AWBR Beleidsplan ICT
Amsterdam West Binnen de Ring Stichting voor openbaar basisonderwijs Opgesteld door de projectgroep ICT: Bouwien van Weringh, Jolanda Pauw, Mark Veenstra, Carol Moes, Marius Voerman Onder leiding van Peter Meijboom, Adviseur huisvesting/ICT Met input van Karin Abma en Dirk Schouten
December 2010
Hoofdstukindeling
Pag.
1. Inleiding
3
2. Visie op ICT in het onderwijs
5
2.1 2.2
Huidige situatie ICT in het AWBR-onderwijs Gewenste situatie ICT in het onderwijs
6 7
2.3
Aandachtspunten voor het ontwikkelen van bovenschools ICT-beleid 9
2.3.1 2.3.2
ICT in het onderwijs: doelen op korte termijn (1 jaar) Wie doet wat: verantwoordelijkheden en taken
3. Kennis en vaardigheden
10 10
11
3.1 3.2
Huidig niveau van kennis en vaardigheden Gewenste ICT-competenties van leerkrachten
3.3
Beleid om te komen tot gewenste ICT-competenties
14
3.4
Beleid om te komen tot gewenste ICT-kennis bij leerlingen
17
3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.4.1
3.4.1 3.4.2 3.4.3
ICT-competenties: doelen op korte termijn (1 jaar) ICT-competenties: doelen op lange termijn (3 jaar) Stappenplan bij beleid gericht op competenties leerkrachten Wie doet wat: verantwoordelijkheden en taken Introductie Coach nieuwe media in de school
ICT-kennis leerlingen: doelen op de korte termijn (1 jaar) Stappenplan bij beleid gericht op ICT-kennis leerlingen Wie doet wat: verantwoordelijkheden en taken
11 12 14 15 16 16 16
18 18 18
4. Educatieve software en content
4.1 4.2
Huidig gebruik van educatieve software en content Gewenst gebruik van educatieve software en content
19
4.3
Ontwikkeling van beleid
22
4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4
Educatieve software en content: doelen op korte termijn (1 jaar) Stappenplan bij beleidsontwikkeling Wie doet wat: verantwoordelijkheden en taken Software t.b.v. e-mail, agenda, contacten en bestanden delen
5. ICT-infrastructuur
22 22 22 22 22 23
24
5.1
Huidige situatie ICT-infrastructuur
5.2
Gewenste situatie ICT-infrastructuur
26
5.3
Aandachtspunten voor beleidsontwikkeling
27
5.1.1
5.3.1 5.3.2 5.3.3
Digitale schoolborden
ICT-infrastructuur: doelen op korte termijn (1 jaar) Stappenplan bij beleidsontwikkeling Wie doet wat: taken en verantwoordelijkheden
24 25
27 28 28
1
6. Financiën
29
6.1 6.2
Huidige situatie ICT-financiën Gewenste situatie ICT-financiën
30 30
6.3
Beleid om tot de gewenste situatie te komen
31
6.3.1 6.3.2 6.3.3 6.3.4
Financiën: doelen op korte termijn (1 jaar) Financiën: doelen op lange termijn (3 jaar) Stappenplan voor beleidsontwikkeling Wie doet wat: verantwoordelijkheden en taken
31 31 31 31
2
1. Inleiding AWBR streeft naar onderwijs op maat dat gebruikmaakt van de didactische en technische mogelijkheden van Informatie en Communicatie Technologie (ICT). Daarnaast heeft AWBR zich ten doel gesteld om ICT optimaal in te zetten op alle niveaus van de organisatie. Het bestuur wil het ICT-gebruik nadrukkelijk bevorderen zodat: er beter geanticipeerd kan worden op de individuele leerbehoeften van kinderen; andere leerstrategieën gebruikt kunnen worden; samenwerking met andere kinderen in of buiten de school mogelijk wordt; ICT-mogelijkheden op schoolniveau de administratie en communicatie verbeteren. Eind 2009 zijn al onze schoolgebouwen aangesloten op het glasvezelnetwerk van het project Breedband Onderwijs Amsterdam (BOA). Door BOA zijn onze scholen en het bestuursbureau binnen een eigen glasvezelring aan elkaar verbonden. Met de aansluiting op het BOA-netwerk zijn de voorwaarden gecreëerd voor snel dataverkeer. Films, PowerPoint-presentaties en internetverbindingen kunnen door veel gebruikers tegelijk en ongelimiteerd gebruikt worden. Naar verwachting zal het aantal mogelijke toepassingen voor kinderen, ouders en docenten de komende tijd enorm toenemen. Op dit moment komt bij veel AWBR-scholen het ICT-gebruik goed op gang. Met name bij die scholen die meedoen aan een pilot die vanaf december 2010 is gestart. Dat is ook nodig, omdat op veel scholen de ICT-(toepassings)kennis van leerkrachten achterblijft bij de kennis van hun leerlingen. Bovenschools ICT-beleidsplan Onder leiding van Peter Meijboom, adviseur Huisvesting/ICT, heeft de werkgroep ICT dit beleidsplan opgesteld. Bij het opstellen hiervan is gebruikgemaakt van de uitkomsten van twee onderzoeken: - Onderzoek van Schooldesk naar de ‘hardware’ op de 17 AWBR-scholen; - Onderzoek van werkgroepleden Dirk Schouten, Karin Abma en Nico Scholten naar de ‘zachte ICT-kant’ van de scholen. Verslagen van beide onderzoeken zijn opgenomen als bijlage bij dit ICT-beleidsplan. Het AWBR ICT-beleidsplan richt zich zowel op aanleg en uitbreiding van de gezamenlijke infrastructuur en op mogelijkheden voor collectieve contracten, als op de inhoudelijke mogelijkheden van ICT. Een van de uitgangspunten daarbij is dat het ontwikkelen van een bovenschoolse ICT-structuur zal leiden tot aanzienlijke kostenbesparing, het genereren van extra externe ICT-middelen en een optimaal ICT-gebruik op schoolniveau. AWBR ICT-doelstellingen Het bovenschools ICT-beleidsplan is richtinggevend voor de ICT-ontwikkelingen binnen de scholen. Het streven is dat, aan het eind van 2012, alle AWBR-scholen een eigen ICTbeleidsplan hebben opgesteld, dit ook in uitvoering hebben genomen en dat hun interne ICT-infrastructuur is aangepast aan de mogelijkheden die de glasvezelring biedt.
3
AWBR wil op ICT-gebied een voortrekkersrol gaan vervullen, die ook zichtbaar moet zijn in de wijze van lesgeven. Dat willen we vanwege de mogelijkheden die ICT biedt om onze inhoudelijke doelstellingen te realiseren, maar ook om aan te sluiten bij de leefwereld van de kinderen en de omringende maatschappij. Bij de individuele ontwikkeling van het kind is ICT een geïntegreerd onderdeel. Opbouw van dit beleidsplan Het ICT-beleidsplan wordt grotendeels opgebouwd aan de hand van de onderdelen van het toetsmodel Vier in balans van de Stichting Kennisnet: Visie op ICT in het onderwijs: hoofdstuk 2; Kennis en vaardigheden: hoofdstuk 3; Educatieve software en content: hoofdstuk 4; ICT-infrastructuur: hoofdstuk 5. De structuur van hoofdstukken 2 t/m 5 is steeds dezelfde. Na een inleiding op het onderwerp worden in elk hoofdstuk achtereenvolgens beschreven: huidige situatie, gewenste situatie en het beleid dat noodzakelijk is om te komen van huidige naar gewenste situatie. Dit noodzakelijke beleid wordt, zo ver als mogelijk is, nader uitgewerkt in: beleidsdoelen op korte (1 jaar) en langere (3 jaar) termijn, stappenplannen en uitvoeringsrollen. Hoofdstuk 6 gaat over de financiële aspecten van het ICT-beleid. Om de noodzakelijke investeringen te kunnen doen, zijn namelijk extra financiële middelen nodig. Beschreven wordt om welke extra middelen het gaat en hoe we kunnen zorgen voor financiering van onderdelen van de infrastructuur. Fondsenwerving voor financiering van onderdelen van de infrastructuur is bijvoorbeeld noodzakelijk.
4
2. Visie op ICT in het onderwijs AWBR streeft naar hoge kwaliteit van onderwijs. Onderwijs dat rekening houdt met de (deels nog niet ontdekte) individuele mogelijkheden van een kind. AWBR stimuleert daarbij vaardigheden die kinderen een goede basis geven voor een plek die er toe doet in de maatschappij. Bovendien streeft AWBR naar optimale communicatie tussen mensen. Niet alleen om van elkaar te leren, maar ook om begrip te krijgen voor elkaar. Om dit te kunnen realiseren, is ICT onmisbaar. Nu we met de aansluiting op BOA een optimale ICT-infrastructuur hebben gerealiseerd in en rond de school, draait het vooral om de vraag: op welke manier geef ik onderwijs om deze doelen te kunnen bereiken? Echt onderwijs op maat met ICT Onderwijs op maat is op veel scholen maar in beperkte mate aanwezig. Uit onderzoek blijkt dat een leerkracht eigenlijk niet meer dan drie niveaus in een groep kan begeleiden. Toch heb je als leerkracht in een klas vaak te maken met wel 25 niveaus; bij ieder kind moeten dan ook nog verschillende niveaus van talentontwikkeling onderscheiden worden. Dat betekent dat de scholen altijd concessies moeten doen aan onderwijs op maat, omdat de organisatie van groeps- of individueel onderwijs (op onderdelen) praktisch niet haalbaar blijkt te zijn. In de visie van AWBR gaat ICT een sensationele rol spelen in de wijze waarop kinderen op hun niveau lesstof aangeboden krijgen en verwerken. De manier van lesgeven gaat veranderen. Hoe? In de visie van AWBR moet een kind op elk moment toegang kunnen hebben tot internet of tot interactieve programma’s die het kind helpen bij het realiseren van de individuele onderwijsdoelen. We denken hierbij dus niet aan een uurtje ICT per dag, maar aan permanente beschikbaarheid van ICT, wat overigens niet hetzelfde is als permanent gebruik van ICT. De uitwerking van deze visie is aan de individuele scholen. Het is daarbij van belang dat alle medewerkers in de scholen zich actief inzetten voor het realiseren van nieuwe onderwijsvormen die recht doen aan het ontwikkelen van individuele kwaliteiten van kinderen. AWBR-medewerkers en ICT Essentieel bij de nieuwe manier van lesgeven is de kennis die medewerkers hebben van internettoepassingen, softwaremogelijkheden en het gebruik van ICT-apparatuur. Onderwijsgevenden moeten hun leerlingen op dit terrein de baas zijn. Dit vergt naast opleiding ook een ICT-gerichte houding. De ICT-ontwikkeling op scholen is, naast het realiseren van een goede infrastructuur, vooral ook een zaak van cultuur. De gemiddelde medewerker moet erg goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden van ICT en ook het eigen vaardigheidsniveau moet optimaal zijn. Daarentegen is kennis van hardware en infrastructuur niet nodig. Het bestuur moet wat dat betreft zorgen voor een gebruikersvriendelijke ICT-omgeving en een goede ICT-organisatie op de achtergrond. Dit alles onder het motto: TIB …. Techniek is bijzaak!
5
Lesmethoden en ICT AWBR wil innovatief en ondernemend zijn bij de inzet van ICT, rekening houdend met de financiële grenzen die er zijn. Een manier om de financiële grenzen te verleggen, is bijvoorbeeld: op een andere manier met de middelen omgaan. Er wordt heel veel geld besteed aan leermiddelen, in het bijzonder aan fysieke lesmethoden. AWBR is van mening dat binnen enkele jaren veel fysieke lesmethoden vervangen kunnen worden door digitale modulaire programma’s. Een verschuiving van het leermiddelenbudget van fysiek naar digitaal is waarschijnlijk, en zelfs wenselijk vanwege de actualiteitswaarde, en zal kostenbesparend werken. Ouders en ICT AWBR wil ook dat ouders nauw betrokken zijn bij de ontwikkeling van hun kind en ICT kan daar een belangrijke rol bij spelen. Gedacht kan worden aan het opzetten van interactieve volgsystemen waarbij kinderen een digitaal portfolio samenstellen dat zichtbaar is voor docent en ouder. Ook andere manieren om met behulp van ICT ouders bij de school te betrekken zijn denkbaar, zoals presentaties van kinderen op het web en afstandsonderwijs voor zieke kinderen. Grenzen verleggen met ICT AWBR wil dat scholen letterlijk en figuurlijk meer met elkaar verbonden worden, zowel binnen de eigen organisatie als daarbuiten, en stimuleert daarom initiatieven om kennisdeling en grensverleggende activiteiten te realiseren. Ook contacten met scholen in het buitenland zijn wenselijk. Dit kunnen ook scholen zijn in niet-Engelssprekende landen, waar Engels als tweede taal wordt aangeboden. AWBR stimuleert nu al enkele scholen om vanaf het eerste leerjaar Engels aan te bieden. Contacten met buitenlandse scholen geven hieraan een extra dimensie. Het einde van de digibeet Kernpunt voor AWBR is dat medewerkers en andere betrokkenen op de scholen, de medewerkers van het stafbureau en de ouders zich bewust zijn van de kansen die ICT biedt om de hierboven beschreven doelen te realiseren. Van de scholen wordt verwacht dat zij in de komende jaren die kansen gaan benutten. Van de overkoepelende organisatie mag verwacht worden dat zij zorg zal dragen voor een goede ICT-infrastructuur. Gezamenlijk kunnen wij ervoor zorgen dat de term ‘digibeet’ definitief verdwijnt uit het AWBR-woordenboek. 2.1
Huidige situatie op ICT in het AWBR-onderwijs
Een visie hebben op ICT, beleid ontwikkelen voor ICT; uit de onderzoeken blijkt dat dit geen hot items zijn voor de scholen. Iedereen is het er wel over eens dat ICT geïntegreerd moet worden in het onderwijs. Maar veel verder dan die constatering komt het niet. Er wordt veel ‘getracht’ en ‘gewerkt aan’, maar de praktijk blijkt weerbarstig. Visie van scholen Enkele scholen beschikken over een uitgewerkte en beschreven visie ten aanzien van ICT. Ook is er een grote groep die vanuit een onbeschreven visie en wisselende ideeën richting 6
probeert te geven aan hun ICT-beleid. Een bewust teamgedragen visie ontbreekt op de meeste scholen. Wel zien we bij alle scholen dat ze computers en ICT in het dagelijks lesgeven willen integreren. ICT wordt niet als een apart vak beschouwd, maar als een hulpmiddel. Daarnaast ziet men ICT als gereedschap ter ondersteuning van de organisatie van de school. Zo wordt op alle scholen ICT ingezet voor schoolorganisatorische en administratieve doeleinden. Uiteraard spelen noodzaak en verplichting hierbij een grote rol. Beleidsplannen Bij het onderzoek naar de ‘zachte kant’ van ICT vonden we bij de scholen veel 'niet beschreven’ beleid en beleid van wisselende kwaliteit. Slechts één school heeft een actueel ICT-beleidsplan dat ook jaarlijks geëvalueerd wordt. Twee scholen hebben geen beleidsplan. Bij enkele scholen is er wel een beleidsplan, maar het is niet actueel en/of niet actief in gebruik. De overige scholen zeggen dat hun beleidsplan nog 'in de maak' is. Toepassing in het onderwijs Op vrijwel alle scholen wordt in het kader van Passend Onderwijs gewerkt aan adaptiviteit, zelfstandigheidbevordering en remediëring. ICT is daar een belangrijk hulpmiddel bij, vandaar dat op de scholen wordt getracht ICT te integreren in het onderwijs. Of dat ook lukt, hangt af van de mate waarin men in staat is om ICT een plek te geven in het klassenmanagement en dat wordt weer voor een belangrijk deel bepaald door de ICTinteresse en -vaardigheid van de leerkracht. Daarnaast speelt het onderwijskundig concept een rol. Bij scholen die vanuit een duidelijk onderwijskundig concept werken, zien we dat het voor leerkrachten gemakkelijker is om ICT in te zetten binnen hun klassenmanagement. Desondanks lukt het ook hen niet om ICT structureel in te zetten. Bij scholen die geen duidelijk onderwijskundig concept hebben, wordt de methodegebonden software als steun gebruikt om ICT een plek te kunnen geven binnen het klassenmanagement. Andere ICT-toepassingen binnen de scholen Alle scholen hebben een website waar onder andere de nieuwsbrieven voor ouders op worden gepubliceerd. De kwaliteit van de websites verschilt. Er zijn scholen die incidenteel ICT-cursussen voor ouders aanbieden. Een enkele school heeft de rapporten gedigitaliseerd. Ook zijn er scholen waar ICT onderdeel is de naschoolse activiteiten – zoals een lichtkrant voor ouders of kenniscentrum ten behoeve van ouders – of waar de voorschool toegang heeft tot het schoolnetwerk. Veel scholen hebben bovendien allerlei ideeën voor ICTtoepassingen die óf alleen maar in de planvorming bestaat, óf waarvan de uitvoering nog in het beginstadium verkeert. Vaak worstelen de scholen met een gebrek aan ruimte om die ideeën en plannen te kunnen realiseren. 2.2
Gewenste situatie ICT in het onderwijs
De werkgroep ICT heeft geconstateerd dat het van alle partijen de wens is om in de toekomst ICT een volledig geïntegreerd onderdeel van het onderwijs op alle AWBR-scholen 7
te laten zijn. Dit biedt verschillende voordelen voor leerlingen, leerkrachten en schoolorganisatie. Een groot voordeel voor de leerlingen is dat er met ICT veel meer mogelijk is op het gebied van differentiatie en remediëring. ICT biedt visuele ondersteuning en is een geweldig hulpmiddel bij het zelfstandig werken. Hierdoor komt een veelvoud aan werk- en presentatievormen beschikbaar. Bovendien bevordert ICT de samenwerking tussen leerlingen onderling, wat weer kan leiden tot een verdieping van de lesstof. Voor de leerkrachten betekent het gebruik van ICT-programma’s dat de toetsresultaten eenvoudiger geanalyseerd kunnen worden. Op basis van de analyse kunnen zij vervolgens processen in gang zetten, waarmee leerlingen hun resultaten verder kunnen verbeteren. Wat betreft de schooladministratie zal het gebruik van ICT vooral tijdbesparend zijn. De administratieve ICT-toepassingen zijn bruikbaar als communicatie- en managementtool. Voorwaarden voor integratie van ICT in het onderwijs De werkgroep ICT heeft de schooldirecties gevraagd om aan te geven wat volgens hen nodig is voor een succesvolle integratie van ICT in het onderwijs. De schooldirecties hebben de volgende punten genoemd: - Duidelijkheid en transparantie van het bestuur; - Pas gaan samenwerken als winst/effectiviteit duidelijk is; - Stimuleren, faciliteren, investeren; - Vaststellen norm/eis voor ICT-basiscompetenties leerkrachten; - Vaststellen leerlijn voor leerlingen; - Bevorderen dat elke school een actueel ICT-beleidsplan maakt en invoert; - Hulp/richtlijnen geven bij maken van een ICT-beleidsplan voor een school; - Tijd en geld voor een Coach nieuwe media - Voorstellen van de werkgroep ICT uitvoeren; - ICT-richtlijnen opstellen; - Bovenschoolse ICT-ers aanstellen; - Bestuurlijk en bovenbestuurlijk bezig zijn met standaarden, uitwisselbaarheid en digitale duurzaamheid; - Luisteren naar de individuele scholen; - Zorgen voor korte lijnen. Vrijwel alle scholen geven bovendien aan dat ze de vrijheid willen om hun eigen visie, beleid en onderwijsconcept te behouden. Zij begrijpen dat het nodig zal zijn om ‘groter te denken dan de eigen school’, maar willen ook graag de vrijheid om eigen keuzes te maken wat betreft programma’s, opslag van gegevens, netwerkbeheer, scholing en dergelijke. Beslissingen moeten vooral gebaseerd zijn op behoefte bij de scholen. Wanneer zij zelf tevreden zijn met (onderdelen van) hun ICT-programma, willen scholen geen ongevraagde alternatieven opgedrongen krijgen. Wat willen we bereiken? De schooldirecties hebben verschillende doelen geformuleerd bij de toekomstige ontwikkelingen van ICT-gebruik. Op schoolniveau: 8
-
Elke school heeft een Coach nieuwe media; De scholen werken aan een actueel ICT-beleidsplan op de lange termijn.
Op bovenschools niveau (scholen gezamenlijk): - Aanwijzen van ten minste 4 (parttime) Coach nieuwe mediaen die op alle scholen inzetbaar zijn; - Formuleren van eindtermen en taken voor bovenschoolse Coach nieuwe mediaen; - Bovenschoolse ICT-ers ondersteunen ICT-ers op de scholen bij uitvoeren beleid; - Werkgroep ICT heeft een werk-, denk- en ervaringsniveau op minimaal HBO-niveau; - Werkgroep ICT krijgt een taakomschrijving, werkt aangenomen aanbevelingen uit tot projecten en houdt daarbij rekening met de gestelde financiële kaders; - Werkgroep ICT formuleert eindtermen voor leerlingen, maakt ICT-leerlijn. Op bestuurlijk niveau: - Zorgen voor een actueel, door scholen gedragen bovenschools ICT-beleidsplan; - Zorgen voor faciliteiten voor de werkgroep ICT in termen van tijd en geld; - Op ICT-gebied samenwerken met andere besturen; - Onze positie bepalen t.a.v. ICT en onderwijs en daarbij rekening houden met: financiële duidelijkheid, open en transparante besluitvorming, normering en richtlijnen; - Organiseren en faciliteren van bovenschools ICT- en kennismanagement; - Stimuleren van bovenschools kennis delen; - Zorgen voor een goede balans tussen onderwijs en techniek. Op bovenbestuurlijk niveau: - Bestuur en werkgroep ICT volgen de ontwikkelingen op het gebied van onderwijs en ICT op regionaal, nationaal en internationaal niveau en laten zich daardoor inspireren. Ze zorgen dat hun kennis actueel blijft op die niveaus. 2.3
Aandachtspunten voor het ontwikkelen van bovenschools ICT-beleid
Volgens de werkgroep ICT moet bij de formulering van bovenschools ICT-beleid rekening worden gehouden met de volgende aandachtspunten: • • • • • •
het schoolplan als vertrekpunt: doelen en onderwijsorganisatie; invloed van veranderende maatschappij op het onderwijs en het schoolplan; huidige en gewenste rol ICT in het onderwijsproces; huidige en gewenste rol leerkracht; huidige en gewenste rol leerling; huidige en gewenste rol Coach nieuwe media.
Uit het onderzoek naar de ‘zachte kant’ van ICT kunnen we bovendien afleiden welke factoren het ICT-gebruik op scholen bevorderen. Volgens de schooldirecties zijn dat: - stimulerend bestuur; - enthousiast team; - voldoende tijd; 9
-
goede spullen; enige coördinatie; aan het werk, gewoon doen!
2.3.1 ICT in het onderwijs: doelen op korte termijn (1 jaar) Elke school realiseert een eigen ICT-beleidsplan op schoolniveau, op basis van het bovenschools ICT-beleidsplan. 2.3.2 Wie doet wat: verantwoordelijkheden en taken De werkgroep ICT heeft een coördinerende rol bij het uitwerken, in werking stellen, begeleiden, bewaken en evalueren van het bovenschoolse ICT-beleid.
10
3. Kennis en vaardigheden Veel leraren ervaren kennisachterstanden op het gebied van ICT, vooral als het gaat om het gebruik van ICT als didactisch hulpmiddel. Deskundigheidsbevordering kan hierin verandering brengen en dan bedoelen we meer dan alleen een training of een cursus waar leraren ICT-vaardigheden leren. Van groot belang is ook het ontwikkelen van een visie op leren en het doelbewust inzetten van ICT-toepassingen binnen leersituaties. Daarmee reikt de betekenis van ICT verder dan het automatiseren van een bestaande onderwijspraktijk. In toenemende mate is de vraag aan de orde of bestaande problemen met behulp van ICT op een nieuwe manier kunnen worden opgelost. In dit hoofdstuk beschrijven we de kennis en vaardigheden van leraren en leerlingen. Leefwereld leerlingen Onze leerlingen groeien op in een fascinerende wereld. Het virtuele milieu bestaat uit TV, mobieltjes, computer, internet en wat daar in de toekomst nog allemaal bij zal komen. Deze zaken zijn voor onze leerlingen geen instrument maar een leefwereld, waarin ze zich vrijuit moeten kunnen ontplooien. Het is noodzakelijk om ze daarin ook op te voeden. Daarom moeten wij weten wat onze leerlingen aankunnen, of zij meer tegelijk kunnen dan volwassenen, op welke leeftijd er sprake kan zijn van een verslaving, hoe groot hun verwerkingstijd is. Wij als leerkrachten hebben de antwoorden hierop nodig om onze leerlingen op de juiste manier te kunnen begeleiden. 3.1
Huidig niveau van kennis en vaardigheden
De werkgroep ICT heeft geïnventariseerd welke ICT-kennis en -vaardigheden AWBRleerkrachten en leerlingen hebben. Ook is gevraagd naar eventuele problemen die zij daarin ervaren. Leerkrachten en ICT Op elke school is er minstens één persoon die, wat betreft ICT-kennis, uitsteekt boven de rest van het team. Ook zijn er scholen die verschillende ‘ICT-experts’ in hun team hebben. Bijvoorbeeld: de IB-er kent de kneepjes van de remediërende software, de leerkracht van groep 3 weet veel van de software bij Veilig leren lezen en een vrijwilliger weet alles van het bibliotheekprogramma EducatB. De aanwezige kennis wordt meestal alleen intern gedeeld. Die kennisdeling kan op verschillende manieren plaatsvinden, meestal gebeurt dat ongestructureerd: in de wandelgangen, op studiedagen, in kleine groepjes, op aanvraag, in toevallige 1-op-1contacten, in vergaderingen enzovoort. Is de ondersteuning op ICT-gebied niet intern beschikbaar, dan wordt deze extern ingekocht. De extern binnengehaalde kennis wordt daarna niet altijd verder verspreid in de school. Het overgrote deel van alle scholen heeft behoefte aan scholing. Deze kan variëren van training van de basisvaardigheden tot specifieke cursussen. Andere scholingsvormen die zijn genoemd: coaching, klassenbezoek, individuele instructie en uitleg bij programma’s, workshops. 11
Leerlingen en ICT De leerlingen komen steeds computervaardig de school binnen – dit is overigens afhankelijk van het opleidingsniveau van de ouders – maar de leerkrachten hebben geen goed beeld van wat die vaardigheden feitelijk voorstellen en hoe ze daarmee om kunnen gaan. Ook weten leerkrachten niet precies wat de basisvaardigheden van hun leerlingen op ICT-gebied zijn. Internet wordt voornamelijk gebruikt om informatie te zoeken voor werkstukken en spreekbeurten. Veel scholen gaven aan geen methode te hebben om leerlingen goed te leren zoeken naar informatie op internet. Van elkaar leren de leerlingen voornamelijk de populaire internettoepassingen. Alle scholen hebben regels voor leerlingen over het gebruik van internet. AWBR heeft een voorbeeld voor een internetprotocol opgesteld, waar alle scholen gebruik van maken. Gesignaleerde knelpunten Het geringe kennisniveau van leerkrachten wordt als grootste knelpunt ervaren. Ook is het voor schooldirecties niet duidelijk welke competenties een leerkracht moet hebben om ICT goed in het onderwijs in te bedden. Daarnaast heeft men behoefte aan schooloverstijgende vormen van kennis delen. Er is genoeg kennis aanwezig op de scholen, maar door het gebrek aan kennismanagement komt die kennis niet aan op de goede plaats. Aandachtspunten Kennis en vaardigheden van leerkrachten zullen blijvend geschoold moeten worden, de motivatie daarvoor is gelukkig groot. Veel van wat er misgaat bij het gebruik van ICT wordt geschoven op ‘klassenmanagement’ of het gebrek daaraan. De mate waarin klassenmanagement plaatsvindt, hangt echter weer af van de ICT-interesse en -vaardigheid van de leerkracht. Scholen hebben sterke kanten en willen hun kennis ook delen. Tegelijk kennen ze elkaars sterke kanten niet, omdat er nu vrijwel geen uitwisseling van kennis en ervaring is. 3.2 Gewenste ICT-competenties van leerkrachten De meeste schooldirecties willen dat hun leerkrachten ICT-vaardig zijn en dat de inzet van ICT in de klas op een hoger plan komt te staan. Noodzakelijke voorwaarden hiervoor zijn een leerlijn ICT met eindtermen en een protocol veilig internet. Verder streven de scholen ernaar dat digitale communicatie de papieren communicatie gaat vervangen. Dat geldt zowel voor de communicatie binnen het team, als voor communicatie met leerlingen en ouders. De gewenste situatie op lange termijn: - voldoende ICT-competenties bij leerkrachten (met vastgestelde eindtermen) door: - het hanteren van ICT-leerlijn met vastgestelde eindtermen en tussendoelen per leerjaar; - betere vormen van kennisdeling; - protocol internet. 12
ICT-competenties leerkrachten AWBR Voor het vaststellen van de ICT-competenties is het aan te bevelen uit te gaan van de competenties die zijn opgesteld door de experts van Kennisnet. Deze competenties staan beschreven op http://assessment.onderwijstools.nl/ en zijn opgedeeld in vier groepen : - ICT en didactiek; - ICT en lesvoorbereiding; - ICT en organisatie; - ICT rondom het onderwijs. Hieronder wordt de uitwerking van Kennisnet per competentiegebied weergegeven. Kennisnet – Competenties Didactiek 1. Ik kan ICT inzetten zodat leerlingen gemotiveerd zijn om te leren. 2. Ik kan leerlingen begeleiding geven bij educatieve oefenprogramma’s. 3. Ik kan mijn leerlingen zo begeleiden bij het gebruik van internet dat zij zelf relevante informatie leren vinden en beoordelen. 4. Ik kan leerlingen begeleiding geven bij e-mailen. 5. Ik kan leerlingen begeleiding geven bij het werken met elektronische leeromgevingen. 6. Ik kan leerlingen feedback geven na het werken met de computer. 7. Ik weet welke educatieve programma’s er voor mijn onderwijs beschikbaar zijn. 8. Ik weet bij het geven van computeropdrachten rekening te houden met verschillen in niveau, interesse en tempo van mijn leerlingen. 9. Ik vind ICT meerwaarde aan mijn onderwijs geven. 10. Ik kan voor leerlingen die bij bepaalde onderdelen extra tijd of oefening nodig hebben remediërende ICT-programma’s inzetten. Kennisnet – Competenties Lesvoorbereiding 1. Ik kan internetpagina’s vinden met relevante informatie voor mijn onderwijs. 2. Ik kan werkbladen voor de leerlingen maken met behulp van de computer. 3. Ik kan presentaties maken op de computer voor uitleg aan mijn leerlingen. 4. Ik kan plaatjes van internet kopiëren en plakken in een zelfgemaakt instructieblad. 5. Ik kan educatieve software installeren op mijn lerarencomputer. 6. Ik kan gebruikersgroepen aanmaken bij een programma voor mijn leerlingen. 7. Ik kan leerling-gegevens invoeren in een leerlingvolgsysteem. 8. Ik kan een e-mail sturen naar een collega om advies te vragen over een project. 9. Ik kan software beoordelen op bruikbaarheid voor mijn lessen. 10. Ik kan websites beoordelen op geschiktheid voor mijn onderwijs. 11. Ik kan opdrachten, lesmaterialen en bronnen klaarzetten op het netwerk. Kennisnet – Competenties Organisatie 1. Ik kan het ICT-gebruik in mijn lessen zodanig voorbereiden dat de benodigde computerprogramma’s startklaar zijn. 2. Ik kan gebruik maken van ICT voor samenwerking. 3. Ik kan schoolbeleid voor gebruik van ICT vertalen naar afspraken in de les. 4. Ik kan de tijd waarin leerlingen gebruik maken van ICT optimaal organiseren door bijvoorbeeld een rooster of roulatieschema te maken. 5. Ik ken de regels die gelden voor computergebruik en pas deze ook toe. 6. Ik weet welke onderwijssituaties in mijn klas geschikt zijn voor gebruik van computers. 7. Ik weet welke lichaamshouding mijn leerlingen moeten aannemen bij het gebruik van de computer. 8. Ik weet hoe lang mijn leerlingen per dag in de klas achter de computer mogen werken. 9. Ik kan ICT-gebruik structureel inpassen in mijn les- en activiteitenplanning. 10. Ik kan bij storingen op de computer zodanig handelen dat de les er zo min mogelijk door wordt verstoord. Kennisnet – Competenties Rondom het onderwijs
13
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Ik kan een fotopresentatie van een excursie via de computer laten zien. Ik kan onderwijskundige informatie op internet zoeken voor mijn eigen professionalisering als leraar. Ik kan de notulen van de vergaderingen verwerken met een programma voor tekstverwerking. Ik kan een verslag van een leerling-bespreking naar een collega e-mailen. Ik kan mijn documenten via mappen en submappen gestructureerd opbergen op de computer. Ik kan kennis en ervaringen uitwisselen met leraren in een community/gebruikerskring op internet. Ik kan gebruik maken van een adressenboek bij e-mailen. Het lukt me aardig de ICT-ontwikkelingen op mijn vakgebied bij te houden. Ik deel mijn eigen ervaringen met ICT in het onderwijs graag met mijn collega’s.
3.3 Beleid om te komen tot gewenste ICT-competenties bij leerkrachten Centraal staat het toepassen van de ‘assessmenttool’ van Kennisnet. Dit is een hulpmiddel waarmee de onderwijsopvattingen van de leerkrachten en de competenties die nodig zijn om ICT succesvol te kunnen integreren, helder in kaart zijn te brengen. Wanneer alle AWBRleerkrachten deze assessment invullen, levert dat belangrijke informatie over onze gezamenlijke visie op het gebruik van ICT en weten we welke acties we moeten ondernemen om ICT te integreren in ons onderwijs. Om de assessmenttool te kunnen gebruiken moet de bovenschoolse ICT-er op de website van Kennisnet voor elke school een aparte gebruikersgroep aanmaken. Elke leerkracht vult vervolgens een assessment in. Op basis van de antwoorden ontstaan groepsprofielen per school. Vanuit dit profiel wordt bepaald welke scholing wenselijk is en hoe dit zal worden aangeboden. Voorafgaand aan de uit te voeren assessments kunnen nu al doelen geformuleerd worden voor de ICT-competenties van AWBR-leerkrachten. Deze zouden na assessment nog bijgesteld kunnen worden. 3.3.1 ICT-competenties: doelen op korte termijn (1 jaar) Op basis van de door Kennisnet geformuleerde doelen beschrijven we hieronder welke competenties de AWBR-leerkrachten binnen een jaar na de start van een ICT-traject binnen de school zouden moeten beheersen. Wat alle leerkrachten moeten kunnen op competentiegebied Didactiek: 1. Leerlingen begeleiding geven bij educatieve oefenprogramma’s; 2. Leerlingen feedback geven na het werken met de computer; 3. Remediërende ICT-programma’s inzetten voor leerlingen die bij bepaalde onderdelen extra tijd of oefening nodig hebben; 4. ICT inzetten zodat leerlingen gemotiveerd zijn om te leren. Wat alle leerkrachten moeten kunnen op competentiegebied Lesvoorbereiding: 1. Presentaties maken op de computer voor uitleg aan de leerlingen; 2. Leerling-gegevens invoeren in een leerlingvolgsysteem; 3. Een e-mail sturen naar een collega om advies te vragen over een project; 4. Internetpagina’s vinden met relevante informatie voor mijn onderwijs. Wat alle leerkrachten moeten kunnen op competentiegebied Organisatie: 14
1. Het ICT-gebruik in mijn lessen zodanig voorbereiden dat de benodigde computerprogramma’s startklaar zijn; 2. De tijd waarin leerlingen gebruik maken van ICT optimaal organiseren door bijvoorbeeld een rooster of roulatieschema te maken; 3. De regels kennen die gelden voor computergebruik en deze ook toepassen; 4. Weten welke lichaamshouding leerlingen moeten aannemen bij het gebruik van de computer; 5. Weten hoe lang leerlingen per dag in de klas achter de computer mogen werken; 6. ICT-gebruik structureel inpassen in les- en activiteitenplanning. Wat alle leerkrachten moeten kunnen op competentiegebied Rondom het onderwijs: 1. Fotopresentatie van een excursie via de computer laten zien; 2. Notulen van vergaderingen verwerken met een programma voor tekstverwerking; 3. Verslag van een leerling-bespreking naar een collega e-mailen; 4. Eigen ervaringen met ICT in het onderwijs delen met collega’s. 5. De tijd waarin leerlingen gebruik maken van ICT optimaal organiseren door bijvoorbeeld een rooster of roulatieschema te maken; 6. Weten hoe lang leerlingen per dag in de klas achter de computer mogen werken; 3.3.2 ICT-competenties: doelen op lange termijn (3 jaar) Voor het realiseren van de andere door Kennisnet geformuleerde doelen, zal meer tijd nodig zijn. De werkgroep ICT kan een rol spelen in het spreiden van de doelen over de periode van drie jaar. Daarnaast moet jaarlijks bekeken worden hoe de ontwikkeling van het ICT-gebruik in het onderwijs verloopt. Aan de hand daarvan kunnen doelen worden bijgesteld of nieuwe doelen worden geformuleerd. De volgende competentiegebieden zouden wel na drie jaar beheerst moeten worden. Wat alle leerkrachten moeten kunnen op competentiegebied Didactiek: 1. Leerlingen zo begeleiden bij het gebruik van internet dat zij zelf relevante informatie leren vinden en beoordelen; 2. Leerlingen begeleiding geven bij e-mailen; 3. Leerlingen begeleiding geven bij het werken met elektronische leeromgevingen; 4. Weten welke educatieve programma’s er voor onderwijs beschikbaar zijn; 5. Bij het geven van computeropdrachten rekening houden met verschillen in niveau, interesse en tempo van leerlingen; 6. Overtuigd zijn dat ICT meerwaarde geeft aan het onderwijs. Wat alle leerkrachten moeten kunnen op competentiegebied Lesvoorbereiding: 1. Werkbladen voor de leerlingen maken met behulp van de computer; 2. Plaatjes van internet kopiëren en plakken in een zelfgemaakt instructieblad; 3. Educatieve software installeren op de lerarencomputer; 4. Gebruikersgroepen aanmaken bij een programma voor leerlingen; 5. Software beoordelen op bruikbaarheid voor de lessen; 6. Websites beoordelen op geschiktheid voor het onderwijs; 7. Opdrachten, lesmaterialen en bronnen klaarzetten op het netwerk. Wat alle leerkrachten moeten kunnen op competentiegebied Organisatie 15
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Gebruik maken van ICT voor samenwerking; Schoolbeleid voor gebruik van ICT vertalen naar afspraken in de les; Weten welke onderwijssituaties in de klas geschikt zijn voor gebruik van computers; Weten hoe lang leerlingen per dag in de klas achter de computer mogen werken; ICT-gebruik structureel inpassen in les- en activiteitenplanning; Bij storingen op de computer zodanig handelen dat de les er zo min mogelijk door wordt verstoord.
Wat alle leerkrachten moeten kunnen op competentiegebied Rondom het onderwijs: 1. Onderwijskundige informatie op internet zoeken voor eigen professionalisering als leraar; 2. Documenten via mappen en submappen gestructureerd opbergen op de computer; 3. Kennis en ervaringen uitwisselen met leraren in een community/gebruikerskring op internet; 4. Gebruik maken van een adressenboek bij e-mailen; 5. ICT-ontwikkelingen op eigen vakgebied bijhouden. 3.3.3 Stappenplan bij beleid gericht op competenties leerkrachten Voor het uitvoeren van bovenbeschreven beleid kunnen de volgende stappen gevolgd worden: Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5
De bovenschoolse Coach nieuwe media maakt per school groepen aan op de website van Kennisnet. Alle leerkrachten vullen een assessment in. Coach nieuwe media in samenwerking met werkgroep ICT bekijkt de groepsprofielen van alle scholen en analyseert wat in AWBR-verband geschoold kan worden, wat op schoolniveau, en wat op leerkrachtniveau. Cursussen aanbieden. Evalueren van de kennissituatie na een jaar.
Nieuwe leerkrachten moeten in hun eerste jaar ook een assessment invullen, om een beeld te krijgen van hun ICT-vaardigheden. 3.3.4 Wie doet wat: verantwoordelijkheden en taken De directeuren zijn verantwoordelijk voor de vaardigheden van hun leerkrachten. Na drie jaar zou dit op orde moeten zijn. De coördinatie van het stappenplan wordt gelegd bij de bovenschoolse Coach nieuwe media. Hij of zij kan de werkgroep ICT gebruiken bij de uitvoering en de planning. De bovenschoolse Coach nieuwe media kan bepaalde taken delegeren aan de schooldirecteuren, rechtstreeks of via de Coach nieuwe media van de scholen. 3.3.4.1 Introductie rol Coach nieuwe media in de school Wanneer we de uitgangspunten van dit ICT-beleidsplan succesvol implementeren is pure ICT-coördinatie onvoldoende. Daarom introduceren we de Coach nieuwe media. Die rol is ingrijpend anders dan die van de vorige, de ICT-coördinator. Van de coördinator wordt vooral techniekondersteunende werkzaamheden verwacht. Wanneer de server uit de school 16
gaat en de service voor hardware wordt uitbesteed aan een externe aanbieder (zie Hoofdstuk 5), verschuiven de activiteiten van de coördinator vanzelf van techniekondersteunend naar ondersteunend bij toepassingen. De Coach nieuwe media ondersteunt dus onder andere bij het gebruik van onderwijs inhoudelijke programma’s En bijvoorbeeld bij architectuurplanning, het functioneel beheren van clouddiensten of het voeren van contractbeheer van de kleinverbruik ICT middelen van de school. Bij deze verschuiving in de werkzaamheden horen ook nieuwe competenties. Het is belangrijk dat deze competenties in kaart worden gebracht en meewegen bij de beoordeling welke Coach nieuwe media de veranderende rol op zich kan nemen. 3.4 Beleid om te komen tot gewenste ICT-kennis bij leerlingen Het is wenselijk om eindtermen ICT vast te stellen waaraan de leerlingen moeten voldoen bij het verlaten de school (na groep 8). Het gaat daarbij om minimum eindtermen die de leerlingen met bepaalde ICT-middelen verworven hebben, volgens een door de school bepaalde leerlijn. De werkgroep ICT stelt de volgende minimum eindtermen voor: • Leerlingen zijn in staat om ICT te gebruiken voor de programma's die de school hanteert ter ondersteuning van het onderwijs. • Leerlingen zijn in staat om met behulp van ICT een werkstuk te maken dat voldoet aan de voorwaarden: in welgevormde zinnen (volgens de taalmethode van de school), met gebruik van illustraties en bronvermelding van gebruikte literatuur en hyperlinks. • Leerlingen zijn in staat om met behulp van ICT over dat werkstuk een presentatie te maken/houden, die voldoet aan de voorwaarden: van voldoende retorische kwaliteit en met gebruik van illustratiemateriaal. • Leerlingen zijn in staat om mediumspecifieke zoekstrategieën toe te passen om informatie te vinden. • Leerlingen hebben een kritische houding ten opzichte van informatie en kunnen die informatie op waarde schatten. • Leerlingen zijn mediawijs: ze zijn zich bewust van de invloeden van allerlei media (communicatiemiddelen). Ze weten hoe ze die media veilig kunnen gebruiken en hoe ze een kritische houding ten opzichte van die media kunnen ontwikkelen. • De leerlingen begrijpen en gebruiken de mogelijkheden van ICT. • Om de eindtermen praktisch te realiseren kunnen leerlingen, onafhankelijk van een bepaald besturingssysteem of bepaald programma: o Tekstverwerken en presenteren; o Elektronische interactieve presentatiemiddelen hanteren; o Communicatieprogramma’s gebruiken zoals e-mail, chatprogramma's, blogs, elo's en wat er in de toekomst nog ontwikkeld zal worden; o Tekenprogramma's en eenvoudige fotobewerkingsprogramma’s gebruiken; o Filmpjes maken; o Geluiden invoegen. Om de bovenstaande minimum eindtermen te kunnen realiseren moet elke AWBR-school kunnen beschikken over een eigen leerlijn die aangepast is aan de behoeften van de school. 17
3.4.1 ICT-kennis leerlingen: doelen op korte termijn (1 jaar) De werkgroep ICT heeft de bovenbeschreven eindtermen vertaald in twee concrete doelen voor de korte termijn: Leerlingen zijn mediawijs. Dat houdt in: ze zijn zich bewust van de invloeden van allerlei media (communicatiemiddelen), weten hoe ze die media veilig kunnen gebruiken en hoe ze een kritische houding ten opzichte van die media kunnen ontwikkelen. Leerlingen, leerkrachten en ouders hiervan doordringen. Leerlingen kunnen ICT gebruiken voor de programma's die de school hanteert ter ondersteuning van het onderwijs. Stel de vraag “Wat heb jij beleefd op internet?”. 3.4.2 Stappenplan bij beleid gericht op ICT-kennis leerlingen De werkgroep ICT zal het stappenplan uitwerken na overleg met de schooldirecties. 3.4.3 Wie doet wat: verantwoordelijkheden en taken De werkgroep ICT beschrijft vervolgens wie het vastgestelde beleid verder uitwerkt, in werking stelt, begeleidt, bewaakt en evalueert.
18
4. Educatieve software en content Het is van belang dat de beschikbare software op scholen aansluit bij het didactische en organisatorische concept van de school. Bovendien dient de software te voldoen aan een aantal technische en didactische eisen. Het kan interessant zijn om op bovenschools niveau te kijken naar licenties en de aanschaf van software. Wanneer scholen een licentie delen, of overgaan tot gezamenlijke aanschaf van software, dan is dat goedkoper dan wanneer ze dit individueel regelen. Verschillende soorten software voor scholen De werkgroep ICT heeft een overzicht gemaakt van de soorten software die de scholen tot hun beschikking hebben. Dit zijn: Educatieve software Programma's die een leereffect beogen, onder te verdelen in: - programma's die specifiek bij bestaande methodes zijn ontwikkeld, bijvoorbeeld Veilig Leren Lezen; - progamma’s die meer algemeen toepasbaar zijn: tafeltraining, kaart van Nederland. Administratieve software Deze software wordt op vrijwel elke school door de leerkrachten gebruikt. De leerlinggegevens, gekoppeld aan een leerlingvolgsysteem, worden hierin bijgehouden. Op alle scholen in Amsterdam wordt nu gewerkt met ParnasSys. Kantoor- en algemene software Hiertoe rekenen we tekstverwerkingsprogramma’s, rekenprogramma's, routeplanners enzovoort. Deze software kan uitstekend worden ingezet in het onderwijs; in de leerkrachtwerkomgeving spelen ze zelfs een uiterst belangrijke rol. Besturingssoftware Besturingssoftware wordt gebruikt voor de directe besturing van computers en zorgt bijvoorbeeld voor het starten en beëindigen van andere programma's. Bij de aanschaf van alle softwareprogramma’s is het belangrijk erop te letten dat deze zijn afgestemd op de gebruikte besturingssoftware. Aanschaf van educatieve software Om tot een weloverwogen keuze te komen in het aanbod van educatieve software is het belangrijk een aantal fasen te onderscheiden: Fase 1 – Oriëntatie; Fase 2 – Zoekproces; Fase 3 – Beoordeling; Fase 4 – Aanschaf; Fase 5 – Invoering; Fase 6 – Evaluatie. Bij beoordeling van educatieve software wordt gekeken naar toekomstvastheid en uitwisselbaarheid (ook om kosten te besparen). 19
Bij de oriëntatie in fase 1 gaat het erom te bepalen voor welk vak of vormingsgebied de software moet worden ingezet. Ook de doelen die men wil bereiken met de software, moeten duidelijk geformuleerd worden. In welke groep wordt het ingezet, moet het methodegebonden zijn, moet registratie van de resultaten mogelijk zijn? Bij het feitelijke zoekproces, fase 2, kan de bovenschoolse werkgroep ICT een rol spelen door methodieken en software vooraf te evalueren op bruikbaarheid. Daarnaast kunnen diverse informatiebronnen geraadpleegd worden. De werkgroep maakte de volgende inventarisatie van beschikbare bronnen: Samenzoeken.nl
Sinds 2007 is dit de educatieve zoekmachine voor het onderwijs, waarin de zoekresultaten van een aantal andere databases – zoals DaVindi, Leermiddelenplein, Teleblik en Digitale School – zijn gebundeld. Op Samenzoeken.nl staan verzamelde beschrijvingen van en verwijzingen naar boeken, films, software en leermiddelen die voor het onderwijs relevant zijn. De resultaten worden op een internationaal gestandaardiseerde manier gepresenteerd.
Wikiwijs.nl
Dit is een platform waar docenten ‘open’ digitaal leermateriaal kunnen vinden en – vooral – zelf ook gebruiken en bewerken. Volgens het persbericht bij de lancering van Wikiwijs.nl (december 2009) is dit een plek waar leermateriaal voor iedere docent en leerling in het hele onderwijsstelsel te vinden is: “Open, gratis toegankelijk en vrij te gebruiken en aan te passen.” Bovendien, hier ontkomen we even niet aan jargon, is Wikiwijs volgens de makers: “kerndoel- en eindtermendekkend”.
Vaktijdschriften
In vaktijdschriften verschijnen regelmatig recensies over educatieve software. Computers Op School (COS) is een tijdschrift dat gericht is op ICT in zowel het basis- als het voortgezet onderwijs. De Onderwijswerkgroep (OWG) geeft OWG Digitaal uit, een maandblad dat helemaal gericht is op het basisonderwijs. Je vindt in deze tijdschriften overigens niet alleen recensies en beschrijvingen van software, maar ook lesideeën en de actuele ontwikkelingen op het gebied van ICT in het onderwijs. De OWG ontwikkelt ook zelf veel educatieve software die alleen voor OWG-leden te koop is.
Onderwijs Begeleidingsdiensten (OBD’s)
OBD;’s kunnen informatie geven over de beschikbare educatieve softwarepakketten.
Uitgeverijen
Catalogi van uitgeverijen bieden een overzicht van beschikbare software. Uitgeverijen stellen deze catalogi gratis ter beschikking aan scholen.
Internet
Steeds meer internetsites verstrekken informatie over educatieve software. Op sommige zijn zelfs complete recensies te vinden. Kijk bijvoorbeeld op http://edusoftware.startkabel.nl/
Leveranciers van onderwijskundige instrumenten
In het aanbod van deze leveranciers zit meestal ook een educatief pakket waaruit een keuze gemaakt kan worden.
Als een softwareprogramma voldoet aan de wensen en eisen, volgt in fase 3 de beoordeling. Meestal moet dat gebeuren aan de hand van een demoversie, ofwel een beperkte versie van het programma. De volledige versie is vaak wel te bekijken bij een OBD. Voor educatieve software is het van belang dat kinderen bij het gebruik: 20
-
kunnen stoppen wanneer ze dat willen; weten waar zij zich in het programma bevinden; vooruit en terug kunnen bladeren; zelf het tempo kunnen bepalen.
Bij de beoordeling van de educatieve software moet op aan aantal aspecten gelet worden; het onderstaande schema biedt een overzicht. Schema – Onderdelen beoordeling educatieve softwareprogramma’s Aansluiting van het programma in het Het gebruik van het programma in de klas -
Het gebruik door de leerling
De vormgeving
-
-
De documentatie
De techniek
-
-
onderwijs; Gevolgen voor de voorbereiding en nazorg van de docent; Registratie van gegevens; Kwaliteit van de instructie(s); Geschiktheid van het medium; Vakinhoudelijke juistheid; Didactische aspecten; Structuur van het programma; Doelrealisatie. Bediening- en besturingsaspecten; Kwaliteit van hulp en feedback; Motivationele aspecten; Keuzemogelijkheden; Geschiktheid voor de doelgroep; Vakinhoudelijke juistheid; Interactiemogelijkheden. Schermindeling; Kleurgebruik; Grafische aspecten; Kwaliteit plaatjes en animaties; Begrijpelijkheid van teksten op het scherm; Gebruik van geluidscomponent. Doel- en doelgroepbeschrijving; Didactische en organisatorische aanwijzingen; Grafische aspecten; Kwaliteit plaatjes en animaties; Praktische tips; Beschrijving van de inhoud van het programma. Vastlopers, programmeerfouten; Wachttijden; Installatie; Afscherming bepaalde toetsen.
Is de programmatuur geschikt bevonden, dan volgt in fase 4 de aanschaf ervan. Bij de invoering van een nieuw softwareprogramma – in fase 5 – is uiteraard het klassenmanagement van belang. Hoe is de instructie georganiseerd? Hoe wordt het programma ingezet? Welke faciliteiten zijn er op schoolniveau?
21
De laatste fase – evaluatie – moet niet te vroeg ingezet worden. Pas wanneer het programma in de praktijk gefunctioneerd heeft, kan het gebruik ervan geëvalueerd worden. Na ongeveer een jaar kan er daarom het beste (nogmaals) geëvalueerd worden. 4.1 Huidig gebruik van educatieve software en content Op de meeste scholen werken de leerlingen zowel met methodegebonden software als met niet-methodegebonden sofware. Remediërende software wordt maar weinig gebruikt. Basisvaardigheden zoals tekstverwerken worden meestal niet volgens een leerlijn aangeboden. Incidenteel werken leerlingen met PowerPoint en/of een schoolcamera. 4.2
Gewenst gebruik van educatieve software en content
Aan welke educatieve en content de scholen behoefte hebben, is niet af te leiden uit onze onderzoeken. Wel is de wens naar voren gekomen om kosten te besparen door centrale inkoop en door licenties AWBR-breed te regelen. Ook is duidelijk geworden dat in de toekomst software steeds vaker online zal worden aangeboden. Dit is wenselijk omdat hiermee de kosten van het zelf aanleggen van een fysieke software bibliotheek overbodig wordt. 4.3
Ontwikkeling van beleid
De werkgroep ICT zal komend jaar voorstellen voor beleid formuleren. Hierin komt bijvoorbeeld aan de orde: - Criteria voor aanschaf software en content; - Methodegebonden en niet-methodegebonden software; - Inzetbaarheid software bij oefenen/automatiseren, opzoeken informatie, communicatie, planning, toetsing, volgsysteem; - Visie op gebruik van internet (protocollen, content filtering), e-mail, chat en MSN, ‘netiquette’; - Eigen websites scholen. 4.3.1 Educatieve software en content: doelen op korte termijn (1 jaar) Door tijdgebrek zijn de schooldirecties nog niet toegekomen aan de formulering van korte en lange termijndoelstellingen. Hierover moeten gezamenlijke afspraken worden gemaakt. Het uitgangspunt bij het formuleren van doelen is wel duidelijk: Een leerkracht moet met de educatieve programma’s op school kunnen omgaan en een eenvoudige presentatie kunnen maken. 4.3.2 Stappenplan bij beleidsontwikkeling De werkgroep ICT zal het stappenplan uitwerken na overleg met de schooldirecties. 4.3.3 Wie doet wat: verantwoordelijkheden en taken De werkgroep ICT beschrijft wie het vastgestelde beleid verder uitwerkt, in werking stelt, begeleidt, bewaakt en evalueert.
22
4.3.4 Software t.b.v. e-mail, agenda, contacten en bestanden delen Als oplossing voor het verzenden van e-mail, agenda, contacten en bestanden delen kiest AWBR voor de diensten van Live@Edu om de volgende redenen: Live@Edu geeft 100% garantie dat de dienst gratis blijft, dit is bij Google Apps niet het geval. Live@Edu integreren kan en moet geïntegreerd door middel van Single Sign On in de ICT omgeving van leerlingen en leerkrachten. Live@Edu garandeert dat de diensten 100% binnen Europa blijft, Google Apps garandeert dit niet en kan niet aangeven waar wat precies staat. Bij Google Apps valt men juridisch onder de wetgeving van de Verenigde Staten van Amerika, bij Live@Edu valt men onder het Europees recht. Door de herkenbare opzet van de interface leren gebruikers hiervan snel gebruik te maken. De online WebSpace kan en moet benaderbaar zijn vanuit de ICT omgeving van de leerlingen en leerkrachten. Men blijft eigenaar van de opgeslagen bestanden. De servicedesk van de aanbieder kan en moet Live@Edu ondersteunen.
23
5. ICT-infrastructuur Op het gebied van hardware hebben scholen vooral behoefte aan een zorgeloze ICTinfrastructuur, aan inzicht en ondersteuning bij investeringen en exploitatie. Knelpunten op het gebied van techniek en beheer kunnen een belemmering vormen voor het optimaal gebruik van de aanwezige ICT-voorzieningen. Steeds meer scholen kiezen ervoor om problemen met ICT-infrastructuur in samenwerking met andere scholen op te lossen, of om deze via een externe beheerpartij te regelen. 5.1
Huidige situatie ICT-infrastructuur
Op het moment van inventarisatie (januari 2009, zie bijlage Onderzoek Schooldesk) waren er in totaal 725 werkplekken. Scholen hebben daarbij aangegeven dat ze wel meer werkplekken willen hebben. Het aantal van 725 is inclusief de computers die alleen voor administratieve doeleinden gebruikt worden. De fileservers binnen AWBR zijn zeer divers. Er is geen standaard configuratie, vaak worden ‘zwaardere’ computers ingezet als server. De back-upvoorzieningen variëren van ‘niet geregeld’ tot ‘zeer professioneel’. Te vaak ontbreekt het aan de juiste discipline en aan een goede back-upprocedure. Vier van onze scholen maken gebruik van Qlict als partner, Maxcare ICT bedient drie scholen en ook Ingenieursbureau Peter Fokker heeft drie AWBR-scholen als klant. Vier scholen besteden het beheer van hun ICT-infrastructuur compleet uit. De resterende drie scholen zijn zelf verantwoordelijk voor het beheer van hun ICT netwerk. 1 Veelal hebben de scholen hun website via de huidige ICT-partner geregeld. Wanneer er daarbij niet is gekozen voor een CMS 2 als basis voor de website, vraagt dit veel beheer. Enkele scholen maken gebruik van Site@School als beheersysteem voor hun website. Dit systeem biedt Open Source Software. Wanneer we overgaan naar één aanbieder is het belangrijk dat we bezit en toegankelijkheid van data waarborgen, ook als in een later stadium van aanbieder zou worden gewisseld. Scholen geven zelf aan dat de infrastructuur op orde is. Toch is ook geconcludeerd dat de bekabeling niet volgens de norm is. Daarnaast is het aantal aansluitpunten vaak niet in overeenstemming met het groeiend aantal werkplekken. Op enkele scholen is een wireless omgeving in gebruik. De beveiliging vraagt daarvan extra aandacht.
1
Voor meer informatie: zie pagina 13 van Onderzoek ‘zachte kant’ van ICT voor een overzicht van beheerpartijen, kosten en tevredenheid. CMS – Content Management Systeem – Een beheersysteem waarmee de inhoud van een website eenvoudig is aan te passen, gegevens kunnen zonder speciale layout worden ingevoerd.
2
24
De huidige situatie is ideaal om het softwaregebruik per school kritisch te bekijken. In enkele gevallen is bijvoorbeeld het aantal aangekochte applicaties niet in verhouding met het aantal leerlingen. 5.1.1 Digitale schoolborden Sinds het ontstaan van scholen heeft het schoolbord een belangrijke functie: schriftelijke (beeldende) ondersteuning van de instructie van de leerkracht. De huidige digitale schoolborden zijn geschikt voor deze functie, maar ze kunnen veel meer. Via de computer worden de aantekeningen/lessen opgeslagen op de harde schijf. Het is mogelijk om deze instructie opnieuw te laten zien of zelfs af te laten spelen. Het grootste voordeel van het digibord is dat je een plaatje kunt laten zien bij een praatje. Voor een wandkaart hoef je niet meer naar het magazijn. Het digitale bord heeft interactieve mogelijkheden. Met de pen (vinger) is het mogelijk om de computer te sturen. Op deze wijze kunnen bijvoorbeeld hyperlinks worden geactiveerd. Ook zijn er interactieve mogelijkheden ontwikkeld waarbij de leerlingen leren (onder andere: http://www.bbc.co.uk/schools/scienceclips/index_flash.shtml). Er zijn diverse hulpmiddelen voor het digibord te koop die het bord nog interactiever maken. Bijvoorbeeld: stemkastjes waarmee de leerlingen kunnen stemmen op het juiste antwoord. Voor het digibord zijn verschillende tools/applets ontwikkeld. Dit zijn hulpmiddelen die het digibordprogramma al in zich heeft, of die zijn te downloaden via internet, zoals: honderdveld, breukenbord, breukenstaven, grafieken, klok, getallenlijn, dobbelstenen, stopwatch, zelfstandigwerken-klok, notenbalken, tijdbalken, topografische kaarten, kruispunt, praatplaten, lijnen, ruitjes, rekenmachine. Het digitale schoolbord combineert het traditionele schoolbord/whiteboard met een televisie met video(DVD)recorder, een flip-over en een computer met beamer. Met dat in gedachten kan iedere leerkracht snel een aantal fraaie toepassingen bedenken: van tevoren gemaakte en dus herbruikbare schoolbordschema’s tonen, een filmpje laten zien (NOT/Teleblik/Encarta), een diapresentatie gebruiken, de werking van een computerprogramma 'live' demonstreren, kleur, geluid en beweging gebruiken om de informatie meer te laten leven. Omdat vrij intuïtief met het schoolbord gewerkt kan worden, worden spelenderwijs de ICTvaardigheden van zowel leerling als leerkracht gestimuleerd. Er zijn inmiddels gebruikers die methodeboekjes geheel of gedeeltelijk hebben gescand, vooral bij rekenen en zaakvakken. Op diverse sites worden ook lessen, Iessuggesties, animaties/filmpjes beschikbaar gesteld. Op de meeste AWBR-scholen zijn één of meer digitale schoolborden aanwezig. Er is een heldere visie nodig om te komen tot het gebruik van digiborden. Het digibord moet ondersteunend zijn aan het onderwijs. Tegenwoordig werken we in de klas met niveaugroepen waardoor klassikaal werken tot het verleden gaat behoren. Een korte
25
klassikale instructie wordt gevolgd door groepsinstructies aan een groepstafel. Een digibord is daarom ook niet van grote meerwaarde voor elke school of elke groep in de toekomst.
5.2
Gewenste situatie ICT-infrastructuur
Recent onderzoek van Kennisnet (augustus 2009) heeft aangetoond dat op scholen in Nederland gemiddeld één computer op zes tot zeven leerlingen aanwezig is. Binnen AWBR zitten we ook op dit aantal. Nederland loopt daarmee ver achter op andere landen waar op veel scholen al één computer per leerling aanwezig is. Ook AWBR streeft naar één computer per leerling, omdat leerlingen door slim gebruik van ICT met meer plezier in minder tijd kennis opdoen. Dit heeft uiteraard consequenties voor de netwerkinfrastructuur. Er moeten voldoende werkplekken en aansluitpunten beschikbaar zijn, die in een goede technische staat verkeren en voldoende bandbreedte ter beschikking hebben. De werkgroep constateert dat het wenselijk is om te komen tot de volgende situatie: - Per klas/groep: één set PC Plus 4 (= 4 werkplekken) voor de leerlingen; - Per bovenbouwgroep (3 t/m 8): één PC voor de leerkracht/digibord; - Per 50 leerlingen: een PC voor het team (directie/administratie/IB/RT); bij berekening van het totaal aantal benodigde PC’s moet altijd naar boven worden afgerond, het aantal beschikbare en nog bruikbare PC’s wordt hier dan vanaf getrokken; - Per werkplek: een aansluiting op het breedbandnetwerk. De hierboven genoemde aantallen en berekeningen zullen worden opgenomen in de investeringsvoorstellen voor de verschillende scholen/locaties. Het mogelijk dat er een aanvulling op het bovenstaande pakket wordt aangeschaft. indien de school hier zelf middelen aan wil besteden. Soms is er subsidie ontvangen die hiervoor kan worden aangewend. Hiervoor kunnen dan bijvoorbeeld ook digiborden voor de onderbouw worden aangeschaft. Nadeel is wel dat op de apparatuur die is aangeschaft met deze niet structurele middelen niet wordt afgeschreven. De rol van de fileserver binnen de school zal door de aansluiting op BOA overbodig worden. De beschikbare bandbreedte maakt het mogelijk om meer dan ooit gebruik te maken van content die wordt aangeboden. BOA maakt het vanwege de hoge doorvoersnelheid van data mogelijk om ‘in the cloud’ te werken. Dat betekent dat de data niet langer van een eigen server hoeven te komen. Ook software ter ondersteuning van het administratief proces van de school zal steeds meer via BOA worden aangeboden. Het BOA-netwerk is redundant aangelegd, dat wil zeggen: met back-up onderdelen die functies kunnen overnemen bij systeemuitval. Daardoor zal de down-tijd – tijd dat de server niet actief is bijvoorbeeld bij overbelasting – minimaal zijn. Door gebruik te maken van de AWBR-breedbandring wordt het eenvoudig gegevens tussen de scholen uit te wisselen.
26
Medewerkers willen graag van huis uit kunnen werken. Zij willen dan niet alleen kunnen emailen, maar ook toegang hebben tot alle applicaties en documenten. Op scholen met een dislocatie is grote behoefte aan centrale opslag van alle applicaties en documenten. Niet alleen om kosten te besparen maar vooral om efficiencyredenen: vermijden van ‘dubbel werk’. De back-up van gegevens wordt steeds vaker ondergebracht bij de partijen die content, webtoepassingen en software leveren. Hierover zullen duidelijk afspraken moeten worden gemaakt die worden vastgelegd in een Service Level Agreement.3 Daar waar digiborden aanwezig zijn, geeft men aan het aantal graag te willen uitbreiden. Daar waar scholen nog niet in het bezit zijn van digiborden, wil men die graag aanschaffen. De doelstelling is om elke leerplek van een digibord te voorzien. 5.3
Aandachtspunten voor beleidsontwikkeling
Volgens de werkgroep ICT moet bij de formulering van beleid gericht op de ICTinfrastructuur rekening worden gehouden met de volgende aandachtspunten: -
keuze, aanschaf, beheer en gebruik apparatuur; capaciteit, PC’s per aantal leerlingen; netwerkinfrastructuur; werkplaatsen, desktops, laptops, PDA’s4; aansluiting internet; leren en werken op afstand.
5.3.1. ICT-infrastructruur: doelen op korte termijn (1 jaar) De schooldirecties hechten eraan om doelen te stellen voor de korte termijn omdat het ontwikkelen van een nieuwe en adequate ICT-infrastructuur belangrijk en urgent is. Het streven is om voor de 17 AWBR-scholen één aanbieder voor alle onderwijssoftware en hardware te kiezen, het directieoverleg heeft hiervoor inmiddels een fiat afgegeven. Na het vaststellen van de beoordelingscriteria, kan beoordeling van aanbieders plaatsvinden. Aansluitend wordt in directieoverleg een besluit genomen over de aanbieder waarmee AWBR in zee gaat. Daarnaast gaat AWBR proefondervindelijk vaststellen of ‘in the cloud’ werken via het BOAnetwerk haalbaar is.
Service Level Agreement: een overeenkomst met een leverancier waarin is vastgelegd welke onderhoudsprestaties de leverancier moet leveren en wat daarbij de kwaliteitseisen zijn. 4 Personal Digital Assistant: handcomputer zoals BlackBerry. 3
27
5.3.2. Stappenplan bij beleidsontwikkeling De werkgroep ICT werkt met een stappenplan voor het realiseren van de korte termijndoelen. Het stappenplan wordt gecommuniceerd in de nieuwsbrieven voor de directies en kan besproken worden op de directie overleggen . 5.3.3. Uitvoering De rollen wie beleid uitwerkt, in werking stelt, begeleidt, bewaakt en evalueert zijn opgenomen in bijgevoegd overzicht.
28
6. Financiën De bovenschoolse ICT-structuur moet leiden tot aanzienlijke kostenbesparing, het genereren van extra externe ICT-middelen en een optimaal ICT-gebruik op schoolniveau. Deze kostenbesparing zal vooral optreden ten aanzien van het beheer en is als zodanig niet direct te kwantificeren. Het investeringsplan is er op gebaseerd de totale ICT behoefte van AWBR te realiseren binnen de rijksvergoeding volgens de LONDO normering. Tijdens de opzet van de pilot is gebleken dat dit haalbaar is. Op basis daarvan is een pakket van middelen en diensten samengesteld. De scholen kunnen voordelen behalen daar waar gezamenlijkheid bestaat en profiteren van schaalgrootte op het gebied van financiën: gezamenlijke inkoop en contracten afsluiten. Europees aanbesteden AWBR is een schoolbestuur met 17 scholen. Tot nu toe bepaalden alle scholen individueel hoe de IT werd aangeschaft en beheerd. Twee jaar geleden besloot AWBR met al haar scholen deel te nemen aan het BOA breedband initiatief voor Amsterdamse scholen. Achtergrond voor deze keuze was onder meer dat een echt breedbandige verbinding niet alleen kan zorgen voor zowel een verbetering in de kwaliteit van IT, maar ook voor besparingen op het beheer kan zorgen. Nu de glasvezelverbindingen zijn gerealiseerd, is de tijd aangebroken om ook van de nieuwe mogelijkheden te gaan profiteren. Een belangrijke stap hierin is het selecteren van een IT dienstverlener voor alle AWBR scholen. Om maximaal te profiteren dient de te selecteren dienstverlener gebruik te maken van de mogelijkheid van het BOA netwerk om diensten centraal aan te bieden. Uit berekeningen van AWBR komt naar voren dat het bedrag dat gemoeid is met de aanbesteding de Europese aanbestedingsgrens overschrijdt. Het is daarom nodig om de vraag als een Europese aanbesteding in de markt te zetten. AWBR heeft aan het bedrijf Expanding Visions gevraagd een offerte uit te brengen voor het opstellen van een Programma van Eisen en de selectie van de meest geschikte leverancier via een Europese aanbesteding. Uitgangspunt voor deze aanbesteding is dat centrale hardware (servers) niet door AWBR zullen worden aangeschaft, maar als onderdeel van de dienstverlening zullen worden geleverd. Voor een IT-dienstverlener maakt het uit welke lokale hardware (werkstations) moet worden beheerd. Het ligt daarom voor de hand dat in ieder geval ook de werkstations worden geleverd door de IT-dienstverlener. Dit betekent dat binnen de aanbesteding feitelijk twee onderdelen moeten worden uitgevoerd: 1 De selectie van een externe dienstverlener die een centrale IT-voorziening als dienst kan leveren en bovendien de totale IT-omgeving voor alle scholen kan beheren en onderhouden; 2 Het afsluiten van een mantelovereenkomst voor de aanschaf van lokale hardware.
29
6.1
Huidige situatie ICT-financiën
Er is op geen enkele manier inzicht te krijgen in de Total Costs of Ownership 5 van ICT. Het lijkt erop dat ICT duur is en, in vergelijking met de kosten, te weinig oplevert. Het is de werkgroep ICT niet gelukt om de beheerkosten per werkplek in kaart te brengen. Redenen daarvoor: - Het is niet duidelijk hoe groot het ICT-budget per school is. - Onduidelijk is welke ICT-kosten betaald moeten worden van het ICT-budget en welke daarbuiten vallen. - Onduidelijk is hoe de afschrijving van hardware berekend moet worden. - Directies willen kunnen schuiven met posten, maar willen ook graag duidelijke richtlijnen van het bestuur. - Kosten zijn niet vergelijkbaar omdat kwaliteiten niet vergelijkbaar zijn. - Gezien de huidige staat van het pakket van middelen en diensten is geen duidelijk beeld voorhanden. 6.2
Gewenste situatie ICT-financiën
De werkgroep ICT heeft de schooldirecties gevraagd naar hun wensen met betrekking tot de financiële kant van ICT. Een overzicht van de gegeven antwoorden waaruit het cruciale belang van een deugdelijk investeringsplan blijkt. Bij het inrichten van de pilots zijn al veel vragen beantwoord. - Er is grote behoefte aan inzicht in ICT-financiën; maak een investeringsplan; - Men wil meer geld voor ICT en dan niet door te herschikken, maar daadwerkelijk meer geld; - Inzicht in het ICT-budget en inzicht in de ICT-kosten: wat moet wel en wat moet niet uit het budget betaald worden?; - Inzicht in kosten BOA en de afroming 20% ICT-budget naar bovenschools; - Duidelijkheid over afschrijving van hardware; - Mogelijkheden van voorfinanciering; - Geld voor inhaalslag; - Op zoek gaan naar sponsors (door stafbureau); - Kosten besparen door centrale inkoop; - Licenties AWBR-breed regelen; - Tijd en geld voor een Coach nieuwe media; - Stimuleren, faciliteren en investeren; - Elke school hanteert voor ICT een meerjarenbegroting met vooraf vastgestelde posten vanuit het investeringsplan; - Gezamenlijke inkoop, contracten afsluiten. Ten aanzien van gezamenlijke inkoop en contracten zeggen sommige scholen dat zij wel de vrijheid willen behouden om zaken zelf te kunnen bepalen. Veel scholen vragen om financiële duidelijkheid. 5
Het totaal van de kosten die gemoeid zijn met aanschaf, gebruik, verbruik, beheer en behoud.
30
6.3 Beleid om tot de gewenste situatie te komen Volgens de werkgroep ICT moet bij de formulering van beleid gericht op de ICT-financiën rekening worden gehouden met de volgende aandachtspunten: - Stel vast welke gelden beschikbaar zijn voor ICT. Voor de zogenaamde pilotscholen is er al een investeringsplan gemaakt . - Maak een begroting op basis van te realiseren doelen; - Zorg voor voldoende formatie om de beleidsplannen ook te kunnen realiseren. - Sommige scholen hebben reeds een subsidie ontvangen om extra ICT middelen aan te schaffen. Er moet wel rekening worden gehouden met het feit dat dit niet structurele gelden zijn en er niet wordt afgeschreven op de met deze gelden aangeschafte apparatuur. 6.3.1. Financiën: doelen op korte termijn (1 jaar) De genoemde aandachtspunten kunnen beschouwd worden als eerste doelen voor de korte termijn. De pilot die met een zestal scholen is gestart stelt ons in staat de gewenste situatie te testen. 6.3.2. Financiën: doelen op lange termijn (3 jaar) Het investeringsplan ICT zal worden opgenomen in de schoolbegroting. 6.3.3. Stappenplan voor beleidsontwikkeling Volgt na vaststellen van alle korte en lange termijndoelen. 6.3.4. Wie doet wat: verantwoordelijkheden en taken De werkgroep ICT beschrijft daarna wie het vastgestelde beleid verder uitwerkt, in werking stelt, begeleidt, bewaakt en evalueert.
31