BelastingBelangen Oktober 2013 Hogere loonkosten op komst Bijna een kwart van alle CFO’s in ons land verwacht dat de salarissen van medewerkers in 2014 omhoog zullen gaan. Meer salaris in geld, maar vooral ook betere secundaire arbeidsvoorwaarden. Werkgevers die ‘een aantrekkelijke partij’ op de arbeidsmarkt willen blijven, moeten zich onderscheiden met goede secundaire arbeidsvoorwaarden. Veel werknemers hechten aan een goede balans tussen werk en privé: flexibele werkuren lijkt vandaag de dag de meest populaire secundaire arbeidsvoorwaarde. Een jaar geleden was dat nog een auto van de zaak, een laptop en een smartphone. De Financiële Salarisgids 2014 van Robert Half, arbeidsbemiddelaar op het gebied van financiële professionals, maakt het kernachtig duidelijk in de oneliner: Risico op verlies van toppers door onvoldoende aandacht voor werk-privé balans. Meer salaris in geld, en leukere secundaire arbeidsvoorwaarden, dat betekent dat de personeelskosten in 2014 omhoog gaan. Dit jaar is dat ook al het geval, zo ervaren veel werkgevers. Oorzaak is de Wet Uniformering Loonbegrip. De loonsomverhogende effecten van deze operatie tekenen zich af. Detailhandel en horeca lijden onder het vervallen van de franchise van de WW-Awf. De premie is omlaag gegaan, maar werkgevers moeten nu over het loon van hun parttimers vanaf de eerste de beste euro premie afdragen. Auto’s van de zaak zijn voor alle werkgevers duurder geworden nu over de bijtelling voor het privé gebruik premies werknemersverzekeringen moeten worden afgetikt. Dat geldt ook voor opnamen van het levenslooptegoed. Dat levert zelfs een regelrechte dubbele heffing op: de werkgever moest premies betalen bij de inleg, en dat moet hij opnieuw als de werknemer zijn levenslooptegoed opneemt. De primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden, de personeelskosten worden volgend jaar gedicteerd door de werkkostenregeling (WKR). Veel werkgevers hebben die regeling voor zich uit geschoven, in 2014 kan dat niet langer: vanaf 1 januari 2015 moeten alle werkgevers de regeling toepassen. De WKR luidt een nieuwe vergoedingencultuur in, zeker als het noodzakelijkheidscriterium wordt ingevoerd. Dat legt meer verantwoordelijkheid bij de werkgever. Die krijgt met de WKR nog meer de kans om zich als aantrekkelijke werkgever te profileren. BelastingBelangen helpt ondernemers graag om het bruto-nettotraject in te korten bij de beloning van personeel. Met kort en bondige info over fiscaal voordelige beloningsvormen, ook onder de WKR. Ik wens u veel leesplezier en fiscaal voordeel. Hans Zwagemaker hoofdredacteur
Inhoudsopgave Nieuws Belastingplan 2014: AB-tarief in 2014 naar 22% ................................................................................ 01 Belastingplan 2014: 4% bijtelling voor elektrische auto’s ..................................................................... 03 Belastingplan 2014: Zelfstandigenaftrek niet versoberd ....................................................................... 04 Belastingplan 2014: € 100.000 vrijstelling schenkbelasting .................................................................. 05 Belastingplan 2014: Stamrechtvrijstelling bij ontslag afgeschaft ........................................................... 08 Belastingplan 2014: Gouden handdruk-BV leegschudden met 20% korting ............................................. 09 Belastingplan 2014: Optie binnenlandse belastingplicht vervalt ............................................................. 11 Belastingplan 2014: 6% BTW op onderhoud woningen verlengd ........................................................... 14 Belastingplan 2014: Doe zaken met een gecertificeerd uitzendbureau ................................................... 15 Belastingplan 2014: Eénmalige crisisheffing toch verlengd ................................................................... 17 Belastingplan 2014: Fiscaal innovatief ondernemen ............................................................................. 19 Belastingplan 2014: 100% boete bij opzettelijk onjuiste voorlopige teruggaaf ........................................ 21 Belastingplan 2014: Asbestsanering gestimuleerd ............................................................................... 22 Belastingplan 2014: Serviceflats, minder WEV dan WOZ ...................................................................... 35 Belastingplan 2014: Afschaffing BTW-integratieheffing ........................................................................ 37 Belastingplan 2014: MRB en buitenlandse kentekens ........................................................................... 38 Belastingplan 2014: Meer accijns op alcohol, fris, diesel en LPG ............................................................ 40 Belastingplan 2014: IB-tarief en heffingskortingen .............................................................................. 41 Belastingplan 2014: Afschaffing afdrachtvermindering onderwijs .......................................................... 44 Belastingplan 2014: Notariële akte voor periodieke giften vervalt .......................................................... 45 Belastingplan 2014: Strafbaar stellen opzettelijk niet betalen op aangifte ............................................... 47 Afroommethode niet toegestaan bij praktijk-BV .................................................................................. 48 Doelmatigheidsmarge gebruikelijk loon DGA omlaag ........................................................................... 50 Dubbele woonlasten: ook in 2014 dubbele renteaftrek ......................................................................... 51 Opgaaf lening eigen woning: digitaal formulier beschikbaar .................................................................. 53 Met zonnepanelen bent u – particulier – BTW-ondernemer ................................................................... 54
Tips Een belastingvrije bonus onder de WKR ............................................................................................. 07 Check het brandstofverbruik van hybride auto’s van de zaak ................................................................ 13 Gouden handdruk-BV: stop met uitkeringen ....................................................................................... 18 Koop nog dit jaar een milieuvriendelijke auto ..................................................................................... 23 Vraag om een voorlopige verliesverrekening ...................................................................................... 31 Verbreek de fiscale eenheid met een verlies-BV .................................................................................. 36 Beleggingsverlies in de BV; ga naar box 3 of de VBI ............................................................................ 39 Crisisheffing in 2014: vorm een voorziening ultimo 2013 ..................................................................... 43 Verminder de schuldenlast in uw BV ................................................................................................. 46 Pak het tariefsvoordeel door verbreking fiscale eenheid ....................................................................... 49 Dividend of winst bij verkoop AB-aandelen: uitstellen tot 2014 ............................................................. 52 Energie- of milieu-investeringen: meer aftrek in 2013 ......................................................................... 56
Vragen Belastingvrije schenking van € 100.000: nieuwe mogelijkheden? .......................................................... 24 Twee ondernemingen in één eenmanszaak? ....................................................................................... 25 KIA in firma vrijelijk – fiscaal voordelig – te verdelen? ......................................................................... 26 Grensarbeider: terug naar Nederland? .............................................................................................. 32 6% BTW ook voor onderhoud vakantiewoning? .................................................................................. 34
Special De KOR in de BTW: klein maar fijn ................................................................................................... 27
Belastingplan 2014: AB-tarief in 2014 naar 22% 21 oktober 2013 Het aanmerkelijkbelang-tarief (box 2) gaat per 1 januari 2014 met 3% omlaag, van 25% naar 22%. De tariefsverlaging geldt uitsluitend voor 2014, tot een maximum dividenduitkering van € 250.000. Het kabinet wil met deze maatregel de directeuren-grootaandeelhouders van BV’s verleiden om extra dividend uit te keren. Financiën hoopt op een extra dividend van 5 miljard. Dat levert de schatkist een extra (beter gezegd: vervroegde) belastingopbrengst op van 1 miljard, het netto dividend kan voor een forse bestedingsimpuls zorgen. Het aanmerkelijkbelang-tarief gaat tijdelijk – in 2014 – omlaag, van 25% naar 22%. De extra belasting die deze maatregel moet opleveren – Den Haag heeft € 1 miljard ingeboekt – vormt een cruciale bouwsteen van het begrotingakkoord 2014 dat het kabinet Rutte II onlangs heeft gesloten met D66, de ChristenUnie en SGP. Dat akkoord was noodzakelijk om een politieke meerderheid voor het Belastingplan 2014 in de Eerste Kamer veilig te stellen. Een eenmalige tariefsverlaging om de belastingheffing naar voren te halen is in 2007 eerder toegepast in box 2. Ook toen werd de aanmerkelijkbelang-heffing eenmalig met 3% verlaagd tot 22%, tot een maximum van € 250.000 aan dividenduitkering. Dat leverde toen rond de € 1 miljard extra belastingopbrengsten op. Met deze ervaring in de hand durft minister Dijsselbloem van Financiën – gesteund door het Centraal Planbureau – ook nu weer € 1 miljard extra belasting in te boeken. Commentaar In een tijd van crisis mag je – of moet je – je spaarpot aanspreken. Financiën doet dat ook, in ruime mate. Nederland kent veel fiscale spaarpotten, vermogen dat door fiscale regelingen vastzit. Financiën wil dat vermogen ‘ontklemmen’, om de belastingheffing naar voren te halen en met de netto-inkomsten voor een bestedingsimpuls te zorgen. Dit jaar mag het levenslooptegoed met 20% belastingvrije korting worden opgenomen (zie ook BelastingBelangen, december 2012: Levensloopregeling: doorlopen of 20% korting in 2013 pakken?), in 2014 krijgen stamrecht-BV’s met daarin een ‘gouden handdruk’, een ontslaguitkering, eenzelfde aanbod. Het begrotingsakkoord 2014 biedt – een door de politieke verhoudingen afgedwongen – fiscaal voordeel voor directeuren-grootaandeelhouders van BV’s: 3% korting op het aanmerkelijkbelang-tarief. De gezamenlijke BV’s in ons land vormen een goed gevulde spaarpot; er zit zo’n € 140 miljard aan fiscaal beklemd vermogen in. Een vervroegde dividenduitkering van € 5 miljard – zo’n 3,5% van dat totale vermogen – kan geen probleem zijn, zo redeneren onze politieke leiders. Fiscalisten denken daar anders over, die zien meer ‘beren op de weg’. Een dividenduitkering vergt liquiditeiten, en veel ondernemingen hebben daar nu juist een tekort aan. Het werkkapitaal zit vast, de bank doet niet mee, een dividenduitkering is onder dergelijke omstandigheden op z’n zachts gezegd lastig. Een volgende hindernis vormt de per 1 oktober 2012 ingevoerde uitkeringstest voor BV’s: als de bestuurder van de BV de dividenduitkering accordeert en de BV kan kort daarna niet meer aan haar lopende verplichtingen voldoen, ligt een persoonlijke aansprakelijkstelling van de DGA op de loer. Zie ook BelastingBelangen, juni 2012: De flex-BV gaat in per 1 oktober 2012. De grootste bottleneck voor een dividenduitkering in 2014 is voor veel DGA’s de problematiek van pensioen in 1
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
eigen beheer. De pensioenverplichtingen moeten fiscaal berekend worden tegen een rekenrente van 4%, commercieel gebeurt dat tegen een veel lagere rentevoet. Daardoor pakt de commerciële waarde van de pensioenverplichtingen veel hoger uit dan de fiscale waarde. Wel twee tot drie keer zo hoog. De Belastingdienst eist dat bij het vaststellen van de dividendruimte rekening gehouden wordt met de hogere commerciële waarde van de pensioenverplichtingen. Als de DGA dat niet doet, en hij extra geld aan de BV onttrekt – om het 3% tariefsvoordeel te bemachtigen – kan de fiscus dat uitleggen als een (fictieve) afkoop van de pensioenverplichtingen. En dat wordt bestraft met een belastingheffing van 72% (zie ook Belastingbelangen, april 2011: Dividend of afkoop pensioen?) Voor de DGA die geen last heeft van al deze obstakels rijst de vraag wat hij moet doen met het netto dividend dat er over blijft nadat de 22% belasting is betaald. Beleggen in box 3 tegen een fictief rendement van 4% is niet aanlokkelijk. Als de DGA dat geld ‘veilig’ parkeert op een spaarrekening, met 1,5 tot 2% depositorente, leidt dat tot een belastingdruk van 60 tot 80%. Het ligt dan meer voor de hand om het geld in de BV te laten; daar wordt het reëel behaalde rendement belast. De DGA die fiscaal onbelemmerd dividend kan uitkeren zal dat slechts doen om een al eerder bij de BV opgenomen lening (voor consumptieve doeleinden) af te lossen. De door politiek Den Haag gewenste bestedingsimpuls blijft dan achterwege: een lening aflossen stimuleert de consumptie niet.
2
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: 4% bijtelling voor elektrische auto’s 24 oktober 2013 De bijtelling privégebruik voor nulemissieauto’s wordt per 1 januari 2014 geen 7%, maar 4%. Dat is goed nieuws voor alle automobilisten die dit jaar een elektrische auto hebben besteld, maar die niet meer in 2013 afgeleverd krijgen. Financiën wil de fiscale stimulering van zeer schone auto’s per 2014 evenwichtiger maken en die meer richten op de meest zuinige en innovatieve technieken om de CO²-uitstoot terug te dringen. Dat leidt tot een verschil in fiscale behandeling van volledig elektrische voertuigen en de plug-in hybrides en range extenders die ook op fossiele brandstof kunnen rijden. Financiën vindt het aantal automodellen in aanmerking komt voor de belastingvoordelen voor schone auto’s te groot is. Staatssecretaris Weekers stelt voor om per 1 januari 2014 een verschil in fiscale behandeling door te voeren voor nulemissievoertuigen en voor hybride auto’s die ook op fossiele brandstof kunnen rijden. Dat leidt tot het volgende pakket aan maatregelen: - de bijtelling van nulemissieauto’s wordt per 1 januari 2014 verlaagd van 7% naar 4%; - het afschaffen van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) voor personenauto’s; - het afschaffen van de vervroegde afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) voor personenauto’s; - de milieu-investeringsaftrek (MIA) wordt beperkt tot (semi-)elektrische auto's, met een plafondbedrag per investering. Ook het Begrotingakkoord 2014 heeft gevolgen voor het fiscale autofront. De geplande verlaging van de motorrijtuigenbelasting (MRB) gaat niet door. En de CO²-grenzen voor de belasting op personenauto’s en motorrijwielen (BPM) worden verder aangescherpt. Deze maatregel levert € 200 miljoen extra belasting op. Door deze aanpassing geldt een BPM-vrijstelling vanaf 2014 uitsluitend nog voor nulemissieauto’s. Commentaar Nederland is dit jaar overspoeld met elektrische auto’s met als onbetwiste winnaar de Mitsubishi Outlander PHEV. Naar verluidt zijn er zo’n 12.000 stuks van dit model verkocht. Uit de folder: de eerste auto moet nog afgeleverd worden! Zie ook BelastingBelangen, april 2013: Fiscale SUV: kopen in 2013, aflevering in 2014? en BelastingBelangen, augustus 2013: Overstap naar 0% hybrid-SUV goed geregeld? In het kielzog van de nulemissieauto’s profiteren ook tal van hybride personenauto’s van fiscale voordelen. Goed voor het milieu, maar minder voor de schatkist. Deze ingreep van Financiën was te verwachten.
3
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: Zelfstandigenaftrek niet versoberd 21 oktober 2013 Het kabinet Rutte II ziet alsnog af van het versoberen van de zelfstandigenaftrek. In het Belastingplan 2014 was een korting op de zelfstandigenaftrek voorzien van € 300 miljoen, door te voeren per 1 januari 2015. Dit voornemen is vervallen bij de onderhandelingen over het begrotingakkoord 2014. Rutte II heeft dat akkoord gesloten met D66, de ChristenUnie en SGP om het Belastingplan 2014 door de Eerste Kamer te kunnen loodsen. De zelfstandigenaftrek ligt al enkele jaren onder druk in politiek Den Haag. De aftrek is per 1 januari 2012 fors gekortwiekt: de oude regeling kende acht schijven, met een oplopende aftrek naarmate de winst uit onderneming lager was. Den Haag heeft die ‘straf op groei’ weggenomen, en de zelfstandigenaftrek omgebouwd tot een vaste, niet geïndexeerde aftrek van € 7.280 per jaar. Voor 2015 stond een volgende versobering van de zelfstandigenaftrek gepland: een korting van € 300 miljoen op deze ondernemersfaciliteit. Die beperking gaat nu definitief niet door. Het wachten is nu op de invoering van een winstbox voor ondernemers waarbij alle ondernemersfaciliteiten afgeschaft worden en opgaan in een vast laag tarief in die box. Zie ook BelastingBelangen, april 2011: Een nieuw belastingstelsel, mean en lean. Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft dat tarief eerder, in zijn Fiscale Agenda van april 2011, becijferd op zo’n 28%. De invoering van een winstbox is opgenomen in het regeerakkoord van het kabinet Rutte II, met 1 januari 2015 als beoogde datum van inwerkingtreding. Commentaar Het kabinet Rutte II wil de zelfstandigenaftrek verlagen omdat er een te groot verschil in belastingdruk bestaat tussen inkomsten uit arbeid en winst uit onderneming. Met als gevolg een (te) grote toeloop op het (fiscale) ondernemerschap, van bijna 1 miljoen ZZP-ers. Ook de commissie Van Dijkhuizen wil de zelfstandigenaftrek schappen om dat verschil in belastingdruk te verkleinen: zie ook BelastingBelangen, juni 2013: Naar een activerender belastingstelsel. Met de invoering van een aparte winstbox moet de fiscale behandeling van inkomsten uit arbeid en winst uit onderneming meer evenwichtig worden. Met name voor wat betreft de belastingdruk. Daarmee staat wel vast dat het eerder door staatssecretaris Weekers berekende tarief van zo’n 28% in de winstbox van de baan is. Dat zal wel een stuk hoger worden. We wachten af...
4
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: € 100.000 vrijstelling schenkbelasting 22 oktober 2013 Vanaf 1 oktober jl. geldt er een vrijstelling van € 100.000 voor schenkingen als de begiftigde dat bedrag gebruikt voor koop of verbouwing van een eigen woning, dan wel het aflossen van de eigenwoningschuld. Deze hoge vrijstelling is tijdelijk en geldt tot 1 januari 2015. Er zijn geen andere voorwaarden aan de vrijstelling verbonden dan de verplichte aanwending voor een eigen woning. Dat betekent dat iedereen eenmalig van een familielid of van een derde een schenking van maximaal € 100.000 vrij van schenkbelasting kan ontvangen, mits hij het bedrag van die schenking gebruikt voor de eigen woning. De Successiewet kent al enkele jaren een eenmalige hoge vrijstelling (van thans € 51.407) voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar, mits het kind die schenking gebruikt voor de koop, verbetering of onderhoud van de eigenwoning, of om de eigenwoningschuld af te lossen. In het Belastingplan 2014 is voorgesteld om deze vrijstelling tijdelijk te verhogen tot € 100.000. Die hogere vrijstelling geldt tot 1 januari 2015. Voor de € 100.000 vrijstelling is niet vereist dat de schenking plaatsvindt van een ouder aan een kind; ook de leeftijdsgrens van de begiftigde tussen de 18 en 40 jaar is vervallen. De schenking hoeft niet bij notariële akte plaats te vinden. Er moet wel aangifte worden gedaan van de schenking, en in die aangifte moet om toepassing van de vrijstelling worden gevraagd. De gulle gever kan aan de schenking de voorwaarde verbinden dat het geschonken bedrag alleen voor de eigen woning mag worden gebruikt en dat de schenking niet doorgaat of vervalt als dat niet gebeurt. Het is verstandig deze voorwaarde schriftelijk bij de schenking vast te leggen. Voorts moeten er van de schenking én van de aanwending van het geschonken bedrag schriftelijke bewijzen zijn. De verruimde vrijstelling geldt (volgens de voorgestelde wettekst) per gulle gever, en niet per begiftigde. Dat betekent dat iedereen tot 1 januari 2015 eenmalig van een familielid of van een derde een schenking van maximaal € 100.000 vrij van schenkbelasting kan ontvangen, mits hij dat bedrag gebruikt voor de eigen woning. Ouders die de vrijstelling van maximaal € 51.407 al eerder hebben benut voor een schenking aan hun kind, kunnen het verschil met de vrijgestelde € 100.000 alsnog belastingvrij schenken, onder de hiervoor genoemde voorwaarde. De hoge vrijstelling van € 100.000 gaat ook gelden voor schenkingen die gebruikt worden om een restschuld op de met verlies verkochte eigen woning af te lossen. Deze verruiming is structureel en blijft ook ná 1 januari 2015 van toepassing: per die datum gaat de vrijstelling weer wel terug naar het structurele bedrag van € 51.407. Financiën heeft recent bij beleidsbesluit goedgekeurd dat de hoge vrijstelling van € 100.000 al vanaf 1 oktober 2013 – vooruitlopend op de wetswijziging per 1 januari 2014 – kan worden toegepast.
5
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Commentaar In het Belastingplan 2014 wordt de invoering van de tijdelijk hoge vrijstelling van € 100.000 niet gemotiveerd. Het zal wel de bedoeling zijn om met de hoge vrijstelling een extra impuls te geven aan de bouwsector, en om eigenwoningbezitters tegemoet te komen waarvan de woning ‘onder water staat’. De hoge vrijstelling is met name interessant voor schenkingen van andere familieleden dan pa en ma. Al die familieleden kunnen € 100.000 vrij schenken! Voor schenkingen van pa en ma aan hun kind blijft het zaak om na te gaan of de schenking fiscaal bezien wel voordeliger uitpakt dan een lening tegen een hogere familierente, waarbij junior die rente als eigenwoningrente op zijn inkomen in box 1 in aftrek kan brengen, en pa en ma die hogere rente weer – onder de generieke vrijstelling van € 5.141 – jaarlijks terugschenken aan het kind. Zie ook BelastingBelangen, april 2013: Fiscaal vriendelijke rente aftrekbaar als eigenwoningrente.
6
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Een belastingvrije bonus onder de WKR 29 oktober 2013 Als u de werkkostenregeling (WKR) heeft ingevoerd kunt u uw medewerkers een belastingvrije bonus (in geld) uitkeren onder de 1,5% vrije ruimte van de WKR. Diverse eenheden van de Belastingdienst doen hier ‘moeilijk’ over, maar op de site van de Belastingdienst is deze riante toepassing van de WKR goedgekeurd. Zie ook de site van de Belastingdienst: Veelgestelde vragen. Deze fiscaal vriendelijkere behandeling van een bonusregeling kan een goede reden zijn om snel over te stappen op de werkkostenregeling.
7
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: Stamrechtvrijstelling bij ontslag afgeschaft 22 oktober 2013 Per 1 januari 2014 wordt de stamrechtvrijstelling in de loonbelasting afgeschaft. De werknemer die bij ontslag een gouden handdruk ontvangt – een vergoeding ter vervanging van gederfd of te derven loon – moet die vergoeding vanaf 1 januari 2014 direct en volledig tot zijn inkomen rekenen. Het kabinet wil de stamrechtvrijstelling in de loonbelasting afschaffen. Die maatregel maakt ons belastingstelsel eenvoudiger, draagt bij aan ‘het structureel op orde brengen van de overheidsfinanciën’, en vermindert de uitvoeringskosten van de Belastingdienst. Ook past de afschaffing in het beleid van dit kabinet om fiscaal beklemde besparingen zoveel mogelijk op te heffen, tenzij er een goede reden voor die beklemming is zoals bij pensioenen en lijfrenten. Commentaar Deze maatregel wordt met mooie volzinnen onderbouwd, maar is niets anders dan een belastingverhoging. De geraamde extra belastingopbrengst bedraagt € 830 miljoen per jaar. Het Belastingplan 2014 biedt een schrale troost aan de werknemers die getroffen worden door deze belastingverhoging: de ‘scherpste kantjes van de afschaffing van de stamrechtvrijstelling kunnen (afhankelijk van de persoonlijke situatie) worden gemitigeerd door gebruikmaking van de middelingsregeling”. Dat is wat je noemt ‘een doekje voor het bloeden’. De werknemer die de stamrechtvrijstelling in de loonbelasting nog wil benutten moet er voor zorgen dat hij snel, nog dit jaar wordt ontslagen mét een gouden handdruk.
8
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: Gouden handdruk-BV leegschudden met 20% korting 22 oktober 2013 Een werknemer die zijn ontslagvergoeding – een gouden handdruk – heeft ondergebracht in een stamrecht-BV, kan die BV in 2014 met 20% korting leegschudden. Hij kan er voor kiezen om de stamrechtuitkeringen versneld – ineens, in 2014 – uit te keren. De uitkeringen worden dan voor 80% in de belastingheffing betrokken én de heffing van revisierente blijft achterwege. Het kabinet Rutte II wil met de 20% korting een impuls geven om versneld tot uitkering over te gaan, opdat het geld in stamrecht-BV’s beschikbaar komt voor consumptie. Het kabinet verwacht met deze maatregel in 2014 een extra belastingopbrengst van € 1,2 miljard op te halen. Het kabinet Rutte II biedt een fiscale vrijstelling van 20% om (ex) werknemers te prikkelen om hun gouden handdruk-BV in 2014 ineens te gelde te maken. Dat levert een extra belastingopbrengst op – de belastingheffing over de uitkeringen wordt naar voren gehaald – en de (ex) werknemer kan de netto-uitkering consumptief besteden en zo de economie aanjagen. Dit aanbod geldt voor alle op 1 januari 2014 bestaande stamrechten, waarbij een ontslaguitkering, een vergoeding ter vervanging van gederfd of te derven loon, is omgezet in een recht op periodieke uitkeringen. Vereist is wél dat het voor het stamrecht benodigde bedrag vóór 15 november 2013 is overgemaakt naar de BV die de stamrechtverplichting op zich heeft genomen. Het maakt niet uit of het stamrecht is ondergebracht in een stamrecht-BV, bij een bank, een beleggingsinstelling of een verzekeraar. De versnelde uitkering met 20% korting is ter keuze van de belastingplichtige. Kiest hij daarvoor, dan wordt slechts 80% van de uitkering in de belastingheffing betrokken, én over die uitkering is géén revisierente verschuldigd. De 20% korting geldt niet voor de stamrechten, die zijn ontstaan door omzetting van de stakingswinst bij inbreng van een eenmanszaak in een BV in een recht op periodieke uitkeringen. Commentaar Ook deze maatregel uit het Belastingplan 2014 ziet op het ‘ontklemmen’ van vermogen. De fiscus biedt een korting van 20% om de fiscale claim op de toekomstige stamrechtuitkeringen versneld te incasseren, en met de netto-inkomsten een bestedingsimpuls aan onze kwakkelende economie te geven. Deze maatregel moet in 2014 € 1,2 miljard extra (vervroegd geïncasseerde) belasting opbrengen. Dat gaat uiteraard ten koste van de belastingopbrengst in de toekomst, maar dat is een probleem voor een volgend kabinet, zo lijkt de redenering van de huidige politieke machthebbers. Financiën is er van overtuigd dat de beoogde extra belastingopbrengst zal worden gehaald en onderbouwt dat met een verwijzing naar het succes van het vervroegd opheffen van het levenslooptegoed in 2013, eveneens met 20% korting (zie ook BelastingBelangen, december 2012: Levensloopregeling: doorlopen of 20% korting in 2013 pakken?). Maar die verwijzing gaat mank. Deelnemers aan de levensloopregeling hadden hun levenslooptegoed op de bank staan; zij konden over die liquide middelen beschikken om de verschuldigde belasting over het ineens opgenomen levenslooptegoed – met 20% korting – te betalen. Dat ligt bij de meeste gouden handdruk-BV’s anders. Die zijn
9
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
niet liquide: de (ex) werknemer heeft zijn ontslaguitkering gebruikt om een bedrijf op te zetten, om de hypotheek op zijn woning af te lossen, of daar nog weer een andere bestemming aan gegeven. En als er geen geld voorhanden is om de belasting over de uitkering ineens te voldoen, houdt het op. Financiën kan de slagingskans van deze maatregel vergroten door daar meer tijd voor in te ruimen, en de 20% korting niet alleen in 2014, maar ook in 2015 aan te bieden. De (ex) werknemer die de kortingsregeling wil benutten krijgt dan de tijd om de benodigde liquide middelen in zijn stamrecht-BV vrij te maken. De werknemer die nog dit jaar met een gouden handdruk wordt ontslagen, komt ook in aanmerking voor de 20% korting in 2014. Maar dan moet hij er wel voor zorgen dat het voor het stamrecht benodigde bedrag vóór 15 november 2013 is overgeboekt naar een stamrecht-BV, de bank of de verzekeraar. Dat wordt haastwerk!
10
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: Optie binnenlandse belastingplicht vervalt 27 oktober 2013 Een in het buitenland wonende belastingplichtige kan er (onder voorwaarden) voor kiezen om in Nederland als binnenlandse belastingplichtige te worden aangemerkt. Door die keuze kan de buitenlandse belastingplichtige diverse persoonlijke aftrekposten in aftrek brengen op zijn Nederlandse inkomen. Deze regeling wordt met name benut door de vele Nederlanders die in Duitsland of België wonen en in Nederland werken om de hypotheekrente op het huis over de grens in aftrek te brengen op het Nederlandse inkomen. Deze keuzeregeling wordt per 1 januari 2015 afgeschaft en vervangen door de 90%-regeling: de in het buitenland wonende belastingplichtige komt nog slechts in aanmerking voor een aftrek van persoonlijke aftrekposten (zoals hypotheekrente) op zijn Nederlandse inkomen als hij zijn wereldinkomen voor 90% of meer in Nederland verdient. De huidige keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen – om te opteren voor een binnenlandse belastingplicht – wordt met ingang van 1 januari 2015 vervangen door de 90%-regeling: de in het buitenland wonende belastingplichtige kan zijn persoonlijke aftrekposten nog slechts in aftrek brengen op zijn in Nederland belastbare inkomen als hij zijn inkomen geheel of nagenoeg geheel (voor 90% of meer) in Nederland verdient én hij op grond van de EU-regels en rechtspraak een gelijke behandeling met binnenlandse belastingplichtigen behoort te krijgen. Het keuze-element komt te vervallen: een buitenlandse belastingplichtige kwalificeert wel of niet voor de 90%-regeling. Voor de vraag of aan de 90%-eis wordt voldaan, zijn de Nederlandse maatstaven beslissend. Een buitenlandse belastingplichtige moet een inkomensverklaring van de belastingautoriteit in zijn woonland overleggen om zo inzage geven in zijn niet-Nederlandse inkomen. In bepaalde situaties geldt een uitzondering op deze verplichte informatieverstrekking. Bij de buitenlandse belastingplichtigen die gebruik kunnen maken van de 90%-regeling worden alleen de inkomsten uit Nederland belast, net als bij andere buitenlandse belastingplichtigen. Het progressievoorbehoud, de terugploegregeling en de inhaalregeling komen daardoor te vervallen. De Europese belastingrechter had al eerder beslist dat die onderdelen van de wettelijke regeling niet in overeenstemming zijn met het EU-recht. Zie ook BelastingBelangen, juni 2011: Nederbelgen en Nederduitsers: aftrek hypotheekrente vereenvoudigd. De nieuwe regeling geldt uitsluitend voor inwoners van de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte, Zwitserland en de BES-eilanden. Daarnaast blijven de specifieke regelingen voor Curaçao, St. Maarten en Aruba en Suriname gelden. Inwoners van andere verdragslanden hebben – anders dan onder de huidige regeling – geen recht meer op een behandeling als binnenlandse belastingplichtige. De nieuwe regeling treedt in werking per 1 januari 2015. In de loop van 2014 worden ministeriele regels bekend gemaakt om de overgang van de oude naar de nieuwe regeling zo geruisloos mogelijk te laten verlopen.
11
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Commentaar Het vervallen van het keuzerecht kan duur uitpakken voor de duizenden Nederlanders die over de grens in Duitsland of België wonen, in Nederland werken en de hypotheekrente op hun huis over de grens in aftrek brengen op hun in Nederland belastbare inkomsten. Cruciaal voor hun fiscale positie is de vraag of de 90%-norm op het inkomen per partner moet worden toegepast of op het gezinsinkomen, en in hoeverre zij in hun woonland recht op aftrek hebben. Zie ook in dit nummer van BelastingBelangen: Grensarbeider: terug naar Nederland? Het vervallen van de terugploegregeling, de clawbackbepaling, is positief: voor Nederbelgen en Nederduitsers staat nu definitief vast dat het fiscale voordeel van de hypotheekrenteaftrek in de buitenlandse periode ‘binnen’ is.
12
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Check het brandstofverbruik van hybride auto’s van de zaak 29 oktober 2013 Rijden uw werknemers in hybride auto’s van de zaak? Check dan of het brandstofverbruik – per auto – globaal overeenkomt met het door de importeur/fabrikant opgegeven verbruik. Een hybride auto van de zaak is voor uw medewerker(s) interessant vanwege de lagere bijtelling voor privégebruik, voor u als werkgever moet zo’n auto minder brandstof kosten. Als uw medewerkers in hun hybride auto gewoon blijven ‘dieselen’ en niet of nauwelijks gebruik maken van de elektrische aandrijving loopt u die kostenbesparing mis. Check het brandstofverbruik van de hybride auto’s van de zaak. Als het brandstofverbruik bij een medewerker al te hoog uitkomt kunt u hem of haar corrigeren door een hogere eigen bijdrage te vragen. Dat is goed voor het milieu én voor uw bedrijfsresultaat.
13
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: 6% BTW op onderhoud woningen verlengd 27 oktober 2013 Het BTW-tarief op de arbeidskosten bij renovatie, herstel en onderhoud van woningen is per 1 maart 2013 – tijdelijk, tot 1 maart 2014 – verlaagd van 21% naar 6%. Deze tariefsverlaging is doorgevoerd om de investeringen op de woningmarkt aan te jagen en de bouwsector te versterken. Het kabinet Rutte II heeft besloten deze tariefsverlaging te verlengen tot 31 december 2014. Per 1 maart 2013 is de BTW op verbouwingen en renovatiewerk aan bestaande woningen – tijdelijk, tot 1 maart 2014 – verlaagd van 21% naar 6%. De tariefsverlaging ziet uitsluitend op de arbeidskosten, niet op materiaalkosten aan woningen die meer dan twee jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen. Zie ook BelastingBelangen, februari 2013: 6% BTW op verbouwingen en renovaties en BelastingBelangen juni 2013: Tijdelijk 6% BTW tarief ook voor apparatuur- en voorrijkosten. De termijnverlenging is tot stand gekomen bij het begrotingsakkoord 2014. Commentaar Deze termijnverlenging is een goede zaak: de bouwsector kan nog wel versterking gebruiken.
14
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: Doe zaken met een gecertificeerd uitzendbureau 27 oktober 2013 Het kabinet wil fraude door malafide uitzendbureaus hard aanpakken. Ondernemers die personeel inlenen bij een niet-gecertificeerd uitzendbureau worden per 2014 verplicht om 35% van het factuurbedrag te storten op de vrijwaringsrekening die de uitzendorganisatie bij de ontvanger van de Belastingdienst moet aanhouden. Bij het niet-nakomen van deze verplichte depotstorting kunnen het uitzendbureau én de inlener worden beboet met een verzuimboete van maximaal € 4.920. De inlener kan dan ook aansprakelijk worden gesteld voor de loonbelasting, sociale verzekeringspremies en omzetbelasting die het uitzendbureau niet heeft voldaan. Die aansprakelijkheid geldt tot het bedrag van de verplichte storting op de vrijwaringsrekening, 35% van het factuurbedrag. Om fraude door malafide uitzendbureaus tegen te gaan heeft het kabinet in 2012 de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) ingevoerd. Deze wet verplicht ondernemers die personeel uitlenen om zich – vanaf 1 juli 2012 – als zodanig te registreren bij de Kamer van Koophandel. Het uitzendbureau / de intermediair die deze registratieplicht niet naleeft, kan op een forse boete rekenen. Daarnaast kan de ondernemer die personeel inleent bij zo’n niet geregistreerde uitzendorganisatie / intermediair ook beboet worden. Zie ook BelastingBelangen, juni 2012: Regel uw Waadi-registratie en juni 2013: Waadi: ook voor de DGA! Een andere maatregel om malafide uitzendbureaus de pas af te snijden is de vrijwaring voor inlenersaansprakelijkheid die ondernemers krijgen als zij personeel inlenen bij een uitzendbureau dat geregistreerd is bij de Stichting Normering Arbeid (SNA). Zie ook BelastingBelangen, augustus 2012: Vrijwaring voor inlenersaansprakelijkheid uitzendbureaus. Een SNA-gecertificeerd uitzendbureau moet 25% van het factuurbedrag op de eigen G-rekening bij de ontvanger van de Belastingdienst afstorten als zekerheid voor de afdracht van belasting en premies. In het SNA-register zijn zo’n 2.800 uitzendbureaus opgenomen. De G-rekening wordt binnenkort vervangen door een depot dat het uitzendbureau bij de ontvanger van de Belastingdienst moet aanhouden. Het kabinet wil met de ‘Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit’ een volgende stap zetten in de aanpak van malafide uitzendbureaus. Voorgesteld wordt dat een niet-gecertificeerd uitzendbureau verplicht een depot bij de ontvanger van de Belastingdienst moet aanhouden, én dat de inlener, de ondernemer die zaken doet met dat niet-gecertificeerde uitzendbureau, 35% van het factuurbedrag (incl. BTW) op de vrijwaringsrekening bij de ontvanger moet storten ten behoeve van het depot van dat uitzendbureau. De boete voor het niet-nakomen van deze verplichtingen kan oplopen tot € 4.920, voor de uitzendorganisatie én de inlener. Daarnaast kan de inlener aansprakelijk worden gesteld voor de loonbelasting, sociale verzekeringspremies en omzetbelasting die het uitzendbureau niet heeft voldaan. Die aansprakelijkheid geldt tot het bedrag van de storting op de vrijwaringsrekening, dat is 35% van het factuurbedrag.
15
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Commentaar Deze maatregelen leiden tot een verzwaring van administratieve lasten voor het bedrijfsleven en tot een aanslag op de liquiditeitspositie van niet-gecertificeerde uitzendondernemingen. Het kabinet is zich daarvan bewust, maar vindt deze maatregelen toch passend en wenselijk omdat die bijdragen aan de bestrijding van fraude door uitzendorganisaties. Onduidelijk is nog wel hoe de aansprakelijkheid van de inlener – voor 35% van het factuurbedrag – zich verhoudt tot de reguliere inlenersaansprakelijkheid. Kunnen beide regelingen naast elkaar worden toegepast? Dat lijkt wel de bedoeling van de wetgever te zijn: de nieuw in te voeren aansprakelijkheid is voor de inlener beperkt tot 35% van het factuurbedrag, terwijl de reguliere inlenersaansprakelijkheid kan oplopen tot boven de 100% (als de loonbelasting berekend moet worden tegen het anoniementarief). Zie ook BelastingBelangen, juni 2011: Voorkom de inlenersaansprakelijkheid.
16
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: Eénmalige crisisheffing toch verlengd 23 oktober 2013 Het kabinet Rutte II gaat de eenmalige 16%-crisisheffing toch met een jaar verlengen! Dat plan lag er ook al in maart van dit jaar, maar dat werd toen ingetrokken. In het Belastingplan 2014 komt deze pseudo-eindheffing voor werkgevers weer terug: als de werkgever een werknemer in dienst heeft die over 2013 een loon heeft van meer dan € 150.000, moet die werkgever over het loon boven de € 150.000 – weer éénmalig? – 16% crisisheffing afdragen. De geraamde opbrengst van de heffing in 2014 is € 500 miljoen. De pseudo-eindheffing voor hoog loon, een heffing van 16% over het loon van een werknemer voor zover dat loon meer bedraagt dan € 150.000, wordt met één jaar verlengd. Deze crisisheffing is als éénmalige heffing ingevoerd voor 2013, te berekenen over het loon waarover in het kalenderjaar 2012 loonbelasting is geheven. Zie ook BelastingBelangen, juni 2012: Begrotingsakkoord 2013: Eenmalige crisisheffing over lonen boven € 150.000. Deze heffing wordt éénmalig verlengd: in (maart?) 2014 is de werkgever 16% crisisheffing verschuldigd over het loon waarover in het kalenderjaar 2013 loonbelasting is geheven. Daarbij geldt een uitzondering voor het loon dat dit jaar genoten is door opname van het levenslooptegoed (om gebruik te kunnen maken van de belastingvrije korting van 20% van dat tegoed per 31 december 2011: zie ook BelastingBelangen, december 2012: Levensloopregeling: doorlopen of 20% korting in 2013 pakken?). Financiën heeft dat nadrukkelijk erkend; zie ook BelastingBelangen, april 2013: Eenmalige crisisheffing eenmalig verlengd. Commentaar Buiten politiek Den Haag heeft niemand een goed woord over voor de crisisheffing. Tegen de heffing zijn inmiddels meerdere fiscale procedures ingesteld: zie ook BelastingBelangen, augustus 2012: Weerstand tegen de eenmalige crisisheffing in 2013 en BelastingBelangen, februari 2013: Crisisheffing hoge lonen: verduidelijkt en omstreden. Een van de belangrijkste grieven in die procedures is de materieel terugwerkende kracht van de heffing (en daarmee strijdigheid met het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens). Met het verlengen van de 16% heffing neemt het kabinet Rutte II een stevig voorschot op een voor de fiscus gunstige afloop van die procedures. Dat kan wel eens een misrekening blijken te zijn. Misschien dat de Tweede Kamer of het CBP deze bui wel ziet hangen. En ingrijpen.
17
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Gouden handdruk-BV: stop met uitkeringen 29 oktober 2013 Heeft u uw ontslagvergoeding omgezet in een stamrecht – bij uw gouden handdruk-BV – en ontvangt u al uitkeringen uit dat stamrecht? Laat uw adviseur dan snel nagaan of u die uitkeringen niet beter stop kunt zetten. Het Belastingplan 2014 biedt u de mogelijkheid om het stamrecht in 2014 ineens af te kopen, en daarbij een belastingvrije korting van 20% van het stamrechtkapitaal te incasseren. Hoe groter het kapitaal, des te meer belastingvrije korting.
18
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: Fiscaal innovatief ondernemen 23 oktober 2013 De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O-afdrachtvermindering) en de research en developmentaftrek (RDA) zijn twee fiscale instrumenten om het innovatief ondernemen te stimuleren. De S&O-afdrachtvermindering faciliteert de loonkosten van speur- en ontwikkelingswerk, de RDA faciliteert niet-loonkosten en investeringen in S&O. In het Belastingplan 2014 worden diverse aanpassingen van de S&O-afdrachtvermindering voorgesteld, qua tariefstelling en – voor de praktijk van meer belang – het aanvragen en verwerken van de afdrachtvermindering. Het RDA-budget wordt verminderd, het aftrekpercentage gaat van 54% omhoog naar 60%. De S&O-afdrachtvermindering kent twee schijven: de eerste schijf tot € 200.000 aan S&O-loonkosten met een afdrachtvermindering van 38%, en de meerdere loonkosten tot maximaal € 14 miljoen, met een vermindering van 14%. Voorgesteld wordt om de eerste schijf te verlengen tot € 250.000, en het tarief in deze schijf terug te brengen tot 35%. Deze aanpassing vloeit voort uit een evaluatie van de werking van de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). Door de verlenging van de eerste schijf krijgt het midden- en kleinbedrijf meer mogelijkheden om van de afdrachtvermindering te profiteren, terwijl een hoger aftrekpercentage slecht een beperkte effectiviteit heeft. Vanaf 2014 kan iedere werkgever een S&O-aanvraag voor een vol kalenderjaar indienen. Een jaaraanvraag is thans slechts mogelijk voor werkgevers die een aparte onderzoekof ontwikkelafdeling hebben én die in het voorafgaande kalenderjaar een S&O-verklaring hebben ontvangen. Een jaaraanvraag voor alle S&O-werkgevers draagt bij aan een administratieve lastenverlichting. De verrekeningsmogelijkheden van de S&O-afdrachtvermindering worden verruimd. Onder de huidige regeling mag een werkgever de toegekende afdrachtvermindering uitsluitend verrekenen met de loonheffing over de aangiftetijdvakken die eindigen in de periode waarop de S&O-verklaring betrekking heeft. Heeft de werkgever in die periode onvoldoende loonkosten, dan kan dat tot gevolg hebben dat hij de toegekende S&O-afdrachtvermindering niet volledig kan benutten (doordat de af te dragen loonheffing minder is dan de afdrachtvermindering). Voorgesteld wordt dat die ‘gemiste’ S&O-afdrachtvermindering vanaf 2014 verrekend kan worden in andere aangiftetijdvakken die eindigen in het kalenderjaar waarop de S&O-verklaring ziet. Het RDA-budget wordt in 2014 gekort en gedeeltelijk overgeheveld naar de S&O-afdrachtvermindering. Dat betekent dat minder ondernemers gebruik kunnen maken van deze extra aftrek voor de niet-loonkosten van innovatief werk. Het aftrekpercentage gaat omhoog: het budget maakt een RDA-aftrek mogelijk van circa 60%. Het definitieve aftrekpercentage wordt eind 2013, bij ministeriële regeling, vastgesteld. Commentaar De procedurele aanpassingen van de S&O-afdrachtvermindering – een jaaraanvraag én een ruimere verrekeningsmogelijkheid – zijn voor de praktijk van groot belang. Veel innovatieve MKB-ondernemers zijn daar bij gebaat. De RDA-aftrek biedt een opslag op de niet-loonkosten van S&O-werk. Bij 100 aan kosten kan (in 2014) 160 aan 19
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
bedrijfskosten worden opgevoerd. Die opslag biedt de ondernemer met een BV een fiscaal voordeel van 20% of 25% van de opslag van 60, ofwel 12 of 15. Voor ondernemers die de RDA-kosten in een eenmanszaak maken, pakt het fiscale voordeel veel hoger uit, tot maximaal 52% van 60 = 31. Dat verschil kan voor een BV-ondernemer een goede reden zijn om de innovatieve activiteiten in een eenmanszaak – naast de BV – onder te brengen.
20
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: 100% boete bij opzettelijk onjuiste voorlopige teruggaaf 27 oktober 2013 Het kabinet wil een bestuursrechtelijke sanctie – een boete van maximaal 100% – invoeren in situaties waarin een belastingplichtige opzettelijk onjuiste of onvolledig informatie verstrekt bij een verzoek om een voorlopige aanslag of teruggave. Het kabinet stelt voor om de inspecteur de bevoegdheid te geven om een vergrijpboete van maximaal 100% op te leggen als de belastingplichtige opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt bij een verzoek om een voorlopige aanslag of in een verzoek om herziening van een belastingaanslag. Het kabinet komt tot dit opmerkelijk voorstel omdat de inspecteur bij verzoeken om een voorlopige aanslag – en met name bij verzoeken om voorlopige teruggaven – in grote mate afhankelijk is van de informatie die de belastingplichtige verstrekt. Die beperkte informatiepositie van de inspecteur maakt voorlopige aanslagen / verminderingen gevoelig voor systeemfraude. De boete van maximaal 100% van het belastingbedrag dat met het verzoek om een voorlopige aanslag of teruggaaf is gemoeid, moet kwaadwillende contribuabelen afschrikken. Commentaar Onder de huidige wetgeving kan een kwaadwillende belastingplichtige betrekkelijk risicoloos een verzoek om een hoge teruggaaf bij de Belastingdienst indienen. Als hij wordt betrapt, heeft dat geen bestuursrechtelijke gevolgen. De geclaimde teruggaaf wordt niet uitbetaald, en dat is het. Wordt het verzoek – ten onrechte – toch gehonoreerd, dan geniet de belastingplichtige een renteloze lening van de schatkist, die veelal niet meer teruggevorderd kan worden. Dat het kabinet hiertegen wil optreden is terecht. Het probleem bij dit soort wetgeving is steeds weer hoe de grens getrokken moet worden tussen kwaadwillende en andere belastingplichtigen. De belastingplichtige die bepaalde inkomsten of aftrekposten ‘niet geheel juist’ inschat, is niet kwaadwillend. Maar wat als die schatting ‘geheel niet juist’ is? De wetgever moet de grens tussen opzet, voorwaardelijk opzet, en een vergissing nauwgezet trekken.
21
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: Asbestsanering gestimuleerd 27 oktober 2013 De ondernemer die investeert in het saneren van asbest komt in aanmerking voor de milieu-investeringsaftrek (MIA), en bij een combinatie met het plaatsen van zonnepanelen, ook de vervroegde afschrijving milieu-investeringen (VAMIL). Een uitzondering geldt voor investeringen in een woonhuis of woonschip. In het Belastingplan 2014 wordt voorgesteld om deze fiscale faciliteiten ook toe te kennen aan bedrijfsmatige verhuurders van woonruimten. Het kabinet stelt voor om de milieu-investeringsaftrek per 2014 ook toe te kennen aan ondernemers die investeren in het verwijderen van asbest in verhuurde woonruimten. Onder de huidige regeling kan die fiscale faciliteit enkel benut worden voor dergelijke investeringen in bedrijfsruimten. Het kabinet wil deze onevenwichtigheid opheffen en ook bedrijfsmatige verhuurders van woonruimten in aanmerking laten komen voor de MIA bij het saneren van asbest in woonruimten. Woningbouwcorporaties hebben deze uitbreiding nadrukkelijk bepleit. De verruimde regeling past binnen de budgettaire kaders van de MIA. De MIA biedt een extra aftrek van 27% bij het vervangen van asbesthoudende platen op daken. Voorwaarde is wel dat de asbestplaten aantoonbaar zijn verwijderd door een gecertificeerd bedrijf en dat sprake is van gescheiden afvoer van het asbesthoudende materiaal. De VAMIL kan evenzeer van toepassing zijn op een dergelijke investering. Deze willekeurige afschrijving biedt een liquiditeits- en rentevoordeel: 75% van de kosten kunnen willekeurig oftewel vrij worden afgeschreven. Let op: de melding voor MIA/VAMIL moet binnen 3 maanden na het aangaan van de investeringsverplichting zijn gedaan bij AgentschapNL.nl. Commentaar De MIA biedt een aftrek van 27% van de investering, de VAMIL een versnelde afschrijving tot 75% van het investeringsbedrag. Deze twee fiscale gunstregelingen moeten bedrijfsmatige verhuurders van woonruimten stimuleren om asbest in de verhuurde woningen te verwijderen.
22
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Koop nog dit jaar een milieuvriendelijke auto 29 oktober 2013 De fiscale gunstregelingen voor milieuvriendelijke auto’s worden per 1 januari 2014 beperkt. Met name voor ondernemers. De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) van 28% vervalt, de milieu-investeringsaftrek (MIA) van 36% wordt beperkt tot (semi-)elektrische auto’s met een plafondbedrag per investering, en de willekeurige afschrijving milieubedrijfsmiddelen (VAMIL) vervalt. De bijtelling privé gebruik gaat ook omhoog: voor nulemissie auto’s naar 4% en voor auto's met een CO²-uitstoot tot en met 50 gram/km naar 7%. De meeste auto’s met 14% bijtelling ‘promoveren’ per 2014 naar een 20% bijtelling. Deze versobering maakt het aantrekkelijk om nog dit jaar een milieuvriendelijke auto aan te schaffen.
23
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingvrije schenking van € 100.000: nieuwe mogelijkheden? 28 oktober 2013 Vanaf 1 oktober kan iedereen een ander € 100.000 belastingvrij schenken als de verkrijger dat bedrag maar gebruikt voor de koop of verbouwing van een eigen woning, ofwel het aflossen van de eigenwoningschuld. Deze hoge vrijstelling geldt per gulle gever. Dat biedt volgens mij ongekende mogelijkheden. Hoe pakt de vrijstelling uit als mijn vader mij en mijn vrouw ieder € 100.000 voor onze eigen woning schenkt om op de hypotheek af te lossen? En kan ik met mijn broer ‘onder een hoedje spelen’ met een kruislingse schenking? Ik schenk € 100.000 aan mijn eigen zoon én aan zijn zoon, en mijn broer doet dat ook zo? Laatste vraag: kun je de € 100.000 nog op je sterfbed belastingvrij schenken, of valt die schenking onder de 180-dagenregeling? Antwoord De verruimde vrijstelling biedt inderdaad ruime mogelijkheden voor de overdracht van vermogen in de familiesfeer. De armlastige neef met drie rijke oudtantes kan van ieder van die tantes € 100.000 belasting geschonken krijgen, als hij die gulle gaven maar gebruikt om een eigen woning te kopen, te verbouwen, of op de hypotheek op zijn eigen woning af te lossen. Zie ook Belastingplan 2014: € 100.000 vrijstelling schenkbelasting elders in dit nummer van BelastingBelangen. Uw creatieve voorbeelden om de nieuwe vrijgestelde schenking in de familiesfeer te gebruiken zullen zeker op weerstand bij de Belastingdienst stuiten. De schenking aan twee echtgenoten of partners voor één en hetzelfde huis kan de inspecteur – zeker als die echtgenoten in gemeenschap van goederen zijn getrouwd – aanmerken als één schenking van € 200.000, waarvan dan maar de helft is vrijgesteld. En ook de kruislingse schenking met uw broer – met gesloten portemonnee – is tricky. Ook hier zal de inspecteur wel het standpunt innemen dat de beide vaders in feite € 200.000 aan hun eigen zoon hebben geschonken. Met alweer een vrijstelling tot ten hoogste de helft van € 100.000. De Belastingdienst zal dergelijke constructies naar verwachting in het reguliere toezicht gaan bestrijden. Dat levert vroeger of later enkele fiscale procedures op en dan blijkt wel of de belastingrechter die aanvaardbaar vindt. Uw laatste vraag kan wel eenduidig worden beantwoord. De vrijstelling van € 100.000 valt niet onder de 180 dagenregeling. Als de gulle gever binnen 180 dagen na de schenking komt te overlijden, wordt de schenking niet betrokken in de erfbelasting.
24
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Twee ondernemingen in één eenmanszaak? 28 oktober 2013 Ik drijf twee ondernemingen in één eenmanszaak. Ik exploiteer een restaurant in een rustige, landelijke omgeving, en daarnaast heb ik een poeliersbedrijf. Ik houd zelf pluimvee en wat kleinvee, zoals schapen en geiten. Veel van die dieren gaan de menukaart van mijn restaurant op, maar een steeds groter deel verkoop ik aan derden. Ik voer een aparte administratie voor beide activiteiten. De Belastingdienst vindt dat er sprake is van twee aparte ondernemingen. En dat heeft als gevolg ik het perceel waarop ik het pluim- en kleinvee houdt – en dat ik indertijd gelijk met het restaurant heb gekocht – van mijn restaurantbedrijf moet overbrengen naar het poeliersbedrijf. Voor de werkelijke waarde. En daardoor moet ik afrekenen over de (aanzienlijke) meerwaarde van dat perceel. Is het standpunt van de Belastingdienst correct? En zo ja, kan ik daar wat tegen inbrengen? Is er niet een of andere doorschuifregeling mogelijk? Antwoord Voor de vraag of er sprake is van één of twee of ondernemingen is maatgevend – zo blijkt uit de rechtspraak – ‘de aard, de wijze van organisatie en de relatieve omvang van de activiteiten, bezien in hun onderlinge samenhang, waarvan mede kan blijken uit de opzet van de administratie en de jaarrekening’. Het feit dat u separaat administratie voert voor de twee activiteiten pleit voor het standpunt van de inspecteur. Het enige wat de twee activiteiten verbindt is het feit dat u het pluim- en kleinvee (deels) gebruikt als ingrediënten voor de exquise gerechten in uw restaurant. En dat u de dieren in de directe omgeving van uw restaurant houdt, op een perceel dat u indertijd met het restaurant in één koop heeft verworven. De vermenging tussen beide activiteiten is gering; er zijn – naar ik aanneem – vrijwel geen bedrijfsmiddelen die u voor beide activiteiten dooreen gebruikt, en de medewerkers van het restaurant zullen zich ook wel niet bezig houden met het voederen van de dieren en het schoonmaken van de dierenverblijven. Dan blijft nog de vraag hoe de relatieve omvang van beide activiteiten zich onderling verhouden. Als de omzet van het restaurant vele malen groter is dan die van het poeliersbedrijf, en het overgrote deel van de omzet van het poeliersbedrijf ook nog ‘interne’ omzet betreft – aan uw restaurant – dan kan verdedigd worden dat er sprake is van één onderneming met twee afdelingen. Maar is de externe omzet van het poeliersbedrijf om en nabij gelijk of zelfs groter dan die van het restaurant, dan lijkt mij het standpunt van de inspecteur moeilijk te weerleggen. In uw situatie kan geen doorschuifregeling worden benut. De wet kent wel een doorschuifregeling om als ondernemer van de ene naar de ander eenmanszaak te gaan, zonder fiscale afrekening, maar daarvoor is vereist dat de eerste onderneming volledig wordt gestaakt. En dat is bij u niet het geval. Mogelijk kunt u de fiscale afrekening over de meerwaarde van de grond voorkomen door een beroep te doen op de herinvesteringsreserve. U dient dan aan te tonen dat u van plan bent om in uw restaurantbedrijf op korte termijn diverse investeringen te gaan doen. Niet in grond, maar in andere bedrijfsmiddelen. Overleg het eens met uw adviseur. Toepassing van de herinvesteringsreserve is lastig omdat er door de overbrenging van het perceel geen sprake is van een ‘opbrengst bij vervreemding’ in de zin van de wet. Maar een welwillend inspecteur wil daar nog wel eens in tegemoet komen.
25
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
KIA in firma vrijelijk – fiscaal voordelig – te verdelen? 28 oktober 2013 Mijn vader en ik exploiteren in firmaverband een agrarisch bedrijf. In 2010 hebben we voor zo’n € 70.000 in bedrijfsmiddelen geïnvesteerd, waarvoor we recht hebben op kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Die aftrek is bijna € 20.000. In overleg met mijn vader heb ik de volledige KIA in mijn aangifte geclaimd; dat komt fiscaal beter uit. De inspecteur vindt dat niet akkoord: hij wil de KIA verdelen conform onze winstverdeling van 50-50 in de firma. Het is toch toegestaan om de KIA vrijelijk tussen vennoten te verdelen? Ik meen zelfs dat Financiën dat nadrukkelijk heeft goedgekeurd in een of andere beleidspublicatie. Hoe zit dat? Antwoord Bij de verdeling van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek tussen vennoten in een firma wordt meestal aangesloten bij de gerechtigdheid tot de winst. Die verdeelsleutel vloeit voort uit een reguliere wetstoepassing: iedere vennoot investeert naar rato van zijn winstgerechtigheid. Financiën heeft bij beleidsbesluit van september 2009 goedgekeurd dat de vennoten de KIA ook anders kunnen verdelen. De inspecteur moet in beginsel aansluiten bij de verdeling die de vennoten hanteren, maar voor een afwijkende verdeling gelden wel enkele voorwaarden. Dat zijn: - alle vennoten moeten hetzelfde criterium voor de verdeling van de KIA hanteren; - de verdeling moet plaatsvinden ‘op redelijke basis’ (zie hierna); - de verdeling moet op alle vormen van investeringsaftrek (dus ook op energie- en milieu-investeringsaftrek) worden toegepast; - bij de berekening van de desinvesteringsbijtelling moet dezelfde verdeelsleutel worden aangehouden als bij de investeringsaftrek, en - de vennoten moeten een gezamenlijk ondertekend verzoek indienen waarin de gekozen verdeelsleutel is opgenomen en waaruit blijkt dat zij met de vorenstaande voorwaarden akkoord gaan. De inspecteur moet toetsen of er sprake is van een ‘redelijke verdeling’. Dat is in het algemeen het geval als de verdeling plaatsvindt op basis van de kapitaalsverhouding, de aandelen in stille reserves, de aandelen in de jaarwinst of in gelijke delen. Kiezen de vennoten voor een verdeling op basis van de kapitaalsverhoudingen, dan kunnen ze uitgaan van die verhoudingen op de balans van het laatst afgesloten boekjaar, mits dat tot een redelijke uitkomst leidt. Ondanks de ruime goedkeuring kan niet iedere verdeling van de KIA als redelijk worden gezien. Een verdeling van 100 – 0 kan moeilijk als redelijk worden beschouwd, zeker niet als noch de kapitaalsverhouding, noch de aandelen in de stille reserves en/of de jaarwinst daar een aanknopingspunt voor bieden. Als de gekozen verdeling van de investeringsaftrek niet tot een redelijke uitkomst leidt moet de inspecteur de KIA verdelen op basis van de winstgerechtigheid. Dat is in uw situatie aan de orde.
26
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
De KOR in de BTW: klein maar fijn 29 oktober 2013 De Wet op de omzetbelasting kent een regeling voor ‘kleine ondernemers’, de KOR. Die KOR biedt ondernemers van vlees en bloed een belastingvermindering van maximaal € 1.345, een ontheffing van administratieve en factureringsverplichtingen én het doen van BTW-aangiften. De KOR is hot. De hype rondom particulieren met zonnepanelen is daar debet aan. BelastingBelangen heeft daar al meerdere malen over bericht: zie ook elders in dit nummer Met zonnepanelen bent u particulier BTW-ondernemer. Die particulieren willen de KOR benutten om te voorkomen dat zij omzetbelasting moeten afdragen over de leveranties van energie aan het netwerk. Reden genoeg voor een exposé over het wat en hoe van de KOR. Wie komt in aanmerking voor de KOR De kleine ondernemersregeling is voorbehouden aan ondernemers – natuurlijke personen die in Nederland wonen of gevestigd zijn. Dat zijn ondernemers met een eenmanszaak, maar ook samenwerkingsverbanden als de vennootschap onder firma of maatschap, met vennoten -maten / natuurlijke personen. De BTW-plicht rust op het samenwerkingsverband, niet op de individuele vennoten of maten. De KOR geldt voor de firma of maatschap; bij een samenwerkingsverband met twee maten – zoals een man-vrouwfirma – kan slechts één keer gebruik worden gemaakt van de KOR-vermindering van maximaal € 1.345. De eenmanszaker die zijn onderneming wil omzetten in een man-vrouwfirma kan – bij een goede aanpak – in één kalenderjaar wel twee keer de KOR benutten. Als hij die omzetting bijvoorbeeld halverwege het kalenderjaar doorvoert, levert dat in dat kalenderjaar twee BTW-ondernemers op: de eenmanszaker in het eerste halfjaar, de man-vrouwfirma in het tweede halfjaar. En die kunnen allebei de KOR benutten. De KOR is niet van toepassing voor: - verhuurders van onroerende zaken die geopteerd hebben voor BTW-belaste verhuur; - een ondernemer / landbouwer die op eigen verzoek in de heffing van BTW is betrokken; - ondernemers die niet in Nederland wonen, of niet over een vaste inrichting – een bedrijfsvestiging – in Nederland beschikken; - rechtspersonen, zoals NV, BV, vereniging of stichting. Is de vennootschap nog ‘in oprichting’ dan kan wél gebruik worden gemaakt van de KOR. De eenmanszaker die zijn onderneming in de loop van het kalenderjaar omzet in een BV, en enkele maanden als BV i.o. opereert, kan in één kalenderjaar twee keer de KOR benutten. - een ondernemer of een particulier die BTW op een factuur heeft vermeld die volgens de wettelijke regels niet verschuldigd is, bij ten onrechte gefactureerde BTW. De ondernemer die in aanmerking wil komen voor de KOR moet een BTW-boekhouding bijhouden en BTW-facturen uitreiken. Bij toekenning van de KOR kan daar ontheffing van worden verleend. De KOR moet per ondernemer worden toegepast. De ondernemer die meerdere eenmanszaken naast elkaar drijft, moet die voor de KOR bij elkaar tellen. 27
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Hoe werkt de KOR De KOR levert de BTW-ondernemer een vermindering van de af te dragen omzetbelasting op. Die vermindering is aan de orde als de BTW-ondernemer per jaar niet meer dan € 1.883 aan BTW moet afdragen. Die € 1.883 is een saldobedrag: het gaat om de over de omzet verschuldigde omzetbelasting, minus de aftrek van voorbelasting. Ziet de ondernemer aankomen dat hij de limiet van € 1.883 niet haalt, dan is het verstandig om in dat jaar nog wat extra goederen en/of diensten af te nemen om met de extra voorbelasting alsnog op of onder de € 1.883 uit te komen. Als de af te dragen BTW onder de € 1.883 blijft, zijn er twee te onderscheiden situaties: A: de af te dragen BTW bedraagt tussen de € 1.346 en € 1.883, en B: de af te dragen BTW bedraagt € 1.345 of minder. De af te dragen BTW bedraagt tussen de € 1.346 en € 1.883. De vermindering wordt berekend door het verschil tussen € 1.883 en de af te dragen BTW zonder KOR-toepassing met 2,5 te vermenigvuldigen. Een voorbeeld ter verduidelijking. Bennie van Gisteren heeft een jaaromzet ex. BTW van € 150.000, belast met 21% BTW. De daarover verschuldigde BTW is derhalve € 31.500. Om die omzet te kunnen realiseren heeft Bennie goederen en diensten ingekocht. Daarop is hem € 29.900 aan BTW in rekening gebracht. Zonder toepassing van de KOR moet Bennie € 1.600 aan BTW (€ 31.500 minus € 29.900) afdragen. Daarmee staat vast dat Bennie recht heeft op de KOR. De vermindering wordt als volgt berekend: Verschuldigde BTW over de omzet Af: voorbelasting Af te dragen BTW Vermindering KOR: 2,5 x (€ 1.883 minus € 1.600) = Af te dragen BTW na KOR
€ 31.500 € 29.900 € 1.600 € 707 € 893
De af te dragen BTW bedraagt € 1.345 of minder. Als de ondernemer niet meer dan € 1.345 aan BTW moet afdragen, komt hij in aanmerking voor een volledige vermindering. De vermindering is gelijk aan de af te dragen BTW, tot een maximum van € 1.345. Een voorbeeld ter verduidelijking. Beau ter Ham heeft een jaaromzet ex. BTW van € 88.000, belast met 21% BTW. De daarover verschuldigde BTW is derhalve € 18.480. Om die omzet te kunnen realiseren heeft Beau goederen en diensten ingekocht. Daarop is hem € 17.200 aan BTW in rekening gebracht. Zonder toepassing van de KOR moet Bennie € 1.280 aan BTW (€ 18.480 minus € 17.200) afdragen. Daarmee staat vast dat Beau recht heeft op de KOR. De vermindering wordt als volgt berekend: Verschuldigde BTW over de omzet Af: voorbelasting Af te dragen BTW Vermindering KOR: maximaal = Af te dragen BTW na KOR
€ 18.480 € 17.200 € 1.280 € 1.280 € nihil
Ontheffing administratieve verplichtingen De BTW-ondernemer die door de vermindering in het geheel geen BTW hoeft af te dragen, en dat ook verwacht voor de komende jaren, kan ontheffing krijgen van de administratieve verplichtingen én de verplichting om facturen uit te reiken. De ondernemer moet daarvoor een verzoek indienen bij de Belastingdienst: de inspecteur beslist daarop bij een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking. Bij ontheffing van de administratieve verplichtingen moet de ondernemer alleen nog de inkoopfacturen (voor de
28
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
voorbelasting) bewaren. Hij hoeft geen facturen uit te reiken, geen BTW-boekhouding bij te houden, en geen BTW-aangiften in te dienen. Een aantrekkelijke vermindering van administratieve lasten voor kleine ondernemers! De ondernemer die ontheffing van de administratieve verplichtingen heeft verkregen, is niet verplicht om facturen uit te reiken. Doet hij dat toch, dan mag daarop géén BTW worden vermeld. De afnemer kan dan ook geen BTW in aftrek brengen. Als de ondernemer toch BTW vermeldt op door hem uitgereikte facturen, vervalt de ontheffing van de administratieplicht voor het jaar waarin die factuur met BTW is uitgereikt. De KOR-vermindering wordt niet verleend, en de ondernemer moet voor de rest van dat jaar de administratieve verplichtingen naleven. In het volgende kalenderjaar kan daarvan weer ontheffing worden verleend – zonder dat een nieuw verzoek moet worden ingediend – mits de ondernemer aan de gestelde voorwaarden voldoet. De ontheffing heeft één nadeel: als de ondernemer meer BTW (voorbelasting) kan aftrekken dan hij over dat jaar verschuldigd is, kan hij dat voor hem voordelig verschil niet terugvragen bij de Belastingdienst. De ontheffing van de administratieve verplichtingen etc. gaat in per 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin het verzoek is ingediend. Financiën heeft dat bij een recent beleidsbesluit versoepeld en goedgekeurd dat de ontheffing kan ingaan vanaf de dag waarop het verzoek is ingediend. Daarbij gelden wel drie voorwaarden: - de ondernemer moet aannemelijk maken dat hij na toepassing van de KOR geen omzetbelasting verschuldigd is over het jaar waarin het verzoek wordt ingediend; - de ondernemer heeft over het jaar waarin het verzoek wordt ingediend geen BTW vermeld op de door hem uitgereikte facturen; - de ondernemer maakt over het jaar waarin het verzoek wordt ingediend geen aanspraak op een BTW-teruggave. Voor commissarissen, bestuurders en medici is een nog verdergaande goedkeuring gegeven: zij konden ontheffing van de administratieve verplichtingen krijgen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013. Onder voorwaarden. Een van die voorwaarden was dat het verzoek tot ontheffing vóór 1 juli 2013 was ingediend. Zie ook BelastingBelangen, april 2013: KOR: eerder ontheffing van administratieplicht. De KOR: ICL en ICW Als de in Nederland gevestigde ondernemer goederen verkoopt aan een ondernemer in een ander land binnen de Europese Unie, en die goederen worden van het ene naar het ander EU-land verzonden, is sprake van een intracommunautaire levering (een ICL). De leverancier vermeldt bij een ICL geen BTW op de factuur. De keerzijde van de ICL is de intracommunautaire verwerving (de ICW) in het EU-land van de afnemer. Die afnemer moet zelf de BTW berekenen en die in zijn eigen BTW-aangifte opvoeren; hij kan diezelfde BTW vervolgens als voorbelasting in aftrek brengen (mits hij recht heeft op vooraftrek). De Wet op de omzetbelasting kent een specifieke regeling voor ICW’s en de KOR. Bij de berekening van de KOR-vermindering mag de BTW over de ICW’s niet als verschuldigde BTW in aanmerking worden genomen, maar wél als voorbelasting. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Sam Bal heeft een omzet van € 120.000, belast met 21% BTW. Sam heeft goederen in Duitsland gekocht voor € 32.500; die goederen zijn van Duitsland naar Nederland vervoerd. Sam moet deze ICW aangeven in zijn eigen BTW-aangifte. Om zijn omzet te realiseren heeft Sam goederen en diensten ingekocht. Daarop is hem € 16.825 aan BTW in rekening gebracht.
De BTW-afdracht wordt als volgt berekend: Verschuldigde BTW over de omzet (21% van € 120.000) Verschuldigde BTW over de ICW (21% van € 32.500) Totaal verschuldigde BTW
29
€ 25.200 € 6.825 € 32.025
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Voorbelasting op inkopen Voorbelasting op ICW Totale voorbelasting Af te dragen BTW
€ 16.825 € 6.825 € 23.650 € 8.375
Vermindering van de KOR Verschuldigde BTW Voorbelasting op inkopen Voorbelasting op ICW Totale voorbelasting Af te dragen BTW Vermindering KOR 2,5 x (€ 1.883 minus € 1.550) = Af te dragen BTW Verschuldigde BTW over ICW Af te dagen na KOR
€ 25.200 € 16.825 € 6.825 € € € € € €
23.650 1.550 833 717 6.825 7.542
De KOR: klein maar fijn De KOR kan BTW-ondernemers een jaarlijks BTW-voordeel opleveren van maximaal € 1.345. De KOR is bestemd voor kleine ondernemers. De ondernemer is ‘klein’ als het saldo van de over de omzet verschuldigde BTW minus de voorbelasting niet meer bedraagt dan € 1.883. Die saldobenadering maakt duidelijk dat ook grotere ondernemers – met 6% belaste omzet, en veel 21% voorbelasting – de KOR kunnen benutten. Naast dit financiële voordeel biedt de KOR een forse administratieve lastenverlichting: geen facturen uitreiken, geen BTW-boekhouding voeren en geen BTW-aangiften indienen. De KOR is klein maar fijn.
30
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Vraag om een voorlopige verliesverrekening 29 oktober 2013 Verwacht u 2013 met verlies af te sluiten? Vraag dan de inspecteur om de voorlopige aanslag voor 2013 per direct op nihil te stellen. U voorkomt zo het weglekken van liquiditeit. Bij het indienen van de aangifte over 2013 kunt u een verzoek doen voor een voorlopige verliesverrekening. U kunt dan alvast 80% van het in de aangifte verantwoorde verlies benutten voor carry-back. Als u in 2012 nog fiscale winst had en daarover belasting heeft betaald, krijgt u dat belastinggeld terug. Goed voor uw liquiditeitspositie.
31
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Grensarbeider: terug naar Nederland? 28 oktober 2013 Zo’n zes jaar geleden zijn mijn vrouw en ik naar België geëmigreerd. We hebben het hier fantastisch naar onze zin: leuke mensen, een gezellig dorp, en een mooi groot huis voor een prijs waar je in Nederland nog niet een twee-onder-een-kapper voor koopt. Ik ben fulltime in Nederland blijven werken, mijn vrouw werkt parttime in Nederland en in België. Sinds onze emigratie hebben wij steeds geopteerd voor de binnenlandse belastingplicht in Nederland, om de financieringsrente van onze Belgische woning in aftrek te kunnen brengen op het Nederlandse salaris. Als ik de plannen van het kabinet Rutte II goed begrijp wordt die regeling – de optie voor binnenlandse belastingplicht – per 2015 afgeschaft en vervangen door een regeling waarbij je alleen nog voor aftrek van hypotheekrente in Nederland in aanmerking komt als je 90% of meer van je inkomen in Nederland verdient. Voor mij is dat wel het geval, voor mijn vrouw niet. Hoe pakt die nieuwe regeling uit in onze situatie? Moeten wij straks weer terug naar Nederland verhuizen? Antwoord Dat zal toch niet! Maar het vervallen van de keuzeregeling kan wel forse averechtse fiscale gevolgen hebben voor u en uw vrouw. Zoals u zelf al aangeeft gaat de nieuwe regeling in per 1 januari 2015. Financiën heeft meegedeeld dat er in de loop van 2014 een ministeriële regeling komt waarin de overgang van de oude naar de nieuwe regeling wordt uitgewerkt. Dat betekent dat ik u nu slechts een voorlopig antwoord op uw vraag kan geven. Onder de huidige regeling kunnen u en uw vrouw beiden kiezen voor een behandeling als binnenlandse belastingplichtige in Nederland. Daardoor kan het rentedeel van de Belgische woning dat op u drukt én het rentedeel van uw partner op Nederlandse inkomen in aftrek worden gebracht. Onder de voorgestelde nieuwe regeling vervalt de keuzemogelijkheid. Een renteaftrek in Nederland is nog slechts mogelijk als uw inkomen geheel of nagenoeg geheel – voor 90% of meer – in Nederland aan de belastingheffing is onderworpen. U voldoet aan die eis, maar uw partner niet, en mogelijk ook uw totale gezinsinkomen niet. Dat kan tot gevolg hebben dat uitsluitend uw deel van de financieringsrente – de rente die op u drukt – in Nederland in aftrek kan worden gebracht. Als u en uw vrouw de Belgische woning gezamenlijk hebben aangekocht, vervalt de belastingaftrek in Nederland op haar rentedeel. U kunt dat mogelijk voorkomen door haar deel van de woning aan u over te dragen. Dat zal de nodige kosten met zich mee brengen. De vraag of in een concrete situatie aan het 90%-vereiste wordt voldaan, moet beoordeeld worden naar Nederlands recht. Dat betekent dat u als buitenlands belastingplichtige een inkomensverklaring van de Belgische belastingautoriteit moet overleggen waaruit uw niet-Nederlandse inkomen blijkt. Die administratieve lastenverzwaring moet u maar voor lief nemen. Een ander nog onduidelijk punt betreft de voorgestelde bepaling dat – als wordt voldaan aan het 90%-vereiste – de aftrekpost in Nederland toch buiten beschouwing moet blijven indien en voorzover de belastingplichtige of zijn partner die aftrek in de woonstaat kan opvoeren. Het is (nog) niet duidelijk wanneer dat laatste het geval is.
32
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
U kunt als grensarbeider bij een aftrek van de financieringsrente op uw Belgische woning in België slechts een effectief belastingvoordeel incasseren op het vlak van de gemeentebelastingen. Dat levert een belastingbesparing op van maximaal 4%. Voor de Nederbelg die in De Panne woont is dat zelfs nul, omdat het tarief van de gemeentelijke belastingen aldaar nul is. Als u door dat geringe belastingvoordeel in België de aftrek in Nederland verspeelt, pakt de nieuwe regeling bijzonder nadelig uit. Nederland schaft de keuzeregeling af omdat die regeling ‘verder gaat dan Europeesrechtelijk noodzakelijk is’. Dat argument is weinig overtuigend: dat was indertijd bij de invoering van de keuzeregeling ook al het geval. Sindsdien is wél gebleken dat de inhaal- en terugploegregeling – de clawbackbepaling – in strijd is met Europees recht; zie ook elders in dit nummer: Belastingplan 2014: Optie binnenlandse belastingplicht vervalt. Die regelingen komen onder de nieuwe 90%-regeling niet meer terug. Er geldt géén respecterende werking: de nieuwe regeling gaat direct per 1 januari 2015 in, voor alle buitenlandse belastingplichtigen. De hiervoor al genoemde ministeriële regeling die in de loop van volgend jaar gaat verschijnen moet meer duidelijkheid brengen. Wij houden dat voor u in de gaten, en berichten u daarover als die regeling bekend is.
33
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
6% BTW ook voor onderhoud vakantiewoning? 28 oktober 2013 Ik ben al weer enkele jaren eigenaar van een leuke, maar wel wat verouderde vakantiewoning in Z. Ik wil die woning wel laten opknappen. Kan ik gebruik maken van de tijdelijk verlaagde omzetbelasting op verbouwingen en renovaties van woningen? Geldt dat ook voor vakantiewoningen? Antwoord Per 1 maart 2013 is het BTW-tarief op verbouwingen, herstel en renovatie aan bestaande woningen tijdelijk verlaagd van 21% naar 6%. Het kabinet wil met deze tariefsverlaging de investeringen op de woningmarkt aanjagen en zo de bouwsector ondersteunen. Onlangs is bekend geworden dat de tariefsverlaging niet al per 1 maart 2014 zal worden beëindigd (zoals in eerste instantie de bedoeling was), maar doorloopt tot 31 december 2014. Zie ook in dit nummer van BelastingBelangen: Belastingplan 2014: 6% BTW op onderhoud woningen verlengd. Het lage BTW-tarief geldt uitsluitend voor de kosten van arbeid, niet voor materiaalkosten, bij onderhoud etc. aan een bestaande woning. Bestaand wil zeggen dat de woning meer dan twee jaar geleden voor het eerst in gebruik moet zijn genomen. Dat is bij uw vakantiebungalow ruimschoots het geval. Een woning in de zin van deze BTW-regeling is een onroerende zaak die bestemd is voor permanente bewoning. En dat is bij een vakantiewoning meestal niet het geval. Voor het antwoord op uw vraag is beslissend of permanente bewoning van uw vakantiewoning is toegestaan. Is dat het geval, dan kunt u gebruik maken van het tijdelijk verlaagde BTW-tarief voor de renovatie van uw vakantiewoning. Is dat niet het geval, dan kost de renovatie uw 21% BTW. Let op: als de gemeente Z waar uw vakantiewoning staat, een permanente bewoning niet goedkeurt, maar wél gedoogt, is uw vakantiewoning niet ‘bestemd’ voor permanente bewoning. De verbouwing kost u dan 21% BTW.
34
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: Serviceflats, minder WEV dan WOZ 27 oktober 2013 De Successiewet bepaalt dat woningen voor de heffing van schenk- of erfbelasting gewaardeerd moeten worden op de WOZ-waarde. Deze waarderingsmaatstaf leidt tot problemen bij serviceflats. De WOZ-waarde van deze woningen is veel hoger dan de waarde in het economische verkeer (WEV). Dat komt omdat de eigenaar/bewoner van een serviceflat forse servicekosten moet betalen voor diverse diensten ‘in huis’ (voor maaltijden, de kapper, alarmservice, etc.) en de WOZ geen rekening houdt met deze waardedrukkende factor. Het kabinet vindt dit ongewenst: een serviceflat kan voor de schenk- en erfbelasting gewaardeerd worden op de waarde in het economische verkeer als die waarde lager uitkomt dan de WOZ-waarde vanwege de persoonlijke verplichting tot betaling van servicekosten. Serviceflats zijn ‘van alle gemakken voorzien’. De koper verwerft zich het woonrecht van een appartement, een eigen voordeur met een eigen huisnummer, waar hij het voor het zeggen heeft en waar hij zich geen zorgen meer hoeft te maken over zijn verzorging. Dat wordt allemaal professioneel en op maat aangeboden. Die ‘professionele zorg op maat’ is niet gratis, de servicekosten zijn hoog. De flateigenaar moet daar voor opdraaien, en die verplichting drukt de waarde van de flat. De WOZ houdt daar geen rekening mee. De WOZ waardeert een woning op de leegwaarde, ‘indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen’. De verplichte servicekosten hebben geen betrekking op de woning zelf, en dus houdt de WOZ met die waardedrukkende factor geen rekening. Bij toepassing van de Successiewet, bij de heffing van schenk- of erfbelasting, móet de WOZ-waarde worden aangehouden. Dat heeft tot gevolg dat een erfgenaam de serviceflat van zijn overleden vader of moeder voor de erfbelasting voor een veel hoger bedrag moeten aangeven dan hij bij verkoop ooit voor de flat zal kunnen krijgen. Dat ongerijmde effect wordt ongedaan gemaakt door de Successiewet aan te passen: voortaan kan alsnog de (lagere) waarde in het economisch verkeer van de serviceflat worden aangehouden, mits de WEV tenminste 30% lager is dan de WOZ vanwege de persoonsgebonden verplichting tot het betalen van servicekosten. Commentaar Dat de WOZ en de WEV niet op elkaar passen komt veel eigenwoningbezitters bekend voor. Die discrepantie is met de huidige situatie op de woningmarkt niet beperkt tot serviceflats. De WOZ waardeert een woning op de waarde in het economisch verkeer, maar de WOZ past toch niet op de WEV omdat de WEV uitgaat – zo heeft de Hoge Raad dat beslist – van de beste prijs die de beste koper op de beste markt na de beste voorbereidingen wil betalen. Veel eigenwoningbezitters – die hun huis willen verkopen – moeten wel erg lang wachten tot dat die beste koper langs komt. Als dat al ooit gebeurt....
35
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Verbreek de fiscale eenheid met een verlies-BV 29 oktober 2013 Heeft u, DGA, een holding-BV met meerdere dochtervennootschappen in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting? Draait een van de werkmaatschappijen slecht? Vreest u dat die BV het niet gaat redden? Vraag uw adviseur of het niet verstandig is om die dochtervennootschap uit de fiscale eenheid te stoten. Dat kan door de holding-BV enkele aandelen in die dochtervennootschap te laten verkopen (zonodig aan u in privé), of door de statuten van die BV zo te veranderen dat de boekjaren niet meer gelijklopen met de holding-BV. U kunt ook om verbreking van de eenheid verzoeken bij de Belastingdienst. Een faillissement buiten de Vpb-fiscale eenheid heeft totaal andere fiscale gevolgen dan binnen zo’n eenheid. Vergeet u ook niet om te checken hoe het staat met de fiscale eenheid voor de omzetbelasting?
36
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: Afschaffing BTW-integratieheffing 24 oktober 2013 De integratieheffing in de omzetbelasting wordt afgeschaft. Deze heffing heeft als doel om het verschil in BTW-positie te neutraliseren tussen een goed dat de ondernemer zelf vervaardigt en een soortgelijk product als de ondernemer dat kant-en-klaar van een andere ondernemer zou kopen. Met de integratieheffing wordt alsnog omzetbelasting geheven over een door de ondernemer zelf vervaardigd goed, dat bestemd is voor doeleinden waar hij geen volledig recht op vooraftrek voor heeft. De integratieheffing wordt afgeschaft omdat die een knelpunt vormt op de woningmarkt. Ondernemers ervaren de integratieheffing als een drempel als zij oude leegstaande kantoren willen ‘ombouwen’ in te verhuren woningen. Of als zij voor de verkoop gebouwde woningen niet kunnen verkopen en die in afwachting daarvan willen verhuren. De integratieheffing wordt berekend over de voortbrengingskosten van het goed, en dat heeft tot gevolg dat bij een ombouw van onroerend goed voor (BTW-vrijgestelde) verhuur de ondernemer ook BTW moet afdragen over de waarde van de grond die zonder BTW is verkregen. En over andere kosten waarop geen BTW drukt. Dat wordt als onredelijk ervaren. Financiën deelt die opvatting en wil de integratieheffing afschaffen om de bouwsector en woningmarkt een positieve impuls te geven. Bij toepassing van de integratieheffing heeft de ondernemer recht op aftrek van de BTW die hem in rekening is gebracht op de goederen en diensten die hij heeft afgenomen voor het zelf vervaardigen van het goed. Door het afschaffen van de heffing komt het recht op vooraftrek te vervallen. Dat gebeurt per 1 januari 2014: de ondernemer hoeft de BTW die hij vóór die datum al als voorbelasting in aftrek heeft gebracht, niet alsnog af te dragen. Voorwaarde voor deze gunstregeling is wel dat de ondernemer het recht op vooraftrek al had vóór afschaffing van de integratieheffing. Als de ondernemer vervolgens op een later tijdstip de goederen en diensten daadwerkelijk gaat gebruiken, wordt alsnog beoordeeld of het belaste gebruik dat maatgevend was voor de aftrek van voorbelasting overeenkomt met de daadwerkelijke bestemming bij de ingebruikneming. Is dat niet het geval, dan vindt een correctie plaats van de eerder in aftrek gebrachte BTW.
Commentaar De afschaffing van de integratieheffing maakt het voor sommige vastgoedondernemers /projectontwikkelaars voordelig om de ingebruikneming van een onroerende zaak uit te stellen tot na 1 januari 2014. De integratieheffing wordt dan vermeden, terwijl de BTW op de kosten van goederen en diensten in 2013 wel als voorbelasting aftrekbaar blijft. Uitstel is ook nuttig als de ondernemer grond heeft gekocht en andere uitgaven zonder BTW heeft gedaan, waarover bij ingebruikneming in 2013 door de integratieheffing alsnog BTW moet worden berekend. Door het afschaffen van de integratieheffing wordt het verwerven van grond met overdrachtsbelasting vaak voordeliger dan met BTW. Als de koper een particulier is, kan dat een besparing van 15% opleveren: 6% overdrachtsbelasting in plaats van 21% BTW. Afschaffing van de integratieheffing is sowieso voordelig voor BTW-vrijgestelde ondernemers (in de medische sector) en ondernemers die onder de landbouwregeling vallen: zij hoeven geen BTW meer af te dragen over zelf vervaardigde goederen.
37
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: MRB en buitenlandse kentekens 24 oktober 2013 Steeds meer inwoners van Nederland – ingezetenen – rijden met een buitenlands gekentekende auto op onze wegen. De staat loopt daardoor flink wat belasting mis. Het kabinet wil dat gaan aanpakken, omdat ook deze vorm van fraude ‘het maatschappelijk draagvlak voor belastingheffing uitholt’. Iedere inwoner van Nederland is verplicht om zijn auto op Nederlands kenteken te registreren bij de Dienst Wegverkeer (RDW). Zodra een persoon zich inschrijft in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) leidt dat tot de verplichting om zijn buitenlandse auto in te schrijven in het Nederlands kentekenregister. Dit is een niet-fiscale verplichting; handhaving van de kentekenplicht is onderdeel van de reguliere politietaak. Het op kenteken zetten van de (buitenlandse) auto heeft tot gevolg dat motorrijtuigenbelasting (MRB) verschuldigd wordt. Inwoners die in een auto met een buitenlands kenteken rijden, en niet zelf aangifte MRB doen, ontduiken die belasting. Het kabinet vindt dat het toezicht op de naleving van de MRB-verplichtingen geïntensiveerd moet worden en dat de Belastingdienst meer handvaten moet krijgen om deze fraude aan te pakken. In het Belastingplan 2014 is daartoe een aantal voorstellen opgenomen. Cruciaal daarbij is de invoering van het woonplaatsvermoeden. Dat vermoeden houdt in dat een natuurlijk persoon (voor de MRB) geacht wordt een ingezetene van Nederland te zijn als hij is ingeschreven in de GBA of als hij zich had moeten inschrijven in de GBA. Tegenbewijs is mogelijk: de belanghebbende kan aantonen dat zijn hoofdverblijf buiten Nederland ligt. Daarbij geldt een vrije bewijsvoering. Bij overtreding is de MRB alsnog verschuldigd, en wel met terugwerkende kracht tot het tijdstip van inschrijving in de GBA. Ook hier is tegenbewijs mogelijk. Commentaar De toenemende stroom van buitenlandse werknemers in ons land – met name vanuit Oost- Europese EU-landen – heeft tot gevolg dat ons wagenpark steeds meer auto’s met een buitenlands kenteken kent. Voor deze ‘meegebrachte’ auto’s wordt bij een langdurige verblijf in Nederland veelal geen MRB (en ook geen BPM) betaald. Het kabinet gaat die vorm van belastingontduiking terecht aanpakken. Het kabinet verwacht dat de voorgestelde maatregelen een preventieve werking hebben. Gemeenten moeten de nieuw ingeschreven nadrukkelijk op deze fiscale verplichting gaan wijzen en de controle wordt geïntensiveerd in gemeenten met grote concentraties van buitenlandse ingezetenen.
38
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Beleggingsverlies in de BV; ga naar box 3 of de VBI 29 oktober 2013 Heeft u beleggingen (effecten) in uw BV die flink in waarde zijn gedaald? En houdt u die toch aan omdat u verwacht dat die wel weer in waarde zullen stijgen? Ga dan eens na of u die verliezen niet beter kunt realiseren in uw BV – aftrekbaar tegen 20% of 25% – door de effecten over te dragen aan u privé of aan een vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI) binnen uw familie. Zie ook BelastingBelangen, oktober 2008: Belastingvrij beleggen met de VBI. Als de effecten dan te zijner tijd inderdaad weer in waarde stijgen, pakt de belastingheffing over die waardestijging een stuk gunstiger uit. En u kunt het beleggingsverlies in de BV altijd nog verrekenen met een positief bedrijfsresultaat.
39
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: Meer accijns op alcohol, fris, diesel en LPG 24 oktober 2013 Accijnsverhogingen op diverse ‘eerste levensbehoeften’ zijn een jaarlijks terugkerend fenomeen in ons land. Ook voor 2014 is het weer raak. De verhogingen zijn dit keer wel wat gematigd omdat de opbrengst van de diverse accijnzen in 2013 fors achterblijven bij de geraamde opbrengst. Politiek Den Haag wijt die gederfde opbrengst aan ‘substitutie- en grenseffecten’. Een overzicht. Tanken wordt per 1 januari 2014 duurder. De accijns van diesel wordt verhoogd met 3 cent (plus inflatiecorrectie) per liter, de accijns van LPG gaat met 7 cent per liter omhoog. Het kabinet Rutte II heeft in het regeerakkoord een verhoging van 14% afgesproken van de accijns op bier en wijn, en van 5% op overige alcoholhoudende dranken (gedestilleerd). Die verhoging is wat teruggeschroefd vanwege de inmiddels wel erg grote verschillen in accijns met onze directe buurlanden Duitsland en België: de accijnsverhoging per 1 januari 2014 blijft beperkt tot 5,75% voor alle alcoholhoudende dranken. Om de kosten van deze maatregel budgettair neutraal af te dekken gaat de belasting op limonade, vruchtensap en mineraalwater meer omhoog dan in eerste instantie was voorgesteld. Het regeerakkoord voorziet ook in een verhoging van de accijns op tabaksproducten per 1 januari 2014, te weten 9 cent op een pakje sigaretten van 19 stuks of een pakje shag van 40 gram. Besloten is om deze accijnsverhoging uit te stellen tot 1 januari 2015. De opbrengst van de per 1 januari 2013 verhoogde tabaksaccijns blijft fors achter bij de verwachtingen, en dat komt omdat rookwaar steeds vaker in onze buurlanden wordt gekocht. Het kabinet gaat er vanuit dat dit grenseffect in de komende jaren grotendeels zal verdwijnen, maar vindt het reden genoeg om de voor 2014 geplande verhoging een jaar uit te stellen. Commentaar De voor 2014 aangekondigde accijnsverhogingen nopen niet tot hamsteren, maar een ritje naar onze zuiderburen – om drank en rookwaar in te slaan – is snel terugverdiend.
40
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: IB-tarief en heffingskortingen 24 oktober 2013 Het inkomensbeleid en de koopkrachtontwikkeling hebben consequenties voor het tarief in de eerste schijf van de inkomsten- en loonbelasting, en voor de heffingskortingen. De inflatiecorrectie in de loon- en inkomstenbelasting blijft in 2014 achterwege. In 2013 was dat ook al het geval. Het ‘bevriezen’ van de tarieven en vrijgestelde bedragen levert de schatkist over 2014 € 1,1 miljard op. De inflatie in Nederland was in augustus 2013 2,8% volgens het Centraal bureau voor de Statistiek. Het tarief in de eerste schijf in de loon- en inkomstenbelasting gaat per 1 januari 2014 tijdelijk met 0,75% omlaag. Dat is afgesproken bij het Begrotingsakkoord 2014 dat het kabinet Rutte II onlangs heeft gesloten met D66, de ChristenUnie en SGP. Met de tariefsverlaging wordt de koopkrachtontwikkeling voor alle huishoudens wat verbeterd. Per 1 januari 2015 gaat het tarief omlaag met 0,29%, per 1 januari 2016 weer omhoog met 0,06%, in 2017 blijft het tarief gelijk aan dat van 2016. Deze tariefsaanpassing is een onderdeel van het terugsluizen van de BTW-verhoging per oktober 2012 van 19% naar 21%. Zie ook BelastingBelangen, augustus 2012, BTW-verhoging naar 21%: de overgangsregeling. De algemene heffingskorting gaat per 1 januari 2014 naar € 2.100. Het voorstel om deze heffingskorting in de vierde tariefschijf (bij een inkomen vanaf € 56.531) gefaseerd tot op nihil af te bouwen – om de inkomensverschillen in Nederland te verkleinen – is ingetrokken in het kader van het Begrotingsakkoord 2014. De heffingskorting wordt niet verder afgebouwd dan met € 737 in 2014 en € 1.106 vanaf 2016. De afbouw stopt bij het einde van de derde tariefschijf, bij een inkomen van € 56.531. De arbeidskorting wordt verhoogd. Deze aanpassing vindt plaats om werken lonender te maken dan thuis te zitten met een uitkering. De arbeidskorting (thans maximaal € 1.723) gaat gefaseerd, in vier jaar, met € 836 omhoog tot € 2.559. De eerste verhoging (met € 374) vindt plaats per 1 januari 2014. De arbeidskorting voor hogere inkomens wordt wél gefaseerd, in drie stappen, afgebouwd tot nihil. Voor het verloop van de afbouw zie onderstaande tabel: Inkomen
20.000 40.000 60.000 80.000 90.000 100.000 ≥110.000
Arbeidskorting 2013
2014
2015
2016
2017
1723 1723 933 550 550 550 550
2097 2097 1325 525 367 367 367
2228 2228 1484 684 284 184 184
2501 2501 1775 975 575 175 0
2667 2674 1966 1166 766 366 0
41
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Commentaar Het achterwege laten van de inflatiecorrectie in de inkomsten- en loonbelasting – voor het tweede achtereenvolgende jaar – is een erg eenvoudige manier van belastingverhoging. Deze maatregel is goed voor een extra belastingopbrengst in 2014 van € 1,1 miljard. Het voorstel om de algemene heffingskorting (in de vierde schijf) inkomensafhankelijk en gefaseerd af te bouwen is met recht en reden ingetrokken. De reden voor dit voorstel – het verkleinen van de inkomensverschillen in ons land – is een drogreden: Nederland staat binnen de Europese Unie in de top vijf van landen met de kleinste inkomensverschillen.
42
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Crisisheffing in 2014: vorm een voorziening ultimo 2013 29 oktober 2013 De éénmalige crisisheffing van 16% voor werknemers met een loon van meer dan € 150.000 wordt éénmalig herhaald: in het Belastingplan 2014 is voorgesteld om deze heffing ook over 2013 toe te passen. Als u als ondernemer/werkgever deze pseudo-eindheffing over 2013 – naar verwachting – in maart 2014 moet afdragen, kunt u daar per ultimo 2013 al een voorziening voor opvoeren. Die voorziening drukt uw winst, en daarmee de te betalen belasting.
43
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: Afschaffing afdrachtvermindering onderwijs 23 oktober 2013 De afdrachtvermindering onderwijs komt per 1 januari 2014 te vervallen. De afdrachtvermindering is ingevoerd om werkgevers te ondersteunen die kosten maken voor de begeleiding van werknemers die een leerwerktraject volgen, om zo het aanbieden van de benodigde leerwerkplaatsen te stimuleren. Deze afdrachtvermindering heeft zich ‘in een ongewenste richting geëvolueerd’: de kosten van de regeling zijn in vijf jaar tijd verdubbeld tot € 400 miljoen. De afdrachtvermindering wordt vervangen door een subsidieregeling van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De afschaffing van de afdrachtvermindering onderwijs per 1 januari 2014 is geen verrassing: deze afdrachtvermindering scoorde veel negatieve pers. Berichten over adviesbureaus die de afdrachtvermindering als fiscaal profijtelijk product verkochten, over leertrajecten waarbij de onderwijskundige inhoud tot een absoluut minimum was teruggebracht, opleidingen en leerwerkplaatsen die niet aan de eisen voldoen, en meer van dergelijke berichten. Dat moet allemaal anders en beter worden met de subsidieregeling Praktijkleren van OCW. Deze subsidieregeling gaat in per 1 januari 2014. Die regeling gaat uitsluitend gelden voor deelnemers aan een mbo-beroepsbegeleidende leerweg (bbl), studenten die een hbo-opleiding volgen in de techniek of landbouw en natuurlijke omgeving, promovendi die tijdelijk bij een universiteit zijn aangesteld en werknemers die een promotieonderzoek doen of een opleiding volgen tot technologisch ontwerper bij TNO. De werkgever die in aanmerking wil komen voor de subsidie moet aan een reeks van voorwaarden voldoen. Voor de conceptregeling zie rijksoverheid.nl: Concept subsidieregeling praktijkleren. Commentaar De nieuwe Subsidieregeling Praktijkleren heeft een veel beperkter doelgroep dan de afdrachtvermindering Onderwijs. Stagiaires op vmbo- en mbo-niveau, voormalig werklozen die werden opgeleid tot startkwalificatieniveau en studenten met een niet-technische hbo-opleiding vallen buiten de nieuwe subsidieregeling. Ondernemers die leerwerkplaatsen in hun bedrijf kunnen aanbieden, doen er verstandig aan om zich te verdiepen in de nieuwe subsidieregeling. Of om hun adviseur daarvoor in te schakelen. Een leerwerkplek levert de werkgever een subsidie van zo’n € 2.700 euro per jaar op.
44
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: Notariële akte voor periodieke giften vervalt 23 oktober 2013 Periodieke giften zijn giften in de vorm van vaste en gelijkmatige uitkeringen aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI) of een vereniging, die uiterlijk eindigen bij het overlijden van de schenker. Dergelijke giften zijn zonder drempel volledig aftrekbaar. Periodieke giften moeten thans nog bij notariële akte worden vastgelegd. Die eis komt per 1 januari 2014 te vervallen; voorgesteld wordt om aftrek ook toe te staan voor periodieke giften bij een onderhandse akte van schenking. Dat biedt meer flexibiliteit voor de gulle gever en de ANBI, én een besparing op notariskosten. Periodieke giften kunnen vanaf 1 januari 2014 bij onderhandse akte van schenking worden gedaan. Voor een volledige aftrek van dergelijke giften – zonder drempel – eist de wet thans nog dat de verplichtingen tot de periodieke giften bij notariële akte is aangegaan. Die eis komt te vervallen, met name om het doen van kleinere periodieke giften te stimuleren. Om misbruik van de giftenaftrek te voorkomen, moet de onderhandse akte wel aan diverse voorwaarden voldoen. In die akte moeten in elk geval de volgende gegevens worden vermeld: - de persoonsgegevens van de schenker; - de naam van de ANBI of vereniging, met diens unieke nummer uit het Handelsregister; - de (minimale) omvang van de gift, met de jaarlijkse uitkeringen; - de (minimale) looptijd van de schenking; - een door de ANBI of vereniging toe te kennen uniek transactienummer. De Belastingdienst zal hiervoor een model schenkingsovereenkomst op de website beschikbaar stellen. De multiplier voor de aftrek van giften aan culturele instellingen wordt een jaar verlengd en loopt door tot en met 2017. Door de multiplier wordt de gift voor de berekening van de fiscale aftrek verhoogd met 25% in de inkomstenbelasting tot ten hoogste met € 1.250, en 50% in de vennootschapsbelasting tot maximaal € 2.500. Commentaar Door het schrappen van de notariële akte wordt de drempel voor het doen van periodieke giften duidelijk verlaagd. De vervangende onderhandse akte is – met het model van de Belastingdienst in de hand – eenvoudig op te maken. Periodieke giften moeten ‘vaste en gelijkmatige’ uitkeringen omvatten over een reeks van jaren. Dat houdt in dat de jaarlijkse uitkering steeds hetzelfde bedrag moet zijn. Niet vereist is dat de vaste jaartermijn steeds op hetzelfde tijdstip wordt betaald. De Hoge Raad heeft recent beslist dat wanneer een jaartermijn – in strijd met de contractuele verplichtingen uit de notariële akte – pas in later jaar is betaald, dat niet tot gevolg heeft dat de uitkeringen niet meer ‘vast en gelijkmatig’ zijn: ondanks de vertraagde betaling blijft er sprake van een volledig aftrekbare periodieke gift.
45
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Verminder de schuldenlast in uw BV 29 oktober 2013 Zit uw BV in zwaar weer? Met een schuldsanering kunt u de onderneming een nieuwe kans geven. De schuldenlast van een vennootschap kan op verschillende manieren worden verminderd, elke variant heeft eigen fiscale gevolgen. Eén van de mogelijkheden is het ‘terugkopen’ van de schulden van de BV. Als u als DGA de schulden van de BV aan de bank – de schuldeiser – overneemt, krijgt u een vordering op de BV. Die vordering kunt u omzetten in kapitaal, waardoor het eigen vermogen binnen de BV toeneemt. De schuld aan de bank wordt zo omgezet in eigen vermogen, de BV is bevrijd van een rentelast. Bij deze opzet blijven de verliezen binnen de BV onverkort in stand. Let op: deze opzet kan ongewenste fiscale gevolgen hebben. Overleg met uw adviseur is aan te raden, maatwerk is vereist.
46
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2014: Strafbaar stellen opzettelijk niet betalen op aangifte 27 oktober 2013 De ondernemer die wél aangifte doet van de verschuldigde loon- of omzetbelasting, maar die belasting opzettelijk niet betaalt, kan onder de huidige wetgeving niet strafrechtelijk vervolgd worden voor belastingfraude. Het kabinet vindt dat onwenselijk en wil die strafrechtelijke aanpak alsnog invoeren. De meest voorkomende vorm van fraude bij aangiftebelastingen doet zich voor bij een samenstel van transacties, waarbij een van de betrokken partijen – de zogenaamde ploffer – niet aan zijn fiscale verplichtingen voldoet. Bijvoorbeeld bij BTW-carrouselfraude. Voorgesteld wordt om het opzettelijk niet betalen van een aangiftebelasting strafbaar te stellen, met een gevangenisstraf van maximaal zes jaar of een geldboete van de vijfde categorie (met een maximum van € 78.000). Deze sanctie kan ook toegepast worden bij het gedeeltelijk niet betalen van de verschuldigde belasting. Van de vereiste opzet is uiteraard geen sprake bij goedwillende ondernemers die al dan niet tijdelijk in betalingsproblemen zitten en uitstel van betaling vragen voor de betaling van de loon- of omzetbelasting. Commentaar Het kabinet wil deze strafbaarstelling invoeren voor uitzonderlijke gevallen, als ultimum remedium. Bij aangiftebelastingen – met name omzet- en loonbelasting – is de verplichting om de verschuldigde belasting op tijd te betalen van een groter belang dan de aangifteplicht. Voor het verzaken van die aangifteplicht is een strafrechtelijke vervolging al wel mogelijk, voor het niet (tijdig) betalen van de verschuldigde belasting niet. Dat wordt nu hersteld. Het kabinet Rutte II presenteert de nieuwe strafbepaling als een middel om carrouselfraude in de omzetbelasting te bestrijden.
47
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Afroommethode niet toegestaan bij praktijk-BV 27 oktober 2013 De Hoge Raad heeft in november vorig jaar beslist dat de afroommethode niet toegepast mag worden bij de vaststelling van het salaris dat een vrije beroeper bij zijn praktijk-BV moet opnemen. Zie ook BelastingBelangen, december 2012: Salaris DGA-vrije beroeper: afroommethode niet toegestaan bij praktijk-BV. Hof Amsterdam heeft recent uitspraak gedaan in de verwijzingsprocedure en opnieuw in het voordeel van de belastingplichtige beslist. Het Hof legde de bewijslast op de inspecteur om aan te tonen dat het gebruikelijke loon in een soortgelijke dienstbetrekking hoger uitkwam dan het salaris dat de vrije beroeper in zijn praktijk-BV had aangehouden. De inspecteur slaagde niet in dat bewijs. De Hoge Raad heeft in september 2004 beslist dat de Belastingdienst de afroommethode kan toepassen om het gebruikelijk loon van een directeur-grootaandeelhouder in de BV vast te stellen. Die methode houdt kort gezegd in dat het salaris van de DGA afgeleid wordt uit de opbrengsten van de BV, mits die opbrengsten voor 90% of meer voorvloeien uit de door de DGA als directeur/werknemer van die BV verrichte arbeid. Zie ook BelastingBelangen, november 2006: DGA-vrije beroeper: hoog salaris, BV exit? De Belastingdienst is na dit arrest de afroommethode bij steeds meer DGA’s gaan toepassen, ook bij vrije beroepers die met een BV participeren in een maatschap van advocaten, accountants en dergelijke. De Hoge Raad heeft die ruimere toepassing afgewezen: zie BelastingBelangen, december 2012: Salaris DGA-vrije beroeper: afroommethode niet toegestaan bij praktijk-BV. Ons hoogste rechtscollege wijst de afroommethode in die situaties af omdat de opbrengsten in de praktijk-BV niet geheel of nagenoeg geheel voortvloeien uit de door de DGA zelf verrichte arbeid: de opbrengsten van de praktijk-BV bestaan uit een winstaandeel in de maatschap dat – naast de DGA – door een groot aantal (andere) personen wordt verdiend. Hof Amsterdam heeft in de verwijzingsprocedure korte metten gemaakt met het standpunt van de Belastingdienst. Volgens het Hof volgt uit de wet dat – wanneer de DGA een hoger salaris geniet dan € 43.000, de wettelijke ondergrens voor het gebruikelijk loon – de inspecteur moet aantonen dat een hoger loon gebruikelijk is. Slaagt hij in dat bewijs, dan kan het salaris van de DGA op dat hogere bedrag worden vastgesteld, met inachtneming van de doelmatigheidsmarge van 30%. Slaagt de inspecteur niet in dat bewijs, dan is correctie van inkomen van de DGA niet mogelijk. Dat laatste was in de berechte casus het geval. Commentaar De verdeling van de bewijslast bij de gebruikelijkloon-regeling is in de praktijk van groot belang. De wet dicteert een gebruikelijk loon voor de DGA van tenminste € 43.000 per jaar. Als dat salaris hoger moet zijn, omdat een hoger loon gebruikelijk is in een soortgelijke dienstbetrekking, dan moet de inspecteur dat aantonen. En dat is verre van eenvoudig, zo blijkt overduidelijk uit deze uitspraak.
48
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Pak het tariefsvoordeel door verbreking fiscale eenheid 29 oktober 2013 Een fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting heeft tot gevolg dat het bedrijfsresultaat van alle gevoegde vennootschappen gezamenlijk (geconsolideerd) in de heffing van vennootschapsbelasting wordt betrokken. Door die samenvoeging kunt u het voordeel mislopen van het tariefopstapje in de vennootschapsbelasting: over de eerste € 200.000 winst is de verschuldigde belasting 20%, daarboven 25%. Dat is wel € 10.000! Overleg met uw adviseur hoe de verbreking van de fiscale eenheid in uw situatie uitpakt.
49
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Doelmatigheidsmarge gebruikelijk loon DGA omlaag 27 oktober 2013 De directeur-grootaandeelhouder van een BV moet een salaris bij zijn BV opnemen dat in het economisch verkeer gebruikelijk is ‘ter zake van een soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt’. De wet hanteert een ondergrens van € 43.000 voor het gebruikelijk loon van een DGA. Is voor zo’n soortgelijke dienstbetrekking een hoger loon gebruikelijk in het economisch verkeer, dan kan daarop een doelmatigheidsmarge van 30% in aftrek worden gebracht. Financiën wil die doelmatigheidsmarge per 2015 verlagen. Staatssecretaris Weekers noemt geen exact percentage, wél dat de maatregel € 150 miljoen per jaar moet opbrengen. Het loon van een aanmerkelijkbelang-houder in een BV – in het MKB is dat de directeur-grootaandeelhouder – wordt vastgesteld aan de hand van een gebruikelijk loon: het loon dat gebruikelijk is voor het niveau en de duur van het werk in een soortgelijke dienstbetrekking. Het salaris van de DGA mag volgens huidige wetgeving tot 30% lager zijn dan het 'marktloon'. Financiën wil deze doelmatigheidsmarge per 2015 verlagen. Daardoor gaat het salaris van DGA’s over de gehele linie omhoog. Financiën heeft nog geen nieuw percentage voor de doelmatigheidsmarge genoemd; dat percentage wordt zodanig vastgesteld dat deze maatregel tenminste € 150 miljoen per jaar opbrengt. Commentaar De aanpassing van de doelmatigheidsmarge is recent ook al gesuggereerd door de commissie Van Dijkhuizen: zie ook BelastingBelangen, juni 2013: Naar een activerender belastingstelsel. Van Dijkhuizen wil de marge terugbrengen tot 10%. Dat levert ca € 1 miljard extra belasting op. Het kabinet Rutte II is daarmee vergeleken bescheiden, met een aanpassing die ‘maar’ € 150 miljoen hoeft op te brengen.
50
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Dubbele woonlasten: ook in 2014 dubbele renteaftrek 27 oktober 2013 Particulieren met dubbele woonlasten – die hun tweede huis niet verkocht krijgen – kunnen drie jaar lang de hypotheekrente op beide woningen in aftrek brengen. Die driejaarstermijn wordt niet gekort als de eigenwoningbezitter zijn te koop staande woning tijdelijk – noodgedwongen – moet verhuren. Zodra de woning weer leeg komt en bestemd blijft voor de verkoop, herleeft de renteaftrek over de resterende periode van de driejaarstermijn. De wetgever heeft deze twee maatregelen enkele jaren geleden doorgevoerd, vanwege de slechte situatie op de woningmarkt. Beide maatregelen zijn tijdelijk: per 1 januari 2014 komen die te vervallen. Financiën heeft onlangs besloten de maatregelen met één jaar te verlengen, om ‘het broze herstel op de woningmarkt niet te verstoren’. De wetgever heeft in 2010 en 2011 twee maatregelen genomen ter tijdelijke ondersteuning van de woningmarkt. Daarbij gaat het om het verlengen van de termijn van een dubbele renteaftrek bij verhuizing, van twee naar drie jaar, en het herleven van die aftrek na een tijdelijke verhuur van (de te koop staande) woning. De verhuisregeling is aan de orde als de particulier zijn oude te koop staande woning maar niet verkocht krijgt, of als hij een nieuwe woning in aanbouw heeft. Voor de dubbele renteaftrek – op de te koop staande woning én op de eigenwoning-hoofdverblijf – is vereist dat de oude woning leeg staat én bestemd is voor verkoop. Bij koop van een nieuwe, nog in aanbouw/verbouw zijnde woning, kan de eigenaar de hypotheekrente op die tweede woning in aftrek brengen als die woning leegstaat of in aanbouw is en hij aannemelijk maakt dat hij die woning binnen drie jaar als eigenwoning-hoofdverblijf zal gaan bewonen. Financiën heeft besloten om deze tijdelijke maatregelen met één jaar te verlengen. Het kabinet constateert dat ‘de eerste tekenen van herstel op de woningmarkt in zicht lijken te komen, maar dat neemt niet weg dat de prijzen gemiddeld genomen nog licht dalen en de tekenen van herstel niet gelijk over het land zijn verdeeld. Daarom wil het kabinet de woningmarkt nog een extra duwtje in de rug geven en deze beide maatregelen nog eens met een jaar verlengen tot 2015’. De verlenging van deze twee crisismaatregelen kost de schatkist € 5 miljoen. Commentaar Financiën kwam met deze toezegging kort nadat de Vereniging Eigen Huis had laten weten dat er toch wel erg veel eigenwoningbezitters in de problemen zouden komen als de beide crisismaatregelen – en met name de dubbele renteaftrek – niet verlengd zouden worden. De dubbele renteaftrek en het herleven daarvan na een noodgedwongen tijdelijke verhuur van de te koop staande woning, kunnen nog niet gemist worden in de huidige woningmarkt.
51
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Dividend of winst bij verkoop AB-aandelen: uitstellen tot 2014 29 oktober 2013 Het aanmerkelijkbelang-tarief (box 2) gaat per 1 januari 2014 met 3% omlaag, van 25% naar 22%. De tariefsverlaging is tijdelijk en geldt uitsluitend voor het jaar 2014, tot een maximum bedrag aan AB-inkomsten van € 250.000. Bent u van plan om de BV dividend te laten uitkeren, of AB-aandelen met winst te verkopen? Stel dat dan uit tot in 2014. Dat levert u een fiscaal voordeel op van maximaal € 7.500 netto (3% over € 250.000). Bij een dividenduitkering ná 1 januari 2014 in plaats van nog dit jaar bespaart u de box 3 heffing over dat bedrag. Dat levert een extra voordeel op van maximaal € 3.000 (1,2% * € 250.000).
52
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Opgaaf lening eigen woning: digitaal formulier beschikbaar 21 oktober 2013 Een renteaftrek op de eigen woning is vanaf 1 januari 2013 voor nieuw afgesloten leningen nog slechts mogelijk als voor die lening – een eigenwoningschuld – de in de wet omschreven verplichte informatie wordt verstrekt. Is de lening opgenomen bij een hypotheekbank (een ‘administratieplichtige’) dan kan de Belastingdienst daar de vereiste informatie verkrijgen. Is de lening opgenomen bij de eigen BV, bij pa, ma of een ander familielid, of bij een buitenlandse bank, dan moet de belastingplichtige zelf die informatie verstrekken. Dat kan met een digitaal formulier dat de Belastingdienst onlangs op de website heeft geplaatst. Onder de nieuwe, per 1 januari 2013 ingevoerde regeling voor de aftrek van eigenwoningrente – zie ook BelastingBelangen, oktober 2012: Renteaftrek eigen woning in 2013 en volgende jaren - worden vier eisen gesteld aan de eigenwoningschuld. De lening moet zijn aangegaan in verband met de aanschaf of verbouwing van een eigen woning, de lening moet contractueel in ten hoogste 360 maanden – ten minste annuïtair – volledig worden afgelost, aan die aflossingsverplichting moet feitelijk worden voldaan, en de belastingplichtige moet de in de wet omschreven informatie over die lening aan de Belastingdienst verstrekken. Als de belastingplichtige een lening voor zijn eigen woning afsluit bij een in Nederland gevestigde bank of financiële instelling, is die bank of instelling verplicht de fiscus te informeren. Krijgt de belastingplichtig de eigenwoninglening bij een ander – denk aan een lening van de DGA bij zijn eigen BV, een eigenwoninglening bij pa of ma, of bij een in het buitenland gevestigde bank – dan moet de belastingplichtige zelf de verplichte informatie verstrekken. Dat kan met het digitale ‘Formulier Opgaaf lening eigen woning’ van de Belastindienst: Opgaaf lening eigen woning (online formulier). Met dat formulier kan een nieuwe eigenwoninglening worden doorgegeven of een eerder doorgegeven lening worden gewijzigd of ingetrokken. De Belastingdienst gebruikt de informatie om na te gaan of de contractuele vastlegging van de lening voldoet, én of er wel voldoende afgelost wordt op de eigenwoninglening. De informatie moet digitaal worden verstrekt bij de aangifte over het jaar waarin de lening tot stand is gekomen, maar uiterlijk op 31 december van het daaropvolgende kalenderjaar. Wijzigingen in de geldlening – denk aan een aanpassing van de rente, het oversluiten van de lening – moeten opgegeven worden binnen een maand na afloop van het kalenderjaar waarin de wijziging zich hebben voorgedaan. Als een opgaaf niet of niet tijdig wordt verstrekt, vervalt de eigenwoning-renteaftrek met ingang van het jaar waarop de melding betrekking heeft. Wordt vervolgens de melding alsnog gedaan binnen een maand na afloop van een volgend kalenderjaar, dan wordt de lening met ingang van dat kalenderjaar weer aangemerkt als een eigenwoningschuld en is de rente vanaf dat jaar weer aftrekbaar. Commentaar De verplichte informatieverstrekking kan navrante gevolgen hebben, met name bij het doorgeven van een wijziging van de eigenwoninglening. Een aanpassing van de leningsvoorwaarden moet binnen één maand na afloop van het kalenderjaar worden doorgegeven. Die termijn is erg kort, en de sanctie is onevenredig zwaar: het verlies van de renteaftrek over tenminste een vol kalenderjaar! Een punt van aandacht: voor de eigenwoningbezitter, maar zeker ook voor diens adviseur.
53
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Met zonnepanelen bent u – particulier – BTW-ondernemer 27 oktober 2013 Het Europese Hof van Justitie heeft recent beslist dat de exploitatie van zonnepanelen een economische activiteit is. Particulieren die met zonnepanelen elektriciteit opwekken en dat duurzaam (deels) aan het energienet verkopen, zijn ondernemer voor de omzetbelasting. En dat betekent dat zij de BTW op de aanschaf en installatie van de zonnepanelen als voorbelasting kunnen terugvragen. Financiën heeft recent deze particulieren als BTW-ondernemer erkend, en gaat de verzoeken om toekenning van een BTW-nummer afwerken. De exploitatie van zonnepanelen is een economische activiteit, zo heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie recent beslist. Door deze opmerkelijke uitspraak kan de particulier de BTW op de aanschaf- en plaatsingskosten van zonnepanelen terugkrijgen. De EU-uitspraak betreft de heer Fuchs, een Oostenrijkse particulier die in 2005 zonnepanelen op het dak van zijn woning had laten plaatsen. De elektriciteit die hij met de panelen opwekte, leverde hij deels aan het energienet. Zie ook BelastingBelangen, juni 2013: BTW-ondernemer door aanschaf zonnepanelen. Financiën heeft deze uitspraak niet voetstoots overgenomen: zie ook BelastingBelangen, augustus 2013: Particulier met zonnepanelen: nog geen BTW-nummer. Tweede Kamerleden hebben vragen gesteld over deze kwestie, en staatssecretaris Weekers van Financiën heeft die onlangs beantwoord. Hij erkent de EU-uitspraak: de particuliere eigenaar van zonnepanelen die aannemelijk maakt dat hij de met de panelen opgewekte elektriciteit geheel of gedeeltelijk, duurzaam en tegen een vergoeding (mét BTW) aan zijn energieleverancier levert, wordt als BTW-ondernemer aangemerkt. Dat BTW-ondernemerschap kan niet met terugwerkende kracht worden toegekend: particulieren die vóór de uitspraak van het EU-Hof in zonnepanelen hebben geïnvesteerd hebben geen recht meer op een BTW-teruggave omdat de termijnen voor het verzoeken daarvan inmiddels zijn verstreken. De particulier die vanwege de BTW-belaste leveranties van energie aan het netwerk jaarlijks (na aftrek van de BTW-voorbelasting) niet meer dan € 1.345 moet afdragen, kan een beroep doen op de kleineondernemersregeling in de omzetbelasting. De ontheffing van de BTW-plicht en de daarbij behorende administratieve verplichtingen gaat gepaard met een jaarlijks vragenformulier, dat nodig is om de juiste BTW-afdracht aan Brussel te bepalen. De staatssecretaris meldt in zijn antwoord dat Nederland bij de Europese Commissie heeft gepleit voor aanpassing van de BTW-richtlijn. Door die aanpassing moeten zeer kleine ondernemers met een geringe omzet, zoals particuliere eigenaren van zonnepanelen, verplicht worden vrijgesteld van BTW. Commentaar Financiën heeft desgevraagd laten weten dat het voor het BTW-ondernemerschap niet uitmaakt of de particuliere eigenaar van zonnepanelen per saldo meer elektriciteit aan het netwerk levert dan hij afneemt. De particulier die bijvoorbeeld 2.500 Kwh per jaar stroom afneemt bij zijn energiebedrijf en zelf 1.000 Kwh per jaar met zonnepanelen opwekt en teruglevert tegen een vergoeding, is BTW-ondernemer. Een praktische kwestie die hierbij speelt, is dat het gros van de particulieren geen ‘slimme meter’ heeft die zelf opgewekte
54
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
stroom en de geleverde stroom van het energiebedrijf apart meet. En dat zorgt voor praktische problemen. De BTW-ondernemer moet de facturering van de afgenomen en zelf geleverde stroom los van elkaar vaststellen; hij moet kunnen bewijzen hoeveel stroom hij heeft teruggeleverd om daarover een ‘kale’ stroomprijs plus de btw in rekening te kunnen brengen bij de energieleverancier.
55
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Energie- of milieu-investeringen: meer aftrek in 2013 29 oktober 2013 Een energie-investering levert u een investeringsaftrek (EIA) op van 41,5%. Een milieu-investering is goed voor 13,5%, 27% of 36% investeringsaftrek (MIA), afhankelijk van de indeling van het bedrijfsmiddel op de milieulijst van AgentschapNL; zie daarvoor Milieulijst MIA/VAMIL. De KIA en MIA kunnen niet samenlopen, de investering kwalificeert voor EIA of voor MIA. De KIA en MIA kunnen wél samenlopen met de KIA van 28%. Dat kan een totale investeringsaftrek opleveren van 69,5% (KIA + EIA) of 64% (KIA + MIA) De KIA, EIA en MIA kennen elk een drempelbedrag van € 2.300 per jaar: bij investeringen tot dit bedrag bestaat geen recht op aftrek. Die drempel gaat voor de EIA en MIA in 2014 omhoog, naar € 2.500 per afzonderlijke investering. Die hogere drempel betekent minder aftrek. Ga na of u de kleinere energie- en milieu-investeringen niet dit jaar nog kunt doen.
56
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV