BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 van de Mededingingswet. ZaakNummer 1678/BDO CampsObers-Walgemoed
I. MELDING 1. Op 3 december 1999 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat maatschap de Eglantier, handelend onder de naam BDO CampsObers en maatschap Walgemoed Accountants & Adviseurs voornemens zijn te fuseren, in de zin van artikel 27, onder a, van de Mededingingswet. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 241 van 14 december 1999. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht.
II. PARTIJEN 2. Maatschap de Eglantier (hierna: BDO) is een maatschap naar Nederlands recht. Zij verleent diensten op het gebied van de accountancy en administratieve dienstverlening, fiscale advisering, bedrijfsjuridische advisering, bedrijfseconomische/strategische advisering en consultancy/corporate finance. 3. Maatschap Walgemoed Accountants & Adviseurs (hierna: Walgemoed) is een maatschap naar Nederlands recht. Zij verleent eveneens diensten op het gebied van de accountancy en administratieve dienstverlening, fiscale advisering, bedrijfsjuridische advisering, bedrijfseconomische/strategische advisering en consultancy/corporate finance.
III. DE GEMELDE OPERATIE 4. De gemelde operatie betreft een fusie waarbij de activiteiten van BDO en van Walgemoed in n nieuwe maatschap worden samengevoegd en gemeenschappelijk onder de naam “BDO Walgemoed CampsObers” worden voortgezet. Partijen hebben de afspraken ter zake neergelegd in “Punten van overeenstemming inzake de fusie tussen BDO en Walgemoed” van 2 december 1999 (hierna: punten van overeenstemming). 5. Daarnaast zijn twee andere transacties van belang, te weten de transactie waarbij BDO de aandelen zal overnemen in Accountantskantoor Beckers B.V. (hierna: Beckers) alsmede de transactie op grond waarvan BDO zeggenschap zal verwerven over de activiteiten van de heer Gijsbers, handelend onder de naam KPMG Eindhoven (hierna: KPMG Eindhoven). De afspraken ter zake
zijn neergelegd in de zogenaamde intentieverklaring BDO-Lempers en Mlders d.d. 19 oktober 1999 en in de intentieverklaring BDO-Gijsbers d.d. 21 november 1999 en zijn voor BDO en Beckers respectievelijk KPMG Eindhoven juridisch bindend. 6. Voor de beoordeling van de aangemelde transactie worden de activiteiten van respectievelijk Beckers en KPMG Eindhoven toegerekend aan BDO nu BDO met Beckers en KPMG Eindhoven juridisch bindende afspraken heeft gemaakt. Voorts hebben de meldende partijen in de punten van overeenstemming onder punt 16 onder meer bepaald: “De overname door BDO van de accountants- en advieskantoren Beckers te Landgraaf en KPMG te Eindhoven worden op 1 januari 2000 gerealiseerd. (…..)De betaling en/of toerekening van winstrechten van of in verband met deze overnames geschiedt door of voor rekening van de Nieuwe Organisatie.” De werkelijke middelen die bij de concentratie van BDO en Walgemoed zijn betrokken, omvatten derhalve mede de activiteiten van Beckers en KPMG Eindhoven. IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT 7. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder a, van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 4 omschreven transactie leidt er toe dat de activiteiten van onafhankelijke ondernemingen opgaan in een nieuwe onderneming waardoor de voorheen afzonderlijke economische entiteiten ophouden te bestaan. 8. Betrokken ondernemingen, in de zin van het Besluit vaststelling formulieren Mededingingswet (Staatscourant 1 van 2 januari 1998), zijn BDO en Walgemoed. 9. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt. Zoals uit de punten 5 en 6 blijkt, is hierbij mede rekening gehouden met de omzet van Beckers en KPMG Eindhoven.
V. BEOORDELING A. Relevante markten Relevante productmarkt 10. Partijen geven aan beide actief te zijn op het gebied van zakelijke dienstverlening ten behoeve van ondernemers in het midden- en kleinbedrijf op het gebied van accountancy en administratieve dienstverlening, fiscale advisering, bedrijfsjuridische advisering, bedrijfseconomische/strategische advisering en consultancy/corporate finance-activiteiten. Zij geven aan dat deze diensten tezamen moeten worden gezien als n productmarkt. Voorts geven zij aan dat deze markt onderverdeeld moet worden naar dienstverlening ten behoeve van grote en beursgenoteerde ondernemingen enerzijds en midden- en kleinbedrijf anderzijds. Accountancy en administratieve dienstverlening
11. Alhoewel de diverse activiteiten niet steeds eenduidig van elkaar zijn te onderscheiden, kan het aanbieden van accountancy en administratieve dienstverlening als een aparte markt worden beschouwd[1] nu deze activiteiten een specifieke opleiding, know-how en bevoegdheid van de dienstverlener ter zake vereisen. 12. Partijen geven aan dat de markt onderverdeeld zou moeten worden in dienstverlening ten behoeve van grote en beursgenoteerde ondernemingen en diensten aan het midden- en kleinbedrijf. De Europese Commissie heeft een dergelijk onderscheid gemaakt waarbij zij vaststelde dat dergelijke grote ondernemingen voornamelijk accountancy en administratieve diensten afnemen van de grote accountantskantoren, ook wel bekend als de Big Five [2], nu deze kantoren beschikken over een breed geografisch netwerk en over de specifieke kennis vereist voor de internationale kapitaalmarkt.[3] 13. Voor de bediening van de grote en beursgenoteerde clinten lijkt aanbodsubstitutie slechts beperkt mogelijk. Met partijen kan worden aangenomen dat er aparte markten zijn op het gebied van accountancy en administratieve dienstverlening ten behoeve van grote en beursgenoteerde ondernemingen enerzijds en voor het midden- en kleinbedrijf anderzijds. Fiscale advisering, bedrijfsjuridische advisering, bedrijfseconomische/strategische advisering en consultancy/corporate finance. 14. Gelet op de verschillende inhoud van de uit te brengen adviezen en de daarmee samenhangende verschillen in de vereiste know-how van de dienstverleners en het verschil aan de vraagzijde, ligt het voor de hand om de aangeduide activiteiten ieder voor zich als verschillende productmarkten aan te merken.[4] Voorts merken partijen op dat ook in deze segmenten een aparte markt moet worden afgebakend voor de dienstverlening ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf. Evenwel kan de afbakening van de markt naar de verschillende activiteiten van fiscale advisering, bedrijfsjuridische advisering, bedrijfseconomische/strategische advisering en consultancy/corporate finance-activiteiten[5] en vervolgens naar de verschillende typen van afnemers in het midden worden gelaten nu dat de uiteindelijke beoordeling niet zal benvloeden (punten 17 en 19). Relevante geografische markt 15. Partijen geven aan dat zij hun diensten aanbieden aan Nederlandse ondernemingen. Zij gaan uit van een nationale markt. 16. Met partijen kan worden aangenomen dat de geografische markten voor accountancy en administratieve dienstverlening, fiscale advisering en juridische dienstverlening nationaal van aard zijn gelet op de veelheid aan nationale regelingen die ten behoeve van de diensten moeten worden toegepast alsmede de nationale vereisten die gelden voor de kwalificatie van de specifieke dienstverlener.[6] Er gelden evenwel geen dan wel minder specifieke nationale regels voor de dienstverlening op het gebied van bedrijfseconomische en strategische diensten en consultancy/corporate finance. Deze activiteiten kunnen nationaal van aard zijn maar kunnen ook mogelijk op een internationale markt worden aangeboden.[7] Partijen geven
aan dat de betrokken ondernemingen de diensten in Nederland aanbieden aan in Nederland gevestigde ondernemingen zodat voor de beoordeling van de onderhavige concentratie van een nationale markt kan worden uitgegaan. Immers, indien de geografische markt internationaal wordt gedefinieerd, zou het marktaandeel van de betrokken ondernemingen hoe dan ook kleiner zijn. B. Gevolgen van de concentratie Accountancy en administratieve diensten 17. Er zijn ten minste tien landelijk opererende marktpartijen actief die een vergelijkbaar dienstenpakket aanbieden.[8] Het is denkbaar dat grote en beursgenoteerde ondernemingen hun diensten op de markt voor accountancy en administratieve diensten exclusief afnemen bij de “Big Five-kantoren”. Dat betekent niet dat deze kantoren niet actief zijn op het segment van het midden- en kleinbedrijf. Bij het aanbieden van accountancy en administratieve diensten ondervinden partijen derhalve concurrentie van kleinere aanbieders maar ook van de Big Five. De nieuwe organisatie zal volgens de informatie van partijen op de markt voor accountancy en administratieve diensten aan het midden- en klein bedrijf een marktaandeel bereiken op de Nederlandse markt van minder dan 10%. Er bestaat geen aanleiding om aan deze door partijen verstrekte informatie te twijfelen. Fiscale advisering, bedrijfsjuridische advisering, bedrijfseconomische/strategische advisering en consultancy/corporate finance. 18. De nieuwe organisatie zal na de concentratie volgens de informatie van partijen ten aanzien van bovengenoemde activiteiten een marktaandeel bereiken op de Nederlandse markt van minder dan 10%. Er bestaat geen aanleiding om aan deze door partijen verstrekte informatie te twijfelen. 19. Er bestaat ten aanzien van bovengenoemde activiteiten niet alleen concurrentie met accountantskantoren maar ook met andere dienstverleners, bijvoorbeeld met advocatenkantoren en fiscale adviesbureaus voor wat betreft de bedrijfsjuridische en fiscale advisering en met consultantbureaus betreffende de bedrijfseconomische/strategische advisering en consultancy/corporate finance-activiteiten. Onder deze omstandigheden kan niet worden aangenomen dat door de concentratie een economische machtspositie kan ontstaan.
VI. CONCLUSIE 20. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. 21. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de
Nederlandse mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist. Datum: 28 deMcember 1999
w.g. A.W. Kist Directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM, Rotterdam. -------------------------------------------------------------------------------[1] Besluit van de Europese Commissie M.1016 Price WaterhouseCoopers&Lybrand, 20 mei 1998, punten 20 en 21. [2] Price Waterhouse-Coopers, Arthur Andersen, Deloitte Touche Tohmatsui International, KPMG en Ernst&Young. De Commissie sprak in het betreffende besluit over Big Six nu de fusie Price Waterhouse Coopers uiteraard nog niet was geffectueerd. [3] Besluit van de Europese Commissie M.1016 Price WaterhouseCoopers&Lybrand, 20 mei 1998, punten 22 en 28-32. [4] Zie ook Besluit van de Europese Commissie M.1016 PricewaterhouseCoopers&Lybrand, 20 mei 1998, punt 54. [5] Zie ook NMa-besluit 1384/Deloitte &Touche – Bakkenist, 16 augustus 1999, over de marktafbakening van management consultancy-activiteiten. In de punten 13–15 van dit besluit wordt aangegeven dat de productmarkt van management consultancy wellicht nog kan worden onderverdeeld in verschillende markten. [6] Zie ook Besluit van de Europese Commissie M.1016 PricewaterhouseCoopers&Lybrand, 20 mei 1998, punten 63 en 64. [7] Zie ook Besluit van de Europese Commissie M.1016 PricewaterhouseCoopers&Lybrand, 20 mei 1998, punten 65 en 68. [8] Ernst & Young, KPMG, PricewaterhouseCoopers, Deloitte & Touche, Arthur Andersen, ABAB, GIBO-groep, Paardekooper & Hoffman, Berk en Accountantskantoor LTB.
Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.