Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie Vlaamse Regering Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid Kanselarij Boudewijnlaan 30 1000 Brussel tel. secretariaat: 02/553.57.03 fax secretariaat: 02/553.57.02 e-mail:
[email protected] Dossiernummer: OVB/2010/016
De beroepsinstantie, afdeling openbaarheid van bestuur Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot oprichting van de beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie; Gelet op het oorspronkelijke verzoek dd. 18 januari 2010 van xxx, gericht aan de gemeente Dilbeek, met kantoren te 1700 Dilbeek, Gemeenteplein 1, waarin een afschrift wordt gevraagd van een aantal documenten in verband met een geplande nieuwe handelsvestiging van xxx aan xxx te xxx; Gelet op het antwoord van de gemeente Dilbeek dd. 21 januari 2010, waarmee een aantal documenten aan verzoeker werden bezorgd, met uitzondering van de aanvraag van de socioeconomische vergunning; Gelet op het beroepschrift dat xxx op 10 februari 2010 tegen de voormelde beslissing van de gemeente heeft ingediend; Gelet op de registratie van het beroepschrift op 11 februari 2010;
Wat de ontvankelijkheid betreft: Overwegende dat wordt vastgesteld dat de oorspronkelijke beslissing van de gemeente Dilbeek het in artikel 22 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur bepaalde recht van beroep en de te eerbiedigen modaliteiten niet vermeldt, zodat de beroepstermijn van 30 dagen geen aanvang heeft genomen overeenkomstig artikel 35 van het decreet;
1
Overwegende dat het ingediende beroepschrift dan ook tijdig werd ingesteld en bijgevolg ontvankelijk is.
Wat de gegrondheid betreft: Overwegende dat in overeenstemming met artikel 7, lid 2 van het decreet van 26 maart 2004 het recht op openbaarmaking van bestuursdocumenten een recht op inzage, een recht op uitleg of een recht op een afschrift inhoudt; dat een instantie de openbaarmaking van een bestuursdocument, naargelang het geval, mag of moet weigeren met toepassing van een uitzonderingsgrond bepaald in de artikelen 11 tot en met 15; Overwegende dat xxx op 18 januari 2010 aan de gemeente Dilbeek een afschrift heeft gevraagd van een aantal documenten in verband met een geplande nieuwe handelsvestiging van xxx aan xxx te xxx; dat de gemeente op 21 januari 2010 gunstig gevolg heeft gegeven aan enkele onderdelen van de vraag tot openbaarmaking, doch heeft geweigerd om een kopie te bezorgen van de aanvraag tot socio-economische vergunning omdat deze vraag onredelijk zou zijn; dat de gemeente dit standpunt heeft herhaald in haar schrijven van 3 februari 2010, naar aanleiding van een bijkomende vraag van verzoeker dd. 24 januari 2010; Overwegende dat het beroep er enkel nog toe strekt om een kopie van de aanvraag tot socioeconomische vergunning van xxx te bekomen; Overwegende dat artikel 3, 4° van het decreet van 26 maart 2004 een bestuursdocument definieert als de drager, in welke vorm ook, van informatie waarover een instantie beschikt; dat het geen twijfel lijdt dat stukken die deel uitmaken van een aanvraagdossier dat een particulier bij een gemeente indient om een socio-economische vergunning te verkrijgen, bestuursdocumenten zijn in de zin van deze bepaling; Overwegende dat de gemeente de aanvraag tot openbaarmaking heeft afgewezen omdat de vraag tot het bekomen van een volledig afschrift van het aanvraagdossier onredelijk zou zijn omdat het voor de gemeentelijke administratie niet haalbaar zou zijn om aan elke vraag van elke burger tot het bekomen van een afschrift van een volledig aanvraagdossier tegemoet te komen; Overwegende dat de beroepsinstantie vaststelt dat het aanvraagdossier een 80-tal bladzijden telt in A4 formaat; dat het vragen van een afschrift van dergelijk bestuursdocument op zichzelf bezwaarlijk als onredelijk kan worden beschouwd; dat de louter theoretische mogelijkheid dat elke burger een kopie zou kunnen vragen van allerlei aanvraagdossiers niet kan worden ingeroepen om onderhavige concrete vraag tot openbaarmaking af te wijzen als onredelijk; Overwegende dat wel moet worden nagegaan of er ter zake geen andere uitzonderingsgronden zijn die zich verzetten tegen de openbaarmaking van de gevraagde bestuursdocumenten; dat tevens moet worden onderzocht of geen gedeeltelijke openbaarmaking mogelijk is met toepassing van artikel 9 van het decreet van 26 maart 2004; Overwegende dat de beroepsinstantie de gemeente Dilbeek heeft verzocht een afschrift van de gevraagde bestuursdocumenten over te maken om de toepasselijkheid van de decretale uitzonderingsgronden te kunnen beoordelen; dat de gemeente Dilbeek met een schrijven van
2
24 februari 2010 een exemplaar van het aanvraagdossier aan de beroepsinstantie heeft bezorgd; Overwegende dat op grond van artikel 14, 3° van het decreet van 26 maart 2004 een instantie de openbaarmaking moet weigeren als het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van het vertrouwelijke karakter van commerciële en industriële informatie, wanneer die informatie beschermd wordt om een gelegitimeerd economisch belang te vrijwaren, tenzij degene van wie de informatie afkomstig is met de openbaarheid instemt; Overwegende dat de uitzonderingsgrond bepaald in artikel 14, 3° van het decreet van 26 maart 2004 de vertrouwelijke, aan een instantie meegedeelde commerciële en industriële gegevens wil beschermen; dat moet worden onderzocht of de openbaarmaking van de gevraagde bestuursdocumenten schade toebrengt aan het beschermde belang; dat deze bepaling, zoals elke relatieve uitzonderingsgrond, bovendien verplicht tot een belangenafweging; dat het belang van de openbaarheid moet worden afgewogen tegen het belang dat door de uitzonderingsgrond wordt beschermd; Overwegende dat het aanvraagdossier voor de sociaal-economische vergunning bestaat uit een ingevuld aanvraagformulier en -dossier met 12 bijlagen; Overwegende dat niet alle in dit dossier opgenomen gegevens zonder enig onderscheid als commercieel gevoelig kunnen worden beschouwd; dat het dossier ook informatie bevat waarvan de openbaarmaking de belangen van de betrokken onderneming niet zal schaden; Overwegende dat het ingevulde aanvraagformulier SE.1 en het bijhorende dossier slechts een algemene en beknopte beschrijving bevatten van de adresgegevens en activiteiten van de aanvrager, een algemene en beknopte beschrijving van de inplantingsplaats van de geplande handelsvestiging, een korte beschrijving van de karakteristieken van het gebouw en van het verkooppunt, en tevens het aantal personeelsleden; dat niet valt in te zien hoe het vrijgeven van deze algemene informatie schade zou kunnen toebrengen aan de betrokken onderneming; dat enkel pagina 8 van het genoemde aanvraagformulier en pagina 8 van het aanvraagdossier vertrouwelijke commerciële informatie bevatten, vermits onder de rubriek “G. Algemene inlichtingen” van het aanvraagformulier en onder de randnummers 11 en 12 van titel A.2 van het aanvraagdossier (p. 8 - technische steekkaart van het dossier) o.m. de geplande investeringen, de omzet van de laatste vier boekjaren en de voorziene omzet voor de volgende jaren worden vermeld; Overwegende dat het aanvraagdossier onder rubriek B (p. 19 – 34) ook een marktstudie of sociaal-economisch onderzoek bevat; dat deze marktstudie o.m. een gedetailleerde beschrijving bevat van de activiteiten van xxx, van de bedrijfsstrategie en economische politiek van deze onderneming, van het marktgebied van de geplande vestiging en de inschatting van dit gebied door xxx, een gedetailleerde beschrijving en inschatting van de commerciële omgeving van de vestiging en van het voorziene marktaandeel van deze onderneming; dat deze gegevens onmiskenbaar commerciële gegevens zijn; dat indien deze gegevens openbaar gemaakt zouden worden, het vertrouwelijke karakter van deze commerciële gegevens duidelijk zou geschonden worden alsook de concurrentiële positie van de betrokken firma; Overwegende dat met de bescherming van het vertrouwelijke karakter van deze commerciële gegevens duidelijk een gelegitimeerd economisch belang wordt gevrijwaard, namelijk
3
voorkomen dat er significante schade zou toegebracht worden aan de betrokken firma door het openbaar maken van deze gegevens en daardoor de mogelijkheid creëren dat aan de concurrenten een competitief voordeel zou worden gegeven doordat inzicht zou worden gegeven in de bedrijfsstrategie en economische politiek van de onderneming in kwestie; dat het belang van de openbaarheid dan ook niet opweegt tegen de bescherming van het belang dat gepaard gaat met het hiervoor geciteerde vertrouwelijke karakter van deze commerciële informatie van de betrokken firma; dat artikel 14, 3° van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur dan ook dient toegepast te worden voor wat betreft de besproken marktstudie en dat bijgevolg geen afschrift mag worden verstrekt van dit document; Overwegende dat voor deze marktstudie een meer doorgedreven scheiding zou kunnen worden doorgevoerd die toelaat nog meer informatie openbaar te maken; dat artikel 9 van het decreet van 26 maart 2004 echter maar tot de gedeeltelijke openbaarmaking verplicht als het “mogelijk” is de informatie te scheiden; dat de regel van gedeeltelijke openbaarmaking dus in redelijkheid moet worden opgevat en toegepast; dat het niet de bedoeling is dat alinea per alinea of zin per zin wordt beoordeeld wat onleesbaar gemaakt moet worden, temeer daar die handelwijze enkel maar zou leiden tot onsamenhangende, weinig begrijpelijke of onleesbare teksten; dat in casu de commerciële gegevens verspreid voorkomen in de gehele marktstudie en in die mate verweven zijn in de volledige tekst, dat ook een gedeeltelijke openbaarmaking van de marktstudie niet mogelijk is; Overwegende dat de belangenafweging waartoe artikel 14, 3° van het decreet van 26 maart 2004 verplicht, niet tot een ander oordeel leidt; dat de beroepsinstantie geen hoger belang ziet ten behoeve waarvan de volledige openbaarmaking van het aanvraagdossier zou moeten worden bevolen; Overwegende dat artikel 14, 3° van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in casu dan ook dient toegepast te worden en dat er bijgevolg geen afschrift mag worden verstrekt van voormelde commerciële gegevens; Overwegende dat datzelfde artikel 14, 3° van het openbaarheidsdecreet evenwel de mogelijkheid biedt om alsnog de openbaarmaking te bekomen, mits toestemming gegeven wordt door de betrokkene die de vertrouwelijke commerciële gegevens heeft bezorgd aan de bestuursinstantie; dat in casu niet wordt aangetoond dat xxx met de openbaarmaking akkoord zou gaan;
Overwegende tenslotte dat bijlagen 2a, 2b, 2c en 2d van het aanvraagdossier de inplantingsplannen en inrichtingsplannen bevatten opgesteld door xxx; dat, wat deze plannen betreft, moet worden opgemerkt dat het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur geen regels bevat op het vlak van bescherming van intellectuele rechten; dat de intellectuele eigendom volgens artikel 6, § 1, VI, lid 5, 7° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen immers een federale aangelegenheid is; dat het decreet van 26 maart 2004 de federale regelgeving betreffende intellectuele rechten onverlet laat en instanties er dus niet van ontslaat die regelgeving te eerbiedigen bij het nemen van beslissingen over aanvragen tot openbaarmaking; dat artikel 1, § 1 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten het recht om een werk van letterkunde of kunst te reproduceren op welke wijze en in welke vorm ook, uitsluitend voorbehoudt aan de auteur; dat een werk de bescherming geniet van het auteursrecht als het
4
van oorspronkelijkheid getuigt, wat inhoudt dat het werk de persoonlijke stempel draagt van de maker; dat de bescherming van rechtswege ontstaat; dat voornoemde inplantings- en inrichtingsplannen het vereiste individuele karakter vertonen om door het auteursrecht te worden beschermd; dat de architect het recht heeft zich te verzetten tegen de reproductie van zijn plannen; dat het overhandigen van een kopie van de opgevraagde plannen zonder toestemming van de architect een schending inhoudt van het auteursrecht; dat voor wat betreft de voornoemde plannen bijgevolg enkel de inzage kan worden toegestaan en het verlenen van een afschrift moet geweigerd worden; dat het beroep op dit punt ongegrond is; Overwegende dat het beroepschrift van 10 februari 2010 gedeeltelijk wordt ingewilligd, in de mate zoals bepaald in het dispositief;
Na beraadslaging,
BESLUIT: Het beroepschrift dat xxx op 10 februari 2010 heeft ingediend tegen de beslissing van de gemeente Dilbeek over zijn aanvraag tot openbaarmaking, wordt ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond verklaard. Een afschrift moet worden overhandigd van het aanvraagformulier en -dossier ingediend voor het verkrijgen van de socio-economische vergunning, met uitzondering van pagina 8 van het aanvraagformulier (rubriek “G. Algemene inlichtingen”), pagina 8 van het aanvraagdossier (randnummers 11 en 12), de pagina’s 19 t.e.m. 34 van het dossier en de bijlagen 2a), 2b), 2c) en 2d).
Brussel, 8 maart 2010
Voor de beroepsinstantie, Afdeling openbaarheid van bestuur
Bruno ASSCHERICKX Voorzitter
5