DEN DRAAD, WAT U NOG NIET WIST
UIT DE RONDREIZENDE TENTOONSTELLING
Vooral in het agrarische Zeeuws-Vlaanderen, zoals hier op de Muggenhoek, tussen Kieldrecht en Prosperpolder, werden boerderijen van de landerijen gescheiden, zoals het geval was bij de voormalige smederij van de familie Deckers. De persoon aan de Nederlandse kant van de versperring op de achtergrond is Gustaaf Spaenhoven, in het links van de versperring gelegen niemandsland zien we net niet de hoeve van Hypolite Van Royen. Op deze plaats zijn ene Van Dorselaer en een Duitse militair aan de versperring omgekomen, beiden tijdens een smokkelpartij. De Duitse soldaad had “even” de spanning op de draad afgezet om “toebak” te kopen, maar achter zijn rug had een collega de spanning per ongeluk terug ingeschakeld. Links ziet men duidelijk een schakelkast hangen, kenmerkend voor Zeeuws-Vlaanderen, langs het traject van de versperring ten oosten van de Schelde werden dergelijke schakelinstallaties vaak ondergebracht in schakelhuisjes (Schalthäuser)(Collectie F. Duinkerke, Bergen op Zoom).
Opgeëiste arbeiders bouwen een loopbrug en de draadversperring over de schorren ten noordoosten van Prosperpolder. In de achtergrond vloeit de Schelde. Deze foto is genomen vanuit de onmiddellijke nabijheid van grenspaal 269, pal in de richting van het oosten. Langs de schorren waren er talrijke vluchtpogingen naar het nabij gelegen Nederland. Men kon evenwel best een beroep doen op iemand die de omgeving goed kende, want als enkeling was het levensgevaarlijk om Vooral in het agrarische Zeeuws-Vlaanderen, zoals hier op de Muggenhoek, tussen Kieldrecht en Prosperpolder, werden boerderijen van de landerijen gescheiden, zoals het geval was bij de voormalige smederij van de familie Deckers. De persoon aan de Nederlandse kant van de versperring zich in de drassige zandgrond van de schorren te begeven. (Collectie A. Vanneste).
Doorgangspoort aan de Hellestraat (Stekene), wellicht in de nabijheid van grenspaal 282. Vooraan staan de Duitse militairen en achter het hek een Nederlandse grenswachter. Let op het tweetalige waarschuwingsbord “Hochspannung Lebensgefahr Hoogspanning Doodsgevaar”. Dergelijke poorten werden altijd bijzonder goed bewaakt. Het valt ook op dat de grenswachters behoren tot een oudere klasse van militairen (rond de 40 jaar oud). Het “jongere kanonnenvlees” werd naar het front gestuurd. (Collectie L. Dullaert, Stekene).
De electrische draad: Kranten artikel van destijds . Te Molenkop bij IJzendijke, is een Duitsch soldaat aan den geëlectriseerden draad dood gebleven. Aan de draad hing een haas. Twee werklieden vroegen aan den schildwacht of zij het dier mochten hebben. De militair weigerde, zeggende dat wat aan den draad bleef hangen, van hem was. Meteen greep hij den haas bij een der pooten, maar kreeg tegelijkertijd zoo’n geweldigen schok, dat hij driemaal over ’t hoofd buitelde en dood bleef liggen (Krantenbericht in de oorspronkelijke taal)
Op 30 mei 1916 meldt Nederlandse officier van justitie, Dirk Jacob Wolfson, via een telegram aan de burgemeester van Clinge de overbrenging van een smokkelaar die aan de versperring in de buurt van Clinge dood is aangetroffen. Het lichaam wordt onder begeleiding voor onderzoek en identificatie overgebracht naar de marechausseekazerne in Hulst (met dank aan M. Buise).
Houten passeursraam of vouwraam gebruikt om door de onder spanning staande draden te glippen.
Het opplooibaar raam was redelijk gemakkelijk mee te nemen, kon worden opgevouwen en tussen twee draden vastgeklemd. Op die wijze ontstond er een geïsoleerde opening waardoor passanten redelijk veilig konden kruipen (Collectie Herman Janssen, Merksplas)
Materiaal gebruikt door passeurs en andere avonturiers om door de versperring te geraken. In het midden een houten stok, aan beide uiteinden geïsoleerd met rubber, en met een mik aan de rechterzijde. Onderaan tangen met geïsoleerde handgrepen; rechts staat de zware hefboomkniptang (uit FOERSTER Wolfgang (ed.) Kämpfer an vergessenen Fronten, Berlin, Deutsche Buchvertriebstelle, 1931, Tafl L)
Met een ton door de versperring. Een dergelijke ton kon men moeilijk telkenmale meebrengen, vandaar dat ze meestal zorgvuldig verborgen werd in de omgeving van de versperring (uit het magazine Le Pays de France, publicatie datum onbekend).
Houten fietsvelg
De passeurs De mogelijk dodelijke gevaren van het overschrijden van de grensversperring waren echter geen beletsel voor spionnen, gewone smokkelaars, dienstweigeraars, mensen- of brievensmokkelaars. Duizenden zijn erin geslaagd om alsnog geregeld naar Nederland te trekken en zelfs terug te komen. Sommigen deden het op hun eentje, anderen lieten zich door goed georganiseerde diensten of gespecialiseerde passeurs bijstaan. Niet zelden slaagden die erin om tien, twintig of meer personen veilig naar Nederland te brengen. Net als gewone smokkelaars, brachten passeurs vaak ook brieven en berichten over de grens.
Verschillende methodes om de grens te overschrijden: Omkopen van de grenswachters. Wikkelen van (isolerende) wollen dekens rond twee boven elkaar liggende draden en er tussendoor kruipen. Oplichten van de onderste draad met een of twee houten staafjes met een mik. Graven van een sleuf(je) onder de laagste draad en eronder kruipen. Over de versperring klauteren via een of twee (trap)ladders. Durvers waagden het om met een soort polsstok over de versperring te springen.
De geallieerde spionagediensten in Nederland bezorgden hun agenten hefboomkniptangen en prima isolerende rubberen pakken, laarzen en handschoenen.
De dood door elektrocutie Hoewel de toepassing van eerder vernoemde technieken overal aan de grens goed was ingeburgerd, bleef elke poging om de versperring te overschrijden zonder meer een risicovolle onderneming. Wie de controles in het “Grenzgebiet” en de “Grenzstreifen” kon ontwijken, moest – vaak nog ’s nachts – de patrouilles en schijnwerpers vermijdend, voorbij de versperring zonder een draad onder hoogspanning aan te raken, want dat leidde bijna altijd tot de onmiddellijke dood door elektrocutie.
Een duizendtal slachtoffers Er viel minstens een duizendtal slachtoffers aan de versperring, hetzij door elektrocutie, hetzij omdat ze werden neergeschoten door grenswachters, hetzij omdat ze voor of na een overtocht betrapt werden, eventueel zelfs tijdens het overzwemmen van een waterloop in de nabijheid van de versperring. Ruim de helft van de slachtoffers waren Belgen, ongeveer een vierde Duitsers; de anderen waren Nederlanders, Fransen, Britten en Russen.
Waarschuwingsbordje met Duitse en Nederlandse tekst, wellicht geplaatst aan de ingang van het grensgebied.
GRENSBEWONERS
Afgesneden van familie Tenzij in zeer uitzonderlijke omstandigheden en mits, een niet altijd vanzelfsprekend door de grensbewoners niet langer familieleden en vrienden bezoeken in Nederland of in het niemandsland.
Gedaan met de grensarbeid Belgische arbeiders die in Nederland werkten, kregen zelden de toelating om hun werk voort te zetten, ofwel werd hen dat slechts toegestaan als ze verschillende weken in Nederland bleven alvorens terug naar huis te komen. Dat gold meestal ook voor kinderen die aan de andere kant van de grens school liepen. Soms werd een nieuw schooltje opgericht, soms verbleven de kinderen bij familie of vrienden in Nederland of in het niemandsland.
Problemen voor de landbouwers Landbouwers die akkers of weiden bewerkten aan de overzijde van de grensversperring of in het zogenoemde niemandsland moesten eerst de toelating krijgen alvorens de grens te passeren en voor een halve of een hele dag hun akkers te bewerken. Niet zelden betekende dit veel tijdverlies. Soms moest een omweg van een tiental Km afgelegd worden, terwijl de afstand in vogelvlucht slechts enkele honderden meter bedroeg. Voorts moest men zich telkens aan dezelfde poort aanmelden en werd bij de terugkeer de lading grondig geïnspecteerd. Soms moest alles afgeladen worden om spionnen, brieven of smokkelwaar te detecteren.
Oogje dicht voor smokkelaars De versperring bemoeilijkte ook danig de grenssmokkel. Toch werden er bijzonder veel levensmiddelen gesmokkeld, natuurlijk door Belgen, maar ook door Duitsers en vooral door Nederlanders die ermee een flinke duit verdienden. Smokkelaars konden overigens vaak rekenen op de stilzwijgende of actieve “medewerking” van de grenswachters: ook zij lusten immers een fles jenever, verse eieren, lekker brood uit Nederland, tabak enz…
De draadversperring was uitgerust met alarminstallaties die aansloegen wanneer de spanning door een onvoorziene omstandigheid onderbroken werd. In de polder van Sas van Gent ging bij alarm een bel schellen. Diegenen die zich nog het zo genaamde spookhuis aan de Poel herinneren weten waarschijnlijk nog dat dit oorspronkelijk bewoond was door de directeur van de glasfabriek en de chemiefabriek van Zelzate. In het huis, of wat er van overbleef, leefde het spook van een Duitse militair, die aan de Poeldijk geëlektrocuteerd werd toen hij wilde deserteren.
24 uur op 24 bewaking De versperring zelf werd permanent streng bewaakt. 24 uur op 24 stonden er schildwachten of patrouilleerden grenswachters langs de draad. Zij hadden de plicht om te schieten wanneer iemand na een eerste sommatie niet reageerde, wat tot heel wat slachtoffers leidde.
Een honderdtal schakelhuisjes Op geregelde afstanden werden langs de versperring “schalthäuser” opgetrokken. Dat waren houten wachthuisjes voor de grenswachters waarin ook technische installaties voor het beheer van de spanning op de draden waren ondergebracht. Op het oostelijk traject van de Schelde tot bij Aken, stond er een honderdtal schakelhuisjes. Op het westelijk traject, van de Schelde tot in Knokke, stonden er veel minder: de Duitsers maakten daar meer gebruik van in beslag genomen woningen.
Uitkijktorens en luchtballons Op verschillende plaatsen werden houten uitkijktorens – miradors – gebouwd, vaak uitgerust met schijnwerpers om nachtelijke grensoverschrijdingen tegen te gaan. Soms werd de grensversperring uit de hoogte gecontroleerd, vanuit luchtballons. Voorts verhinderden mijnen, alarmbellen en speurhonden de stiekeme grensoverschrijdingen.
Doorgangspoorten Afhankelijk van de verzetsactiviteiten aan de grens en van de terreinkenmerken werden op geregelde afstanden zeer streng bewaakte doorgangspoorten in de versperring geplaatst, voornamelijk op toegangswegen naar Nederland. Over het hele traject waren er een zeventigtal, waarvan een vijftigtal voorbehouden was voor militairen, de andere mochten eveneens door burgers worden gebruikt.
Passierschein Verder konden burgers soms de toelating krijgen om voor korte tijd naar Nederland te gaan. Daarvoor hadden zij bij de plaatselijke Kommandantur een Passierschein verkrijgen, vaak tegen betaling, om bijvoorbeeld een begrafenis bij te wonen of om een ziek familielid te bezoeken in Nederland. In voorkomend geval werd een dergelijke overtocht nauwkeurig geregistreerd aan de poort.
Niemandsland De versperring liep langs de grens van Knokke tot aan het drielandenpunt bij Vaals, en uiteraard enkel op Belgisch grondgebied. Zij volgde bijna overal het grenstraject. Op sommige plaatsen heeft de bezetter evenwel uitstulpingen aan de grillige grens afgesneden, zodat er soms grote stukken niemandsland ontstonden, gebieden gebieden gelegen tussen de rijksgrens en de versperring. Dat was bijvoorbeeld het geval voor “Klein België” in Sint-Laureins, en een gebied ten zuiden van Essen. Daardoor was de versperring ongeveer 100Km korter dan de rijksgrens met Nederland zelf.
30.000 Belgische oorlogsvrijwilligers Via geheime lijnen zorgden rekruteurs ervoor dat ruim 30.000 Belgische oorlogsvrijwilligers zich via Nederland, Groot-Brittannië en Frankrijk naar het westelijk front konden begeven om zich bij de geallieerde strijdkrachten te voegen. Koning Albert I en kardinaal Mercier hadden daartoe opgeroepen.
7.000 Belgische spionnen De in Nederland gevestigde geallieerde inlichtingendiensten, o.l.v. de Britten verzamelden zoveel mogelijk informatie uit bezet gebied. Ongeveer 7000 Belgische agenten (spionnen) zouden vier jaar lang trouw observatieopdrachten uitvoeren over de Duitse troepenbewegingen in België. De agenten werkten in ongeveer 300 kleine en grote diensten, actief op het vlak van vooral spoorwegobservatie. Aan de Nederlandse grens zorgden berichtensmokkelaars ervoor dat de gecodeerde informatie bij de inlichtingendiensten geraakte.
Clandestiene postdiensten Van bij de aanvang van de oorlog ontstonden er in ons land clandestiene postdiensten. Post voor frontsoldaten werd in het geheim door koeriers tot aan de Nederlandse grens en door brievensmokkelaars over de rijksgrens gebracht. Vandaar ging hij via Groot Brittannië en Frankrijk naar het front. De antwoordpost volgde de omgekeerde weg.