BelastingBelangen Oktober 2014 Alle ZZP-ers verzamelen.... Nederland heeft ruim 800.000 zzp-ers, 1 op de 10 werkenden. En het worden er snel meer: bij ongewijzigd beleid overschrijden we het miljoen in 2020. Dat snel oplopend aantal (fiscale) ondernemers heeft gevolgen voor de arbeidsmarkt, het sociale stelsel, en niet te vergeten de schatkist. Het Centraal Planbureau stelt in een notitie dat ‘de fiscale voordelen een aanzuigende werking hebben op de zzp-status’. Die constatering komt in aanmerking voor het understatement van het jaar. Door fiscale prikkels als de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling betaalt een zzp-er over de eerste € 24.000 inkomsten nagenoeg geen belasting. Maar ook bij veel hogere inkomens is de status van (fiscaal) ondernemer veel voordeliger dan die van werknemer. Onze belastingwet kent veel gunstregelingen voor ondernemers. Een IBO, een Interdepartementaal Beleidsonderzoek met vertegenwoordigers van de ministeries van Sociale Zaken, Algemene Zaken, Financiën en Economische zaken, moet de positie van de zzp-er in de samenleving in kaart brengen. Rond 1 december moet dat tot beleidsvoorstellen leiden. En dat gaat de kant op van minder fiscaal voordeel. De zelfstandigenaftrek – kosten per jaar thans € 1,8 miljard – zit Den Haag het meeste dwars. Maar ook de 14% MKB-winstvrijstelling wordt al te genereus gevonden. Minder fiscaal voordeel zal de zzp-groei wel afremmen. Het kabinet remt de zzp-ers ook met de BGL, de beschikking geen loonheffingen, de opvolger van de VAR. Met de BGL moet de schijnzelfstandigheid worden bestreden. De daarbij gekozen aanpak kunt u achterhalen in de special in dit nummer van BelastingBelangen. BelastingBelangen helpt ondernemers aan fiscaal voordeel, in de zaak én in privé. Als het kabinet besluit om de ondernemersfaciliteiten te kortwieken, komt het accent op andere fiscale gunstregelingen te liggen. Want fiscaal is er altijd meer (voordeel) mogelijk. Dit nummer van BelastingBelangen zal u daar zeker weer van overtuigen. Ik wens u veel leesplezier en fiscaal voordeel. Hans Zwagemaker, hoofdredacteur
Inhoudsopgave Nieuws De iPad: toch een communicatiemiddel ............................................................................................. 01 Belastingplan 2015: Een versoepelde werkkostenregeling .................................................................... 04 Belastingplan 2015: Gebruikelijkloon-regeling DGA’s aangepast ........................................................... 08 Auto total loss: vergoeding voor hogere bijtelling ............................................................................... 10 Coulance schenkingsvrijstelling bij nieuwbouwwoning .......................................................................... 12 Belastingplan 2015: Drie jaar renteaftrek voor twee eigen woningen ..................................................... 13 Belastingplan 2015: Renteaftrek restschulden van 10 naar 15 jaar ........................................................ 15 Belastingplan 2015: Levensloopregeling, opnieuw 20% korting bij afkoop .............................................. 16 Belastingplan 2015: Verlengde OVB-termijnen vervallen ...................................................................... 33 Belastingplan 2015: Aanpassing autobelastingen 2016 ........................................................................ 34 Belastingplan 2015: Auto's met dubbele cabine, meer BPM en MRB ....................................................... 36 Belastingplan 2015: Nettopensioen of nettolijfrente, een nieuw spaarproduct ......................................... 37 Kindregelingen: versoberen en stroomlijnen ....................................................................................... 39 Bestuurder van stichting: getrapt aansprakelijk .................................................................................. 41 Apple en Fiat-ruling: ongeoorloofde staatssteun ................................................................................. 43 Woning in aanbouw: renteaftrek vergt ‘bouwsel’ ................................................................................. 45
Tips SW-bedrijfsopvolgingsregeling: haastige spoed is wél goed .................................................................. 03 Dividend uit de BV: nog dit jaar betaalbaar stellen .............................................................................. 07 RDA: liever in de eenmanszaak ........................................................................................................ 11 Hebt u WOZ-werktuigenvrijstelling goed toegepast? ............................................................................ 14 Rijden uw werknemers wel elektrisch? .............................................................................................. 17 Mobiele telefoon: een bedrijfsmiddel in uw abonnement ...................................................................... 19 Uitkoop compagnon, uitkoopsom ineens aftrekbaar ............................................................................. 22 Pas op met twee filialen in één eenmanszaak ..................................................................................... 28 Beperk uw buitenlandse winst .......................................................................................................... 30 Een gulle vrijwilliger werkt voor niets ................................................................................................ 32 Schenking € 100.000 eigen woning: laatste ronde .............................................................................. 35 Nederbelg en Nederduitser: renteaftrek geregeld? .............................................................................. 38 Nieuwe woning gekocht: check de WOZ-beschikking ........................................................................... 40 Eigenwoninglening bij pa/ma: meld het de fiscus ................................................................................ 42 Vergeet de kosten van de huishouding niet! ....................................................................................... 44
Vragen Schenking € 100.000: is 31 december 2014 echt de fatale datum? ....................................................... 18 Nog snel een fiets van de zaak? ....................................................................................................... 20 Willekeurige afschrijving starter: onbeperkt in de tijd? ........................................................................ 23 Educatie en personeelsfestiviteiten: een winnende combinatie? ............................................................ 29 Eigen woning financieren met een partnerlening? ............................................................................... 31
Special Van VAR naar Beschikking geen loonheffingen .................................................................................... 24
De iPad: toch een communicatiemiddel 26 oktober 2014 Hof Amsterdam heeft de iPad voor de loonheffing aangemerkt als een communicatiemiddel, en niet als een computer. Het Hof verwerpt met die uitspraak de eerdere beslissing van Rechtbank Haarlem die de iPad wél als een computer had aangemerkt. Zie ook BelastingBelangen december 2012: Vrije verstrekking iPad: 90% zakelijk gebruik vereist. Omroep RTL verstrekte in 2010 al haar 664 werknemers een gratis iPad, met 32 GB geheugen, 3G, een mobiele internetkaart en een bijbehorend Vodafone abonnement voor een jaar. Kostprijs per stuk € 699 (incl. BTW). De werknemers konden via het RTL-portal hun e-mailaccount, agenda en personeelsgegevens beheren. Er werden geen afspraken gemaakt over het privégebruik van de iPads; bij ontslag hoefden de werknemers hun iPad niet in te leveren. RTL stelde dat de iPads belastingvrij verstrekt konden worden. De iPads kwalificeerden als communicatiemiddel, en aan de voor een belastingvrije verstrekking vereiste 10% zakelijk gebruik werd ruimschoots voldaan. De inspecteur en Rechtbank Haarlem waren het daar niet mee eens. Volgens de Rechtbank kwalificeerden de iPads als ‘computers en dergelijke apparatuur’, vanwege de vele gebruiksmogelijkheden en de relatief grote schermafmeting. Het mondeling communiceren zoals bij een telefoon, kan niet als een centrale functie van een iPad worden gezien. Werkgever RTL had niet aannemelijk gemaakt dat het zakelijke gebruik van iPads meer dan 90% was, zodat een vrije verstrekking niet mogelijk was. Rechtbank Haarlem handhaafde de naheffingsaanslag van € 323.687. Hof Amsterdam heeft in beroep anders beslist. Het Hof was het met de Rechtbank eens dat uit de wettekst niet kan worden opgemaakt wat moet worden verstaan onder ‘telefoon, internet en andere communicatiemiddelen’ enerzijds en onder ‘computers en dergelijke apparatuur’ anderzijds. Maar uit diezelfde wettekst en de totstandkoming daarvan de wet kan evenmin worden afgeleid dat het bij communicatiemiddelen alleen gaat om apparaten waarbij mondelinge communicatie (telefonie) centraal staat. Het Hof besliste dat een iPad geen computer is. Het beeldscherm is te klein, en de invoermogelijkheden zijn te beperkt voor het schrijven van langere teksten. De iPad behoort tot de communicatiemiddelen, gelet op de gebruiksmogelijkheden. Het hof beoordeelde vervolgens het zakelijk gebruik van de iPads door de RTL-werknemers. RTL had een representatieve steekproef onder de medewerkers gehouden, en daaruit bleek dat 74% van de werknemers de verstrekte iPad voor meer dan 10% zakelijk gebruikten. Het Hof verminderde daarop de naheffingsaanslag met € 239.528 (74% van € 323.687). Commentaar Het onderscheid tussen telefoons/communicatiemiddelen en computers is fiscaal van groot belang omdat de spelregels voor een belastingvrije vergoeding of verstrekking van dergelijke apparaten fors uiteen lopen: voor communicatiemiddelen is een zakelijk gebruik van meer dan 10% voldoende, voor computers ligt die grens op 90% of meer. Financiën heeft de scheidslijn tussen beide categorieën eerder bepaald op de grootte van het beeldscherm: als dat diagonaal gemeten niet groter is dan 7 inch (17,78 cm) is sprake van een telefoon; daarboven van een computer. 1
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Zie ook BelastingBelangen, augustus 2011: Mobiele telefoon of computer: meten is weten. Met de verplichte invoering van de werkkostenregeling per 1 januari 2015 komt dit onzalige onderscheid te vervallen. De meeste werkgevers kunnen dan dankzij de beperkte invoering van het noodzakelijkheidscriterium hun werknemers een iPad en/of laptop onder een gerichte vrijstelling gratis verstrekken, vergoeden of ter beschikking stellen. Zie ook elders in dit nummer van Belastingbelangen: Belastingplan 2015: Werkkostenregeling: verplicht invoeren per 2015. De uitspraak van Hof Amsterdam is dus enkel nog van belang voor de loonheffing tot eind 2014. Toch zal Financiën in cassatie gaan tegen de Amsterdamse uitspraak, zo heeft staatssecretaris Wiebes laten weten. Ook al omdat veel werkgevers – net als RTL – de eerder betaalde loonheffing over verstrekte iPads willen terugvragen als de afdracht op aangifte nog niet onherroepelijk vaststaat.
2
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
SW-bedrijfsopvolgingsregeling: haastige spoed is wél goed 31 oktober 2014 De DGA die een pakket aandelen in zijn BV belastingvrij wil schenken aan een of meer van zijn kinderen – met gebruikmaking van de doorschuifregeling voor de aanmerkelijkbelang-heffing en de bedrijfsopvolgingsregeling uit de successiewet voor de schenkbelasting – moet haast maken. Financiën wil deze gunstige regelingen voor bedrijfsopvolging gaan versoberen. De minister van Financiën heeft laten weten dat de bedrijfsopvolgingsregeling in deze kabinetsperiode niet zal worden versoberd. Dat gaat het nieuwe kabinet doen….. Zorg dat u tijdig gebruik maakt van deze profijtelijke regeling. Vraag uw belastingadviseur naar de mogelijkheden in uw situatie.
3
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2015: Een versoepelde werkkostenregeling 27 oktober 2014 Per 1 januari 2015 moet iedere werkgever de werkkostenregeling (WKR) gaan toepassen. Het keuzeregime wordt afgeschaft; het overgangsregime met de vrije vergoedingen en verstrekkingen komt definitief te vervallen. Financiën heeft voor deze aanpak gekozen omdat ‘de werkkostenregeling in de basis breed en goed gewaardeerd wordt, het verlengen van het keuzeregime jaarlijks € 300 miljoen kost, en een handhaving van dat keuzeregime tot het voorspelbare einde van de werkkostenregeling leidt’. De WKR wordt wel op vijf onderdelen aangepast, om de regeling te versoepelen, de administratieve lasten voor werkgevers terug te dringen en de uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst te verbeteren. In het Belastingplan 2015 wordt voorgesteld om de werkkostenregeling op vijf onderdelen aan te passen. Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft die aanpassingen al eerder bij zijn brief van 3 juli 2014 aangekondigd; zie ook BelastingBelangen, juli 2014: Werkkostenregeling: verplicht invoeren per 2015. Het gaat om de volgende aanpassingen: 1. Invoering van het noodzakelijkheidscriterium voor gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur. Met het noodzakelijkheidscriterium kan een werkgever ‘datgene hij in het kader van de bedrijfsvoering redelijkerwijs acht’ aan zijn werknemers vergoeden of verstrekken zonder fiscaal rekening te houden met het privévoordeel van de werknemers. Voorlopig geldt dit criterium alleen voor gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur. Onder gereedschappen vallen alle voorwerpen om iets te maken, te meten of te controleren. Het moet gaan om voorwerpen die naar zijn aard meerdere keren gebruikt kunnen worden. De toelichting noemt als voorbeelden een hamer, een kwast, een fototoestel en een naaimachine. Verf, stof, werkkleding en kantoormeubilair kunnen niet als gereedschap worden aangemerkt. Onder computers en mobiele communicatiemiddelen vallen de ict-middelen als laptops, tablets, mobiele telefoons, smartphones, organizers en navigatieapparatuur. Ook de direct daarmee samenhangende vergoedingen en verstrekkingen – zoals een 4G kaartje of een dongel – kunnen onder het noodzakelijkheidscriterium vallen. Dat geldt ook voor een vergoeding voor de kosten van internet thuis. De werkgever moet het verstrekken of vergoeden van gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen etc. noodzakelijk vinden. Het noodzakelijkheidscriterium vergt een geobjectiveerde noodzaak. Het moet gaan om voorzieningen die voor de werknemer ‘zonder meer nodig zijn’ om zijn werk goed te kunnen doen. Dat gaat verder dan een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking; zaken die slechts bijdragen aan een goede beroepsuitoefening zijn kennelijk niet noodzakelijk. De wetgever onderstreept de vereiste absolute noodzaak met de (wettelijke) verplichting van de werknemer om de voorziening – bijvoorbeeld een laptop – aan de werkgever terug te geven, of de restwaarde daarvan te vergoeden, bij het einde van de dienstbetrekking, bij een functiewisseling of enige
4
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
andere situatie waardoor die voorziening niet langer noodzakelijk is. Het noodzakelijkheidscriterium valt niet te combineren met het belonen à la carte: als de werknemer zelf mag kiezen voor een bepaalde voorziening voor zijn werk, is die voorziening niet noodzakelijk. De bewijslast omtrent het al dan niet noodzakelijk zijn wordt bij wet geregeld. Als de werkgever een vergoeding of verstrekking voor zijn werknemers noodzakelijk vindt, en de inspecteur betwist dat, dan moet de inspecteur het tegendeel aannemelijk maken. Maar als de werknemer tevens een bestuurder of commissaris is, dan moet de werkgever aannemelijk maken dat de voorziening noodzakelijk is. Deze anti-misbruikbepaling treft met name directeuren-grootaandeelhouders van een BV. 2. Een vereenvoudigde afrekensystematiek. De werkgever moet na afloop van het kalenderjaar vaststellen of hij de vrije ruimte in het voorafgaande kalenderjaar al dan niet heeft overschreden. De beoordeling daarvan per aangiftetijdvak voor de loonheffing komt te vervallen. Als de werkgever de vrije ruimte heeft overschreden moet hij de daarover verschuldigde belasting – de 80% eindheffing – afdragen over het eerste loontijdvak van het nieuwe kalenderjaar. Dat is de uiterste termijn, een eerdere afdracht is ook toegestaan. 3. Invoering van een concernregeling. De moedermaatschappij kan de werkkostenregeling gezamenlijk toepassen met de dochtermaatschappij(en) waarin zij een belang heeft van 95% of meer. Dat 95% belang moet dan wel het gehele kalenderjaar hebben bestaan. Door de concernregeling ontstaat een gezamenlijke vrije ruimte van de moeder- en haar dochtervennootschappen, over de fiscale loonsom van alle (aangewezen) concernmaatschappijen. Tekorten en overschrijdingen van de vrije ruimte per vennootschap kunnen gesaldeerd worden. En het is niet langer nodig om vergoedingen en verstrekkingen bij de correcte concernvennootschap op te voeren om te beoordelen of de vrije ruimte is benut. De concernregeling is optioneel: de werkgever kan van jaar tot jaar kiezen of hij die regeling al dan niet wil toepassen. Als de concernregeling wordt benut, geldt er een hoofdelijke aansprakelijkheid voor alle betrokken vennootschappen voor de loonheffing. 4. Een gerichte vrijstelling voor personeelskorting op branche-eigen producten. De regeling voor personeelskorting op branche-eigen producten zoals die van toepassing was onder de oude regeling met vrije vergoedingen en verstrekkingen, wordt per 1 januari 2015 alsnog in de werkkostenregeling opgenomen. Deze regeling biedt werknemers een korting van 20% op de winkelwaarde van de branche eigen producten van de werkgever, met een maximum van € 500 per jaar per werknemer. De oude regeling kent een inhaaleffect: als de werknemer de regeling voor personeelskorting in de voorafgaande twee kalenderjaren niet heeft benut, kan hij dat gemiste voordeel (van maximaal 2 x € 500) alsnog in jaar 3 ophalen. Dat inhaaleffect wordt in de WKR niet overgenomen. De nieuwe gerichte vrijstelling voor korting op branche-eigen producten is niet van toepassing op laagrentende of renteloze personeelsleningen. 5. Een gerichte vrijstelling voor enkele werkplek gerelateerde voorzieningen. De staatsecretaris van Financiën wil in de Uitvoeringsregeling Loonheffing een gerichte vrijstelling opnemen voor twee voorzieningen op de werkplek, te weten vergoedingen en verstrekkingen van arbovoorzieningen en van hulpmiddelen die (mede) op de werkplek worden gebruikt of verbruikt. Door deze aanpassing kan de werkgever deze voorzieningen belastingvrij vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen. Voor andere werkplekgerelateerde voorzieningen, die onder de WKR op nihil kunnen worden gewaardeerd, kan de werkgever de werknemer geen vrije vergoeding (in geld) toekennen. De werkgever kan deze voorzieningen wel in natura verstrekken of ter beschikking stellen. De voorgaande aanpassingen van de WKR moeten budgettair neutraal worden doorgevoerd. Dat gaat ten koste van de vrije ruimte. Voorgesteld wordt om die per 1 januari 2015 te stellen op 1,2% (was 1,5%) van de fiscale loonsom.
5
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Commentaar De aanpassingen van de werkkostenregeling zijn een verbetering, maar daar moet wel een hoge prijs voor worden betaald. De vrije ruimte gaat maar liefst met 20% omlaag, van 1,5% naar 1,2% van de fiscale loonsom. De verplichte invoering van de WKR betekent werk aan de winkel voor veel MKB-werkgevers en hun adviseurs. Een van de eerste zaken die zij moeten oppakken is de onderbouwing van vaste kostenvergoedingen. Onder de WKR is een steekproefsgewijze onderbouwing van de vaste kostenvergoedingen verplicht, en zo’n onderzoek naar de werkelijke kosten moet vooraf, vóór toekenning van de vergoeding, worden uitgevoerd. Ontbreekt de voorafgaande steekproef, dan kan de inspecteur het volledige bedrag van de vaste kostenvergoedingen aan de vrije ruimte toedelen. Als daardoor de 1,2% vrije ruimte wordt overschreden, kost dat de werkgever 80% eindheffing. U bent gewaarschuwd....
6
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Dividend uit de BV: nog dit jaar betaalbaar stellen 31 oktober 2014 Gaat u, DGA, dividend uitkeren om de eenmalige verlaging van het aanmerkelijkbelang-tarief te benutten? 3% korting op een dividenduitkering van maximaal € 250.000. Dat is toch een netto voordeel van € 7.500. Heeft uw samen met uw partner een aanmerkelijk belang in de BV – bijvoorbeeld als u in gemeenschap van goederen bent gehuwd – dan kunt u 2 x € 250.000 tegen het verlaagde 22% tarief incasseren. Let op dat u het dividend nog dit jaar betaalbaar stelt. Anders mist u de 3% tariefsverlaging. En betaal het dividend uit na 1 januari 2015, dat scheelt u weer 1,2% vermogensrendementsheffing over uw netto dividend.
7
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2015: Gebruikelijkloon-regeling DGA’s aangepast 27 oktober 2014 Per 1 januari 2015 wordt de gebruikelijkloon-regeling voor dga’s aangepast. De regeling wordt op drie – of vier – onderdelen aangepast, en dat heeft ingrijpende gevolgen voor veel diecteuren-grootaandeelhouders. Per 1 januari 2015 wordt het loon van een directeur-grootaandeelhouder van een BV in een jaar ten minste gesteld op de hoogste van de volgende bedragen: • 75% van het loon uit de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’, of • het hoogste loon van de overige werknemers die in dienst zijn van de vennootschap, of van lichamen waaruit de werkgever – de BV – een voordeel onder de deelnemingsvrijstelling kan genieten, of • de wettelijke ondergrens van € 44 000. Met deze aanpak wordt ook – onbedoeld? – een wijziging doorgevoerd in de verdeling van de bewijslast. Onder de huidige regeling moet de dga een loon van minder dan € 44.000 aannemelijk maken, de inspecteur moet aannemelijk maken dat een hoger loon reëel is. Onder de voorgestelde nieuwe regeling moet de dga in voorkomende gevallen ook de zakelijkheid van een loon van meer dan € 44.000 aantonen. Zie ook BelastingBelangen, februari 2014: De afroommethode: let op de bewijslastverdeling. De eerste aanpassing betreft de aanpassing van de doelmatigheidsmarge. Deze marge is in de wet opgenomen om geschillen over het gebruikelijk loon te vermijden. De marge wordt teruggebracht van 30% tot 25% om het verschil tussen DGA’s en ‘gewone werknemers’ te reduceren. De beoogde opbrengst van deze aanpassing is € 150 miljoen per jaar. De commissie Van Dijkhuizen heeft eerder een beperking van de doelmatigheidsmarge tot op 10% voorgesteld. Zie ook BelastingBelangen, juni 2013: Naar een activerender belastingstelsel. De tweede en derde aanpassing betreffen de kring van andere werknemers waarmee de dga vergeleken moet worden bij de vaststelling van het gebruikelijke loon. De vergelijking met de werknemer in een ‘soortgelijke dienstdienstbetrekking’ wordt vervangen door een vergelijking met een werknemer in ‘de meest vergelijkbare dienstbetrekking’. Deze aanpassing is doorgevoerd omdat er soms geen soortgelijke dienstbetrekking bestaat. Zo zijn bijvoorbeeld orthodontisten niet in loondienst werkzaam (anders dan bij hun eigen BV). Een vergelijkbare dienstbetrekking bestaat er altijd wel. Deze aanpassing vindt ook plaats omdat het onder de huidige regeling voor de BV soms onevenredig gemakkelijk is om terug te vallen op het standaardbedrag van € 44.000. De inspecteur voert een soortgelijke dienstbetrekking op, waarop de BV slechts aannemelijk hoeft te maken dat die dienstbetrekking niet soortgelijk is. Dat kan tot gevolg hebben dat in die gevallen een gebruikelijk loon niet wordt benaderd, en dat vindt het kabinet onwenselijk. Daarom wordt voorgesteld dat de BV-werkgever niet alleen moet aangeven dat de door de inspecteur aangedragen ‘vergelijkbare werknemer’ niet de meest vergelijkbare werknemer is, maar dat de BV-werkgever dan ook moet aangeven welke andere werknemer meer vergelijkbaar is. Dit betekent overigens niet dat de volledige bewijslast bij de BV-werkgever komt te liggen. Als de inspecteur van mening is dat de BV een te laag loon voor de DGA in aanmerking heeft genomen, is hij aan zet om een hoger gebruikelijk loon aannemelijk te maken. Het invoeren van ‘de meest
8
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
vergelijkbare dienstbetrekking’ heeft niet tot gevolg dat de afroommethode niet meer kan worden toegepast. De afroommethode is een middel om het gebruikelijk loon te benaderen en kan ook in de toekomst zowel door de BV-werkgever als door de inspecteur worden aangedragen om de hoogte van het gebruikelijk loon aannemelijk te maken. De huidige vergelijking met het loon van de overige werknemers bij de BV of bij een verbonden vennootschap wordt fors uitgebreid. Vanaf 2015 moet het loon van de DGA vergeleken worden met dat van werknemers bij de BV zelf of bij lichamen waaruit de werkgever van de DGA een voordeel uit hoofde van de deelnemingsvrijstelling kan genieten. De huidige wettekst vergelijkt met werknemers bij verbonden lichamen, dat vergt een belang van 1/3. Het kunnen genieten van een voordeel uit hoofde van de deelnemingsvrijstelling vergt een veel kleiner belang, te weten 5% van het nominaal gestorte aandelenkapitaal. Of nog minder, bij participatie door middel van een (tussengeschoven) coöperatie. Financiën heeft alle lopende afspraken over de hoogte van het gebruikelijk loon per 1 januari 2015 opgezegd. Deze mededeling is naderhand genuanceerd: de opzegging ziet alleen op de afspraken over een gebruikelijk loon van meer dan het standaardbedrag van € 44.000. Deze afspraken zijn collectief opgezegd. De werkgever/BV mag in deze situatie de lopende afspraak blijven toepassen mits het loon van de DGA wordt verhoogd tot 75/70e van het loon over 2014, én de feiten en omstandigheden gelijk blijven. Een nieuwe afspraak is pas nodig als de inspecteur of de werkgever/BV contact opneemt om een nieuwe afspraak te maken of als de geldigheidsduur van de oorspronkelijke afspraak is verlopen. Er komt geen afwijkende regeling voor starters of voor innovatieve bedrijven. Werkgevers in deze posities kunnen – net als andere werkgevers – tegenbewijs leveren om zo aan te tonen dat het (gebruikelijk) loon realiter op een lager bedrag moet worden vastgesteld. Bijvoorbeeld vanwege de financiële situatie van de vennootschap. Commentaar Deze aanpassing van de gebruikelijkloon-regeling kan voor veel DGA’s vervelend uitpakken.. Een voorbeeld ter illustratie. De aanpassing van de kring van werknemers waarmee het salaris van de DGA moet worden vergeleken – nu nog met de overige werknemers in loondienst bij de BV of bij een verbonden vennootschap, vanaf 2015 met het loon van werknemers bij de BV zelf of bij lichamen waaruit de werkgever/BV van de DGA een voordeel uit hoofde van de deelnemingsvrijstelling kan genieten – lijkt ingegeven door de wens om de arbeidsbeloning van participanten in een samenwerkingsverband van vrije beroepers onderling te kunnen vergelijken. Stel dat een accountants- of advocatenmaatschap 10 maten of participanten heeft, die ieder vanuit hun persoonlijke houdstervennootschap gelijkelijk in de gezamenlijke werk-NV participeren, dan zijn die houdstervennootschappen geen verbonden lichamen. De arbeidsbeloningen van de afzonderlijke maten in hun persoonlijke houdstervennootschap kunnen daardoor niet onderling vergeleken worden. Met de nieuwe opzet wordt dat wél mogelijk. Overleg met uw fiscale adviseur wat de gevolgen van de nieuwe regeling in uw specifieke situatie zijn.
9
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Auto total loss: vergoeding voor hogere bijtelling 26 oktober 2014 De werknemer wiens auto van de zaak total loss wordt gereden, kan de schade die hij lijdt doordat zijn vervangende auto een hogere bijtelling voor privégebruik heeft, verhalen op de automobilist die zijn auto in de prak heeft gereden. Dat blijkt uit een recente uitspraak van Rechtbank Amsterdam. Storm ’t Hart zag zijn Mitsubishi Outlander bij een aanrijding verloren gaan. Zijn auto was total loss. Hij had die auto, net nieuw, in november 2013 voor vijf jaar geleased. Die Mitsubishi had een 0% bijtelling voor privégebruik. ‘t Hart kreeg in maart 2014 een vervangende Mitsubishi. Voor die auto was de bijtelling – door de gewijzigde fiscale wetgeving – 7% voor privégebruik. Dat verschil in bijtelling kostte Storm’t Hart zo’n € 250 per maand, in totaal € 14.400 over de resterende leaseperiode van bijna vijf jaar. Hij stapte naar de rechter om die schade te verhalen op de automobilist die zijn auto total loss had gereden. Rechtbank Amsterdam kende die schadevergoeding toe. De rechter was met ‘t Hart van oordeel dat sprake was van een zuivere vermogensschade die rechtstreeks voortvloeide uit het verkeersongeval. De rechtbank stelde vast dat het zogenaamde conditio sine qua non-verband – geen aanrijding, dan ook geen fiscale bijtelling – zonder meer aanwezig was. De verzekerde schade door het verkeersongeval omvat ook de extra kosten. ’t Hart was door de total loss verklaring van zijn auto verplicht om een nieuwe auto aan te schaffen. Die auto had een hogere bijtelling voor privégebruik door een aanpassing van de fiscale wetgeving, een omstandigheid waarop ’t Hart als gelaedeerde geen enkele invloed had. De schade kon daarom als extra kosten worden toegerekend aan de voor het verkeersongeval verzekerde schade. Commentaar Een opmerkelijke uitspraak die aangereden automobilisten goed van pas kan komen.
10
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
RDA: liever in de eenmanszaak 31 oktober 2014 De research and developmentaftrek (RDA) biedt innovatieve ondernemers een opslag van 60% op hun R&D kosten, niet zijnde loonkosten want daar geldt de S&O-aftrek of afdrachtvermindering voor. Maakt de ondernemer 100 R&D kosten, dan kan hij 160 ten laste van het bedrijfsresultaat brengen. De RDA levert ondernemers met een BV een besparing op van 25% of 20% venootschapsbelasting, ofwel 15 of 12 op die 60% toeslag. Ondernemers met een eenmanszaak zijn beter af: hun belastingbesparing is veel hoger en kan oplopen tot 36 of 44% (het 42% en 52% IB-tarief verminderd met de 14% MKB-winstvrijstelling). Dat verschil kan een goede reden zijn om na te gaan of het laboratorium, de plaats waar de R&D kosten worden gemaakt, niet beter uit de BV kan worden overgebracht naar een eenmanszaak.
11
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Coulance schenkingsvrijstelling bij nieuwbouwwoning 27 oktober 2014 De schenkingsvrijstelling van € 100.000 voor een eigen woning wordt niet verlengd. Minister Dijsselbloem van Financiën heeft daarover in het overleg met de Tweede Kamer geen enkele twijfel laten bestaan: “ Iedereen die dat wil kan er nog tot eind dit jaar gebruik van maken, maar daarna is het echt voorbij”. Toch wil Financiën wel tegemoetkomen aan de belastingplichtige die in 2014 een eigen woning heeft die nog in aanbouw is, en die het volledige in 2014 geschonken bedrag dit jaar nog niet geheel aan de woning kan besteden omdat in 2014 nog onvoldoende bouwtermijnen zijn vervallen. In deze situatie loopt de vrijstelling door tot in 2015 op de besteding van de resterende bedragen. De schenkingsvrijstelling van € 100.000 voor de eigen woning wordt niet verlengd na 31 december 2014. Het kabinet heeft dat inmiddels definitief besloten: zie ook BelastingBelangen, augustus 2014: Schenkingsvrijstelling eigen woning niet verlengd. Het kabinet wil wél soepel omgaan met mensen met een woning in aanbouw die in 2014 een (vrijgestelde) schenking voor die eigen woning hebben ontvangen, maar die het volledige bedrag van die schenking nog niet in 2014 hebben kunnen besteden omdat er nog niet voldoende bouwtermijnen zijn vervallen. De vrijstelling tot € 100.000 is dan ook in 2015 nog van toepassing op de besteding van het resterende bedrag. Voorwaarde is wel dat in 2014 de bouwgrond is gekocht en, ten minste de eerste bouwtermijn van de nieuwbouwwoning is voldaan. En dat het bedrag van de schenking dat in 2014 nog niet kon worden besteed, besteed moet worden besteed aan de eerstvolgende bouwtermijn(en) in 2015. Deze coulance blijkt uit het antwoord van minister Blok, de minister voor Wonen en Rijksdienst op vragen van het Tweede Kamerlid Krol. Commentaar Bij een schenking van maximaal € 100.000 voor de koop van een eigen woning of de aflossing van de schuld op een eigen woning is sprake van een schenking onder opschortende voorwaarde. De schenking komt dan civielrechtelijk pas tot stand op het tijdstip dat de voorwaarde is vervuld. Door het vervallen van de vrijstelling van € 100.000 per 31 december 2014 staat vast dat schenkingen met dit doel ultimo 2014 perfect moeten zijn: de aankoop van de woning of de aflossing van de eigenwoningschuld moet uiterlijk op deze datum plaatsvinden. De goedkeuring voor schenkingen voor woningen die in 2014 nog in aanbouw zijn en waar de begiftigde de ontvangen schenking nog niet volledig voor kan besteden, is een terechte uitzondering op deze regel. Bij een schenking voor de bekostiging van het onderhoud, de renovatie of verbetering van een eigen woning is sprake van een schenking onder ontbindende voorwaarde. In deze situatie komt de schenking direct tot stand, en kan die alsnog ontbonden worden als de begiftigde het geschonken geld niet tijdig voor het onderhoud etc. aan zijn eigen woning besteed. De belastingwet geeft de begiftigde in deze situatie tot 31 december 2016 de tijd om de schenking daaraan te besteden. Voorwaarde is wel dat de begiftigde de eigen woning al in 2014 in eigendom heeft én dat hij de schenking voor 1 januari 2015 heeft ontvangen.
12
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2015: Drie jaar renteaftrek voor twee eigen woningen 27 oktober 2014 Per 1 januari 2015 wordt de termijn van de verhuisregeling bij eigen woningen permanent op drie jaar gesteld. De wet kent nu nog een termijn van twee jaar, maar die termijn is vanwege de crisis op de woningmarkt al enkele jaren – tijdelijk – verlengd tot drie jaar. Die driejaarstermijn wordt nu de wettelijke termijn. De belastingplichtige die een nieuwe eigen woning heeft gekocht kan de hypotheekrente op de nieuwe woning in aftrek brengen en daarnaast ook de financieringsrente op zijn oude, nog te koop staande eigen woning. De renteaftrek op de oude te koop staande woning loopt na de verhuizing nog maximaal gedurende drie kalenderjaren door. Voor de renteaftrek op de oude woning is wel vereist dat die leeg staat én bestemd is voor de verkoop. Als de te koop staande woning tijdelijk verhuurd wordt – en daardoor van box 1 overgaat naar box 3 – blijft het mogelijk om na de beëindiging van de verhuur opnieuw renteaftrek in box 1 te krijgen, binnen de wettelijke driejaarsperiode. Dezelfde driejaarstermijn geldt ook voor een dubbele renteaftrek als de belastingplichtige naast zijn huidige eigen woning een nieuwe eigen woning laat bouwen of verbouwen. De nieuwe eigen woning moet leeg staan, in aanbouw zijn, en uitsluitend bestemd zijn om uiterlijk in het kalenderjaar of in een van de daaropvolgende drie jaren als eigen woning-hoofdverblijf te worden gebruikt. Zie ook elders in dit nummer van BelastingBelangen: Woning in aanbouw: renteaftrek vergt ‘bouwsel’. De maximale termijn van een dubbele renteaftrek – op de oude én nieuwe eigen woning – wordt per 1 januari 2015 gesteld op drie jaar. De wettelijke termijn was twee jaar, maar Financiën heeft die de laatste jaren steeds weer tot drie jaar verlengd vanwege de crisis op de woningmarkt. Die tijdelijke verlenging wordt nu definitief, ‘om een einde te maken aan mogelijke onzekerheid over het wel of niet verlengen van deze maatregelen’. Het structureel maken van de driejaarstermijn van de verhuisregeling heeft volgens staatssecretaris Wiebes geen nadelige gevolgen voor de doorstroming op de woningmarkt: ‘dubbele woonlasten betekenen voor woningeigenaren een financieel zeer nadelige situatie die zij het liefst zo snel mogelijk willen beëindigen’. Financiën is niet bereid om de termijn bij echtscheiding ook te verlengen naar drie jaar. De termijn van twee jaar in de echtscheidingsregeling ziet op de overbruggingsperiode tussen het vertrek uit de echtelijke woning en de afwikkeling van de echtscheiding. Deze termijn hangt niet samen met de verkoop van de voormalige eigen woning en is daarmee ook niet direct afhankelijk van de situatie op de woningmarkt. Verlenging van deze termijn is volgens de staatssecretaris dan ook niet noodzakelijk. Commentaar Het verlengen van de termijn van de verhuisregeling naar drie jaar is een bestendiging van de praktijk. Met het vastleggen van de driejaarstermijn in de wet komt er een einde aan de jaarlijks terugkerende onzekerheid of deze regeling ook voor volgend jaar onverkort blijft gelden.
13
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Hebt u WOZ-werktuigenvrijstelling goed toegepast? 31 oktober 2014 De Wet WOZ kent een afzonderlijke vrijstelling voor werktuigen. Die behoren (in fiscale zin) niet tot het gebouw en dat betekent dat daarop ook de afschrijvingsbeperking voor vastgoed niet van toepassing is. De wetgever heeft dat expliciet geregeld: een voor de WOZ vrijgesteld werktuig wordt niet als een onderdeel tot het gebouw gerekend, maar als een afzonderlijk (afschrijfbaar) bedrijfsmiddel beschouwd. Ga na of de werktuigenvrijstelling in uw situatie correct is toegepast.
14
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2015: Renteaftrek restschulden van 10 naar 15 jaar 27 oktober 2014 Belastingplichtigen die na de verkoop van hun eigen woning een restschuld overhouden, kunnen de rente op die schuld nog 10 jaar lang in box 1 in aftrek brengen. Die termijn wordt per 1 januari 2015 verlengd naar 15 jaar. De renteaftrek op restschulden geldt uitsluitend als de restschuld is ontstaan door verkoop van de woning op of na 29 oktober 2012 tot en met eind 2017. De restschuld leidt tot een renteaftrek in box 1, voor een periode van nu nog maximaal 10 jaar, vanaf 1 januari wordt dat 15 jaar. Voor aftrek is niet vereist dat de belastingplichtige na de verkoop (met verlies, waardoor de restschuld is ontstaan) een nieuwe eigen woning heeft gekocht. De restschuld wordt niet aangemerkt als een eigenwoningschuld, het is een afzonderlijke categorie schulden met een aftrek in box 1. De restschuld telt dan ook niet mee voor de bijleenregeling. Voor de restschuld gelden geen aflossingsverplichtingen. Financiën houdt strikt vast aan de beperking dat de restschuld moet zijn ontstaan op of na 29 oktober 2012. Meerdere Tweede Kamerleden hebben staatssecretaris Wiebes gevraagd deze beperking te laten vallen, maar zonder succes. De maatregel is bedoeld als crisismaatregel, om de doorstroming op de woningmarkt te bevorderen. Daarom is aan het ontstaan van de restschulden een termijn van 5 jaar gekoppeld, van 29 oktober 2012 (de datum waarop het regeerakkoord van het huidige kabinet tot stand is gekomen) tot en met 31 december 2017. Door nu alsnog renteaftrek toe te staan voor restschulden van vóór 29 oktober 2012 zou dat een financieel voordeel achteraf opleveren voor de belastingplichtige zonder dat dit de beoogde doorstroming op de woningmarkt bevordert. De belastingplichtige die vóór 29 oktober 2012 zijn eigen woning met verlies heeft verkocht ging ervan uit dat hij de renten op die schuld niet in box 1 in aftrek kon brengen – de schuld vermindert wel de rendementsgrondslag van box 3 – en dat was geen belemmering om de woning op dat moment te verkopen. Commentaar Het verlengen van de termijn van de renteaftrek op restschulden is een goede zaak, maar het biedt geen structurele oplossing voor het probleem. En dat met deze renteaftrek de doorstroming op de woningmarkt wordt bevorderd, lijkt een ultieme wensdroom. De verdediging van Financiën om de renteaftrek te beperken tot restschulden die op of na 29 oktober 2012 zijn ontstaan is dan ook weinig bevredigend.
15
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2015: Levensloopregeling, opnieuw 20% korting bij afkoop 27 oktober 2014 Financiën wil de levensloopregeling graag opruimen. Werknemers die in 2013 geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om hun levenslooptegoed in één keer op te nemen met 20% korting krijgen een herkansing: zij kunnen hun levenslooptegoed in 2015 alsnog in één keer opnemen, weer met 20% korting. Per 1 januari 2012 is de levensloopregeling afgeschaft. Financiën heeft de deelnemers aan de levensloopregeling in 2013 de mogelijkheid geboden om fiscaal aantrekkelijk uit te stappen, en het levenslooptegoed naar de stand per 31 december 2011 met een korting van 20% ineens op te nemen. Deelnemers met een levenslooptegoed van minder dan € 3.000 waren verplicht om te stoppen, voor deelnemers met een tegoed van € 3.000 of meer is overgangsrecht ingevoerd waarmee zij tot en met 2021 kunnen blijven levenslopen. Zie ook BelastingBelangen, december 2012: Levensloopregeling: doorlopen of 20% korting in 2013 pakken? De werknemers die thans nog deelnemen aan de levensloopregeling krijgen een herkansing om fiscaal vriendelijk uit te stappen: zij kunnen hun levenslooptegoed naar de stand per ultimo 2013 (inclusief opgebouwde rente) alsnog met 20% korting opnemen. Dat tegoed wordt dan slechts voor 80% in de belastingheffing betrokken. De werknemer die van deze regeling gebruik wil maken, moet het volledige tegoed opnemen – het tegoed ultimo 2013, voor 80% belast, plus de toevoeging in 2014 – en hij kan daarna de levensloopregeling niet meer toepassen. Staatssecretaris Wiebes heeft de Tweede Kamer meegedeeld dat met de kortingsregeling in 2013 het levenslooptegoed met ongeveer 50% is afgenomen, van € 4,8 tot € 2,4 miljard. De maatregel in 2015 zal een veel geringer effect hebben: naar verwachting zal zo’n 5% van het overgebleven levenslooptegoed ineens worden opgenomen. Op basis van deze gegevens zal de herkansing naar verwachting een eenmalige belastingbate van € 30 miljoen opleveren. Commentaar Wat kan de reden zijn voor levenslopers die in 2013 niet zijn uitgestapt om in 2015 wél uit te stappen? Afgezien van een enkeling die het geld goed kan gebruiken, zal deze maatregel weinig respons scoren. Financiën zal met een grotere korting dan 20% door moeten komen om de levensloopregeling vóór 2022 af te bouwen. Misschien in 2016?
16
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Rijden uw werknemers wel elektrisch? 31 oktober 2014 Rijden uw werknemers in elektrische of hybride auto’s van de zaak? Checkt u dan eens of hun brandstofverbruik wel een beetje in de buurt ligt van wat de importeur/fabrikant opgeeft. Een elektrische of hybride auto levert de werknemer een lagere bijtelling voor privégebruik op, en voor u als werkgever moet zo’n auto lagere brandstofkosten opleveren. Dat gebeurt natuurlijk niet als uw werknemers in die zuinige auto’s gewoon blijven dieselen, en niet of nauwelijks elektrisch rijden. Als het brandstofverbruik wel erg scheef uitkomt kunt u de werknemer per 1 januari 2015 een hogere eigen bijdrage laten betalen. Desnoods voorwaardelijk om een zuiniger autogebruik af te dwingen.
17
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Schenking € 100.000: is 31 december 2014 echt de fatale datum? 30 oktober 2014 Mijn vrouw en ik hebben onlangs een leuk prijsje gewonnen in de loterij, en dat willen delen met onze twee kinderen. We hebben nu de mogelijkheid om ieder van hen € 100.000 belastingvrij te schenken voor een eigen woning. Voor onze dochter is dat eenvoudig: zij heeft een eigen woning met hypotheek, en kan de schenking gebruiken om de hypotheek af te lossen. Minpunt daarbij is de boeterente die ze aan de bank kwijt is bij deze extra aflossing. Kan de schenking niet in tweeën geknipt worden, de helft dit jaar en andere direct na nieuwjaar? Dan kan ze de boeterente vermijden, want dan blijft de aflossing binnen het vrije deel van haar hypotheek. Voor onze zoon is het wat lastiger. Die heeft nog geen eigen woning, maar hij is wel in onderhandeling over de aankoop van een kluswoning. Kunnen wij die € 100.000 dit jaar schenken voor de kosten van onderhoud en renovatie van de woning in 2015? Antwoord Nee, dat gaat niet lukken. Financiën vindt 31 december 2014 echt de fatale datum voor de schenking van € 100.000 voor een eigen woning. De vraag om de schenking – gedeeltelijk – over deze datum te tillen is uitgebreid aan de orde geweest in de Tweede Kamer, bij de bespreking van het Belastingplan 2015, maar Financiën wil daar niet aan. Het verdelen van de schenking over twee kalenderjaren ter vermijding of beperking van de boeterente vindt de minister niet reëel. Het kabinet heeft de banken eerder opgeroepen om terughoudend te zijn bij het in rekening brengen van boeterente bij een extra aflossing met de (maximale ) € 100.000 schenking, en banken hebben daar op een verschillende manier een passende invulling aan gegeven. Meer is hier niet mogelijk. Uw dochter zal de € 100.000 uiterlijk op 31 december 2014 op haar hypotheek afgelost moeten hebben. Let hierbij ook de termijn die banken nodig hebben om zo’n aflossing administratief te verwerken. Die kan oplopen tot wel een maand, zeker als de hypotheek geen bankrekeningnummer heeft. Ook als de vertraagde verwerking de bank is aan te rekenen kan dan niet leiden tot een vrijstelling van de schenking na 31 december 2014. De minister is klip en klaar: ‘voor eenieder die het voornemen heeft nog een schenking te doen onder de tijdelijk verruimde vrijstelling is het raadzaam daar niet lang meer mee te wachten’. De schenking aan uw zoon nog dit jaar voor een in 2015 te verwerven eigen woning die ingrijpend opgeknapt moet worden kan evenmin rekenen op goedkeuring van Financiën. De vrijstelling van € 100.000 kan uitsluitend worden benut als de begiftigde in 2014 al een eigen woning heeft. Op die basis regel heeft Financiën slechts één uitzondering willen toestaan: bij de bouw van een nieuwe woning die al in 2014 is gestart, waarvoor de bouwgrond in 2014 is verkregen, en in dit jaar de eerste bouwtermijn is voldaan. Zie ook elders in dit nummer: Coulance schenkingsvrijstelling bij nieuwbouwwoning. Er is maar een oplossing: uw zoon moest haast maken met de koop van de woning. Dan kunt u nog dit jaar de € 100.000 schenken, en kan hij dat bedrag gebruiken om (een deel van) de koopsom van die woning te voldoen, ofwel voor (een deel van) de kosten van verbouwing of renovatie van de woning. Die onderhouds- en verbeteringswerkzaamheden kan hij (laten) uitvoeren in 2015 en/of 2016.
18
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Mobiele telefoon: een bedrijfsmiddel in uw abonnement 31 oktober 2014 Hebben u en uw medewerkers een gratis mobieltje op de zaak? Gratis in die zin dat u niets betaald heeft voor het toestel, maar dat de prijs van uw abonnement maandelijks wat hoger is? De Hoge Raad heeft recent beslist dat in zo’n situatie sprake is van een koop op afbetaling. En dat biedt u de mogelijkheid om de contante waarde te activeren van het gedeelte van de abonnementsprijs dat voor het mobieltje zelf betaald moet worden gedurende de resterende looptijd van het contract. Die contante waarde vormt de kostprijs van de mobieltjes op de zaak. Die kunt u afschrijven, en daar natuurlijk ook de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek voor claimen.
19
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Nog snel een fiets van de zaak? 30 oktober 2014 Kunnen wij nog dit jaar onze werknemers een fiets van de zaak geven? Fiscaal vriendelijk? Met de werkkostenregeling lijkt dat een stuk moeilijker te worden. Aan welke voorwaarden moeten we precies voldoen? Onze werknemers willen graag met een fiets van de zaak door us moaie Fryslan toeren. Antwoord It kin net, maar dan wel in de gangbare betekenis in Nederland. Het kan nog net, u bent er op tijd bij. Als u de werkkostenregeling nog niet hebt ingevoerd kunt u nog gebruik maken van ‘de leuke dingen’ in het systeem van de vrije vergoedingen en verstrekkingen. U kunt uw fietsenplan op verschillende manieren invullen. De werknemer kan zelf de fiets kopen, of u als werkgever koopt de fiets en verstrekt die aan hem; de werknemer wordt eigenaar van de fiets. Bij deze variant kunt u de aankoopprijs van de fiets belastingvrij vergoeden c.q. u hoeft niets tot het loon te rekenen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: • De fiets is niet duurder dan € 749 (incl. btw), én • de werknemer gebruikt de fiets op meer dan de helft van zijn werkdagen voor het woon-werkverkeer. Dat kan voor het volledige woon-werkverkeer zijn, of voor een deel daarvan, bijvoorbeeld om van huis naar het station of de carpoolplek te fietsen, én • u hebt de werknemer dit jaar en de twee voorafgaande kalenderjaren geen fiets vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld. Als de fiets duurder is dan € 749 is (een vergoeding van) het surplus boven de € 749 belast loon. Naast de fiets kunt u uw werknemer per jaar voor maximaal € 82 een vergoeding geven voor diverse met de fiets samenhangende zaken. Denk aan een regenpak, reparatiekosten, een extra slot, een kinderzitje of een steun voor de tas. U mag die spullen ook verstrekken. Ook kunt u een fietsverzekering onbelast vergoeden of verstrekken. Als uw werknemer zijn bedrijfsfiets gebruikt voor zakelijke reizen, kunt u hem daarvoor een onbelaste vaste vergoeding betalen. Een andere optie is om een fiets aan uw werknemer ter beschikking te stellen. De fiets blijft dan uw eigendom. U hoeft niets te verlonen als de werknemer de fiets alleen gebruikt voor zakelijke tripjes en het woonwerk-verkeer. Als hij de fiets ook privé gebruikt, is dat wel loon, en wel voor de waarde in het economisch verkeer. Die kunt u stellen op het aantal privé kilometers vermenigvuldigd met de kilometerprijs, de kosten per kilometer van elektriciteit (bij een elektrische fiets), onderhoud, reparatie, afschrijving en verzekering. U kunt de werknemer ook om een eigen bijdrage vragen voor het privé gebruik. Die vermindert de bijtelling. Bij deze variant is een vergoeding van reparatiekosten, een extra slot en dergelijke geen loon, maar een vergoeding voor de intermediaire kosten van uw fiets. Als de fiets uw eigendom blijft kunt u de werknemer geen belastingvrije vergoeding geven voor zakelijke reizen per fiets: er is sprake van vervoer vanwege de werkgever.
20
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Onder de werkkostenregeling kan een werkgever nog steeds een ‘fiets van de zaak’ onbelast vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen, en wel onder de vrije ruimte van 1,2%. Bij de werknemer wordt niets belast, en de werkgever kost het evenmin belasting en premies werknemersverzekering zolang hij de vrije loonruimte niet overschrijdt. Gebeurt dat wel, dan is hij 80% eindheffing over het surplus verschuldigd, geen premies werknemersverzekeringen. Onder de WKR moet de fiets van de zaak concurreren met het kerstpakket, het personeelsfeest en andere verstrekkingen en vergoedingen in de vrije ruimte. De werkgever kan ook nog een onbelaste vergoeding geven voor het woon-werkverkeer van 19 cent per kilometer, en een laagrentende of renteloze lening voor de aanschaf van een (elektrische) fiets of scooter. Een 'bedrijfsfiets' op de valreep kan u en uw werknemer nog een flinke besparing opleveren. En het scheelt dure benzine, een trein- of buskaartje, en het is goed voor de gezondheid en het milieu. Allemaal pluspunten.
21
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Uitkoop compagnon, uitkoopsom ineens aftrekbaar 31 oktober 2014 Heeft u een zakelijk conflict met uw compagnon? Is verdere samenwerking in de firma, de maatschap onmogelijk? Koop dan uw compagnon uit! Goede kans dat u die uitkoopsom ineens ten laste van uw winst kunt brengen. Beslissend is waarom u uw medevennoot uitkoopt. Doet u dat om uw eigen winstaandeel te vergroten, dan moet u de uitkoopsom fiscaal als betaalde goodwill aanmerken. U kunt de uitkoopsom dan in tien jaar tijd afschrijven ten laste van uw winst. Koopt u uw compagnon uit om voorgoed ‘van hem af te zijn’, omdat hij er niets van bakt en schuld op schuld in de zaak stapelt, dan kunt u een aftrek ineens goed verdedigen. Door uw medevennoot uit te kopen voorkomt u dat hij nog meer schulden in de zaak kan maken waar u – als medevennoot – hoofdelijk voor aansprakelijk bent. En u voorkomt dat de zaak failliet zal gaan.
22
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Willekeurige afschrijving starter: onbeperkt in de tijd? 30 oktober 2014 Vijf jaar geleden ben ik gestart met mijn bedrijf. Ik heb in de eerste twee jaren flink geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen voor de zaak. Ik had die bedrijfsmiddelen versneld kunnen afschrijven – met de willekeurige afschrijving starter – maar van die mogelijkheid heb ik slechts mondjesmaat gebruik gemaakt. Een snelle afschrijving kwam me toen niet goed uit: mijn fiscale inkomen was niet zo hoog waardoor ik het bedrag van de afschrijvingen tegen het laagste belastingtarief moest afzetten. Dat is dit en komend jaar anders: mijn winst uit onderneming zal flink wat hoger uitkomen. Kan ik drie, vier jaar na dato nog de (resterende) willekeurige afschrijving benutten? Of ben ik daar te laat mee nu ik geen startende ondernemer meer ben? Antwoord Nee, u bent niet te laat. U kunt nog steeds de resterende ruimte van de willekeurige afschrijving starter (WAS) benutten. Ook al bent u nu geen startende ondernemer meer. Voor de toepassing van de WAS is het regime ten tijde van de investering beslissend. De bedrijfsmiddelen waarin u drie, vier jaar geleden als startende ondernemer hebt geïnvesteerd kwamen toen in aanmerking voor de WAS, en dat blijft zo. Als u dit en komend jaar de WAS alsnog toepast moet u natuurlijk wel rekening houden met het maximumbedrag dat u op het betreffende bedrijfsmiddel nog kunt afschrijven. Bijvoorbeeld bij een pand in eigen gebruik: dat kunt u afschrijven tot op de helft van de WOZ-waarde, verder niet. En bij weer andere bedrijfsmiddelen zit u door de gewone jaarlijkse afschrijving over de voorbije periode inmiddels al op – of in de buurt van – de restwaarde. Maar dat alles doet niet af aan de mogelijkheid om de WAS toe te passen, ook nog jaren na de investering. Nu uw winst uit onderneming flink gestegen is, en u daardoor in een hoger tarief valt, levert de WAS u ook een groter fiscaal voordeel op!
23
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Van VAR naar Beschikking geen loonheffingen 28 oktober 2014 De verklaring arbeidsrelatie, de VAR, wordt afgeschaft en in de loop van volgend jaar vervangen door de beschikking geen loonheffingen, de BGL. Die overgang is geregeld in het wetsvoorstel ‘Wet invoering Beschikking geen loonheffingen’ dat onlangs bij de Tweede Kamer is ingediend. Financiën wil met de BGL de schijnzelfstandigheid bestrijden, en zzp-ers én hun opdrachtgevers kunnen aanspreken op de fiscale consequenties van hun arbeidsverhouding. Een opdrachtgever wordt mede verantwoordelijk voor een correcte fiscale behandeling van de arbeidsverhouding met zijn opdrachtnemer, maar alleen voor zover hij een beslissende invloed heeft op de manier waarop de zzp-er zijn werkzaamheden voor hem verricht. Mankementen van de VAR De VAR is alom bekend: het is een hulpmiddel voor de beoordeling van de arbeidsrelatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. De opdrachtnemer – de zzp-er – kan de Belastingdienst vragen om vooraf een oordeel te geven over de fiscale kwalificatie van zijn werkzaamheden. De zzp-er verstrekt informatie aan de fiscus, en krijgt daarop een verklaring arbeidsrelatie. Er bestaan vier verschillende VAR’s, maar de zzp-er is alleen geïnteresseerd in een VAR winst uit onderneming of een VAR directeur-grootaandeelhouder. Die VAR’s bieden de opdrachtgever (sinds 2005) een vrijwaring, en als de opdrachtgever zeker weet dat hij geen loonheffing hoeft in te houden en geen premies werknemersverzekeringen en bijdrage Zorgverzekeringswet hoeft te betalen, zal hij de zzp-er eerder inhuren. Voor de fiscus kan die vrijwaring duur uitpakken: als de VAR onjuist is kan de Belastingdienst daar de opdrachtgever niet op aanspreken, alleen de opdrachtnemer. En die biedt veelal minder verhaal. Dat moet met de BGL anders worden. Het oordeel vooraf van de Belastingdienst over de fiscale kwalificatie van de werkzaamheden van de opdrachtnemer kan geen reële rechtszekerheid bieden. Het oordeel is gebaseerd op feiten en omstandigheden die zich nog moeten gaan voordoen als de zzp-er zijn VAR-aanvraag indient. Daarmee staat vast dat die zekerheid per definitie beperkt is. Als dan later blijkt dat de werkelijke feiten en omstandigheden anders zijn dan in de VAR-aanvraag is vermeld, zal de inspecteur de VAR moeten herzien, of de aangifte inkomstenbelasting van de opdrachtnemer moeten corrigeren. En dan blijkt steeds weer dat de zzp-er zich verdedigt met de eerder afgegeven VAR-verklaring. Want ondanks dat de zekerheid van de VAR per definitie beperkt is zijn veel opdrachtnemers zich daar niet van bewust. Met de VAR wordt zo een schijnzekerheid gecreëerd. Ook dat moet anders worden met de BGL. Of de goede VAR op goede gronden is afgegeven, valt volledig binnen de verantwoordelijkheid van de opdrachtnemer. Hij vult de VAR-aanvraag in, en hij is verantwoordelijk voor de juistheid van de verstrekte informatie. De opdrachtgever heeft niet de plicht om te controleren of de goede VAR op goede gronden is afgegeven. Dit kan tot gevolg hebben dat de opdrachtgever, ook al moet hij naar de werkelijke omstandigheden beoordeeld als werkgever worden aangemerkt, toch niet aangesproken kan worden voor de afdracht van loonheffing en dergelijke. Dat is – zo vindt het kabinet – “onwenselijk, vanwege de gevolgen voor 24
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
de rechtspositie van de opdrachtnemer, de arbeidsmarkt en de overheidsfinanciën”. De BGL-aanvraag; de web-module De opdrachtnemer kan – als de BGL-wet in het Staatsblad heeft gestaan – met een webmodule toetsen of hij een BGL kan krijgen. Hij moet daartoe gegevens verstrekken en een serie vragen beantwoorden, waarmee wordt vastgesteld of er bij de opdrachtgever een inhoudingsplicht bestaat voor de door de opdrachtnemer beschreven arbeidsverhouding. Anders gezegd, of de opdrachtgever loonheffing moet inhouden en afdragen en premies werknemersverzekering verschuldigd is. Direct na het invullen van de vragenlijst geeft de webmodule aan of de aanvraag wordt gehonoreerd. Vervolgens is het aan de opdrachtnemer of hij al dan niet daadwerkelijk een BGL aanvraagt. Een BGL is nooit verplicht. Als een opdrachtnemer en opdrachtgever twijfelen over de aard van hun arbeidsverhouding kan een BGL uitkomst bieden. Een opdrachtgever kan de zzp-er om een BGL vragen. Een opdrachtnemer zal veelal met één BGL kunnen volstaan voor al zijn opdrachten en opdrachtgevers. Dat is anders als hij verschillende soorten werkzaamheden verricht, of als hij één soort werkzaamheden onder verschillende omstandigheden uitvoert. Dan moet hij verschillende BGL’s aanvragen. Een BGL is maximaal 1 kalenderjaar geldig. Als de werkzaamheden na dat jaar doorlopen, moet een nieuwe BGL worden aangevraagd: een automatische verlenging (zoals bij de VAR) is niet mogelijk. Als de BGL niet gehonoreerd wordt kan de opdrachtnemer tegen die afwijzing in bezwaar en beroep komen. Het invullen van de vragenset voor een BGL vergt volgens Financiën zo’n 20 minuten, mits de aanvrager de benodigde informatie bij de hand heeft. Bij een volgende BGL aanvraag wordt de eerdere aanvraag meegekopieerd, slechts de afwijkende gegevens moeten opnieuw ingevuld worden. De BGL krijgt een veel beperktere reikwijdte dan de VAR. Als de Belastingdienst een BGL heeft afgegeven staat daarmee vast dat er voor de opdrachtgever – onder de in de BGL beschreven arbeidsverhouding – geen inhoudingsplicht bestaat voor de loonheffing en geen premies werknemersverzekering verschuldigd zijn. Niet meer, niet minder. De Belastingdienst geeft – anders dan bij de VAR – geen voorlopig oordeel over de vraag hoe de werkzaamheden en de inkomsten daaruit voor de heffing van inkomstenbelasting moeten worden gekwalificeerd. Als de Belastingdienst later – bij controle of anderszins – constateert dat de werkelijke feiten en omstandigheden afwijken van de BGL en dat er toch sprake is van een dienstbetrekking, kunnen die inkomsten zonder meer als loon gekwalificeerd worden bij de aanslag inkomstenbelasting van de opdrachtnemer. Dat de opdrachtgever voor die inkomsten geen inhoudingsplicht had, doet dan niet ter zake. De Raad van State heeft in zijn commentaar op dit wetsvoorstel grote twijfels uitgesproken over de webmodule, en met name over de vragenlijst waarmee de aard van de arbeidsrelatie moet worden vastgesteld. De Raad betwijfelt of met een enkele serie vragen de grens tussen ondernemerschap en werknemerschap duidelijk getrokken kan worden. Deze scheidslijn is niet eendimensionaal; het gaat om vele factoren die in hun onderlinge samenhang steeds van geval tot geval gewogen moeten worden. Financiën houdt dat wél voor mogelijk. De vragen zijn ontwikkeld door een brede groep van deskundigen, en met de webmodule sluit aan bij de bestaande rechtspraak over de scheidslijn tussen zelfstandige arbeid en werknemerschap. Om de werking van de BGL te illustreren heeft Financiën een praktisch voorbeeld uitgewerkt: zie daarvoor het eind van deze special. Medeverantwoordelijkheid van de opdrachtgever Essentieel is de invoering van de medeverantwoordelijkheid van de opdrachtgever voor de controle op de juistheid van de BGL. Financiën wil zo het evenwicht in verantwoordelijkheid tussen opdrachtgever en opdrachtnemer herstellen. De opdrachtgever kan slechts rekenen op de vrijwaring van de BGL als hij niet alleen de soort werkzaamheden controleert, maar ook de wijze waarop en de condities waaronder de zzp-er zijn werkzaamheden uitvoert. Dat moet volledig in overeenstemming zijn met de feiten en omstandigheden die op de BGL vermeld staan, de feiten en omstandigheden die de opdrachtnemer bij zijn aanvraag heeft gemeld. De opdrachtgever hoeft niet en kan niet alle fiscaal relevante aspecten van de opdrachtnemer controleren. Hij moet uitsluitend controleren of de wijze waarop en de condities waaronder de opdrachtnemer zijn werkzaamheden verricht kloppen met de BGL. Hij moet uitsluitend die zaken controleren waarop hij als 25
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
opdrachtgever een beslissende invloed heeft. Bijvoorbeeld of de opdrachtnemer zich vrijelijk kan laten vervangen voor de uitvoering van het werk, wie het risico draagt voor schade, of de opdrachtnemer volledig zelf zijn werktijden mag bepalen, en dergelijke. Punten waarop de opdrachtgever geen beslissende invloed heeft, hoeft hij niet te controleren. Denk aan vragen als hoeveel opdrachtgevers de zzp-er heeft, hoeveel hij investeert, of hij eigen gereedschappen etc. gebruikt. Deze punten staan dan ook niet in de BGL vermeld: de opdrachtgever hoeft zich bij de controle van de arbeidsverhouding enkel en alleen op de inhoud van de BGL te richten. Als de Belastingdienst later constateert dat de werkelijke feiten en omstandigheden afwijken van de BGL, en er realiter toch een dienstbetrekking bestaat, is beslissend of dat een gevolg is van feiten en omstandigheden waar de opdrachtgever mede verantwoordelijk voor is. Of de geconstateerde onjuistheden feiten en omstandigheden betreffen waarop de opdrachtgever bij het invullen van de arbeidsverhouding een beslissende invloed had. Is dat niet het geval, en is de arbeidsverhouding ingevuld en het werk uitgevoerd in overeenstemming met hetgeen in de BGL is opgenomen, dan volgt er bij de opdrachtgever geen correctie of naheffing. Voor bonafide opdrachtgevers blijft het zo mogelijk om rechtszekerheid te verkrijgen. Maar anders dan bij de VAR kan de opdrachtgever zich niet automatisch op de BGL beroepen, hij moet controleren of de opdrachtnemer zijn werk in overeenstemming met de BGL verricht. Zo wordt schijnzelfstandigheid teruggedrongen. Bij deze variant zal correctie bij de opdrachtnemer plaatsvinden. Zijn inkomsten kunnen voor de heffing van inkomstenbelasting zonder meer als loon gekwalificeerd worden, ook al had de opdrachtgever geen inhoudingsplicht voor die inkomsten. Is de opdrachtgever bij de feitelijke invulling van de arbeidsverhouding met de opdrachtnemer afgeweken van hetgeen in de BGL staat, dan kan hem een correctieverplichting of een naheffingsaanslag worden opgelegd. Die correctie betreft dan de volledige periode van tewerkstelling van de opdrachtnemer; de correctieverplichting of naheffing loopt terug tot het begin van de arbeidsrelatie. De opdrachtgever heeft hierbij wel de mogelijkheid van tegenbewijs dat de inhoudingsplicht pas op een later tijdstip is ontstaan. Niet duidelijk is hoe correctie plaatsvindt als de mankementen in de feitelijke invulling van de arbeidsverhouding mede, of juist in overwegende mate betrekking hebben op feiten en omstandigheden waarvoor de opdrachtnemer verantwoordelijk was. Kennelijk kan de Belastingdienst dan toch volledig bij de opdrachtgever corrigeren. Als de Belastingdienst bij de opdrachtgever corrigeert verkrijgt de opdrachtnemer – als werknemer – uitkeringsrechten onder de werknemersverzekeringen. Als de fiscus bij de opdrachtnemer corrigeert, is dat niet het geval. De opdrachtgever moet naast de controle op de BGL ook aan een aantal (administratieve) vereisten voldoen. Hij moet: • controleren of de werkzaamheden worden verricht in het kalenderjaar waarvoor de BGL geldt; • een kopie van de BGL in zijn administratie bewaren; • de identiteit van de opdrachtnemer vaststellen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs; • een kopie van dat identiteitsbewijs in de administratie opnemen en bewaren. Inwerkingtreding en overgangsrecht De BGL zal in werking treden op een nader te noemen tijdstip, ergens in de loop van volgend jaar. Dat zal niet meteen na plaatsing in het Staatsblad zijn. De Belastingdienst moet nog de nodige stappen zetten voor de implementatie van de nieuwe systematiek, en dat geldt ook voor opdrachtgevers. Om dat alles goed te laten verlopen is voorzien in overgangsrecht, bestaande uit twee maatregelen: • het wordt mogelijk om alvast een BGL aan te vragen en af te geven als de wet in het Staatsblad is gepubliceerd, maar nog niet in werking is getreden. Zo wordt een gespreide aanvraag en afgifte van de BGL mogelijk.
26
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
• De geldigheidsduur van VAR’s die betrekking hebben op 2014 wordt verlengd tot in 2015. Belastingplichtigen die nog geen VAR hebben, kunnen die alsnog aanvragen, ook in 2015, totdat de BGL in werking is getreden. Als de BGL in 2015 in werking treedt, kunnen in dat kalenderjaar zowel de VAR als de BGL voor een gedeelte van het jaar geldig zijn. De VAR en BGL kunnen niet naast elkaar bestaan: zodra de BGL in werking treedt vervallen alle VAR’s.
Voorbeeld werking BGL Uit de bijlage bij de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wet invoering Beschikking geen loonheffingen
Een opdrachtnemer die in het bezit is van een BGL heeft vragen beantwoord die op zijn situatie slaan, waaronder vragen die betrekking hebben op de voorwaarden en omstandigheden waaronder hij werkt. Dit houdt in dat op zijn BGL een aantal stellingen staan opgenomen die de opdrachtgever toetst. Een BGL-houder, een loodgieter, heeft onder meer aangegeven dat hij gebruik maakt van zijn eigen gereedschap en materiaal en dat hij zich vrij kan laten vervangen. Ook deelt hij zijn eigen werktijden in en krijgt hij niet doorbetaald bij ziekte of verlof. Verder sluit hij zelf de overeenkomsten met zijn opdrachtgevers af. Dit zijn overigens opdrachtgevers waar hij niet in de laatste zes maanden in dienstbetrekking heeft gewerkt. Hij moet het werk overdoen als het werk niet goed is gedaan, zonder dat hij daar opnieuw voor betaald krijgt en hij heeft een beroepsaansprakelijkheidsverzekering afgesloten. Deze informatie levert de volgende door zijn opdrachtgever(s) te toetsen stellingen op: • • • • • • • • •
Uw opdrachtnemer zorgt zelf voor gereedschappen, hulpmiddelen en materialen; De opdrachtnemer kan de werkzaamheden zonder uw toestemming door iemand anders laten uitvoeren; Uw opdrachtnemer kan zelf de werktijden bepalen en hoeft zich ook niet te houden aan bloktijden; Als uw opdrachtnemer ziek is, betaalt u niets door, u reserveert niets en u geeft geen toeslag voor ziektedagen; Als uw opdrachtnemer vrij neemt, betaalt u niets door, u reserveert niets en u geeft geen toeslag voor vakantiedagen; U sluit rechtstreeks een overeenkomst met uw opdrachtnemer; Uw opdrachtnemer heeft in de afgelopen 6 maanden geen soortgelijk werk bij u in loondienst gedaan; Als het werk niet voldoet aan de opdrachtovereenkomst, moet uw opdrachtnemer dat werk gratis aanpassen of opnieuw doen; Uw opdrachtnemer is aansprakelijk voor de schade die hij veroorzaakt bij normale uitoefening van de werkzaamheden.
De opdrachtgever hoeft, nadat hij heeft vastgesteld dat de stellingen kloppen, niets meer te doen. De opdrachtgever moet een kopie van de BGL in zijn administratie bewaren.
27
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Pas op met twee filialen in één eenmanszaak 31 oktober 2014 Heeft u een eenmanszaak die uit twee min of meer zelfstandige onderdelen of filialen bestaat? Pas op dat de Belastingdienst die twee delen van uw eenmanszaak niet als twee afzonderlijke ondernemingen kan aanmerken. Want als u dan een bedrijfsmiddel van de ene naar de andere afdeling overbrengt, bent u verplicht om af te rekenen over de stille reserves in dat bedrijfsmiddel. De herinvesteringreserve kan dan veelal niet worden benut omdat er geen sprake is van een ‘opbrengst bij vervreemding’ in de zin van de wet. En er kan ook geen doorschuifregeling worden benut.
28
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Educatie en personeelsfestiviteiten: een winnende combinatie? 29 oktober 2014 Ook wij moeten per 1 januari 2015 de werkkostenregeling gaan invoeren. Binnen ons bedrijf pakt die regeling naar verwachting nogal duur uit omdat wij veel personeelsfestiviteiten hebben – borrels, recepties, jubilea, etc. – die we onder de vrije ruimte moeten brengen. En die is zo vol, zeker na de terugval tot 1,2% van de loonsom, en dan lopen we tegen de eindheffing van 80% op. Laatst hoorde ik op een seminar een mogelijke oplossing voor dit probleem. Als een personeelsfestiviteit wordt gepland aansluitend of in het verlengde van een training kunnen de kosten van die festiviteit onder de gerichte vrijstelling van tijdelijke verblijfskosten worden geboekt. En dat kost geen vrije ruimte. Klopt dat? Hoe moeten we dat aanpakken? Antwoord Een combinatie van een training en een personeelsfestiviteit kan inderdaad voordelig uitpakken onder de werkkostenregeling. Die combinatie wordt in de praktijk ook wel aangeduid als edutainment, een mix van educatie en entertainment. Bij educatie in de vorm van training van personeel gaat het om uitgaven met een zakelijk karakter. De werkgever kan de kosten van interne en externe trainingen onder twee gerichte vrijstellingen kwijt, te weten de vrijstelling voor ‘onderhoud en verbetering van kennis en vaardigheden ter vervulling van de dienstbetrekking’ en de kosten van ‘tijdelijk verblijf in het kader van de dienstbetrekking’. Als de werkgever dergelijke kosten voor zijn rekening neemt, is geen sprake van loon voor de werknemers, en de kosten drukken niet op de vrije ruimte. Dat ligt anders voor de kosten van personeelsfestiviteiten. Voor de fiscale kwalificatie van deze kosten is van belang of de festiviteiten intern of extern worden gehouden. Bij interne festiviteiten, op de werkplek, geldt dat het verbruik van consumpties op nihil kan worden gewaardeerd. Het moet dan wel gaan om kleine consumpties die geen deel uitmaken van een maaltijd. Met kleine consumpties als koffie, thee, soep, snacks, fruit, een gebakje, maar ook met alcoholische versnaperingen en bitterballen kunt u de vrijdagmiddagborrel op kantoor leuk aankleden. En dat alles wordt op nihil gewaardeerd, de vrije ruimte blijft onaangetast. Worden personeelsfestiviteiten buiten de deur gehouden, dan is wel sprake van een looncomponent. De werkgever kan de kosten aanwijzen als eindheffingsbestanddeel en die onder de vrije ruimte buiten de belastingheffing houden voor de werknemers. Zolang u de vrije ruimte niet overschrijdt gaat dat goed. Maar gaat u daar over heen dan kost het u 80% eindheffing. Bij edutainment combineert u beide kostensoorten. Als u een training organiseert – intern of extern – en die training afsluit met een drankje en een hapje, of nog weer een andere teambuildingactiviteit, kunt u de feestelijke kosten van een ‘dagje op de hei’ onder de gerichte vrijstelling voor tijdelijke verblijf in het kader van de dienstbetrekking brengen. Financiën stelt dan wel de eis dat het zakelijk karakter van het ‘dagje op de hei’ overheersend is; het karakter van de festiviteit mag niet meer dan bijkomstig zijn. Praktisch gesproken betekent dat wel dat de partners van uw werknemers niet kunnen meefeesten. Wordt het toch nog gezellig......
29
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Beperk uw buitenlandse winst 30 oktober 2014 Ondernemers die hun winst in Nederland én in het buitenland behalen hebben minder profijt van de MKB-winstvrijstelling. Deze 14% vrijstelling moet voor een evenredig deel aan de buitenlandse winst worden toegerekend, en dat leidt tot een lagere aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De ondernemer met buitenlandse winst heeft daardoor minder profijt van de MKB-winstvrijstelling dan de ondernemer die zijn winst alleen in Nederland behaalt. En dat is niet in strijd met de vrijheid van vestiging uit het Europese recht, zo heeft ons hoogste rechtscollege beslist. Probeer uw buitenlandse winst naar Nederland te schuiven.
30
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Eigen woning financieren met een partnerlening? 28 oktober 2014 Mijn vriend en ik gaan trouwen, op huwelijkse voorwaarden. We wonen al een tijdje samen in mijn woning. We hebben afgesproken dat mijn vriend de helft van die woning overneemt, om het gevoel te krijgen dat het ook echt zijn ‘thuis’ is. Mijn woning is recent getaxeerd op € 330.000; ik heb het huis vijf jaar geleden gekocht voor afgerond € 300.000 en gefinancierd met een (aflossingsvrije) hypotheek van € 300.000. Als mijn vriend de helft van mijn huis koopt voor € 165.000 kan hij dat bij de bank gemakkelijk voor 100% gefinancierd krijgen. Levert deze opzet nog fiscale problemen op, bij mij of bij mijn vriend? Is de rente op de hypotheek bij mijn vriend volledig aftrekbaar? En hoe pakt het fiscaal uit als ik hem die € 165.000 leen tegen marktconforme voorwaarden? Antwoord Als u de helft van uw eigen woning verkoopt aan uw echtgenoot, uw fiscale partner, heeft dat fiscale gevolgen voor u beiden. U realiseert door de verkoop de helft van de meerwaarde op uw woning. Dat is € 15.000, te weten de opbrengst van € 165.000 minus de toerekenbare hypotheek van € 150.000. Voor die € 15.000 moet u een eigenwoningreserve vormen. Die reserve moet u gebruiken als u (binnen drie jaar) een nieuwe woning gaat kopen, of als u kosten maakt voor verbetering of onderhoud van (uw helft van) de woning. De zogenaamde bijleenregeling verplicht u om die € 15.000 te gebruiken voor de bekostiging van de nieuwe woning c.q. de uitgaven voor onderhoud of verbetering. Doet u dat niet, en neemt u daar een (hypothecaire) eigenwoninglening voor op, dan krijgt u over het bedrag van de lening tot € 15.000 geen renteaftrek. Voor uw partner is de beperking van de aftrek eigenwoningrente per direct aan de orde. Als hij de € 165.000 extern, bij een bank leent, neemt daardoor het totaal van de eigenwoningschuld op de woning toe met € 15.000. U had – in uw eentje – een hypotheek van € 300.000 op uw woning, dat wordt nu € 150.000 hypotheek op uw helft plus de € 165.000 op de helft van uw partner. De wet bepaalt dat deze meerdere schuld niet als eigenwoningschuld wordt aangemerkt; de wetgever heeft zo willen voorkomen dat de eigenwoningschuld vergroot kan worden door de eigen woning tussen partners over te dragen. Bij uw partner is de rente op de extra schuld van € 15.000 niet aftrekbaar. Als u uw partner de € 165.000 leent is de fiscale schade voor hem nog veel groter. De wet bepaalt dat een schuld tussen partners nimmer als een eigenwoningschuld kan worden aangemerkt. Ook niet als u die lening op strikt zakelijke voorwaarden verstrekt. Bij een onderlinge financiering verspeelt uw partner de volledige renteaftrek op de financiering van € 165.000.
31
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Een gulle vrijwilliger werkt voor niets 30 oktober 2014 Bent u vrijwilliger bij een ANBI, een algemeen nut beogende instelling? Heeft u recht op een vrijwilligersbeloning van maximaal € 1.500? Als u van die vergoeding afziet, kunt u dat bedrag als gift in aftrek brengen op uw inkomen. U moet dan wel kunnen aantonen dat u een reëel recht heeft op die vergoeding, dat de ANBI die ook zou kunnen betalen. En u moet schriftelijk verklaren dat u afziet van de vergoeding. U krijgt met de giftenaftrek een beloning voor uw vrijwilligerswerk zonder dat het uw ANBI een cent kost.
32
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2015: Verlengde OVB-termijnen vervallen 27 oktober 2014 Per 1 januari 2015 lopen twee tijdelijk verlengde termijnen voor de overdrachtsbelasting af. De belangrijkste aanpassing betreft de termijn van de doorverkoopfaciliteit. Als u een pand overdraagt binnen 36 maanden nadat u het gekocht hebt, is bij die verkoop slechts overdrachtsbelasting verschuldigd over de meerdere overdrachtsprijs. Deze tijdelijk verlengde termijn gaat per 1 januari 2015 weer terug naar de oorspronkelijke termijn van 6 maanden. Dat geldt ook voor de termijn voor de samenloop van heffing van overdrachts- en omzetbelasting: die gaat van 24 maanden weer terug naar zes maanden. In het Belastingplan 2015 wordt voorgesteld om twee tijdelijk verlengde termijnen voor de heffing van overdrachtsbelasting per 1 januari 2015 te beëindigen. Het gaat om de termijnen bij doorverkoop van vastgoed en voor de samenloop van de heffing van overdrachts- en omzetbelasting. De doorverkoopfaciliteit in de overdrachtsbelasting kent thans een termijn van 36 maanden. Als een vastgoed binnen deze termijn wordt doorverkocht is bij de tweede transactie slechts overdrachtsbelasting verschuldigd indien en voorzover de transactieprijs hoger is dan bij de aankoop van datzelfde vastgoed. De termijn bij de doorverkoopfaciliteit is op 1 september 2012 tijdelijk verlengd van 6 naar 36 maanden. Deze maatregel is getroffen in het kader van de crisis op de woningmarkt. Financiën stelt voor om deze termijnverlenging per 1 januari 2015 te beëindigen, zodat voor transacties op of na 1 januari 2015 de doorverkoopfaciliteit weer beperkt blijft tot zes maanden. De termijnaanpassing betreft de samenloopvrijstelling voor de heffing van overdrachts- en omzetbelasting. Deze vrijstelling beoogt de heffing van beide belastingen te voorkomen door – onder voorwaarden – een vrijstelling van overdrachtsbelasting te verlenen. Deze vrijstelling is niet van toepassing als een onroerende zaak wordt verkregen die ten tijde van de verwerving al in gebruik is genomen of verhuurd is, én de verkrijger de verschuldigde omzetbelasting geheel of gedeeltelijk in aftrek kan brengen. Bij beleidsbesluit is voor deze situatie een tegemoetkoming gegeven: de samenloopvrijstelling mag toch wel worden toegepast als de onroerende zaak verkregen wordt binnen zes maanden na het tijdstip van de eerste ingebruikneming of de eerdere ingangsdatum van de verhuur. Deze zesmaandstermijn is bij het Belastingplan 2013 tijdelijk verruimd naar 24 maanden. Bij het Belastingplan 2015 wordt deze termijn in de wet opgenomen en teruggebracht naar de oorspronkelijke termijn van zes maanden. Commentaar Het beëindigen van deze twee termijnverlengingen kan u – als particulier of als ondernemer – een onverwacht hogere heffing van overdrachtsbelasting kosten. De MKB-praktijk zal met name de verlengde termijn van de doorverkoopfaciliteit gaan missen. Als u van plan bent om onroerend goed te gaan aan- of verkopen, kunt u dat het beste nog dit jaar doen: voor de opvolgende transactie geldt dan nog de verlengde termijn van 36 maanden.
33
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2015: Aanpassing autobelastingen 2016 27 oktober 2014 De Tweede Kamer wil de aangekondigde vereenvoudiging van de autobelastingen meenemen bij de herziening van ons belastingstelsel. Als gevolg daarvan kan de door staatssecretaris Wiebes van Financiën aangekondigde Autobrief 2.0 niet eerder dan 1 januari 2017 in werking treden. Om te voorkomen dat de schatkist daar al te veel schade door lijdt, wil Financiën de autobelastingen ‘in het tussenjaar 2016’ op diverse punten aanpassen. Per 1 januari 2016 lopen enkele fiscaal gunstregelingen voor (zeer) zuinige auto’s af. De vrijstelling in de motorrijtuigenbelasting (MRB) voor (semi-)elektrische auto's vervalt, de bijtelling privé gebruik auto van 4% en 7% verdwijnt en auto’s met deze lage bijtelling komen in de 14%-bijtellingscategorie te vallen. Naast deze aanpassingen wil Financiën nog enkel andere wijzigingen doorvoeren, te weten: • een halftarief in de MRB voor (semi-)elektrische auto's met een CO2-uitstoot van maximaal 50 gr/km; de bestaande gewichtscorrectie van 125 kilo voor alle hybride en (semi-)elektrische auto's blijft gehandhaafd. • de 7%-bijtellingscategorie blijf bestaan en gaat gelden voor volledig elektrische auto's. • de 14%-bijtelling gaat gelden voor auto's met een CO2-uitstoot van 1 t/m 50 gr/km, de 20%-bijtelling voor auto's met een CO2-uitstoot van 51 t/m 79 gr/km en de 25%-bijtelling voor auto's met een CO2-uitstoot van 80 gr/km of meer. Uitgangspunt bij deze aanpassingen is dat leasecontracten die vóór 1 januari 2016 zijn aangegaan, onder de huidige regeling voor de bijtelling privégebruik auto blijven vallen. Lopende leasecontracten worden gerespecteerd met een maximum van 60 maanden. Commentaar Deze plannen betekenen een stevige lastenverzwaring voor veel Nederlanders met een leaseauto. Volgens de Vereniging Auto van de Zaak kan het de automobilist wel € 167 per maand meer gaan kosten. Politiek Den Haag is in rep en roer. We wachten met u af wat het wordt....
34
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Schenking € 100.000 eigen woning: laatste ronde 30 oktober 2014 De verruimde vrijstelling voor schenkingen van (maximaal) € 100.000 voor de eigen woning loopt af per 31 december 2104. Houd er rekening mee dat uw schenking op tijd is afgerond. Bij een schenking voor de koop van een eigen woning of de aflossing van de hypotheek is 31 december 2014 de fatale datum. Een schenking met deze bestemming vindt plaats onder opschortende voorwaarde. En dat betekent dat de schenking civielrechtelijk pas tot stand komt op het tijdstip dat de voorwaarde is vervuld. Door het vervallen van de vrijstelling per 31 december 2014 staat vast dat schenkingen met dit doel ultimo 2014 perfect moeten zijn: de aankoop van de woning of de aflossing van de eigenwoningschuld moet uiterlijk op deze datum plaatsvinden. Financiën heeft daarop slechts één uitzondering toegestaan: voor schenkingen voor woningen die in 2014 nog in aanbouw zijn en waar de begiftigde de schenking nog niet volledig voor kon benutten. Zie ook elders in dit nummer: Coulance schenkingsvrijstelling bij nieuwbouwwoning. Bij een schenking voor onderhoud, renovatie of verbetering van een eigen woning is sprake van een schenking onder ontbindende voorwaarde. In deze situatie komt de schenking direct tot stand, en kan die alsnog ontbonden worden als de begiftigde het geschonken geld niet tijdig voor het onderhoud etc. aan zijn eigen woning besteed. De belastingwet geeft de begiftigde in deze situatie tot 31 december 2016 de tijd om de schenking daaraan te besteden. Voorwaarde is wel dat de begiftigde de eigen woning al in 2014 in eigendom heeft én dat hij de schenking in 2014 heeft ontvangen.
35
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2015: Auto's met dubbele cabine, meer BPM en MRB 27 oktober 2014 Auto’s met een dubbele cabine en een laadbak, met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kilogram, worden vanaf 1 januari 2016 voor de heffing van MRB en BPM in beginsel als personenauto’s aangemerkt. Daardoor vervalt de BPM-vrijstelling voor deze auto’s, en komen die onder het MRB-tarief voor personenauto’s te vallen. Door deze aanpassing zullen deze auto’s flink duurder worden. Voor auto’s met een laadbak met een lengte die groter of gelijk is aan de lengte van de cabine blijft de huidige regeling van toepassing. Financiën wil auto’s als de Hummer H2, Ford F250/F350/F450/F650, de Dodge Ram 2500/3500, de GMC High Sierra/Yukon en de Chevrolet Crew Cab/Silverado 2500 zwaarder gaan belasten. Het gaat hier om auto’s met een dubbele cabine, achter de bestuurder is er ruimte voor nog één rij naast elkaar zittende personen, met daarachter een laadbak. Onduidelijk is of deze voertuigen voor de MRB en BPM aangemerkt moeten worden als vrachtauto en zo buiten de heffing van de BPM kunnen blijven. Het kabinet vindt dat de fiscale kwalificatie van deze auto’s meer in overeenstemming moet worden gebracht met de maatschappelijke opvattingen over wat een personenauto is. Daarom wordt voorgesteld om deze auto’s vanaf 2016 in beginsel als personenauto aan te merken. Bij aanschaf van zo’n nieuwe auto is dan BPM verschuldigd, en voor de MRB komen de auto’s onder het tarief voor personenauto’s te vallen. De huidige regeling loopt door voor auto’s die duidelijk bestemd zijn voor het vervoer van goederen. Dat is het geval als de laadruimte van de auto een lengte heeft die groter of tenminste gelijk is aan de lengte van de dubbele cabine. Financiën kiest voor een vertraagde invoering van deze maatregel, per 1 januari 2016, om de autobranche de tijd te geven om zich daarop voor te bereiden. Commentaar Het gaat hier om stoere, zeer onzuinige, milieuonvriendelijke auto’s met een giga CO²-uitstoot. De vertraagde invoering van deze maatregel is terecht: de autobranche zal de uitvoering van deze auto’s moeten aanpassen om die nog verkocht te krijgen. De dreigende BPM-heffing op de huidige uitvoeringen kan fors oplopen. Zo is voor een Ford F250 Super Duty Crew Cab Lariat met een CO2- uitstoot van 353 gr/km (op basis van de tarieven van 2014) € 110.402 aan BPM verschuldigd.
36
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Belastingplan 2015: Nettopensioen of nettolijfrente, een nieuw spaarproduct 27 oktober 2014 Per 1 januari 2015 wordt een aftoppingsgrens ingevoerd voor de fiscaal gefacilieerde opbouw van pensioen: de pensioengrondslag wordt geplafonneerd op € 100.000. Werknemers en ondernemers met een inkomen vanaf € 100.000 kunnen een aanvullende oudedagsvoorziening opbouwen door een nieuwe nettospaarfaciliteit te benutten: het nettopensioen of de nettolijfrente. Per 1 januari 2015 wordt de opbouw van pensioen verder versoberd. De pensioengrondslag voor fiscaal gefacilieerde pensioenopbouw wordt afgetopt op € 100.000 en het maximum percentage voor pensioenopbouw bij middelloonregelingen gaat omlaag naar 1,875% per dienstjaar. Voor de opbouw bij een eindloonregeling wordt dat 1,657%. Een soortgelijke aanpassing wordt doorgevoerd voor beschikbare premieregelingen. Voor belastingplichtigen met een inkomen boven de aftoppingsgrens van € 100.000 wordt een nieuwe spaarmogelijkheid geïntroduceerd, de netto lijfrente of netto pensioen. Zij kunnen zo een aanvullende oudedagsvoorziening opbouwen over het inkomen boven de € 100.000. De inleg in deze netto oudedagsvoorzieningen is niet aftrekbaar, de uitkeringen zijn onbelast, en de waarde van het nettopensioen of de nettolijfrente is vrijgesteld van belastingheffing in box 3. De maximale netto-premie-inleg is leeftijdsafhankelijk. Het is niet toegestaan om de nettolijfrente of het nettopensioen bij de eigen BV onder te brengen. Toegestane aanbieders zijn verzekeraars, banken of beleggingsinstellingen. Afkoop van het nettopensioen of de nettolijfrente is niet toegestaan. Als de voorwaarden niet worden nageleefd vervalt de vrijstelling in box 3 voor de volledige aanspraak. Het nettopensioen en de nettolijfrente worden voor de erfbelasting behandeld als fiscaal gefacilieerde pensioenen en lijfrenten. Commentaar Dit nieuwe netto spaarproduct is bestemd voor een exclusieve groep belastingplichtigen: ondernemers en werknemers met een inkomen boven de € 100.000 per jaar. Het wachten is nu op verzekeraars en banken om te zien of en hoe zij dit product op de markt willen zetten.
37
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Nederbelg en Nederduitser: renteaftrek geregeld? 30 oktober 2014 Per 1 januari 2015 vervalt de keuzeregeling voor Nederbelgen en Nederduitsers. Zij kunnen vanaf 2015 de rente op hun eigen woning in ons buurland nog slechts in aftrek brengen op hun Nederlandse inkomen als zij ‘kwalificerende buitenlands belastingplichtigen’ zijn. Daarvoor is vereist dat de belastingplichtige: - inwoner is van een lidstaat van de Europese Unie, de Europese Economisch Ruimte, Zwitserland of de BES-eilanden (Bonaire, Saba en Sint Eustatius in het Caribisch gebied), - zijn inkomen geheel of nagenoeg geheel (voor 90% of meer) in Nederland aan de loon- of inkomstenbelasting is onderworpen, én - een inkomensverklaring heeft uit het woonland. Het vervallen van het keuzerecht kan duur uitpakken voor de vele Nederlanders die over de grens in Duitsland of België wonen, in Nederland werken en de hypotheekrente op hun huis over de grens in aftrek brengen op hun in Nederland belastbare inkomsten. Zie voor meer informatie BelastingBelangen, augustus 2014: Nederbelgen en Nederduitsers: naar een nieuwe fiscale positie. Overleg – snel! – met uw adviseur hoe u het verlies van de renteaftrek in Nederland kunt voorkomen.
38
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Kindregelingen: versoberen en stroomlijnen 27 oktober 2014 Per 1 januari 2015 worden de elf kindregelingen in ons belastingstelsel versoberd en gestroomlijnd. Vier regelingen blijven intact om ouders financieel te ondersteunen, te weten de kinderbijslag, het kindgebonden budget, de combinatiekorting en de kinderopvangtoeslag. De zeven andere regelingen verdwijnen, of gaan op in andere regelingen. Per 1 januari 2015 worden enkele specifieke heffingskortingen voor ouders afgeschaft, te weten de (aanvullende) alleenstaande-ouderkorting en de ouderschapsverlofkorting. Verder vervalt de aftrek voor het levensonderhoud van kinderen. Deze aftrekpost is per 2012 beperkt tot kinderen tot 21 jaar, nu wordt voorgesteld deze persoonsgebonden aftrekpost volledig af te schaffen. Deze maatregel treft met name gescheiden ouders, die kinderalimentatie moeten betalen. Per 2015 vervalt ook de TOG, de tegemoetkoming voor ouders met gehandicapte kinderen. Deze regeling gaat op in de kinderbijslag: ouders met thuiswonende gehandicapte kinderen krijgen recht op een dubbele kinderbijslag. Het kindgebonden budget wordt op een aantal onderdelen aangepast. Alleenstaande ouders krijgen vanaf 1 januari 2015 extra kindgebonden budget. Maar daar staat tegenover dat de aanvulling voor alleenstaande ouders met een minimumuitkering en de fiscale korting voor alleenstaande ouders gaat verdwijnen. Voor alleenstaande ouders in de bijstand met toeslagpartner komt er een overgangsregeling tot 1 januari 2016. Het budget van de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) voor kinderen jonger dan 18 jaar gaat per 1 augustus 2015 op in het kindgebonden budget. Het bedrag voor kinderen van 16 en 17 jaar gaat omhoog. De inkomensgrens van het kindgebonden budget gaat per 1 januari 2015 naar beneden. Daardoor krijgen mensen met een inkomen boven deze grens minder tegemoetkoming. De bedragen voor het eerste en tweede kind gaan per 1 januari 2015 omhoog. Voor uitwonende kinderen tot 16 jaar vervalt de toets op hun inkomen. De kinderbijslag wordt in 2015 – net als in 2014 – niet aangepast aan de prijsindex. De eerste aanpassing zal per 2016 plaatsvinden. Het recht op kinderopvangtoeslag wordt in 2015 en 2016 verlengd van drie naar zes maanden als de ouder werkloos is. Zij kunnen zo langer gebruik maken van gesubsidieerde kinderopvang bij het zoeken naar een nieuwe baan. Commentaar De kindregelingen worden hervormd en versoberd om het stelsel te vereenvoudigen, de arbeidsparticipatie te verhogen en inkomensondersteuning te bieden waar die het hardste nodig is. Met die motivering moeten ouders het doen. Het schrappen van de aftrek voor het levensonderhoud voor kinderen zal voor veel gescheiden ouders aanleiding zijn om bij de rechtbank om een herziening – vermindering – van de kindalimentatie te vragen.
39
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Nieuwe woning gekocht: check de WOZ-beschikking 30 oktober 2014 Hebt u onlangs een nieuwe woning gekocht? Goede kans dat u er minder voor betaald heeft dan de WOZ-waarde voor die woning. Als de vorige eigenaar met een naar uw mening te hoge WOZ-waarde akkoord is gegaan, kunt u een nieuwe beschikking vragen. Dat verzoek moet u indienen binnen zes weken na de dagtekening van de eerste aanslag OZB die u voor uw nieuwe woning krijgt.
40
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Bestuurder van stichting: getrapt aansprakelijk 26 oktober 2014 Als de bestuurder van een vennootschap een stichting is, worden alle bestuurders van die stichting aangemerkt als een bestuurder van de vennootschap die bestuurdersaansprakelijk kan worden gesteld. De stichtingsbestuurder is getrapt aansprakelijk voor de belastingschulden van de door de stichting bestuurde vennootschap. En dat kan die bestuurder in privé geld kosten, zo blijkt uit een recente uitspraak van Hof Den Haag. Kenny Boeijen was tot en met 29 augustus 2012 bestuurder van Stichting X. Die stichting was op haar beurt bestuurder en enig aandeelhouder van BV Y. Die BV betaalde de aan haar opgelegde naheffingsaanslagen loonheffing en BTW over 2011 en 2012 niet. Kenny Boeijen deed als bestuurder op 3 juli 2012 melding van de betalingsonmacht van BV Y. Die melding was tijdig voor de belastingaanslagen over de tijdvakken mei 2012 tot en met augustus 2012; voor de belasting over de voorgaande tijdvakken niet. De ontvanger stelde daarop Boeijen in privé aansprakelijk voor de door BV Y onbetaald gelaten belastingaanslagen over de voorgaande tijdvakken. Boeijen verzette zich tegen die aansprakelijkstelling en ging daartegen in beroep bij Rechtbank Den Haag. Voor de rechtbank stelde hij dat de ontvanger niet hem, maar stichting X of degenen die na hem bestuurder van de stichting waren geworden, had moeten aanspreken. Op de dagtekening van de uitspraak op zijn bezwaarschrift tegen de aansprakelijkstelling was hij geen bestuurder meer van stichting X. Zijn opvolger in het stichtingsbestuur was op de hoogte van de belastingschulden van BV Y en had alle verplichtingen van hem overgenomen. De Rechtbank, en in beroep ook het Hof Den Haag, verwierpen dat standpunt. Kenny Boeijen was als bestuurder van de stichting X die BV Y bestuurde, terecht aangemerkt als bestuurder van BV Y. De Invorderingswet bepaalt dat klip en klaar. De afspraken die hij met zijn opvolgende bestuurder van Stichting X had gemaakt over het overnemen van de verplichtingen van BV Y, konden de ontvanger niet worden tegengeworpen aangezien die daarbij geen partij was. Boeijen had als (getrapte) bestuurder van BV Y de betalingsonmacht van die BV niet tijdig gemeld. En daardoor werd er vanuit gegaan dat de niet betaling aan hem te wijten was. Boeijen mocht het tegendeel slechts bewijzen als hij aannemelijk maakte dat het niet (tijdig) melden van de betalingsonmacht niet aan hem te verwijten was. En dat was hem niet gelukt. Boeijen had daarvoor enkel aangevoerd dat hij door drukke werkzaamheden niet in staat was geweest om de betalingsonmacht van de BV tijdig te melden. Daarmee stond vast dat hij zijn standpunt niet voldoende had onderbouwd en niet tot het tegenbewijs kon worden toegelaten. De ontvanger had Boeijen terecht aansprakelijk gesteld voor de aan de BV opgelegde belastingaanslagen tot mei 2012, inclusief de daarop in rekening gebrachte heffingsrente, invorderingskosten en boetes. Hij was in de periode van 17 april 2009 tot en met 29 augustus 2012 enig bestuurder van de BV, de belastingschulden waarvoor de BV aansprakelijk was gesteld waren in die periode ontstaan en de daarvoor geldende uiterste betalingstermijnen waren in die periode verstreken zonder dat die – inclusief de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente, invorderingskosten en boetes – tijdig betaald waren, én hij geen tijdige melding van de betalingsonmacht had gedaan. Commentaar Deze uitspraak illustreert wederom het grote belang van een tijdige melding van de betalingsonmacht. Zie ook BelastingBelangen, december 2013: Betalingsonmacht tijdig melden. En houd er rekening mee dat u als bestuurder van een lichaam – een stichting, vereniging of een BV – dat een andere BV bestuurt, als bestuurder van die andere BV kunt worden aangemerkt en mitsdien bestuurdersaansprakelijk kunt worden gesteld.
41
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Eigenwoninglening bij pa/ma: meld het de fiscus 30 oktober 2014 Heeft u vorig jaar uw eigen woning – of een verbouwing daarvan – gefinancierd met een lening van een familielid, van uw BV of van een buitenlandse bank? Vergeet dan niet om die lening voor het einde van dit jaar door te geven aan de Belastingdienst. Als u de lening niet correct meld, heeft u geen recht op renteaftrek op die lening. U kunt de vereiste informatie verstrekken met het digitale ‘Formulier Opgaaf lening eigen woning’ van de Belastingdienst: Opgaaf lening eigen woning (online formulier). U moet de opgaaf digitaal verstrekken bij de aangifte over 2013, maar uiterlijk op 31 december 2014.
42
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Apple en Fiat-ruling: ongeoorloofde staatssteun 26 oktober 2014 De Europese Commissie (EC) heeft in juni 2014 bekend gemaakt dat zij een onderzoek ging instellen naar enkele opmerkelijke rulings – met name APA’s, advance pricing arrangements – binnen de Europese Unie. Genoemd zijn met name de ruling voor computergigant Apple in Ierland, de financieringsmaatschappij FFT van Fiat in Luxemburg, en voor koffiegigant Starbucks in Nederland. Het onderzoek richt zich vooral op de vraag of geen sprake is van – verboden – staatssteun. De eerste resultaten van dit onderzoek zijn bekend: de rulings met Apple en Fiat zijn volgens de EC verboden staatssteun. Onduidelijk is nog welke gevolgen dat heeft voor het onderzoek naar de Nederlandse rulingpraktijk. Het onderzoek van de Europese Commissie naar de APA kan – ook – voor Nederland duur uitpakken. Nederland heeft als ‘doorsluisland’ een vooraanstaande positie: zie ook BelastingBelangen, juni 2014: Nederland: nr. 1 taxhaven voor US-multinationals. Naar schatting wordt er jaarlijks zo’n 12.000 miljard euro (!) door Nederland gesluisd, waarvan meer dan de helft door slechts 10 grote multinationals. Apple en Google zitten daar zeker bij, en ook Starbucks, de onderneming die de EC op de korrel heeft voor wat betreft de ruling met Nederland. Het onderzoek naar Apple betreft twee APA's, uit 1991 en 2007, die de Ierse fiscus is overeengekomen met Apple Operations Europe (AOE) en Apple Sales International (ASI). Gebleken is dat de winsttoerekening aan beide Apple filialen plaatsvindt op basis van een percentage van de bedrijfskosten. Ierland is bij deze winstberekening volstrekt willekeurig te werk gegaan, zo blijkt uit het onderzoek. Met name bij de APA uit 1991 heeft Ierland – volgens de EC – niet eens de intentie gehad om winstallocatie vast te stellen op basis van transfer pricing. Een transferpricing-rapport ter onderbouwing van de toegerekende belastbare winst, ontbreekt bij beide rulings, en er is ook geen andere verklaring gegeven voor de hanteerde methode van winstberekening. De EC vindt ook de door Apple aangeleverde informatie op diverse punten volstrekt onvoldoende. Bij het andere onderzoek gaat het om een APA uit 2012, die Fiat gesloten heeft met de Luxemburgse fiscus voor haar Europese groepsfinancieringsmaatschappij: Fiat Finance and Trade (FFT). Hierin is voor een periode van vijf jaar afgesproken hoe de belastbare opbrengst van FFT in Luxemburg wordt bepaald, met name hoe het te belasten beleggingsrendement moet worden onderbouwd en berekend. In dit onderzoek is wel een transferpricing-rapport aangetroffen. De Europese Commissie vindt dat de afspraken met de Belastingdienst in beide gevallen in strijd zijn met het arm's length-beginsel. In beide gevallen is sprake van staatssteun, en volgens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, ook ongeoorloofde staatssteun. De Commissie gaat zich nu beraden op de financiële consequenties van deze beslissingen voor de lidstaten Ierland en Luxemburg. Commentaar Het onderzoek naar de ruling met Apple pakt voor Ierland dramatisch uit. Het ontbreken van een degelijk transferpricing-rapport doet vermoeden dat er sprake is van een exclusief arrangement in plaats van een zakelijke winstvaststelling. Deze voor Ierland ontluisterende constatering kan de Ierse staat miljarden gaan kosten. Tot op heden is niets bekend (gemaakt) omtrent het onderzoek naar de Nederlandse rulingpraktijk. Staatssecretaris Wiebes heeft eerder te kennen gegeven dit onderzoek vol vertrouwen tegemoet te zien. Maar hij zal toch wel wat geschrokken zijn van de uitkomsten van het onderzoek naar de rulings in Luxemburg en vooral Ierland......
43
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Vergeet de kosten van de huishouding niet! 30 oktober 2014 Bent u op huwelijkse voorwaarden gehuwd en draagt u meer bij in de kosten van de gezamenlijke huishouding dan u volgens de huwelijksvoorwaarden verplicht bent? Dan heeft u een vordering op uw echtgenoot, en die moet u jaarlijks verrekenen! Doet u dat niet, dan bent u uw geld kwijt. Uit de (civiele) rechtspraak blijkt dat het erg moeilijk is om zo’n vordering bij echtscheiding alsnog te gelde te maken. U kunt die beter jaarlijks afrekenen. Let op: deze verrekening lijkt veel op die van een periodiek verrekenbeding uit de huwelijkse voorwaarden, maar het is niet hetzelfde.
44
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Woning in aanbouw: renteaftrek vergt ‘bouwsel’ 25 oktober 2014 De belastingplichtige die een perceel grond koopt met de bedoeling om daar een eigen woning op te (laten) bouwen, en die daarvoor een lening is aangegaan, kan de rente op die lening pas in aftrek brengen vanaf de start van de bouwwerkzaamheden. De Hoge Raad heeft dat recent beslist. De wet staat renteaftrek toe op een ‘woning in aanbouw’ mits die woning uitsluitend bestemd is om de belastingplichtige in het kalenderjaar of in een van de daaropvolgende drie jaren als eigen woning ter beschikking te staan. Volgens ons hoogste rechtscollege is van een ‘woning in aanbouw’ pas sprake als er enig ‘bouwsel’ is. Dat betekent dat de financieringsrente die betrekking heeft op de periode tussen de koop van de grond en de start van de bouwwerkzaamheden niet aftrekbaar is. Justin Cas kocht in juli 2002 een perceel grond met daarop een boerderij. Cas was van plan om de boerderij te gaan renoveren en die daarna als eigen woning te betrekken. Hij financierde de aankoop met een hypotheek, en bracht de rente op die lening over 2002 en 2003 in aftrek op zijn inkomen. De inspecteur accepteerde die renteaftrek: hij ging er van uit dat Cas de gerenoveerde boerderij in 2004 als eigen woning zou betrekken. Dat pakte anders uit. Eind 2003 bleek dat het hoogheemraadschap een nieuw gemaal wilde bouwen op het perceel van Cas. Dat bouwwerk was zo dicht op de boerderij gepland, dat Cas ervan af zag om de boerderij te gaan renoveren. Hij besloot de boerderij te slopen en elders op het terrein een nieuwe woning te gaan bouwen. Dat leidde tot langdurig overleg, met het Hoogheemraadschap en met de gemeente voor het verkrijgen van een bouwvergunning. Die vergunning werd in maart 2008 verleend, de bouw van de nieuwe woning ging in april 2008 van start. Toen de inspecteur dat alles bekend werd, weigerde hij de renteaftrek over 2006 en 2007. De boerderij kon volgens hem in ieder geval tot eind 2007 niet als (toekomstige) eigen woning worden aangemerkt. Hij rekende de boerderij en de daarop rustende hypothecaire lening niet langer tot box 1, maar tot box 3. In de daaropvolgende procedure waren Hof Den Haag en in cassatie de Hoge Raad het daar mee eens. Eind 2006 én 2007 was geen sprake van activiteiten die als het bouwrijp maken, de bouw of verbouw van een ‘woning in aanbouw’ aangemerkt konden worden. De Hoge Raad besliste dat van een ‘woning in aanbouw’ – naar het spraakgebruik – pas sprake is vanaf het moment dat de feitelijke bouwkundige werkzaamheden voor de stichting van een woning zijn gestart. Er moet enig ‘bouwsel’ zijn. De Raad zag in de wettekst en in de bedoeling van de wettelijke regeling geen aanknopingspunten om voor het begrip ‘woning in aanbouw’ af te wijken van het spraakgebruik. De Hoge Raad verklaarde Cas’ cassatieberoep ongegrond. De Hoge Raad heeft op dezelfde dag een gelijke uitspraak gedaan in een zaak waarin de belastingplichtige eind 2000 een afgebrande woning had gekocht. De door brand onbewoonbaar geworden woning kon niet kon worden aangemerkt als een ‘woning in aanbouw’. De financieringsrente over 2001 kon niet in aftrek worden gebracht omdat er in dat jaar alleen sloopwerkzaamheden waren verricht en er nog geen start was gemaakt met herstelwerkzaamheden die – naar redelijke verwachting – konden resulteren in een woning die de belastingplichtige binnen drie jaar als hoofdverblijf in gebruik kon nemen.
45
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Commentaar Deze arresten kunnen tot een forse beperking van de renteaftrek leiden bij de bouw van een woning die veel langer duurt dan gepland. De financieringsrente voor de aankoop van de grond is niet aftrekbaar zolang niet gestart is met de feitelijke bouwwerkzaamheden. De periode van voorbereidingshandelingen, het voeren van besprekingen over bouwplannen, het laten maken van bouwtekeningen en het indienen van aanvragen voor bouwvergunningen levert geen renteaftrek op. Een uitspraak om rekening mee te houden! De staatssecretaris van Financiën heeft in reactie op deze uitspraak laten weten dat de Belastingdienst de renteaftrek toestaat zodra de belastingplichtige concrete stappen heeft gezet om de bouwwerkzaamheden binnen afzienbare tijd van start te laten gaan. Dat is wat ruimer dan het arrest van de Hoge Raad.
46
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV