegde handhavingsorganisaties. Er worden bijvoorbeeld afspraken gemaakt over de uit te voeren nacontroles. Na de controle wordt door het controleteam bovendien afgestemd wie bevoegd is en welke organisatie de meest geëigende handhavingsmiddelen heeft om de overtreding te beëindigen.
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
22
Bijlage 1: Handhavingsmogelijkheden Brzo De tabel hieronder is afkomstig uit de landelijke sanctiestrategie. Hierin is weergegeven welke bestuursorganen bevoegd zijn om de verschillende wettelijke verplichtingen van het Brzo te handhaven. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving. Onder bestuurlijke handhaving wordt verstaan het toepassen van een bestuurlijke sanctie (bestuurlijke boete, last onder bestuursdwang/dwangsom). Het houden van toezicht op de naleving van de verplichtingen valt er dus buiten. Ook is aangegeven wat de wettelijke grondslag is voor de bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving. De organisaties waarom het gaat zijn: •
Inspectie SZW (SZW)
•
Bevoegd gezag Wm/Wabo (BG)
•
Bestuur van de veiligheidsregio’s (VR)
Artikel
Onderwerp
Brzo
Wettelijke grondslag
Handhaven via
handhaving
bestuursrecht (Br) en strafrecht (Sr) SZW
3,
Veiligheid en gezondheid van
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
tweede
werknemers
art. 25, derde en vierde lid Brzo
lid
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en
BG
VR*
Br
+
-
-
Sr
+
-
-
Br
+
+
-
Sr
+
+
-
Br
+
+
+
Sr
+
+
-
Br
+
+
+
Sr
+
+
-
Br
+
+
+
art. 25, tweede lid Brzo 5,
Maatregelen treffen om
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
eerste
zware ongevallen te
art. 25, derde en vierde lid Brzo
lid
voorkomen en de gevolgen
Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o.
daarvan voor mens en milieu
artikel 5.2 van de Wabo
te beperken
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1° Wed
5,
Preventiebeleid zware
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
tweede
ongevallen
art. 25, derde en vierde lid Brzo
lid
(PBZO)
Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo Artikel 48 en 63 Wvr Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1° Wed
5,
Veiligheidsbeheerssysteem
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
derde
(VBS) invoeren
art. 25, derde en vierde lid Brzo
lid
Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo Artikel 48 en 63 Wvr Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1° Wed
5,
Herzien van het PBZO en
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
vierde
VBS
art. 25, derde en vierde lid Brzo
lid
Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o.
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
23
Artikel
Onderwerp
Brzo
Wettelijke grondslag
Handhaven via
handhaving
bestuursrecht (Br) en strafrecht (Sr) SZW
BG
VR*
artikel 5.2 van de Wabo Artikel 48 en 63 Wvr Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en
Sr
+
+
-
Br
+
+
+
Sr
+
+
-
Br
+
+
+
Sr
+
+
-
Br
+
-
-
Sr
+
-
-
Br
+
+
+
Sr
+
+
-
Br
+
-
-
Sr
+
-
-
art. 25, tweede lid Brzo Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1° Wed 6,
Significante wijziging melden
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
eerste
art. 25, derde en vierde lid Brzo
lid
Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo Artikel 48 en 63 Wvr Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1° Wed
7,
Uitwisselen van gegevens
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
derde
tussen inrichtingen met
art. 25, derde en vierde lid Brzo
lid
domino-effecten
Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo Artikel 48 en 63 Wvr Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1° Wed
9
Actueel veiligheidsrapport
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
(VR) moet aanwezig zijn
art. 25, derde en vierde lid Brzo Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo
10,
VR moet aangegeven inhoud
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
eerste
hebben
art. 25, derde en vierde lid Brzo
lid
Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo Artikel 48 en 63 Wvr Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1° Wed
11,
Werkgever moet VR
eerste
openbaar maken
lid
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en art. 25, derde en vierde lid Brzo Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo
13,
Bij vergunningaanvraag VR
Artikel 48 en 63 Wvr
Br
-
-
+
eerste
met gegevens nodig voor
Artikel 48 en 64, zesde lid Wvr, art.
Sr
-
-
+
lid
voorbereiding
1a, onder 1° Wed en art. 25, eerste lid Br
+
+
+
rampenbestrijding
Brzo
13,
VR completeren voordat
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
tweede
(onderdeel) van inrichting in
art. 25, derde en vierde lid Brzo
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
24
Artikel
Onderwerp
Brzo
Wettelijke grondslag
Handhaven via
handhaving
bestuursrecht (Br) en strafrecht (Sr) SZW
lid
werking wordt gebracht
BG
VR*
Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo Artikel 48 en 63 Wvr Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en
Sr
+
+
-
Br
+
+
+
Sr
+
+
-
Br
+
+
+
Sr
+
+
+
Br
+
+
+
Sr
+
+
+
Br
+
+
+
Sr
+
+
+
art. 25, tweede lid Brzo Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1° Wed 13,
VR herzien bij veranderingen
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
derde
inrichting
art. 25, derde en vierde lid Brzo
lid
Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo Artikel 48 en 63 Wvr Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1° Wed
14,
VR elke 5 jaar evalueren
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
eerste
art. 25, derde en vierde lid Brzo
lid
Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo Artikel 48 en 63 Wvr Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo Artikel 48 en 64, zesde lid Wvr, art. 1a, onder 1° Wed en art. 25, eerste lid Brzo Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1° Wed
14,
Nieuw VR indienen bij
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
tweede
nieuwe inzichten of
art. 25, derde en vierde lid Brzo
lid
ontwikkelingen en op
Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o.
verzoek bevoegd gezag
artikel 5.2 van de Wabo Artikel 48 en 63 Wvr Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo Artikel 48 en 64, zesde lid Wvr, art. 1a, onder 1° Wed en art. 25, eerste lid Brzo Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1° Wed
16,
Voldoen aan verzoek om
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
vijfde
aanvullende inlichtingen als
art. 25, derde en vierde lid Brzo
lid
VR onvolledig is
Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo Artikel 48 en 63 Wvr Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo Artikel 48 en 64, zesde lid Wvr, art. 1a, onder 1° Wed en art. 25, eerste lid Brzo
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
25
Artikel
Onderwerp
Brzo
Wettelijke grondslag
Handhaven via
handhaving
bestuursrecht (Br) en strafrecht (Sr) SZW
BG
VR*
Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1° Wed 17
VR in zevenvoud indienen;
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
meer exemplaren op verzoek
art. 25, derde en vierde lid Brzo
bevoegd gezag
Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o.
Br
+
+
+
Sr
+
+
-
Br
+
+
+
Sr
+
+
+
Br
+
-
+
Sr
+
-
-
Br
+
-
+
Sr
+
-
-
Br
+
-
-
Sr
+
-
-
Br
+
-
-
Sr
+
-
-
Br
+
-
-
Sr
+
-
-
Br
+
+
+
artikel 5.2 van de Wabo Artikel 48 en 63 Wvr Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1° Wed 21,
Stoffenlijst bijhouden van de
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
eerste
gevaarlijke stoffen die
art. 25, derde en vierde lid Brzo
lid
aanwezig zijn
Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o. artikel 5.2 van de Wabo Artikel 48 en 63 Wvr Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo Artikel 48 en 64, zesde lid Wvr, art. 1a, onder 1° Wed en art. 25, eerste lid Brzo Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1° Wed
22,
Intern noodplan moet
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
eerste
aanwezig zijn met inhoud die
art. 25, derde en vierde lid Brzo
lid
in bijlage IV is opgesomd
Artikel 48 en 63 Wvr Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo
22,
Intern noodplan eens per
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
tweede
drie jaar evalueren en
art. 25, derde en vierde lid Brzo
lid
zonodig herzien
Artikel 48 en 63 Wvr Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo
22,
Overleg met werknemers
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
derde
over noodplan
art. 25, derde en vierde lid Brzo
lid
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo
22,
Intern noodplan moet door
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
vierde
werkgever openbaar worden
art. 25, derde en vierde lid Brzo
lid
gemaakt
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en art. 25, tweede lid Brzo
23,
Inrichting niet in werking bij
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en
eerste
onvoldoende maatregelen
art. 23 en 25, vierde lid Brzo
lid
ter bescherming van
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en
werknemers
art. 25, tweede lid Brzo
Kennisgeving doen,
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet, en
stoffenlijst opstellen en VR
art. 25, derde en vierde lid Brzo
indienen (artikelen niet meer
Artikel 8.40 en 18.1b van de Wm j.o.
relevant)
artikel 5.2 van de Wabo
26 – 28
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
26
Artikel
Onderwerp
Brzo
Wettelijke grondslag
Handhaven via
handhaving
bestuursrecht (Br) en strafrecht (Sr) SZW
BG
VR*
Artikel 48 en 63 Wvr Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en
Sr
+
+
-
Br
+
-
-
Sr
+
-
-
art. 25, tweede lid Brzo Art. 8.40 Wm en art. 1a, onder 1° Wed 29
Bij regeling Minister SZW
bepaalde artikelen uit de Rrzo op bais
regels stellen over gegevens
hiervan
verstrekken na zwaar
Art. 6 Arbeidsomstandighedenwet en
ongeval
art. 25, tweede lid Brzo
* Het bestuur van de veiligheidsregio is alleen bevoegd om de verplichtingen die gelden voor VRplichtige inrichtingen te handhaven.
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
27
Bijlage 2: Voorbeelden van ernstige en niet-ernstige overtredingen Voorbeelden m.b.t. bedrijfsbrandweer Eisen bedrijfsbrandweer
Voorbeelden van bevindingen
Ernstige overtreding
Bluswatervoorziening
De pompen voor de bluswatervoorziening
Ja
leveren onvoldoende druk om voldoende bluswater te kunnen genereren. I.v.m een “dead-end “ in de ringleiding zijn 2
Ja
van de 40 hydranten niet in staat om op ieder punt de vereiste/vergunde/benodigde capaciteit te leveren. Incidentbestrijdings- en 10 beheersmiddelen
De incidentbestrijdings- en -beheersmiddelen
Ja
vertonen gebreken en zijn daardoor niet bedrijfszeker en voor onmiddellijk gebruik gereed of deze middelen zijn niet goed bereikbaar. Voor deze middelen is geen onderhouds- en
Ja
inspectiesysteem ingevoerd Actuele info voor
De bedrijfseigen aanvalsplannen/inzetplannen
overheidsbrandweer ter
worden niet aan de overheid toegestuurd of de
voorbereiding op incident
aangeboden informatie is niet volledig.
Actuele info voor
Tijdens een incident is geen of onvoldoende
overheidsbrandweer tijdens
informatie verstrekt, bijvoorbeeld m.b.t.
incident
−
Nee
Ja
de aanwezige gebouwen, procesinstallaties, opslageenheden en leidingrekken en straten;
−
Actuele gegevens van binnen de installaties en opslageenheden (insluitsystemen) aanwezige gevaarlijke stoffen
− −
de aanrijroute; de incidentbestrijdings –en beheersmiddelen in en op de installaties;
− Beschermende middelen
een actueel intern noodplan.
De beschermende middelen zoals gaspakken,
Nee
chemicaliënpakken, filterbussen, ademluchtflessen zijn niet tijdig gekeurd. Tijdig (binnen 6 minuten)
Tijdens een oefening is gebleken dat de
basissterkte aanwezig
basissterkte niet tijdig aanwezig was op de
Ja
incidentlocatie.
10
Het geheel aan middelen die de bedrijfsbrandweer ten dienste staan bij de uitoefening van haar taak. De logistieke en infrastructurele voorzieningen, passieve middelen/voorzieningen die een rol spelen in de incidentscenario(’s) en koel– en blusvoorzieningen (brandbeveiligingssystemen) vormen hier een onderdeel van. Het betreft zowel mobiele, als stationaire voorzieningen.
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
28
Eisen bedrijfsbrandweer
Voorbeelden van bevindingen
Ernstige overtreding
Uit controle blijkt dat één van de leden van de
Ja
basissterkte niet:
− − −
tijdig medisch is (her)keurd; onvoldoende opgeleid, of niet alle oefeningen heeft gevolgd.
Door verloop in de organisatie is de bezetting
Nee
van de ploegen mogelijk, maar is de organisatie zeer kwetsbaar in geval van ziekte, bezetting nacht periode, weekeinde en vakantieperiode. Doormelding naar RAC voor
Alarmering naar RAC is niet geborgd met
registratie incidenten
noodplan, procedure of protocol.
Oefenprogramma
Er is geen oefenprogramma opgesteld of het
Nee Nee
opgestelde oefenprogramma voldoet niet aan de eisen. Het oefenprogramma is niet tijdig ingediend.
Nee
Gids
Er is niet voorzien in de gids functie.
Ja
Incident binnen 1 minuut
Een incident is eerst bestreden door de BHV-
Ja
melden aan bemande meldpost
organisatie, toen dit niet succesvol was is na
en onmiddellijk melden aan
een kwartier de bedrijfsbrandweer en de
(bedrijfs)brandweer
overheidsbrandweer gealarmeerd. Alarmering is niet in procedure of protocol
Ja
geborgd. Kennis/vaardigheid personeel
Gebleken is dat een
voor bediening middelen
bedrijfsbrandweermedewerker onvoldoende
Nee
kennis van en inzicht heeft in de werking van de aanwezige incidentbestrijdings– en – beheersmiddelen of onvoldoende vaardig is in de bediening van deze middelen Kennisoverdracht naar
Door onderbezetting zijn diverse personen
aannemer die basissterkte
ingehuurd om in de basissterkte te worden
verzorgt
opgenomen. De ingehuurde personen zijn
Nee
echter niet voldoende geoefend en op de hoogte van de bedrijfsspecifieke situatie. Leidinggevenden hebben
De leidinggevenden van het bedrijf (welke een
kennis over structuur
taak hebben in het COPI) hebben geen inzicht in
overheidsbrandweer
de structuur van de overheidsbrandweer.
Melden beperkte inzetbaarheid
Melden van uitval technische middelen of van
Nee
Ja
beperkte inzetbaarheid van de ploeg vindt niet plaats. Mobiele middelen doelmatig
Brandweerauto kan niet uit de garage worden
opgeslagen
gereden omdat het voorterrein als parkeerplaats
Ja
wordt gebruikt. Netwerk 2x per jaar spoelen
Het spoelprogramma is niet uitgevoerd.
Nee
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
29
Eisen bedrijfsbrandweer
Voorbeelden van bevindingen
Ernstige overtreding
Het spoelprogramma is niet doelmatig, zo is de
Nee
spoelsnelheid en spoeltijd niet benoemd. Eveneens wordt de koppelleiding met het buurbedrijf niet gespoeld. Registratie onderhoud,
Het journaal van de bedrijfsbrandweer is over
oefeningen en evaluaties in
veel verschillende systemen verdeeld. Hoewel
journaal
de informatie aanwezig is kon niet alle
Nee
informatie worden getoond tijdens de inspectie. Oefenprogramma indienen voor Het programma is niet volledig. 1 februari
Het programma is in het geheel niet aanwezig
Nee Ja
Er is niet voldaan aan het oefenprogramma in het voorgaande jaar. Opleidingen
Een bedrijfsbrandweermedewerker heeft niet
Nee
aantoonbaar de voor zijn/haar specifieke functie en taak van toepassing zijnde opleidingen gevolgd en voltooid. Passieve
De doorvoeringen van de Opvangbak/tankput
beschermingsmiddelen die als
zijn niet afgedicht.
LOD zijn opgevoerd
Fireproofing is niet onderhouden: stukken
Ja Ja
fireproofing zijn van de kolom gehaald vanwege een uitbreiding van de installatie. Stationaire middelen
De jaarlijkse functionele test is niet uitgevoerd.
Ja
SVM tank staat in de buitenlucht, in
Ja
functioneel testen Schuimvormend middel
tegenstelling tot de specificaties behorende bij de schuimsoort. Geen of te weinig SVM aanwezig
Ja
Testen motorisch aangedreven
De Bluswaterpompen worden maandelijks
Nee
middelen
getest i.p.v. wekelijks
Toelaten bevoegd gezag bij
Het bedrijf wil geen oefeningen uitvoeren onder
oefeningen
toezicht van de inspecteur van de brandweer?
Verbindingsmiddelen
Portofoons zijn niet opgeladen of werken niet,
beschikbaar voor
portofoonbediening is niet bekend, portofoon in
bedrijfsbrandweer
combinatie met gaspak werkt niet.
Verplaatsen SVM
Aanhanger met schuim aanwezig maar geen
Ja Nee
Nee
trekker/haak-armvoertuig. Voor 1 februari overzicht
Er wordt geen overzicht van de
sterkte bedrijfsbrandweer
bedrijfsbrandweer doorgegeven.
Nee
doorgeven Tijdelijke wijziging van
Vanwege uitval of reparatie kan tijdelijk niet aan Ja
bedrijfsbrandweervoorzieningen de verplichting worden voldaan om de aanwezige bedrijfsbrandweervoorzieningen voor direct gebruik gereed te hebben. Dit is niet Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
30
Eisen bedrijfsbrandweer
Voorbeelden van bevindingen
Ernstige overtreding
direct door het bedrijf gemeld (wijziging tijdelijke bedrijfsbrandweervoorzieningen). De wijziging is direct door het bedrijf gemeld
Nee
waarbij is aangegeven welke noodmaatregelen (zoals vervangend materiaal) zijn genomen om het brandveiligheidniveau te waarborgen. Voorbeelden m.b.t. Brzo Eisen Brzo
Voorbeelden van bevindingen
Ernstige overtreding
Veiligheidsbeheerssysteem
Geen VBS aanwezig of er ontbreken elementen
Ja
die uit oogpunt van risicobeheersing van groot belang zijn. VBS niet herzien na een doorgevoerde
Nee
verandering binnen de inrichting. Het in bedrijf hebben van apparatuur en
Ja
processen met gevaarlijke stoffen, waarvan de risico’s niet zijn geïdentificeerd. Het in bedrijf hebben van gevaarlijke apparatuur,
Ja
waaraan wijzigingen zijn uitgevoerd, die niet in overeenstemming zijn met het ontwerp van de apparatuur, en die de veiligheid in gevaar brengen. Het in afwezigheid van een adequaat
Ja
beheerssysteem overbruggen dan wel buiten werking stellen van noodzakelijke beveiligingen. Het in bedrijf hebben van apparatuur en
Ja
processen met gevaarlijke stoffen, zonder adequate borging: een (minimaal) redelijk functionerend VBS met het ontbreken of onvolledig zijn van de VBS elementen b, c, d, e, of f. Het in bedrijf hebben van apparatuur en
Nee
processen met gevaarlijke stoffen, zonder adequate borging: een redelijk functionerend VBS met het ontbreken of onvolledig zijn van de VBS elementen g, of h. Ontbreken van risico-identificatie en evaluatie.
Ja
Documentatie m.b.t. veiligheidskritische
Ja
installaties en processen niet op orde. Ondeskundig personeel waardoor de veiligheid
Ja
van bedrijfsprocessen in het geding is. Achterstallig onderhoud veiligheidskritische
Ja
installaties. Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
31
Eisen Brzo
Voorbeelden van bevindingen
Ernstige overtreding
De PDCA cyclus in het VBS als geheel of in
Ja
essentiële elementen werkt niet. Ontbreken (uitvoering) onderhoudsbeleid
Ja
veiligheidskritische (technische) maatregelen.
Veiligheidsrapport
Onvoldoende borging onderhoudsbeleid.
Nee
Veiligheidsrapport niet actueel. Tijdens inspectie
Nee
blijkt de feitelijke situatie anders te zijn dan beschreven in het VR. Stoffenlijst
Geen stoffenlijst aanwezig of niet direct toegankelijk (ook ’s nachts, in het weekend en bij
Ja
computerstoring). De aanwezige stoffenlijst voldoet niet aan artikel
Nee
14 Rrzo of is niet helemaal compleet. Er is niet geborgd en procedureel vastgelegd wie
Nee
de lijst aan de hulpdiensten overhandigt. Noodplan
Noodplan niet actueel of niet volledig (bijlage IV).
Nee
Geen noodplan aanwezig of niet direct
Ja
toegankelijk.
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
32
Bijlage 3: Afwegingskader voor keuze bestuursdwang of dwangsom
Last onder bestuursdwang Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende: −
een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
−
de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Bestuursdwang is bij uitstek een herstelsanctie waarmee de gevolgen van een begane overtreding ongedaan worden gemaakt. Indien een verplichting om iets te doen niet is nagekomen, dan kan de veiligheidsregio met bestuursdwang de handeling alsnog verrichten (op kosten van de overtreder). Bestuursdwang kan echter ook worden gebruikt om een herhaling van een overtreding te voorkomen of het voortduren van de overtreding tegen te gaan. Bij dat laatste kan worden gedacht aan het sluiten en verzegelen van een installatie die niet voldoet aan de veiligheidsvoorschriften. Last onder dwangsom Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende: −
een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
−
de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Een last onder dwangsom is vooral geschikt om een herhaling van een overtreding te voorkomen en om een einde te doen maken aan het voortduren van een overtreding. Daarbij functioneert de dwangsom als financiële prikkel om het verboden gedrag niet te herhalen of om deze te beëindigen. De dwangsom kan echter ook worden gebruikt om de gevolgen van een overtreding ongedaan te maken. De financiële prikkel zal de overtreder ertoe moeten brengen om iets te doen. Samenloop Bestuursdwang en dwangsom mogen niet tegelijkertijd worden toegepast voor dezelfde overtreding (art. 5:6 Awb). Wel mogen ze na elkaar worden toegepast. Wanneer in eerste instantie een dwangsom is opgelegd en later blijkt dat dit geen effect sorteert, kan de last onder dwangsom worden ingetrokken en een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Uiteraard is het ook niet toegestaan om voor dezelfde overtreding tegelijkertijd meerdere lasten onder dwangsom of lasten onder bestuursdwang van kracht te laten zijn. Welk middel? In principe is het bestuursorgaan (bestuur veiligheidsregio) vrij in de keuze tussen een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. Wel hangt het van de situatie af welk middel het meest geschikt is. Zo heeft het toepassen van bestuursdwang als kenmerk dat onmiddellijk de illegale situatie wordt hersteld. Nadeel van bestuursdwang is dat de veiligheidsregio dit zelf moet uitvoeren en daarmee ook primair de kosten daarvan draagt (behoudens de mogelijkheid om de kosten te verhalen op draagkrachtige overtreders). Het karakter van een dwangsom is meer indirect; de overtreder verbeurt een bedrag wanneer hij niet voldoet aan de voorwaarden. Hierbij moet de financiële prikkel het werk doen. De wet schrijft wel voor dat voor het opleggen van een last onder dwangsom niet wordt gekozen indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen zich daartegen verzet (art. 5:32 lid 2Awb). Hiermee wordt bijvoorbeeld gedoeld op een situatie waar de veiligheidsbelangen ernstig worden geschaad en op korte termijn herstel plaats dient te vinden. Dan is bestuursdwang een beter instrument om toe te passen.
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
33
De veiligheidsregio’s maken in beginsel (de meeste situaties) gebruik van het opleggen van een last onder dwangsom. Alleen wanneer het belang van de veiligheid of de rampenbestrijding meer gebaat is bij het toepassen van bestuursdwang is dat anders. De ervaring leert dat het inzetten van een dwangsom een zeer effectief middel is om overtredingen ongedaan te maken. Tot innen van een dwangsom komt het maar zelden, meestal is voor die tijd de overtreding ongedaan gemaakt. Spoedeisende bestuursdwang Bij een calamiteit of een directe (ernstige) bedreiging van de belangen van de veiligheid of rampenbestrijding kan de veiligheidsregio direct optreden. Op het moment dat ernstige overtredingen worden geconstateerd door een toezichthouder moet een afweging worden gemaakt. Wanneer er sprake is van een zodanige gevaarlijke of bedreigende situatie waarbij de belangen van de veiligheid of rampenbestrijding ernstig in het gedrang komen, zullen de werkzaamheden of een installatie direct worden stilgelegd. Dit is ter beoordeling van de toezichthouder ter plaatse en hangt geheel af van de omstandigheden. Het stilleggen van werkzaamheden of een installatie is in feite het uitvoeren van bestuursdwang, een sanctie dus. Dit kan alleen in zeer spoedeisende situaties waarin de bedreiging voor de veiligheidsbelangen of rampenbestrijding dermate ernstig is dat direct opgetreden moet worden. De mogelijkheid om direct op te treden is vastgelegd in artikel 5:31, lid 2 Awb. De bedoeling van de wetgever is dat deze bevoegdheid met gepaste terughoudendheid wordt gebruikt. Het artikel schept de mogelijkheid direct op te treden, zonder dit besluit van te voren op schrift te stellen en zonder een termijn te gunnen. Hierbij geldt dat alleen díe maatregelen worden uitgevoerd die echt urgent nodig zijn. Wat kan wachten, kan via de normale procedure worden gerealiseerd. Ook wordt aan de overtreder de mogelijkheid geboden de maatregelen zelf uit te voeren, met daarbij de mededeling dat wanneer de overtreder niet direct maatregelen treft, de veiligheidsregio de overtreding zal herstellen en de kosten daarvan zal verhalen op de overtreder. In een stappenplan: 1.
Geef aan dat het bedrijf in overtreding is en dat onmiddellijk maatregelen moeten worden genomen om de belangen van de veiligheid of rampbestrijding veilig te stellen. Omschrijf duidelijk welke maatregelen moeten worden genomen. Dit kan zijn het stilleggen van bepaalde werkzaamheden of een installatie, daarnaast kunnen nog andere maatregelen urgent nodig zijn.
2.
Stel het bedrijf voor de keuze om die maatregelen meteen zelf uit te (laten) voeren, anders doet de veiligheidsregio dit. Geef daarbij aan dat de kosten van de maatregelen zullen worden verhaald op het bedrijf (de overtreder).
3.
Meld dat na het toepassen van de bestuursdwang daarvan achteraf zo spoedig mogelijk het bestuursdwangbesluit op schrift wordt gesteld en wordt toegestuurd. Tegen dit besluit kan bezwaar en beroep worden ingediend.
Niet moet worden vergeten dat alleen in zeer spoedeisende gevallen deze bevoegdheden bestaan. In veel redelijk spoedeisende gevallen kan namelijk nog de normale procedure worden gevolgd, zonder of met een zeer korte begunstigingstermijn. Ook is van belang dat de toezichthouder, voordat hij spoedeisende bestuursdwang toepast, ruggenspraak heeft gehad met zijn manager. Ook kan het verstandig zijn af te stemmen met (een lid van) het bestuur. In de landelijke sanctiestrategie Brzo worden de volgende voorbeelden genoemd van overtredingen die een onmiddellijk gevaar opleveren en met bestuursdwang zullen worden aangepakt:
−
Ontbreken van veiligheidskritische (technische) maatregelen, of het onvoldoende functioneren van veiligheidskritische (technische) maatregelen.
−
Bewust gevaarzettend gedrag.
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
34
−
Het bedrijven van processen terwijl de voor de beveiliging daarvan noodzakelijke apparatuur (strippers, fakkelsystemen, gasdetectoren, brandalarm- en -blussystemen) niet bedrijfsvaardig is.
−
Het in bedrijf hebben van apparatuur & processen met gevaarlijke stoffen , waarvan de risico’s niet zijn geïdentificeerd.
−
Het in bedrijf hebben van gevaarlijke apparatuur, waaraan wijzigingen zijn uitgevoerd, die niet in overeenstemming zijn met het ontwerp van de apparatuur, en die de veiligheid in gevaar brengen.
−
Het in afwezigheid van een adequaat beheerssysteem overbruggen dan wel buiten werking stellen van noodzakelijke beveiligingen.
−
Het werken met brandgevaarlijke stoffen, dampen en gassen, die met de omgevingslucht brandgevaarlijke mengsels kunnen vormen, waarbij niet wordt voldaan aan de ATEX regelgeving.
Handhavingsbeleid Veiligheidsregio’s Industriële veiligheid - Status/versie: definitief/1.0 – 3 april 2014
35
Bijlage 2: Belangrijkste verschillen ‘oude’ en nieuwe handhavingsbeleid Hieronder zijn de belangrijkste verschillen benoemd tussen het oude handhavingsbeleid van de veiligheidsregio’s (2010) en het nieuwe handhavingsbeleid (Handhavingsbeleid veiligheidsregio’s industriële veiligheid 2014 – 2018). Oud
Nieuw
Was een model dat veiligheidsregio’s konden gebruiken voor het opstellen van hun eigen handhavingsbeleid. Geen uitwerking van bevel niet in werking stellen of houden van een inrichting (art. 48, lid 2 Wvr). Voorziet niet in een jaarlijks uitvoeringsprogramma.
Betreft beleid dat geldt voor alle veiligheidsregio’s en ongewijzigd vast dient te worden gesteld. Uitwerking van het niet in werking stellen of houden van een inrichting (art. 48, lid 2 Wvr).
Summiere duiding van de reikwijdte van het handhavingsbeleid. De toezichtstrategie bevat prioriteiten die zijn gebaseerd op een risicoanalyse. De prioriteiten zijn maatgevend voor de frequentie van het toezicht. Sanctiestrategie maakt onderscheid tussen kernbepalingen en niet-kernbepalingen.
Strafrechtelijke aanpak summier uitgewerkt.
-
Voorziet in een jaarlijks uitvoeringsprogramma waarin de veiligheidsregio’s aangeven welke activiteiten ze gaan uitvoeren. Uitgebreide beschrijving van de reikwijdte van het handhavingsbeleid in hoofdstuk 2. De toezichtstrategie bevat geen prioriteitenlijst maar geeft wel inzicht in de wijze waarop de veiligheidsregio’s invulling geven aan hun toezichthoudende taken en de toezichtsfrequentie. De sanctiestrategie m.b.t. het Brzo sluit aan op de landelijke handhavingstrategie Brzo 1999. Onderscheid tussen kern- en niet-kernbepalingen wordt niet meer gemaakt. Ook andere handhavingsorganisaties maken dat onderscheid niet meer omdat het in de praktijk zeer lastig uitvoerbaar is. Bevat afwegingskader voor inzet bestuurlijke en strafrechtelijke sancties (incl. bestuurlijke strafbeschikking). Aansluiting bij de kwaliteitseisen voor toezicht en handhaving uit de Wabo.
Pagina 1 van 1