Fiscaal adviseur JS ni eu w s de ce
s en accountant
m be r 2013
Ei nd ej aa rs tip s: de rn em er vo or u al s IB on
Bent u nog in loondienst? Word IBondernemer!
Belastingplan 2014: Zelfstandigenaftrek (nog) niet versoberd De zelfstandigenaftrek ligt al enkele jaren onder druk in politiek Den Haag. De aftrek is per 1 januari 2012 fors gekortwiekt: de oude regeling kende acht schijven, met een oplopende aftrek naarmate de winst uit onderneming lager was. Den Haag heeft die ‘straf op groei’ weggenomen, en de zelfstandigenaftrek omgebouwd tot een vaste, niet geïndexeerde aftrek van € 7.280 per jaar. Voor 2015 stond een volgende versobering van de zelfstandigenaftrek gepland: een korting van € 300 miljoen op deze ondernemersfaciliteit. Die beperking gaat nu definitief niet door. Het wachten is nu op de invoering van een winstbox voor ondernemers waarbij alle ondernemersfacili-
teiten afgeschaft worden en opgaan in een vast laag tarief in die box. Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft dat tarief eerder, in zijn Fiscale Agenda van april 2011, becijferd op zo’n 28%. De invoering van een winstbox is opgenomen in het regeerakkoord van het kabinet Rutte II.
Steeds meer mensen kiezen ervoor om ondernemer te worden. Nederland kent steeds meer zelfstandige ondernemers, meer dan 15% van alle mensen die in ons land betaald werk verrichten. Er zijn veel goede redenen om ondernemer te worden: meer vrijheid, betere kansen op ontplooiing en natuurlijk economische en financiële redenen. De overheid stimuleert het zelfstandig ondernemerschap en biedt startende ondernemers volop fiscaal voordeel. Door al die gunstregelingen voor IBondernemers is de belastingdruk op winst uit onderneming veel lager dan op inkomsten uit arbeid. Om u een idee te geven: bij een winst van € 100.000 betaalt een startende IB-ondernemer ruim € 13.000 minder aan belasting dan de man of vrouw in loondienst met eenzelfde salaris. De startende IBondernemer moet dan wél voldoen aan het urencriterium. Voor DGA’s met een BV is dat verschil in belastingheffing een goede reden om na te gaan of zij niet naast de BV een eenmanszaak moeten opstarten, om zo een deel van hun salaris ‘om te bouwen’ naar (veel gunstiger belaste) winst uit onderneming.
14% MKB-winstvrijstelling, ook voor deeltijdondernemers! Per 1 januari 2013 is de MKB-winstvrijstelling omhoog gegaan van 12% naar 14%. En het urencriterium is ook vervallen als voorwaarde voor de toepassing van deze gunstregeling. Dat betekent dat ook deeltijdondernemers en ondernemers met een baan in loondienst gebruik kunnen maken van de MKB-winstvrijstelling. Dat maakt het wel erg aantrekkelijk om, bijvoorbeeld nevenactiviteiten op grotere schaal, als een onderneming te gaan uitvoeren. Let op: als u als ondernemer verlies lijdt, is 14% van dat verlies fiscaal niet te verrekenen.
s
Zorg voor een urenadministratie! Het urencriterium is de sleutel tot vele fiscale gunstregelingen voor IB-ondernemers. Denk aan de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek, de fiscale oudedagsreserve, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk en de meewerkaftrek. U moet aannemelijk maken dat u ten minste 1.225 uur aan de onderneming hebt besteed. Als u geen startende ondernemer bent, en u verricht naast het werk voor uw onderneming nog andere werkzaamheden (in of buiten dienstbetrekking), dan moet u tevens aannemelijk maken dat van de voor werkzaamheden beschikbare tijd meer dan de helft is besteed aan uw onderneming. Het is noodzakelijk dat u bijhoudt hoeveel uren u voor de onderneming bezig bent en wat u in die tijd hebt gedaan. Een achteraf opgemaakte urenstaat en/of een te globale urenstaat kan ertoe leiden dat de zelfstandigenaftrek en enkele andere ondernemersfaciliteiten worden geweigerd. Bij de bestede uren moet u niet alleen denken aan de directe uren. Ook de indirecte uren kunnen meetellen. Denk hierbij aan reisuren (waaronder óók het woon-werkverkeer), overleg en onderhoudswerkzaamheden, telefoongesprekken met klanten, administratievoering, enzovoort. Veel zelfstandigen/ondernemers kunnen door de huidige economische crisis minder declarabele uren maken. Zij wijken noodgedwongen uit naar meer indirecte werkzaamheden, zoals acquisitie, een andere opzet voor de bedrijfsadministratie of het opmaken van een nog mooiere website. Dergelijke indirecte werkzaamheden worden verricht met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming, de daaraan bestede uren tellen dan ook gewoon mee voor het urencriterium.
Starter: voorbereidingstijd telt mee voor urencriterium Een starter voldoet aan het urencriterium als hij per jaar ten minste 1.225 uur in én voor zijn onderneming werkt. Wordt de onderneming in de loop van het jaar gestart, dan blijft de urengrens onverkort op 1.225 uur gehandhaafd: er vindt géén tijdsevenredige vermindering plaats. Voor de 1.225 uren tellen alle uren met directe én indirecte werkzaamheden mee. Ook de tijd die gespendeerd wordt aan het op peil houden of brengen van algemene vaardigheden als ondernemer. Plus de voorbereidingstijd om de onderneming van de grond te krijgen. Denk aan de uren die besteed worden voor het schrijven van een businessplan, het volgen van seminars, het overleggen met potentiële financiers, de contacten met de Kamer van Koophandel of het bouwen van een goede website. Zelfstandigen zonder personeel (met een verklaring arbeidsrelatie voor winst uit onderneming of als directeur-grootaandeelhouder) en alle andere starters mogen deze uren meetellen om aan het urencriterium te voldoen.
Starter: benut de aanloopverliezen Bent u net gestart met het opzetten van een onderneming? Gaan de kosten voorlopig nog vóór de baat uit? Houd er dan rekening mee dat starters de aanloopverliezen over de eerste vijf jaar pas mogen verrekenen in het eerste jaar dat zij door de Belastingdienst als ondernemer worden aangemerkt. De verliezen kunnen niet worden teruggewenteld naar inkomsten in voorgaande jaren.
Inventariseer uw carry-back mogelijkheden Welke mogelijkheden hebt u om de over voorgaande jaren betaalde winstbelasting van de fiscus terug te krijgen? Inventariseer uw carry-back mogelijkheden. U kunt dan, met uw adviseur, nagaan of u nog dit jaar maatregelen moet treffen om over 2013 een fiscaal verlies te creëren om dat te verrekenen met de winst over 2010. Dit jaar is de laatste kans om de over 2010 betaalde winstbelasting terug te krijgen. Uw liquiditeitspositie vaart er wél bij.
Plan investeringen in de firma en buitenvennootschappelijk ondernemings-vermogen De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) is een fiscale stimulans voor investerende ondernemers. De ondernemer die in een jaar voor meer dan € 2.300 in premiabele bedrijfsmiddelen investeert, krijgt een aftrek van 28% van het investeringsbedrag, tot een maximum van € 15.470. Bij investeringen boven de € 102.311 wordt de aftrek stapsgewijs minder, bij investeringen boven de € 306.931 wordt geen aftrek meer verleend. Ondernemers die hun onderneming in de vorm van een firma of maatschap drijven, moeten zich realiseren dat voor de KIA de totale investering door de firma of maatschap in enig jaar beslissend is, en niet de investering per vennoot. Voor die samentelling is niet vereist dat de firma of maatschap het gehele jaar door dezelfde vennoten heeft gehad. Indien een firmant (mee)investeert in de firma én in datzelfde jaar investeert in bijvoorbeeld zijn buitenvennootschappelijk bedrijfspand, wordt de KIA bepaald door het totale investeringsbedrag. Dat leidt al snel tot een lagere KIA, over het aandeel in de investeringen in de firma én over de investeringen in het buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen. U kunt een dergelijke samenloop van investeringen in de firma én in uw buitenvennootschappelijk bedrijfsvermogen in hetzelfde jaar dan ook beter vermijden. Het spreiden van die investeringen levert meer KIA op.
Starters: maximaal willekeurig afschrijven Startende ondernemers kunnen hun investeringen over 2013 tot een maximum van € 306.931 willekeurig –desgewenst in één keer tot op de restwaarde of bij een investering in een bedrijfspand tot op de bodemwaarde – afschrijven. U komt in aanmerking voor deze faciliteit als u over 2012 recht hebt op startersaftrek. Dat is het geval indien u dit jaar ten minste 1.225 uur voor de eigen onderneming hebt gewerkt, in één of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren niet voor eigen rekening een onderneming hebt gedreven én in die voorafgaande vijf jaren niet meer dan 2x de zelfstandigenaftrek hebt toegepast. Is 2013 het laatste jaar waarin u als starter wordt aangemerkt? Zorg dan dat u dit jaar nog maximaal investeert om de faciliteit optimaal te benutten. Door als starter de vrije afschrijving optimaal te benutten, kan over 2013 nog maximaal worden afgeschreven. Door die extra afschrijving kan een (fiscaal) verlies uit onderneming ontstaan. Dat verlies kan worden verrekend met de positieve inkomsten (bijvoorbeeld vanwege uw inkomsten uit arbeid) in de drie voorgaande jaren. Dat levert direct een belastingteruggave op, waarmee de liquiditeitspositie van uw onderneming wordt verbeterd. Door de vrije afschrijving kan de belastingbesparing op afschrijvingen worden gemaximaliseerd.
Vermogensetikettering: privé- of bedrijfsvermogen? De ondernemer die een pand koopt en dat voor zakelijke én privédoeleinden gaat gebruiken, moet de regels van de vermogensetikettering op dat pand toepassen. Centrale vraag daarbij is of hij het gehele pand tot zijn ondernemingsvermogen moet rekenen of alleen het gedeelte dat voor de bedrijfsuitoefening wordt gebruikt. Een belangrijk criterium daarbij is of het pand bouwtechnisch splitsbaar is in een bedrijfsen een privégedeelte. Is dat het geval, dan moet het pand dienovereenkomstig geëtiketteerd worden: het bedrijfsgedeelte is verplicht ondernemingsvermogen, het woongedeelte verplicht privé. De ondernemer heeft dan géén keuzerecht. De Hoge Raad heeft dit uitgangspunt genuanceerd. Als er sprake is van een juridisch ongesplitst pand, behoort het niet-bedrijfsmatig gebruikte gedeelte van dat pand tot het keuzevermogen: de ondernemer kan binnen de grenzen van de redelijkheid kiezen of hij dat gedeelte van het pand tot zijn privé- of tot zijn ondernemingsvermogen rekent. Maar dat niet-bedrijfsmatig gebruikte gedeelte mag weer niet tot het ondernemingsvermogen gerekend worden als dat deel van het pand zelfstandig rendabel is te maken, én vaststaat dat het door de ondernemer uitsluitend ter voorziening in zijn woonbehoefte zal worden gebruikt, én het niet op enigerlei wijze dienstbaar zal zijn aan de onderneming. Een kwalificatie als ondernemingsvermogen is in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Hebt u het afgelopen jaar geïnvesteerd in een woon-werkpand? Beoordeel deze investering dan samen met uw adviseur om een correcte vermogensetikettering veilig te stellen.
Zzp’er: forse aftrekpost voor werkruimte in huurwoning
Vermogensetikettering herzien? In deze economisch moeilijke tijden daalt de waarde van vastgoed over de gehele linie, bedrijfspanden én woonhuizen dalen vele procenten in waarde. Als u als ondernemer uw woon-werkpand tot uw privévermogen hebt gerekend, is deze waardedaling fiscaal niet aftrekbaar: u moet die waardedaling in privé nemen. Staat het vastgoed (terecht) op de balans van een onderneming, dan kan de waardedaling van het vastgoed in mindering worden gebracht op het bedrijfsresultaat, uiterlijk op het tijdstip dat het verlies zich bij verkoop van het pand manifesteert. Daalt uw woon-werkpand in waarde? Of vreest u dat die waardedaling zich binnenkort zal voordoen? Ga dan (met uw adviseur) na welke mogelijkheden er zijn om dat pand alsnog op de bedrijfsbalans op te voeren. Zo’n herziening van de vermogensetikettering is toegestaan bij een ingrijpende wijziging van omstandigheden. En die kan geënsceneerd worden.
Wonen en werken in één pand: meer kostenaftrek
Renteaftrek eigen woning: privé of in de zaak
De ondernemer die in zijn privéwoning woont én werkt, kan de kosten van de werkruimte in zijn woning slechts als bedrijfskosten opvoeren als er sprake is van een ‘kwalificerende werkruimte’. Is dat het geval, dan is een beperkte kostenaftrek mogelijk: de wet staat een jaarlijkse, forfaitaire aftrek toe van 4% van de verkoopwaarde van het gedeelte van de woning dat als werkruimte wordt gebruikt.
De nieuwe regels voor de renteaftrek op de eigen woning – met een verplichte aflossing van de eigenwoninglening in 30 jaar, tenminste annuïtair – gelden alleen voor particulieren.
De Hoge Raad heeft deze regeling genuanceerd: de aftrekbeperking ziet uitsluitend op de gebruiksvergoeding, de ondernemer kan daarnaast ook kosten in aftrek brengen die in huurverhoudingen normaliter ten laste van de huurder komen.
Voor ondernemers die hun woning tot het ondernemingsvermogen rekenen, blijft alles bij het oude: zij kunnen de woning nog steeds financieren met een aflossingsvrije lening. Dit verschil in fiscale behandeling – én de waardedaling van veel panden – kan een goede reden zijn om de vermogensetikettering van uw woon-werkpand te herzien. Overleg het eens met uw adviseur.
De ondernemer die een gedeelte van zijn huurwoning voor zijn onderneming gebruikt, kan het huurrecht van die woning – binnen de grenzen van de redelijkheid – tot zijn ondernemingsvermogen rekenen. Die keuze kan hem een forse kostenaftrek opleveren. De belastingrechter in Arnhem heeft aanvaard dat een zzp’er het huurrecht van haar woning tot het ondernemingsvermogen rekende. De zzp’er gebruikte 25% van de ruimte in haar woning voor zakelijke doeleinden. Door de kwalificatie als ondernemingsvermogen kon zij alle kosten van de huurwoning – de huur plus alle andere kosten – in aftrek brengen op de winst en moest zij voor haar woongenot een onttrekking in aanmerking nemen van (de bij wet forfaitair voorgeschreven) 1,35% van de WOZ-waarde van haar woning.
Bijtelling young- en oldtimers: 35% De bijtelling privégebruik auto voor young- en oldtimers is sinds 1 januari 2010 35% van de waarde in het economisch verkeer van de auto. Youngtimers zijn auto’s tussen de 15 en 25 jaar oud, oldtimers zijn auto’s van 25 jaar en ouder. Om ondernemers/werkgevers te stimuleren om hun wagenpark te verjongen, en oudere, milieuonvriendelijke auto’s van 15 jaar of ouder te vervangen door moderne hybride voitures, is de bijtelling privégebruik verhoogd naar 35%. Deze hogere bijtelling geldt voor alle auto’s van 15 jaar of ouder, dus niet alleen voor youngtimers maar ook voor oldtimers. De trotse bezitters van een oldtimer hebben nu te maken met een bijtelling van 35% over de dagwaarde van hun auto in plaats van een 25% bijtelling over de – voor deze auto’s meestal lagere! – cataloguswaarde. Laat uw adviseur voor u nagaan of u uw oldtimer niet beter van de zaak naar het privévermogen kunt overbrengen.
Auto op de zaak of in privé? Bent u van plan om binnenkort een nieuwe auto aan te schaffen? Ga dan goed na of u de auto op de zaak of in privé gaat kopen. Houdt u de auto in privé, dan mag u voor de zakelijke kilometers (waaronder ook het woon-werkverkeer) € 0,19 per kilometer in aftrek op uw winst brengen. Zet u de auto op de zaak, dan zijn alle kosten die op de auto betrekking hebben aftrekbaar als bedrijfskosten. Voor het privégebruik van de auto moet u dan een onttrekking in aanmerking nemen. Rijdt u meer dan 500 kilometer privé, dan is de onttrekking voor privégebruik in beginsel 25% van de cataloguswaarde van uw auto. Dat kan bij zuinige, milieuvriendelijke auto’s lager zijn, te weten 20%, 14%, 7% of 0%. Als u met een sluitende rittenadministratie kunt aantonen dat u jaarlijks niet meer dan 500 privékilometers hebt gemaakt, hoeft u geen onttrekking in aanmerking te nemen. De belastingrechter heeft onlangs nog beslist dat lunchkilometers – de kilometers die u tussen de middag maakt om van kantoor naar huis en vice versa te rijden als u thuis gaat lunchen – geen privékilometers zijn. Zijn de totale kosten van uw auto van de zaak minder dan het bedrag van de bijtelling, dan blijft de bijtelling beperkt tot het bedrag van de autokosten dat als bedrijfskosten in aftrek is gebracht. Per saldo komen er dan geen autokosten ten laste van de winst. Let op: op een eenmaal gemaakte keuze – de auto op de zaak of in privé – kunt u niet zonder meer terugkomen. Dat is slechts mogelijk als sprake is van een bijzondere omstandigheid, zoals een ingrijpende wijziging in het gebruik van de auto of een wetswijziging. Het is dus van belang om ten tijde van de aanschaf van de auto een weloverwogen keuze te maken.
Een zakelijke beloning voor uw meewerkende partner Indien uw partner meewerkt in de zaak, is het reëel om daarvoor een adequate beloning toe te kennen. U hebt de keuze uit drie mogelijkheden (als u geen man/vrouwfirma bent aangegaan), te weten: u kunt een dienstbetrekking met uw partner aangaan, een reële arbeidsbeloning overeenkomen of kiezen voor de meewerkaftrek. Voor een civielrechtelijke dienstbetrekking met uw partner is vereist dat er sprake is van een gezagsverhouding uit hoofde van de dienstbetrekking. Bij zo’n dienstbetrekking kunt u gebruik maken van faciliteiten in de loonbelasting. In deze situatie is uw partner overigens wel verplicht verzekerd ingevolge de werknemersverzekeringen en derhalve premies werknemersverzekeringen verschuldigd. Indien u uw partner een reële arbeidsbeloning toekent, kunt u deze vergoeding als arbeidskosten ten laste van de winst brengen. Vereist is dan wel dat die vergoeding € 5.000 of meer bedraagt. Let op: U moet de arbeidsbeloning periodiek aan uw partner betalen. Betaling dient plaats te vinden op een bank- of girorekening die op naam van de partner staat; desgewenst kunt u de vergoeding periodiek overmaken op een en/of rekening. De meewerkaftrek is een faciliteit waarbij u in verband met de arbeid van uw in de onderneming meewerkende partner een forfaitair vast te stellen percentage, oplopend van 1,25% tot maximaal 4%, ten laste van de winst kunt brengen. Indien de meewerkaftrek wordt toegepast wordt uw meewerkende partner niet zelfstandig in de belastingheffing betrokken. U kunt de meewerkaftrek toepassen indien u als ondernemer winst geniet, aan het urencriterium voldoet en uw partner in het kalenderjaar gedurende ten minste 525 uren arbeid in uw onderneming verricht zonder daarvoor enige vergoeding te ontvangen die u ten laste van uw winst kunt brengen. De keuze voor een dienstbetrekking, een reële arbeidsbeloning of de meewerkaftrek wordt bepaald door de feitelijke situatie. Van belang is onder meer in welke tariefschijf u en uw partner vallen, het aantal uren dat uw partner meewerkt in de onderneming, de hoogte van de genoten beloning enzovoort. Bij kleinere arbeidsbeloningen zal toepassing van de meewerkaftrek doorgaans voordeliger zijn. Laat uw adviseur nog voor het einde van het jaar nagaan welke mogelijkheid voor u en uw partner de beste is.
Meewerkbeloning: let op de werkzaamheden Bent u gehuwd en werkt uw partner mee in uw onderneming? En maakt u daarvoor gebruik van de meewerkbeloning? Let er dan op dat de werkzaamheden van uw echtgenoot uitstijgen boven hetgeen echtgenoten voor elkaar moeten doen. Het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat ‘echtgenoten elkander getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd zijn. Zij zijn verplicht elkander het nodige te verschaffen’. Als uw echtgenoot binnen uw onderneming ondersteunende werkzaamheden verricht die niet uitgaan boven de inspanningen die voortvloeien uit deze wettelijk verplichting, dan kan de inspecteur de meewerkbeloning weigeren. Laat uw meewerkende echtgenoot meer doen dan wat ondersteunende hand- en spandiensten!
Benut de kleineondernemersregeling Als ondernemer/natuurlijk persoon kunt u de kleine ondernemersregeling (KOR) in de BTW toepassen. De wetgever wil kleine ondernemers zo buiten de omzetbelasting houden. De KOR kent twee grenzen. Als eerste is dat een bedrag aan af te dragen omzetbelasting van € 1.345 per jaar. Dat is een saldobedrag, het verschil tussen de af te dragen BTW en de als voorbelasting te verrekenen belasting. Moet u niet meer dan € 1.345 afdragen, dan hoeft u niets af te dragen. U kunt het BTW-bedrag behouden. Boven de € 1.345 geldt een glijdende schaal tot € 1.883 aan per saldo af te dragen BTW. Bij een af te dragen belasting tussen deze twee bedragen krijgt u een tegemoetkoming van 2,5 x (€ 1.883 minus de af te dragen BTW). Boven de € 1.883 moet u alle BTW afdragen. Haalt u het maximumbedrag van € 1.883 niet, dan is het te overwegen om nog dit jaar investeringen of uitgaven te doen om de KOR voor 2013 optimaal te benutten. Als u de KOR kunt benutten, moet u oppassen met de inkoop van goederen voor uw onderneming in het buitenland. De BTW over deze buitenlandse inkopen moet u in de BTW-aangifte verantwoorden als verwerving, en vervolgens kunt u datzelfde bedrag als voorbelasting aftrekken. Maar de BTW over deze verwervingen mag u niet meenemen voor de berekening van de KOR. Door die buitenlandse inkopen kunt u zo de KOR mislopen.
Man/vrouwfirma: laat uw partner tekenen! Drijft u samen met uw partner uw onderneming in een firma of maatschap? Wilt u beiden als ondernemer worden aangemerkt? Zorg er dan voor dat u beiden binnen de onderneming ‘rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming’. U moet beiden rechtstreeks aansprakelijk zijn voor schulden van de onderneming. Om aan te tonen dat ook de ondersteunende partner binnen de onderneming rechtstreeks aansprakelijk is, moet u er voor zorgen dat die partner regelmatig een zakelijk contract met een leverancier of afnemer afsluit. Zorg ervoor dat uw partner die deal ondertekent. Daarmee stelt u het fiscaal ondernemerschap van uw partner veilig.
Let op de gebruikelijkheidstoets De ondernemer die samen met zijn partner zijn onderneming drijft in de vorm van een firma of maatschap, moet bij de onderlinge taakverdeling rekening houden met de gebruikelijkheidstoets. Die toets richt zich op het aantal uren dat de partner binnen het samenwerkingsverband werkt. Daarbij tellen de gewerkte uren niet mee als de partner hoofdzakelijk (voor meer dan 70%) ondersteunende werkzaamheden verricht én derden – niet door een partnerschap verbonden personen – in eenzelfde situatie normaliter niet een firma of maatschap aangaan. De partner haalt dan de vereiste 1.225 uur per jaar niet, voldoet niet aan het urencriterium en dat kost hem of haar de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek én de vorming van de fiscale oudedagsreserve. Om de gebruikelijkheidstoets goed door te komen, moet de partner zich voor meer dan 30% van de werktijd bezighouden met hoofdtaken binnen de onderneming. Bij het onderscheid tussen ondersteunende werkzaamheden en hoofdtaken telt ervaring wel degelijk mee. Zorg ervoor dat u/uw partner kan aantonen dat hij/zij voor ten minste 31% van de werktijd een hoofdtaak binnen de onderneming verricht. De belastingrechter heeft recent beslist dat het zelfstandig verrichten van declarabele werkzaamheden dé bepalende factor is bij die gebruikelijkheidstoets. Niet van belang is of de ondersteunende partner die werkzaamheden op eigen naam kan declareren.
Zonder afrekening naar een nieuwe onderneming Sinds 1 januari 2008 kan een ondernemer vanuit de ene onderneming zonder fiscale afrekening een andere onderneming starten. De doorschuifregeling voor de stakingswinst – die nu slechts van toepassing is als de ondernemer zijn onderneming moet staken tengevolge van overheidsingrijpen – kan vanaf 1 januari 2008 in alle gevallen worden toegepast. De ondernemer kan de boekwinst op activa bij staking van zijn onderneming belastingvrij reserveren en die vervolgens afboeken op de investeringen in een nieuwe onderneming. Die herinvestering moet dan wel (in beginsel) binnen één jaar na de staking van de onderneming plaatsvinden. Deze verruiming van de doorschuiffaciliteit is van groot belang voor de MKB-praktijk!
Voorkom restfinanciering na staking onderneming De ondernemer die zijn bedrijf wegens aanhoudende verliezen moet staken, houdt daar vaak een flink bedrag aan schuld over. De opbrengst van de bedrijfsbezittingen valt tegen en de zakelijke schuldeisers willen wel volledig betaald worden. Als de ondernemer de resterende bedrijfsschulden aflost met een daarvoor in privé opgenomen lening, is de rente op die lening niet aftrekbaar als nagekomen bedrijfslast. Deze uitspraak van de Hoge Raad moet ondernemers in een dergelijke situatie inspireren om te voorkomen dat zij zo’n restfinanciering na staking van de onderneming overhouden. Overleg met uw adviseur hoe dat in uw situatie te regelen is.
Is een BV niet voordeliger? Geruisloos of toch maar ruisend de BV in? Een omzetting van uw eenmanszaak in de BV mét geruis kan soms veel voordeliger uitpakken dan een geruisloze omzetting in de BV. Bij de omzetting ‘met geruis’ moet u afrekenen met de fiscus over de stakingswinst, maar die afrekening kunt u vrijwel altijd volledig vermijden door de stakingsfaciliteiten toe te passen. En u kunt bij deze optie gebruik maken van de MKB-winstvrijstelling en 12% van de stakingswinst belastingvrij incasseren! Laat uw adviseur uitzoeken welke vorm van omzetting in de BV voor u (fiscaal) het beste uitpakt.
Ondernemers met een eenmanszaak, of een aandeel in een firma moeten zich elk jaar opnieuw afvragen of het niet voordelig is om hun onderneming om te zetten in een BV. Het verschil in belastingdruk tussen een BV en een persoonlijke onderneming, zoals een eenmanszaak of een aandeel in een firma, wordt steeds groter. De druk van de vennootschapsbelasting op de eerste € 200.000 winst in de BV komt uit op 20%. Bij een onderneming die onder de heffing van inkomstenbelasting valt, worden bij een dergelijk winstniveau alle tariefschrijven geraakt, te beginnen met een heffing in de eerste schijf van 37%, en oplopend tot 52%. Dat verschil met de vennootschapsbelasting kan niet worden goedgemaakt met de MKB-winstvrijstelling en/of de zelfstandigenaftrek. Het advies is dan ook duidelijk: ondernemers die winst van enige omvang maken, moeten nagaan of zij niet beter hun onderneming in een BV kunnen omzetten. Zeker als er naar verwachting ook de komende jaren een goede winst zal worden behaald. Dat levert op liquiditeitsbasis een substantieel voordeel op. Bij de belastingdruk in de BV moet nog wel rekening worden gehouden met een aanmerkelijkbelang-heffing van 25% over de winstreserves in de BV, maar die heffing kan zonder al te veel problemen langdurig worden uitgesteld. Nú is het een geschikt moment om de cijfers voor deze afweging op een rij te zetten. Want als u nog dit jaar als BV verder wilt, moet u direct actie ondernemen. Bij omzetting van de eenmanszaak en dergelijke in een BV moet met de fiscus afgerekend worden over de stille reserves en goodwill (de stakingswinst). Daarbij kan gebruik worden gemaakt van diverse fiscale faciliteiten. Naast de omzetting mét fiscale afrekening kan de eenmanszaak ook fiscaal geruisloos in een BV worden omgezet. De wet stelt daartoe diverse voorwaarden. Overleg met uw adviseur welke methode in uw situatie de beste is.
Let op bij de overstap naar een nulemissie SUV Nederland krijgt er dit jaar flink wat nulemissie (elektrische) auto’s bij. Alleen al van de Mitsubishi Outlander PHEV zijn er 12.000 (op papier) verkocht. Zo’n nieuwe 0% SUV brengt veel fiscaal voordeel. Om de 0% bijtelling veilig te stellen – voor vijf jaar – moet de auto uiterlijk 31 december van dit jaar op naam geregistreerd staan. Automobilisten die nog dit jaar hun nieuw 0% SUV krijgen, moeten wel opletten met het privégebruik van die nieuwe auto in de resterende maanden van 2013. Als de automobilist met zijn nieuwe auto volop privé gaat rijden – de bijtelling is toch 0% – heeft dat wel tot gevolg dat hij alsnog te maken krijgt met de bijtelling over zijn vorige auto van de zaak. Heeft hij voor die auto een kilometeradministratie bijgehouden – om aan te tonen dat hij met die auto van de zaak niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft gereden om de bijtelling te vermijden – dan gaat dat alsnog mis. Die 500 kilometergrens geldt per kalenderjaar, niet per auto. Dat betekent dat bij een wisseling van de auto van de zaak in de loop van het jaar met beide auto’s in totaal niet meer dan 500 kilometer voor privé mag zijn gereden. Let op werkgever: als de bijtelling voor de ‘oude’ auto alsnog van toepassing is, moet u die – alsnog – verlonen.
Tanken: nooit contant betalen Als u gaat tanken met uw auto van de zaak, betaal dan altijd met uw tankpas, pinpas of creditcard. Bij een contante betaling loopt u het risico om de BTW-aftrek op de brandstofkosten te verspelen. Met de kassabon die u bij een contante betaling ontvangt, kan de fiscus niet nagaan wie de betaling heeft gedaan, en dat is voor de inspecteur voldoende reden om de BTW-aftrek te weigeren. Zelfs als vaststaat dat met de brandstof uitsluitend zakelijke kilometers zijn verreden. Een kassabon zonder traceerbare afnemer voldoet niet aan de wettelijke factuurvereisten. Een en ander geldt uiteraard ook voor de tankbeurten van uw medewerkers met een auto van de zaak.
Investeer nog dit jaar in een milieuvriendelijke auto Als u nog dit jaar een milieuvriendelijke auto koopt, komt u als ondernemer in aanmerking voor een vrijstelling van BPM en MRB, een verlaagde bijtelling voor privégebruik auto (afhankelijk van de CO²-uitstoot is de bijtelling 20%, 14%, 7% of 0%), de milieu-investeringsaftrek, de willekeurige afschrijving milieubedrijfsmiddelen (VAMIL), en de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Per 1 januari 2014 worden deze faciliteiten meer toegesneden op zeer schone auto’s. Dat leidt tot een verschil in fiscale behandeling van volledig elektrische voertuigen en de plug-in hybride en range tenders die ook op fossiele brandstof kunnen rijden. Daarnaast ‘promoveren’ de meeste auto’s met 14% bijtelling naar een 20% bijtelling. Per 1-1-2014 wordt: • De bijtelling privégebruik voor nulemissie-auto’s tijdelijk op 4% gesteld (en niet op 7% zoals eerder bekend werd gemaakt); • de KIA voor personenauto’s afgeschaft; • de MIA beperkt tot (semi-) elektrische auto’s, met een plafondbedrag per investering. • de VAMIL niet meer toegepast op personenauto’s. Deze aanpassingen maken het aantrekkelijk om nog dit jaar in een milieuvriendelijke auto te investeren.
Achteraf opgestelde km-administratie niet goed genoeg De automobilist die de bijtelling privégebruik auto wil voorkomen moet aan kunnen tonen dat hij zijn auto van de zaak voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden gebruikt. De vrije bewijsleer is hierbij van toepassing maar de inspecteur wil meestal een rittenadministratie hebben. Als de automobilist zo’n ritten- of kilometeradministratie achteraf moet opstellen, is de kans bijzonder groot dat die onjuist is. Resultaat is dan een bijtelling voor privégebruik auto plus een hoge boete. De fiscus heeft volop mogelijkheden om de registratie van het autogebruik digitaal te checken, en dan is een misser snel gevonden. De fiscus gebruikt hierbij de informatie van de NAP (de Nationale Auto Pas), het CJIB (het Centraal Justitieel Incasso Bureau), van leasemaatschappijen en garages, digitaal betaalde tankbeurten, flitsauto’s en sinds kort de ANPR-kentekengegevens van politie en parkeergarages. De boetes bij ‘rommelen met een kilometeradministratie’ kunnen zeer hoog oplopen, voor de automobilist of diens werkgever!
Benut de tijdelijke willekeurige afschrijving Het kabinet heeft de willekeurige afschrijving op bedrijfsmiddelen tijdelijk verruimd, van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013. Ondernemers kunnen op investeringen in nieuwe bedrijfsmiddelen maximaal 50% willekeurig afschrijven; het restant moet ‘normaal’ worden afgeschreven. De verruiming van de tijdelijke willekeurige afschrijving geldt uitsluitend voor investeringen in nieuwe, nog niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen. Uitgesloten zijn de investeringen in gebouwen, woonschepen, bromfietsen, motorrijwielen, personenauto’s (behalve taxi’s en zeer zuinige auto’s), dieren, wegen, paden, bruggen, tunnels en dergelijke infrastructurele werken en immateriële activa zoals goodwill, octrooien en vergunningen. Ook bedrijfsmiddelen die aan derden ter beschikking worden gesteld kunnen niet willekeurig worden afgeschreven. Hierbij geldt een uitzondering voor bedrijfsmiddelen die bestemd zijn voor korte verhuur, zoals speciaal gereedschap, aanhangwagens en hoogwerkers. De willekeurige afschrijving kan direct in 2013 worden toegepast als u het bedrijfsmiddel nog dit jaar in gebruik neemt. Als u het (bestelde) bedrijfsmiddel dit jaar nog niet in gebruik neemt, is de willekeurig afschrijving beperkt tot het bedrag dat u op die investering in 2013 heeft aanbetaald. Heeft geen betaling plaatsgevonden, dan kan er ook geen willekeurige afschrijving plaatsvinden: niet in 2013, en ook niet in een daaropvolgend jaar!
Pas het lage BTW-forfait toe voor privégebruik van oudere auto’s Financiën heeft in een recent beleidsbesluit de spelregels voor de btw-correctie op het privégebruik van de auto van de zaak op onderdelen versoepeld. De forfaitaire btw-bijtelling voor oudere auto’s – dat zijn auto’s die langer dan vijf jaar in gebruik zijn – is daarbij omlaag gebracht, van 2,7% naar 1,5% van de cataloguswaarde. Deze goedkeuring werkt terug tot 1 juli 2011. Sinds 1 juli 2011 wordt het privégebruik van een auto van de zaak – als deze gratis ter beschikking wordt gesteld aan de ondernemer of werknemer – aangemerkt als een fictieve dienst en belast naar het werkelijke privégebruik van de auto. Daarbij wordt woon-werkverkeer gezien als privégebruik. Om te voorkomen dat de ondernemer/werkgever het werkelijke privégebruik van de auto’s van de zaak moet registreren heeft Financiën goedgekeurd dat de btw over de fictieve dienst forfaitair gesteld kan worden op 2,7% van de cataloguswaarde van de auto (inclusief btw en BPM). Heeft de ondernemer bij de aanschaf van de auto geen btw als voorbelasting in aftrek kunnen brengen – bijvoorbeeld omdat hij die auto onder de margeregeling heeft gekocht of die vanuit zijn privévermogen in de onderneming heeft ingebracht – dan geldt een forfaitaire bijtelling van 1,5%. Financiën heeft dat al eerder goedgekeurd. Dit lagere forfait geldt nu ook – met terugwerkende kracht tot 1 juli 2011! – voor auto’s die de ondernemer of werkgever nog in gebruik heeft na afloop van het vierde jaar, volgend op het jaar waarin hij de auto is gaan gebruiken. Bij gebruik van de auto door een werknemer is vereist dat die auto gratis – om niet – ter beschikking is gesteld. Vergeet u niet om de BTW-afdracht te herrekenen voor de oude auto’s die binnen uw onderneming voor privédoeleinden worden gebruikt?
WBSO: ondersteuning speur- en ontwikkelingswerk Om innovatief ondernemerschap te stimuleren wordt de WBSO ieder jaar weer verruimd. De WBSO, de wet tot bevordering van speur- en ontwikkelingswerk, biedt ondernemers in de inkomstenbelasting een aftrek op de winst uit onderneming en werkgevers (zoals ondernemers met een bv) een vermindering op de af te dragen loonbelasting. Voor ondernemers/werkgevers kent de regeling een korting op de af te dragen loonheffing. Die korting bedraagt dit jaar 38% van de S&O-loonkosten tot € 200.000 en 14% voor het surplusbedrag aan loonkosten. De definitie van speur- en ontwikkelingswerk is verruimd waardoor de aftrek en afdrachtvermindering vaker benut kunnen worden. De uitbreiding van het gefaciliteerde speuren ontwikkelingswerk ziet met name op de ontwikkeling van technische nieuwe programmatuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande componenten. Innovatieve ICT-projecten komen daardoor sneller in aanmerking voor de S&O-aftrek of afdrachtvermindering. Let op: per 1 januari 2013 is de margeregeling in de S&O-regeling vervallen. Als u minder S&O-uren realiseert dan u in de aanvraag hebt vermeld en in de S&O-verklaring is toegekend, moet u voortaan mededeling doen van de exact gerealiseerde S&O-uren. Voor 2012 en voorgaande jaren werd hierbij een marge van 10% aangehouden; die is vervallen.
WBSO: nieuwe procedureregels in 2014 De procedureregels van de WBSO worden per 2014 versoepeld. Vanaf 2014 kan iedere werkgever een S&O-aanvraag voor een vol kalenderjaar indienen. Een jaaraanvraag is thans slechts mogelijk voor werkgevers die een aparte onderzoek- of ontwikkelafdeling hebben én die in het voorafgaande kalenderjaar een S&O-verklaring hebben ontvangen. Een jaaraanvraag voor alle S&O-werkgevers draagt bij aan een administratieve lastenverlichting. De verrekeningsmogelijkheden van de S&O-afdrachtvermindering worden verruimd. Onder de huidige regeling mag een werkgever de toegekende afdrachtvermindering uitsluitend verrekenen met de loonheffing over de aangiftetijdvakken die eindigen in de periode waarop de S&O-verklaring betrekking heeft. Heeft de werkgever in die periode onvoldoende loonkosten, dan kan dat tot gevolg hebben dat hij de toegekende S&O-afdrachtvermindering niet volledig kan benutten (doordat de af te dragen loonheffing minder is dan de afdrachtvermindering). Voorgesteld wordt dat die ‘gemiste’ S&O-afdrachtvermindering vanaf 2014 verrekend kan worden in andere aangiftetijdvakken die eindigen in het kalenderjaar waarop de S&O-verklaring ziet.
Benut de verlengde termijn voor OVB-reductie Als u een pand – een onroerende zaak – overdraagt binnen zes maanden nadat u het gekocht hebt, bent u slechts overdrachtsbelasting verschuldigd over de meerdere overdrachtsprijs bij de verkoop. Per 1 januari 2013 is deze termijn voor doorverkoop verlengd van 6 naar 36 maanden, voor alle onroerende zaken. Bent u van plan om onroerend goed te gaan aan- of verkopen? Zorg er dan voor dat die transactie binnen de verlengde termijn van doorverkoop valt.
Bezwaar maken tegen WOZ-waarde De WOZ-waarde is een belangrijke factor bij de fiscale afschrijving op vastgoed. Ga na of de gemeente de WOZwaarde van uw pand wel correct heeft vastgesteld. Laat uw adviseur zo nodig bezwaar maken tegen de WOZ-beschikking. Let op: bezwaar maken kan uitsluitend tegen de WOZ-beschikking en wel binnen zes weken na dagtekening ervan. U kunt de WOZ-waarde niet (meer) ter discussie stellen bij de vaststelling van de aanslag inkomsten- of vennootschapsbelasting!
Waardeer handelsvorderingen af én vraag de btw terug! Veel ondernemers hebben door de crisis te maken met een sterk oplopend debiteurenbestand. De kans is groot dat een of meer van uw debiteuren zal ‘omvallen’ en de openstaande factuur niet zal voldoen. Als u eraan twijfelt of uw vorderingen wel voor het volle bedrag betaald zullen worden, kunt u deze vordering afwaarderen. U moet die twijfel dan wel kunnen motiveren. Maar met een afwaardering hoeft u niet te wachten totdat definitief duidelijk is dat de vordering niet meer betaald zal worden omdat uw debiteur failliet is. Het afwaarderingverlies vermindert uw winst, en dat betekent minder te betalen belasting. Vergeet u niet om ook de (inmiddels al afgedragen) btw op de oninbare vordering terug te vragen?
Koopschuld niet omzetten in een leenschuld! Hebt u afnemers die hun facturen niet betalen? Dan kunt u de btw op die facturen terugvragen bij de Belastingdienst, en wel op het tijdstip dat redelijkerwijs komt vast te staan dat de afnemer niet zal betalen. Let op: als u zo’n koopschuld omzet in een leenschuld – doordat u met de wanbetalende afnemer afspreekt dat hij zijn schuld in meerdere (jaar)termijnen mag voldoen – verspeelt u het recht op de btw-teruggave. Door die omzetting wordt de koopschuld geacht te zijn betaald.
Crisisheffing in 2014: vorm een voorziening De eenmalige crisisheffing van 16% voor werknemers met een loon van meer dan € 150.000 wordt eenmalig herhaald. In het Belastingplan 2014 is voorgesteld om deze heffing ook over 2013 toe te passen. Als u als ondernemer/werkgever deze pseudoeindheffing over 2013 – naar verwachting – in maart 2014 moet afdragen, kunt u daar per ultimo 2013 al een voorziening voor opvoeren. Die voorziening drukt uw winst, en daarmee de over 2013 te betalen belasting.
Is een voorziening voor proceskosten nodig? Bent u als ondernemer dit jaar in een zakelijk conflict geraakt? En zijn uw advocaten daar nu druk mee? Schatten zij de kans groot dat een en ander in een procedure zal uitmonden? Vergeet dan niet om ultimo 2013 een voorziening op te voeren voor de geraamde schade én de proceskosten.
Vergeet geen overlopende passiva Zorg ervoor dat u bij het opmaken van de jaarstukken over 2013 alle overlopende passiva opvoert. Elke passiefpost die u kunt opvoeren, vermindert de winst. Denk aan alle posten waarvoor de nota of afrekening pas in 2014 zal binnenkomen, maar die betrekking heeft op dit jaar. Vergeet ook niet de in 2013 vooruit ontvangen betalingen, waarvoor het werk ultimo 2013 nog verricht moest worden.
Benut de studiekosten van uw medewerkers Per 1 januari 2013 is de aftrek van studiekosten voor particulieren / uw medewerkers fors beperkt. De aftrek is beperkt tot het college- of inschrijfgeld, plus de door de opleiding verplicht gestelde leer- en beschermingsmiddelen. Daarbij is computerapparatuur expliciet uitgesloten. Voor een werkgever gelden die beperkingen niet. Hij kan zijn werkstudenten een vrije vergoeding geven voor aanvullende scholingsuitgaven die de werkstudent zelf niet kan aftrekken. Dat biedt ruimte voor een fiscaal aantrekkelijk een-tweetje: u vergoedt de studiekosten, de werknemer levert bruto-salaris in. Dat is fiscaal voordelig voor twee.
Met BMKB krijgt u meer krediet
Voorkom de inlenersaansprakelijkheid
Lukt het niet zo best om bij de bank een bedrijfskrediet te krijgen? Biedt u – volgens de bank – te weinig zekerheid? In dat geval kan de BMKB soelaas bieden. Als u die regeling kunt benutten, staat de overheid garant, voor een deel van de lening. En dan is de bank eerder bereid om uw onderneming een lening te verstrekken.
Als u als ondernemer personeel inleent van een andere werkgever, kunt u – als die uitlenende werkgever zijn fiscale verplichtingen niet nakomt – als inlener aansprakelijk gesteld worden voor de loon- en omzetbelasting die de uitlener verschuldigd is over de aan u geleverde prestaties.
De BMKB-borgstellingsregeling is bestemd voor ondernemingen met maximaal 250 werknemers met een jaaromzet tot 50 miljoen euro óf een balanstotaal tot 43 miljoen euro. Voor startende en innoverende bedrijven gelden extra gunstige voorwaarden. Het aanvragen van de BMKB garantieregeling gebeurt via de bank. Voor meer informatie zie: Borgstelling MKB Kredieten (BMKB).
Voor zo’n aansprakelijkstelling is wel vereist dat het ingeleende personeel onder uw toezicht of leiding heeft gewerkt. Let op: de Belastingdienst neemt aan dat dit al snel het geval is, zeker bij relatief eenvoudige werkzaamheden als bijv. de diensten van een schoonmaakbedrijf. Regel die werkzaamheden zo, dat u geen toezicht of leiding over die ingeleende arbeidskrachten hoeft uit te oefenen. Dat kan u bij een deconfiture van de uitlener veel geld schelen.
Check de VAR, zeker van buitenlandse zzp’ers Werkt u binnen uw onderneming met zzp’ers? Check dan hun VAR! Een VAR-winst uit onderneming of een VAR-directeur-grootaandeelhouder geeft u als opdrachtgever de begeerde vrijwaring dat u niet als werkgever van de zzp’er kunt worden aangemerkt. U moet als opdrachtgever dan wél aan vier voorwaarden voldoen: u moet een kopie van de VAR bij uw administratie bewaren, de identiteit van de zzp’er vaststellen en een kopie van diens geldig identiteitsbewijs bij uw administratie bewaren, controleren of de werkzaamheden van de zzp’er overeenkomen met de in de VAR genoemde werkzaamheden én controleren of de werkzaamheden plaatsvinden binnen de geldigheidsduur van de VAR. De VAR geeft duidelijkheid over de fiscale positie van een freelancer of van een zzp’er. Die kan met de juiste VAR in handen zijn opdrachtgever vrijwaren voor een naheffing van loonbelasting en premies. Dat maakt zo’n VAR tot een begeerd bezit, zozeer zelfs dat valselijk opgemaakte VAR’s opduiken als de Belastingdienst weigert om zo’n verklaring af te geven omdat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Naar verluidt zijn er veel buitenlandse zzp’ers – met name uit Oost-Europese landen – werkzaam met vervalste VAR-verklaringen. U kunt de VAR bij de Belastingdienst laten checken, bij het Landelijk Coördinatiepunt VAR telefoon 088-15 11 000. De Belastingdienst checkt de combinatie BSN (Burger Service Nummer) en VAR. Is die akkoord, dan weet u als opdrachtgever dat u gevrijwaard bent van een naheffing van loonbelasting en premies. Is de VAR niet akkoord, dan kunt u tijdig maatregelen nemen om die naheffing te voorkomen.
Doe de Waadi-check Leent u wel eens – tijdelijk – uitzendkrachten in? Van een erkend uitzendbureau, een banenpool of een payroller? Of van een collega-ondernemer? Check dan of die uitlener wel als uitzendonderneming geregistreerd staat in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Als u personeel inleent van een niet-geregistreerde uitzendonderneming kan u dat duur komen te staan. De uitlener én inlener kunnen dan beboet worden. Die boetes zijn fors: € 12.000 per werknemer bij de eerste overtreding en bij recidive een veelvoud tot maximaal € 76.000! U kunt als inlener snel checken of de uitlener aan de Waadi-registratie voldoet, met de Waadi-check van de Kamer van Koophandel: Waadi check.
Doe zaken met gecertificeerd uitzendbureau Het kabinet gaat fraude door malafide uitzendbureaus hard aanpakken. Ondernemers die personeel inlenen bij een niet bij de Stichting Normering Arbeid (SNA) gecertificeerd uitzendbureau worden volgend jaar verplicht om 35% van het factuurbedrag te storten op de vrijwaringsrekening die de uitzendorganisatie bij de ontvanger van de Belastingdienst moet aanhouden. Bij het niet-nakomen van deze verplichte depotstorting kunnen het uitzendbureau én de inlener worden beboet met een verzuimboete van maximaal € 4.920. De inlener kan dan ook aansprakelijk worden gesteld voor de loonbelasting, sociale verzekeringspremies en omzetbelasting die het uitzendbureau niet heeft voldaan. Die aansprakelijkheid geldt tot het bedrag van de verplichte storting op de vrijwaringsrekening, 35% van het factuurbedrag.
Let op de btw-factuur De belastingwet stelt een groot aantal eisen aan de btwfactuur. Aan wat er op moet staan – te weten: de NAWgegevens van leverancier en afnemer, de datum van uitreiking, het btw-identificatienummer, de hoeveelheid en aard van de geleverde dienst of goederen, het tijdstip van de prestatie, eventuele vooruitbetalingen en kortingen, het btw-tarief en btw-bedrag, het btw-identificatienummer van de afnemer bij een btw-verlegd of intracommunautaire levering, en niet te vergeten: een opvolgend nummer – én het tijdstip waarop de factuur moet worden uitgereikt. Dat is ten laatste de 15de van de maand volgend op de maand waarin de dienst is verricht of de goederen zijn geleverd. De Belastingdienst controleert nadrukkelijk op een correcte en tijdige facturering. Doet u dat ook: de boete per onjuiste factuur kan oplopen tot maximaal € 4.920.
BTW op onderhoud woningen: verlengd tot eind 2014 Het kabinet heeft per 1 maart 2013 de BTW op verbouwingen en renovatiewerk aan woningen tijdelijk verlaagd van 21% naar 6%. Het verlaagde Btw-tarief ziet uitsluitend op arbeidskosten, niet op materiaalkosten, voor prestaties aan woningen die meer dan twee jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen. Bij het Belastingplan 2014 is voorgesteld om de BTW-tariefsverlaging te laten doorlopen tot eind 2014. Het verlaagde Btw-tarief geldt uitsluitend voor woningen die bestemd zijn voor permanente bewoning. Bij een woon-werkpand kan de regeling ook worden benut mits het woongedeelte tenminste 50% van het gehele pand uitmaakt. Het verlaagde BTW-tarief geldt voor: • de arbeidskosten van de in opdracht van de opdrachtgever op maat gemaakte goederen die een onderdeel gaan vormen van de woning. Dit geldt zowel voor de op locatie vervaardigde goederen als de in de eigen bedrijf vervaardigde goederen. Denk aan inbouwkasten, deuren, kozijnen en dakkapellen. Vereist is dan wel dat de goederen op maat gemaakt worden door de ondernemer die de renovatie- en herstelwerkzaamheden aan de woning verricht. Standaard keuken(kasten) vallen hier niet onder; deze goederen worden niet in opdracht van de opdrachtgever op maat gemaakt. • het vervaardigen van bouwtekeningen door architecten, mits zij tevens de renovatie van de woning begeleiden. • de arbeidskosten van het aanbrengen, vernieuwen en onderhouden van een paardenbox, buitenstal, hondenkennel, zwembad en tennisbaan. • het aanbrengen, vernieuwen en onderhouden van omheiningen en (tuin)hekken. • de arbeidskosten van het aanleggen, vernieuwen en onderhouden van beregeningsinstallaties en tuinverlichting. • de arbeidskosten van het leggen van (sier)bestrating in tuinen. • het aanbrengen, vernieuwen en onderhouden van zonnepanelen, mits die panelen in bouwkundig opzicht onderdeel (gaan) uitmaken van de woning. Als de panelen slechts met losse stenen worden vastgelegd, is geen sprake van een onderdeel van de woning. • de vervoers- en/of voorrijkosten die de ondernemer in rekening brengt. Het verlaagde BTW-tarief geldt niet voor: • het maken van een ontwerp voor het aanleggen en onderhouden van een tuin. Dit is anders als de tuinarchitect naast het maken van een ontwerp ook de aanleg en het onderhoud van de tuin begeleidt. Dan geldt wel het verlaagde tarief. • het aanbrengen, vernieuwen en onderhouden van gordijnen, luxaflex, screens, jaloezieën e.d. aan de binnenzijde van de woning. • het laten doen van bodemonderzoek. • het bouwkundig keuren van woningen (aan- en verkoopkeuring) en het aanvragen van een vergunning voor het plaatsen van een dakkapel. • de kosten van het bestrijden van ongedierte als boktorren, houtworm, ratten etc.
BTW-factuur tot € 100: een kassabon is voldoende Facturen zijn ‘waardepapieren’ voor de omzetbelasting: geen correcte factuur betekent geen aftrek van voorbelasting. De factuurvereisten voor de BTW zijn per 1 januari van dit jaar sterk vereenvoudigd. Bij een factuurbedrag tot € 100 (incl. BTW) is een kassabon al voldoende als factuur voor de BTW-administratie. U hoeft dan geen officiële factuur meer te vragen om de BTW-aftrek veilig te stellen. Op de kassabon moet wel staan wat u heeft gekocht, bij welke leverancier, de datum en het te betalen BTW-bedrag.
Offertes: altijd met btw Als ondernemer moet u aan particulieren altijd inclusief btw offreren. Als u niets vermeldt, kan de particulier er van uitgaan dat de btw in de prijs begrepen is. U kunt dan achteraf niet alsnog een rekening met btw sturen. U moet dan zelf voor die belasting opdraaien!
Btw-nummer wél verplicht op internetsite onderneming Ondernemers zijn verplicht hun btw-nummer op hun internetsite te vermelden. Op 2 augustus publiceerde de Belastingdienst een nieuwsbericht waarin stond dat ondernemers met een internetsite niet verplicht zijn hun btw-nummer hierop te vermelden. Dit is onjuist. Als u een internetsite hebt, bent u wél verplicht uw btw-nummer hierop te vermel den. De Belastingdienst heeft het nieuwsbericht inmiddels aangepast. In de btw-wet- en regelgeving is geregeld in welke gevallen de ondernemer aan zijn afnemer een factuur moet uitreiken. Als de btw-ondernemer een factuur moet uitreiken dan is hij verplicht om zijn btw-identificatienummer op deze factuur te vermelden. In de btw-wet- en regelgeving is niets geregeld over de vermelding van een btw-nummer op de website. Niettemin is een ondernemer die een dienst van de informatiemaatschappij verleent op grond van de Burgerlijk Wetboek verplicht(!) om zijn btw-nummer op de website te vermelden. Wordt het btw-identificatienummer ten onrechte niet op een website vermeld, dan is er sprake van een economisch delict. De strafrechtelijke handhaving is in handen van de Belastingdienst/FIOD-ECD.
Suppletie btw: verplichte kost! Heeft u te weinig btw afgedragen, over 2012, een ouder jaar, of een van de tijdvakken in het lopende jaar? Heeft u de bijbehorende suppletie nog niet gedaan? Doe dat dan zo snel mogelijk. Sinds 1 januari 2012 zijn ondernemers wettelijk verplicht om een btw-suppletie in te dienen. U moet de suppletie in beginsel indienen met het digitale formulier, te downloaden via de site van de Belastingdienst. Als u niet tijdig een suppletie indient, kan u dat een aanvullende vergrijpboete van maximaal 100% van de meer verschuldigde btw kosten, naast de reguliere verzuim- of vergrijpboete wegens het niet tijdig betalen van de verschuldigde btw. De extra boete is zeker aan de orde als de inspecteur u ‘op het spoor’ is voordat u een suppletie heeft ingediend.
Opzettelijk niet betalen LB / BTW wordt strafbaar De ondernemer die wél aangifte doet van de verschuldigde loon- of omzetbelasting, maar die belasting opzettelijk niet betaalt, kan onder de huidige wetgeving niet strafrechtelijk vervolgd worden voor belastingfraude. Het kabinet vindt dat onwenselijk en wil die strafrechtelijke aanpak alsnog per 2014 invoeren. De meest voorkomende vorm van fraude bij aangiftebelastingen doet zich voor bij een samenstel van transacties, waarbij een van de betrokken partijen – de zogenaamde ploffer – niet aan zijn fiscale verplichtingen voldoet. Bijvoorbeeld bij BTW-carrouselfraude. Voorgesteld wordt om het opzettelijk niet betalen van een aangiftebelasting strafbaar te stellen, met een gevangenisstraf van maximaal zes jaar of een geldboete van de vijfde categorie (met een maximum van € 78.000). Deze sanctie kan ook toegepast worden bij het gedeeltelijk niet betalen van de verschuldigde belasting. Van de vereiste opzet is uiteraard geen sprake bij goedwillende ondernemers die al dan niet tijdelijk in betalingsproblemen zitten en uitstel van betaling vragen voor de betaling van de loon- of omzetbelasting.
Vraag om voorlopige verliesverrekening Als uw bedrijfsresultaat in 2013 naar verwachting negatief zal zijn, moet u snel uw voorlopige aanslag over dit jaar op nihil laten zetten. Uw liquiditeitspositie vaart daar wel bij. Na afloop van het boekjaar 2013 kunt u bij het indienen van de aangifte verzoeken om een voorlopige verliesverrekening. U kunt dan alvast 80% van het aangegeven verlies benutten voor carryback of carryforward. Als u in 2012 nog fiscaal in de plus zat krijgt u de over dat jaar betaalde winstbelasting snel terug.
Bent u al over op IBAN? Per 1 februari 2014 worden alle rekeningnummers van zowel particulieren als bedrijven vervangen door internationale rekeningnummers (IBAN). U bent hier ongetwijfeld door uw bank al op gewezen. De overgang naar IBAN heeft met name voor bedrijven nogal wat voeten in de aarde. Zo zult u uw softwarepakketten en facturatiesystemen tijdig moeten aanpassen. En wat dacht u van uw briefpapier of andere communicatiemiddelen waarop u uw rekeningnummer vermeldt? Wacht daarom niet langer en start met uw voorbereidingen. De website www.overopIBAN.nl bevat alles wat u nodig heeft voor een soepele overgang.
Versoepelde invordering belastingschulden Financiën wil ondernemers die door de economische crisis in betalingsproblemen zijn gekomen, de helpende hand bieden door ze ruimer uitstel van betaling te verlenen voor hun zakelijke belastingschulden. Het gaat om een bijzondere regeling, naast de gebruikelijke, in de wet vastgelegde mogelijkheden om uitstel van betaling te krijgen. De ondernemer die zijn zakelijke belastingschulden niet tijdig kan betalen, kan daarvoor uitstel van betaling krijgen. De ontvanger verbindt daar wel strikte voorwaarden aan. Het reguliere uitstel van betaling geldt voor ten hoogste twaalf maanden (gerekend vanaf de vervaldag van de belastingaanslagen waarop het uitstel betrekking heeft), de ondernemer moet de lopende verplichtingen tot betaling van openstaande belastingaanslagen nakomen én hij moet zekerheid stellen voor het volledige bedrag van de openstaande belastingschuld. Met de nieuwe coulanceregeling van Financiën kan – onder voorwaarden – uitstel van betaling worden verkregen voor een langere periode dan 12 maanden, en zonder dat de ondernemer zekerheid moet verstrekken voor het volledige bedrag van de belastingschuld. De ondernemer die voor dit bijzondere uitstel van betaling in aanmerking wil komen moet ‘ten genoegen van’ de ontvanger aannemelijk maken dat er sprake is van betalingsproblemen: • die niet via zakelijke kredietverlening kunnen worden opgelost; • die het directe gevolg zijn van de economische crisis; • die van tijdelijke aard zijn; én • die voor een bepaald tijdstip zullen worden opgelost. De regeling wordt niet toegepast als de onderneming al oude (vóór 2009 ontstane) betalingsproblemen heeft, of als de betalingsmoeilijkheden uit een andere oorzaak dan de huidige economische crisis voorkomen. De ondernemer moet een gedegen inzicht geven in de maatregelen die hij getroffen heeft en nog gaat nemen, om de gevolgen van de economische crisis het hoofd te bieden. Het bijzondere uitstel is mogelijk voor de zakelijke belastingen van de ondernemer, zoals loon- en omzetbelasting, de (sociale) verzekeringspremies en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet, en voor de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. Het bijzondere uitstel wordt voor bepaalde tijd verleend. Bijzonder aan de regeling is dat de ondernemer een verklaring moet overleggen van een externe deskundige over de aard en oorzaak van zijn betalingsproblemen. De fiscus stelt geen formele eisen aan die externe deskundige: het kan een externe consultant of financier zijn, maar ook de huisaccountant. Financiën heeft als handreiking een model gegeven voor de verklaring van de externe deskundige.
Oude administratie wegdoen De wettelijke bewaartermijn van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers is zeven jaar. Dat betekent dat u aan het einde van dit jaar uw administratie over 2006 en voorgaande jaren (grotendeels) kunt vernietigen. De bewaarplicht van zeven jaar geldt voor alle basisgegevens (zoals het grootboek, de facturen van debiteuren en crediteuren, de in- en verkoopadministratie, de voorraadgegevens en de loonadministratie) en de overige gegevens die van belang kunnen zijn bij een belastingcontrole. De algemene wettelijke bewaartermijn van zeven jaar is korter dan de btwherzieningstermijn voor onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen. De (al dan niet vrijgestelde) btw-ondernemer blijft daarom verplicht om te bewaren: alle boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – betreffende onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen – gedurende negen jaar volgend op het jaar waarin de btw-ondernemer het goed is gaan gebruiken (= de herzieningstermijn).
Soepeler uitstel van betaling belastingschulden Financiën gaat het beleid voor het verlenen van uitstel van betaling versoepelen. Deze versoepeling geldt enkel voor ‘compliante’ ondernemers, dat zijn ondernemers die te goeder naam en faam bekend zijn bij de Belastingdienst. Kort uitstel van betaling wordt verleend op schriftelijk of telefonisch verzoek, voor maximaal vier maanden na de laatste vervaldag van de oudste aanslag, mits: • het nog te betalen bedrag op de belastingaanslag(en) niet meer is dan € 20.000, • er geen belastingaanslagen openstaan waarvoor dwangbevelen zijn betekend, • er geen sprake is van aangifteverzuim, en geen openstaande belastingschulden oninbaar zijn geleden. Voor betalingsregelingen met een langere looptijd hoeft de ondernemer / belastingschuldige niet meer aan te tonen dat de belastingschuld ontstaan is door de economische crisis.
Met zonnepanelen bent u - particulier - BTW-ondernemer Het Europese Hof van Justitie heeft recent beslist dat de exploitatie van zonnepanelen een economische activiteit is. Particulieren die met zonnepanelen elektriciteit opwekken en dat duurzaam (deels) aan het energienet verkopen, zijn ondernemer voor de omzetbelasting. En dat betekent dat zij de BTW op de aanschaf en installatie van de zonnepanelen als voorbelasting kunnen terugvragen. Financiën heeft recent deze particulieren als BTW-ondernemer erkend, en gaat de verzoeken om toekenning van een BTW-nummer afwerken. De particuliere eigenaar van zonnepanelen die aannemelijk maakt dat hij met de panelen opgewekte elektriciteit geheel of gedeeltelijk, duurzaam en tegen een vergoeding (mét BTW) aan zijn energieleverancier levert, wordt als BTW-ondernemer aangemerkt.
Doe grotere privé-uitgaven nog dit jaar! Als u dit jaar in privé nog een nieuwe auto en/of een nieuwe inboedel voor uw woonkamer koopt, bespaart u dat belasting in box 3. Dergelijke bezittingen behoren niet tot de grondslag voor de vermogensrendementsheffing. Dat betekent dat als u de aankoop voor bijvoorbeeld € 50.000 nog dit jaar afwikkelt, uw vermogen in box 3 op 1 januari 2014 met € 50.000 is verminderd, terwijl u de waarde van verkregen auto en/of inboedel niet in box 3 hoeft aan te geven. Dat bespaart u 1,2% van € 50.000 = € 600.
Dat BTW-ondernemerschap kan niet met terugwerkende kracht worden toegekend: particulieren die vóór de uitspraak van het EU-Hof in zonnepanelen hebben geïnvesteerd hebben geen recht meer op een BTW-teruggave omdat de termijnen voor het verzoeken daarvan inmiddels zijn verstreken. De particulier die vanwege de BTW-belaste leveranties van energie aan het netwerk jaarlijks (na aftrek van de BTW-voorbelasting) niet meer dan € 1.345 moet afdragen, kan een beroep doen op de kleineondernemersregeling in de omzetbelasting. En zo een ontheffing krijgen van de BTW-plicht en de daarbij behorende administratieve verplichtingen.
Betaal uw belastingen op tijd Privébelastingschulden kunt u het beste zoveel mogelijk dit jaar nog betalen. In de Wet IB 2001 is expliciet bepaald dat deze schulden – behoudens de erfbelasting – niet in mindering kunnen worden gebracht op de heffingsgrondslag in box 3. Door de belasting nog dit jaar te betalen, is uw vermogen per 31 december lager. Betaalt u te veel belasting, dan hebt u een vordering op de Belastingdienst. En die is in box 3 vrijgesteld van belastingheffing. Dat maakt het vooruitbetalen van een te hoge (voorlopige) privébelastingaanslag zowat aantrekkelijk!
Leen geld aan uw kinderen Is uw kind voornemens een huis te kopen of een onderneming te starten? Dan is het voor u en uw kind wellicht gunstig hiervoor een lening te verstrekken. Voor u vormt de lening een bezitting in box 3. Bij u wordt dan een forfaitair rendement van 4% over de waarde van de vordering in de belastingheffing betrokken. De heffing bedraagt 30%, de belastingdruk is dus 1,2% van de waarde van de vordering. Ongeacht de hoogte van de rente op de vordering. Voor uw kind vormen de rente en kosten van de geldlening aftrekbare kosten. Gunstig is de ouder-kindlening af te sluiten met een zo hoog mogelijk zakelijk rentepercentage. Uw kind geniet dan een hoge aftrek van de eigen woningrente of ondernemingsrente. En u wordt voor die hogere rente (boven de 4%) niet extra belast. Door schenkingen kunt u de financieringslast van uw kind vervolgens verminderen. Let op: deze schenkingen moeten niet plaatsvinden in de vorm van een kwijtschelding van de rente. Bij die opzet verspeelt het kind de renteaftrek, zo blijkt uit de rechtspraak. Het kind moet de rente eerst gewoon aan u betalen, en daarna schenkt u het bedrag van die rente (geheel of gedeeltelijk) weer aan uw kind.
Inkeren bij zwart geld Heeft u bepaalde inkomsten of vermogen (binnenlands of buitenlands) in het verleden niet of niet volledig aan de Belastingdienst doorgegeven, dan heeft u de mogelijkheid om uw aangifte inkomstenbelasting vrijwillig te verbeteren. Dit wordt ook wel de inkeerregeling genoemd. De Belastingdienst geeft ‘zwartspaarders’ tijdelijk de mogelijkheid om boetevrij in te keren. Wie zichzelf vóór 1 juli 2014 vrijwillig meldt bij de Belastingdienst krijgt geen boete. Daarna geldt de huidige inkeerregeling weer. De boete bij inkeer bedraagt dan 30% van de ontdoken belasting. Vanaf 1 juli 2015 gaat deze boete verder omhoog naar 60% van de ontdoken belasting.
Minder box 3 vermogen, minder AWBZ
Betaal (hypotheek) rente voor zes maanden vooruit!
Per 1 januari 2013 is de eigen bijdrage voor AWBZ-zorg flink verhoogd. De verhoging treft met name mensen met vermogen in box 3: vanaf 1 januari 2013 moet een fictief inkomen van 8% over het box 3 vermogen meegenomen worden bij de berekening van de eigen bijdrage. De eigen bijdrage in 2013 wordt berekend op basis van het inkomen over 2011.
Als uw belastingdruk in box 1 in 2014 lager zal zijn dan dit jaar, is het voordelig om (hypotheek)rente op uw eigen woning/hoofdverblijf nog dit jaar vooruit te betalen. Vooruitbetaalde rente die (contractueel) betrekking heeft op de periode tot 30 juni 2014 is in 2013 volledig aftrekbaar. Loopt de verplichting om rente te betalen door tot ná 30 juni 2013 – bijvoorbeeld als in de leenovereenkomst expliciet is vastgelegd dat de rente jaarlijks vervalt op 1 december – dan is het niet mogelijk om rente aftrekbaar vooruit te betalen. Uiteraard kunt u dan wél in overleg met de schuldeiser de condities van de lening zodanig aanpassen dat aftrek van vooruitbetaalde rente alsnog mogelijk wordt. Door de (hypotheek) rente dit jaar vooruit te betalen, krijgt u eerder en meer belasting terug over de vooruitbetaalde rente. Dat voordeel moet u afwegen tegen het nadeel van het vooruitbetalen van de rente.
Minder box 3-vermogen betekent een lagere eigen bijdrage. U kunt uw vermogen in box 3 wegschenken aan de (klein-)kinderen, u kunt het in een BV (in box 2) onderbrengen, en – speciaal voor de langstlevende ouders – u kunt de overbedelingschuld aan uw kinderen aflossen die ontstaan is bij het overlijden van de eerste ouder. Veel testamenten sluiten aan bij de wettelijke verdeling. Als de eerste ouder overlijdt, krijgen de kinderen hun erfdeel in de vorm van een niet-opeisbare vordering op de langstlevende ouder. Zij kunnen hun vordering veelal pas opeisen bij het overlijden van die langstlevende ouder. Ouders kunnen in hun testament meerdere opeisbaarheidsgronden opnemen waardoor de kinderen hun erfdeel al eerder dan bij overlijden kunnen opvragen. Het opnemen van de ouders in een AWBZ-instelling kan zo’n opeisbaarheidsgrond zijn.
€ €
Hogere WOZ-waarde, minder renteopslag bij de bank Is uw woning voor de WOZ hoger gewaardeerd dan u vooraf dacht? En ziet u geen kans om die waardering bij bezwaar omlaag te krijgen? Vervelend. Maar het kan u ook een voordeel opleveren. Als u een tophypotheek op uw woning hebt, betaalt u een renteopslag, die kan oplopen tot wel 0,4%. Als de hypotheek op uw woning door de hogere WOZ-waardering onder de kritische grens van een tophypotheek is gezakt, is er geen reden meer voor een renteopslag. Bespreek het eens met uw bankier.
Informatieplicht bij lening voor eigen woning Sinds 1 januari 2013 gelden nieuwe regels voor leningen voor de eigen woning. Eén daarvan is de informatieplicht voor leningen die onder het nieuwe regime vallen. De informatieplicht geldt voor leningen die bij niet-administratieplichtige partijen worden afgesloten, bijvoorbeeld bij een natuurlijk persoon (zoals de ouder), de eigen BV of een buitenlandse financiële instelling. Deze verplichting is ingesteld omdat - voor leningen die onder het nieuwe regime vallen - de aflossingen gedurende het jaar en de schuldstand aan het einde van het jaar belangrijk zijn voor de vraag of u de rente op die schuld fiscaal kunt aftrekken. Het verstrekken van die informatie is een voorwaarde om het geleende bedrag in aanmerking te laten komen als eigenwoningschuld. De informatieplicht houdt in dat u de basiskenmerken van het door u geleende bedrag en het fiscale nummer van de leningverstrekker digitaal moet doorgeven aan de Belastingdienst. Dit moet u op tijd regelen, uiterlijk bij het indienen van de aangifte over het kalenderjaar waarin die lening is aangegaan. Het elektronisch formulier waarmee u de opgaaf lening eigen woning moet doen is nu te vinden op de website van de Belastingdienst.
Dubbele woonlasten: ook in 2014 dubbele renteaftrek Particulieren met dubbele woonlasten – die hun tweede huis niet verkocht krijgen – kunnen drie jaar lang de hypotheekrente op beide woningen in aftrek brengen. Die driejaarstermijn wordt niet gekort als de eigenwoningbezitter zijn te koop staande woning tijdelijk – noodgedwongen – moet verhuren. Zodra de woning weer leeg komt en bestemd blijft voor de verkoop, herleeft de renteaftrek over de resterende periode van de driejaarstermijn. De wetgever heeft deze twee maatregelen enkele jaren geleden doorgevoerd, vanwege de slechte situatie op de woningmarkt. Beide maatregelen zijn tijdelijk: per 1 januari 2014 komen die te vervallen. Financiën heeft onlangs besloten de maatregelen met één jaar te verlengen, om ‘het broze herstel op de woningmarkt niet te verstoren’.
Notariële akte voor periodieke giften vervalt Periodieke giften zijn giften in de vorm van vaste en gelijkmatige uitkeringen aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI) of een vereniging, die uiterlijk eindigen bij het overlijden van de schenker. Dergelijke giften zijn zonder drempel volledig aftrekbaar. Periodieke giften moeten thans nog bij notariële akte worden vastgelegd. Die eis komt per 1 januari 2014 te vervallen; voorgesteld wordt om aftrek ook toe te staan voor periodieke giften bij een onderhandse akte van schenking. Dat biedt meer flexibiliteit voor de gulle gever en de ANBI, én een besparing op notariskosten. Periodieke giften kunnen vanaf 1 januari 2014 bij onderhandse akte van schenking worden gedaan. Voor een volledige aftrek van dergelijke giften – zonder drempel – eist de wet thans nog dat de verplichtingen tot de periodieke giften bij notariële akte is aangegaan. Die eis komt te vervallen, met name om het doen van kleinere periodieke giften te stimuleren. Om misbruik van de giftenaftrek te voorkomen, moet de onderhandse akte wel aan diverse voorwaarden voldoen. In die akte moeten in elk geval de volgende gegevens worden vermeld: - de persoonsgegevens van de schenker; - de naam van de ANBI of vereniging, met diens unieke nummer uit het Handelsregister; - de (minimale) omvang van de gift, met de jaarlijkse uitkeringen; - de (minimale) looptijd van de schenking; - een door de ANBI of vereniging toe te kennen uniek transactienummer. De Belastingdienst zal hiervoor een model schenkingsovereenkomst op de website beschikbaar stellen.
Partneralimentatie: anticiperen op defiscalisering Bent u in een echtscheiding verwikkeld? En ziet het er naar uit dat u alimentatieplichtig bent? Houd er dan rekening mee dat er een goede kans is dat partneralimentatie op afzienbare termijn gedefiscaliseerd gaat worden. Dat betekent geen aftrek bij u en uw ex hoeft de ontvangen alimentatie niet tot het inkomen te rekenen. U kunt anticiperen op de defiscalisering door in het echtscheidingsconvenant een voorbehoud op te nemen voor wat betreft de hoogte van de alimentatie. U kunt zo een aanpassing van de alimentatie regelen, als de aftrek c.q. belastbaarheid van partneralimentatie radicaal wijzigt. Het idee om de partneralimentatie te defiscaliseren heeft staatssecretaris Weekers van Financiën uitgewerkt in de Fiscale Agenda (voorjaar 2011) en ook nadien heeft de staatssecretaris dat voornemen richting Tweede Kamer uitgesproken. Betaalt u al langer partneralimentatie? Dan moet u de wetswijziging tot defiscalisering afwachten. Daarna kunt u een herziening van uw partneralimentatie bij de rechter aankaarten. Wilt u de partneralimentatie gaan afkopen? Houd er dan rekening mee dat het fiscale regime over niet al te lange tijd radicaal anders kan zijn.
Zijn uw huwelijkse voorwaarden nog actueel? De keuze voor een bepaald huwelijksgoederenregime wordt vaak bij het aangaan van het huwelijk bewust gemaakt en in de jaren daarna als vaststaand gegeven aanvaard. Door gewijzigde feiten en omstandigheden in de loop der tijd kan een ander huwelijksgoederenregime veel gunstiger zijn dan de indertijd gekozen regeling. Een periodieke heroverweging is daarom noodzakelijk, met name bij verandering in de gezinsof familiesituatie of bij een aanzienlijke vermogensstijging of -daling.
Een finaal verrekenbeding: altijd doen! Bent u goed getrouwd? Bent u, verliefd en onnadenkend, enige tijd geleden in gemeenschap van goederen gehuwd, terwijl u eigenlijk huwelijkse voorwaarden had willen opmaken? U kunt dat nog herstellen, zonder fiscale schade, binnen drie jaar. Als u en uw partner alsnog huwelijkse voorwaarden opmaken, kan daardoor een van u beiden worden bevoordeeld en is wellicht schenkbelasting verschuldigd. Financiën heeft goedgekeurd dat heffing van schenkbelasting achterwege blijft als de huwelijkse voorwaarden alsnog worden opgemaakt binnen drie jaar na het sluiten van het huwelijk. Vereist is dan wel dat u en uw partner door de huwelijkse voorwaarden gerechtigd worden tot het vermogen waartoe u gerechtigd zou zijn geweest als u beiden direct bij het aangaan van het huwelijk deze voorwaarden had vastgelegd. Herstel is ook mogelijk in geval van een geregistreerd partnerschap.
Aanpassen huwelijksgoederenregime: snel geregeld! Ondernemers die hun huwelijksgoederenregime willen aanpassen, kunnen staande het huwelijk alsnog huwelijksvoorwaarden aangaan of die voorwaarden wijzigen. Sinds 1 januari 2012 kan dat zonder toestemming van de rechtbank. De rechterlijke goedkeuring is niet meer nodig, de bevoegdheid tot het opstellen of aanpassen van huwelijkse voorwaarden komt geheel toe aan de notaris. Dat maakt het alsnog aangaan of aanpassen van huwelijksvoorwaarden een stuk gemakkelijker en goedkoper. Een aanpassing van het huwelijksgoederenregime kan van groot belang zijn, bijvoorbeeld als de ondernemer verwacht dat zijn onderneming het niet zal redden en hij failliet zal gaan.
Bent u op huwelijkse voorwaarden getrouwd en staat het grootste deel van het vermogen (de onderneming) op uw naam? Overweeg dan om in uw huwelijkse voorwaarden een finaal verrekenbeding bij overlijden op te nemen. Met zo’n beding erft uw partner bij uw overlijden alsof u in gemeenschap van goederen was gehuwd. Dat kan een spectaculaire besparing op erfbelasting opleveren! Een finaal verrekenbeding is verplicht wederkerig. Als uw (minder vermogende) partner eerder dan u overlijdt, pakt het beding nadelig uit. Maar dat nadeel is maar tijdelijk en veelal beperkt. En dankzij het finaal verrekenbeding kunt u in die situatie dan wel de bedrijfsopvolgingsregeling uit de Successiewet eerder toepassen. Dat compenseert het nadeel ruimschoots.
Middeling: een onverwachte teruggaaf van belasting Als u een sterk wisselend (belastbaar) inkomen hebt gehad in box 1 over drie aaneengesloten jaren, hebt u wellicht recht op een onverwachte belastingteruggave. Door het inkomen te middelen – gelijkelijk te verdelen – over die drie jaren kunt u de nadelige werking van het progressieve tarief van de inkomstenbelasting ongedaan maken. Door de middeling wordt de belasting herrekend en wel op basis van het gemiddelde inkomen over die drie jaren. Het verschil tussen de werkelijk geheven belasting en de herrekende belasting na middeling wordt terugbetaald. Middeling is alleen mogelijk over het inkomen in box 1. In box 2 en box 3 geldt immers een vast proportioneel tarief, zodat middeling hier zinloos is. Het verzoek om middeling moet worden ingediend binnen 36 maanden nadat de laatste belastingaanslag over de drie jaren van het middelingtijdvak onherroepelijk is geworden.
Schenken is voordeliger dan nalaten Ouders die hun vermogen fiscaal vriendelijk aan hun kinderen of kleinkinderen willen overdragen, moeten dat bij leven doen. Schenkingen zijn daarvoor hét aangewezen instrument. Geld schenken is veel leuker dan het nalaten. Een gulle gever stemt zijn (klein)kinderen blij en tevreden én hij kan daarvan meegenieten. Ook fiscaal is schenken leuker: het kost veel minder belasting. Een erfenis van € 100.000 van vader op zoon (van stel 25 jaar) kost € 8.046 aan erfbelasting. Schenkt vader die € 100.000 in tien jaarlijkse termijnen (met gebruikmaking van de reguliere vrijstellingen; zie hierna voor het benutten van de vrijstellingen), dan is zoonlief € 3.058 aan schenkbelasting kwijt. Een voordeel van zo’n € 5.000!
Benut alle vrijstellingen bij schenkingen aan kinderen Het optimaal benutten van de eenmalig hoge vrijstelling vergt enige planning.
De twee bekendste vrijstellingen zijn de jaarlijkse vrijstelling (van € 5.141) én de eenmalig verhoogde vrijstelling (van € 24.676). Die verhoogde vrijstelling kan slechts éénmaal worden benut, voor een kind dat tussen de 18 en de 40 jaar jong is. Bent u vergeten om uw zoon of dochter tijdig – vóór hun 40e – een ‘grote’ vrijgestelde schenking te doen? U kunt die vergissing herstellen als uw schoondochter of schoonzoon jonger is dan 40 jaar. Financiën heeft goedgekeurd dat de hoge vrijstelling ook kan worden toegepast als de zoon of dochter van de schenker de 40-jarige leeftijd al gepasseerd is, maar diens schoondochter of schoonzoon nog niet. De schenker benut dan hun leeftijd: de schenking vindt gewoon plaats aan het eigen kind, desgewenst met een uitsluitingsclausule.
Let op: deze goedkeuring kan uitsluitend worden toegepast als uw zoon of dochter gehuwd is ofwel een geregistreerd partnerschap is aangegaan. Woont hij/zij ongehuwd duurzaam samen met een partner die nog geen 40 is, dan kan de verhoogde vrijstelling niet alsnog worden benut. Van de ‘grote’ vrijgestelde schenking moet aangifte schenkbelasting worden gedaan; in de aangifte moet een beroep op de verhoogde vrijstelling worden gedaan. Het optimaal benutten van de eenmalig hoge vrijstelling vergt enige planning. Een schenking tot het vrijgestelde bedrag levert een besparing aan schenkbelasting op van 10% ofwel € 2.467; wordt de vrijstelling benut bij een schenking van stel € 150.000, dan is de besparing 20% ofwel € 4.934. Zorg ervoor dat u deze vrijstelling bij de juiste schenking in zet! Ook de vrijstelling voor schenkingen aan on- en minvermogenden kan tussen ouders en kinderen goed van pas komen, met name als het kind bij de start van zijn carrière schulden moet aangaan om zich zelfstandig te vestigen. Vraag uw adviseur naar de mogelijkheden in uw situatie.
Schenkingen op papier: alsnog notarieel bekrachtigen Hebt u in het verleden schenkingen onder schuldigerkenning gedaan aan uw kinderen? En daarbij vastgelegd dat zij die schenkingen pas kunnen opeisen als de langstlevende ouder is overleden? Zo’n schenking terzake van de dood moet bij notariële akte, zo heeft de Hoge Raad onlangs beslist. Is dat niet gebeurd, dan is de schenking niet rechtsgeldig, en vervalt die bij het overlijden van de schenker. Van de beoogde besparing op de erfbelasting komt dan niets terecht. Om uw oude papieren schenkingen te ‘redden’ is het verstandig om die alsnog achteraf bij notariële akte te bekrachtigen. Dan moet uiteraard gebeuren vóórdat de schenker is overleden.
Vrijstelling schenkbelasting naar € 100.000 De Successiewet kent een eenmalige hoge vrijstelling van (thans) € 51.407 voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar, mits het kind die schenking gebruikt voor de koop of de verbouwing van een eigen woning, het aflossen van de eigenwoningschuld, dan wel de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming ter zake van de woning. Voorgesteld wordt om deze vrijstelling tijdelijk substantieel te verhogen. De vrijstelling is per 1 oktober 2013 (vooruitlopend op de wetswijziging per 1 januari 2014) verhoogd tot € 100.000. Die hogere vrijstelling geldt tot 1 januari 2015. Voorts vervalt in dat tijdvak de beperking dat de schenking van een ouder aan een kind heeft plaatsgevonden, én dat de begiftigde tussen de 18 en 40 jaar moet zijn. Dat betekent dat van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 iedereen van een familielid of van een derde een schenking van maximaal € 100.000 vrij van schenkbelasting kan ontvangen, mits het bedrag van die schenking wordt gebruikt voor de eigen woning. Ouders die de hoge vrijstelling al eerder – tot het bedrag van maximaal € 51.407 – hebben benut voor een schenking aan hun kind, kunnen het verschil met de nieuwe hogere vrijstelling alsnog belastingvrij schenken, onder de hiervoor genoemde voorwaarden. De hoge vrijstelling gaat ook gelden voor schenkingen die aangewend worden voor de aflossing van een restschuld, de schuld die resteert na de verkoop van een eigen woning met verlies waardoor de op die woning rustende eigenwoningschuld niet volledig kon worden afgelost. Deze verruiming is structureel en blijft ook ná 1 januari 2015 van toepassing. De vrijstelling van € 100.000 valt niet onder de 180 dagenregeling. Als de gulle gever binnen 180 dagen na de schenking komt te overlijden, wordt de schenking niet betrokken in de erfbelasting.
Laat uw testament checken De erflater die een goed testament opmaakt, kan daarmee een forse belastingbesparing voor zijn erfgenamen realiseren. Een goed testament is een testament dat de door de erflater gewenste vererving van zijn vermogen combineert met een minimale heffing van erfbelasting bij de erfgenamen. De praktijk kent veel verschillende testamenten, zoals een testament met wettelijke verdeling, een vruchtgebruiktestament, een ik-opatestament, een keuzelegaattestament, een turbotestament en ga zo maar door. Keuze genoeg. Ook voor testamenten geldt: vrijheid, blijheid! En dat leidt er toe dat een erflater vaak kiest voor een keuzetestament. Met zo’n testament biedt hij zijn erfgenamen de keuze tussen diverse vormen van vererving: zij kunnen na zijn overlijden – op basis van de dan geldende omstandigheden – kiezen voor één van de in het testament genoemde vormen van vererving. Zodoende kan gekozen worden voor de fiscaal voordeligste optie! De afgelopen jaren kan uw persoonlijke situatie zijn gewijzigd. Of uw financiële situatie. Controleer daarom of uw huidige testament nog aansluit bij uw bedoelingen. Door een testament op te maken kunt u niet alleen bereiken dat erfbelasting wordt bespaard. U kunt ook specifieke wensen tot uitdrukking brengen. Er is daarom eigenlijk geen reden te verzinnen om niet een testament op te maken. Sterker nog, een flexibel testament is van ‘levensbelang’.