BelastingBelangen Februari 2014 Lokale lasten: te hoog, onoverzichtelijk en verwarrend Nederland heeft per 1 januari 2014 nog 403 gemeenten. Die gemeenten kunnen zelf de hoogte van de algemene belastingen, heffingen en leges bepalen. En dat leidt tot enorme verschillen: de lokale lasten voor bedrijven lopen in gemeenten ver uiteen, met verschillen tot in de tienduizenden euro’s per jaar. Panteia, het grootste allround onderzoeksbureau van Nederland, heeft een verkennend onderzoek uitgevoerd onder 38 grote gemeenten, en luidt de noodklok. Naast het grote verschil in de hoogte van de lokale heffingen bestaat er ook een enorme variëteit in de grondslagen voor die heffingen, tussen gemeenten en zelfs binnen één en dezelfde gemeente! Dat is voor bedrijven onoverzichtelijk en verwarrend, zeker voor een onderneming met vestigingen in verschillende gemeenten. Panteia heeft de hoogte van lokale lasten voor bedrijven in kaart gebracht op basis van de gemeentelijke verordeningen van de 38 grootste gemeenten in ons land. Onderzocht is wat de lastendruk is voor een klein, middelgroot of groot bedrijf als in één jaar de OZB wordt betaald, een verbouwing wordt uitgevoerd en een evenement wordt gehouden. Hengelo blijkt voor deze combinatie voor een kleine onderneming de goedkoopste gemeente te zijn, Amersfoort de duurste. De totale heffingen lopen uiteen van € 3.500 tot € 6.500. Voor het middelgroot bedrijf is Den Haag de goedkoopste en Sittard de duurste. Hier variëren de kosten van € 23.000 tot € 40.000. Voor het grootbedrijf is Emmen de goedkoopste en Rotterdam de duurste, met een kostenplaatje in Emmen van € 46.000 en in Rotterdam van € 76.000. Dergelijke verschillen zijn niet meer uit te leggen, zeker niet in een tijd dat bedrijven met moeite kunnen overleven. Naast de grote kostenverschillen bestaat er ook een gigantische variëteit in de grondslagen voor al die heffingen. Tussen gemeenten onderling, en zelfs tussen afdelingen van dezelfde gemeente. En dat kost ondernemers tijd, en dus geld. Administratieve lastenverlichtingen voor ondernemers is bij gemeenten geen prioriteit. De oplossing: meer harmonisatie en uniformiteit bij gemeenten om de belastingheffing van bedrijven begrijpelijker, transparanter en rechtvaardiger te maken. Dat vergt een ingreep vanuit politiek Den Haag en dat vinden gemeenten onaanvaardbaar. Ondernemers blijven zo genoodzaakt om hun vestigingplaats met zorg kiezen. BelastingBelangen probeert voor ondernemers niet onoverzichtelijk en verwarrend te zijn, maar eenduidig, kort en bondig waar het gaat om het verminderen van de belastingdruk in de zaak én in privé. Overtuig uzelf met dit eerste nummer van 2014. Ik wens u veel leesplezier en fiscaal voordeel. Hans Zwagemaker hoofdredacteur
Inhoudsopgave Nieuws BOF: ook voor aandelen in vastgoed-BV ............................................................................................ 01 De afroommethode: let op de bewijslastverdeling ............................................................................... 03 Opzettelijk foute aangifte bestraft met hoge boete .............................................................................. 05 WOZ-waarde omlaag door geluidsoverlast ......................................................................................... 07 Zwitserse UBS-bank: liever geen NL-zwartspaarders ........................................................................... 09 BTW-constructie mislukt, en toch BTW-vrij varen ................................................................................ 11 BTW-correctie over privégebruik auto in 2013 .................................................................................... 13 Registratie bij Belastingdienst: per aangetekende post ........................................................................ 14 Scheiding van tafel en bed: geen eigenwoningrente ............................................................................ 33 Verlies op lening aan werkgever: geen negatief loon ........................................................................... 35 Gemakzucht = voorwaardelijk opzet: hoge vergrijpboete ..................................................................... 37 Hypotheek bij de BV blijkt onzakelijke lening ...................................................................................... 38 DGA lost banklening van BV af: aftrekbaar TBS-verlies ........................................................................ 41 Erf- of schenkbelasting betaald? Eis die alsnog terug. .......................................................................... 44 Moeder – dochter: de grens tussen kapitaal en lening ......................................................................... 46 Voorlopige aanslagen IB 2014: een foutenregen ................................................................................. 48
Tips Zorg vóór 1 april voor correcte VA VPB 2013 ...................................................................................... 04 Vraag telefonisch om kort uitstel van betaling .................................................................................... 06 Maak op tijd bezwaar... tegen de parkeerbon ..................................................................................... 10 Verlies-BV in de verkoop: niet inkrimpen ........................................................................................... 12 Ga innovatief ondernemen, met de WBSO-RDA 2015 .......................................................................... 15 Leaseauto overgenomen, koopsom deels aftrekbaar ............................................................................ 18 Faillissement op komst: handel niet ‘onverplicht’ ................................................................................ 21 Verzeker uw bestuurdersaansprakelijkheid, de BV betaalt .................................................................... 23 Fiscale eenheid: let op de belastingverrekening .................................................................................. 29 Erfgenaam: let op de grens tussen beneficiair en zuiver aanvaarden ..................................................... 31 Bankier fiscaal voordelig bij uw personeel .......................................................................................... 34 HIR in de BV? Pas op met aandelenoverdracht! .................................................................................. 36 BTW-naheffing? Let op de grondslag ................................................................................................. 40 Lastige fiscale kwestie? Zorg voor een pleitbaar standpunt ................................................................... 43 Let op de BTW-correctie privégebruik auto ......................................................................................... 45 Isoleer uw woning, met 6% BTW ...................................................................................................... 47 Personeelsreisje: ga niet de boot in! ................................................................................................. 50
Vragen Lening bij de BV als funding voor lening dochter? ............................................................................... 16 BTW-nummer verplicht vermelden op de website? .............................................................................. 19 Hoe bewijs ik beperkt eigen gebruik vakantiebungalow? ...................................................................... 20 Personeel met korting? ................................................................................................................... 22 Lot uit de loterij, snel de BV in? ........................................................................................................ 28 Kosten werkruimte in woning echtgenote aftrekbaar? .......................................................................... 30 Omzetbelasting: bruto of netto berekenen? ....................................................................................... 32
Special Crowdfunding: de fiscale aspecten .................................................................................................... 24
BOF: ook voor aandelen in vastgoed-BV 26 februari 2014 Hof Den Haag heeft onlangs een voor de fiscale praktijk zeer belangrijke uitspraak gedaan en beslist dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet (BOF) kon worden toegepast bij de vererving van aandelen in een vastgoed-BV. De erflater beheerde een omvangrijke vastgoedportefeuille in diverse vennootschappen, met een inzet die normaal actief vermogensbeheer te boven ging. Volgens het Hof was geen sprake van beleggen, maar van ondernemen. Bente Bolmann overleed in 2009. Bente was in gemeenschap van goederen gehuwd met Douwe Schat. Tot Bente’s nalatenschap behoorden aanmerkelijkbelang-aandelen in diverse vennootschappen die vastgoed verhuurden. De erfgenamen claimden – in de aangifte voor de erfbelasting – de bedrijfsopvolgingsfaciliteit op de waarde van de aandelen in deze vennootschappen. De inspecteur weigerde dat: de BOF is enkel van toepassing op ondernemingsvermogen en daarvan was geen sprake. De BV’s dreven geen onderneming, het beheer van de vastgoedportefeuille was aan te merken als het beleggen van vermogen. Voor een toelichting op de BOF, zie BelastingBelangen, augustus 2009, Bedrijfsopvolging door schenking of vererving van de onderneming. De erfgenamen verzetten zich tegen die afwijzing en legden de zaak voor aan Rechtbank Den Haag. De Rechtbank was het met de inspecteur eens dat de activiteiten van de BV’s niet gericht waren op het behalen van voordelen die uitgingen boven normaal vermogensbeheer. De erfgenamen hadden meer succes in beroep bij Hof Den Haag. Het Hof stelde vast dat er sprake was van een omvangrijke vastgoedportefeuille, met een waarde van vele miljoenen. De exploitatie van dat vastgoed bracht veel werkzaamheden met zich mee: Douwe, de echtgenoot van de erflaatster, besteedde daar zo’n 25 uur per week aan, en zoonlief Dick zeker 50 uur per week. Samen verzorgden zij het beheer en waren zij druk met het zoeken en selecteren van huurders, het vaststellen van huurprijzen, corresponderen over huurachterstanden, het afhandelen van vragen en opmerkingen van de huurders, beoordeling van het onderhoud, het overleg met technische beheerders, administrateurs, aannemers, gemeentelijke diensten en nutsbedrijven, het verstrekken van opdrachten aan aannemers, het bezichtigen en beoordelen van te koop staand vastgoed en nog veel meer. Doordat Douw en Dick de portefeuille ‘hands-on’ beheerden, waren er geen huurachterstanden en vrijwel geen leegstand. Hun persoonlijke betrokkenheid bij de huurders leverde een hoger rendement én een gunstiger cashflowpositie op dan bij normaal vermogensbeheer. Vader en zoon hadden een jarenlange ervaring en veel expertise inzake het beheer van de vastgoedportefeuille. Het Hof concludeerde dat de vastgoedportefeuille op commerciële wijze werd geëxploiteerd, gericht op het behalen van winst. De werkzaamheden van vader en zoon waren kwantitatief en kwalitatief van dien aard was, dat er sprake was van meer dan normaal actief vermogensbeheer: er was geen sprake van beleggen, maar van ondernemen. Het Hof besliste dat de BOF van toepassing was op de verkrijging van de aandelen en verklaarde het hoger beroep gegrond. 1
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Commentaar Deze uitspraak is van groot belang voor de fiscale praktijk. De Belastingdienst stelt zich bij de exploitatie van vastgoed steevast op het standpunt dat sprake is van beleggen van vermogen, en dat betekent geen ondernemingsvermogen, dus geen BOF. Deze uitspraak van het Haagse Hof doorbreekt dat patroon. De BOF biedt zoveel fiscaal voordeel dat veel vastgoedbeleggers hun activiteiten daar graag voor willen ‘upgraden’ naar het drijven van een onderneming. De uitspraak biedt geen eenduidige oplossing voor de grensafbakening tussen beleggen en ondernemen. Hof den Haag trekt die grens in de berechte situatie, naar de omstandigheden van het geval, en kijkt daarbij met name naar de omvang en de waarde van de vastgoedportefeuille, de daarbij behorende werkzaamheden en de tijd die daarmee gemoeid is, de omvang van de leegstand en huurachterstand, de cashflow en het rendement op het vermogen en de ervaring en expertise van de belanghebbenden.
2
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
De afroommethode: let op de bewijslastverdeling 26 februari 2014 Veel directeuren-grootaandeelhouders liggen in de clinch met de fiscus over het salaris dat zij bij hun BV moeten opnemen. De gebruikelijkloon-regeling verplicht de DGA om een zakelijk salaris aan te houden, met een minimum van in beginsel € 44.000. De inspecteur stelt het DGA-salaris vaak op een veel hoger bedrag vast: hij roomt de winst in de BV af met een hoog salaris. Die afroommethode kan alleen worden toegepast als de opbrengsten in de BV voor 90% of meer verdiend worden door de DGA, zo heeft de Hoge Raad uitgemaakt. Rechtbank Den Haag heeft recent een tweede beperking aangebracht. De wet eist voor een correctie dat het salaris in belangrijke mate – voor ten minste 30% – afwijkt van het salaris dat in het maatschappelijk verkeer voor die functie gebruikelijk is. De inspecteur moet dat aannemelijk maken: lukt hem dat niet, dan moet correctie achterwege blijven. Jan Zender was communicatiespecialist en -manager. Hij verrichte zijn werkzaamheden vanuit zijn BV X. Zender was directeur, enig aandeelhouder en enig werknemer van die BV. Na een boekenonderzoek stelde de inspecteur dat Zender een te laag salaris bij zijn BV had opgenomen. De inspecteur herrekende het salaris over 2010 met de afroommethode. De omzet van de BV kwam in dat jaar uit op € 166.329, Zender had een salaris opgenomen van € 58.790, de inspecteur berekende dat op € 95.000. BV X kreeg de bijbehorende naheffingsaanslag loonheffing opgelegd. Zender en zijn BV verzetten zich tegen de correctie, de zaak kwam bij Rechtbank Den Haag. De rechtbank was het met de inspecteur eens dat de afroommethode van toepassing was: de opbrengst in de BV werd volledig door de DGA als werknemer van de BV verdiend. Die methode leidde rekenkundig tot een hoger salaris, maar dat betekende nog niet dat het verschil zonder meer gecorrigeerd kon worden. De inspecteur moest ook aantonen dat het salaris van de DGA in belangrijke mate afweek van het loon dat in het economische verkeer gebruikelijk was. De bewijslast rustte op de inspecteur omdat de DGA in de jaren 2006 tot en met 2010 een hoger salaris bij de BV had opgenomen dan het normbedrag van (inmiddels) € 44.000. De inspecteur had op dit punt niets naar voren gebracht, hij had daar geen onderzoek naar gedaan en kon het gevraagde bewijs niet leveren. De DGA overlegde wél informatie over de salarissen van soortgelijke functies. Dat varieerde in die periode tussen de € 30.000 en € 69.000 per jaar. De Rechtbank vond dat hij daarmee ‘gemotiveerd en met stukken onderbouwd’ had aangetoond dat zijn salaris bij de BV niet in belangrijke mate afweek van het gebruikelijke loon. De rechter vernietigde de naheffingsaanslag. Commentaar Goed nieuws voor DGA’s die als vrije beroeper hun werkzaamheden vanuit een eigen BV verrichten. Dit is de tweede uitspraak in korte tijd waarbij de afroommethode strandt op de bewijslast. Zie ook BelastingBelangen, oktober 2013: Afroommethode niet toegestaan bij praktijk-BV. Als de DGA een salaris opneemt dat boven het normbedrag van € 44.000 ligt, moet de inspecteur aan de bak en aantonen dat het salaris in belangrijke mate te laag is. Enkel en alleen een beroep op de afroommethode is dan niet voldoende. Zeker niet als de DGA wél met vergelijkende cijfers komt waaruit blijkt dat zijn salaris niet in belangrijke mate afwijkt van de markt.
3
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Zorg vóór 1 april voor correcte VA VPB 2013 28 februari 2014 De belastingrente voor aanslagen vennootschapsbelasting gaat per 1 april fors omhoog: de rente wordt per die datum gesteld op de wettelijke rente voor handelstransacties, met een minimum van 8%. Per 1 januari jl. was die rente 8,25%. Houdt u er maar rekening mee dat de belastingrente omhoog gaat van (nu nog) 3% naar 8,25%. Een te late betaling van vennootschapsbelasting wordt zo een wel erg dure financiering! Als u dat wilt voorkomen moet u vóór 1 april – nu dus! – om een voorlopige aanslag VPB 2013 vragen op basis van een min of meer correcte raming van de verschuldigde belasting. Uw BV kan dan de verschuldigde belasting voldoen zonder hoge rentelasten. Zie ook BelastingBelangen, december 2012: Belastingrente voor Vpb-aanslagen naar 8%?
4
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Opzettelijk foute aangifte bestraft met hoge boete 25 februari 2014 Als een BV haar aangifte vennootschapsbelasting opzettelijk onjuist of onvolledig indient, kan de inspecteur die BV – tegelijk met de aanslag – een vergrijpboete opleggen. Reden voor de boete is dat er door de opzet of grove schuld van de belastingplichtige mogelijk te weinig belasting zal worden geheven. De boete kan oplopen tot 100% van de ‘gemiste’ belasting. Een recente procedure toont aan dat zo’n onjuiste aangifte wel erg duur kan uitpakken. BV X hield zich bezig met projectontwikkeling in de vastgoedsector. De BV liet een kantoorpand bouwen en verhuurde vanaf 1 juli 2001 enkele etages in dat pand, de overige verdiepingen bleven leegstaan. In juli 2007 verkocht de BV het pand en behaalde daarbij een boekwinst van ruim € 6 miljoen. De BV wilde die boekwinst niet tot de winst over 2007 rekenen, maar die in een herinvesteringsreserve (HIR) stoppen. BV X vroeg haar belastingadviseur naar de mogelijkheden om een HIR te vormen, maar die was van mening – na een oriënterend overleg met de belastinginspecteur over deze zaak – dat dat niet mogelijk was. Het verkochte kantoorpand kon binnen het vermogen van BV X niet als een bedrijfsmiddel worden aangemerkt, het pand behoorde tot de voorraad, het was steeds bestemd voor de verkoop. En dat maakte de vorming van een HIR onmogelijk. De BV had het pand in 2001 in de verhuur gedaan, niet om het zelf langdurig te gaan exploiteren, maar om het tegen een betere prijs te kunnen verkopen. De adviseur baseerde zijn standpunt ook op het feit dat BV X bij de verkoop van het pand een beroep op de projectontwikkelaarresolutie had gedaan (voor de niet verhuurde etages) om de samenloop van BTW en overdrachtsbelasting te vermijden. Om die resolutie te kunnen toepassen moest BV X schriftelijk verklaren dat zij niet van plan was geweest om het kantoorpand zelf te gaan exploiteren. Die verklaring was opgenomen in de koop-verkoopovereenkomst. De BV negeerde de opvatting van haar adviseur en vormde een HIR voor de boekwinst op het pand. Die HIR werd ook in de aangifte Vennootschapsbelasting 2007 opgevoerd. De inspecteur corrigeerde de aangifte: hij rekende de boekwinst alsnog tot de winst, en legde de BV tegelijk met de aanslag vennootschapsbelasting een vergrijpboete op van 50%. De boete matigde hij tot € 300.000. Op de aanslag werd € 201.647 heffingsrente in rekening gebracht. BV X ging in beroep tegen de aanslag én de boete. Rechtbank Gelderland maakte korte metten met het verweer van BV X. Het kantoorpand kwalificeerde niet als bedrijfsmiddel, en daardoor kon er geen HIR worden gevormd. De Rechtbank baseerde die beslissing met name op de verklaring van de BV in de koop-verkoopovereenkomst dat zij niet de bedoeling had gehad om het pand zelf te gaan exploiteren. Zij had het kantoorpand ontwikkeld met de overheersende bedoeling om dat bij de eerste geschikte gelegenheid te verkopen. Bij de beoordeling van de boete overwoog de rechtbank dat de Belastingdienst moest aantonen dat er sprake was van (voorwaardelijk) opzet bij het indienen van de onjuiste aangifte. Daarbij is niet alleen vereist dat belanghebbende wist dat er aanmerkelijke kans bestond dat door de aangifte te weinig belasting zou worden geheven, maar ook dat hij die kans bewust had aanvaard. De Rechtbank concludeerde dat de inspecteur aan die bewijslast had voldaan: de BV wist – door het overleg met haar adviseur én met de Belastingdienst – dat het vormen van een HIR niet mogelijk was. Door die toch in de aangifte op te voeren was het enkel en alleen aan voorwaardelijk opzet van de BV zelf te wijten dat een onjuiste aangifte was gedaan. De Rechtbank vond de boete passend en geboden, maar verminderde die nog wel met € 5.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn. Commentaar Deze uitspraak heeft een hoog waarschuwend karakter: de aangifte kan niet worden beschouwd als een ‘eerste bod’ richting de Belastingdienst. De ondernemer die dat wél doet, kan daar fors voor worden bestraft.
5
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Vraag telefonisch om kort uitstel van betaling 28 februari 2014 Hebt u liquiditeitsproblemen en moeite om de bedrijfsbelastingen op tijd te betalen? Vraag dan om kort uitstel van betaling bij de Belastingdienst. Het kan telefonisch! Natuurlijk zijn er voorwaarden. Telefonisch uitstel van betaling wordt alleen verleend als de totale openstaande belastingschuld minder is dan € 20.000. Het uitstel wordt voor maximaal vier maanden verleend. U moet dan wel de aangiften voor de voorgaande twee tijdvakken tijdig hebben ingediend, en nog geen dwangbevel voor de te betalen belasting hebben ontvangen. Over het uitstel van betaling wordt rente berekend. U kunt geen telefonisch uitstel krijgen voor voorlopige aanslagen die in termijnen mogen worden voldaan, voor aanslagen met een boete en voor toeslagschulden. Let op: een verzoek om kort uitstel is géén melding van betalingsonmacht. Als u betalingsonmachtig bent, moet u dit apart schriftelijk bij de Belastingdienst melden.
6
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
WOZ-waarde omlaag door geluidsoverlast 25 februari 2014 Geluidsoverlast is een waardedrukkende factor voor de WOZ. Gemeenten willen daar niet aan: bij het vaststellen van de WOZ-waarde houden ze geen rekening met geluidsoverlast omdat het een subjectieve factor is. De waarderingsgrondslag van de WOZ is strikt objectief, en daar past een persoonlijke, individuele beleving van geluid niet bij. De belastingrechter beoordeelt dat genuanceerder: geluidsoverlast die de gangbare normen voor geluidsgrenzen te boven gaat, kan niet meer als subjectief worden beschouwd. En dan moet de WOZ-waarde omlaag, zo blijkt uit enkele recente uitspraken. Volgens de Wet waardering onroerende zaken wordt de WOZ-waarde gesteld op de waarde in het economische verkeer. Dat is de ‘prijs die de meest biedende gegadigde na de beste voorbereiding wil betalen bij verkoop van de onroerende zaak op de meest geschikte wijze’. Uitgangspunt is de leegwaarde: de waarde die de meest biedende gegadigde wil betalen als de volle en onbezwaarde eigendom wordt overgedragen en hij de woning onmiddellijk en in volle omvang in gebruik kan nemen, in de staat waarin die zich bevindt. Als de WOZ-waarde wordt betwist, moet de gemeente aannemelijk maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Ton van Hout woonde in een mooie oude woning uit 1832, in een kleine gemeente. Van Hout maakte bezwaar tegen de WOZ-waardering van zijn woning. Hij claimde een vermindering met € 100.000, wegens geluidsoverlast. Vrijwel elke doordeweekse avond kwam de lokale muziekvereniging oefenen in een aan zijn woning grenzend pand. Dat leidde tot een ondragelijke geluidsoverlast, iedere avond weer, van 19.00 tot 22.00 uur. De gemeentelijke geluidsnormen werden daarbij ruimschoots overschreden. Van Hout ondervond geluidsoverlast in de hele woning; door trillingen liet het stuckwerk in zijn keuken los en het glaswerk trilde in de kast. De gemeente had de muziekvereniging bij herhaling een andere oefenruimte aangeboden, maar daar wilde zij geen gebruik van maken. Rechtbank Zeeland - West-Brabant besliste dat de geluidsoverlast zo nadrukkelijk aanwezig was dat die niet als subjectief kon worden beschouwd. De rechtbank vond de geclaimde waardevermindering van € 100.000 te veel van het goede, de Rechtbank stelde de waardevermindering in goede justitie vast op € 35.000. Ron de Knikker ging ook in beroep tegen de WOZ-waardebeschikking van zijn woning. De gemeente Zaanstad had de WOZ-waarde vastgesteld op € 254.000, De Knikker vond dat de waarde omlaag moest naar € 235.000 vanwege de geluidsoverlast van de rondweg waaraan zijn woning lag. Rechtbank Noord-Nederland stelde De Knikker in het gelijk. De woning lag naast de rondweg waar per dag zo’n 7.000 motorvoertuigen reden. Dat aantal was fors opgelopen door het openstellen van de busbrug voor overig verkeer. De tuin bij de woning was door een stoep van twee meter breed gescheiden van de rondweg, de tuin lag op hetzelfde niveau als de rondweg en er was een bushalte op de stoep naast de tuin. De gemeente voerde het bekende verweer: met geluidsoverlast was geen rekening gehouden omdat het een subjectieve omstandigheid is. De Rechtbank besliste anders: de WOZ-waarde werd alsnog op € 235.000 gesteld.
7
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Commentaar Geluidsoverlast tast het woongenot aan, en daarmee ook de WOZ-waarde. De belastingrechter erkent dat zodra de geluidsoverlast gangbare normen te boven gaat. Terecht. Deze uitspraken komen goed van pas om in voorkomende gevallen een lagere WOZ-waarde te verdedigen.
8
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Zwitserse UBS-bank: liever geen NL-zwartspaarders 25 februari 2014 De Zwitserse UBS-bank wil afscheid nemen van Nederlandse zwartspaarders. Rekeninghouders met een geheime rekening krijgen in een persoonlijk onderhoud te horen dat zij hun bankrekening moeten opheffen, ofwel een adviseur moeten zoeken om schoon schip te maken met de Nederlandse Belastingdienst. Als de rekeninghouder geen actie onderneemt, zal de bank de rekening eind 2015 opheffen. De grootste vermogensbeheerder ter wereld, de Zwitserse UBS-bank, heeft rekeninghouders met een geheime bankrekening de wacht aangezegd. Het gaat met name om Nederlandse, Belgische en Deense zwartspaarders. Deze rekeninghouders moeten ofwel hun bankrekening opheffen, ofwel hun banktegoeden bekend maken bij de eigen nationale belastingdienst. Doen ze dat niet, dan zal de UBS deze bankrekeningen eind 2015 uit eigen beweging opheffen. De Nederlandse rekeninghouder die het saldo van zijn geheime UBS-rekening wil overboeken naar een andere bank, moet dat naar een bank in Nederland doorboeken: de UBS voert een overboeking naar een bank in een ander land niet uit. De UBS is – anders dan het geruchtencircuit wil – niet van plan om de zwartspaarders te verklikken en hun bankpositie door te geven aan de nationale Belastingdiensten. Commentaar Het ooit zo roemruchte Zwitserse bankgeheim begint snel af te brokkelen. Grootmachten als de UBS-bank zien in dat met de snel voortschrijdende informatisering en transparantie er geen toekomst meer is voor belastingparadijzen met een bankgeheim. Luxemburg gaat vanaf 1 januari 2015 automatisch gegevens uitwisselen met andere EU-lidstaten over banktegoeden van buitenlandse rekeninghouders, en internationaal wordt de druk op Zwitserland opgevoerd om ook het bankgeheim op te geven. In Zwitserland is een ‘Weissgeldstrategie’ opgezet, die een Zwitserse bankier verplicht om de fiscale positie van zijn rekeninghouders te regulariseren. Veel banken – waaronder de UBS – wachten de nieuwe regelgeving op dit punt niet af en geven hun cliënten een duidelijke boodschap: de fiscale positie op orde brengen, of vertrekken met het zwarte geld. Pictet, de grootste privébank vraagt cliënten om een machtiging om de informatie over hun financiële positie bij de bank te mogen meedelen aan hun nationale fiscale overheidsdiensten. Lachende derde is de Nederlandse schatkist: Zwitserse banken drijven de Nederlandse zwartspaarders met deze aanpak regelrecht in de armen van de Belastingdienst. Zie ook BelastingBelangen, december 2013: Zwart geld witten: boetevrije inkeerregeling is succesvol.
9
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Maak op tijd bezwaar... tegen de parkeerbon 25 februari 2014 Bent u – weer – bekeurd voor fout parkeren? Als u het niet eens bent met die bekeuring moet u snel in actie komen. U moet bezwaar maken binnen zes weken, en die termijn begint te lopen zodra u de bon op de voorruit van uw auto, onder de ruitenwisser, hebt aangetroffen, zo heeft de Hoge Raad recent beslist. Als u met uw bezwaarschrift wacht totdat u de acceptgiro thuis heeft ontvangen, zou u wel eens te laat kunnen zijn.
10
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
BTW-constructie mislukt, en toch BTW-vrij varen 24 februari 2014 Een prachtig plezierjacht, zonder BTW-heffing, met een crossborder-leaseconstructie. Het klinkt te mooi om waar te zijn, en dat bleek het ook te zijn. De Belastingdienst vond de BTW-constructie ‘onwaarachtig’, en de koper moest alsnog omzetbelasting betalen over de koopsom van zijn polyester zeiljacht. Maar toch kon hij BTW-vrij gaan varen: Hof Amsterdam besliste dat hij de BTW kon verhalen op de adviseur die hem de BTW-vrije transactie had ‘verkocht’. Kuuk Bootsman kocht eind 2007 een polyester zeiljacht, een Dehler 39 SQ Limited Edition, voor € 258.905 exclusief BTW. De verkoper, Yacht Experts BV, was met Bootsman overeengekomen dat hij dat plezierjacht zonder BTW kon kopen met een crossborder-lease. Die constructie hield kortweg gezegd in dat Yacht Experts het jacht van de scheepswerf kocht, en Bootsman een lening aan Yacht Experts moest verstrekken waarmee die de koopprijs van het jacht exclusief BTW kon voldoen. Daarop verhuurde Yacht Experts het plezierjacht – in Nederland – aan Bootsman en werd het jacht overgebracht naar België. In België werd de huurovereenkomst vervangen door een overeenkomst van 'financial lease', met Yacht Experts als lessor en Bootsman als lessee. Die overeenkomst gaf Bootsman het recht om het jacht te kopen voor 5% van de oorspronkelijke koopsom. Bij uitoefening van die optie was omzetbelasting verschuldigd over de optieprijs, die belasting kwam voor rekening van Yacht Experts. De Belastingdienst beoordeelde deze opzet, en accepteerde die niet. Volgens de inspecteur had het geheel van de overeenkomsten ‘een onwaarachtige karakter’, en werd daarmee geen ander doel nagestreefd dan een belastingvoordeel. Bootsman had intracommunautair een nieuw vervoermiddel verworven en hij was ter zake omzetbelasting verschuldigd. Hij kon niet aantonen dat de voor het jacht verschuldigde BTW was voldaan, en kon geen aanspraak maken op – een vrijstelling van omzetbelasting krachtens – de regeling voor terugkerende goederen. Bootsman werd een BTW-naheffing van € 30.887 opgelegd. Bootsman informeerde Yacht Experts over de BTW-naheffing, en die adviseerde hem om de naheffing aan te vechten en daarbij het advocatenkantoor VMW Taxand in te schakelen. Dat deed Bootsman, maar zonder succes: de Belastingdienst handhaafde de naheffing. Bootsman betaalde de BTW-naheffing en stelde Yacht Experts aansprakelijk voor die schadepost. De civiele kamer van Rechtbank Amsterdam wees die vordering toe, en ook Hof Amsterdam vond dat Yacht Experts de BTW moest vergoeden. Uit de overeenkomsten en andere gedingstukken bleek overduidelijk dat Yacht Experts de onvoorwaardelijke verplichting op zich had genomen om Bootsman in staat te stellen het jacht zonder BTW te verwerven. Yacht Experts BV was tekort geschoten in de nakoming van die verplichting: zij moest de door Bootsman geleden schade vergoeden. Commentaar De adviseur in deze procedure had meer verstand van jachten dan van omzetbelasting. En de contracten die hij afsloot waren verre van risk-proof. Die combinatie levert de koper van het plezierjacht een aanzienlijk fiscaal voordeel op.
11
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Verlies-BV in de verkoop: niet inkrimpen 28 februari 2014 Heeft u een verlies-BV en kunt u de aandelen in die BV wellicht verkopen aan een collega ondernemer die wél winstkansen ziet? Let er dan op dat de BV haar bedrijfsactiviteiten niet al te rigoureus inkrimpt vóór de aandelenoverdracht. Gebeurt dat wel, dan neemt de kans af dat de koper nog gebruik kan maken van de fiscaal verrekenbare verliezen in de BV. En dan zal hij minder voor de aandelen in die BV willen betalen....
12
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
BTW-correctie over privégebruik auto in 2013 24 februari 2014 De BTW-heffing over het privégebruik van een auto van de zaak houdt de gemoederen al jaren bezig. De wetgever heeft deze BTW-afdracht per 1 juli 2011 ingrijpend gewijzigd, en ondernemers/werkgevers hebben daar massaal bezwaar tegen gemaakt. Over deze kwestie zijn enkele proefprocedures aangespannen, en de uitspraak in die zaken laat nog op zich wachten. Financiën heeft onlangs meegedeeld dat ondernemers die voor 2011 en/of 2012 bezwaar gemaakt hebben tegen de BTW-correctie over het privégebruik van de auto van de zaak, dat voor 2013 niet opnieuw hoeven te doen. De Belastingdienst zal de BTW over 2013 ambtshalve herzien als de uitspraak in de proefprocedures daar aanleiding toe geeft. De wetgever heeft de BTW-heffing over het privégebruik van de auto van de zaak per 1 juli 2011 ingrijpend aangepast: de BTW-afdracht wordt niet langer berekend op basis van de bijtelling voor het privégebruik auto voor de heffing van inkomstenbelasting, maar over de werkelijke kosten van het privé autogebruik. De ondernemer kan die grondslag – onder voorwaarden – forfaitair stellen op 2,7% van de cataloguswaarde van de auto. Reden voor deze wetswijziging was een uitspraak van Rechtbank Haarlem – later bevestigd door Hof Amsterdam – dat het verschil in BTW-correctie voor het privégebruik voor zeer zuinige auto's (over 0% of 14% van de cataloguswaarde) en andere auto's (over 20% of 25% van de cataloguswaarde) in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en dat die discriminatie tot gevolg heeft dat de BTW-correctie voor alle auto’s gebaseerd kan worden op de lage bijtelling voor het privégebruik van zuinige auto's. Zie ook BelastingBelangen, juni 2011: BTW op privégebruik auto, en augustus 2011: BTW-forfait op privégebruik auto: 2,7% van de cataloguswaarde. De Hoge Raad heeft in het arrest van april 2013 bevestigd dat de ongelijke behandeling in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, maar geen redenen aanwezig geacht om alle BTW-ondernemers onder de gunstiger regeling voor milieuvriendelijke auto’s te brengen. Zie BelastingBelangen, april 2013: BTW-correctie privégebruik auto: ongelijke behandeling gehandhaafd. Deze kwestie heeft een enorme stroom van bezwaarschriften opgeleverd: zie BelastingBelangen, februari 2012: BTW op privégebruik auto: bezwaar maken. Financiën heeft een regeling voor collectief bezwaar getroffen en vier proefprocedures voor de BTW-correctie over 2011 aangespannen. Ondernemers die daar aan meedoen hoeven zelf geen bezwaar- en beroepsprocedures op te starten, zij kunnen aansluiten bij de uitkomsten van de proefprocedures. Die procedures zijn nog niet afgerond, er lopen nog ruim 300.000 bezwaarschriften over deze kwestie. Financiën heeft onlangs bekend gemaakt dat ondernemers voor 2013 niet opnieuw bezwaar hoeven te maken als zij voor 2011 en/of 2012 een bezwaarschrift hebben ingediend, of als zij meedoen met de collectieve bezwaarprocedure. Financiën zal de BTW over 2013 ambtshalve herzien als de uitspraak in de proefprocedures voor de ondernemers gunstig uitpakt. Commentaar Deze kwestie loopt al weer zo lang, dat die bij veel MKB-ondernemers in vergetelheid is geraakt. Het ‘automatisch verlengen’ van de oude bezwaarschriften voor de BTW-heffing over 2013 is een praktische oplossing. En nu maar hopen dat we van de belastingrechter snel te horen krijgen hoe deze zaak uitpakt.
13
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Registratie bij Belastingdienst: per aangetekende post 24 februari 2014 De Belastingdienst heeft de registratie van voorovereenkomsten en intentieverklaringen per 1 januari 2014 gewijzigd: registratie kan uitsluitend nog door het originele document – zonder nietjes! – mét een geleideformulier aangetekend per post te verzenden naar de Belastingdienst, Postbus 13, 6400 AA Heerlen. Per 1 januari 2013 is de registratie van notariële akten gedigitaliseerd. Door de elektronische registratie van notariële akten is het niet langer nodig om die akten heen en weer te sturen tussen de notaris en de Belastingdienst. De elektronische registratie van notariële akten wordt uitgevoerd en beheerd door Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB). Met de invoering van de Wet elektronische registratie notariële akten is het registreren van onderhandse (dus niet-notariële) akten bij de Belastingdienst sterk beperkt. De wet eist thans nog slechts een registratie van een voorovereenkomst of intentieverklaring bij: - de geruisloze omzetting van een onderneming in een BV; - de geruisloze terugkeer uit de BV; - de ruisende inbreng in een BV met terugwerkende kracht; - de bedrijfsfusie. De Belastingdienst heeft de werkwijze voor de registratie van deze onderhandse akten aangepast. Vanaf 1 januari 2014 is het niet meer mogelijk om deze documenten bij de afdeling Registratie en Successie van de Belastingdienst te laten registreren. U moet de voorovereenkomst of intentieverklaring, tezamen met een geleideformulier, aangetekend per post versturen, en wel naar Belastingdienst, Postbus 13, 6400 AA Heerlen. De datum van verzending is de datum van registratie. Het verplichte geleideformulier kunt u hier downloaden van de site van de Belastingdienst. Commentaar De elektronische registratie van notariële akten heeft tot gevolg dat onderhandse akten voortaan aangetekend per post naar de Belastingdienst moeten worden verzonden. Een ongerijmde, anachronistische ontwikkeling! Zorgt u er wel voor dat u een bewijs van verzending én ontvangst hebt? Heeft u dat niet, dan kunt u niet aantonen dat het verzoek tijdig is ingediend.
14
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Ga innovatief ondernemen, met de WBSO-RDA 2015 25 februari 2014 De overheid stimuleert innovatief ondernemen, ook met fiscale voordelen. Als u wilt nagaan of en hoe u in aanmerking kunt komen voor die fiscale voordelen, vraag dan hier de WBSO-RDA 2015 Handleiding op (in pdf). De handleiding is een praktische toelichting op de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk (krachtens de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk, WBSO, voor loonkosten), en voor de research & development aftrek (RDA, voor niet-loonkosten) in de inkomsten- en vennootschapsbelasting. De handleiding is uitgebracht door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl), de ‘opvolger’ per 1 januari 2014 van Agentschap NL en de Dienst Regelingen van het ministerie van Economische Zaken.
15
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Lening bij de BV als funding voor lening dochter? 27 februari 2014 Mijn dochter is door een vervelende echtscheiding weer ‘terug bij af’. Zij moet samen met haar twee kinderen een nieuwe woning zoeken. Ik wil haar daar graag bij helpen. Zij heeft een aardig pand op het oog, dat zo’n € 250.000 moet kosten. De financiering is geen probleem: mijn dochter heeft een goed inkomen. Maar ik denk aan een andere opzet om dat huis te kopen. Ik ben van plan mijn dochter de eenmalige € 100.000 belastingvrij te schenken, en haar vanuit mijn BV de andere € 150.000 te lenen. Mijn BV heeft voldoende liquiditeiten, en bij de bank levert dat op deposito nauwelijks rente op. Kan ik de € 150.000 bij mijn BV lenen, tegen een rente van 4% of 5%, en dat vervolgens aan mijn dochter doorlenen tegen een hogere rente, van zeg 7,5%? Dan heeft zij een leuke fiscale aftrekpost aan eigenwoningrente. Daarna kan ik haar een deel van die hoge rente jaarlijks weer belastingvrij terugschenken. Deze opzet is geïnspireerd door uw artikel Fiscaal vriendelijke rente aftrekbaar als eigenwoningrente in BelastingBelangen van april 2013. Kan ik deze opzet ook toepassen? Antwoord Dat moet lukken, als u in privé maar voldoende vermogen heeft dat als zekerheid kan dienen voor de aflossing van de lening die u bij de BV gaat opnemen. Voor het ‘wat en hoe’ van de schenking van € 100.000 aan uw dochter – die u kennelijk vanuit uw privévermogen gaat doen – zie de special in BelastingBelangen van december 2013: Schenk € 100.000 belastingvrij aan...... wie u maar wil. De lening die u bij uw BV wilt opnemen, is sterk gekleurd door privé omstandigheden. U wilt als vader uw dochter helpen, voor de BV kan die familierelatie geen enkele rol spelen. U moet er rekening mee houden dat de belastinginspecteur de voorwaarden van de lening van de BV aan u kritisch zal beoordelen. Die voorwaarden moeten strikt zakelijk zijn, en a priori moet vaststaan dat de BV niet het risico loopt dat zij haar geld kwijt kan raken omdat uw dochter haar lening aan u niet kan terugbetalen. Dat risico moet u in privé dragen. De zakelijke condities van de geldlening zien op rente, aflossing en zekerheid. Uitgangspunt daarbij zijn de voorwaarden zoals die tussen onafhankelijke derden voor een dergelijke lening worden afgesproken. U kunt die achterhalen door bijvoorbeeld de bank te vragen onder welke voorwaarden zij de € 150.000 aan u zou willen lenen. Als u daarbij aansluit hebt u ‘vaste grond onder uw voeten’. Natuurlijk hoeft u die bancaire condities niet één op één aan te houden. De bank hanteert een opslag voor kosten, winst en risico waar veel DGA’s zich niet in herkennen. Als u in privé voldoende vermogen hebt als zekerheid voor de aflossing van de lening aan uw BV – daar ga ik van uit – zal de inspecteur zijn kritische blijk vooral richten op de hoogte van de rente die de BV u in rekening moet brengen. De hoogte van die rente is afhankelijk van de vorm waarin u de lening bij u BV opneemt. Als u in rekening-courant bij de BV leent, kunt u een lagere rente hanteren dan op een lening: de schuld in rekening-courant is immers direct opeisbaar, de lening niet. Het volledige bedrag van € 150.000 in rekening-courant lenen lijkt mij wat te veel van het goede. U kunt beide 16
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
vormen wel combineren. Als u in staat bent om een schuld in rekening-courant vanuit uw privévermogen per direct af te lossen, kunt u op die schuld een rente rekenen die om en nabij gelijk is aan de rente die uw BV op de depositorekening bij de bank krijgt (stel 1,5%), plus een opslag van 0,5% = 2%. Voor het gedeelte van de geldlening met een langere looptijd moet u een hogere rente rekenen. De marktrente is hier bepalend. Maar als DGA kunt u hier uw dubbelrol ten opzichte van uw BV – u bent aandeelhouder én directeur – benutten door deze lening als personeelslening op te nemen. U kunt dan de rente stellen op de normrente die Financiën voor dergelijke leningen aanhoudt. Voor 2014 is dat 4%. Let wel: u moet dan wel lenen in uw hoedanigheid van werknemer. Breng dat ook expliciet tot uitdrukking in de leenovereenkomst! Stel dat u de totale lening in tweeën verdeelt: u leent € 50.000 in rekening-courant, tegen een rente van 2% per jaar, en de resterende € 100.000 als personeelslening, tegen een rente van 4% per jaar. Uw rentekosten zijn dan € 5.000 op jaarbasis. Vervolgens leent u de € 150.000 door aan uw dochter ter financiering van haar woning. Ook deze lening moet onder zakelijke voorwaarden worden verstrekt. Als uw dochter – met haar goede inkomen – deze € 150.000 ook extern, bij de bank had kunnen lenen, kunt u voor de leningsvoorwaarden aansluiten bij die van de bank. Vraag een offerte op, die kan als onderbouwing goed van pas komen. Maar ook hier kunt u van de bancaire voorwaarden afwijken. Als u – anders dan de bank – geen hypothecaire zekerheid krijgt, kunt u een hogere rente rekenen. Dat heeft de belastingrechter nadrukkelijk goedgekeurd; zie het door u al genoemde artikel in BelastingBelangen van april 2013: Fiscaal vriendelijke rente aftrekbaar als eigenwoningrente. In die procedure kon senior een rente van 8% aanhouden, vandaag de dag lijkt mij 7% goed verdedigbaar. Als u de € 150.000 aan uw dochter doorleent tegen 7% rente komt haar rentelast per jaar uit op € 10.500. Die moet ze aan u betalen; zij kan die rente als eigenwoningrente in aftrek brengen op haar inkomen in box 1. Let op: uw dochter moet die lening expliciet melden bij de Belastingdienst, anders verspeelt zij de aftrek. Zie ook BelastingBelangen, december 2013: Hypotheek in 2013 bij pa, ma of de BV opgenomen? Melden! U betaalt vervolgens uw rentelast van € 5.000 aan de BV, en incasseert een voordelig verschil van € 5.500. Ieder jaar weer! Met dat geld kunt u uw dochter een deel van de rente die zij aan u heeft betaalt weer belastingvrij terugschenken. Hoe u dat moet doen kunt u terugvinden in BelastingBelangen, juni 2011: Geschonken eigenwoningrente aftrekbaar? Het resultaat: een prachtige, fiscaal voordelige carrousel in de familiesfeer.
17
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Leaseauto overgenomen, koopsom deels aftrekbaar 28 februari 2014 De werknemer die zijn auto van de zaak van de leasemaatschappij overneemt – als hij van baan verandert – moet kritisch kijken naar de prijs die hij voor die auto moet betalen. Daar kan wel eens een fiscale aftrekpost in zitten. Dat is het geval als zijn werkgever hem verplicht om die auto over te nemen voor de (fiscale) boekwaarde en die boekwaarde hoger is dan de prijs die de leasemaatschappij opgeeft. De werkgever heeft dan te weinig afgeschreven op de auto. Als de werknemer dat verschil moet bijpassen – en zo de inhaalafschrijving moet betalen – is dat een extra eigen bijdrage voor het gebruik van die auto in de voorgaande jaren. Die bijdrage heeft deels betrekking op het privégebruik van de auto, en dat deel kan de werknemer alsnog in aftrek brengen op de bijtelling privégebruik auto.
18
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
BTW-nummer verplicht vermelden op de website? 27 februari 2014 Als BTW-ondernemer ben ik verplicht om mijn BTW-nummer op mijn facturen te vermelden. Moet ik dat ook doen op mijn zakelijke website? Zoals u wel weet is het BTW-nummer bij zelfstandige ondernemers rechtstreeks afgeleid van het burgerservicenummer (BSN). Als ik dat nummer op mijn website moet vermelden wordt het voor handige jongens wel erg gemakkelijk om mijn BSN te achterhalen. En daarmee ligt de weg naar identiteitsfraude wagenwijd open. Dat wil ik graag voorkomen. Antwoord Als BTW-ondernemer bent u op grond van de Wet op de omzetbelasting verplicht om uw BTW-nummer te vermelden op uw BTW-facturen. Maar uitsluitend op de facturen voor diensten en leveringen die u aan andere ondernemers verricht. Voor prestaties aan particulieren bent u – behoudens bij enkele bijzondere transacties – niet verplicht om een factuur uit te reiken. Doet u dat toch, dan hoeft die factuur niet te voldoen aan de wettelijke vereisten: u kunt het BTW-nummer achterwege laten. U bent ook niet verplicht om uw BTW-nummer op uw website te vermelden. Het Burgerlijk Wetboek bepaalt in dezen dat u verplicht bent om er voor te zorgen dat uw (potentiële) afnemers ‘gemakkelijk, rechtstreeks en permanent’ toegang hebben tot uw BTW-nummer. Die verplichting geldt voor iedereen die een zogenaamde ‘dienst van de informatiemaatschappij’ verleent. Hoe uw klanten uw BTW nummer eenvoudig kunnen achterhalen, kunt u zelf regelen, buiten uw website om. Bijvoorbeeld door dat nummer pas te geven bij de bestelbevestiging of op de factuur. Maar als u ‘diensten op afstand’ verleent, tegen een vergoeding en op verzoek – zoals bij de exploitatie van een webshop – dan moet u wél uw BTW-nummer op uw site vermelden.
19
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Hoe bewijs ik beperkt eigen gebruik vakantiebungalow? 27 februari 2014 Mijn vrouw en ik hebben een leuke vakantiebungalow in Zeeland. Die woning wordt verhuurd door een professioneel verhuurkantoor, en we gaan er zelf ook enkele weken en weekenden per jaar naar toe. De gemeente Z. – waar de woning staat – verblijdt mij jaarlijks met een aanslag forensenbelasting. En die loopt aardig op. Ik heb begrepen dat de gemeente Z. die belasting alleen maar kan heffen als de recreatiewoning mij voor meer dan 90 dagen per jaar ter beschikking staat. En dat is niet het geval. Maar hoe moet ik dat aantonen? De gemeente kijkt naar het aantal dagen dat de woning verhuurd is (en waarvoor het verhuurkantoor die belasting afdraagt), en rekent de rest van het jaar aan mij toe. Lekker makkelijk voor de gemeente, maar ongunstig voor mij. Hoe los ik dit op? Antwoord Een gemeente kan forensenbelasting heffen als u geen inwoner bent van de gemeente waar de vakantiebungalow ligt, én die bungalow u en uw gezin voor meer dan 90 dagen per jaar ter beschikking staat. Of u de woning voor meer dan 90 dagen per jaar daadwerkelijk gebruikt, is niet van belang: voldoende is dat de woning u en uw gezin gedurende die periode voor gebruik ter beschikking staat. U moet aantonen dat dit niet het geval is: de bewijslast ligt bij u. De gemeentelijke belastingregels bieden geen oplossing voor uw dilemma. Een collega van u, met een recreatiebungalow in het oosten van het land, heeft deze kwestie enige tijd geleden voorgelegd aan de belastingrechter. En hij heeft gewonnen! De beste man had in de overeenkomst met het verhuurkantoor een bepaling opgenomen dat hij de recreatiewoning voor maximaal 90 dagen per jaar zelf kon gebruiken. Hof Arnhem - Leeuwarden vond die bepaling voldoende bewijs om aan te tonen dat niet aan de 90-dageneis van de forensentaks werd voldaan. De eigenaar had zijn standpunt daarmee voldoende onderbouwd, en de gemeente had het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. De gemeente voerde nog wel aan dat de limitering van het eigen gebruik in de overeenkomst met het verhuurkantoor enkel en alleen was opgenomen vanwege het fiscale voordeel, en overigens geen reële betekenis had. Het Hof vond dat niet van belang: er was geen sprake van een schijnhandeling of ‘fraus legis’. Als u snel een dergelijke bepaling opneemt in de overeenkomst met uw verhuurkantoor kunt u de aanslag forensenbelasting met succes bestrijden. Succes gewenst.
20
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Faillissement op komst: handel niet ‘onverplicht’ 28 februari 2014 Stevent uw BV af op een faillissement? Probeert u als DGA ‘met man en macht’ de BV nog te redden? Zorg er dan voor dat u als bestuurder van de BV correct blijft handelen. U moet geen transacties op naam van de BV doen die onverplicht zijn én die de schuldeisers van de BV kunnen benadelen. Als uw BV failliet gaat, kan de curator dergelijke rechtshandelingen naderhand vernietigen en u onbehoorlijk bestuur verwijten. Een transactie is ‘onverplicht’ als de juridische verplichting om die rechtshandeling uit te voeren ontbreekt. Noodgedwongen handelen,om de BV te redden is geen excuus, zo heeft de rechter beslist. Let op uw persoonlijke aansprakelijkheid!
21
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Personeel met korting? 27 februari 2014 Na een paar moeilijke jaren trekt mijn business weer wat aan. Het wordt drukker en ik zal op niet al te lange termijn wat nieuwe medewerkers moeten aantrekken. Gegeven de aard van mijn bedrijfsactiviteiten mogen dat ‘kwetsbare’ personen zijn. En waar zuinigheid troef is, wil ik graag gebruik maken van kortingen en subsidies die de overheid biedt bij het in dienst nemen van die mensen. Van welke kortingen kan ik momenteel profiteren? Antwoord Als werkgever kunt u profiteren van aantrekkelijke kortingen bij het in dienst nemen van bepaalde groepen werknemers. Er zijn extra kortingen of subsidies te krijgen, op landelijk niveau, maar ook bij de lokale overheid. U doet er verstandig aan om uw personeelsadviseur daar op tijd naar te vragen: u kunt als werkgever flink op de arbeidskosten besparen. Ik noem u een paar regelingen. - Als u een werknemer in dienst neemt die 50 jaar of ouder is en uit een uitkeringssituatie komt, kunt u een korting krijgen van maximaal € 7.000 op de afdracht van sociale verzekeringen. De werknemer moet dan wel ten minste 36 uur per week werken. Werkt de man of vrouw parttime, dan kunt u het bedrag van de korting pro rato toerekenen. Een werkgever kan deze korting maximaal 3 jaar benutten: uw voordeel € 21.000! - Neemt u een werknemer in dienst die arbeidsgehandicapt is, dan kunt u ook tot € 7.000 korting krijgen op de afdracht van sociale verzekeringen. - Een premiekorting is – sinds begin dit jaar – ook mogelijk als u een jongere, tussen de 18 en 27 jaar, in dienst neemt die voor de indiensttreding recht heeft op een WW- of bijstandsuitkering. De korting kan over twee jaar in totaal € 7.000 bedragen. Dit is een tijdelijke regeling: de korting geldt voor jongeren die u tussen 1 januari 2014 en 1 januari 2016 in dienst neemt, voor ten minste 6 maanden én 32 uur per week. Om deze premiekortingen te verkrijgen, moet u als werkgever aantonen dat aan de voorwaarden wordt voldaan. Dat doet u met een zogenaamde ‘doelgroepverklaring’, die de (aspirant) werknemer kan aanvragen bij het UWV of bij de gemeente. U moet die verklaring bij uw salarisadministratie bewaren. Voor nog veel meer subsidies en kortingen op arbeidskosten zie Subsidies voor het aannemen van personeel.
22
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Verzeker uw bestuurdersaansprakelijkheid, de BV betaalt 28 februari 2014 Bent u als DGA titulair én statutair directeur van uw BV? Als titulair directeur bent u werknemer van de BV met de titel van directeur, als statutair directeur bent de bestuurder van de BV. Het onderscheid tussen beide posities is van belang voor het risico van een persoonlijke aansprakelijkstelling. Als statutair directeur loopt u het risico dat u wegens onbehoorlijk bestuur in privé aansprakelijk wordt gesteld. U kunt dat risico verzekeren, met een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering en zo uw privévermogen afschermen. Laat uw BV die verzekering afsluiten. De BV kan de verzekeringspremie als bedrijfskosten in aftrek brengen op de winst, u bent als statutair bestuurder de verzekerde persoon. Het te verzekeren bedrag moet u afstemmen met uw assurantietussenpersoon: dat is maatwerk.
23
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Crowdfunding: de fiscale aspecten 28 februari 2014 Crowdfunding, het is een jong financieringstraject waarbij de crowd – een mensenmassa – veel kleine investeerders per persoon met een klein bedrag een project, een bedrijfsovername of een ondernemer financieren. Business angels are out, crowdfunding is in. Crowdfunding ontwikkelt zich meer en meer als een alternatief voor kredieten bij de bank. Die laten een gat vallen, vooral bij de financiering van het midden- en kleinbedrijf met kredieten tot € 250.000. In dat gat springt crowdfunding. Waar crowdfunding tot voor kort nog neerbuigend werd getypeerd als de ‘online collectebus’, zien we tegenwoordig een explosieve groei. In 2010 haalden vijf incubators in totaal 50.000 euro op, in 2013 is dat opgelopen tot ruim 25 miljoen en voor 2015 wordt een ‘omzet’ begroot van 255 miljoen euro. Een aansprekend voorbeeld: Mendel Chiu AA heeft zijn accountantspraktijk (Online Accountants MKB Twente) met crowdfunding gefinancierd. In een uur tijd haalde hij de benodigde financiering van € 20.000 op. Geen weken wachttijd bij de bank, met tijdrovende beoordelingen, maar in één uur! En nog goedkoper ook: hij betaalt 8% rente, waar de bank 10% vroeg. Bij het crowdfunden maakt de ondernemer die financiering zoekt – de projectinitiator – vaak gebruik van de sociale media. Of van een speciaal daarvoor opgezet platform. Van die platforms komen er steeds meer, met mooie namen als Wekomenerwel.nl, Geldvoorelkaar.nl, Share2start.com en nog veel meer. Die platforms bemiddelen, en vragen daar een vergoeding voor. Die fee kan een vast bedrag zijn, maar ook een percentage van het gefunde bedrag. In deze special worden de fiscale aspecten van crowd funding toegelicht. Daarbij kijken we naar de fiscale gevolgen voor de drie bij crowdfunding betrokken partijen, per soort funding. Wie is wie, wat is wat Bij crowdfunding zijn drie partijen betrokken. Als eerste is dat de partij die financiering zoekt, hierna aangeduid als projectinitiator. Dat kan een ondernemer zijn, maar ook een kunstenaar, een vereniging, een goed doel, enz. De tweede partij is de crowd, de grote groep individuele geldschieters, hierna ook wel de donateurs genoemd. De derde partij is het platform dat het crowdfunding organiseert of faciliteert. Bij crowdfunding zijn de volgende soorten te onderscheiden, afhankelijk van wat de projectinitiator, de te financieren ondernemer, wil bereiken: 1. de projectinitiator wil een lening verwerven; Het gaat hier om een eenvoudige geldlening: de crowd treedt op als geldschieter, de ondernemer als geldnemer. Een bekend platform voor deze vorm is Geldvoorelkaar.nl. 2. de projectinitiator zoekt participanten / mede aandeelhouders of belanghebbenden in zijn onderneming; De crowd, de donateurs, worden participant en krijgen een aandeel in de onderneming van de initiator. De Nederlandse platforms Crowdaboutnow.nl en Mkb-crowdfunding.nl zijn hier actief.
24
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
3. de projectinitiator wil een product verkopen; De ondernemer wil zijn project financieren door alvast (de nog te ontwikkelen) producten te verkopen. De crowd betaalt vooruit voor de later te ontvangen producten. Kickstarter is een platform waar kleine ondernemers en kunstenaars projecten en/of producten ter financiering aanbieden. Daarnaast kan crowdfunding zich ook richten op het verkrijgen van schenkingen of giften voor een goed doel, of op het organiseren van een loterij. Deze twee vormen blijven buiten beschouwing in de special. Fiscale aspecten De verschillende soorten crowdfunding hebben voor de belastingheffing uiteenlopende gevolgen. Het verkopen van producten heeft andere fiscale gevolgen dan het opnemen van een lening of het participeren in een onderneming. Uitgangspunt in deze special is dat de projectinitiator een ondernemer is. Hij kan zijn bedrijf uitoefenen in een eenmanszaak, een BV of een actieve vereniging of stichting. De eenmanszaak is minder geschikt voor crowdfunding waarbij participanten worden gezocht. De eenmanszaak kan dan worden omgezet in een BV, of – steeds vaker – in een coöperatie. De rechtsvorm van de projectinitiator bepaalt of de gevolgen in de inkomsten- of de vennootschapsbelasting vallen. De crowd, de donateurs kunnen particulieren of ondernemers zijn. Zij kunnen vanuit privé handelen, of bedrijfsmatig. De ondernemende participanten kunnen onder de inkomsten- of vennootschapsbelasting vallen, afhankelijk van hun rechtsvorm. Het platform bemiddelt bij het financieringstraject, zij screent de crowdfundingprojecten en vraagt voor die activiteiten een vergoeding. Deze activiteiten worden veelal bedrijfsmatig uitgeoefend: winst of verlies valt onder de inkomsten- of vennootschapsbelasting. Bij alle drie partijen speelt ook de omzetbelasting een rol. Crowdfunding om een lening te krijgen De projectinitiator zoekt een externe financier. Lukt dat, dan leent de crowd hem meer of minder geld, en die verwacht terugbetaling van de hoofdsom en een rentevergoeding. Voor de projectinitiator is het ontvangen leenbedrag vreemd vermogen: de rente die hij de donateurs moet betalen, is als bedrijfskosten aftrekbaar op de winst. Deze vorm van crowdfunding is voor kleinere MKB-ondernemingen een ideale vorm om snel een financiering te vinden. De crowd, de donateurs, zijn veelal particulieren. Zij moeten de waarde van de verstrekte geldlening in box 3 verantwoorden. Als het platform het gefinancierde project heeft gescreend en als een levensvatbaar project heeft aangemerkt, kunnen zij daar enige zekerheid aan ontlenen voor wat betreft de rentebetaling en aflossing van hun lening. Handelen de donateurs zakelijk, als onderdeel van hun bedrijfsvoering, dan behoort de geldlening tot hun ondernemingsvermogen / het vermogen van de BV: de rente valt in de ondernemingswinst. Komt het gefinancierde project niet van de grond en kan de projectinitiator zijn lening niet terugbetalen, dan kunnen zij die afwaarderen ten laste van de winst. Voor wat betreft de omzetbelasting zijn de gevolgen overzichtelijk: het verstrekken van geldleningen, het bemiddelen bij kredietverlening, en de rentevergoeding op geldleningen zijn BTW-vrijgestelde diensten in het geldverkeer. Als de donateurs particulieren zijn is het verstrekken van de lening geen ondernemersprestatie: de BTW komt sowieso niet aan de orde. Wordt de lening verstrekt door een ondernemer, dan is wél sprake van een prestatie in het economisch verkeer, maar die prestatie is vrijgesteld van BTW. Dat geldt ook voor de bemiddeling door het platform. De aan deze BTW-vrijgestelde prestatie toerekenbare voorbelasting op kosten en investeringen wordt buiten aftrek gelaten. Dat geldt ten dele ook voor de algemene kosten, die naar rato van de omzet of naar het werkelijk gebruik verdeeld moeten worden. Crowdfunding om participanten in de onderneming te krijgen Bij deze vorm van crowdfunding heeft de projectinitiator veelal de rechtsvorm van een BV of een coöperatie De donateurs verwerven aandelen in zijn BV of een lidmaatschap in de coöperatie en worden zo mede-eigenaar van een nieuwe of al bestaande entiteit. 25
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
De eenmanszaak is minder geschikt voor dit financieringstraject. Mede-eigendom in de vorm van een commanditaire vennootschap is weer wel mogelijk. Voor de initiator betekent het ‘in huis halen’ van participanten dat hij de bedrijfsresultaten moet delen. De donateurs/participanten krijgen meestal geen of slechts een beperkte zeggenschap in de onderneming. De flex-BV biedt daartoe volop mogelijkheden, met aandelen met uitsluitend winst- of zeggenschapsrechten. Een participatie via een coöperatie komt steeds vaker voor. De coöperatie is een rechtspersoon, een bijzonder soort vereniging, waarin de leden samenwerken voor financieel gewin. De coöperatie kent lidmaatschapsrechten. Bij crowdfunding via een coöperatie zijn de donateurs én de initiator vaak samen lid van de coöperatie. De coöperatie heeft dan verschillende soorten lidmaatschapsrechten: de donateurs hebben een lidmaatschapsrecht dat voorziet in een storting in geld, de initiator heeft rechten die zien in de inbreng van een zakelijke activiteit of een ander initiatief. Samenwerking in de coöperatie heeft als groot voordeel dat de initiator en de donateurs zich gezamenlijk gaan inzetten om de onderneming succesvol te maken. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de kennis en het netwerk van alle leden. De gekozen opzet bepaalt of de participanten met hun investering voor de heffing van inkomstenbelasting in box 1, box 2 of box 3 vallen. Als de donateurs bedrijfsmatig participeren, behoren de participaties tot hun ondernemingsvermogen en vallen die in hun winst uit onderneming in box 1. Baten behaald met de participatie zijn belast als winst uit onderneming, verliezen op de participatie zijn aftrekbaar op de eigen bedrijfsresultaten. Deze variant leidt vaak tot geschillen met de fiscus, met name als de participant een verlies in aftrek wil brengen. Participanten die voor deze optie gaan doen er verstandig aan hun fiscale positie vooraf af te stemmen met de bevoegde fiscale autoriteiten. Als de donateurs / participanten een belang van 5% of meer verkrijgen in een van de door de BV uitgegeven aandelensoorten – al dan tezamen met hun partner of naaste familieleden – is sprake van een aanmerkelijk belang: de aandelen vallen bij de donateur in box 2. Dividend en winst bij verkoop is belast met 25% aanmerkelijkbelang-heffing (dit jaar eenmalig met 22% over een voordeel van maximaal € 250.000 per aanmerkelijkbelang-houder). Die directe belastingheffing kan worden uitgesteld door als donateur de aandelen niet rechtstreeks, maar via een persoonlijke houdstervennootschap te houden. Het dividend en de winst bij verkoop kan dan zonder belastingheffing – dankzij de deelnemingsvrijstelling – worden gerealiseerd. De donateurs die in privé (en samen met de partner en naaste familieleden) minder dan 5% van een soort aandelen in de BV houden, moeten dat bezit in box 3 verantwoorden. Ook bij deze variant speelt de omzetbelasting geen rol van betekenis: de participatie in een onderneming die beperkt is tot de geldelijke deelneming wordt voor de BTW niet gezien als een prestatie in het economische verkeer. De onderneming waarin wordt deelgenomen is de belastingplichtige voor de omzetbelasting; eventuele winstuitkeringen blijven buiten de BTW-heffing. Onder omstandigheden kan een participant als BTW-ondernemer worden aangemerkt op basis van de participatie. Dat kan zich – bij wijze van uitzondering – voordoen bij een participatie in een maatschap, een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap of bij een coöperatie. In dat geval is de BTW-voorbelasting op de kosten die de participant voor dit project maakt, in aftrek te brengen. Als de onderneming van de participant uitsluitend BTW-belaste prestaties verricht bestaat een volledig recht op aftrek van voorbelasting. Crowdfunding om producten te verkopen Ondernemers kunnen crowdfunding ook inzetten om producten te verkopen nog voordat die gemaakt of anderszins beschikbaar zijn. De donateur doet een betaling en krijgt daarvoor een tegenprestatie – meestal onder tijdsbepaling – op levering van een of meer producten. Die tegenprestatie kan klein, symbolisch, of reëel zijn in verhouding tot de donatie. Bij deze opzet behoren de door de projectinitiator ontvangen bedragen tot zijn omzet. Alle kosten inclusief die hij maakt om deze omzet te verkrijgen zijn aftrekbaar van de winst. Moet hij de producten nog gaan leveren, dan kan hij die verplichting op de balans passiveren. Als de tegenprestatie voor de donateurs symbolisch of erg klein is, rijst de vraag of er geen sprake is van een 26
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
gift. Bij een symbolische tegenprestatie kan bij de donateur een beoordelingsbedoeling verondersteld worden. Maar bij de projectinitiator is dat erg onwaarschijnlijk: hij zet de crowdfunding op in het kader van zijn onderneming met een winstoogmerk en -verwachting. Voor de heffing van omzetbelasting is hier sprake van een normale verkoop van producten onder vooruitbetaling van de vergoeding. Over die vooruitbetaling is omzetbelasting verschuldigd, en wel in de aangifte over de periode waarin de betaling is ontvangen. De datum van levering van het product is voor de heffing van omzetbelasting niet van belang. De voorbelasting kan zonder beperking in aftrek worden gebracht. Conclusie Crowdfunding is een snel groeiend alternatief voor de tanende bancaire financiering. Het is met name van belang voor MKB-ondernemers: de financieringen die via crowdfunding zijn geregeld zijn omvatten voor 90% bedragen tussen de 20.000 en 100.000 euro. Crowdfunding is ook een klantenbindmachine: investeerders worden deelgenoot, het genereert klantwaarde: zij zijn eerder geneigd om het product te kopen van de onderneming waarin ze geïnvesteerd hebben. Een lucratieve vorm van kruisbestuiving is het gevolg. En met deze special in de hand kunnen de fiscale aspecten van crowdfunding u ook niet meer verrassen.
27
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Lot uit de loterij, snel de BV in? 27 februari 2014 Het pand waarin mijn eenmanszaak is gevestigd, blijkt een lot uit de loterij. Ik huur dat pand al jaren, en ik heb een optie voor nog vele jaren, maar ik zal er binnenkort toch uit moeten. De eigenaar/verhuurder heeft het pand begin dit jaar aan een grote landelijke winkelketen verkocht. Die X-groep heeft een rijtje panden gekocht in de winkelstraat, om daar een grote vestiging te openen. De nieuwe eigenaar is nu druk doende om de huurders van die panden te bewerken om hun huurcontract voortijdig te beëindigen. Ik ben in onderhandeling met ze, en volgens mijn advocaat is de kans groot dat het voortijdig afbreken van het huurcontract mij een miljoen euro gaat opleveren! De deal zal naar verwachting in juni worden afgerond. Kan ik dan mijn eenmanszaak alsnog geruisloos inbrengen in de BV, met terugwerkende kracht tot 1 januari? Dan valt die eenmalige bate niet in de eenmanszaak – belast tegen 52% – maar in de BV en dat kost me veel minder belasting. Antwoord Fantastisch, 2014 is voor u wel erg goed begonnen. Het huurrecht van uw winkelpand behoort tot uw ondernemingsvermogen, en dat betekent dat de beëindigingvergoeding tot de winst uit onderneming behoort. Die winst is ‘ontstaan’ door de verkoop van het winkelpand, begin dit jaar, en de daarop volgende onderhandelingen. Daarmee staat wel vast dat de bate in de winst over 2014 valt. Als die bate tot de winst van de eenmanszaak gerekend moet worden, gaat u dat het maximale 52% tarief aan belasting kosten. U kunt die belastingdruk wellicht nog wel wat verminderen door een deel van de beëindigingvergoeding aan te wenden voor de kosten van verplaatsing van uw zaak, of door uw eenmanszaak te staken, maar dat biedt minder soelaas dan het verplaatsen van de belastingheffing naar de BV. Een inbreng van uw eenmanszaak in een BV levert u meer belastingbesparing op. Dat moet dan wel een geruisloze inbreng in de BV zijn: bij een ruisende inbreng zou u de te verwachten opbrengst tot de stakingswinst moeten rekenen. Bij een geruisloze inbreng is dat niet het geval: de bate schuift dan qua belastingheffing door naar de BV. Financiën keurt goed dat een geruisloze inbreng in de BV kan plaatsvinden met terugwerkende kracht tot het begin van het boekjaar. In uw situatie derhalve tot 1 januari 2014. Vereist is dan wel dat u een voorovereenkomst (tot inbreng in de BV) hebt gesloten én die geregistreerd hebt binnen negen maanden na dat tijdstip, dus vóór 1 oktober 2014. U moet om die terugwerkende kracht verzoeken en Financiën verleent die op praktische gronden. Maar – zo vermelden de standaardvoorwaarden voor de geruisloze inbreng – Financiën verleent geen terugwerkende kracht als ‘dat tot gevolg zou hebben dat een incidenteel fiscaal voordeel wordt behaald’. En dat lijkt in uw situatie het geval te zijn. Als de geruisloze inbreng niet met terugwerkende kracht kan plaatsvinden, is het risico erg groot dat de beëindigingvergoeding tot het resultaat van de eenmanszaak moet worden gerekend. Ik raad u aan om deze zaak snel met uw adviseur én de fiscus af te stemmen, om na te gaan of de Belastingdienst de terugwerkende kracht bij de (geruisloze) inbreng in BV wil verlenen. Lukt dat niet, dan moet u in overleg met uw adviseur een andere oplossing zoeken om de belastingdruk omlaag te brengen.
28
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Fiscale eenheid: let op de belastingverrekening 28 februari 2014 Bij een fiscale eenheid voor de omzet- of vennootschapsbelasting zijn de tot die eenheid behorende BV’s allemaal aansprakelijk voor de verschuldigde (omzet- of vennootschaps-) belasting. Daarnaast heeft de ontvanger van de Belastingdienst een vergaande bevoegdheid om de te betalen en terug te ontvangen belastingen van die BV’s over en weer te verrekenen. Die groepsbenadering geldt voor alle belastingschulden en -vorderingen die zijn ontstaan in de periode dat een BV tot die eenheid behoorde. Als u de aandelen in zo’n (ex-fiscale eenheid) BV koopt, neemt u ook de belastingpositie van die BV over. U loopt dan het risico om aansprakelijk te worden gesteld voor de niet betaalde omzet- en/of vennootschapsbelasting van de fiscale eenheid waar uw BV vroeger deel van uitmaakte. Dat kan u een flinke zeperd opleveren. Vraag uw adviseur om een grondige check van de belastingpositie van de BV die u wilt gaan kopen!
29
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Kosten werkruimte in woning echtgenote aftrekbaar? 27 februari 2014 Vorig jaar ben ik als juridisch consultant voor mezelf begonnen. Ik werk vanuit huis: ik heb mijn werkruimte op zolder. De woning is eigendom van mijn vrouw; wij zijn op huwelijkse voorwaarden getrouwd. De belastinginspecteur heeft mij meegedeeld dat ik de kosten van de werkruimte niet in aftrek kan brengen op mijn winst uit onderneming. Het is geen kwalificerende werkruimte, en dan staat de wet geen kostenaftrek toe. Maar dat lijkt mij niet correct. Als ik deze werkruimte van een derde had gehuurd, had ik de kosten wél kunnen aftrekken. Nu huur ik de werkruimte in feite toch van mijn echtgenote? Als ik de kosten niet kan aftrekken wordt ik ongunstiger behandeld dan ondernemers die hun werkruimte elders huren. Dat lijkt mij in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Wat vindt u daarvan? Antwoord De inspecteur heeft u correct geïnformeerd. Uw werkruimte is een inpandige ruimte, zonder eigen ingang of opgang. De zolderruimte zou onmogelijk als werkruimte aan een derde verhuurd kunnen worden. Daarmee staat vast dat er geen sprake is van een kwalificerende werkruimte. De werkruimte behoort niet tot uw bedrijfsvermogen – het woonhuis is eigendom van uw echtgenote – en dan staat de wet een kostenaftrek niet toe. Zie voor een nadere toelichting op de kwalificerende werkruimte en de bijbehorende kostenaftrek BelastingBelangen, juni 2007: Wonen en werken in één pand. Uw stelling dat u ongunstiger wordt behandeld dan ondernemers die hun werkruimte elders huren, is goed te begrijpen. Maar ik denk niet dat u een kostenaftrek kunt krijgen met een beroep op het gelijkheidsbeginsel. U bent met uw praktijk gevestigd in een ruimte die tussen derden niet als werkruimte verhuurd zou kunnen worden. Daardoor kan uw situatie niet vergeleken worden met die van een ondernemer met een gehuurde werkruimte: er is geen sprake van gelijke gevallen. Vooral ook omdat niet vaststaat dat u extra huisvestingskosten heeft vanwege de praktijk aan huis. Uw klacht betreft de wettelijke regeling zelf, de innerlijke waarde daarvan (of beter gezegd, het ontbreken daarvan). En daarover kan de belastingrechter niet beslissen. Een kostenaftrek is in uw situatie niet mogelijk: het is niet anders.
30
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Erfgenaam: let op de grens tussen beneficiair en zuiver aanvaarden 28 februari 2014 Een erfenis kan ‘een geschenk uit de hemel’ zijn, maar ook het tegendeel kan zich voordoen. Als een erfgenaam de nalatenschap zuiver aanvaardt, krijgt hij recht op de bezittingen én de schulden van de erflater. Zijn er meer schulden dan bezittingen, dan moet de erfgenaam die schulden uit zijn eigen vermogen aanzuiveren. Zijn er meer erfgenamen die zuiver hebben aanvaard, dan is ieder voor zijn deel aansprakelijk. Als u niet zeker weet dat de erflater meer bezittingen dan schulden had, doet u er verstandig aan uw erfenis beneficiair te aanvaarden. U aanvaardt ‘onder het voorrecht van boedelbeschrijving’, en dat biedt u bescherming: u bent dan niet aansprakelijk voor schulden van de overledene. Let op: als een erfgenaam zich als ‘heer en meester’ over de nalatenschap gedraagt, gaat de wet ervan uit dat hij de nalatenschap zuiver heeft aanvaard. En daardoor alsnog aansprakelijk is voor de schulden van de erflater. Eenvoudige, voor de hand liggende gedragingen kunnen hier averechts uitpakken. U loopt het risico van een ‘zuivere aanvaarding’ als u als erfgenaam allerlei spullen uit de woning van de erflater haalt, of diens vorderingen incasseert of zijn schulden voldoet, een betalingregeling treft met schuldeisers en schuldenaren van de overledene, een bankverklaring ondertekent waarbij het tegoed op die rekening van de erflater wordt vrijgegeven, of zijn woning verkoopt. Vraag uw adviseur wat u wél en wat u niet mag doen!
31
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Omzetbelasting: bruto of netto berekenen? 27 februari 2014 Ruim een jaar geleden ben ik met de omzetbelasting in de fout gegaan. Ik heb vastgoed verkocht aan een ondernemer, zonder hem BTW in rekening te brengen, en dat was onjuist. De koper en ik zijn er allebei – ten onrechte – van uitgegaan dat geen BTW verschuldigd was. Stom genoeg heb ik in de verkoopovereenkomst ook niets over omzetbelasting opgenomen. Die vergissing pakt nu duur uit: de fiscus heeft mij een naheffingsaanslag opgelegd, en of ik die maar wil betalen. Ik vind dat niet redelijk: ik kan de verschuldigde BTW niet meer verhalen op de koper (die is inmiddels failliet), en de koper heeft – voor zover ik kan nagaan – geen BTW op deze transactie in aftrek gebracht. En het is nog maar de vraag of de koper het vastgoed zou hebben afgenomen voor de afgesproken prijs plus 19% BTW. Kan ik er niet van uitgaan dat de verkoopprijs de prijs inclusief BTW was? Als de BTW al in de verkoopprijs begrepen is, pakt de naheffing een stuk lager uit. Antwoord Ja, daar kunt u in de door u beschreven situatie van uitgaan. Het Europese Hof van Justitie heeft uw zienswijze in een recente procedure bevestigd. U heeft ten onrechte geen omzetbelasting in rekening gebracht op de verkoop van het vastgoed, en dat rechtvaardigt de BTW-naheffing. Gevolg van die naheffing is dat de omzetbelasting op u, de verkoper, drukt, terwijl het uitgangspunt van de BTW nu juist is dat die belasting moet drukken op de eindgebruiker, op de koper. Als u de verschuldigde omzetbelasting niet meer kunt verhalen op de koper kunt u er van uitgaan dat de BTW begrepen is in de verkoopprijs. De naheffing komt dan niet uit op 19% over de verkoopprijs van het vastgoed, maar op 19/119 daarvan. De BTW zit in de verkoopprijs, de naheffing mag niet plaatsvinden over de verkoopprijs. En dan komt de alsnog te betalen belasting inderdaad lager uit.
32
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Scheiding van tafel en bed: geen eigenwoningrente 24 februari 2014 Echtgenoten die van tafel en bed scheiden, blijven (civielrechtelijk) getrouwd: het is een scheiding die nog te repareren is, die kan worden herroepen. Een scheiding van tafel en bed heeft – net als een ‘echte’ echtscheiding – vergaande financiële gevolgen. Vooral voor echtgenoten die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd: de huwelijksgoederengemeenschap wordt ontbonden, en beide echtgenoten worden weer verantwoordelijk voor de eigen financiën. Bezittingen, schulden, vermogen en inkomen zijn niet langer gemeenschappelijk. En dat kan fiscaal vervelende gevolgen hebben, zoals het vervallen van de aftrek van eigenwoningrente. Ben en Wil Niks waren in gemeenschap van goederen gehuwd. Tot 1987, toen scheidden zij van tafel en bed. In de jaren daarna hadden zij een LAT-relatie. Wil Niks claimde in haar aangifte inkomstenbelasting 2006 een aftrek van € 14.545 aan eigenwoningrente. Die rente had betrekking op de woning die haar echtgenoot Ben in 1990 had gekocht. Wil had in 2006 in die woning gewoond, en de hypotheekrente over dat jaar betaald; haar echtgenoot Ben woonde vrijwel het gehele jaar 2006 in Thailand. De inspecteur weigerde Wil de aftrek omdat zij geen (mede-) eigenaar was van de woning. Haar echtgenoot Ben had die woning gekocht; hij alleen had het koopcontract en de hypotheekakte van die woning ondertekend. Wil bracht daar tegen in dat zij ten tijde van de aankoop van de woning in gemeenschap van goederen met Ben gehuwd was, en dat zij daardoor wél mede-eigenaar van de woning was. En dat zij en Ben zich vóór 2006 weer verzoend hadden, en dat hun scheiding van tafel en bed daardoor was beëindigd. Hof Amsterdam besliste dat Wil niet aannemelijk had gemaakt dat de scheiding van tafel en bed door verzoening was geëindigd. Ben en Wil hadden in 2006 niet samengewoond – echtgenoot Ben verbleef in Thailand – én de verzoening was niet ingeschreven in het huwelijksgoederenregister. Door het ontbreken daarvan konden de gevolgen van een verzoening – met name het herleven van de huwelijksgoederengemeenschap – niet tegen derden werken. De woning stond belanghebbende niet als eigen woning, als hoofdverblijf ter beschikking: zij was geen mede-eigenaar van die woning uit hoofde van een huwelijksgoederengemeenschap. Het Hof verwierp ook haar standpunt dat zij economisch eigenaar van de woning was omdat zij alle kosten en lasten van de woning had betaald. Het enkele feit dat zij de hypotheekrente en andere woonlasten over 2006 had betaald, was onvoldoende om de economische eigendom van de woning te kunnen constateren. De wet eist daarvoor niet alleen dat de kosten en lasten drukken, maar ook dat de waardeveranderingen belanghebbende (of diens partner) grotendeels aangaan. Het Hof verleende de geclaimde renteaftrek niet. Commentaar Met een scheiding van tafel en bed blijven echtgenoten getrouwd, maar hun onderlinge financiële regelingen worden wel totaal anders. En dat kan dure fiscale gevolgen hebben. Die gevolgen worden vaak veroorzaakt doordat de echtgenoten – ook al blijven zij civielrechtelijk gehuwd – fiscaal voor de partnerregeling als ongehuwd worden aangemerkt.
33
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Bankier fiscaal voordelig bij uw personeel 28 februari 2014 Als werkgever kunt u uw medewerkers fiscaal voordelig belonen door van hen geld te lenen voor uw bedrijf. En u kunt er zelf fiscaal óók beter van worden. Dat is fiscaal voordelig bankieren bij uw personeel. Als u als ondernemer/werkgever een financiering bij de bank kunt krijgen, kost u dat zeker 8% à 9% rente. Als u die geldleningen niet bij de bank maar (deels) bij uw medewerkers afsluit, kunt u hen zonder fiscale problemen diezelfde hoge rente vergoeden. Uw medewerkers maken dan op hun spaarsaldo een veel hogere rente dan de bank hen betaalt. Die hogere rentevergoeding is voor uw werknemers geen loon, mits de rente zakelijk is – dus niet hoger is dan de rente die u aan de bank of een andere derde zou moeten betalen – én die hogere rente niet in de plaats komt van een deel van de vaste arbeidsbeloning van de medewerkers. Als aan deze voorwaarden is voldaan, is de rente boven de 4% voor uw medewerkers belastingvrij (de basis van 4% rente wordt forfaitair in box 3 in de belastingheffing betrokken). U kunt als werkgever ook fiscaal voordeel behalen met deze ‘interne’ kredietverstrekking. U kunt met uw medewerkers een wat lagere rente dan de bancaire rente afspreken, dan wordt uw financiering wat goedkoper. Of u kunt een deel van de variabele arbeidsbeloning van uw medewerkers – een bonus, of een deel daarvan – inruilen tegen de aantrekkelijke rentevergoeding. Met deze ‘interne’ kredietverstrekking zal de betrokkenheid van uw werknemers bij uw bedrijf zeker toenemen. Vergeet u niet om een adequate zekerheidstelling af te geven voor de aflossing en rentebetaling op de leningen van uw werknemers? Dat moet bij de bank ook! Een DGA kan deze regeling niet benutten: de lening van een DGA aan zijn BV valt onder de terbeschikkingstellingsregeling, de rente is belast in box 1.
34
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Verlies op lening aan werkgever: geen negatief loon 27 januari 2014 Een werknemer die zijn werkgever een lening verstrekt om hem in staat te stellen zijn financiële verplichtingen na te komen, zal dat veelal doen om zijn inkomsten uit arbeid veilig te stellen. Om zijn baan te behouden. De werknemer kan een verlies op die lening – als zijn werkgever failliet gaat – niet als negatief loon opvoeren. Dat verlies behoort tot de niet-aftrekbare kosten van ‘verwerving, inning en behoud van het loon’, zo heeft de Hoge Raad recent beslist. Barry Ton verstrekte in 2004 een lening van € 35.000 aan zijn werkgever. Met die lening kon zijn werkgever een betalingsachterstand bij de Belastingdienst wegwerken. Barry leende het bedrag bij de bank, tegen een rente van 12,5%, en leende dat bedrag door aan zijn werkgever, ook tegen 12,5% rente. In 2006 kon hij de lening omzetten naar een hypothecaire lening tegen een rente van 7,7%; die rente bracht hij daarna ook bij zijn werkgever in rekening. In 2007 ging de werkgever failliet. Barry had toen nog € 32.200 te vorderen, de hoofdsom van pro resto € 31.000 en € 1.200 aan nog te ontvangen rente. Barry voerde de € 32.200 op als negatief loon, en bracht dat in mindering op zijn inkomen in box 1. De inspecteur wees die aftrekpost af, en Rechtbank Arnhem was het daar mee eens. Belanghebbende had de lening als werknemer verstrekt, om zijn baan te behouden. Het verlies op de lening behoorde daardoor tot de kosten van verwerving, inning en behoud van het loon. Dergelijke beroepskosten zijn door het ingrijpen van de wetgever sinds 2001 niet meer aftrekbaar. In hoger beroep had Barry meer succes. Hof Arnhem besliste dat het verlies wél aftrekbaar was als negatief loon. Het Hof stelde vast dat er sprake was van een onzakelijke lening: belanghebbende had geen enkele zekerheid bedongen voor de aflossing van de lening én zijn werkgever kon bij een reguliere geldverstrekker geen lening meer krijgen. Die onzakelijke lening had belanghebbende geen tegenprestatie opgeleverd die hij voor zijn dienstbetrekking kon gebruiken. Er was dan ook geen sprake van (niet-aftrekbare) kosten van verwerving, inning en behoud van het loon. Belanghebbende was door het verlies op de lening wél verarmd, in het kader van zijn dienstbetrekking. Dat verlies was aftrekbaar als negatief loon, zo besliste het Hof. De staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen die uitspraak. Met succes. De Hoge Raad besliste dat uit de processtukken overduidelijk bleek dat belanghebbende de lening aan zijn werkgever had verstrekt omdat hij vreesde anders zijn dienstbetrekking te verliezen. Hij had de lening verstrekt om zijn baan te behouden. Daarmee stond vast dat het verlies op de lening als kosten tot behoud van de dienstbetrekking moesten worden aangemerkt. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank: het verlies op de lening behoorde tot de niet-aftrekbare beroepskosten. Commentaar De Hoge Raad maakt korte metten met de uitspraak van Hof Arnhem. Uit de processtukken kon niet anders geconcludeerd worden dan dat belanghebbende de lening aan zijn werkgever had verstrekt om zijn baan te behouden. En dat maakt een aftrek als negatief loon onmogelijk. De gunstiger uitspraak van Hof Arnhem – die wél een aftrek als negatief loon biedt – kan nog wel van pas komen in situaties waarin de werknemer de lening aan zijn werkgever met een duidelijk ander oogmerk heeft verstrekt. Een aftrek van het verlies is ook mogelijk als de werkgever-BV de werknemer tegelijk met het verstrekken van de lening een specifiek aandeel in het aandelenkapitaal uitreikt, een aandeel zonder stemrecht en een beperkt winstrecht. De werknemer kan met dat ene specifieke aandeel aanmerkelijkbelang-houder in de BV worden, waardoor de door hem verstrekte lening onder de terbeschikkingstellingsregeling komt te vallen. Een verlies op de lening is dan als TBS-verlies in box 1 aftrekbaar.
35
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
HIR in de BV? Pas op met aandelenoverdracht! 28 februari 2014 Hebt u, DGA, recent in de BV een pand met een leuke winst verkocht? En die winst ondergebracht in een herinvesteringsreserve (HIR)? Pas dan op met een overdracht van aandelen in uw BV. U loopt het risico dat u door een – beperkte – overdracht van aandelen toch de zeggenschap, winstverdeling en -gerechtigdheid in de BV in belangrijke mate verandert. En dan moet de HIR verplicht aan de winst worden toegevoegd. Zo’n Pandora-effect doet zich met name voor als de BV zowel gewone als cumulatief preferente aandelen heeft uitgegeven, en de gewone aandelen (deels) worden overgedragen aan een bedrijfsopvolger.
36
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Gemakzucht = voorwaardelijk opzet: hoge vergrijpboete 24 februari 2014 Veel ondernemers zuchten onder veel administratieve lasten. Met het registreren en controleren van gegevens, het invullen van formulieren, lijsten en wat al niet meer, gaat veel tijd verloren. Kostbare tijd, die veel beter besteed had kunnen worden. Te veel administratieve lasten kunnen tot gemakzucht leiden, de ondernemer neemt het dan niet meer zo nauw met administratieve verplichtingen. Dat kan hem duur te staan komen, zo blijkt uit een recente uitspraak. Bennie Thuis had een taxibedrijf in de vorm van een eenmanszaak. In 2007 kreeg hij controle van de fiscus, onder meer om het privégebruik van de taxi, de auto van de zaak, te onderzoeken. De controleur van de Belastingdienst stelde vast dat Bennie’s administratie niet voldeed aan de wettelijke eisen: hij gaf hem een schriftelijke waarschuwing om de bewaar- en administratieplicht correct na te leven. In november 2011 kwam de controlerend ambtenaar opnieuw langs, voor een hernieuwd boekenonderzoek. De controleur constateerde opnieuw dat de bedrijfsadministratie niet in orde was. Bennie had de rittenkaarten van zijn taxibedrijf onzorgvuldig bijgehouden, de rittenadministratie sloot niet aan bij meerdere verkeersovertredingen waarvoor hij was beboet, hij hield zijn woon-werkverkeer niet bij, er waren geen maatregelen getroffen voor het beheer van het privégebruik van de taxi en Bennie kon niet met een kilometeradministratie of anderszins aantonen dat hij niet meer dan 500 kilometer privé met zijn taxi had gereden. De inspecteur corrigeerde de bijtelling privé gebruik auto en legde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting op, over 2007 met een vergrijpboete van € 1.812, en over 2010 met een boete van € 3.184. Bennie verzette zich tegen de boeten. Voor de rechter voerde hij aan dat de hiaten in zijn rittenadministratie aan zijn gemakzucht te wijten waren. Hij verklaarde de vele mankementen met ’verschrijvingen’. Een van die mankementen was het autogebruik in de periode van 15 juni 2010 tot 4 augustus 2010, van in totaal 3.180 kilometer, tijdens een verblijf in Kroatië. Bennie had die kilometers niet als privékilometers verantwoord, de rechter typeerde zijn verblijf daar als een lange, zonnige zomervakantie waarbij de auto uitsluitend voor privédoeleinden was gebruikt. Door deze kilometers niet als privégebruik te verantwoorden én de vele andere tekortkomingen in de rittenadministratie moest belanghebbende geweten hebben dat hij niet kon aantonen dat hij zijn taxi voor niet meer dan 500 kilometers voor privé had gebruikt. Door aangifte te doen alsof hij dat wél kon aantonen, had hij ‘de aanmerkelijke kans dat te weinig belasting zou worden geheven bewust aanvaard’. De rechter stelde dat gelijk aan voorwaardelijke opzet: de hoge vergrijpboete was passend en geboden. Commentaar Dat gemakzucht geen excuus is voor een mankerende bedrijfsadministratie, kan u niet verbazen. Maar om gemakzucht als voorwaardelijk opzet aan te merken – als motivering voor een hogere vergrijpboete – gaat wel erg ver. Toch doet de rechter dat in deze uitspraak. De ondernemer in de berechte casus had het dan ook wel erg bont gemaakt: zijn gemakzucht was de bron van veel bedrieglijke vergissingen.
37
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Hypotheek bij de BV blijkt onzakelijke lening 24 februari 2014 De directeur-grootaandeelhouder die geld leent van zijn BV om een woning te kopen, moet daarbij strikt zakelijke condities in acht nemen. Doet hij dat niet, dan kan de inspecteur de geldlening in de BV als een ‘onzakelijke lening’ aanmerken. Met alle averechtse fiscale gevolgen van dien: als de DGA de lening niet kan terugbetalen – door een forse waardedaling van de woning – kan de BV de noodzakelijke afwaardering op die lening niet ten laste van de winst brengen. Beau ter Ham was directeur en enig aandeelhouder van BV X. Beau kocht in september 2004 een oud woonhuis met schuren, bouwland en weiland voor € 350.000. Dat woonhuis werd gesloopt, waarna Beau op het perceel een nieuwe woning liet bouwen voor circa € 1.500.000. Die woning was bestemd voor Beau’s gezin, én voor de huisvesting van BV X. Beau financierde de nieuwbouw met privé geld, met een hypothecaire lening van € 851.987 bij de A-bank én met een lening van circa € 500.000 bij zijn BV. De lening bij de BV werd aangegaan per 1 januari 2006, voor een periode van tien jaar, tegen een vaste rente van 5% per jaar. Die rente moest jaarlijks, per 31 december, rentedragend worden bijgeschreven in de rekening-courant van de DGA bij de BV. De lening eindigde van rechtswege en de hoofdsom was per direct opeisbaar als een van de contractspartijen de overeenkomst niet zou nakomen, én bij verkoop van de woning. Kort na de oplevering zette Beau de woning te koop, met een vraagprijs van € 1.695.000. De verkoop vlotte niet: in 2008 werd de vraagprijs verlaagd naar € 1.465.000, en in 2013 naar € 1.050.000. Ook tegen die lagere prijs werd de woning niet verkocht. Beau ter Ham kwam daardoor in grote financiële problemen. BV X stelde vast dat de vordering op haar DGA oninbaar was: zij waardeerde de vordering met € 300.000 af en bracht dat afwaarderingsverlies ten laste van haar winst over 2010. De inspecteur ging daar niet mee akkoord. Volgens hem was er sprake van een onzakelijke lening omdat de BV geen enkele zekerheid had bedongen voor de terugbetaling, en de rente jaarlijks in rekening-courant werd bijgeschreven. De BV had met deze lening een debiteurenrisico aanvaard dat een onafhankelijke derde niet op zich zou hebben genomen. Dat maakte de lening tot een ODR-lening: de BV kon daardoor het afwaarderingsverlies niet in aftrek op de winst brengen. Zie ook BelastingBelangen, oktober 2011: Onzakelijke lening: ODR = geen afwaardering, en april 2012: De aanpak van onzakelijk debiteurenrisico: de ODR-toets. Hof Arnhem-Leeuwarden was het eens met de inspecteur. De lening was niet onder zakelijke omstandigheden tot stand gekomen omdat de BV geen (hypothecaire) zekerheid had bedongen, geen aflossing had geëist anders dan na het beëindigen van de lening, en de verschuldigde rente in rekening-courant met de DGA werd bijgeschreven. De BV had met deze lening een onzakelijk debiteurenrisico aanvaard, en dat had zij zich ook moeten realiseren nu er bij het verstrekken van de lening al een forse hypotheek op de woning was gevestigd ten behoeve van de bank. Het Hof besliste dat de rentevergoeding op de lening niet ‘at arm’s length’ was vastgesteld. De overeengekomen 5% rente was wel wat hoger dan de hypotheekrente die belanghebbende aan de bank moest betalen, maar dat verschil bood onvoldoende compensatie voor de onzakelijke leningsvoorwaarden. De 38
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
inspecteur had aannemelijk gemaakt dat er geen rente kon worden vastgesteld waarbij een onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest om een dergelijke lening onder dezelfde voorwaarden te verstrekken. De BV had het onzakelijk debiteurenrisico kennelijk aanvaard om het belang van haar aandeelhouder te dienen: de afwaardering op de lening was daarom niet aftrekbaar. Commentaar De BV die een vordering op haar aandeelhouder ten laste van de winst wil afboeken, moet van goede huize komen. De inspecteur verzet zich daar ‘per definitie’ tegen omdat de DGA en zijn BV ‘onder één hoedje spelen’. Als de DGA de voorwaarden voor de geldlening (aan hemzelf) niet strikt zakelijk heeft vastgesteld, zal de belastingrechter zo’n afwaardering ook niet toestaan. Deze procedure illustreert dat overduidelijk. U bent gewaarschuwd.....
39
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
BTW-naheffing? Let op de grondslag 28 februari 2014 Hebt u een BTW-naheffing gekregen omdat u op een dienst of levering ten onrechte geen omzetbelasting in rekening hebt gebracht? En kunt u die belasting niet (meer) verhalen op de koper? Dan kunt u er van uitgaan dat de BTW begrepen is in de vergoeding voor die levering of dienst. De naheffing kan niet worden gesteld op 21% over die vergoeding, maar op 21/121 van dat bedrag. Dat scheelt weer in de te betalen belasting.
40
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
DGA lost banklening van BV af: aftrekbaar TBS-verlies 28 januari 2014 De directeur-grootaandeelhouder die een lening van zijn BV bij de bank aflost, krijgt een regresvordering op de BV. Die regresvordering valt onder de terbeschikkingstellingsregeling in box 1. De DGA kan die vordering afwaarderen ten laste van zijn inkomen in box 1, zo heeft Hof Arnhem-Leeuwarden recent beslist, ook al heeft de DGA geen borgtochtovereenkomst gesloten met zijn BV, én geen vergoeding bedongen voor de door hem verstrekte zekerheden. Het Hof besliste dat de regresvordering niet als een onzakelijke lening kon worden aangemerkt omdat bij de BV bij het aangaan van de lening bij de bank strikt zakelijk had gehandeld; er was op dat tijdstip geen enkele reden om aan te nemen dat de BV het bankkrediet in de toekomst niet zou kunnen terugbetalen. Dick Tevreden was directeur-enig aandeelhouder van BV X. De BV nam in december 2004 een lening van € 200.000 op bij de bank. DGA Tevreden stelde zich hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen die zijn BV had jegens de bank voor deze geldlening. Als zekerheid verstrekte hij een – tweede – hypotheek van € 200.000 op zijn privé woning. Hij sloot geen borgtochtovereenkomst met zijn BV, en bedong ook geen vergoeding voor de door hem verstrekte zekerheden. De BV kon in 2006 niet meer aan haar verplichtingen jegens de bank voldoen; er ontstonden achterstanden in de betaling van rente en aflossingen. In 2007 betaalde Dick Tevreden € 160.000 aan de bank, tegen finale kwijting, ter aflossing van het bankkrediet van zijn BV. Hij activeerde de regresvordering op zijn TBS-balans, voor het betaalde bedrag van € 160.000. DGA Tevreden had daarnaast een vordering in rekening-courant op zijn BV van € 28.000 wegens kosten die hij voor de BV in dat jaar had voorgeschoten. Hij waardeerde beide vorderingen af tot nihil, ten laste van zijn inkomen in box 1. De inspecteur wees die afwaardering af: hij nam het standpunt in dat beide vorderingen als onzakelijke leningen aangemerkt moesten worden en derhalve niet afgewaardeerd konden worden. Zie ook BelastingBelangen, april 2011: Onzakelijke TBS-lening: geen aftrek voor afwaardering en BelastingBelangen, april 2009: Onzakelijke lening: geen verlies bij afwaardering. Hof Arnhem-Leeuwarden besliste anders. Het Hof stelde vast dat BV X bij het aangaan van de lening bij de bank zakelijk had gehandeld, en dat er op dat tijdstip geen enkele reden was om aan te nemen dat de BV het verkregen bankkrediet niet conform de gemaakte afspraken zou kunnen aflossen. Van een onzakelijke lening was geen sprake. De DGA had deze lening afgelost en daardoor een regresvordering op zijn BV verkregen: deze vordering had evenmin een onzakelijk karakter. Dat de DGA geen overeenkomst van borgtocht met zijn BV had gesloten, en dat hij geen vergoeding had bedongen voor de door hem verstrekte zekerheden, had niet tot gevolg dat de regresvordering een onzakelijk karakter verkreeg. De DGA kon de regresvordering tot op nihil afwaarderen. Het Hof besliste dat de vordering in rekening-courant van € 28.000 wél als een onzakelijke lening moest worden aangemerkt. De DGA had zich bij het doen van deze betalingen voor de BV moeten realiseren dat de solvabiliteits- en liquiditeitspositie van de BV zodanig slecht was dat de BV die lening niet zou kunnen terugbetalen. De DGA mocht deze vordering niet afwaarderen. 41
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Commentaar Een opmerkelijke, gunstige uitspraak. Het Hof trekt de zakelijke omstandigheden tussen de BV en de bank bij het aangaan van het krediet zonder meer door naar de regresvordering die de DGA verkrijgt als hij het bankkrediet van de BV aflost. Het ontbreken van een borgtocht én een zakelijke vergoeding voor de verstrekte zekerheden neemt het Hof voor lief. Met als prettig resultaat dat de DGA zijn regresvordering kan afwaarderen ten laste van zijn inkomen in box 1. Voor de aanpak van een regresvordering uit hoofde van borgtocht: zie BelastingBelangen, april 2012: Regresvordering borgtocht: van meet af aan TBS.
42
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Lastige fiscale kwestie? Zorg voor een pleitbaar standpunt 25 februari 2014 Moet u in uw aangifte een lastige fiscale kwestie verwerken? Zorg er dan voor dat u in die kwestie een pleitbaar standpunt inneemt. Een pleitbaar standpunt houdt in dat uw uitleg en toepassing van het belastingrecht in een omstreden kwestie ‘in redelijkheid verdedigbaar’ is. Met een pleitbaar standpunt voorkomt u dat de inspecteur u een boete kan opleggen wegens een onjuiste of onvolledige aangifte.
43
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Erf- of schenkbelasting betaald? Eis die alsnog terug. 28 januari 2014 De Stichting Meldpunt Collectief Onrecht (SMCO) wil de ongelijke behandeling van privé- en ondernemersvermogen in de erfbelasting opnieuw aan de rechter voorleggen, en wel aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het SMCO heeft een claim van € 80 miljoen bij de Belastingdienst neergelegd, namens honderden deelnemers en die claim met meer dan 12.000 pagina’s tekst onderbouwd. Iedereen die als particulier van 2005 tot op heden erf- of schenkbelasting heeft betaald vanwege een schenking of erfenis, kan zich aanmelden om mee te doen met de Europese procedure. U kunt zich aanmelden via www.collectiefonrecht.nl. De Stichting Meldpunt Collectief Onrecht (SMCO) wil de strijd tegen de ongelijke behandeling van privé- en ondernemingsvermogen in de schenk- en erfbelasting voortzetten. Met een procedure voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het EHRM is een Europees gerechtshof waar individuen, groepen, organisaties en landen een klacht kunnen indienen tegen een lidstaat van de Raad van Europa. Het Hof is gevestigd in Straatsburg. Het Meldpunt kiest voor deze procedure nadat onze hoogste nationale rechterlijke instantie, de Hoge Raad, in november 2013 heeft beslist dat de ongelijke behandeling van privé- en ondernemingsvermogen – door de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) met een ruime vrijstelling voor ondernemingsvermogen – niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De wetgever heeft, zo besliste ons hoogste rechtscollege, met deze faciliteit de grenzen van de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid niet overschreden: “van de keuze van de wetgever voor de BOF kan niet worden gezegd dat die evident van redelijke grond is ontbloot”. Zie ook BelastingBelangen, december 2013: Bedrijfsopvolgingsfaciliteit: geen discriminatie. Het SMCO heeft een claim van € 80 miljoen bij de Belastingdienst ingediend, om de door particulieren vanaf 2005 ten onrechte betaalde schenk- en erfbelasting terug te vorderen. Het SMCO baseert deze claim met name op de – in cassatie afgewezen – uitspraak van de rechtbank in Breda van 13 juli 2012 waarbij het verschil in behandeling van privé- en ondernemingsvermogen onaanvaardbaar werd geacht. Ook wordt verwezen naar de conclusie van Advocaat-Generaal IJzerman bij de Hoge Raad bij het arrest van november 2013, en naar opmerkingen van de Raad van State waarin gememoreerd wordt dat een verdere verruiming van de vrijstelling voor ondernemers in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel. Het SMCO nodigt particulieren uit om zich aan te sluiten bij de EU-procedure. Daarbij gaat het om particulieren die vanaf 2005 tot op heden een erfenis of schenking hebben ontvangen, en daarover schenk- of erfbelasting hebben betaald zonder dat de voor het ondernemingsvermogen geldende vrijstelling is toegepast. Het SMCO wil graag dat u zich aanmeldt voor 31 januari 2014. Commentaar Het SMCO staat, zo vermeldt hun site, “voor daadkracht en een eerlijke samenleving. Wij maken ons hard voor eenieder, particulier of zakelijk, die benadeeld is door het handelen van een (groot) bedrijf, multinational of (semi-)overheid”. De SMCO heeft al vele procedures gevoerd, om gedupeerden een stem te geven. Tegen de DSB, de staatsloterij, de SNS, de monumentenbelasting, en ga zo maar. Veel van die procedures hebben niet tot het beoogde resultaat geleid: tegenstanders en teleurgestelde burgers verwijten de stichting ‘te vechten tegen windmolens’. Als u meedoet met de actie, doe dat dan onder het motto: neen heb je, ja kun je krijgen.
44
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Let op de BTW-correctie privégebruik auto 25 februari 2014 Hebt u, BTW-ondernemer, ook bezwaar gemaakt tegen de BTW-correctie over het privégebruik van de auto van de zaak? Over 2012, 2011 en nog oudere jaren? Deze al lang lopende kwestie blijft uw aandacht vragen: zie ook in dit nummer van BelastingBelangen: BTW-correctie over privégebruik auto in 2013. De Belastingdienst wil de bezwaarschriften voor de jaren tot en met 2010 gaan afhandelen. De fiscus is van mening dat de Hoge Raad met het arrest van april 2013 alle bezwaren tegen de BTW-correctie voor privégebruik auto heeft afgewezen (zie ook BelastingBelangen, april 2013: BTW-correctie privégebruik auto: ongelijke behandeling gehandhaafd). Financiën vraagt ondernemers om hun bezwaarschriften over die oude jaren in te trekken; u krijgt dat verzoek binnenkort – uiterlijk in maart – in de brievenbus. Let op, voordat u die oude bezwaarschriften intrekt moet u eerst nagaan of u niet voordeliger uit bent met het aanbod van Financiën om de BTW over het privégebruik auto over die oude (tot 1 juli 2011) te stellen op 27% van de BTW op de werkelijke autokosten (en niet op de tot medio 2011 gebruikelijke 12% over de bijtelling privégebruik auto voor de heffing van inkomstenbelasting). Financiën staat die 27% afdracht uitsluitend toe als de BTW-heffing over de oude jaren nog niet definitief vaststaat. Trekt u uw bezwaarschriften in, dan staat de BTW onherroepelijk vast en kunt u de 27% regeling niet meer benutten. Vraag uw adviseur er naar: die weet van de hoed en de rand.
45
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Moeder – dochter: de grens tussen kapitaal en lening 26 februari 2014 De Hoge Raad heeft recent twee opmerkelijke arresten gewezen over de vraag of een geldverstrekking door een moeder- aan haar dochtervennootschap aangemerkt moet worden als een lening of als een kapitaalverstrekking. Ons hoogste rechtscollege besliste dat de civielrechtelijke vorm van die geldverstrekking in beginsel beslissend is. Is de geldverstrekking civielrechtelijk als aandelenkapitaal gestructureerd, dan moet daar voor de belastingheffing per definitie van uit worden gegaan: een herkwalificatie is niet toegestaan. Hebben partijen de geldverstrekking vormgegeven als een lening, dan kan een herkwalificatie – van vreemd naar eigen vermogen – wél plaatsvinden. De moedermaatschappij die geld verstrekt aan haar dochtermaatschappij kan dat doen in de vorm van een geldlening of een kapitaalstorting. Voor de fiscale gevolgen van zo’n geldverstrekking is de civielrechtelijke vorm in beginsel beslissend. De Hoge Raad heeft in vele arresten uitgemaakt dat de civielrechtelijke vorm van een geldlening niet onaantastbaar is: zie ook BelastingBelangen, augustus 2010: Kapitaal of lening: wie zal het zeggen? De geldlening kan onder omstandigheden toch als eigen vermogen worden aangemerkt: de renteaftrek bij de debitrice kan worden geweigerd, bij de geldverstrekkende moedermaatschappij kan de lening niet ten laste van de winst worden afgewaardeerd. De Hoge Raad heeft nu beslist dat een geldverstrekking in de vorm van civielrechtelijk kapitaal wél onaantastbaar is. Uitzonderingen zijn niet toegestaan, een herkwalificatie van eigen naar vreemd vermogen is niet mogelijk. Bij een vennootschapsrechtelijke kapitaaldeelname is per definitie sprake van risicodragend kapitaal. Ook als die deelname na een bepaalde tijd door de aandeelhouder kan worden beëindigd. Zelfs – zo besliste de Raad – als ten tijde van de storting van het kapitaal het risico verwaarloosbaar is dat dit kapitaal daadwerkelijk door schuldeisers zal worden aangesproken, en er daardoor nagenoeg geen verschil bestaat tussen een kapitaalverstrekking en een geldlening. Ons hoogste rechtscollege komt tot deze beslissing om te voorkomen dat ‘rechtsonzekerheid ontstaat over de vraag waar de grens moet worden getrokken bij het verstrekken van risicodragend kapitaal en het verstrekken van een geldlening’. Commentaar De Hoge Raad maakt met deze arresten duidelijk dat de deelnemingsvrijstelling – in beginsel – altijd van toepassing is op voordelen uit aandelen. Een herkwalificatie is niet aan de orde. Uiteraard moet nog wel aan de andere voorwaarden van de deelnemingsvrijstelling worden voldaan. Deze arresten bieden fiscale kansen met buitenlandse dochtervennootschappen. Een van de berechte casusposities betreft de deelname van een Nederlandse BV in een Australische dochtervennootschap waarbij de geldverstrekking is gestructureerd in de vorm van 'Redeemable Preference Shares' (die enigszins vergelijkbaar zijn met onze cumulatief preferente aandelen). Het dividend op deze aandelen is bij de Australische dochtervennootschap aftrekbaar op de winst, de Nederlandse moedermaatschappij kan die rente onder de deelnemingsvrijstelling belastingvrij incasseren. Dat maakt de financiering van dergelijke buitenlandse activiteiten een stuk eenvoudiger.
46
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Isoleer uw woning, met 6% BTW 25 februari 2014 Is uw woning ouder dan 2 jaar? Dan kunt u uw woning laten isoleren tegen het verlaagde BTW-tarief. Dat verlaagde tarief is per 1 januari 2014 wel wat ingeperkt: het 6%-tarief is enkel nog van toepassing op de arbeidskosten van het aanbrengen van (isolatie)glas, het verlaagde BTW-tarief is niet van toepassing op de gebruikte isolatiematerialen. Het 6%-tarief voor arbeidskosten bij renovatie en herstel van woningen is verlengd tot 1 januari 2015.
47
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Voorlopige aanslagen IB 2014: een foutenregen 27 januari 2014 De Belastingdienst heeft bij het vaststellen van de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting voor 2014 ergerlijk veel fouten gemaakt. Het geautomatiseerde VA-systeem houdt geen rekening met een groot aantal wijzigingen dat per 1 januari 2014 in de fiscale wetgeving is doorgevoerd. Dat heeft geleid tot een ware foutenregen. Belastingplichtigen die hun voorlopige aanslag willen corrigeren via de site van de Belastingdienst, met het programma ‘verzoek of wijziging voorlopige aanslag 2014’, haken al snel af: dat programma heeft dezelfde mankementen. Er zit niets anders op dan een schriftelijk verzoek tot herziening van de voorlopige aanslag bij de Belastingdienst in te dienen. Als u daar een adviseur bij inschakelt, kunt u geen aanspraak maken op een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. Tenzij de Belastingdienst die kosten ex aequo et bono alsnog gaat vergoeden…. De Belastingdienst heeft vorig jaar – eind november, begin december – de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting voor 2014 verstuurd. Die aanslagen zijn vastgesteld met het geautomatiseerde VA-systeem. Bij het inrichten van dat systeem zijn diverse wijzigingen in de fiscale wetgeving én de belastingtarieven per 1 januari 2014 niet correct doorgevoerd. Dat geldt ook voor het programma ‘Verzoek of wijziging voorlopige aanslag 2014’. De onderstaande aanpassingen zijn niet correct verwerkt bij de voorlopige aanslagen IB 2014: - het verlaging van het tarief in de eerste inkomensschijf; Het tarief in de eerste schijf is eind 2013 – na overleg tussen het kabinet, D66 en de kleine christelijke partijen – alsnog met 0,75% verlaagd, van 37% naar 36,25%. Bij de voorlopige aanslagen is ten onrechte nog uitgegaan van 37%. - de verhoging van het eigenwoningforfait; Het eigenwoningforfait is per 1 januari 2014 verhoogd van 0,6% naar 0,7%. De voorlopige aanslagen zijn gebaseerd op een forfait van 0,65%. - afbouw van de algemene heffingskorting van de minstverdienende partner; De algemene heffingskorting van de minstverdienende partner wordt vanaf 1 januari 2014 uitsluitend nog voor 100% uitbetaald als die partner geboren is vóór 1 januari 1963; in alle andere gevallen wordt slechts 60% (ofwel € 1.262) uitbetaald. Dat is het gevolg van de versnelde afbouw van deze regeling. - de inkomensafhankelijke afbouw van de algemene heffingskorting; De algemene heffingskorting is per 1 januari 2014 verminderd met 2% van het inkomen boven de € 19.645. Voor de belastingplichtige die geboren is vóór 1 november 1949, is die korting 1,012% van het inkomen boven € 19.645. Bij een inkomen van € 56.495 of meer is de korting op de heffingskorting € 737; voor belastingplichtigen van vóór 1 november 1949 is dat € 372. - de werkbonus; De werkbonus is per 1 januari 2014 omgezet in een korting die de werkgever bij de loonheffing in aanmerking moet nemen. De belastingplichtige kan de werkbonus niet aanvragen bij de VA 2014, bij het opleggen van die aanslag wordt wél rekening gehouden met de werkbonus. - aanpassing tarief voor aftrek eigenwoningrente; De aftrek van de eigenwoningrente is per 1 januari 2014 gekort: de eigenwoningrente kan bij een inkomen boven € 56.532 niet meer voor 52%, maar nog slechts voor 51,5% in aftrek worden gebracht. - het gereduceerde aanmerkelijkbelang-tarief in 2014; Het tarief in box 2 is voor 2014 eenmalig verlaagd van 25% tot 22% voor inkomen uit aanmerkelijk belang tot ten hoogste € 250.000 (per aanmerkelijkbelang-houder).
48
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
- de arbeidskorting over eenmalige beloningen of bonussen; De arbeidskorting is afhankelijk van de leeftijd van de belastingplichtige én de hoogte van het inkomen uit arbeid. Vanaf 2014 zijn eenmalige beloningen en bonussen ook van invloed op de hoogte van de arbeidskorting. - de 80%-regeling voor goudenhanddruk-stamrecht BV’s; Een belastingplichtige met een goudenhanddruk-stamrecht BV kan dat stamrecht in 2014 – desgewenst – in één keer laten uitbetalen, en 20% van dat stamrecht belastingvrij incasseren. De voorlopige aanslagen houden nog geen rekening met deze belastingvrijstelling. Commentaar De foutenregen bij de voorlopige aanslagen IB 2014 is de overheid te verwijten, belastingplichtigen hebben hier part noch deel aan. Maar zij moeten wél in actie komen om de te hoge voorlopige aanslag te herstellen, de Belastingdienst zal die niet uit eigen beweging herstellen. De ondernemer die het niet eens is met zijn voorlopige aanslag zal een verzoek tot vermindering van die aanslag moeten indienen. Zo’n verzoek wordt – sinds 2012 – niet meer aangemerkt als een bezwaarschrift: de protesterende ondernemer heeft daardoor geen recht op een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. Wijst de inspecteur het verzoek om vermindering van de voorlopige aanslag geheel of gedeeltelijk af, dan kan de ondernemer daartegen in bezwaar gaan. Dat bezwaarschrift kan wél een kostenvergoeding opleveren als de belastingrechter dat in beroep honoreert. Waar vaststaat dat de foute voorlopige aanslagen veroorzaakt zijn door Belastingdienst, lijkt het ons niet meer dan redelijk dat de Belastingdienst alsnog een kostenvergoeding toekent aan belastingplichtigen die hun adviseur inschakelen om de voorlopige aanslag te verminderen.
49
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Personeelsreisje: ga niet de boot in! 28 februari 2014 Wilt u met uw personeel een dagje uit? Goed plan, moet u doen. Prima voor de onderlinge verstandhouding en dat draagt bij aan goede bedrijfsresultaten. Maar u kunt dan beter niet een dagje gaan varen. De belastingrechter heeft beslist dat de kosten van de boot bij een personeelsreisje niet aftrekbaar zijn. De wet kent een aftrekbeperking voor de kosten van vaartuigen die gebruikt worden voor representatieve doeleinden, en die aftrekbeperking geldt ook voor personeelsreisjes!
50
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV