Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie Vlaamse Regering Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid Kanselarij Boudewijnlaan 30 1000 Brussel tel. secretariaat: 02/553.57.03 fax secretariaat: 02/553.57.02 e-mail:
[email protected] Dossiernummer: OVB/2009/173
De beroepsinstantie, afdeling openbaarheid van bestuur Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot oprichting van de beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie; Gelet op de aanvraag die xxx per brief van 15 september 2009 bij de stad Mechelen hebben ingediend om een afschrift te verkrijgen van: 1. de totale kostprijs van de heraanleg van het openbaar domein te Mechelen zoals bepaald in de wedstrijdomschrijving van 25 oktober 2001, i.e. een overzicht van alle uitgaven betreffende de heraanleg sinds het gunningbesluit van 28 mei 2002, met inbegrip van alle daarmee verbonden meerwerken; 2. de erelonen die de stad heeft betaald aan xxx sinds het gunningbesluit van 28 mei 2002, niet alleen voor de prestaties voor de heraanleg van het openbaar domein, maar voor eender welke prestaties of werken tot op de dag van vandaag; Gelet op de beslissing van 17 november 2009 van de stad waarbij de aanvraag wordt afgewezen; Gelet op het beroepschrift dat xxx per aangetekende brief van 15 december 2009 hebben ingediend tegen de beslissing van 17 november; Gelet op de registratie van het beroepschrift op 16 december 2009; Gelet op de beslissing van 14 januari 2010 van de beroepsinstantie waarbij de beslissingstermijn van 30 kalenderdagen met toepassing van artikel 24, § 1, lid 2 van het decreet van 26 maart 2004 wordt verlengd tot een termijn van 45 kalenderdagen;
1
Wat de ontvankelijkheid betreft: Overwegende dat de in beroep aangevochten beslissing dateert van 17 november 2009; dat het beroepschrift de datum draagt van 15 december 2009 en is geregistreerd op 16 december; dat daaruit volgt dat het beroep binnen de in artikel 22, lid 2 van het decreet van 26 maart 2004 gestelde termijn van 30 dagen is ingediend; Overwegende dat het beroepschrift ontvankelijk is;
Wat de gegrondheid betreft: Overwegende dat de feiten van de zaak als volgt kunnen worden samengevat; Overwegende dat de gemeenteraad van de stad Mechelen op 5 september 2001 het wedstrijdreglement heeft vastgesteld voor de heraanleg van een gedeelte van haar openbaar domein; dat een internationale ontwerpwedstrijd bestaande uit twee proeven in het vooruitzicht wordt gesteld; dat het reglement bepaalt dat deelnemers aan de wedstrijd anonimiteit moeten bewaren; dat de kandidaten een anonieme code moeten gebruiken en dat hun identiteit wordt bewaard in een omslag met de gekozen anonieme code; dat de schending van de anonimiteit wordt gesanctioneerd met uitsluiting uit de wedstrijd; Overwegende dat het college van burgemeester en schepenen op 5 februari 2002 akte neemt van het juryverslag van 16 januari 2002 en instemt met de keuze voor de twee laureaten, namelijk xxx en xxx; dat één van de afvallers de kandidaat met de code xxx is wegens het miskennen van het vereiste van anonimiteit; Overwegende dat de jury op 6 februari 2002 overgaat tot de identificatie van de twee laureaten door het openen van de omslagen; dat laureaat 1 xxx blijkt te zijn en laureaat 2 xxx; dat het college op 28 mei 2002 xxx aanduidt als winnaar van de wedstrijd en dit bureau aanstelt als ontwerper; Overwegende dat xxx op 7 juni 2007 de stad Mechelen om schadevergoeding heeft gedagvaard voor de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen; dat deze rechtbank zich op 17 november 2008 onbevoegd verklaard heeft en de zaak heeft doorverwezen naar de Rechtbank van eerste aanleg te Mechelen; Overwegende dat de Rechtbank van eerste aanleg te Mechelen op 30 juni 2009 uitspraak heeft gedaan; dat de rechtbank oordeelt dat de stad Mechelen een fout heeft begaan door xxx, ook wat haar tweede inzending betreft, niet uit de wedstrijd te sluiten; dat het wedstrijdreglement van de stad bepaalt dat elke deelnemer onder sanctie van uitsluiting op eender welk ogenblik de anonimiteit moet respecteren; dat xxx de eerste inzending onder eigen naam heeft gedaan en aldus het vereiste van anonimiteit heeft geschonden; dat de stad in strijd met haar eigen reglement heeft nagelaten xxx uit de wedstrijd te zetten en ook de tweede inzending te verwerpen; dat door het onrechtmatig verloop van de wedstrijd xxx die de jury als tweede laureaat had aangeduid, schade heeft geleden die bestaat uit het verlies van een kans de wedstrijd te winnen en haar project uitgevoerd te zien; dat de rechtbank het verlies van deze kans finaal raamt op 14.629,51 euro;
2
Overwegende dat xxx per brief van 15 september 2009 een aanvraag bij de stad Mechelen hebben ingediend tot openbaarmaking door het overhandigen van een afschrift van de totale kostprijs van de heraanleg van het openbaar domein te Mechelen zoals bepaald in de wedstrijdomschrijving van 25 oktober 2001, i.e. een overzicht van alle uitgaven betreffende de heraanleg sinds het gunningbesluit van 28 mei 2002, met inbegrip van alle daarmee verbonden meerwerken; dat ook een afschrift wordt gevraagd van de erelonen die de stad heeft betaald aan xxx sinds het gunningbesluit van 28 mei 2002, niet alleen voor de prestaties voor de heraanleg van het openbaar domein, maar voor eender welke prestaties of werken tot op de dag van vandaag; dat in de aanvraag wordt aangevoerd dat de begroting van de schadevergoeding in het vonnis van 30 juni 2009 zowel in rechte als in feite aanvechtbaar is; dat de rechtbank het foutbegrip zou hebben geschonden en een denkfout zou hebben gemaakt in de kansbegroting; dat de opgevraagde gegevens een exacte raming moeten toelaten van de schadevergoeding die de stad verschuldigd is; Overwegende dat de stad Mechelen op 17 november 2009 heeft beslist de aanvraag van 15 september van de hand te wijzen; dat de stad zich beroept op de in artikel 14, 4° van het decreet van 26 maart 2004 opgenomen uitzonderingsgrond; dat deze bepaling een uitzondering op de openbaarheid maakt om de rechtspleging in een burgerlijk of administratief rechtsgeding en het recht op een eerlijk proces te beschermen, tenzij het belang van de openbaarheid zwaarder doorweegt; dat de stad het rechtsgeding tussen haar en de aanvrager inroept om deze uitzonderingsgrond toe te passen; dat deze beslissing het voorwerp uitmaakt van het beroepschrift van 15 december 2009; Overwegende dat in het beroepschrift wordt aangevoerd dat de openbaarheid van bestuur een grondrecht is, verankerd in artikel 32 van de Grondwet; dat dit grondwettelijk recht het principe is en de uitzonderingen daarop beperkend moeten worden geïnterpreteerd en concreet moeten worden gemotiveerd; dat uit de motivering moet blijken dat een concrete belangenafweging heeft plaatsgevonden; dat de stad Mechelen wordt verweten dat ze op een abstracte manier de in artikel 14, 4° van het decreet van 26 maart 2004 bepaalde uitzonderingsgrond heeft ingeroepen zonder concreet te motiveren hoe het vrijgeven van de gevraagde informatie de eerlijke rechtsgang ten nadele van de stad kan schaden; dat ook niet valt in te zien, zo wordt vervolgd, hoe de openbaarmaking afbreuk zou kunnen doen aan het recht op een eerlijk proces; dat de stad de openbaarmaking weigert om te vermijden dat ze een hogere schadevergoeding zou moeten betalen; dat de uitzonderingsgrond dus wordt gebruikt om onrechtmatige financiële belangen van de stad te beschermen en van zijn finaliteit wordt afgewend; Overwegende dat op grond van artikel 14, 4° van het decreet van 26 maart 2004 een aanvraag tot openbaarmaking moet worden afgewezen als het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van de rechtspleging in een burgerlijk of administratief rechtsgeding en de mogelijkheid een eerlijk proces te verkrijgen; dat het om een relatieve uitzonderingsgrond gaat; dat eerst moet worden onderzocht of de openbaarmaking het beschermde belang schaadt; dat, als er belangenschade is, het te beschermen belang vervolgens moet worden afgewogen tegen het belang van de openbaarheid; dat de openbaarmaking enkel mag worden bevolen als daarmee een hoger belang wordt gediend dat zwaarder doorweegt dan het door de uitzonderingsgrond beschermde belang; Overwegende dat de uitzonderingsgrond van artikel 14, 4° van het decreet van 26 maart 2004 het eerlijk verloop van de rechtspleging wil vrijwaren; dat een essentieel onderdeel van het recht op een eerlijk proces het beginsel van de “gelijkheid der wapens in een proces” is; dat
3
het beginsel van de wapengelijkheid inhoudt dat elke partij het recht heeft haar argumenten te doen gelden in omstandigheden die haar niet benadelen ten opzichte van de tegenpartij; dat de bestaansreden van de geciteerde uitzonderingsgrond vooral daarin gelegen is, te verhinderen dat de openbaarheid van bestuur waaraan één partij onderworpen is, afbreuk doet aan de wapengelijkheid; dat zonder deze uitzonderingsgrond één partij op grond van de openbaarheid van bestuur zou kunnen worden verplicht stukken in het gerechtelijk debat te brengen die tegen haar zaak pleiten, daar waar de andere partij enkel die elementen die haar eis ondersteunen, kenbaar mag maken om het oordeel van de rechter te beïnvloeden; dat de uitzonderingsgrond van artikel 14, 4° een correctief op de openbaarheid is om te beletten dat een instantie zou worden verplicht in een rechtsgeding de tegenpartij informatie ter beschikking te stellen die vervolgens tegen haar wordt uitgespeeld; Overwegende dat de bedoelde uitzonderingsgrond niet op een abstracte manier mag worden ingeroepen; dat concreet moet worden aangetoond dat de gevraagde bestuursdocumenten verband houden met een bestaand rechtsgeding en tegen de betrokken instantie kunnen worden aangewend; dat de bestuursdocumenten die het voorwerp van het beroep uitmaken, onmiskenbaar verband houden met het geding dat in eerste aanleg is besloten met het vonnis van 30 juni 2009; dat de inzet van het geding de vergoeding van de schade is die de beroeper heeft geleden door het onregelmatig wedstrijdverloop; dat de Rechtbank van eerste aanleg te Mechelen de stad tot schadevergoeding heeft veroordeeld; dat die schadevergoeding maar een deel is van het provisionele bedrag dat de beroeper had geëist, i.e. 203.188,00 euro; Overwegende dat de beroeper de gevraagde bestuursdocumenten wil aanwenden om te proberen van de stad Mechelen een hogere schadevergoeding af te dwingen; dat in het beroepschrift wordt gesteld dat op basis van de stukken de gerechtelijke procedure zal worden voortgezet; dat hieruit mag worden afgeleid dat het rechtsgeding tussen de stad en de beroeper nog niet is beëindigd; dat de beroepsinstantie, om hierover uitsluitsel te krijgen, de stad op 6 januari en op 12 januari 2010 per e-mail heeft gevraagd of één van beide partijen beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van 30 juni 2009 dan wel of de mogelijkheid van beroep nog openstaat; dat de stad per e-mail op 15 januari heeft geantwoord dat geen van beide partijen de uitspraak heeft betekend; dat de stad, zo heeft het college op 4 september 2009 beslist, berust in het vonnis; dat xxx nog beroep kan aantekenen; dat de stad een dergelijk beroep niet onwaarschijnlijk acht, nu de door de rechtbank toegekende schadevergoeding maar 7,2% bedraagt van het oorspronkelijk gevorderde bedrag; Overwegende dat uit het voorafgaande wordt besloten dat de stad Mechelen een rechtsgeldig beroep heeft kunnen doen op artikel 14, 4° van het decreet van 26 maart 2004 om de aanvraag tot openbaarmaking niet in te willigen; dat ze met toepassing van deze uitzonderingsgrond geen stukken ter beschikking moet stellen die vervolgens tegen haar zullen worden gebruikt; dat daarmee de uitzonderingsgrond niet van zijn finaliteit wordt afgewend om onrechtmatige financiële belangen te beschermen; dat de rechtbank de schade begroot heeft op grond van de kostprijs van het project die de beroeper heeft geraamd; dat in de huidige stand van het geding de stad 14.629,51 euro aan de beroeper verschuldigd is; dat de stad het recht heeft de wettelijk bestaande middelen aan te wenden om te voorkomen dat de schadevergoeding hoger zou oplopen; dat daarmee geen onrechtmatige financiële belangen worden beschermd; Overwegende dat de stad Mechelen niet kan worden verplicht mee te werken aan een voor haar nog ongunstigere afloop van het geding; dat de afweging van dit belang tegenover het belang gediend met de openbaarmaking niet tot een ander oordeel leidt; dat de beroepsinstantie geen enkel hoger belang ziet ten dienste waarvan de openbaarmaking zou
4
moeten worden bevolen ten koste van de stad Mechelen; dat louter private belangen in het geding zijn; Overwegende dat het beroepschrift ongegrond moet worden verklaard;
Na beraadslaging,
BESLUIT: Het beroepschrift van 15 december 2009 dat xxx hebben ingediend tegen de beslissing van 17 november 2009 van de stad Mechelen over de aanvraag van 15 september 2009 wordt ontvankelijk en ongegrond verklaard.
Brussel, 28 januari 2010
Voor de beroepsinstantie, Afdeling openbaarheid van bestuur
Bruno ASSCHERICKX Voorzitter
5