Baarmoederkanker
Inleiding
De behandelend arts heeft u in een persoonlijk gesprek meegedeeld dat u baarmoederkanker heeft. Een boodschap die ingrijpende gevolgen heeft voor u en uw naaste omgeving. Binnenkort ondergaat u een operatie die behalve lichamelijk, ook emotioneel, diep op u inwerkt. We kunnen ons voorstellen dat u niet alle informatie hebt onthouden, of dat nog niet alles helemaal duidelijk is. We hebben geprobeerd om de informatie zo goed mogelijk op papier te zetten en een antwoord te geven op de meest voorkomende vragen. Het is zeker niet de bedoeling dat deze folder persoonlijke gesprekken met uw behandelend arts vervangt. Met problemen en vragen, ook naar aanleiding van deze folder, kunt u altijd bij hem of haar terecht.
1
De inwendige geslachtsorganen
In het bekken van de vrouw liggen de zogenoemde inwendige geslachtsorganen (de voortplantingsorganen). Hieronder vindt u een schematische weergave van deze organen (fig. 1). De geslachtsorganen zijn: de schede (vagina), de baarmoeder (uterus), de eileiders (tubae) en de eierstokken (ovaria). Schede: buisvormige verbinding tussen baarmoeder en buitenwereld. Baarmoeder: dit is een orgaan -met name opgebouwd uit spieren- dat de grootte en vorm van een peer heeft. Het smalle gedeelte van de baarmoeder gaat over in de schede en vormt de baarmoederhals (cervix). Eileiders: ongeveer tien centimeter lange buisvormige organen, die boven aan de zijkant van de baarmoeder ontspringen. Ze beginnen smal, maar waaieren breder uit. Bij het uiteinde hebben zij contact met de eierstokken.
• • •
Eileiders (tubae) Eierstokken (ovaria)
Baarmoeder (uterus)
Cervix (baarmoederhals)
Fig. 1 Schematisch voorstelling van de vrouwelijke geslachtsorganen.
2
•
Eierstokken: organen met de grootte van een walnoot. Deze liggen achter de baarmoeder. De geslachtsorganen liggen niet los in de buik, zij zitten vast aan banden.
Functie geslachtsorganen
De eierstokken maken de geslachtshormonen. Deze hormonen hebben verschillende taken. Ze zorgen voor de geslachtskenmerken van de vrouw, te beginnen in de puberteit. Bijvoorbeeld groei van de borsten en lichaamsbeharing. In samenwerking met andere hormonen uit het lichaam regelen zij onder meer de eisprong (ovulatie), het vervoer van de (bevruchte) eicel door de eileider naar de baarmoeder, de maandelijkse veranderingen in het baarmoederslijmvlies en de menstruatie (ongesteldheid). Ze spelen een rol bij de samenleving (het vrijen), doordat ze invloed hebben op het vochtig en soepel blijven van de schede. Daarnaast beïnvloeden zij de zin in het vrijen (libido). De eileiders hebben een functie in het transport van de zaadcellen en de (bevruchte) eicel. De baarmoeder is niet alleen van belang bij de innesteling van de bevruchte eicel, zij kan ook een rol spelen in de seksuele beleving van de vrouw. Verder stoot de baarmoeder, onder invloed van hormonen, maandelijks het slijmvlies af (menstruatie).
• • •
Baarmoederkanker
Baarmoederkanker ontwikkelt zich bij 90% van de vrouwen in de binnenste slijmvlieslaag van de baarmoeder en wordt daarom ook wel endometriumcarcinoom genoemd. Baarmoederkanker is een soort kanker dat over het algemeen langzaam groeit. Vanuit het baarmoederslijmvlies kan een tumor doorgroeien in de onderliggende spierlaag naar de baarmoederhals of naar de eileiders. Al naar gelang de uitbreiding van de kanker wordt deze in stadia verdeeld. Het stadium en de uitgebreidheid van de tumor wordt bepaald aan de hand van verschillende onderzoeken. Ieder stadium heeft zijn eigen behandeling.
3
Stadiumindeling Stadium I; de tumor is beperkt tot het baarmoederslijmvlies of de spierlaag. Baarmoeder en eierstokken worden weggenomen tijdens een operatie. Stadium II; de tumor is doorgegroeid naar de baarmoederhals. Baarmoeder, eierstokken, lymfeklieren en steunweefsel worden operatief verwijderd. Deze ingreep wordt ook wel Wertheim Meigs genoemd. Stadium III; de tumor bevindt zich tevens buiten de baarmoeder, maar blijft nog binnen het kleine bekken. Tijdens de operatieve ingreep wordt zoveel mogelijk tumorweefsel weggehaald. Daarna volgen bestralingen en/of chemotherapie. Stadium IV ; de tumor is doorgegroeid buiten het kleine bekken of naar de blaas, of de endeldarm en/of er zijn uitzaaiingen elders in de buikholte. In dit geval bestaat de behandeling eerst uit bestraling en/of chemotherapie en daarna wordt alsnog geopereerd.
• • • •
Baarmoederoperatie
Bij een baarmoederoperatie wordt de baarmoeder verwijderd, eventueel met eierstokken en/of eileiders. Er worden verschillende namen gebruikt voor deze operatie. Het kan zijn dat u tijdens uw opname of behandeling op de polikliniek geconfronteerd wordt met andere (medische) termen, bijvoorbeeld hysterectomie, tubectomie of uterusextirpatie. Voor een Wertheim Meigs-operatie zie de beschrijving in de folder ‘Operatie baarmoederhalskanker’. De operatie kan in principe op twee manieren gebeuren, via de schede (vaginaal) of via de buik (abdominaal). Meestal vindt de operatie plaats via de buik. De arts zal met u bespreken welke operatie bij u wordt gedaan.
De opname Voor de opname Anesthesiologie Omdat de ingreep onder anesthesie (verdoving/narcose) gebeurt, brengt u voor de opname een bezoek aan het preoperatieve spreekuur van de anesthesioloog.
4
Tijdens dit gesprek wordt uw algehele gezondheidstoestand beoordeeld. Indien nodig worden aanvullende onderzoeken afgesproken. Ook krijgt u uitleg over de mogelijke vormen van anesthesie, het nuchter zijn en informatie over de gang van zaken rondom de operatie. Informatie over de anesthesie en pijnbehandeling vindt u tevens in de folder “Behandeling of onderzoek onder anesthesie”. Voor de opname krijgt u nog een aantal onderzoeken. Deze worden meestal poliklinisch verricht en zo mogelijk gecombineerd met bijvoorbeeld een bezoek aan de polikliniek anesthesiologie. Deze onderzoeken kunnen zijn: een longfoto (thorax), een CT-scan en/of een MRI-scan. Scheren Het is van groot belang dat u vijf dagen voor de geplande ingreep het gedeelte van het lichaam waar u wordt geopereerd niet scheert met een scheermes. Dit vermindert het risico op een infectie. Als de chirurg scheren noodzakelijk acht, gebeurt dit op de operatiekamer. Vette creme Wilt u op de dag van de operatie geen gebruik maken van vette crèmes? Vette crème zorgt ervoor dat het te opereren gebied niet goed gedesinfecteerd kan worden. Sieraden, piercings etc. Nagellak, make-up, contactlenzen, bril, gebitsprotheses en sieraden (ook piercings) mag u niet dragen tijdens de operatie. Indien u acryl- of gelnagels heeft, dient u deze vóór de operatie van de wijsvinger te laten verwijderen. Medicijnen De anesthesioloog bepreekt met u welke medicijnen u mag blijven gebruiken en welke u moet stoppen. Indien u bloedverdunners gebruikt, overlegt uw behandelend arts met u of u deze kunt door gebruiken of moet stoppen. Heeft u hierover vragen, stel ze dan aan uw behandelend arts.
5
Veiligheid Rondom uw operatie zijn diverse veiligheidsmomenten ingebouwd. Vlak voordat de operatie van start gaat wordt bijvoorbeeld door het gehele operatieteam een zogenaamde ’Time out’ genomen. Tijdens dit controlemoment wordt uw naam, geboortedatum en het te opereren lichaamsdeel en de operatiebenodigdheden gecontroleerd. De opname U wordt een dag voor (of soms op de ochtend van) de operatie opgenomen. De verzorging en begeleiding tijdens uw verblijf in het ziekenhuis gebeurt zoveel mogelijk door dezelfde verpleegkundige. De verpleegkundige neemt met u het anamnesegesprek door dat meestal al op de polikliniek, door de oncologie-verpleegkundige, is afgenomen. U wordt rondgeleid over de afdeling. Als u vragen heeft, stel ze dan gerust. De gynaecologische oncoloog en/of de arts-assistent (afdelingsarts) bespreken de operatie nogmaals met u. De arts-assistent is degene die u na de operatie dagelijks zult zien. De arts in opleiding (co-assistent) stelt u een aantal medische vragen en verricht een algemeen lichamelijk onderzoek: uw bloeddruk wordt gemeten en er wordt naar uw hart en longen geluisterd. Ter voorkoming van trombose (bloedstolsels) krijgt u.dagelijks gedurende de gehele opname een injectie in de bovenarm. Voordat u naar de operatiekamer wordt gebracht, krijgt u een slaapmiddel en een pijnstiller. Deze kunt u met een slokje water innemen. De operatie duurt ongeveer twee uur. Direct na de operatie Direct na de operatie wordt uw partner of contactpersoon gebeld en hoort hoe de ingreep is verlopen. Vergeet dus niet het juiste telefoonnummer door te geven waar naar toe gebeld kan worden. De anesthesioloog brengt u direct na de operatie naar de Verkoeverafdeling (uitslaapkamer) waar u blijft totdat u goed wakker bent. Daarna gaat u terug naar de afdeling. Als de gynaecoloog en de anesthesioloog vinden dat u extra aandacht nodig heeft, zult u de nacht doorbrengen op de Verkoever plus.
6
Na de operatie Tijdens de visite op de verpleegafdeling krijgt u van de afdelingsarts uitleg over het verloop van de operatie. In de periode na de operatie kunt u het volgende verwachten: Bij de dagelijkse verzorging wordt u de eerste dagen geholpen. De verpleegkundige controleert u regelmatig, onder andere uw pols, bloeddruk en bloedverlies. De eerste dag wordt eventueel uw bloed geprikt. De dag na de operatie mag u al uit bed. De periode buiten bed wordt iedere dag langer. Als u niet misselijk bent en de bloeduitslag goed is, wordt het infuus verwijderd. Meestal kan de blaaskatheter de dag na de operatie worden verwijderd. De tweede dag na de operatie wordt het wondverband verwijderd. Is de wond onderhuids gehecht dan hoeven de hechtingen niet te worden verwijderd. Wanneer de wond met nietjes is gesloten worden deze zes tot tien dagen na de operatie verwijderd.
• • • • • • •
Uitslag
Het verwijderde weefsel wordt opgestuurd naar de patholoog-anatoom die het weefsel onderzoekt onder de microscoop. Na tien tot veertien dagen is de uitslag bekend. U krijgt deze uitslag tijdens het uitslaggesprek ook wel PA gesprek genoemd. Hiervoor wordt voor u een poliklinische afspraak gemaakt, ongeveer anderhalve week na ontslag. Tijdens dit gesprek hoort u of aanvullende behandeling, zoals chemotherapie of radiotherapie, noodzakelijk is.
Nazorg
Zes weken na de operatie komt u bij uw behandelend arts voor een controleafspraak. Daarna wordt u gedurende het eerste jaar elke drie maanden terugverwacht op de polikliniek gynaecologie. Mocht u vragen hebben dan kunt u ze thuis alvast op schrijven om te voorkomen dat u iets vergeet. Krijgt u bestraling als aanvullende behandeling dan komt u ook bij de radiotherapeut onder controle.
7
U kunt bij vragen of problemen altijd contact opnemen met de casemanagers.
Gevolgen van de operatie
Onvruchtbaarheid Na de operatie kunt u geen kinderen meer krijgen. Voor jonge mensen met een kinderwens is dit een extra zware belasting. Maar ook een vrouw met kinderen kan het als een probleem ervaren dat het krijgen van meer kinderen definitief onmogelijk is. Vervroegd in de overgang Voor vrouwen die nog niet in de overgang waren, betekent verwijdering van de baarmoeder dat er een einde komt aan de menstruatie. Daarnaast betekent het verwijderen van de eierstokken dat de productie van bepaalde geslachtshormonen wordt beëindigd. Hierdoor komt u vervroegd in de overgang. De verschijnselen zijn gelijk aan die van de normale overgang namelijk; opvliegers, overmatige transpiratie, het afwisselend koud en warm hebben en stemmingswisselingen. Urineverlies Sommige vrouwen hebben na de operatie moeite met het ophouden van urine. Tijdens de operatie is niet altijd te voorkomen dat kleine zenuwen van de blaas geraakt worden. Deze zenuwen geven een signaal af als u moet plassen. Als zij niet functioneren raakt de blaas vol en verliest u zonder voorafgaande aankondiging ineens urine. De eerste maanden na de operatie is het daarom goed om op geregelde tijden te plassen. Meestal keert het signaal dat u moet plassen na enige tijd geleidelijk terug. Lymfoedeem Wanneer tijdens de operatie de lymfeklieren uit de buik zijn verwijderd, kunt u last krijgen van dikke benen. Deze klachten treden pas enkele maanden na de operatie op. U kunt deze klachten laten behandelen door een fysiotherapeut of huidtherapeut met ervaring in lymfedrainage. Hiervoor heeft u geen verwijzing nodig. Ook is het goed om gedurende een jaar een therapeutische elastische kous te dragen. Hiervoor kunt u bij de behandelend arts een verwijzing vragen.
8
Seksualiteit De verandering in beleving van seksualiteit na deze operatie is voor iedere vrouw verschillend. De zin in vrijen kan een lange periode afwezig of verminderd zijn. Intimiteit, genegenheid en knuffelen zijn in deze periode erg belangrijk. Geslachtsverkeer is medisch gezien na zes weken weer mogelijk. Emotioneel gezien kan het enkele maanden duren voordat u weer plezier beleeft aan het vrijen. Het is belangrijk hierover te praten met uw partner. Ook deze zal in het begin onzeker zijn. Mochten er problemen op seksueel gebied ontstaan praat er dan over ook al vindt u dat waarschijnlijk moeilijk. Uw behandelend arts kan u hierbij helpen. Het uitstrijkje Het baarmoederuitstrijkje dat wordt gemaakt om baarmoederhalskanker in een vroeg stadium op te sporen, is overbodig geworden als de baarmoeder in zijn geheel is verwijderd.
07-2015-6697
Adres Verpleegafdeling Gynaecologie Hoofdingang Geert Grooteplein-Zuid 10 6525 GA Nijmegen Volg route 753, zone C5 Contact Bij vragen kunt u de casemanagers bellen: 024 - 818 63 34. Zij zijn bereikbaar van maandag tot en met vrijdag 8.30 – 17.00 uur, bij voorkeur van 8.30-10.00 en van 13.00 tot 14.00 uur. ‘s Avonds en in het weekend kunt u contact opnemen met de verpleegafdeling Gynaecologie: 024 - 361 34 24
Radboud universitair medisch centrum © Radboudumc Overname van (gedeelten van) deze tekst is uitsluitend mogelijk na toestemming.