Uitspraa Uitspraak tspraak beroepsinstantie OVB/2015/154
Vlaamse overheid Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie afdeling openbaarheid van bestuur Boudewijnlaan 30 bus 20 1000 BRUSSEL T : 02 553 57 25 F : 02 553 57 02 Mail:
[email protected] Dossiernummer: OVB/2015/154
DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot oprichting van de beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie; Gelet op het oorspronkelijke verzoek d.d. 28 juli 2015 van xxx, gericht aan de Dienst Dierenwelzijn van de Vlaamse overheid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (verder ‘Dienst Dierenwelzijn’), waarbij werd verzocht om een afschrift van de verslagen van de inspecties uitgevoerd in de primatenfaciliteiten/laboratoria van de KULeuven, Herestraat 49, 3000 Leuven, voor de periode 1 januari 2010 tot 28 juli 2015; Gelet op de weigeringsbeslissing van de Dienst Dierenwelzijn d.d. 7 augustus 2015; Gelet op het beroepschrift bij mailbericht d.d. 08 augustus 2015 van xxx tegen de weigeringsbeslissing van de Dienst Dierenwelzijn; Gelet op de registratie van het beroepschrift op 10 augustus 2015;
Wat de ontvankelijkheid betreft: Overwegende dat het oorspronkelijke verzoek tot openbaarmaking dateert van 28 juli 2015; dat de beslissing van de Dienst Dierenwelzijn dateert van 7 augustus 2015; dat in deze beslissing het in artikel 22 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur (verder “Openbaarheidsdecreet”) bepaalde recht van beroep en de te eerbiedigen termijn en modaliteiten echter niet werden vermeld, waardoor de termijn om beroep in te stellen overeenkomstig artikel 35, tweede lid van het Openbaarheidsdecreet een aanvang neemt vier maanden nadat de betrokkene van de beslissing in kennis werd gesteld; dat het beroepschrift d.d. 8 augustus 2015 bijgevolg tijdig werd ingesteld;
www.vlaanderen.be
Overwegende dat het beroepschrift ontvankelijk is;
Wat de gegrondheid betreft: Overwegende dat in overeenstemming met artikel 7, tweede lid van het Openbaarheidsdecreet het recht op passieve openbaarheid betrekking heeft op bestuursdocumenten; dat op grond van deze bepaling elke instantie in principe verplicht is aan eenieder die erom verzoekt inzage te geven in, uitleg te verschaffen over of een afschrift te bezorgen van de gewenste bestuursdocumenten; dat de openbaarmaking slechts kan geweigerd worden mits toepassing wordt gemaakt van één of meerdere uitzonderingsgronden, zoals gestipuleerd in de artikelen 11 tot en met 15 van voormeld decreet; Overwegende dat xxx de Dienst Dierenwelzijn verzocht om een afschrift van de verslagen van de inspecties uitgevoerd in de primatenfaciliteiten/laboratoria van de KU Leuven, Herestraat 49, 3000 Leuven, voor de periode 1 januari 2010 tot 28 juli 2015; Overwegende dat de Dienst Dierenwelzijn in de bestreden beslissing d.d. 08 augustus 2015 aan xxx meedeelde dat op grond van artikel 43 van het Koninklijk Besluit van 29 mei 2013 betreffende de bescherming van proefdieren niet kon worden ingegaan op de vraag om een afschrift te verkrijgen van deze gegevens; dat verder werd meegedeeld dat, sinds 2012, de Dienst Dierenwelzijn jaarlijks een inspectie uitvoert in de primatenfaciliteit van de KULeuven en dat er tijdens deze inspecties, naast de controle op de huisvesting, welzijn en verzorging van de dieren, ook aandacht is voor het register dat de verantwoordelijke van de instelling moet bijhouden, dat er tevens nagegaan wordt of de verantwoordelijke voorziet in de dagelijkse verzorging en controle van de dieren; dat eveneens het personeelsbestand, de validatie van de lopende protocollen en de werking van de dierenwelzijnscel en de deskundige belast met het toezicht op de gezondheid en het welzijn van de proefdieren in het laboratorium worden gecontroleerd; Overwegende dat de beroepsinstantie, om met kennis van zaken te kunnen oordelen, bij mailberichten d.d. 10 en 25 augustus 2015, de Dienst Dierenwelzijn om toelichting heeft aangeschreven en bij mailberichten van 25 augustus 2015 van deze dienst een toelichting en een aantal stukken mocht ontvangen; Overwegende dat in deze toelichting werd aangegeven dat de dienst Dierenwelzijn beschikt over verslagen van inspecties uitgevoerd op 29 mei 2012, 6 mei 2013, 28 november 2014 en 1 april 2015; dat deze inspecties worden uitgevoerd zoals bepaald in artikel 14, §3 van het KB van 29 mei 2013 betreffende de bescherming van proefdieren (verder ‘KB 2013’) waarin wordt bepaald dat “(…) Gebruikers, fokkers en
leveranciers waar niet-menselijke primaten gehouden worden, moeten minstens één maal per jaar geïnspecteerd worden.”; dat de weigering werd gebaseerd op artikel 43 van het KB 2013, waarin bepaald wordt dat “de gegevens waarvan met toepassing van dit besluit kennis wordt gegeven en waarvan de bekendmaking schade zou kunnen berokkenen aan de in de hoofdstukken 3 en 4 bedoelde inrichtingen, mogen niet aan derden worden meegedeeld, onverminderd de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur en de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie.”; dat in het kader van het Openbaarheidsdecreet de motivering van de weigering thans
////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// www.vlaanderen.be/openbaarheid
uitspraak beroepsinstantie OVB/2015/154
pagina 2 van 6
gesteund wordt op artikel 13, 1° en 2°; dat de Dienst Dierenwelzijn argumenteert dat er in deze zaak geen garantie is dat deze gegevens niet in verkeerde handen komen en er geen protestacties zullen plaatsvinden, zeker gezien het feit dat er in het verleden reeds een brandbom werd gegooid in één van de gebouwen van de Universiteit Hasselt en dat er in de inspectieverslagen ook persoonlijke gegevens zoals de namen van het personeel en de inspecteurs, herkomst primaten, adressen,.. worden vermeld; dat thans ook verwezen wordt naar de uitzonderingsgrond bepaald in artikel 14, 1° van het Openbaarheidsdecreet; dat er wordt aangegeven dat de talrijke protestacties en campagnes in de sociale media van de dierenrechtenorganisaties gericht tegen de KULeuven onvermijdelijk leiden tot imagoschade van de KULeuven en dat dit een invloed kan hebben op de samenwerking van de KULeuven met andere instellingen wat bijgevolg kan leiden tot economische, financiële of commerciële schade; dat de sterke invloed van de dierenrechtenorganisaties, waarvoor xxx werkzaam is, ook blijkt uit de vertroebelde samenwerking tussen de KULeuven en Stichting Aap voor het plaatsen van hun ‘gepensioneerde apen’; dat immers, naar aanleiding van de documentaire ‘Dieren als instrumenten’ over het gebruik van proefdieren in de KULeuven die uitgezonden werd op Canvas eind vorig jaar (november 2014), Stichting Aap onder druk werd gezet door de dierenrechtenorganisaties om zijn voorwaarden voor de plaatsing van gepensioneerde apen te verstrengen en als gevolg hiervan werd de prijs voor het plaatsen van gepensioneerde apen verviervoudigd waardoor de KULeuven deze apen niet langer kan plaatsen bij Stichting Aap; dat er tevens wordt gesteld dat, door het vrijgeven van deze gegevens, er geen garantie is dat concurrenten van een ander laboratorium hieruit geen voordeel halen, bijvoorbeeld wanneer allen werkzaam zijn in hetzelfde wetenschappelijk domein; dat hierdoor ook mogelijks de vertrouwelijkheid van wetenschappelijke projecten in het gedrang kan komen; dat thans bijkomend ook artikel 14, 6° van het Openbaarheidsdecreet wordt ingeroepen; dat de Dienst Dierenwelzijn hieromtrent argumenteert dat xxx lid van de Animal Rights vzw en actief medewerker van de Anti Dierproeven Coalitie is; dat acties van groeperingen uit de samenleving die extreem reageren tegen iedereen die dierproeven uitvoert niet met zekerheid kunnen uitgesloten worden bij vrijgave van deze gegevens; dat het gebruik van primaten in dierproeven zeer gevoelig ligt bij het publiek en dat reeds verscheidene protestacties werden georganiseerd door de dierenrechtenorganisaties waarvan xxx deel uitmaakt; dat op 16 oktober 2015 de Anti Dierproeven Coalitie opnieuw actie zal voeren tegen de KULeuven; Overwegende dat het thans aan de beroepsinstantie toekomt om ten gronde te oordelen; Overwegende dat een bestuursdocument in artikel 3, 4° van het Openbaarheidsdecreet gedefinieerd wordt als de drager, in welke vorm ook, van informatie waarover een instantie beschikt; dat het recht op openbaarheid aldus maar kan worden uitgeoefend voor zover het gaat om informatie die gematerialiseerd werd op een drager; dat de gevraagde verslagen onmiskenbaar bestuursdocumenten in de zin van het Openbaarheidsdecreet zijn; Overwegende dat, wat de uitzonderingsgrond zoals bepaald in artikel 14, 6° van het Openbaarheidsdecreet betreft, deze bepaling stelt dat de in artikel 4 genoemde instanties een aanvraag tot openbaarmaking moeten afwijzen, indien ze van oordeel zijn dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van de openbare orde en veiligheid; dat telkens en in concreto geoordeeld moet worden of deze uitzonderingsgrond al dan niet van toepassing is;
////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// www.vlaanderen.be/openbaarheid
uitspraak beroepsinstantie OVB/2015/154
pagina 3 van 6
Overwegende dat de beroepsinstantie van oordeel is dat een kans op acties van groeperingen of de verwijzing naar vroegere acties (ook tegen een andere instelling), al dan niet op initiatief van de verzoekster, op zich niet kan volstaan om de openbaarmaking van de gevraagde verslagen tegen te houden teneinde de openbare veiligheid te beschermen; dat de hoedanigheid van de verzoekster als lid van een dierenrechtenvereniging op zich irrelevant is bij de beoordeling van openbaarheidsverzoek aangezien op grond van artikel 7, tweede lid van het Openbaarheidsdecreet in principe ieder natuurlijk persoon, rechtspersoon of groepering ervan kan vragen de gewenste bestuursdocumenten openbaar te maken door er inzage in te verlenen, er uitleg over te verschaffen of er een afschrift van te overhandigen; dat de Anti Dierproeven Coalitie geen verboden organisatie is; dat de ingeroepen uitzonderingsgrond vervat in artikel 14, 6° van het Openbaarheidsdecreet bijgevolg niet van toepassing kan worden geacht; Overwegende dat de Dienst Dierenwelzijn, zoals hierboven reeds uiteengezet, in haar mailbericht d.d. 25 augustus 2015 aan de beroepsinstantie tevens verwijst naar artikel 13, 1° van het Openbaarheidsdecreet en de daarin vervatte geheimhoudingsverplichting, vastgesteld in een aangelegenheid waarvoor de gemeenschap of het gewest bevoegd is; dat de Dienst Dierenwelzijn in dit verband verwijst naar artikel 43 van het KB 2013; dat ook hier door de Dienst Dierenwelzijn als motivering verwezen wordt naar mogelijke protestacties en naar het feit dat er in het verleden een brandbom werd gegooid in de gebouwen van de universiteit van Hasselt; Overwegende dat artikel 13, 1° van het Openbaarheidsdecreet een absolute uitzonderingsgrond formuleert; dat deze uitzonderingsgrond dient bekeken te worden in het licht van de manier waarop de geheimhouding is opgelegd, en dat ook rekening moet gehouden worden met het doel waarvoor de geheimhoudingsbepaling in het leven werd geroepen; Overwegende dat de openbaarheid van bestuur een grondrecht is, verankerd in artikel 32 van de Grondwet; dat dit grondwettelijk recht het principe is en de uitzonderingen daarop beperkend moeten worden geïnterpreteerd en concreet moeten worden gemotiveerd; dat uit de motivering moet blijken dat een concrete belangenafweging heeft plaatsgevonden; dat, zoals reeds gesteld, in casu echter niet kan worden ingezien hoe de vrijgave van de kwestieuze gegevens een bedreiging zou vormen voor de openbare orde of openbare veiligheid en dat daarom een geheimhoudingsplicht zou dienen te worden geëerbiedigd; dat in casu de beroepsinstantie niet inziet hoe de openbare veiligheid in het gedrang zou worden gebracht ten gevolge van een kans op bepaalde protestacties; dat de beroepsinstantie bijgevolg niet inziet hoe het belang van de geheimhouding van inspectieverslagen, in zoverre er al sprake zou zijn van een strikte geheimhoudingsplicht, zou opwegen tegen de openbaarmaking ervan; Overwegende dat de Dienst Dierenwelzijn tevens verwijst naar artikel 14, 1° van het Openbaarheidsdecreet, waar bepaald wordt dat de in artikel 4 genoemde instanties een aanvraag tot openbaarmaking afwijzen, voorzover die geen betrekking heeft op milieu-informatie, indien ze van oordeel zijn dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van een economisch, financieel of commercieel belang van een in artikel 4, §1 genoemde instantie;
////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// www.vlaanderen.be/openbaarheid
uitspraak beroepsinstantie OVB/2015/154
pagina 4 van 6
Overwegende dat de Dienst Dierenwelzijn meent dat, door het vrijgeven van de betreffende inspectieverslagen, er geen garantie is dat concurrenten van een ander laboratorium, hieruit geen voordeel halen, bijvoorbeeld wanneer allen werkzaam zijn in hetzelfde wetenschappelijke domein; dat mogelijks hierdoor de vertrouwelijkheid van wetenschappelijke projecten in het gedrang kan komen; dat, na verzoek tot concretisering vanwege de Beroepsinstantie, de Dienst Dierenwelzijn aangeeft dat de protestacties imagoschade teweegbrengen en dat deze schade een invloed kan hebben op de samenwerking van de KULeuven met andere instellingen wat bijgevolg kan leiden tot economische, financiële of commerciële schade; dat hierbij verwezen wordt naar de, hierboven reeds vermelde, vertroebelde relatie met Stichting Aap; Overwegende dat de beroepsinstantie de mening is toegedaan dat de Dienst Dierenwelzijn, gelet op de bovenvermelde argumentatie voor de ingeroepen uitzonderingsgrond, eigenlijk verwijst naar artikel 14, 3° van het Openbaarheidsdecreet, waar bepaald wordt dat de openbaarmaking kan geweigerd worden omwille van het vertrouwelijk karakter van commerciële en industriële informatie, wanneer deze informatie beschermd wordt om een gelegitimeerd economisch belang te vrijwaren, tenzij degene van wie de informatie afkomstig is met de openbaarheid instemt; dat de beroepsinstantie echter niet inziet – en de Dienst Dierenwelzijn dit ook niet, op geen enkele manier, op concrete wijze aannemelijk maakt hoe de bekendmaking van inspectieverslagen een concurrentieel voordeel zou kunnen opleveren voor een bepaald laboratorium ten opzichte van andere laboratoria; dat de uitzonderingsgrond van artikel 14, 3° van het Openbaarheidsdecreet in casu niet van toepassing kan worden geacht; Overwegende dat de Dienst Dierenwelzijn zich tevens beroept op artikel 13, 2° van het Openbaarheidsdecreet luidens hetwelk de in artikel 4 genoemde instanties een aanvraag tot openbaarmaking, voor zover die geen betrekking heeft op milieu-informatie, moeten afwijzen als de openbaarmaking afbreuk doet aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, tenzij de betrokken persoon met de openbaarmaking instemt; Overwegende dat, hoewel het hier om een absolute uitzonderingsgrond gaat waardoor er geen belangenafweging moet plaatsvinden tussen het door de uitzonderingsgrond beschermde belang met het belang van de openbaarheid, de in artikel 13,2° bedoelde uitzonderingsgrond niettemin een relatief aspect vertoont; dat de decreetgever weliswaar van oordeel was dat er geen afweging vereist is met het openbaar belang dat met de openbaarheid is gediend, maar er desondanks op wijst dat telkens en in concreto geoordeeld moet worden of er al dan niet een inbreuk is gepleegd op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (Vlaams Parlement, (Parl. St. 2002-2003, nr. 1732/1, blz.25); Overwegende dat de uitzonderingsgrond, zoals bepaald in artikel 13, 2°, echter niet geldt voor rechtspersonen; dat bovendien, wat betreft de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij de openbaarmaking van de namen van de inspecteurs en het personeel van het laboratorium, er moet op gewezen worden dat deze personen daar niet aanwezig zijn als privépersoon, maar in hoofde van hun functie; dat dan ook onterecht de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt ingeroepen om deze persoonsgegevens niet openbaar te maken; dat de aanwezigheid van de betrokkenen immers niet kadert in de persoonlijke levenssfeer van deze personen, maar volledig kadert in hun professionele activiteiten;
////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// www.vlaanderen.be/openbaarheid
uitspraak beroepsinstantie OVB/2015/154
pagina 5 van 6
dat de openbaarmaking in casu bijgevolg geen afbreuk doet aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; dat de adressen van de instelling(en) ook via het intranet te vinden zijn; Overwegende dat er volgens de beroepsinstantie geen andere uitzonderingsgronden voorhanden zijn op grond waarvan de openbaarmaking zou kunnen geweigerd worden; dat het beroepschrift bijgevolg gegrond wordt geacht;
Na beraadslaging,
BESLUIT: Het beroepschrift van xxx dat werd ingesteld op 8 augustus 2015 tegen de weigering van de Dienst Dierenwelzijn om in te gaan op de vraag om een afschrift te verkrijgen van de verslagen van de inspecties uitgevoerd in de primatenfaciliteiten/laboratoria van de KULeuven, Herestraat 49, 3000 Leuven, voor de periode 1 januari 2010 tot 28 juli 2015 wordt als ontvankelijk en gegrond beschouwd. Bijgevolg dient een afschrift te worden verleend van de verslagen van inspecties uitgevoerd op 29 mei 2012, 6 mei 2013, 28 november 2014 en 1 april 2015.
Brussel, 3 september 2015
Voor de beroepsinstantie, afdeling openbaarheid van bestuur,
Bruno ASSCHERICKX Voorzitter
////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// www.vlaanderen.be/openbaarheid
uitspraak beroepsinstantie OVB/2015/154
pagina 6 van 6