BESTEMMINGSPLAN WERKENSEPOLDER II (WERKENDAM) GEMEENTE WERKENDAM
Gemeente Werkendam Ontwerpbestemmingsplan Werkensepolder II (Werkendam)
Toelichting bijlagen
Voorschriften Plankaart schaal 1:1000
projectgegevens: TOE05-WER00002-01A VOO05-WER00002-01A TEK05-WER00002-01A RAO03-WER00002-01A
Rosmalen, maart 2007
Vastgesteld: 27 maart 2007
Telefoon: 073 52 33 900 Hoff van Hollantlaan 7 Postbus 435 5240 AK Rosmalen Telefax: 073 52 33 999 E-mail:
[email protected]
INHOUDSOPGAVE 1 1.1 1.2 1.3
INLEIDING Aanleiding Ligging plangebied Overzicht vigerende bestemmingsplannen
1 1 1 2
2 2.1 2.2 2.3
BESTAANDE SITUATIE Locatie in groter verband Locatie en directe omgeving Verkeer
3 3 4 4
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
BELEID Nota Ruimte Streekplan Noord-Brabant 2002 Uitwerkingsplan Land van Heusden en Altena Gebiedsplan De Wijde Biesbosch StructuurvisiePlus Land van Heusden en Altena Kadernota Milieu 2005 – 2009 Groenstructuurplan Werkendam 1998 Kwalitatief beleidskader woningbouw 2005 – 2015 Woningbouwopgave
5 5 5 6 8 8 10 10 11 12
4 4.1 4.2 4.3 4.4
PLANOPZET Relatie met de omgeving Visie op hoofdlijnen Verkavelingsplan Duurzaamheid
13 13 13 14 17
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10
MILIEUGEGEVENS EN -ONDERZOEK Relatie met de Wet geluidhinder Stankhinder Water Archeologische verwachtingen Bodem Flora en fauna Luchtkwaliteit Externe veiligheid Hinderlijke (agrarische) bedrijvigheid Kabels en leidingen
19 19 19 20 23 24 24 26 26 26 27
6
EXPLOITATIE
29
7
TOELICHTING OP DE BESTEMMINGEN
31
8
PROCEDURES
33
Bijlagen: 1 Verslag inspraak en vooroverleg 2 Reactie Waterschap en beantwoording 3 Verslag informatie- en inspraakavond d.d. 5 juli 2006 Bijlagen (separaat): - Rapport luchtkwaliteitsonderzoek uitbreiding Werkendam (20 maart 2006, Regionale Milieudienst West-Brabant); - Inventariserend archeologisch onderzoek gemeente Werkendam, diverse locaties (april 2005, Baac b.v.);
-
Natuuronderzoek gemeente Werkendam, onderzoeksgebied Werkensepolder II te Werkendam (april 2006, Staro Bos- en natuurbeheer); Rapport akoestisch onderzoek (mei 2006, Croonen Adviseurs b.v.); Beeldkwaliteitplan Werkensepolder II te Werkendam (november 2006, BRO b.v.).
Globale ligging plangebied Werkensepolder
1
INLEIDING
1.1 Aanleiding De gemeente Werkendam heeft het gebied Werkensepolder II aan de noordoostzijde van de kern aangewezen als uitbreidingslocatie. Voorliggend bestemmingsplan biedt het juridisch kader voor de woningbouwontwikkeling van de tweede fase van het uitbreidingsplan.
1.2 Ligging plangebied Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft de uitbreidingswijk Werkensepolder II. Deze uitbreidingswijk wordt als geheel beschreven in deze toelichting. De toekomstige woonbebouwing van Werkensepolder II is gesitueerd aan de noordoostzijde van de kern. Op onderstaande illustratie is de plangrens van het bestemmingsplan aangegeven. Het plangebied betreft het meest oostelijke deel van de toekomstige uitbreidingswijk. In het noorden grenst het plangebied aan het buitengebied van de gemeente Werkendam. In het zuiden en vooral in het westen sluit het plangebied direct aan op de bebouwde kom van Werkendam.
Monnikenhoef
Sportcomplex Kozakken Boys
Werkensedijk
Begrenzing plangebied
1
Het plangebied in het zuiden begrensd door de Werkensedijk. In het westen wordt de grens gevormd door bestaande woonbebouwing van Werkensepolder I. De oostgrens wordt gevormd door de weg Lange Wiep, deze ontsluit de aanwezige voetbalvelden van Kozakken Boys op sportveldencomplex ‘De Zwaaier’. De noordgrens bestaat uit de bestaande watergang ‘de Werkensevliet’.
1.3 Overzicht vigerende bestemmingsplannen Momenteel vigeert in het gebied van het plangebied ‘Werksepolder’ het bestemmingsplan De Werkense Polder, vastgesteld door de raad op 26 augustus 1986, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 12 december 1986.
2
2
BESTAANDE SITUATIE
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie van het plangebied. Allereerst zal de locatie in groter verband worden beschreven en de directe omgeving van het plangebied. Daarna volgt een beschrijving van de locatie zelf.
2.1 Locatie in groter verband Werkendam is een kern met bijna 11.000 inwoners. Het is enerzijds een echt plattelandsdorp, maar heeft aan de andere kant ook een duidelijke centrumfunctie, ook voor de overige kernen in het Land van Heusden en Altena. Werkendam heeft een diversiteit aan gemeenschappen, elk met een eigen identiteit. De reformatorische gemeenschap is sterk en trekt ook veel mensen van buiten Werkendam aan. Daarnaast heeft Werkendam een sterk ontwikkelde werkgelegenheid en kent op dit terrein ook hoge ambities. De watersnoodramp van 1953 heeft belangrijke impulsen aan de ontwikkeling van de werkgelegenheid gegeven. Werkendam is georiënteerd op de Merwede. De oude dijk langs dit water en de uitwatering van enkele riviertjes op de Merwede (de dam in de Werken) waren de oorsprong van Werkendam. De Werkensedijk en de Vissersdijk bepalen de structuur van de kern. Deze elementen zijn, ondanks de meer recente ontwikkelingen in en rondom het centrum van Werkendam, grotendeels herkenbaar gebleven. De krachtige, aan het water gerelateerde bedrijvigheid (onder meer door de binnenhavens) bepaalt het imago van de kern.
Nieuwe Merwede
Luchtfoto Werkendam
3
2.2 Locatie en directe omgeving De locatie van dit bestemmingsplan bestaat momenteel grotendeels uit onbebouwde, agrarische landbouwgrond. Aan de westzijde is binnen het plangebied een tweetal maatschappelijke voorzieningen aanwezig; een kerk en een basisschool. Het oostelijk deel van het plangebied wordt gevormd door het bestaande sportcomplex ‘De Zwaaier’. Rondom het plangebied is een aantal agrarische bedrijven aanwezig. Ten zuiden en westen van de locatie ligt de bebouwde kom van Werkendam.
Werkensepolder
Planmatige woonwijk Werkensepolder I
Nonnegatswiel Sportcomplex ‘De Zwaaier’
Werkensedijk
Luchtfoto plangebied Werkensepolder
2.3 Verkeer De wijk Werkensepolder II wordt gerealiseerd ten noordoosten van het centrum van Werkendam. De kern Werkendam wordt door de Dijkgraaf den Dekkerweg ontsloten. Deze weg vormt de zuidgrens van het woongebied van de kern Werkendam en verbindt de kern met de A27 in het oosten. Naar het westen wordt de kern ontsloten door de Bandijk, deze dijkstructuur volgt de Nieuwe Merwede. Ten noorden van deze rivier ligt Boven-Hardinxveld, deze kern is via een voetveer verbonden met Werkendam. Werkendam is door de ligging aan de Merwede en de aanwezigheid van de Biesbosch- en de Beatrixhaven prima ontsloten over het water. Naar het zuiden toe is de Biesbosch te bereiken via de kreek Steurgat. Openbaar vervoer kent de kern in de vorm van buurtbussen. Aan de A27 is carpoolplaats en transferpunt ‘De Tol’ een belangrijke voorziening. Op deze locatie is het mogelijk met de Interliner bijvoorbeeld naar Utrecht, Oosterhout en Breda te reizen.
4
3
BELEID
Naast de in het voorgaande hoofdstuk genoemde bestaande elementen zal in het plan ook rekening moeten worden gehouden met een aantal beleidsmatige en programmatische elementen.
3.1 Nota Ruimte In de Nota Ruimte, die op 17 januari 2006 door de Eerste Kamer is goedgekeurd, heeft het Ministerie van VROM de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020 vastgelegd. De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie, krachtige steden en een vitaal platteland, waarborging van waardevolle groengebieden en veiligheid. Op het gebied van verstedelijking zet de Nota Ruimte in op een voortzetting van het bundelingsprincipe. Bundeling draagt bij aan economische schaalvoordelen en benutting van (overheids)investeringen in voorzieningen (zoals die in infrastructuur), versterkt het draagvlak voor diverse stedelijke voorzieningen en beperkt de druk op de landelijke gebieden. De Nota Ruimte kent zes nationale stedelijke netwerken, waaronder Brabant-Stad (Breda, Tilburg, ‘s-Hertogenbosch en Eindhoven). De gemeente Werkendam en daarmee ook de kern Werkendam valt buiten het stedelijk netwerk. Buiten de stedelijke netwerken gelden twee verstedelijkingsprincipes die voor dit bestemmingsplan van belang zijn. Het eerste principe heeft betrekking op de aard van de verstedelijking. In de Nota Ruimte wordt gesteld dat in iedere gemeente voldoende ruimte moet worden geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dit geldt voor steden, maar ook voor het landelijk gebied, waar vooral starters en ouderen moeite hebben aan een geschikte woonruimte te komen. Het tweede verstedelijkingsprincipe betreft het streven naar een optimale benutting van het bestaand stedelijk gebied. Het streefgetal dat de Nota Ruimte hanteert voor de realisatie van woningen in het bestaand bebouwd gebied is 40% van het totale woningbouwprogramma. Als grens van het bestaand bebouwd gebied geldt de grens zoals gerealiseerd in het jaar 2000. De Nota Ruimte gaat in haar sturingsfilosofie uit van een vergaande mate van beleidsdecentralisatie. Dat wil zeggen dat het provinciaal en regionaal beleidskader de komende jaren steeds meer richtinggevend zal zijn (zie volgende paragrafen).
3.2 Streekplan Noord-Brabant 2002 Het meest actuele provinciale beleidskader aangaande de ruimtelijke ordening betreft het Streekplan Noord-Brabant 2002 ‘Brabant in Balans’. Deze beleidsnota is op 22 februari 2002 door Provinciale Staten vastgesteld en moet vanaf dat moment beschouwd worden als vigerend beleid. Het beleid met betrekking tot ontwikkeling van stedelijke functies is in het Streekplan enigszins gewijzigd ten opzichte van het voorgaand beleid. Het gaat dan met name over het proces om te komen tot locaties voor wonen en werken en niet zozeer over de inhoudelijke afweging welke plekken de voorkeur hebben. Wat dit laatste betreft is de provinciale koers onveranderd. 5
De provincie streeft nog steeds naar een dusdanige verdeling van bouwlocaties dat het merendeel van de woningbouw in de stedelijke regio’s plaatsvindt. Daarnaast geldt in alle gevallen dat inbreiding, waar mogelijk, de voorkeur geniet boven uitbreiding. De mate waarin een bepaalde kern ruimte krijgt voor stedelijke ontwikkeling wordt in tegenstelling tot het verleden (contingentenbenadering) niet meer direct bepaald door de provincie. In plaats daarvan is de verdeling van ruimte voor wonen en werken een resultaat van regionale samenwerking. De provincie wijst iedere regio een programma toe dat in een regionaal uitwerkingsplan voor de regio verder is verdeeld.
3.3 Uitwerkingsplan Land van Heusden en Altena Het ruimtelijk beleid voor de regio is uitgewerkt in het Uitwerkingsplan Land van Heusden en Altena. Dit plan vormt een belangrijk kader voor ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Werkendam en maakt onderdeel uit van het provinciale toetsingskader, op grond waarvan ruimtelijke plannen en initiatieven van gemeenten worden beoordeeld. Gedeputeerde Staten hebben 21 december 2004 het uitwerkingsplan vastgesteld.
Plankaart Uitwerkingsplan Land van Heusden en Altena
De voornaamste opgave van het uitwerkingsplan is het op regionaal niveau aanwijzen van geschikte locaties voor wonen en werken. Uitgangspunten zijn de lagenbenadering en concentratie van verstedelijking. Unieke kenmerken dienen hierbij gekoesterd te worden. Op basis van een opgesteld landschappelijk raamwerk en Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) staat vast dat grote delen van de regio, zoals de grootschalige open landschappen gevrijwaard moeten blijven van verstedelijking, waardoor de kernen als aparte eenheden herkenbaar blijven. Bij de kernen in het plangebied blijft echter in meer of mindere mate nog zoekruimte voor toekomstige verstedelijking over.
6
In het Uitwerkingsplan hebben de drie gemeenten er voor gekozen het merendeel van nieuwe stedelijke ontwikkelingen in en bij de kernen op de oeverwal te realiseren. Voor de kern Werkendam is binnen het DRS ook zoekruimte voor verstedelijking gevonden. Deze zoekruimte (aanduiding ‘te ontwikkelen woongebied’) ligt ten noordoosten van de kern en betreft het ontwikkelingsgebied Werkensepolder II. In dit gebied is het transformeren van landelijk gebied naar stedelijk grondgebruik ten behoeve van wonen afweegbaar als wordt voldaan aan de voorwaarden: - De voorgestelde plannen moeten aansluiten bij de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur van de kern. - Bij de inrichting van ruimtelijke plannen is rekening gehouden met kwaliteiten en structuren in het gebied en de omgeving. - Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen is het uitgangspunt zorgvuldig met de ruimte om te gaan. Hier wordt richting aan gegeven door vorm te geven aan de vijf leidende principes uit het Streekplan. Door de ontwikkeling van het woongebied Werkensepolder II (circa 185 woningen) zal de kern aan de noordzijde worden afgerond. Hierbij zal rekening worden gehouden met de aanduiding potentieel nat gebied. Natte gebieden zijn van nature minder geschikt voor verstedelijking. De watertoets zal dan ook inzicht moeten geven in eventuele ongewenste waterhuishoudkundige effecten en mogelijke mitigerende of compenserende maatregelen. Rood-met-groen-koppeling Het Uitwerkingsplan Land van Heusden en Altena kent een nieuw soort compensatieplicht voor uitbreidingsplannen voor wonen en werken. Voor alle uitbreidingsplannen voor stedelijke ontwikkelingen zal met ingang van 1 juli 2005 inzichtelijk moeten zijn hoe de realisering ervan gepaard gaat met kwaliteitsverbetering elders in het buitengebied (inclusief kernrandzones). Deze verplichting geldt ook voor het uitbreidingsplan Werkensepolder II. De rood-met-groen-koppeling beoogt niet de aanleg van groen binnen een plangebied van een nieuw stedelijk gebied te bekostigen. Het gaat tenslotte om investeringen in groen in het buitengebied of kernrandzones. Een uitzondering hierop vormen grotere uitbreidingsplannen, omdat deze vaak in samenhang met het landschap ontwikkeld worden. In die gevallen kan de beoogde kwalitatieve verbetering van het buitengebied in het plan geïntegreerd zijn. In de ‘Handreiking inzake Uitwerking rood-met-groen-koppeling’ beschrijft de provincie hoe door gemeenten invulling kan worden gegeven aan dit beleid. In de visie van de provincie zijn gemeenten zo veel mogelijk vrij in de uitwerking van de rood-met-groen-koppeling. Gemeenten worden uitgedaagd zelf een voorstel te doen en dit bestuurlijk te laten vastleggen met de provincie. De gemeenteraad heeft op 7 februari 2006 besloten tot het instellen van een groenfonds in het kader van de rood-met-groen-koppeling. De gemeenteraad heeft hierbij bepaald het fonds te voeden met € 2,00 per m² vanuit de gronden die de gemeente verkoopt voor stedelijke ontwikkelingen in het buitengebied. Het is de bedoeling het fonds te benutten voor het realiseren van extra groen en water binnen de woningbouwlocaties. In het plangebied Werkensepolder II is in het kader van de de rood-metgroen-koppeling een parkje aangelegd. Per brief van 27 april 2006 is één en ander aan Gedeputeerde Staten nader toegelicht.
7
3.4 Gebiedsplan De Wijde Biesbosch In 2005 zijn de Brabantse reconstructie- en gebiedsplannen in werking getreden. In deze plannen wordt de toekomst van het Brabantse platteland vormgegeven. In Noord-Brabant zijn er voor zeven gebieden reconstructieplannen van kracht en voor twee gebieden gebiedsplannen. De gemeente Werkendam is gelegen in het revitaliseringsgebied van het gebiedsplan Wijde Biesbosch. De reconstructie- en gebiedsplannen bevatten doelstellingen op het gebied van landbouw, natuur, landschap, water, economie en leefbaarheid. Er zijn ook maatregelen uitgewerkt waarmee die doelstellingen bereikt kunnen worden. De meeste doelstellingen hebben geen betrekking op de kernen in de stedelijke gebieden. Een drietal zaken werkt planologisch door naar de gemeentelijke bestemmingsplannen. Het betreffen de integrale zonering, de waterbergingsgebieden en de natte natuurparels met hun beschermingszones. Geen van deze aspecten speelt een rol in onderhavig plangebied. Het gebiedsplan heeft dan ook geen implicaties voor het bestemmingsplan.
3.5 StructuurvisiePlus Land van Heusden en Altena In opdracht van de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem en het Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch heeft Nieuwland/Welmers in november 2004 de structuurvisie plus Land van Heusden en Altena opgesteld. Deze structuurvisie plus bevat een definitie van de ruimtelijke kwaliteit voor het gehele plangebied. Ruimtelijke ontwikkelingen die zich voordoen, zullen hierop worden geënt. Om aan te sluiten op bovenregionaal ruimtelijk beleid en eveneens op het concrete schaalniveau waarop het gemeentelijk beleid zich afspeelt, zijn de ruimtelijke kwaliteit en de wensen op drie schaalniveaus bezien: - het gebied in relatie met de omgeving; - het gebied en - de afzonderlijke kernen. De ruimtelijke kwaliteit van het Land van Heusden en Altena is verbeeld in het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Dit structuurbeeld is een geabstraheerde globale duiding, gebaseerd op beschrijvingen (kwaliteiten) van de ondergrond, de netwerken en de occupatie. De visie die op basis van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is opgesteld geeft invulling aan twee doelen: de zorg voor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied en het inpassen van nieuwe programma’s. Het tweede doel valt uiteen in een aantal kernwaarden, te weten: - vernieuwing landelijk gebied; - bundeling bedrijven en infrastructuur; - ruimte voor de rivier en - leefbaarheid en wonen. Deze doelen worden op een thematische wijze doorvertaald naar een overkoepelende ontwikkelingsstrategie voor het gehele gebied. Uiteindelijk is het streven naar deze ruimtelijke meerwaarde doorvertaald naar beleidskeuzen op het niveau van de kernen.
8
Visie uitwerking In de visie voor de kern Werkendam wordt getracht het nogal structuurloze en dicht aaneen gebouwde dorp meer eigenheid te geven door belangrijke kenmerken die het dorp van oorsprong kent, weer naar boven te halen. Belangrijke doelen zijn daarbij: - ontwikkeling van het centrum in functionele en ruimtelijke zin. Ruimtelijke samenhang, geënt op de oude dijkenstructuur is daarbij van groot belang; - versterking van de relatie tussen centrum en de Merwede; - versterking van de kwaliteiten van de Merwede-oever; - versterking van belangrijke historische structuren van dijken en kreken; - efficiënt ruimtegebruik door benutting van inbreidingslocaties. De uitleg van de kern kent zowel kansen als bezwaren: - Een verdere verstedelijking in de polder De Werken is in strijd met het kwaliteitsbeeld. - Aan de zuidzijde is Werkendam bezig om de ontwikkeling van het bedrijventerrein af te ronden. Voorgesteld wordt de landschappelijke inpassing van dit regionale bedrijventerrein te bewerkstelligen via een op zich zelf staand, los van het omliggende landschap gesitueerd blok dat is afgezoomd met een krachtige groene rand. - Aan het oostelijke uiteinde kan een uitbouw van stedelijke functies de kenmerkende structuur, die wordt bepaald door dijken en kreken, versterken.
Plankaart structuurvisie plus Land van Heusden en Altena Pontveer Open gebied Uitbreiding Dijkstructuur
Jachthaven
Uitsnede structuurvisie plus (Werkendam)
9
3.6 Kadernota Milieu 2005 – 2009 In de kadernota Milieu 2006 – 2009, Werkendam, duurzaam en leefbaar van maart 2006 wordt behalve een terugblik op het beleid van de afgelopen jaren, ook richting gegeven aan het voor de periode tot 2009. In het milieubeleid voor de komende jaren wordt het beleid van de afgelopen 5 jaar voortgezet. Er is geen behoefte aan een fundamentele herijking van het beleidskader, maar er zijn wel enkele specifieke thema’s waaraan de gemeente in de komende jaren bijzondere aandacht aan wil geven. Te denken valt hierbij aan: - duurzaam energiebeleid; - duurzame inrichting van nieuwe bouwlocaties voor woningen en bedrijven. De gemeente Werkendam wil met het vaststellen van de kadernota haar reguliere milieutaken op een voldoende niveau uitvoeren en daarnaast specifiek inzetten op enkele ‘pareltjes’. Het beleidsprogramma zal elk jaar geactualiseerd worden, waarbij tevens verslag zal worden gedaan van de uitvoering van het achterliggende jaar. De wettelijke milieutaken zijn uitgewerkt in een Milieu Uitvoerings Programma 2006. In het milieubeleidsprogramma en het uitvoeringsprogramma is een directe koppeling gelegd naar de betreffende paragrafen en producten in de begroting 2006. De uitgangspunten en ambities als verwoord in de kadernota gelden als leidraad bij de formulering en uitwerking van beleid op andere taakvelden. Notitie Duurzame Ontwikkeling Woonlocaties Deze notitie is primair opgesteld om ten aanzien van de 6 ontwikkelingslocaties voor de woningbouw en andere woningbouwprojecten in de gemeente aan te geven hoe hierbij dient te worden omgegaan met milieu. De ambities uit de notitie zullen worden opgepakt en uitgewerkt voor de te ontwikkelen locaties. Conclusie In de kadernota wordt aangegeven dat vanuit het taakveld milieu een directe inbreng geleverd wordt in de ruimtelijke planning ten behoeve van woningbouwlocaties in de gehele gemeente.
3.7 Groenstructuurplan Werkendam 1998 De gemeente Werkendam wil met het groenstructuurplan vormgeven aan een ‘Eigentijds gemeentelijk groenbeleid’. Daarbij zijn drie speerpunten geformuleerd, te weten: - de kwaliteit van de openbare ruimte; - natuurvriendelijk groenbeheer en - communicatie en participatie. Het groenstructuurplan streeft naar het combineren van verschillende waarden die in het groen aanwezig zijn: het beeld, de natuur en het gebruik. De groenstructuren van de kernen worden gedragen door drie thema’s: - de ‘motto’s voor de parken en begraafplaatsen’; - natuur in de kernen en - de bomenstructuur.
10
Deze vormen de hoofdgroepen en vertellen het verhaal van elke kern. Binnen de hoofdgroenstructuur streeft de gemeente naar het behoud en het versterken van de dorpse sfeer. Afhankelijk van de plek is dit representatief of landschappelijk. Het doel is het streven naar meer samenhang en vereenvoudiging in het beheer en beeld te verkrijgen. Conclusie In het groenstructuurplan is per kern aangegeven hoe aan de verschillende thema’s van het structuurplan concreet invulling kan worden gegeven. In de planontwikkeling zal aan de kwaliteiten en ambities van dit structuurplan invulling gegeven worden.
3.8 Kwalitatief beleidskader woningbouw 2005 – 2015 In deze nota komt een aantal sporen betreffende het woningbouwbeleid van de gemeente bij elkaar. Het formuleren van kwalitatieve uitgangspunten voor het woningbouwprogramma vindt vanuit verschillende invalshoeken plaats. De deelaspecten die in deze nota worden belicht, zijn de volgende: - doelgroepen; - koop/huur en - woningtypen/kwaliteitseisen. Tot 2015 dienen in de woningproductie 118 ouderenwoningen in woonzorgcomplexen en 15 zelfstandige ouderenwoningen te worden gerealiseerd. Voor het zogenaamde clusterwonen en begeleid/beschermd wonen moet een ruimtelijke reservering plaatsvinden (deze tellen niet mee in het woningbouwcontingent). Voor ouderen zonder zorgvraag en niet-ouderen met een functiebeperking moeten tot 2015 353 nieuwe levensloopwoningen worden gerealiseerd. In de kernen Werkendam en Sleeuwijk dient een evenredig deel van de vrijgekomen huurwoningen als koopwoningen te worden toegewezen aan starters. Doorstroming in de woningmarkt is zeer belangrijk. Dit is te stimuleren door in de nieuwbouwsector de passende woningen te bouwen voor doorstromers. Vooral de bouw van ouderenwoningen en overige koopwoningen in midden- en bovensegment stimuleren de doorstroming. De gemeente Werkendam onderschrijft het nieuwe woningverdeelsysteem (aanbodmodel) van de corporaties voor de huurwoningmarkt. Dit betekent onder meer vrije vestiging in de A-kern en tenminste regiobinding in de Bkern. Op onderdelen is nog een nadere uitwerking van het systeem nodig. Aan de te bouwen woningen dienen naast eisen met betrekking tot de doelgroep en de financieringscategorie ook andere eisen gesteld te worden die bepalend zijn voor de ruimtelijke/architectonische en de bouwtechnische kwaliteit. Te onderscheiden zijn de volgende aspecten: - grondgebonden/niet grondgebonden - duurzaam bouwen - aanpasbaar bouwen/levensloopwoning
11
3.9 Woningbouwopgave Tot 2015 mag de gemeente Werkendam in de verschillende kernen gezamenlijk circa 1.000 woningen bouwen. Ongeveer de helft daarvan zal gerealiseerd worden in uitbreidingsgebieden. De resterende woningen moeten conform provinciaal beleid worden gerealiseerd binnen de inbreidingslocaties. Door de gemeenteraad zijn in december 2003 zowel de locaties voor uitbreiding als inbreiding voor de 1.000 woningen vastgesteld. De raad heeft de locaties vastgesteld. De locaties zijn gebaseerd op ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zoals opgenomen in de structuurvisie plus. Onderstaand overzicht geeft het aantal woningen in de uitbreidingswijken Kern
Locatie
Werkendam
Werkensepolder II
De Roef (o.b.v. nader onderzoek door de raad in oktober 2004 besloten) De Hei III Nieuwendijk (ten noordwesten van de kern) Sleeuwijk
Aantal woningen (vastgesteld door de raad in december 2003)
164 140 98
Hank
Noordoostzijde van de kern
77
Dussen
Ten westen van de kern (westzijde Dr. Van Vuurestraat)
50
Totaal
529
Het college heeft zich tot taak gesteld om op zo kort mogelijke termijn te starten met de bouw van woningen op één of meerdere locaties. Om dat daadwerkelijk te laten slagen is een projectorganisatie ingesteld die daarvoor mede zorg moet dragen.
12
4
PLANOPZET
4.1 Relatie met de omgeving Het actuele uitbreidingsplan voor woningbouw in de kern Werkendam is geprojecteerd aan de oostzijde van het dorp tussen de Monnikenhoef en het reeds bestaande deel van het woongebied Werkensepolder I. De locatie wordt aan de noordzijde begrensd door de Werkensevliet. Aan de zuidwestzijde ligt op enige afstand de Werkensedijk. De locatie van het uitbreidingsplan is voor een deel al in ontwikkeling gebracht voor de bouw van enkele voorzieningen: een kinderdagverblijf met erboven 16 appartementen, een basisschool en een kerk. Door de locatie voert ook al enige tijd een “tijdelijke“ ontsluiting van het woongebied. Deze ontsluiting verbindt de Lange Wiep aan de oostzijde van de locatie met de interne ontsluitingsstructuur van Fase I van het woongebied Werkensepolder. Via de Lange Wiep wordt het verkeer langs de voetbalvelden van en naar de rotonde geleid aan de Sportlaan bij de toegang tot de kern Werkendam.
4.2 Visie op hoofdlijnen De kern van de ruimtelijke visie voor dit deel van het woongebied Werkensepolder is het tot stand brengen van een woongebied met een eigen identiteit en sfeer. De locatie wordt aan twee zijden omgeven door een ruime en landschappelijke omgeving. De nieuwe voetbalvelden grenzen aan de Monnikenhoef, daarachter ligt de nieuwe woningbouwlocatie. De zichtbaarheid van het uitbreidingsplan stelt hoge eisen aan de stedenbouwkundige vormgeving en de beeldkwaliteit van met name de randbebouwing op de locatie. In het plangebied dient de waterretentie te worden gerealiseerd voor de locatie. Het benodigde wateroppervlak wordt met name vormgegeven in de randen van het plangebied. Hierdoor ontstaat samen met de visie op de randbebouwing een fraai beeld van het uitbreidingsplan in het omringende landschap. Tussen het uitbreidingsplan en de Werkensedijk wordt het parkje voor een deel ingevuld met een wandelpad. Het handhaven van een open groene zone tussen de woningen in het uitbreidingsplan en de historische dijk met de hier gelegen woningen is bewust gekozen om het specifieke karakter van de dijk met zijn slingerende verloop beter tot zijn recht te laten komen.
13
4.3 Verkavelingsplan Het verkavelingsplan kenmerkt zich door een iets geknikt verloop van de straten die van de westelijke naar de oostelijke rand van de locatie verlopen. Het knikpunt wordt gevormd door de in de planopzet ingepaste bestaande watergang. De vier straten hebben alle een ander karakter en zijn onderling verbonden door een dwars hierop geprojecteerde verbinding direct achter de ‘toegangspoort’ aan de Monnikenhoef. Langs de Werkensevliet is sprake van een aan een zijde bebouwde straat waarvan de woningen uitkijken op het open landschap. De relatief smalle tweede woonstraat loopt achter de basisschool en is aan beide zijden bebouwd.
14
De derde woonstraat heeft een zeer breed dwarsprofiel. De straatruimte vormt de centrale groene as van het woongebied en leidt van de zone met de maatschappelijke voorzieningen tot aan de entree van het woongebied aan de Monnikenhoef. De vierde straat tenslotte is de wijkontsluitingsweg die vanuit de entree van het woongebied door een ruim opgezet straatbeeld voert van en naar fase I van het woongebied Werkensepolder. De bebouwing ligt aan een zijde op enige afstand van de rijweg. Bijzondere elementen in het verkavelingsplan zijn enerzijds de twee markante appartementenblokken bij de ingang van het woongebied aan de Monnikenhoef en anderzijds de zone met de kerk, de school en de peuterspeelzaal met erboven de appartementen aan de westzijde van het plangebied (de reeds bestaande voorzieningen op de overgang tussen fase I en fase II). Het architectonisch streefbeeld en overige beeldkwaliteitsaspecten zijn vastgelegd in het beeldkwaliteitplan (9 mei 2006, BRO).
15
16
4.4 Verkeer en parkeren Door het gebied vindt de verkeersafwikkeling plaats van en naar fase I van het woongebied. De inpassing van deze route dient zo plaats te vinden dat er een heldere routing ontstaat in een verkeersveilige omgeving. Het uitbreidingsplan wordt als geheel ingericht als 30 km-gebied. Dit geldt ook voor de wijkontsluitingsweg waarvan het geknikte verloop bijdraagt aan het verlagen van de rijsnelheid van het gemotoriseerde verkeer. In het gebied is in de meeste straten sprake van een menging van de verschillende verkeersdeelnemers. Voor fietsers en wandelaars zijn wel enkele bijzondere routes in de planopzet geïntegreerd. In het totale plan wordt een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen voor auto’s per woning gerealiseerd. Deze norm wordt gerealiseerd deels op eigen terrein en deels in de openbare ruimte. Een oprit op eigen terrein wordt gerekend als 1 parkeerplaats. De tweede parkeerplaats wordt dan gerealiseerd op openbaar terrein. Een oprit waarbij twee auto’s naast elkaar kunnen worden opgesteld, wordt gerekend als 2 parkeerplaatsen. Één van de appartementenblokken bij de ingang van de woonwijk wordt voorzien van een ruime deels ondergrondse parkeergarage in de plint van het woongebouw. Voor het andere woongebouw worden ruime parkeermogelijkheden ingericht aan de openbare weg. Met deze norm wordt ruim voldaan aan de huidige parkeerbehoefte en is er ruimte voor toekomstige parkeerbehoeftes.
4.5 Duurzaamheid In de opzet van het woongebied zijn verschillende duurzaamheidsopties geintegreerd in de stedenbouwkundige structuur. De bestaande verkavelingsstructuur van dit deel van de Werkensepolder is grotendeels uitgangspunt geweest voor de gekozen verkavelingsopzet. Hierdoor was het onder meer mogelijk een bestaande watergang naadloos op te nemen in de nieuwe ruimtelijke opzet van het woongebied. De waterhuishouding van het plangebied houdt rekening met de opvang van regenwater binnen de plangrenzen. De water- en groenstructuur vallen in belangrijke mate samen, waardoor optimale condities ontstaan voor natuurwaarden. De gekozen verkavelingsrichting is grotendeels noord-zuid gericht, waardoor goed kan worden ingespeeld op passief en actief gebruik van zonneenergie. Voor het langzame verkeer is een intensief en samenhangend stelsel van paden in de verkavelingsopzet ingepast.
17
18
5
MILIEUGEGEVENS EN -ONDERZOEK
5.1 Relatie met de Wet geluidhinder In voorliggend bestemmingsplan wordt de bouw van woningen mogelijk gemaakt. De locatie is gelegen in de onderzoekszone van de Monnikenhoef en Lange Wiep. Conform de Wet geluidhinder dient een akoestisch onderzoek te worden verricht, indien er sprake is van het projecteren van nieuwe woningen binnen de zone van een weg. Uitzonderingen hierop zijn wegen die gedezoneerd zijn in het kader van een geluidsniveaukaart, bestemd zijn als woonerf of opgenomen zijn in een 30 km-zone. Voor de eerder genoemde wegen zijn deze uitzonderingen niet van toepassing. Het akoestisch onderzoek, dat als bijlage is toegevoegd, heeft tot doel de geluidbelasting op de gevels van de te projecteren woning te bepalen en te toetsen aan de grenswaarden in de Wet geluidhinder (artikel 76 en 77 Wgh). Indien niet aan de grenswaarde wordt voldaan, moet worden bezien of geluidsbeperkende maatregelen te realiseren zijn. In het onderzoek is gebruik gemaakt van Standaard Rekenmethode I. Deze rekenmethode is bedoeld voor de meer eenvoudige berekeningen zoals voor woningen langs een (bijna) rechte weg, de berekeningsposities (waarneempunten) hebben rechtstreeks zicht op de as van de weg respectievelijk op de rijstroken, de toekomstige geluidsgevoelige bebouwing is, in relatie tot de intensiteiten op de weg, op grotere afstand van de weg gelegen. Conclusie Vanwege de Monnikenhoef is de ligging van de 50 dB(A)-contour berekend. Deze ligt op een maximale afstand van 14 m uit de as van de weg. Omdat de woningen achter deze contour zijn geprojecteerd, voldoen alle woningen aan de voorkeursgrenswaarde. Ook vanwege de Lange Wiep voldoen de woningen aan de voorkeursgrenswaarde.
5.2 Stankhinder In de omgeving van het plangebied bevinden zich agrarische bedrijven met een stankhindercirkel. Omdat in dit bestemmingsplan de woonfunctie is opgenomen, is getoetst, of de stankemissie van de bedrijven aanvaardbaar is voor de opgenomen woonfunctie. Gebleken is dat geen van de in de omgeving gelegen stankhindercirkel binnen de plangrenzen van onderhavig bestemmingsplan liggen. Conclusie Geconcludeerd kan worden dat het plangebied niet valt binnen de stankhindercirkel van één of meer individuele agrarische bedrijven. Vanuit het aspect stankhinder zijn er geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.
19
5.3 Water Waterrelevant beleid Nederland leeft met water, wat inhoudt dat water meer ruimte moet krijgen en meer aandacht. In het Nationaal Bestuursakkoord Water van juli 2003 is aangegeven dat er gezamenlijk gewerkt moet worden aan het op orde brengen en houden van het watersysteem. Een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen vraagt om een andere manier van omgaan met water. De trits vasthouden – bergen – afvoeren, het nietafwentelen en het schoon houden van schoon water zijn de belangrijkste ste principes van het Waterbeleid 21 eeuw (WB21). In het streekplan Noord-Brabant 2002 en de het Gebiedsplan Wijde Biesbosch 2005 wordt dit beleid gevolgd en gesteld dat water een belangrijke plaats in moet nemen in ruimtelijke plannen: water als medesturend, medeordenend principe. Het is de bedoeling dat het water in het stedelijk gebied zo aangelegd en beheerd wordt dat het geen nadelige gevolgen heeft op grond- en oppervlaktewater en op lokale en regionale watersystemen. Waar mogelijk streeft de gemeente naar het benutten van kansen voor het (mede) oplossen van de kwantitatieve wateropgave, door in de nieuwe wijk het watertekort in bestaand bebouwd gebied (deels) te compenseren. Proces watertoets De eerste opzet van het stedenbouwkundig plan, dat in hoofdlijnen weinig afwijkt van het huidige plan, is in 2002 gemaakt. Daarbij is gestreefd naar opname van bestaande sloten in de nieuwe wijk. Bij wijze van pilot hebben de gemeente en het voormalig Waterschap Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch (thans Waterschap Rivierenland) op basis van dat stedenbouwkundig ontwerp het watertoetsproces doorlopen. In nauw overleg met een bureau dat een advies over het bouwrijp maken van het woongebied heeft ontwikkeld, de stedenbouwkundig ontwerper en het waterschap is gelijktijdig het watersysteem ontworpen. Waar nodig heeft dit geleid tot aanpassingen in het stedenbouwkundig plan. Het waterschap heeft in maart 2003 een conceptadvies uitgebracht, waarna een waterbeheers- en rioleringsplan is opgesteld. Het sportveldencomplex is in 1999 via een WRO artikel 19-procedure ruimtelijk mogelijk gemaakt. Het waterschap werd in die periode niet bij de planvorming betrokken. Huidige situatie Het sportveldencomplex inclusief verbrede watergangen aan de noordzijde van het complex vormt een bestaande situatie. In deze paragraaf wordt verder niet ingegaan op de waterhuishoudkundige aspecten van dit deel van de plankaart. Met het plangebied wordt in dit verband de nieuw te ontwikkelen woonwijk bedoeld. Het plangebied is gesitueerd aan de noordoostzijde van het dorp Werkendam, ten oosten van de wijk Werkensepolder I. Door de ligging achter de Werkensedijk is het watersysteem in het plangebied gescheiden van watersystemen in de kern. De locatie en het huidige watersysteem kunnen voor de ontwikkeling van een nieuwe wijk knelpunten opleveren. Het plangebied is namelijk in een relatief laaggelegen en nat gebied gesitueerd. Het huidige watersysteem maakt deel uit van de landbouwkundige polder en het peilgebied Werkensepolder II, maar ligt relatief laag en ver van het gemaal. In natte perioden duurt het daardoor naar verhouding lang, voordat overtollig water is weggepompt. Er wordt een zomer- en een winterpeil gehanteerd. De afvoer is noordoost gericht. 20
De gemiddeld hoogste grondwaterstand is dieper dan 40 cm onder maaiveld. Er is echter sprake van een zeer slecht doorlatende bodem, waardoor de werkelijke grondwaterstand bijna tot op het maaiveld kan stijgen. Verder ligt het gebied op korte afstand van de Boven Merwede en staat daardoor onder invloed van rivierkwel, wat ook het grondwater beïnvloedt. De grondwaterstroming in het plangebied is vermoedelijk gericht naar het zuidwesten. Het oppervlaktewatersysteem in het plangebied bestaat uit een aantal perceelsloten die afwateren in noordoostelijke richting op de Werkensevliet. Dit is een watergang die in eigendom en beheer is bij het waterschap en een scheiding vormt tussen de bestaande en nieuwe woonwijk en het buitengebied. In de omgeving van het plangebied (in Werkensepolder I) zijn twee riooloverstorten aanwezig, die bij intensieve neerslag overstorten vanuit het gemengde rioolstelsel van de Werkensepolder I in de Werkensevliet. Dit heeft een negatieve invloed op de waterkwaliteit van de Werkensevliet en van de (ondiepe) sloten in het plangebied die daarmee in verbinding staan.
Plangebied Grondsoort:
Rn66A (westelijke punt) zavel en lichte klei Mn25A (rest) zware klei
Grondwatertrap IV:
GHG > 40 cm min maaiveld GLG 80 –120 cm min maaiveld
Peilvak 72:
zomerpeil 1,60 m – NAP winterpeil 1,90 m en 2,00 m – NAP (flexibel peilbeheer)
Gemiddelde maaiveldhoogte:
woongebied 0,70 m – NAP
(meting winter gem. 20 cm)
Uitgangspunten De keuze om op deze locatie nieuwbouw te realiseren is niet in de Structuurvisie+, maar al meer dan 15 jaar eerder gemaakt, in een periode waarin water nog niet als medeordenend principe werd beschouwd. De principes van WB21 zijn leidraad voor de planontwikkeling, tenzij om dringende redenen hieraan niet voldaan kan worden. De grondsoort is niet geschikt voor infiltratie. Daarom dient het plangebied te voorzien in voldoende berging in oppervlaktewater en taluds. Afvoer naar het landelijk gebied wordt in principe gereguleerd met een kunstwerk. Er wordt gestreefd naar een vast peil, waarvan de hoogte nader te bepalen is in overleg met het waterschap. Er wordt een duurzaam gescheiden rioolstelsel aangelegd. Het regenwater dat op verharding en daken valt, wordt niet op het riool aangesloten, maar afgevoerd naar het oppervlaktewater, indien nodig via een zuiverende voorziening. Met voorschriften voor (bouw)materiaalkeuze en in het beheer van de openbare ruimte wordt hiermee rekening gehouden. De ligging van het plangebied is niet geschikt om de kwantitatieve wateropgave van de kern Werkendam op te vangen in de nieuwe wijk.
21
Er is wel overwogen om het mogelijke tekort aan berging in de bestaande wijk, Werkensepolder I, hier te compenseren. Dat is een wens van zowel gemeente als waterschap. Indien daarvoor gekozen zou worden, is het echter noodzakelijk om aan te sluiten bij het watersysteem in de bestaande wijk, met alle nadelen van dien. De voorkeur van waterschap en gemeente is om de nieuwe wijk van een eigen watersysteem te voorzien, wat bovendien voldoende mogelijkheden biedt om het beleid uit te voeren. Ontwerp watersysteem en inrichting Het ontwerp van het eigen watersysteem in het plangebied is zodanig dat zoveel mogelijk de principes van WB21 toegepast kunnen worden. In overleg met de waterbeheerder (Waterschap Rivierenland) en met inachtneming van de randvoorwaarden is de afwatering naar de noordoostelijk gelegen watergang (langs de Monnikenhoef) gericht. De Werkensevliet en de grote, recent aangelegde watergang tussen de bestaande en de nieuwe wijk gaan geen deel uitmaken van het watersysteem in het plangebied. In onderstaand figuur is het watersysteem schematisch aangegeven. De blauwe pijlen duiden op het nieuwe watersysteem, de rode pijlen geven de huidige situatie weer.
Werkensevliet
Nieuw watersysteem Huidig watersysteem Principeschets van het watersysteem
Een aantal sloten in het gebied wordt gehandhaafd, waaronder de sloot dwars door het plangebied. De sloten nabij het aan te leggen natuurparkje en langs de Monnikenhoef worden verbreed tot waterpartijen, waar mogelijk voorzien van flauwe, natuurlijk ingerichte oevers. Met deze wateren wordt in de wijk in de bergingsbehoefte voorzien.
22
Naast de Werkensevliet wordt een groenstrook met een laagte aangelegd die als extra berging in natte situaties kan fungeren. Ook in het parkje kan extra water opgevangen of geborgen worden. In de noordoostelijke hoek van het plangebied zal een debiet regulerende stuw geplaatst worden, zodat de waterafvoer naar de Werkensevliet beperkt wordt tot 1,5 l/s/ha. Het parkje in deze wijk wordt in een dorpslandschappelijke sfeer ingericht en krijgt een nat, natuurlijk karakter. Dat biedt kansen voor zuivering van het water, via bijvoorbeeld een helofytenfilter. In de fase van inrichting wordt de keuze gemaakt voor het al dan niet aanleggen van een dergelijke zuiveringsvoorziening. De sloot dwars door het plangebied wordt eveneens in een dorpslandschappelijke sfeer aangelegd, met aan één zijde bomen. De nietbebouwde oevers langs de waterpartij aan de oostgrens worden flauw, met een natuurlijke inrichting. De waterkant langs de Monnikenhoef blijft gehandhaafd als steil talud. Waterberging In onderstaand schema is aangegeven wat de benodigde waterberging in het plan is en hoeveel berging in oppervlaktewater (taluds niet meegerekend) wordt gerealiseerd. Zoals eerder aangegeven blijft het deelgebied sportcomplex buiten beschouwing. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat daar een tekort aan waterberging zou zijn.
verhard oppervlak waterberging minimaal benodigd waterberging in het plan (gemeten op de waterlijn, exclusief berging in taluds)
Deelgebied woonwijk 4,48 ha 0,57 ha 0,83 ha
Overige afspraken Op dit moment wordt het beheer van water in de kernen door de gemeente Werkendam uitgevoerd. Er wordt een apart traject gevolgd voor eventuele overname van beheer en onderhoud van water door het waterschap. In dat verband wordt een mogelijke overdracht van het water in het plangebied meegenomen. Het beheer van de watergang midden in het plangebied zal met een kraan vanaf het schouwpad plaatsvinden. Het beheer van het overige water in het plangebied vindt hoofdzakelijk met een maaiboot plaats.
5.4 Archeologische verwachtingen Het bureau Grontmij Advies & Techniek b.v. heeft een Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd in het plangebied 'Werkensepolder fase II'.De aanleiding van het onderzoek is de voorgenomen bouw van woningen. Uit raadpleging van het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS) blijkt, dat in de directe omgeving van het plangebied één monument bekend is uit de Late Middeleeuwen. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het zuidelijk deel van het plangebied op een stroomrug ligt, welke is gevormd in de periode tussen circa 300 vóór Christus en 1000 na Christus. Het is bekend dat deze relatief hooggelegen grond in het rivierkleigebied, in de pré- en protohistorie zeer geschikt voor bewoning waren. Op de helling van deze stroomrug zijn, buiten het plangebied, archeologische sporen uit de Romeinse tijd gevonden.
23
Tijdens het veldonderzoek zijn oppervlaktevondsten uit de periode tussen de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd aangetroffen. Uit het booronderzoek is gebleken dat de stroomrug verder naar het zuiden. Slechts in een klein deel in het zuiden van het plangebied is de aanwezigheid middels het booronderzoek aangetoond. Hier zijn noch archeologische vondsten, noch archeologische sporen waargenomen. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat er binnen het plangebied geen archeologische monumenten en/of waarnemingen bekend zijn. Het verkennend veldonderzoek heeft eveneens geen aanwijzingen voor (pre)historische bewoning opgeleverd. De vondsten die zijn gedaan zijn hoogstwaarschijnlijk van elders afkomstig. Uit het booronderzoek is gebleken dat de stroomrug alleen aanwezig is in het zuidelijk gedeelte van het plangebied. In dit gedeelte van het plangebied is een parkje gepland. De aanleg van een dergelijk stuk groen vergt geen ingrijpende bodemingrepen zodat de kans op het aantasten van archeologische waarden vrijwel nihil is. Hiermee wordt de kans op de aanwezigheid van (pre-)historische resten in het plangebied nihil. De enige mogelijkheid ligt in de diepliggende pleistocene zandondergrond. Aangezien deze laag zeer diep ligt en er geen rivierduinen in het plangebied bekend zijn, wordt de kans op het aantreffen op bewoningsresten in deze laag zeer klein ingeschat. Bovendien wordt deze laag niet geschonden door bodemingrepen, de enige verstoring van de laag die kan optreden is door middel van de geplande heipalen.
5.5 Bodem Ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan zijn er enkele bodemonderzoeken verricht om de bodemkwaliteit ter plaatse ter beoordelen. Het betreffen de volgende rapporten: - Verkennend bodemonderzoek Werkensedijk tussen nr. 51 en 52 te Werkendam, (29 mei 1997, Chemielinco); - Verkennend bodemonderzoek Werkensedijk 38 te Werkendam, (juni 1998, DS milieu-consult); - Verkennend bodemonderzoek Monnikenhoef (oostzijde) te Werkendam, (augustus 1999, Lexmond milieu-adviezen B.V.); - Verkennend bodemonderzoek Monnikenhoef (westzijde) te Werkendam, (augustus 1999, Lexmond milieu-adviezen B.V.); - Verkennend bodemonderzoek aan de Monnikenhoef te Werkendam, (oktober 2001, Inpijn-Blokpoel B.V.). Uit de resultaten en conclusies van de verkennende bodemonderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit in het plangebied geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling oplevert.
5.6 Flora en fauna Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de haalbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt waarvan op voorhand duidelijk is dat deze op bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden of op streng beschermde planten of dieren.
24
Het plangebied Werkensepolder II grenst aan de bebouwde kom van Werkendam. Naar de aanwezige natuurwaarden is in het voorjaar van 2006 onderzoek gedaan door Staro Bos- en natuurbeheer. De onderzoeksresultaten zijn hieronder kort samengevat. Het karakter van het gebied wordt grotendeels bepaald door het gebruik als landbouwgrond. Het gebied wordt doorsneden door een verharde wen en sloten en verder zijn enkele ruige terreintjes aanwezig en enkele volkstuinen. De geplande ruimtelijke ingreep bestaat uit het realiseren van een nieuwe woonwijk, waarbij ook nieuwe water- en groenstructuren worden gecreëerd. In de omgeving liggen geen Natura-2000-gebieden. Er is derhalve geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet te verwachten en dus zijn geen belemmeringen voor het plan aan de orde. In het plangebied zijn algemene beschermde soorten te verwachten, zoals een aantal zoogdieren en amfibieën, waarvoor een vrijstelling geldt. Deze vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan. Naast deze soorten zijn ook strenger beschermde soorten te verwachten zoals vleermuizen (gewone dwergvleermuis), broedvogels en mogelijk enkele vissoorten. Mede door het handhaven van opgaande beplanting, zijn geen negatieve effecten vleermuizen en de meeste vogelsoorten te verwachten. Met eventueel aanwezige weidevogels, die in het open veld/akker broeden kan rekening worden gehouden door verstorende werkzaamheden uit te voeren buiten de broedtijd (circa maart t/m juli). Op deze wijze zijn voor deze soorten geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde. De aanwezigheid van streng beschermde vissen zoals de kleine modderkruiper en bittervoorn dient nader te worden onderzocht omdat geschikte biotopen (watergangen) in het geding zijn. Indien deze soorten aanwezig zijn dient rekening te worden gehouden met de noodzaak van een ontheffing en mogelijk daaruit voortvloeiende beperkingen of eisen (bijvoorbeeld compensatie) ten aanzien van de inrichting van het gebied. Dit nader specialistisch onderzoek naar vissen heeft in september 2006 plaatsgevonden is uitgevoerd door Staro Bos- en natuurbeheer. Er kan worden geconcludeerd dat er twee vissoorten zijn waargenomen welke zijn opgenomen op de beschermingslijsten van de Flora en Faunawet. Het betreft de soorten bittervoorn en de kleine modderkruiper. De tien overige soorten vissen zijn niet opgenomen in de lijsten van de Flora- en faunawet, de soorten kroeskarper en vetje staat echter wel op de Rode Lijst als kwetsbaar. Doordat alle sloten in het onderzoeksgebied met elkaar in verbinding staan kunnen alle soorten in alle sloten voorkomen. Zoals blijkt uit het stedenbouwkundige concept zullen er sloten worden gedempt, verlegd of omgeleid en worden er nieuwe watergangen gerealiseerd. Deze werkzaamheden leiden mogelijk tot overtreding van artikel 9 (doden) en zeker tot overtreding van artikel 10 (verontrusten) ten aanzien van de soorten bittervoorn en kleine modderkruiper. Omdat voor de voorgenomen werkzaamheden geen goedgekeurde gedragscode voorhanden is, dient een ontheffing aanvraag ingediend te worden voor de soorten bittervoorn en kleine modderkruiper bij Dienst Regelingen van het minister van LNV.
25
5.7 Luchtkwaliteit Langs de westelijk deel van de Richter (richting Sleeuwijksedijk) zal het verkeer van en naar de woningen niet leiden tot een toename van het aantal overschrijdingen per jaar. Hier is geen knelpunt. Langs het oostelijk deel van de Richter (richting Monnikenhoef) zal het verkeer van en naar de woningen leiden tot een toename van het aantal overschrijdingen per jaar, maar er zal in 2008 en daarna geen overschrijding van de 24-uurgemiddelde grenswaarde optreden. Hier is dus in 2008 en daarna geen knelpunt. Langs de Lange Wiep zal het verkeer van en naar de woningen leiden tot een toename van het aantaloverschrijdingen per jaar, maar er zal in 2007 en daarna geen overschrijding van de 24-uurgemiddelde grenswaarde optreden. Hier is dus in 2007 en daarna geen knelpunt. Conclusie De locatie ligt in een gebied waar in de bestaande situatie geen sprake is van overschrijding van de 24-uurgemiddelde grenswaarde voor fijn stof. De realisatie van het plan zal niet leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit op de locatie. Het plan zal wel leiden tot een (beperkte) verslechtering van de luchtkwaliteit langs de route van het verkeer van en naar de locatie, maar in 2008 en daarna vindt geen overschrijding van de etmaalgemiddelde grenswaarde voor fijn stof plaats. Ingevolge artikel 7, derde lid, sub b van het Besluit luchtkwaliteit 2005 kan de gemeente in een dergelijk geval het voor de bouw benodigde besluit in het kader van de ruimtelijke ordening nemen, zonder daarbij de grenswaarden in acht te nemen.
5.8 Externe veiligheid Vervoer gevaarlijke stoffen Binnen de invloedsfeer van het plangebied bevinden zich geen transportroutes van gevaarlijke stoffen. Opslag gevaarlijke stoffen In de omgeving van het plangebied vindt geen opslag plaats van gevaarlijke stoffen. Conclusie In het kader van de externe veiligheid zijn geen belemmeringen in of rond het plangebied aanwezig die een nadelig effect hebben op de voorgestelde planontwikkeling.
5.9 Hinderlijke (agrarische) bedrijvigheid In het kader van de hinderlijke (agrarisch) bedrijvigheid zijn geen belemmeringen in of rond het plangebied aanwezig die een nadelig effect hebben op de voorgestelde planontwikkeling.
26
5.10 Kabels en leidingen In het plangebied zijn geen kabels en/of leidingen aanwezig die een nadelige invloed hebben op de planontwikkeling
27
28
6
EXPLOITATIE
Voor de opstelling van dit bestemmingsplan is een exploitatieopzet vervaardigd. Verwezen wordt naar de desbetreffende rapportage. Uit de stukken blijkt dat het bestemmingsplan in financieel-economische zin haalbaar moet worden geacht.
29
30
7
TOELICHTING OP DE BESTEMMINGEN
Het bestemmingsplan is het instrument bij uitstek voor de gemeentelijke ruimtelijke ordening. Afhankelijk van het beleid kan een bestemmingsplan een meer of minder globaal karakter dragen. Veelal wordt in relatie tot globaliteit in één adem ook het begrip flexibiliteit genoemd. Het betreft hier echter verschillende begrippen. In een globale regeling zijn veel activiteiten zonder nadere toetsing toegelaten. Alleen die activiteiten zijn verboden waarvan zeker lijkt dat deze uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening in het betreffende plangebied niet kunnen worden toegelaten. Het betreft dus een regeling die veel ruimte biedt. Een flexibele regeling daarentegen biedt in beginsel minder ruimte en laat zonder nadere toetsing alleen die activiteiten toe, waarvan zeker lijkt dat die uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening geen bezwaar ontmoeten. Andere activiteiten zijn verboden maar kunnen, als er in het concrete geval geen bezwaar tegen bestaat alsnog worden toegelaten aan de hand van een nadere beoordeling. Overigens kan zowel met globaliteit als flexibiliteit uiteindelijk tot hetzelfde resultaat worden gekomen. Er zijn namelijk allerlei tussen- en mengvormen mogelijk. Met voorliggend bestemmingsplan wordt een planologisch-juridische regeling gegeven voor de gronden binnen het plangebied. Voor de ontwikkelingsgebieden voor woningbouw is een globale woonbestemming opgenomen. Voor de bestaande woningen geldt een gedetailleerdere woonbestemming. In totaal kent dit bestemmingsplan zeven bestemmingen welke hierna worden uitgewerkt: Woongebied (WG) Deze bestemming ligt op de gronden die voor woningbouw ontwikkeld worden. Binnen deze bestemming zijn naast woondoeleinden, onder andere ook verkeer-, parkeer-, groen-, speel- en nutsvoorzieningen mogelijk. Ter plaatse van de aanduiding ‘indicatie hoofdverkeersontsluiting’ mag, binnen een afstand van niet meer dan 5 m ter weerzijde van de aanduiding, een hoofdverkeersontsluiting worden aangelegd. De schuifmogelijkheid is opgenomen om binnen de bestemming ruimte te houden voor aanpassingen in het uiteindelijk ontwerp. Om die reden zijn op de plankaart ook geen bouwvlakken aangegeven. Op de plankaart is de nok- en goothoogte van de woningen geregeld en de woningtypologie. Verder zijn in de voorschriften nadere bebouwingsregels gegeven. Binnen de bestemming ‘Woongebied (WG)’ is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar de bestemming ‘Maatschappelijke doeleinden’ ten behoeve van de uitbreiding van de school. Woondoeleinden (W) Deze bestemming betreft de reeds bestaande woningen in het gebied. Op de plankaart zijn bouwvlakken opgenomen en is de woningtypologie opgenomen. Tevens is het maximaal aantal woningen opgenomen, dit aantal komt overeen met het bestaande aantal. Daarnaast zijn op de plankaart de nok- en goothoogte aangegeven. De overige bebouwingsregels zijn in de voorschriften opgenomen. Binnen deze bestemming zijn aan-huis-verbonden beroepen toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in lid 3.3. Ter plaatse van de aanduiding ‘kinderdagverblijf toegestaan’ is, op de begane grond, een kinderdagverblijf toegestaan. 31
Maatschappelijke doeleinden (M) Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke doeleinden toegestaan. Hieronder worden verstaan: maatschappelijke en culturele voorzieningen als omschreven in de begripsbepalingen van de voorschriften. Op de plankaart zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen de gebouwen mogen worden gebouwd, daarnaast is nok- en goothoogte op de plankaart aangegeven. Recreatieve doeleinden (R) Binnen deze bestemming zijn recreatieve doeleinden toegestaan in de vorm van sportvelden en gebouwen ten behoeve van sportdoeleinden met bijbehorende voorzieningen. Op de plankaart zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen de gebouwen mogen worden gebouwd, daarnaast is nok- en goothoogte op de plankaart aangegeven. Verkeersdoeleinden (V) Binnen deze bestemming zijn de wegen in het plangebied opgenomen. Daarnaast zijn onder andere parkeer-, groen-, speel- en nutsvoorzieningen toegestaan. De gronden mogen uitsluitend worden bebouwd met gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen. Voor het overige zijn bouwwerken, geen gebouwen toegestaan. Groendoeleinden (G) Binnen deze bestemming is de in het plangebied aanwezige of aan te leggen groenvoorzieningen opgenomen. De gronden binnen deze bestemmingen mogen alleen met bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden bebouwd, waarbij eveneens gebouwen voor nutsvoorzieningen zijn toegestaan. Tevens mogen ter plaatse van de aanduidingen ‘langzaamverkeersverbinding’ en ‘calamiteitenontsluiting’ deze voorzieningen worden aangelegd. Water (Wa) Binnen deze bestemming is de in het plangebied aanwezige of aan te leggen waterpartijen opgenomen. De gronden binnen deze bestemmingen mogen alleen met bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden bebouwd. Binnen de bestemming Water geldt dat er minimaal 0,57 ha aan retentiegebied aanwezig moet zijn. Beschermingszone waterkering (dubbelbestemming) Deze bestemming ligt op en langs de bestaande dijk aan de rand van het plangebied. De bestemming is erop gericht de belangen van de regionale dijk en waterkering te verzekeren. Deze bestemming is een dubbelbestemming. Dit houdt in dat naast de overige aan de gronden gegeven bestemmingen ook het bepaalde in deze dubbelbestemming van toepassing is. Dit heeft gevolgen voor de directe bouwmogelijkheden binnen de onderliggende bestemmingen. Er mag uitsluitend worden gebouwd indien hiervoor vrijstelling is verleend en vooraf advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering. Daarnaast is binnen deze bestemming een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Bepaalde werken en werkzaamheden kunnen pas uitgevoerd worden nadat een aanlegvergunning is verleend, waarbij moet worden afgewogen of geen onevenredige inbreuk wordt gemaakt op de belangen van de waterkering.
32
8
PROCEDURES
8.1 Inspraak en vooroverleg Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Werkensepolder II te Werkendam’ van de gemeente Werkendam heeft in het kader van de inspraakprocedure ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van ter inzage legging heeft 1 persoon een inspraakreactie ingediend. Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan in vooroverleg naar de verschillende instanties verstuurd. De samenvatting van de reacties en de beantwoording hiervan zijn in bijlage 1 van deze toelichting opgenomen. Het wateradvies alsmede de reactie daarop in bijlage 2 opgenomen. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen op de plankaart en in voorschriften van het bestemmingsplan.
8.2 Vaststelling Het bestemmingsplan heeft in ontwerp ter inzage gelegen van 11 december 2006 tot 22 januari 2007. Er zijn geen zienswijzen ingekomen. Het bestemmingsplan is vervolgens door de gemeenteraad vastgesteld bij besluit van 27 maart 2007.
Rosmalen, maart 2007 Croonen Adviseurs b.v.
Vastgesteld: 27 maart 2007
33
Inspraak ruimtelijke plannen Bestemmingsplan Werkensepolder II Ontvangen reactie Fam. Heijblom-Roeland, Reegreppel 70, 4251 DW Werkendam
Inhoud reactie In het bestemmingsplan lijkt weinig rekening te zijn gehouden met woningen voor doorstromers uit een koopappartement die onvoldoende financiële middelen hebben om een twee-onder-een kapwoning te kopen
standpunt Er is gezocht naar differentatie in het woningtype om voor elk wat wils te kunnen bouwen. Overigens bestaat de wens om in 2 jaar tijd 50 goedkope woningen te realiseren. Dit kan zowel via nieuwbouw als via de bestaande woningvoorraad (bijv. door verkoop van huurwoningen). Op deze wijze wordt aan de doelgroep waar de familie Heijblom op doelt tegemoet gekomen.
Reactie Directie ROH provincie op voorontwerp-bestemmingsplan Werkensepolder Onderwerp 1. Woningbouwprogramma
Inhoud reactie Gelet op de omvang van het plangebied wordt juridische fasering aanbevolen
2. Flora en fauna
Nader onderzoek naar het voorkomen van vissen moet afgerond zijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan Er is sprake van een historisch visuele relatie tussen Werkensedijk en het open polderlandschap. De aantasting daarvan kan wellicht worden vermeden door een zone op te nemen van waaraf men een doorkijk heeft vanaf de Werkendedijk naar het achterliggende open landschap
3. Cultuurhistorie en archeologie
In het vast te stellen bestemmingsplan moet
Standpunt In relatie tot de omvang van de kern Werkendam is het aantal woningen in het plangebied relatief beperkt. Fasering wordt niet noodzakelijk geacht. Bovendien is de gemeente in dit gebied eigenaar van de gronden. Wordt in acht genomen.
Gelet op de hoogte van de Werkensedijk ten opzichte van het plangebied en vanwege de beperkte toegestane hoogten in (delen) van het plangebied, blijft er altijd sprake van zicht op het achterliggende open landschap. Bovendien is er tussen Werkensepolder I en II sprake van een centrale as met water en groen met een onbelemmerd uitzicht op het polderlandschap. Aan de opmerking is in het huidige ontwerp in voldoende mate tegemoet gekomen. Wordt in acht genomen. 1
4. Water 5. Juridische opmerkingen
6. DURP
7. Artikel 19 lid 2 WRO
het resultaat van het overleg met het waterschap worden opgenomen Er is een aantal vrijstellingsmogelijkheden opgenomen die niets toevoegen dan wel onjuiste verwijzingen bevatten Geadviseerd wordt te anticperen op de verplichting tot digitalisering van bestemmingsplannen die aanstaande is. Artikel 19 lid 2 WRO onder voorwaarden toepasbaar
Wordt aangepast.
Is gebeurd.
nvt
REACTIE PPC VOOR ZOVER AFWIJKEND VAN HET DIENSTADVIES Geen aanvullende/afwijkende opmerkingen
Opmerkingen Welstandszorg Noord-Brabant naar aanleiding van voorontwerpbestemmingsplannen Onderwerp
Inhoud reactie
Standpunt
1. Algemeen
a. De plaatjes en teksten in de beeldkwaliteitsplannen passen niet altijd bij elkaar. Referentiebeelden moeten aansluiten op beschreven vormcriteria en kleur- en materiaaltoepassingen
De beeldkwaliteitsplannen, die overigens geen bindend onderdeel uitmaken van de bestemmingsplannen, worden daar waar onjuiste plaatjes zijn opgenomen, aangepast. Het is echter ondoenlijk om elk referentiebeeld exact te laten aansluiten op de beschreven elementen als kleur- en materiaalgebruik. Het gaat vooral om een geven van een indicatie/referentie. Wordt zoveel mogelijk rekening mee gehouden
2. Plangebied Werkensepolder II
2
b. Aan de randen dienen bij voorkeur onopvallende kleuren te worden toegepast a. Foto’s op blz 10 en 11 passen niet bij beschreven karakteristiek van de bebouwing
Foto’s zijn als indicatie bruikbaar. Er kan denkbeeldig een bouwlaag aan worden toegevoegd b. Foto’s geven niet de gewenste kleur weer Duidelijk is wat bedoeld worden. Foto’s behoeven geen aanpassing. Zie punt 1 van het kopje Algemeen c. Foto’s op blz 16 en 17 zijn ongelukkige keuze Eens met opmerkingen. Wordt hoofdzakelijk veren geven gewenste dertiger jaren stijl niet weer oorzaakt door kleurgebruik. Wordt aangepast. d. Blz.23 De voorgestane vrijheid kan leiden tot Op deze plek is bewust gekozen voor minder een potentieel chaotisch beeld vergaande beeldkwaliteitseisen.
3