1 asismodellen Communicatie R.J. eun Het communicatiegedrag van mensen is in de loop van de evolutie uitgegroeid tot een ingewikkeld systeem van gebar...
Basismodellen Communicatie R.J. Beun Het communicatiegedrag van mensen is in de loop van de evolutie uitgegroeid tot een ingewikkeld systeem van gebaren, houdingen, gezichtsuitdrukkingen, luchtstootjes en visuele kriebels om te argumenteren, te waarschuwen, dingen te beloven, vragen te stellen, emoties uit te drukken en wat al niet meer. Als we het communicatiesysteem willen analyseren, hebben we modellen nodig. We zullen in dit hoofdstuk het model bekijken dat ten grondslag ligt aan dit college. De basisgedachte is eenvoudig: bij communicatie zijn er minimaal twee subjecten die informatie met elkaar kunnen uitwisselen via een communicatiekanaal. De subjecten noemen we ook wel spreker of hoorder, of zender en ontvanger. Het woord ‘zender’ wordt soms ook vervangen door ‘bron’. Voorbeelden van subjecten zijn mensen en dieren. Ook kunnen computers en zelfs planten gedrag vertonen dat we als communicatie kunnen kenmerken. De informatie die wordt overdragen, noemen we ook wel de boodschap. In Figuur 1 is dit basismodel afgebeeld binnen een fysieke omgeving waar zich zowel de subjecten als het kanaal bevinden.
A
B
Figuur 1: Het basiscommunicatiemodel
Definities Communicatieonderzoekers hebben geprobeerd de term communicatie te definiëren, maar een enkele definitie is onmogelijk gebleken en sterk afhankelijk van het gebruik. We kunnen communicatie onderscheiden naar een aantal dimensies. De eerste is het niveau van observatie of abstractheid. Sommige definities zijn breed en sluiten zowat alles in, andere definities zijn restrictiever. Bijv. ‘een proces dat verschillende discontinue delen aan elkaar verbindt’ is algemeen en abstract. Als we echter zeggen dat communicatie ‘een manier is om militaire boodschappen te versturen via telefoon, computers, radio, etc.’ dan is dat enerzijds veel concreter, maar tegelijkertijd te restrictief als algemene definitie. De tweede dimensie is intentionaliteit. Sommige definities sluiten niet‐intentioneel verzonden boodschappen uit van communicatie, andere leggen deze restrictie niet op. Als we zeggen ‘die situaties waarin een zender een boodschap verstuurt naar een ontvanger met de bewuste bedoeling om het gedrag van de zender te veranderen’ dan sluit de definitie intentie in. Maar als we zeggen ‘een proces waarbij wederzijds bekend wordt bij twee personen wat eerst bekend was bij een’ dan is speelt intentie nauwelijks een rol. De derde dimensie wordt ook wel oordeel (E: judgement) genoemd. Sommige definities sluiten een vorm van succes in, bijvoorbeeld of de boodschap al dan niet is aangekomen; andere definities bevatten geen impliciete oordelen. De volgende definitie veronderstelt dat communicatie succesvol is: ‘Communicatie is een verbale uitwisseling van gedachten of ideeën’. De achterliggende veronderstelling is dat de gedachten of ideeën succesvol zijn overgedragen. Maar deze definitie sluit succes niet in: ‘Communicatie is het overzenden van informatie’. Oftewel, de boodschap is verstuurd, maar hoeft niet per se aan te komen.
1
In Tabel 1 zien we een overzicht van negen verschillende types gedrag die we zouden kunnen beschouwen als communicatie. De negen types zijn gebaseerd op de dimensies intentionaliteit en al dan niet ontvangen. De kolommen in de figuur zijn onderverdeeld in intentioneel/niet‐intentioneel. Hierbij wordt verder een onderscheid gemaakt in verbaal en non‐verbaal. De rijen geven aan of het gedrag van de bron al dan niet is ontvangen.
Zendergedrag Ontvanger gedrag
Niet‐intentioneel gedrag
Non‐verbaal
Verbaal
1a
2a
3a
Niet ontvangen symptomatisch gedrag
Niet ontvangen nonverbale boodschappen
Niet ontvangen verbale boodschappen
1b
2b
3b
Per ongeluk ontvangen symptomen
Incidenteel ontvangen nonverbale boodschappen
Incidenteel ontvangen verbale boodschappen
1c
2c
3c
Symptomen waar aandacht op is gericht
Non‐verbale boodschappen waar aandacht op is gericht
Verbale boodschappen waar de aandacht op is gericht
(Symptomen)
Niet ontvangen
Per ongeluk ontvangen
Bewust ontvangen
Intentioneel gedrag
Tabel 1: Communicatief gedrag (Littlejohn, 2002) In de eerste kolom zien we zendergedrag dat niet‐intentioneel is. Dit worden ook wel symptomen genoemd omdat ze gezien kunnen worden als signalen die iets zeggen over de toestand van de zender, zoals moe of nerveus zijn. Het hoeft dus volstrekt niet de bedoeling te zijn van de zender om deze informatie over te brengen, sterker, soms wil hij of zij dat juist niet, maar gebeurt het toch. De tweede kolom laat intentioneel non‐verbaal gedrag zien, zoals zwaaien naar iemand of iemand een schouderklopje geven. De derde kolom bevat intentioneel talig gedrag, zoals het schrijven van een brief of het geven van een lezing. De drie rijen representeren dat een boodschap al dan niet is ontvangen. In de eerste rij worden de acties van de zender niet ontvangen, bijvoorbeeld omdat er geen aandacht aan wordt besteed of omdat de verbinding is uitgevallen. In de tweede rij wordt het gedrag per ongeluk ontvangen. Je kunt tegen iemand zeggen dat je moe bent, de ontvanger had dat al gezien, maar niet bewust geregistreerd en realiseert zich nu pas dat het zo is. In de derde rij geeft de ontvanger expliciet de aandacht aan het gedrag van de zender. Welke van de bovenstaande gevallen kunnen we nu werkelijk definiëren als communicatie? Hierover lopen de opvattingen uiteen. De volgende drie stellingnamen kom je hierbij dikwijls tegen. De eerste beperkt zich tot die boodschappen die intentioneel en ontvangen zijn: de vakken 2b, 2c, 3b en 3c. De tweede stellingname is dat het gedrag van de zender op de een of andere manier betekenisvol moet zijn voor de ontvanger, of het nu wel
2
of niet intentioneel is verzonden. Met andere woorden als ik geeuw en de ander ziet dit, dan kan daaruit geconcludeerd worden dat ik heb gecommuniceerd dat ik moe ben. Dit gedrag wordt gerepresenteerd in de vakken 1b, 1c, 2b, 2c, 3b en 3c. De derde stellingname is nog ruimer en zegt dat we alleen gedrag zouden moeten insluiten dat intentioneel is, maar anderzijds dat intentionaliteit moeilijk is te bepalen. Hierbij wordt soms alleen vak 1a uitgesloten van de definitie. Hoe we communicatie ook mogen definiëren, we zien dat in alle gevallen intentioneel ontvangen gedrag wordt opgevat als communicatie. Welke definitie onze voorkeur heeft hangt dikwijls af van onze doelen en het onderzoek. We moeten de definities dan ook zien als middelen om de wereld van de communicatie beter te begrijpen en niet als rigide uitspraken over hoe deze wereld al dan niet in elkaar zit.
Het driehoeksmodel We keren nu terug naar het basismodel in Figuur 1. Als we Figuur 1 wat beter bekijken zouden we hier nog een kanaal kunnen bedenken, namelijk het kanaal dat de informatiestroom weergeeft tussen de subjecten met de fysieke omgeving (gesprekswereld: W, ook wel kortweg ‘wereld’ genoemd). Dit model, dat we verder de driehoeksmetafoor noemen, is in Figuur 2 afgebeeld. We zullen in het vervolg van dit college nog dikwijls terugkomen op deze metafoor.
W
i
A
i B
Figuur 2: De driehoeksmetafoor voor communicatie In de driehoeksmetafoor onderscheiden we twee soorten interactie: een fysieke en een symbolische. We kunnen enerzijds fysisch interacteren met de wereld door voorwerpen te manipuleren (oppakken, verplaatsen, …) of te observeren (kijken, luisteren, ruiken, …). Anderzijds kunnen we ook een symbolische interactie hebben met onze gesprekspartners via woorden of via non‐verbale communicatie. Naast een directe, fysieke interactie hebben we dus ook een niet‐fysieke, meer indirecte interactie, namelijk via onze gesprekspartner. We kunnen onze gesprekpartner bijvoorbeeld vragen stellen over de wereld of opdrachten geven en op die manier informatie verkrijgen of de wereld veranderen. Deze symbolische interactie is altijd van het intentionele type zoals besproken in de voorgaande sectie, d.w.z. ze is bedoeld door de zender om te communiceren. Merk op dat we voor symbolische acties altijd een interpreteerder nodig hebben die de symbolen omzet in iets dat gerelateerd is aan een ervaring in de wereld. We zullen later in het college symbolen uitvoeriger behandelen. We kunnen nu spreken over een zogenaamde communicatieve setting. Een communicatieve setting geeft aan welke subjecten deelnemen aan de communicatie, welke informatiestromen er lopen tussen de subjecten – soms ook wel ‘agenten’ genoemd (E: agents) – en hoe de subjecten een interactie kunnen hebben met de (fysieke) wereld. Algemener geformuleerd ziet een communicatieve setting er als volgt uit: <Subjects, Worlds, Infoflow > waarbij: Subjects: {A1, A2, … An} (een verzameling participanten)