Avans Hogescholen, ‘s-Hertogenbosch Opleiding: Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement Varianten: voltijd en deeltijd Visitatiedata:
2 en 3 juni
© NQA (Netherlands Quality Agency)
2
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 9 10 14 15
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
17 19 22 31 34 36 38
Deel C:
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Bijlagen Bijlage 1 Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Bijlage 2 Beknopt CV Panelleden Bijlage 3 De zelfevaluatie in verband met NVAO accreditatie Vragen en Aanwijzingen Bijlage 4 Beoordelingsprotocol van NQA Bijlage 5 Handreiking voor oordeelsvorming
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
41 43 45 53 71 89
3
4
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Deel A: Onderwerpen
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
5
6
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Deel A:
1.1
Onderwerpen
Voorwoord
In dit rapport doet het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Personeel en Arbeid van Avans Hogeschool heeft gevisiteerd, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in april 2004, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA aanleverde. Een visitatiebezoek vond plaats op woensdag 2 en donderdag 3 juni en werd uitgevoerd door een panel dat bestond uit de volgende personen: Mevrouw J. Monker (voorzitter en domeindeskundige) Mevrouw C.M. Pollmann (domeindeskundige) De heer A. Krikke (student-lid) Mevrouw drs. L. Ravestein (NQA-auditor) Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Vragen en Aanwijzingen van NQA. Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2 bij dit rapport). Het rapport bestaat uit drie delen: • deel A: een hoofdrapport, het onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • deel B: een detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan hier uit van de vierpuntsschaal zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit detailrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement (P&A) maakt tezamen met de opleidingen Bestuurskunde/Overheidsmanagement, Management Economie en Recht en Integrale Veiligheid deel uit van de AMAN (Academie voor Management). Deze academie vormt één van de 18 academies van de Avans Hogeschool. De Raad van Bestuur geeft de strategische kaders, waarbinnen de academies met een hoge mate van eigenheid opereren (ten aanzien van bijvoorbeeld organisatie, personeelsplan, kwaliteitssysteem, onderwijsconcept). De AMAN vormt zogezegd een resultaatverantwoordelijke eenheid binnen de hogeschool. Vanaf 1 september 2004 verandert de naam van de academie naar Academie voor Management en Bestuur. Hoewel de opleiding P&A een zelfstandige opleiding is met een © NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
7
eigen inhoudelijk profiel, is er sprake van een ontwikkeling richting een academie-identiteit. Vanaf september 2005 verzorgt de academie een brede BBA-opleiding (Bachelor of Business Administration). De voltijdvariant van de opleiding bestaat sinds 1991 en de deeltijdvariant sinds 1992. In 2002/2003 telt de opleiding ongeveer 203 voltijd- en 87 deeltijdstudenten en werken er 15 docenten (9,6 fte). Vanaf 1999 is in de voltijdopleiding gestart met thematisch onderwijs en competentiegericht leren. Deze vernieuwing is mede ingegeven door de uitkomsten van visitatie van zes jaar geleden. In 2003 studeerde de eerste lichting studenten van dit vernieuwde curriculum af. Vanaf 2001 is een vernieuwing van de deeltijdopleiding in gang gezet. Het curriculum van de deeltijd (nieuwe stijl) heeft geleid tot een gemeenschappelijk tweejarig Management Programma met de andere opleidingen van de academie, waarna studenten een tweejarig opleidingsspecifiek programma kunnen volgen. De vernieuwing is tot en met het tweejarige basisprogramma gerealiseerd.
1.3
Werkwijze
De visitatie van de opleiding P&A door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van NQA (zie bijlage 4) en die hieronder meer in concreto wordt beschreven. Dit houdt tevens in dat het panel heeft vastgesteld dat het zelfevaluatierapport plus de bijlagen en de aanvullende informatie een voldoende basis bood voor het visitatiebezoek en dat de visitatie plaats vond op basis van het voor het P&A geldende domeinspecifieke referentiekader (zie hieronder). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke visitatiebezoek en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft de NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de screening) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport in orde was bevonden, zijn de panelleden zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek. Zij lazen het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een Beoordelingsformat voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten die doorgegeven werden aan de NQA-auditor. Hoewel ieder panellid alle onderwerpen en facetten onder de loep nam, is er sprake geweest van een taakverdeling, waarbij bepaalde onderwerpen en facetten door een bepaald panellid extra grondig bestudeerd zijn. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundige(n) in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het detailrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd.
8
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Het visitatiebezoek NQA heeft een Raamwerk bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding. Tijdens het visitatiebezoek is gesproken met (een representatieve) vertegenwoordiging van: docenten, studenten, werkveld en afgestudeerden. Daarnaast vonden er aan het begin en aan het eind van het visitatiebezoek gesprekken plaats met het management van de opleiding (het operationeel management). Ook vond er, voor meer opleidingen tegelijk, een gesprek plaats met het college van bestuur (het strategisch management) en een functionaris van de centrale staf. Aan het begin van het bezoek is er ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. In het raamwerk bezoekprogramma kende het ochtendprogramma een vaste structuur, maar was het middagprogramma ‘vrij’. In deze tijd heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn, volgens de afgesproken taakverdeling, door ieder panellid, schriftelijk beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling aan vertegenwoordigers van de opleiding gegeven van de bevindingen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren De NQA-auditor heeft, op basis van de bevindingen van het panel, een conceptrapportage opgesteld en die voorgelegd aan de panelleden. Het panel heeft vervolgens het definitieve concept vastgesteld. In het visitatie- of beoordelingsrapport is expliciet ingegaan op de verschillende varianten en/of locaties. Het definitieve conceptrapport is aan de opleiding voorgelegd ter correctie van feitelijke onjuistheden. Het visitatie- of beoordelingsrapport is uiteindelijk ter beschikking gesteld aan de opleiding die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het beoordelingsprotocol (zie bijlage) zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie (zie bijlage 5) een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere P&A opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als er sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking (vergelijking met externe kengetallen); • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
9
Wat de benchmarking betreft wordt de opleiding bij de onderwerpen 1 en 6 specifiek vergeleken met twee opleidingen die ongeveer gelijktijdig door NQA gevisiteerd zijn (voor het gemak aangeduid met opleiding Y en opleiding X). Bij onderwerp 6 worden de kengetallen van de opleiding vergeleken met de landelijke kengetallen.Tevens dient vermeld te worden dat een internationale vergelijking niet mogelijk is, omdat een dergelijke opleiding in het buitenland geen pendant heeft. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De wegingen zullen in dit rapport niet diepgaand zijn, omdat de opleiding op alle facetten minimaal een voldoende heeft gehaald. De (uitgebreide) argumentatie daarvoor is te vinden in het detailrapport.
1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding De facetten ‘Niveau bachelor’ en ‘Domeinspecifieke eisen’ en ‘Oriëntatie hbo-bachelor’ zijn met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. De beoordeling op de drie facetten van dit onderwerp komt grotendeels overeen met die van de andere twee P&A-opleidingen. Bij alle opleidingen vormen de 35 eindkwalificaties van het Format P&A 2000plus, een uitgave van het Landelijk Opleidingsoverleg Personeel en Arbeid (LOPA, 1999), de (belangrijkste) leidraad voor de curricula. Positief is de landelijke validering van dit format door het beroepenveld middels miniconferenties en de inzet van een speciale werkgroep. Verschillen tussen de opleidingen hebben ten eerste betrekking op toevoegingen aan de landelijke eindkwalificaties; soms wordt in aanvulling op deze eindkwalificaties gewerkt met een eigen set van competenties. Daarnaast zijn er verschillen in operationalisaties; bijvoorbeeld de wijze waarop ‘het generieke’ uitgewerkt wordt of de specifieke aandacht voor ‘beheersniveaus’ van de competenties. Het landelijk opleidingsprofiel wordt ten tijde van de visitatie vernieuwd. Zo wil men de set van 35 eindkwalificaties terugbrengen naar een beter te hanteren aantal. 1.5.2 Programma. Op vrijwel alle tot dit onderwerp behorende facetten is het oordeel voldoende toegekend. Alleen de facetten ‘Studielast’ en ‘Duur’ zijn als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel Twee facetten van onderwerp 3: ‘Eisen hbo’ en ‘Kwantiteit personeel’ zijn met een voldoende en één facet ‘Kwaliteit personeel’ is met een goed beoordeeld. Het oordeel op dit onderwerp is derhalve positief.
1.5.4 Voorzieningen De beide facetten ‘Materiële voorzieningen’ en ‘Begeleiding’ zijn als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief.
10
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
1.5.5 Interne kwaliteitszorg. Op twee facetten, namelijk ‘Evaluatie resultaten’ en ‘Maatregelen tot verbetering’ van dit onderwerp is een voldoende op één facet ‘Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ is een goed gegeven. Het oordeel op dit onderwerp is derhalve positief. 1.5.6 Resultaten. Op beide facetten, namelijk ‘Onderwijsrendement’ en ‘Gerealiseerd niveau’ heeft de opleiding een voldoende. Op basis hiervan wordt het eindoordeel op dit onderwerp ook positief. Hieronder vergelijkt NQA, op basis van diverse bronnen, de opleiding met het landelijk beeld op het punt van behaalde rendementen en met de twee andere P&A-opleidingen op het punt van de gehanteerde streefnormen. CRIHO-gegevens De opleiding wordt hieronder vergeleken op basis van gegevens die via de website van de HBO-raad beschikbaar zijn (CRIHO). In tabel 1a en 1b worden de gegevens met betrekking tot rendement, uitval en gemiddelde studieduur van de opleiding vergeleken met die van het landelijk gemiddelde (respectievelijk voor de voltijd- en de deeltijdopleidingen). Tabel 1a: Gegevens P&A (Avans, voltijd) versus landelijk voltijd (instroomcohort eerste keer hogeschool) Percentage diploma behaald na 5 jaar Gemiddelde studieduur van gediplomeerden uitstroomcohort jaar x (in maanden) Percentage uitval na 1 jaar Gemiddelde studieduur studiestakers in maanden van het uitstroomcohort in jaar x (in maanden)
Opl. Land. gem. Opl. Land. gem.
1994 1995 1996 1997 1998 1999 52,2 57,9 56,4 69,6 51,7 56,8 57,7 58 58 54,4
2000
2001
2002
48,5 49,3
47,4 49,8
53,7 49,5
54,8 50,0
53,6 50,2
Opl. Land. gem
23,3 29,3
44,1 34,4
41,5 36,8
34,7 35,6
50,7 40,0
Opl. Land. gem.
20,3 18,4
19,6 18,9
15,3 18,6
13,7 18,2
11,7 17,9
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
11
Tabel 1b: Gegevens P&A (Avans, deeltijd) versus landelijk deeltijd (instroomcohort eerste keer hogeschool) 1994
Percentage diploma behaald na 5 jaar Gemiddelde studieduur van gediplomeerden uitstroomcohort jaar x (in maanden) Percentage uitval na 1 jaar Gemiddelde studieduur studiestakers in maanden van het uitstroomcohort in jaar x (in maanden)
Opl. Land. gem. Opl. Land. gem.
25,0 70,4
1995 36,4 68,3
1996 21,4 68,3
1997 50,0 60,2
1998
1999
2000
2001
2002
29,2 61,3 42,5 32,9
36,0 34,0
45,5 33,1
54,0 34,9
55,3 36,6
Opl. Land. gem
25,0 20,2
37,9 22,8
30,0 25,7
38,5 25,2
57,6 29,3
Opl. Land. gem.
25,2 19,5
15,3 19,0
21,8 17,7
17,5 17,4
21,3 21,3
Uit tabel 1a blijkt dat het rendement van de voltijdopleiding P&A (van de cohorten 94 tot en met 98) schommelt rond het landelijk gemiddelde. Dit beeld geldt ook voor de gemiddelde studieduur van gediplomeerden. Verder laat de tabel zien dat aan de Avans Hogeschool een groter percentage studenten P&A dan gemiddeld na één jaar is gestopt met de studie. Tegelijkertijd staken studiestakers iets eerder hun studie dan gemiddeld. Uit tabel 1b blijkt dat het rendement van de deeltijdstudenten P&A (van de cohorten 94 tot en met 98) bij Avans Hogeschool over de hele linie consequent lager is dan het landelijke gemiddelde. Ook behalen deeltijdstudenten P&A (over de cohorten 98 tot en met 02) hun diploma gemiddeld aanzienlijk later. Het percentage uitvallers is gemiddeld beduidend hoger dan het landelijk gemiddelde, maar deze groep staakt wel ongeveer na gelijke tijd de studie. In het detailrapport staat bij facet 6.1 vermeld dat deze rendementen door de opleiding ook als ontoereikend (in het licht van de streefnormen) worden ervaren. De opleiding heeft dan ook gerichte aandacht in haar verbeterbeleid voor deze problematiek. Zelfevaluatierapporten De opleiding hanteert geen verschillende streefcijfers voor de voltijd- en de deeltijdopleiding. NQA heeft ze vergeleken met twee andere P&A-opleidingen (voorzover bekend uit de zelfevaluatierapporten).
12
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Tabel 2: Recente streefcijfers van P&A(Avans) versus opleiding Y en opleiding X afgezet tegen de landelijk gemiddelden (op basis van tabel 1) Streefnormen Avans Opleiding Y Opleiding X Landelijk gemiddelde (op basis tabellen 1) Uitvalpercentage propedeuse 75 (na twee 60 (na twee 35,2 (na één jaar) jaar) jaar) Uitvalpercentage hoofdfase 15 minder dan 1 procent vanaf derde jaar Percentage diploma behaald na 5 jaar 56,9 (VT) (per cohort) 65,7 Gemiddelde studieduur geslaagden 4,5 4,0 4,5 4,1 (VT) 2,8 (DT) Gemiddelde studieduur studiestakers 1,3 1,7 1,35 1,53 (VT) 1,58 (DT)
Uit tabel 2 blijkt dat er bij de bekeken opleidingen in de formulering van de streefnormen niet gedifferentieerd is naar voltijd- en deeltijdopleiding. Daarnaast ontbreken de streefnormen voor het percentage behaalde diploma’s na 5 jaar. De streefnormen ten aanzien van gemiddelde studieduur geslaagden en studiestakers sluiten redelijk aan de behaalde landelijk gemiddelden (laatste kolom tabel 2).
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
13
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Tabel 3 biedt een totaaloverzicht van de oordelen op facet- en onderwerpniveau. Tabel 3: P&A (Avans)
Onderwerp/Facet Doelstellingen 1.1 1.2 1.3 Totaaloordeel Programma 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 Totaaloordeel Personeel 3.1 3.2 3.3 Totaaloordeel Voorzieningen 4.1 4.2 Totaaloordeel Kwaliteitszorg 5.1 5.2 5.3 Totaaloordeel Resultaten 6.1 6.2 Totaaloordeel
14
Voltijd
Deeltijd
V V V Positief
V V V Positief
V V V G V G V V Positief
V V V G V G V V Positief
V V G Positief
V V G Positief
V V Positief
V V Positief
V V G Positief
V V G Positief
V V Positief
V V Positief
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
1.7
Totaaloordeel
Op grond van bovenstaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 blijkt dat de opleiding op alle zes de onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is. De opleiding is accreditatiewaardig.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
15
16
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Deel B: Facetten
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
17
18
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Deel B:
Facetten
Inleiding
In de argumentatie van de oordelen wordt alleen een onderscheid gemaakt tussen de voltijden deeltijdvariant indien er sprake is van verschillen. Dit geldt ook voor de gegeven oordelen.
Onderwerp 1
Facet 1.1
DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING
Niveau bachelor
voldoende
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekening. Argumenten: • De opleiding heeft in 1998 acht (eigen) kerncompetenties voor de beginnende personeelsmanager benoemd. De beheersingsniveaus in de vorm van mid- en eindtermen per leerjaar zijn duidelijk geexpliciteerd in het Opleidingskader Personeel& Arbeid, december 2003. • In het zelfevaluatierapport wordt vermeld dat drie van de (eigen) kerncompetenties meer generiek zijn: ‘doel en resultaatgericht sturen (individueel en in teamverband), coachingsen ontwikkelingsmanagement en invloedmanagement’. Daarnaast wordt benadrukt dat de afgestudeerde te maken krijgt met vraagstukken met een grote ‘sociaalmaatschappelijke en bedrijfskundige verwevenheid en complexiteit’. • In 1999 kwamen de 35 eindkwalificaties gereed van het Format P&A 2000plus, een uitgave van het Landelijk Opleidingsoverleg Personeel en Arbeid (LOPA). Hoewel de opleiding al de keus had gemaakt voor een eigen set van eindkwalificaties, hanteert zij de landelijke eindkwalificaties eveneens als leidraad. Dit wordt visueel gemaakt in een matrix waarin de eigen kerncompetenties aan de landelijke kerncompetenties (Bijlage 4 van het Opleidingskader) worden gerelateerd. Deze landelijke eindkwalificaties zijn vervolgens in een matrix gerelateerd aan de eindkwalificaties van de commissie Franssen (Bijlage 2 bij het zelfevaluatierapport) en deze laatste zijn in een relatieschema (NQA-document) verbonden met de Europese descriptoren voor het hbo bachelor-niveau (Dublin-descriptoren). Hierdoor wordt bij de internationale omschrijvingen voor het niveau van de bachelor aangesloten. • In het landelijk format wordt de professionaliteit van de P&O’er als volgt omschreven: ‘een visie hebben, methoden en technieken hebben en die kunnen inzetten, verschillende rollen kunnen vervullen, en producten maken zodat de klant die kan © NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
19
gebruiken’. Het hbo-niveau blijkt uit de volgende vier samenhangende componenten: verantwoording, complexiteit, transfer en wetenschappelijk gehalte. Deze vier begrippen worden in het betreffende format toegelicht. • Bij de beoordeling van de afstudeeropdrachten worden de acht kerncompetenties (uitgedrukt in 8 eindtermen) in de eindbeoordeling meegenomen. Hieruit blijkt dat de eigen kerncompetenties fungeren als een ijkpunt voor het curriculum. Kanttekening: • De relatie van de eigen kerncompetenties met de Dublin-descriptoren wordt op een indirecte wijze (via meerdere matrices) gelegd.
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
voldoende
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekening. Argumenten: Zoals in de bovenstaande tekst staat vermeld, baseert de opleiding zich in de eerste plaats op de eigen acht kerncompetenties en de operationalisaties hiervan. Naast de drie reeds genoemde competenties gaat het om de volgende vijf, meer beroepsgerichte, competenties: beheers- en systeemmanagement, methodische competentie, sociaalmaatschappelijke competentie, business oriëntatie en commerciële, adviserende competentie. De opleiding heeft bij de ontwikkeling van haar curriculum gekozen voor een ‘brede’ P&A-opleiding met veel aandacht voor de bedrijfskundige invalshoek. Dit wordt ook wel aangeduid met de ‘Bossche precisering’. De beginnende personeelsmanager treedt in dit concept vooral op als adviseur van het management met speciale aandacht voor het raakvlak tussen Personeel en Organisatie. De (eigen) competenties worden door de opleiding regelmatig voorgelegd aan de werkveldadviescommissie. Deze commissie onderschrijft het belang van deze competenties en van de bedrijfskundige opzet van het curriculum; ook geeft zij regelmatig adviezen ter actualisering. Dit blijkt uit de notulen van gehouden vergaderingen, maar ook uit een gesprek van het panel met leden van deze commissie. • Het landelijk document Format P&A 2000plus is in nauw overleg met het werkveld tot stand gekomen, zowel in de voorbereidingsfase als bij formulering van het document. Daarvoor heeft het LOPA twee miniconferenties georganiseerd. Daarnaast heeft het discussies met opleidingen en vertegenwoordigers van het beroepenveld gevoerd. Een werkgroep van het LOPA heeft een notitie Arbeidsmarktontwikkelingen en perspectieven P&A opgesteld die mede als basis voor het format is gebruikt. Eén van de leden van de werkveldadviescommissie is tevens lid van de Landelijke Werkveld Adviesraad.
20
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
•
Het LOPA werkt aan een actualisering van genoemde documenten naar en geactualiseerd beroepsprofiel, P&A 2004plus. Dit profiel krijgt een meer bedrijfskundig karakter (de keus die de opleiding al heeft gemaakt); ook wordt er toegewerkt naar de formulering van een beperkt aantal beroepscompetenties. Kanttekening: Ondanks het feit dat het voor een P&A-opleiding moeilijk is een internationaal profiel op te stellen, krijgt dit aspect in de eindkwalificaties en in het beleid te weinig specifieke aandacht.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo-bachelor
voldoende
Criteria: De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekeningen. Argumenten: • In het Format P&A 2000plus wordt een beschrijving van de veranderingen en ontwikkelingen in het beroep gegeven. Dit is de basis voor het beroepsprofiel en de eindkwalificaties. Het profiel laat met voldoende duidelijkheid zien dat binnen de beroepspraktijk sprake is van een grote verscheidenheid aan functies, niveaus, en mate van specialisatie. • In aanvulling op het landelijk format benoemt de opleiding in het zelfevaluatierapport en het Opleidingskader Personeel& Arbeid, december 2003 vier kernvraagstukken (kerntaken) waar iedere beroepsbeoefenaar mee te maken krijgt. Deze taken hebben betrekking op het raakvlak tussen het strategisch organisatiebeleid en het personeelsmanagement. De beginnend beroepsbeoefenaar bevindt zich op ‘het tussenechelon’, die van de zelfstandig werkende, maar beschikt over het potentieel om door te groeien naar senior adviseur of leidinggevende, het zogenaamde ‘derde echelon’. Uit Onderzoek onder afgestudeerden van de studiejaren 2001/02 en 2002/03 (in totaal 29 respondenten) blijkt dat een ruime meerderheid werkzaam is op het genoemde startniveau. Ook zijn de afgestudeerden in een ruime meerderheid van mening dat zij voldoen aan de eisen van een beginnend beroepsbeoefenaar. De onderzoeksresultaten worden bevestigd in gesprekken van het panel met alumni en vertegenwoordigers van het werkveld. Kanttekeningen: Het panel constateert dat er behoefte bestaat aan meer specialistische invullingen aanvullend op het aangeboden curriculum: afhankelijk van de specifieke werksituatie worden andere eisen en wensen aan een curriculum gesteld (zie ook 2.1). De opleiding stelt dit ook vast in het zelfevaluatierapport; zij wil komen tot ‘meer persoonlijke © NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
21
leerarrangementen’. Het panel constateert dat hier bij de formulering van de beoogde eindkwalificaties rekening mee moet worden gehouden. De opleiding heeft mid- en eindtermen geformuleerd (vergelijk 1.1), maar nog geen systematisch uitgewerkte taxonomie van (beheers-) niveaus voor de competenties, waardoor het gewenste hbo-niveau (absoluut en relatief) nog te weinig geoperationaliseerd is. Er bestaan wel initiatieven tot het opnemen van niveaus bij de beroepsproducten.
Onderwerp 2
Facet 2.1
PROGRAMMA
Eisen hbo
voldoende
Criteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekeningen. Argumenten: De opbouw van het voltijdcurriculum staat beschreven in het Opleidingskader, de Studiegids, academie voor Management, 2003/2004 en Bijlage 4 van het zelfevaluatierapport. De opbouw van het deeltijdcurriculum staat beschreven in het Inrichtingskader P&A-deeltijd/De ontwikkeling van de deeltijd-kopstudie P&A, augustus 2003, Verantwoording Deeltijdprogramma Nieuwe Stijl, september 2002 en de Studiegids Academie voor Management Deeltijd, 2003/2004. Deze documenten bevatten duidelijke overzichten van jaarprogramma’s, voorzien van onderwijseenheden en leerstofeenheden (met studiepunten en/of EC’s). In het curriculum van de voltijd staat thematisch onderwijs centraal en is veel aandacht voor praktijkleren. Het curriculum van de voltijd is in grote lijnen als volgt opgebouwd: o Elke studiejaar kent vier periodes van tien weken: zeven weken les, een studieweek, een tentamen week en een hertentamen week; o De vier periodes van propedeuse, de eerste drie periodes van het tweede jaar en de eerste periode van het vierde zijn opgebouwd uit: een methodiekblok (uit de themalijn) bestaande uit een integratieve case (ongeveer 60% studiepunten). Daarnaast zijn er: ondersteunende modulen (ongeveer 40% studiepunten) uit de vaardighedenlijn (bijvoorbeeld training sociale
22
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
vaardigheden en adviesvaardigheden) en uit de kennisdomein-specifieke lijn (bijvoorbeeld modulen recht, financieel management en onderzoeksmethodiek). Aan studentbegeleiding wordt in de eerste twee studiejaren in totaal twee studiepunten besteed; o De opleiding kent een eerstejaars stage (5 studiepunten), een tweedejaars stage (6 studiepunten), 10 maanden stage in het derde jaar (38 studiepunten) en een afstudeerproject in het laatste semester van het vierde jaar (20 studiepunten). De opbouw van deze praktijklijn is: van een werkstage, naar een onderzoekgerichte praktijkperiode, naar een meewerkstage op een Personeelsafdeling, naar het verrichten een afstudeeronderzoek in tweetallen. Naast de derdejaars stage volgen de studenten: methodische werkbegeleiding en een aantal workshoppen (4 studiepunten). Bij de deeltijdopleiding kunnen studenten in totaal 57 studiepunten vrijstelling krijgen voor de praktijkcomponent indien hun werksituatie aan bepaalde criteria voldoet (zie 2.5). De inhoudelijke programmering wijkt in de deeltijd niet fundamenteel af van de voltijd, zij het dat minder wordt gewerkt met thematisch en meer met modulaire programmering. o In het (nieuwe) tweejarige basisprogramma ieder blok afgesloten met een integratieve opdracht (gekoppeld aan de eigen werksituatie) en wordt het tweede jaar afgesloten met een omvattende integrale case. Daarnaast ‘stuurt’ het Persoonlijk Opleidings Plan (POP) en de portfolio de student langs die competenties die in een bepaalde periode gerealiseerd moeten worden. Er gaat gewerkt worden met beroepsproducten; o Voor de deeltijd (oude stijl) geldt dat het onderwijs voornamelijk modulair is ingericht, hoewel ook hier wordt gewerkt met casussen ontleend aan het beroep. Het eindwerkstuk is in principe individueel en identiek aan de voltijdopleiding. Er is, in tegenstelling tot het vernieuwde programma, geen direct contact tussen begeleiders van opleiding en de werkplek. Het panel stelt vast, op grond van bekeken blokboeken, moduulbeschrijvingen en readers dat de casuïstiek door de bank genomen voldoende actueel en beroepsgericht is. De literatuurlijst is eveneens actueel; naast readers worden er veel boeken gebruikt. Studenten worden aangespoord om gebruik te maken van actuele informatie op het internet en daarbij hun eigen kennismanagement te voeren. Tijdens iedere periode worden er gastsprekers ingezet. Uit een gesprek met leden van de werkveldadviesraad en met stage- en afstudeerbegeleiders blijkt dat zij direct of indirect bijdragen aan de actualiteit van het onderwijs. In de (flankerende) modulen wordt voldoende aandacht besteed aan beroepsvaardigheden. Tijdens de vele stages worden studenten gestimuleerd in het toepassen van deze vaardigheden. In de methodische werkbegeleiding en tijdens de workshops leren studenten eveneens systematisch te reflecteren op hun eigen handelen. Er is voldoende aandacht in het onderwijs voor (toegepast) onderzoek. Dit blijkt uit diverse modulen kwalitatief en kwantitatief onderzoek en uit de door het panel bekeken stage- en afstudeerwerkstukken. Hieruit wordt duidelijk dat studenten
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
23
(herhaaldelijk) onderzoek verrichten aan de hand van bedrijfssituaties. Het niveau en de beroepsgerichtheid is door de bank genomen voldoende (zie ook 6.2). De onderwijscommissie en de periodecoördinator hebben een nadrukkelijke rol bij het op peil houden van de actualiteit. Uit notulen van deze commissie blijkt en op grond van blokrapportages blijkt dat studiemateriaal regelmatig besproken wordt en geactualiseerd wordt. Uit diverse onderzoeken blijkt tevredenheid van afgestudeerden over de beroepsgerichtheid van het onderwijs: in de uitslagen op de HBO-Monitor, 2002 (17 respondenten) is 88% van de respondenten positief over de voorbereiding op de beroepspraktijk (landelijk 82%). Uit het (eigen) Onderzoek onder afgestudeerden blijkt dat een meerderheid kennis en vaardigheden vindt aansluiten op de praktijk. In de Keuzegids, 2004/2004, met ongeveer 50 respondenten, krijgt de opleiding een 6,8 op een tienpuntsschaal (=middenpositie). Uit de meest recente Avans-studentenenquête, onderzoeksjaren 2002-2004 (in totaal 103 respondenten) blijkt dat studenten: o zeer positief zijn over de wijze waarop zij kennis maken met de beroepspraktijk (gemiddelde score 4 op een vijfpuntsschaal); o zeer positief zijn over theoretische aspecten (gemiddelde score 4); o positief zijn over oefenen van praktische vaardigheden (gemiddelde score 3,6). De onderzoeksresultaten worden op hoofdlijnen bevestigd in gesprekken van het panel met studenten en afgestudeerden van de voltijd- en de deeltijdopleiding en vertegenwoordigers van het beroepenveld. Kanttekeningen: Uit het Onderzoek onder afgestudeerden komt als kritiekpunt naar voren dat er meer aandacht uit moet gaan naar de (praktische) dagelijkse werkzaamheden van de P&O’er. Ook in gespreken met studenten van de voltijdopleiding, afgestudeerden, docenten en vertegenwoordigers van het werkveld komt dit aspect naar voren. Samenvattend is aandacht nodig voor: internationale stages, personeelssystemen en financiële en commerciële aspecten. De opleiding bekijkt, zo blijkt uit gevoerde gesprekken, hoe deze punten zijn in te passen in het curriculum. Resultaten van de HBO-Monitor en de Avans-studentenenquête laten zien dat er te weinig aandacht is voor keuzevakken in het curriculum. Uit de eerst genoemde enquête blijkt dat slechts 29% vindt dat er voldoende keuzemogelijkheden zijn (landelijk 67%). Uit de tweede enquête blijkt een gemiddelde score van 2,2.
24
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
voldoende
Criteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekeningen. Argumenten: In het verlengde van de hierboven beschreven curriculumbeschrijving en op basis van diverse onderwijsdocumenten (studiegidsen, blokboeken en dergelijke) stelt het panel vast dat het onderwijsaanbod voldoende aansluit bij de generieke en beroepsgerichte eindkwalificaties. De P&O-themalijn, de vaardighedenlijn, de kennisdomein-specifieke lijn en de individuele leerlijn zijn afgestemd op de beoogde kerncompetenties (zie onderwerp 1). In diverse matrices (Bijlagen 18 en 2, bij het zelfevaluatierapport) legt de opleiding een direct verband tussen de 35 LOPA-eindkwalificaties en de eigen leerstofeenheden. In de leerdoelen van de blokboeken is eveneens een verwijzing naar de eindkwalificaties opgenomen. Bij de deeltijdopleiding worden de (integrale) P&O-themaleerlijn en de individuele leerlijn grotendeels ‘gepraktiseerd’ op de eigen werkplek. Positief in het nieuwe curriculum is de grotere aandacht en verantwoordelijkheid vanuit de opleiding voor een adequate invulling van deze leerlijnen. De reeds eerder aangehaalde resultaten van arbeidsmarktonderzoeken laten zien dat met het huidige programma de eindkwalificaties worden gehaald. Ook afgestudeerden met wie het panel heeft gesproken, zijn van mening dat door middel van het programma de eindkwalificaties in de volle breedte en met de juiste diepgang kunnen worden bereikt. Kanttekeningen: Het panel constateert dat zowel de LOPA-eindkwalificaties als de (eigen) kerncompetenties worden door vertaald naar het onderwijsaanbod. Aangezien de relatie tussen beide sets van eindtermen vrij globaal is (vergelijk 1.1), is het totaalbeeld enigszins diffuus. De inhoudelijke opbouw van diverse leerlijnen, zoals de individuele en de vaardighedenlijn, zijn (met name in het Opleidingskader) weinig expliciet uitgewerkt. Op deze aspecten verkeert de opleiding naar de mening van het panel nog in een groeifase.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
25
Facet 2.3
Samenhang in het opleidingsprogramma
voldoende
Criteria: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekening. De praktische uitvoering vertoont tekorten, waardoor niet tot de beoordeling goed wordt overgegaan. Argumenten: Aan de curricula van beide varianten ligt een inhoudelijk ordeningskader ten grondslag bestaande uit twee pijlers: het Format 2000plus2 en het concept van het Integraal Personeels Management. Dit laatste concept bevat drie niveaus van integratie: de instrumentele integratie, de integratie op het niveau van personeelsmanagement en de integratie van dit laatste niveau met het niveau van het strategisch beleid. Het concept (van operationeel, via tactisch naar strategisch) bepaalt de verticale opbouw van de centrale thema-leerlijn bestaande uit methodiekblokken. Het panel vindt deze integratieve leerlijn helder qua opzet en goed uitgewerkt naar de onderdelen van het curriculum. De verticale samenhang wordt eveneens bevorderd door de concentrische opbouw die bij de stages wordt gehanteerd: de vragen en opdrachten gaan bij iedere stage uit van dezelfde basis (de vier effectiviteitscriteria van een organisatie). In de diverse stagebrochures worden studenten hier gericht op aangestuurd. De methodische werkbegeleiding en leerinstructie die met name tijdens lessen, workshops en terugkomdagen wordt gebruikt is gericht op het ‘leren leren’ concept (SKITA-model en leercyclus van Korthagen). Hierdoor wordt - mede door de vele ingeprogrammeerde stages - horizontale samenhang en de integratie tussen theorie en praktijk bevorderd. Studenten en docenten met wie het panel heeft gesproken zijn zich zeer bewust van de zojuist genoemde kaders en waarderen sterk de gehanteerde samenhang. Op basis van onder andere het Opleidingskader wordt de opzet ‘bewaakt’ door de periodeteams van docenten, ondersteund door de periodecoördinator en onderwijscommissie. De voorzitter van de onderwijscommissie stemt de kaders af met de directeur. In de onderzoeken onder afgestudeerden (HBO-Monitor, Keuzegids en Onderzoek onder afgestudeerden) blijkt grote waardering voor de samenhang. In de Keuzegids plaatst de opleiding zich met een score van 7,5 landelijk bovenaan in de scores van hogescholen. Kanttekening: Op basis van door het panel bekeken evaluatierapporten en een gesprek met studenten van de voltijdopleiding constateert het panel dat de afstemming tussen methodiekblokken en flankerende modulen.in meerdere gevallen te kort schiet. Zij signaleert echter eveneens dat, via het systeem van blokrapportages en de verbetercyclus hieromheen (zie 5.1), genoemde feilen adequaat worden ‘aangepakt’. Daarnaast deelde de opleiding mee dat zij wil werken naar meer integratie en beroepsgerichtheid van het curriculum via het invoeren van zogenaamde beroepsproducten.
26
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Facet 2.4
Studielast
goed
Criteria: Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel ‘goed’ is gebaseerd op de volgende argumenten: De opleiding formuleert in het zelfevaluatierapport duidelijke doelen en criteria ten aanzien van de studievoortgang. Deze criteria worden vervolgens overzichtelijk en gedetailleerd uitgewerkt naar kenmerken van: het maximaal aantal studieonderdelen per periode, het les- en tentamenrooster, de studieloopbaanbegeleiding, de afspraken ten aanzien van een gewenste studiehouding, de indeling van de blokboeken, de informatieverstrekking en de bereikbaarheid van docenten. Uit de Avans-studentenenquête blijkt dat studenten tevreden zijn over vrijwel al de, zojuist genoemde, kenmerken. De scores variëren tussen de 3 en de 3,8; de ‘zwaarte van de studie’ scoort een 3,7 en de ‘spreiding van studielast’ een 3. Studenten zijn tevreden over de ‘juistheid van de overzichten van de studieresultaten’ (score 3,5). In de Keuzegids scoort de ‘kwaliteit van roosters en tentamens’ een 6,9 en ‘studeerbaarheid’ een 7,4; met name de eerste score ligt significant hoger dan het landelijk gemiddelde. Studenten van de voltijd- en de deeltijdopleiding vertellen aan het panel geen (noemenswaardige of abnormale) piekbelasting te ervaren. Het panel vindt met name de gewenste afspraken ten aanzien van studievoorbereiding heel positief. Studenten mogen niet onvoorbereid aan de lessen participeren. Dit aspect wordt, getuige gesprekken met docenten en studenten, nauwlettend nageleefd. De opleiding ‘bewaakt’ de studielast van het programma op een systematische wijze. Zij geeft de geprogrammeerde studielast duidelijk weer in de studiegidsen en de blokboeken. Vervolgens wordt deze studielast ‘gemeten’ in de blokenquêtes en worden de uitkomsten besproken met de studenten. Indien de gerealiseerde studielast afwijkt van de geplande studielast wordt een verbetertraject in gang gezet. Het panel ziet deze werkwijze bevestigd in de blokrapportages die zij heeft bekeken.
Facet 2.5
Instroom
voldoende
Criteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.
Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekeningen. Bij dit oordeel hebben de positieve uitslagen op de Avans-studentenenquête
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
27
en de recente daling van studieduur van studiestakers in de voltijdopleiding de doorslag gegeven. Argumenten: De instroom in de voltijdopleiding1 vanaf 1995 vertoont een schommelend beeld en kent 72 instromers in 2003. De deeltijdopleiding ondergaat, na een maximum in 2002, een kleine terugval met 23 instromers in 2003. Over de jaren 1999-2002 bestaat de gemiddelde instroom voor de voltijdopleiding uit: 59% havisten, 7% uit vwo’ers en 30% uit mbo’ers. Voor de deeltijdopleiding bestaat percentages uit: 28% havisten, 9% vwo’ers, 34% mbo’ers en een restgroep. Over de jaren 1999-2002 is de gemiddelde uitval na één jaar in de voltijdopleiding: 40% en voor de deeltijdopleiding 42%. De uitval uitgesplitst naar vooropleiding is ongeveer conform het aandeel van deze groepen in de instroom. Er is over deze periode sprake van een hoge gemiddelde studieduur van studiestakers namelijk 1,6 jaar (voltijd) en 2,2 jaar (deeltijd). In de voltijd is er de laatste jaren sprake van een daling naar 1,4 in 2002. Qua vorm sluit de opleiding voldoende aan bij de vooropleiding. Ten eerste wordt de student door voorlichtingsmateriaal en diverse voorlichtingactiviteiten op de hoogte gesteld van de inhoud en zwaarte van de opleiding. Ten tweede wordt bij aanvang van de opleiding door de mentor en tijdens (de eerste) colleges veel voorlichting gegeven over en begeleiding geboden bij de gehanteerde werkvormen en het gewenste studiegedrag (zie ook 4.2). Ten derde wordt er gewerkt met thematisch onderwijs, dat qua onderwijsopzet aansluit bij het concept van het Studiehuis. Qua inhoudelijke afstemming geldt voor studenten van de mbo-opleiding Sociaal Juridisch Medewerker een vrijstelling van een jaar. Daarnaast worden er op individuele basis vrijstellingen gegeven en vindt er bij deficiënties individueel maatwerk plaats. In overleg met de mentor wordt er door de docent van een bepaald vakgebied extra ondersteuning geboden. Voor buitenlandse studenten wordt het NT2-diploma als eis gesteld. Bij deeltijdstudenten worden voor het toekennen van vrijstellingen eisen aan de werkplek gesteld. Deze eisen staan vermeld in de Modulewijze Praktijkcomponent Deeltijd, 2003/2004. In de deeltijdopleiding oude stijl vindt goedkeuring plaats op basis van het door de student ingediende functieprofiel. Bij de deeltijdopleiding nieuwe stijl vindt daarnaast afstemming plaats tussen de begeleiders van de opleiding en van het bedrijf, waarbij er mondeling aanvullende eisen gesteld kunnen worden ten aanzien van de geschiktheid van de werkplek en de begeleiding. Ook gaan er vrijstellingen op basis van Elders Verworven Competenties (op basis van portfolio) toegekend worden. Dit blijkt uit een gesprek van het panel met de instroomcoördinator. In de Avans-studentenenquête zijn studenten van mening dat het onderwijs voldoende aansluit op de vooropleiding (score 3,5), dat tutoren voldoende aanwijzingen geven voor het bestuderen van de leerstof (score 3,6) en dat er voorafgaand aan de opleiding voldoende informatie over de opleiding is verstrekt (score 3,3). Kanttekeningen: De redenen van uitval zijn nog te weinig (systematisch) geanalyseerd en in kaart gebracht, hetgeen - in het licht van de gemiddelde hoge uitval en hoge studieduur van 1
Op basis van de kengetallen uit het zelfevaluatierapport.
28
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
uitvallers - nodig is. Diverse redenen werden door docenten, studenten en management aangegeven (zoals: zware modulen Economie, hoog abstractieniveau, hoge studielast van het eerste blok). De opleiding vindt dan ook dat exitinterviews nodig zijn. Het panel constateert op basis van gesprekken en verbeternotities dat de voorbereiding hiertoe in gang zijn gezet. Er wordt in de opleiding niet gedifferentieerd naar vooropleiding: geen verkorte leerroutes (en maatwerk met vooropleidingen) en geen specifieke deficiëntieprogramma’s. Wel is een driejarig traject voor vwo’ers in de maak. Het panel vindt de vrijstellingsregelingen onvoldoende omschreven in de studiegidsen. In de Avans-studentenenquête zijn studenten iets minder tevreden over de tijdens de introductie gegeven informatie over de opleiding (score 2,9).
Facet 2.6
Duur
goed
Criteria: De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel ‘goed’ is gebaseerd op de volgende overweging: De opleiding voldoet in de beide varianten aan de formele eis voor de omvang van het curriculum van de hbo-bachelor: 168 (oude) studiepunten of 240 credits. In de studiegidsen en diverse onderwijsdocumenten staat de verdeling van deze studiepunten of credits over de leerjaren, periodes, onderwijseenheden en modulen/onderdelen beschreven (vergelijk 2.1).
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
voldoende
Criteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekeningen. Argumenten: De onderwijsconcepten van het ‘leren leren’ concept zoals verwoord het Opleidingskader en het Inrichtingskader P&A-deeltijd (zie 2.1 en 2.3) zijn in lijn met de beoogde eindkwalificaties. Belangrijk is het uitgangspunt van de toenemende zelfstandigheid van de student. Dit houdt in dat binnen de blokken het aantal taken en opdrachten afneemt en de complexiteit en de omvang van de taken toeneemt. Daarnaast wordt de tijdsplanning steeds meer aan studenten overgelaten en wordt de docent steeds meer ‘coach’. Het panel stelt op grond van gesprekken met studenten voltijd vast dat de werkvormen van de methodiekblokken (hoor- en werkcolleges, tutorbijeenkomsten), van de © NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
29
ondersteunende modulen (hoor- en werkcolleges en practica) en van de workshops, afwisselend zijn en dat de ondersteuning vanuit docenten en tutoren positief verloopt. Het meelifteffect krijgt door de - in het begin van de studie - aangereikte systematiek van werken, weinig kans. Tijdens de blokken, de methodische werkbegeleiding moeten er regelmatig product- en procesverslagen en reflectieverslagen worden ingeleverd, hetgeen in de regel motiverend werkt. Het panel stelt op grond van gesprekken met studenten deeltijd vast dat met name de nieuwe werkvormen, zoals de integratieve opdrachten, de integrale opdracht, de POP’s, en de persoonlijke begeleiding door de docent, positief worden gewaardeerd. In de Avans-studentenenquête scoren de aspecten betreffende de adequaatheid van werkvormen en de bijdrage van deze werkvormen aan de persoonlijke ontwikkeling van de student positief (scores variëren tussen 3,2 en 3,8). Kanttekeningen: De onderwijskundige koers voor de toekomst is in het zelfevaluatierapport nog weinig uitgewerkt. De voltijdopleiding wil gaan werken met beroepsproducten, met POP’s en met portfolio (in navolging van de deeltijdopleiding). Hoorcolleges in de voltijdopleiding worden als soms als ‘saai’ beleefd. Dit geeft de opleiding aan in haar zelfevaluatierapport en blijkt ook uit gesprekken met studenten. Met name studenten van de deeltijdopleiding oude stijl typeren de werkvormen soms als ‘traditioneel’.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
voldoende
Criteria: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekeningen. Argumenten: Uit Bijlage 4 en de beschrijving in het zelfevaluatierapport komt een goede mix in gehanteerde toetsvormen naar voren. De toetsvormen sluiten aan bij de verschillende leerdoelen en werkvormen en kennen een goede balans wat betreft individueel en groepsgericht, cognitief en affectief, schriftelijk en mondeling. De opleiding hecht aan het individueel toetsen. Dit heeft bijvoorbeeld als consequentie dat de methodiekblokken naast de integratieve opdrachten altijd worden afgesloten met een tentamen. De toetsen/verslagen die het panel heeft bekeken bevatten duidelijke richtlijnen en zijn voorzien van uitwerkingen. De beoordelingscriteria staan vermeld in de blokboeken. Er zijn borgingsmechanismen voor de toetsvormen: zoals het beoordelen van de validiteit van de bloktentamens door meerdere docenten, een examencommissie met een toezichthoudende rol, een onderwijscommissie verantwoordelijk voor de onderwijskundige kant en een recentelijk ondersteuning door een toetsdeskundige. Ook wordt het aspect van de ’toetsing’ meegenomen in blokevaluaties en rapportages.
30
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
In de informatiebrochures betreffende de vier stages (inclusief de afstudeernota) staan de rollen en de taken van de bedrijfsbegeleider, de begeleidend docent en de student bij de beoordeling duidelijk beschreven. De student wordt in de regel beoordeeld op het proces, het product en een mondelinge presentatie of verdediging. Van tevoren is helder op welke punten en op welke wijze er beoordeeld wordt; er wordt gewerkt met beoordelingsformulieren. De bedrijfsmentor heeft bij beide stages een adviserende stem bij de beoordeling. Bij de beoordeling van het afstudeerproject wordt het projectresultaat en het procesverslag medebepaald door een tweede beoordelaar. Uit gesprekken blijkt dat de protocollen bekend zijn en worden gebruikt. In de Avans-studentenenquête zijn studenten in ruime mate tevreden over: de organisatie van de tentaminering (score 3, 6) en over de tentamenmogelijkheden (score 3,4). Iets minder positief, maar net voldoende, scoort de mate van tevredenheid over de inzage- en bespreekmogelijkheden na afloop van een tentamenperiode (score 3). Uit het Onderzoek onder afgestudeerden blijkt eveneens dat een ruime meerderheid van de afgestudeerden tevreden is over de manier van toetsen. Kanttekeningen: Toetsingbeleid is nog in ontwikkeling. Dit blijkt ondermeer uit hoofdstuk 5 van het Opleidingskader; waar een aantal aspecten van de borging academiebreed wordt afgestemd. Daarnaast geven docenten aan dat in de beoordeling ‘meer een gemeenschappelijke taal’ moet komen. Studenten vertellen aan het panel dat de toetsing bij de flankerende vakken soms te docentafhankelijk wordt ingevuld (en te veel los staat van het blok). Het panel stelt op grond van gesprekken met afgestudeerden (van de voltijdopleiding) en leden van de regionale werkveldadviesraad vast dat de beoordelingscriteria voor de stage en de afstudeeropdracht te weinig gekoppeld zijn de eindtermen (zie 6.2). Ook de toepassing laat te wensen over. Bij de stage- en afstudeerwerkstukken die het panel bekeken heeft, waren niet in alle gevallen (ingevulde) beoordelingslijsten aanwezig.
Onderwerp 3
Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL
Eisen hbo
voldoende
Criteria: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekeningen. Argumenten: De opleiding presenteert een overzicht (zie Bijlage 5 bij het zelfevaluatierapport) waarin de deskundigheden van de medewerkers staan vermeld. Hieruit blijkt dat iets minder dan de helft van de docenten een bestuurstaak heeft of een parttime functie of in het beroepenveld bekleedt.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
31
Vrijwel alle docenten begeleiden bij stages of afstudeerprojecten en zijn betrokken bij methodische werkbegeleiding. Er worden vrijwel iedere periode meerdere gastcolleges gegeven. Het afgelopen jaar bedroeg dit aantal ongeveer 20. De meerwaarde hiervan voor het onderwijs is volgens studenten en afgestudeerden, met wie het panel gesproken heeft, is groot. Docenten profiteren hiervan. Tijdens vergaderingen van het LOPA en de werkveldadviescommissie worden relevante ontwikkelingen in het beroep besproken en ’doorgesluisd’ naar de opleiding. Uit notulen van deze commissie en uit gevoerde gesprekken met haar leden blijkt een grote betrokkenheid bij de opleiding. Ook worden externe stagebegeleiders geëvalueerd, waarbij wordt gevraagd om feedback op de beroepsgerichtheid van de opleiding. Tijdens de jaarlijkse opleidingstweedaagse is aandacht voor beroepsrelevante en onderwijskundige vernieuwing (‘groot onderhoud’, zie ook 5.2). Verder wordt deelgenomen aan de kenniskring Career Development van Fontys. Desgevraagd vertellen afgestudeerden en studenten (van de voltijd- en deeltijdopleiding) aan het panel zeer tevreden te zijn over de actuele kennis en ervaring van docenten. Kanttekeningen: Het panel constateert dat docenten meer gestimuleerd moeten worden tot praktische bijscholing en docentstages. Dit aspect wordt aangegeven door leden van de werkveldadviescommissie en staat ook als verbeterpunt genoemd in het zelfevaluatierapport. De evaluatieformulieren onder externe begeleiders zijn te weinig systematisch verzameld en geanalyseerd (het panel heeft ze niet aangetroffen).
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
voldoende
Criteria: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekening. Argumenten: In Met competente medewerkers de toekomst vormen, Personeelsplan 2004 staan concrete streefnormen voor de gewenste personeelssamenstelling (bijvoorbeeld ten aanzien van gewenste aandeel en minimum taakomvang van parttimers). Uit een beschrijving van kenmerken van het personeelsbestand blijkt dat de meeste streefnormen gehaald worden. Recentelijk zijn door de groei van de academie veel nieuwe medewerkers aangesteld. Er wordt gewerkt met uitgewerkt met een ‘juniorenbeleid’, gericht op beperkte inzet, coaching en beoordeling van nieuwe docenten. De student/docent ratio is in de loop der jaren gedaald van 1:33 (in 2000/2001) naar 1: 30,9 (2003/2004) en het ziekteverzuim is afgenomen van 13,3% (in 2000) naar 1,89% in 2003.
32
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
In de afgelopen jaren is in twee jaar tijd het hele curriculum vernieuwd, wat een enorme werkdruk en hoog ziekteverzuim tot gevolg had. Dit blijkt uit diverse notities. De opleiding heeft er blijkens de kengetallen - met succes - hard aan gewerkt om deze negatieve effecten terug te dringen. Uit gevoerde gesprekken met docenten blijkt niettemin dat door docenten nog steeds (een zekere) werkdruk wordt ervaren. Het taakbelastingsmodel wordt vanuit een ontwerpsysteem en op basis van het P&Obeleid (zie 3.3) naar de uitvoeringskant bijgesteld, hetgeen leidt tot een nieuw inzetproces. Hierbij wordt - in overleg met de onderwijscommissie - concreet gezocht naar manieren om docenten te ontlasten, zonder dat de onderwijskwaliteit aangetast wordt. Kanttekening: Aangezien de medewerkersenquête al weer vier jaar oud is en het curriculum in de tussentijd geheel is vernieuwd, kan het panel - op grond van de documentatie - de door docenten ervaren werkdruk op het moment van visitatie niet goed inschatten.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
goed
Criteria: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel ‘goed’ is gebaseerd op de volgende argumenten: De academie heeft een meerjarenpersoneelsplan dat is afgeleid van het meerjarenbeleidsplan. De opleiding maakt sinds 2003/2004 gebruik van POP’s en TOP’s (Team Ontwikkelings Plan), die weer afgestemd zijn op dit meerjarenpersoneelsplan. Een competentiematrix dient hierbij als een hulpmiddel. De academie wil op basis van alle plannen komen tot het formuleren van een scholingsplan. Ook wil de academie komen tot het opzetten van een aspiratiedatabank. Het panel vindt de koers, maar ook de inhoud van de plannen en de ingevulde POP’s helder. De laatste studiedagen van de opleiding hadden als thema het opstellen van een TOP; het panel stelt vast dat docenten hier een duidelijk beeld bij hebben en de aanpak positief vinden. Docenten hebben recht op 200 uur scholing per jaar. De afgelopen jaren is veel tijd gestoken in collectieve scholing. In het zelfevaluatierapport staan diverse concrete voorbeelden van zeer recente en meestentijds onderwijskundige scholingsprojecten. Niettemin zijn er ook voorbeelden van vakinhoudelijke en/of werkveldgerichte scholing. Functioneringsgesprekken vinden plaats en worden gehouden door de directeur en adjunctdirecteur. Resultaten van studentenenquêtes worden hierin meegenomen. Studenten laten zich in positieve bewoordingen uit over het docentenkorps: zij zijn betrokken op het onderwijs en stellen zich professioneel op. In de Avans-studentenenquête scoren de didactische en inhoudelijke kwaliteiten van docenten gemiddeld hoog (scores rond 4). Ook over de mate waarin docenten zich aan afspraken houden zijn studenten tevreden (score 3,6). In de Keuzegids is het studentenoordeel voor docenten (7,3) significant hoger dan het landelijk gemiddelde.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
33
Onderwerp 4
Facet 4.1
VOORZIENINGEN
Materiële voorzieningen
voldoende
Criteria: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekeningen. Het verbeterbeleid en de borgingsmechanismen (SLA’s) tezamen met de tevredenheid bij studenten op belangrijke onderdelen geven de doorslag bij dit oordeel. Argumenten: • De informatie- en communicatiemiddelen zijn adequaat. Studenten en docenten beschikken over een eigen e-mailaccount. Intranet en internet geven toegang tot studieresultaten en bieden algemene informatie. Blackboard bevat onderwijskundige informatie. Docenten geven aan dat Blackboard voor startproblemen zorgde, maar dit is inmiddels verholpen. Er is een ’Gebruikersoverleg IT’ opgestart, ter ondersteuning en scholing van medewerkers. • Het gebouw biedt de noodzakelijke onderwijsruimtes, een mediatheek een kantine. De openingstijden van mediatheek, computerlokalen en ondersteunende diensten zijn onlangs ten behoeve van deeltijdstudenten verruimd. • De hogeschool is gestart met Service Level Agreements tussen diensten en academies. Begonnen is met de roosters. • Uit de Avans-studentenenquête blijken positieve scores (rond de 3,5) voor: (digitale) informatievoorziening, lesruimtes, tentamenruimtes, faciliteiten, practicumruimtes, mediatheek, ondersteuning bij het werken met de computer, kantine. Kanttekeningen: • Het huidige schoolgebouw werd in 1995 in gebruik genomen door de academie. Niettemin is het door veranderde omstandigheden, zoals toename van studenten en competentiegericht onderwijs, in 2004 te krap bemeten. Hogeschool en academie formuleren nieuw huisvestingsbeleid. Het management bevestigt deze aanpak tijdens het gesprek met het panel. • Er is met name een tekort aan kleine werkruimtes voor studenten en computerapparatuur; dit blijkt ook uit lage scores (rond de 2) uit de Avansstudentenenquête. Het aantal computers per student is: 1:8. Uit gesprekken met studenten tijdens de rondleiding blijkt echter dat zich, naast de gebruikelijke ‘spitsuurknelpunten’, weinig problemen voordoen met de beschikbare ict-voorzieningen.
34
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Facet 4.2
Studiebegeleiding
voldoende
Criteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekeningen. Argumenten: In paragraaf 4.2 van het Opleidingskader staat per studiefase vermeld, welke functionaris (docent, mentor, coördinator) welke taak uitvoert en met welke frequentie deze taak plaatsvindt. Ook worden de doelen van de begeleiding duidelijk aangegeven: het gaat om studieloopbaanbegeleiding in plaats van louter studievoortgangsbewaking. De mentor is het eerste aanspreekpunt voor de studiebegeleiding; daarnaast zijn er diverse tweedelijnsfunctionarissen (zoals bijvoorbeeld een decaan). In de hoofdfase is er voor vierdejaars- en ouderejaarsstudenten een studieloopbaanbegeleider (gericht op studenten die sterke vertraging ondervinden). De begeleiding van de docent is onder meer gericht op: aanleren studievaardigheden, bewust worden van persoonlijke leerstijlen en leren reflecteren (reflectieverslagen). Uit de gesprekken met studenten komt naar voren dat deze diverse vormen van begeleiding door studenten herkend en door de bank genomen positief ervaren worden. Het panel constateert dat er voldoende intensief door de mentoren van de propedeuse en de hoofdfase voortgangsgesprekken gevoerd worden en dat het bindend studieadvies duidelijk is geformuleerd (eind propedeuse 32 studiepunten behaald en eind tweede jaar de hele propedeuse behaald). Er is een goed werkend systeem van studievoortgangsregistratie. Door deze aanpak is de gemiddelde studieduur van studiestakers gereduceerd tot 1,4 jaar in 2002/2003. Over de taken van de begeleidend docenten en bedrijfsbegeleiders bij de derdejaarsstage en de afstudeerstage bevatten de brochures duidelijke richtlijnen; de begeleiding is bij beide gericht op het product en het proces.Tijdens derdejaars stages wordt door docentbegeleider in voldoende mate contact onderhouden met het bedrijf; bij het afstudeerproject ligt het initiatief bij de student. De Avans-studentenenquête geeft een positief beeld van de docenten en van de mentoren bij de geboden studiebegeleiding (gemiddeld rond de 3,7). Uit enkele Evaluatierapporten, 2003 (19 studenten over de stage en 6 studenten over de afstudeeropdracht) blijkt tevredenheid over begeleidend docenten en bedrijfsbegeleiders. Kanttekeningen: In de deeltijdopleiding oude stijl is er geen persoonlijke studiebegeleiding, althans studenten ervaren deze begeleiding als ‘te passief’. Daarnaast is er geen direct contact met het bedrijf. Deze aspecten zijn bij de studiebegeleiding nieuwe stijl enorm verbeterd door de invoering van de POP’s en de bedrijfsbezoeken.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
35
Op basis van gespreken met studenten en door het panel bekeken reflectieverslagen valt op dat deze soms te veel ‘op zichzelf’ staan. Hierdoor wordt de relatie met te bereiken leerdoelen en competenties weinig zichtbaar.
Onderwerp 5
Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG
Evaluatie resultaten
voldoende
Criteria: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekening. Argumenten: • Er zijn duidelijke beleidsmatige kaders voor de kwaliteitszorg. De academie sluit met haar kwaliteitsplan Kwaliteit: (Y)our future, 2002 aan bij het Avans-beleid en het accreditatiekader. In het kwaliteitsplan (onderdelen A en B) staan het kwaliteitszorgbeleid en de procedurele invulling van de PDCA-cirkel voor een aantal primaire processen beschreven (onderwijsuitvoering, studieloopbaanbegeleiding en examinering). Het zelfevaluatierapport bevat een schema met alle meetinstrumenten, de frequentie en met grotendeels concrete en toetsbare streefdoelen. • Het panel stelt op grond van een documentenanalyse (aangetroffen resultaten van evaluaties) vast dat de genoemde meetinstrumenten regelmatig gebruikt worden. Ook uit de tekst van dit rapport blijkt dat de resultaten van deze metingen voor de meeste facetten van het kader aanwezig zijn. • Uit de wijze waarop de blokrapportages zijn geformuleerd blijkt dat streefnormen (minimaal een score van 3 op een vijfpuntsschaal) aantoonbaar worden gebruikt voor het analyseren van de uitkomsten. De verslagen maken een gedegen indruk. Ook voor de deeltijd worden (blok-)evaluaties ingezet. • Uit notulen van vergaderingen van de onderwijscommissie blijkt dat meerdere onderzoeken zijn besproken in het licht van streefnormen. • Uit gesprekken met docenten en studenten blijkt dat de periodieke evaluaties van de blokken op basis van de streefnormen met vaste regelmaat plaatsvinden, zowel schriftelijk als mondeling. Kanttekening: • Het panel stelt vast dat de wijze waarop de onderzoeksresultaten vergeleken worden met streefnormen nog niet in de volle breedte en nog te weinig systematisch plaats vindt. Verslagen van diverse onderzoeken (bijvoorbeeld stage-evaluaties in het werkveld) zijn niet aangetroffen of onvoldoende leesbaar verwerkt (bijvoorbeeld het eigen onderzoek onder afgestudeerden). Dit geldt ook voor de totaalanalyse in de vorm van een
36
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
kwaliteitsjaarverslag. Deze conclusie wordt bevestigd in Resultaten audit opleiding P&A van de Hogeschool ’s-Hertogenbosch, juni 2003.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
voldoende
Criteria: De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekening. Argumenten: • Op hogeschool- en academieniveau wordt bij de PDCA-cyclus gewerkt met managementrapportages, afgeleid van het EFQM-model. Kwaliteitszorg maakt deel uit van deze rapportages. Dit blijkt uit een gesprek met het management van de academie en met de voorzitter van de onderwijscommissie. • In de opleiding vindt de PDCA-cyclus aantoonbaar plaats bij de onderwijsperiodes, de stages en het afstuderen. Zoals ook bij 5.1. is genoemd, blijkt uit diverse bronnen dat analyses op basis van evaluaties getrokken worden én aan de hand van streefnormen leiden tot verbeteringen. Bij de vernieuwing van het curriculum hebben diverse uitslagen van metingen (bijvoorbeeld HBO-Monitor) een rol gespeeld, zo blijkt uit het zelfevaluatierapport en gesprekken met docenten. Ook van andere onderzoeken, bijvoorbeeld het medewerkerstevredenheidsonderzoek, is een katalyserende werking uitgegaan op verbeterbeleid (vergelijk 3.2). • In het Organisatieplan, 2004 staat dat de voorzitter van de onderwijscommissie een belangrijke rol heeft bij: het implementeren, het uitvoeren en het evalueren van kwaliteitszorg op opleidingniveau. Daarnaast is een start gemaakt met de invulling van resultaatgebieden voor resultaatverantwoordelijke teams, waarbij ook de periodecoördinator een duidelijke rol heeft. • Ook de deeltijdopleiding heeft een eigen onderwijscommissie waar de resultaten van de blokevaluaties besproken worden. Uit een gesprek met studenten en docenten van de deeltijd blijkt dat verbeterprocessen op basis van de evaluaties plaats vinden. Kanttekening: • Van de PDCA-cyclus zijn met name de Do- en de Act-fase duidelijk in praktijk gebracht. De Plannings-fase, dat wil zeggen de planning middels meerjarenplannen en jaarplan, maar ook de Check-fase (zie vorige facet) vinden te weinig systematisch plaats. De opleiding werkt momenteel aan het opstellen van genoemde plannen, zo blijkt uit een gesprek met de voorzitter van de onderwijscommissie.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
37
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
goed
Criteria: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel ‘goed’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekening. De kanttekening telt minder mee in de totaalafweging, aangezien de opleiding alumni via onderzoek regelmatig benadert. Argumenten: • De opleiding kent een opleidingscommissie met een vertegenwoordiging van docenten en studenten, die om de 14 dagen vergadert. Studenten zijn positief over het functioneren van deze commissie. De blokenquêtes uit iedere periode worden besproken. • De docenten nemen deel aan de vierjaarlijkse vergaderingen en aan tussentijdse opleidingvergaderingen. Uit het Medewerkerstevredenheidsonderzoek, 2000 (met een respons van 12) blijkt dat docenten tevreden zijn over de informatie en communicatie, sfeer en collegialiteit. • Studenten in de Avans-studentenenquête voelen zich in ruime mate serieus genomen (score 4,1) en vinden dat er ruim voldoende zorg wordt besteed aan het onderwijs (score 4). • De werkveldadviescommissie, is representatief samengesteld en vergadert vier keer per jaar. Zij heeft een duidelijke klankbord en adviesfunctie (vergelijk ook 3.1). • De opleiding heeft, aanvullend op de HBO-Monitor, twee maal een eigen alumnionderzoek verricht (zie ook facet 6.2) en benadert regelmatig alumni voor het geven van voorlichting of de inzet bij gastcolleges. In een gesprek van het panel met alumni blijkt betrokkenheid bij de opleiding. Kanttekening: • De opleiding heeft ten tijde van het bezoek twee alumni benaderd voor deelname aan de werkveldadviescommissie; zij wil haar alumnibeleid versterken.
Onderwerp 6
Facet 6.1
RESULTATEN
Onderwijsrendement
voldoende
Criteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
38
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekeningen. Argumenten: In het Meerjarenplan 2003-2006, Vandaag goed, morgen beter staan diverse streefnormen voor het onderwijsrendement. De opleiding sluit aan bij de streefnormen van de academie, zodat vergelijkbaarheid ontstaan met de andere (verwante) opleidingen van de academie. De opleidingen hanteert naast streefnormen voor de kwantiteit van de instroom de volgende streefnormen voor het onderwijsrendement: o de gemiddelde studieduur van gediplomeerden is 4,5 jaar; o de gemiddelde studieduur van studiestakers is 1,3; o het percentage geslaagden van de propedeuse is na twee jaar 75%. Voor de voltijdopleiding worden de eerste twee streefnormen (voor een aanzienlijk deel) gehaald. De gerealiseerde studieduur van gediplomeerden bedraagt het afgelopen studiejaar 4,4 en de gemiddelde studieduur voor studiestakers1,4. Het slagingspercentage van de propedeuse is recentelijk sterk gestegen naar 63% voor cohort 2001/2002, maar wordt door het relatief hoge percentage studiestakers in de propedeuse (zie 2.5), niet gehaald. Voor de deeltijd geldt dat de steefnorm voor studieduur gediplomeerden in het afgelopen studiejaar overschreden wordt met een waarde van 4,7 en dat die van studiestakers (ruim) overschreden wordt met 2,1 jaar. De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport twee tabellen waaruit blijkt dat de gerealiseerde rendementen relatief positief zijn vergeleken met de andere opleidingen van de academie. Uit de paragrafen 2.5 en 2.7 blijkt dat het hoge percentage studiestakers (voltijdopleiding) en de groep langstudeerders (deeltijdopleiding) door een aantal maatregelen de specifieke aandacht heeft van de opleiding. De studieloopbaancommissie heeft daartoe een nota geschreven met gericht verbeterbeleid. Ook in het meerjarenplan wordt de problematiek geanalyseerd en voorzien van verbeterpunten. Kanttekeningen: De streefcijfers zijn - mede gezien de verschillen in behaalde rendementen - te weinig gedifferentieerd naar de voltijd- en de deeltijdopleiding. De opleiding hanteert geen streefnormen en slagingspercentages voor hoofdfaserendement, hetgeen geen compleet beeld geeft.
Facet 6.2
Gerealiseerd niveau
voldoende
Criteria: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op een totaalafweging van de volgende argumenten en kanttekeningen.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
39
Argumenten: • Uit het Onderzoek onder afgestudeerden van de studiejaren 2001/02 en 2002/03 (in totaal 29 respondenten) blijkt dat de afgestudeerden in voldoende mate beschikken over eisen van de beginnende beroepsbeoefenaar (gemiddelde score 3,75) en dat de verworven kennis aansluit op de praktijk (gemiddelde score 3,5). In hetzelfde onderzoek zijn direct leidinggevenden van deze afgestudeerden benaderd (met een respons van 21). Zij zijn van mening dat afgestudeerden beschikken over voldoende kennis, inzicht en vaardigheden voor de beginnende beroepsbeoefenaren. • Uit HBO-Monitor, 2003 (12 respondenten voltijd en 2 respondenten deeltijd) blijkt dat het niveau voldoende tot goed aansluit op de beroepspraktijk. • Uit gesprekken van het panel met afgestudeerden en vertegenwoordigers van het werkveld (en leden van de werkveldadviescommissie) komt naar voren dat de algemene en domeinspecifieke beroepscompetenties in voldoende mate worden behaald; wel is er behoefte aan gerichte verdieping van bepaalde kennis (vergelijk 1.3 en 2.1). • De door het panel bekeken afstudeerrapporten zijn - behoudens verschillen in omvang gemiddeld voldoende beroepsgericht en ‘matchen’ met het bachelorniveau. • Door de stage maar vooral door het afstudeerproject (resulterend in het werkstuk, de presentatie en het procesverslag) moeten studenten aantonen dat zij aan eindtermen voldoen (vergelijk 2.8). De sturing in de opdrachtgeving zoals beschreven in de Nota afstuderen, Personeel en Arbeid voltijd, 2003/2004 is voldoende vormgegeven. Studenten voeren in groepjes van twee of drie een project uit (op basis van een reëel probleem uit de beroepspraktijk). De fasering en de beoordelingscriteria ten aanzien van product en proces zorgen voor borging van het gerealiseerde eindniveau. Dit geldt ook voor het aantal bij de beoordeling betrokken personen (bedrijfsbegeleider en twee docentbeoordelaars). Kanttekeningen: De afstudeeropdracht wordt in de voltijdopleiding door studenten in twee- of drietallen uitgevoerd. Uit de berekening van het eindcijfer in de afstudeernota blijkt dat het individuele aandeel alleen in het procesverslag tot uiting komt. Ook sommige studenten vertellen aan het panel moeite te hebben met het ‘verplichte’ collectieve afstuderen (in de voltijdopleiding). De beoordelingscriteria voor de stage en de afstudeeropdracht zijn te weinig (direct) afgeleid van de eindtermen, zie ook 1.3. Leden van de regionale werkveldadviesraad hebben verbetersuggesties gedaan (dit blijkt uit notulen).
40
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Deel C: Bijlagen
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
41
42
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
43
44
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Bijlage 2:
Beknopt CV panelleden
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
45
NQA-auditor Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?)
Ravestein L. drs. V 30-08-1959 3,5 jaar auditervaring (HBO-raad /NQA) Nee
Nee Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid Zowel door opleiding als door werkervaring (zie (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in hieronder) onderwijskundige deskundigheid de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid • Docent Maatschappijleer (MEAO) (Wilt u hierbij aangeven welke relevante • Docent Sociologie/Organisatiekunde werkervaring u heeft?) (HEAO) • Stafmedewerker Kwaliteitszorg en Onderwijsontwikkeling (Faculteit Economie) • Adviseur Onderwijs en Kwaliteitszorg (Triam-kennismanagement) • Auditor HBO (HBO-raad/NQA) Deelname aan het TEMPUS-project Internationale deskundigheid (internationale uitwisseling van (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over kwaliteitszorgsystemen) de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) sociaal agogische werkvelden, door opleiding en Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u nevenwerkzaamheden; (beleids-)ondersteuning, deskundigheid heeft?) Stichting Argus, Stichting Begeleide Huisvesting, scholing bij FNV Opleiding(en) Atheneum (B) 1978 Doctoraal Sociale Pedagogiek, inclusief kopstudie 1985 Sociologie (eerste graads opleiding Maatschappijleer), participerend onderzoek Jeugd- en Zedenpolitie (Gemeente Utrecht) Projectmanagement (T&G) 1992 Leergang Onderwijs (T&G) 1994 Individuele consultancy (leertraject), 1998 Onderwijskundig Centrum, UT Werkervaring Beleidsmedewerker kwaliteitszorg HBO-raad, 2001-heden Vereniging van Hogescholen Advieswerkzaamheden Hogeschool de Horst 2000 (freelance) Adviseur kwaliteitszorg en opleidingskunde bij 1998-2000 TRIAM-kennismanagement B.V. Staffunctionaris Bureau Kwaliteitszorg en 1990-1998 Onderwijsontwikkeling, HEAO-Arnhem Docent Organisatiekunde, HEAO-Arnhem 1988-1993 Docent Maatschappijleer bij een MEAO, 1987-1988 Catharijne College, Utrecht
46
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Voorzitter en domeindeskundige Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Informatie i.k.v. NVAO kwalificatie-eisen (NVAO = Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie) Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?) Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?) Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) 1956 - 1961 1973- 1977 Werkervaring 1974 - 1988 1988 - 1998
Monker J. Vrouw 20 april 1944 Wil u de gegevens in onderstaande kolom aanvullen? Ja. Ja, in 2003 ben ik voorzitter geworden van de Visitatie commissie voor de MER opleidingen. Deze activiteit heb ik met veel interesse en plezier gedaan. Ja Ja, gastcolleges voor de HBO Directeur Personeelszaken van een uitgeverij met 1700 personeels leden. Directeur van een particulier opleidingsinstituut met 600 personeelsleden Opleiding gehad in Cornell University in Boston USA Als directeur personeelszaken gewerkt voor een internationaal bedrijf. Personeel en Arbeid, Management, Bedrijfs Economie MMS HBO Personeels en Arbeid Directeur Personeelszaken Uitgeverij Elsevier Directeur Elsevier Opleidingen
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
47
Domeindeskundige Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?) Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft)
Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?)
Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) 1961 - 1966 1966 - 1970 1976 - 1978 1978 - heden
Werkervaring 1994 tot heden
48
Pollmann e.v. De Man C.M. V 25 07 1949 nee Gefungeerd als tweede voorzitter van een visitatiecommissie CMV. Regelmatig gefunctioneerd als dagvoorzitter. Van 1981 tot 1987 werkzaam als docent en adjunct directeur onderwijsorganisatie op Academie de Horst in Driebergen. Ervaring in het vormingswerk, het vrouwenemancipatiewerk, arbeidsbemiddeling, coaching, supervisie, projectorganisatie en management. Bestuurslid van de vrouwenvakschool, het Provinciaal Opbouworgaan Noord Brabant, directeur landelijke stichting Ambulante Fiom (gespecialiseerd maatschappelijk werk) Projectleider van het landelijke kwaliteitsbeleid in de kinderopvang. Zowel de inhoudelijke normen als het toetsingsstelsel en draagvlak bij de landelijke kinderopvangorganisaties ontwikkeld. Organisator en deelnemers van het internationaal tribunaal tegen geweld tegen vrouwen in Joegoslavië. Lid van de Nederlandse afvaardiging van de wereldconferentie over bevolkingsproblematiek op de Filippijnen. Deelname aan diverse internationale conferenties Specifieke kennis op het gebied van Welzijnswerk, Onderwijskwaliteitsbeleid, Hulpverlening. MMS b Sociale Academie den Elzent, Eindhoven Voortgezette Opleiding Amsterdam Cursussen en trainingen op post academisch en post doctoraal niveau op het gebied van management, informatica en automatisering, projectmanagement, timemanagement, schrijversvakschool. Werkzaam vanuit de eigen b.v. als (interim) manager in de functie van - directie arbeidsvoorziening Nijmegen, verantwoordelijk voor de uitvoering van de reorganisatie van het bureau in kleinere klantgericht werkende eenheden in Nijmegen. Tevens coach van enkele leidinggevenden bij het arbeidsbureau.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
- Hoofd afdeling Grondzaken, Economie en Werkgelegenheid Stadsdeel Westerpark in Amsterdam, verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding, integrale aanpak en begeleiding van grotere projecten. Projectmanager werkgelegenheid Amsterdam vanuit de deelgemeente taakstellend verantwoordelijk voor de resultaten. Ook het tot stand brengen van productieve samenwerkingsverbanden met arbeidsvoorziening en de sociale dienst enerzijds en werkgevers en ondernemers anderzijds behoorde tot de taken. Projectleider kwaliteitsstelsel Kinderopvang landelijk, verantwoordelijk voor de ontwikkeling van normen, een toetsingsstelsel en draagvlak bij de landelijke kinderopvang. Thans werkzaam aan de implementatie van het stelsel. Hoofd afdeling wonen en welzijn dienst wijkzaken gemeente Tilburg, in samenwerking met de gebiedsteams verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van de afdeling, werkend met het z.g. Tilburgse model. Leidinggevende projectontwikkeling Plan van Herstel in het Oude Noorden in opdracht van de bestuursdienst Rotterdam. Een project dat zich richt op de problematiek van Marokkaanse gezinnen in het Oude Noorden. Een integrale aanpak is ontwikkeld, waarbij gewerkt is aan de verbetering van de positie van de gezinnen op de terreinen van werken, vrije tijd, hulpverlening en justitie. Hoofd afdeling trajectbemiddeling langdurig werkzoekenden bij de dienst Werkstad, gemeente Rotterdam, verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding. Klantgerichtheid van de medewerkers bevorderen, in samenwerking met diverse externe partners bijdragen geleverd aan de ontwikkeling van trajecten voor werkzoekende jongeren Daarnaast geef ik inleidingen (momenteel vooral op het terrein van kwaliteitsbeleid), trainingen en individuele coaching voor leidinggevenden. 1988-1994 Directeur Landelijke Stichting Ambulante Fiom Den Bosch. De Fiom is een gespecialiseerde hulpverleningsorganisatie met zestien vestigingen in Nederland. Er werkten toen ongeveer 200 mensen. In de zes jaar is de organisatie vernieuwd, ontwikkeld en gemoderniseerd. Samenwerkingsverbanden (ook internationaal) en strategies beleid zijn ontwikkeld, een managementinformatiesysteem, kwaliteitsbeleid,
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
49
intern opleidingsbeleid, trainingsprogramma’s zijn ingevoerd. Met name is veel aandacht besteed aan de positionering van de organisatie landelijk en profilering naar de markt. 1982-1988 Gemeenteraadslid en Wethouder, gemeente Liempde Verantwoordelijk voor de portefeuilles ruimtelijke ordening en volkshuisvesting, sociale zaken, welzijn en milieu. Vanuit de functie deelname aan diverse regionale en provinciale samenwerkingsverbanden. 1981-1986 Adjunct directeur Hogeschool De Horst, Driebergen Verantwoordelijk voor de onderwijsorganisatie van de dagopleidingen en het toelatings- en eindexamenbeleid van de Hogeschool. Daarvoor ben ik actief geweest als docent, supervisor, regionaal consulent, vormingswerkster en ondernemer van een kleine, coöperatieve winkel- werkplaats. In de laatste twintig jaar ben ik voorzitter of bestuurslid geweest in diverse organisaties zoals de Rutgersstichting, de Annie van Dieren School, het PON (Provinciaal Opbouworgaan Noord Brabant), Delta, Stichting Welzijn Boxtel en o.a. deelnemer van een denktank volksgezondheid en provinciaal beleid. Diverse publicaties onder meer Handleiding Kwaliteitsstelsel, columns en diverse artikelen
50
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Student-lid Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Opleiding Welke opleiding volgt u thans? Wat is de naam van het opleidingsinstituut? In welk studiejaar studeert u? Volgt u een voltijd, deeltijd, duale of afstandsstudie of wellicht anderszins? Bij welke activiteiten bent u binnen de opleiding betrokken? Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Bent u eerder lid geweest van een visitatiecommissie? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?) Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) 2000-heden 1995-2000 Werkervaring 2003-heden 1996-2001 1997-2001 1996-1998
Arno Krikke A. Man 31-12-1982 Personeel en Arbeid Instituut Organisatie, Bestuur en Recht / Saxion Hogeschool Enschede e 4 Voltijd Nee Lid van zelfevaluatieteam opleiding P&A, Saxion Hogeschool Enschede ten behoeve van de accreditatie van de opleiding P&A in Enschede Nee Eaton Electric N.V. Afdeling P&O, P&O gerelateerde werkzaamheden Eaton Electric N.V. heeft als moedermaatschappij Eaton, welke eenzelfde (Amerikaans georiënteerde) werkwijze hanteert voor haar dochters. Personeel en Arbeid Lid van zelfevaluatieteam opleiding P&A, Saxion Hogeschool Enschede ten behoeve van de accreditatie van de opleiding P&A in Enschede Personeel en Arbeid, Saxion Hogeschool Enschede HAVO, De Grundel ten Hengelo SNT Enschede C1000 Supermarkt te Hengelo Van Gils Restaurant te Oldenzaal Creaktief Evenementenbureau te Delden
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
51
52
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Bijlage 3
De zelfevaluatie in verband met NVAO-accreditatie Vragen en aanwijzingen
Basiskwaliteit HBO-bachelor
Maart 2003
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
53
Onderwerp Facet Preambule........................................................................................................................ 55 1. Doelstellingen van de opleiding (beoogde eindkwalificaties) ............................................ 58 1.1 Niveau bachelor ......................................................................................................... 58 1.2 Domeinspecifieke eisen.............................................................................................. 58 1.3 Oriëntatie hbo bachelor .............................................................................................. 58 2. Programma ...................................................................................................................... 60 2.1 Eisen hbo ................................................................................................................... 60 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma .............................................................. 61 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma ......................................................................... 62 2.4 Studielast ................................................................................................................... 62 2.5 Instroom ..................................................................................................................... 63 2.6 Duur ........................................................................................................................... 63 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud ................................................................. 64 2.8 Beoordeling en toetsing .............................................................................................. 64 3. Inzet van personeel.......................................................................................................... 65 3.1 Eisen hbo ................................................................................................................... 65 3.2 Kwantiteit personeel ................................................................................................... 65 3.3 Kwaliteit personeel ..................................................................................................... 65 4. Voorzieningen.................................................................................................................. 66 4.1 Materiële voorzieningen.............................................................................................. 66 4.2 Studiebegeleiding. ...................................................................................................... 66 5. Interne kwaliteitszorg ....................................................................................................... 67 5.1 Evaluatie resultaten .................................................................................................... 67 5.2 Maatregelen tot verbetering........................................................................................ 67 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld. ............................ 67 6. Resultaten........................................................................................................................ 68 6.1 Onderwijsrendement .................................................................................................. 68 6.2 Gerealiseerde niveau ................................................................................................. 68 7. Bijzondere kwaliteitskenmerken (facultatief)..................................................................... 69 7.1 Differentiatie en profilering.......................................................................................... 69 7.2 Kwaliteit...................................................................................................................... 69 7.3 Concretisering ............................................................................................................ 69 7.4 Onderscheidend karakter ........................................................................................... 69 Bijlage1. Kengetallen ............ ............................................................................................................70
54
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Preambule
Uitgangspunt Een zelfevaluatie kan meerdere functies hebben en vele doelen dienen. De waarde ligt in eerste instantie in de mate waarin de opleiding de zelfevaluatie benut voor de eigen beleidsvoering, in het bijzonder wat betreft de interne kwaliteitszorg. In deze brochure ligt echter de nadruk op de zelfevaluatie in dienst van de accreditatieaanvraag bij de NVAO. Er wordt in die zin dus ingezoomd op de verantwoordingsfunctie en op basiskwaliteit. De onderwijsinstelling dient met een extern onafhankelijk visitatierapport aan te tonen dat haar opleiding aan de kwaliteitscriteria van de NVAO voldoet. De zelfevaluatie vormt het vertrekpunt voor de objectieve oordeelsvorming door een extern visitatiepanel. De mate waarin de zelfevaluatie op overtuigende wijze aantoont dat aan de kwaliteitscriteria wordt voldaan, bepaalt voorts de intensiteit van nadere materiaalbestudering en gespreksvoering door het visitatiepanel.
Kwaliteitscriteria NVAO Voor het beoordelen van basiskwaliteit zijn door de NVAO in totaal 30 kwaliteitscriteria geformuleerd, die zijn ondergebracht bij 21 facetten. Per facet moet uiteindelijk door een visitatiepanel worden bepaald of de opleiding hierop een: - onvoldoende - voldoende - goed of - excellent scoort. De 21 facetten zijn op hun beurt ingedeeld naar 6 onderwerpen. Het oordeel dat een visitatiepanel velt per onderwerp komt tot stand op basis van weging van oordelen over de afzonderlijke facetten van dat onderwerp. Voor een positief totaaloordeel moet het oordeel over elk onderwerp tenminste voldoende zijn. 30 criteria
21 facetten
6 onderwerpen
totaaloordeel
Centrale vragen bij oordeelsvorming (visitatiepanel) Om te bepalen of aan de kwaliteitscriteria wordt voldaan, zijn voor de externe kwaliteitsbeoordelaars van NQA de volgende vragen van belang: Doelen: welke ambitie heeft de opleiding ten aanzien van een bepaald onderwerp: welke kwaliteit wordt nagestreefd; welke resultaten worden beoogd, kortom; wat zijn de eigen doelen? Borging: hoe borgt de opleiding dat deze doelen kunnen worden bereikt; zijn beleid, management en processen logisch op die eigen doelen afgestemd?
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
55
-
Resultaten: hoe verhouden de resultaten zich tot de eigen doelen (mede in vergelijking met andere opleidingen)? Verbetering: indien het borgen en bereiken van de doelen te wensen overlaat, zijn er dan verbeteringen in het vooruitzicht?
Informatiegehalte zelfevaluatie Om de bovenstaande vragen te kunnen beantwoorden, zal de zelfevaluatie hierover voldoende informatie moeten bevatten. Het gaat dan om de volgende vier typen van informatie: 1.
Richtinggevende informatie: eigen visie en doelstellingen, eigen kwaliteitsopvattingen, waar mag de opleiding op worden afgerekend?
2.
Beschrijvende informatie: hoe reilt en zeilt de opleiding, hoe zijn processen ingericht, welke afspraken zijn gemaakt, etcetera?
3.
Evaluatieve informatie: worden de doelen bereikt, hoe waarderen betrokkenen (met name studenten, afnemers en personeel) de verschillende facetten (evaluatieuitkomsten), en welke kwantitatieve resultaten worden bereikt (kengetallen)?
4.
Analytische informatie: gezien 1 t/m 3: hoe is het met de kwaliteit gesteld, welke conclusies kunnen hierover worden getrokken, worden de eigen doelen waargemaakt, zijn er discrepanties tussen doelstelling en doelbereiking, welke oorzaken zijn er voor aan te wijzen en welke verbeteringen zijn (of worden) hierop ingezet?
Om te bewaken dat het informatiegehalte voldoende is voor de oordeelsvorming zijn per facet relevante vragen ter beantwoording door de opleiding gegeven. Deze vragen zijn dus rechtstreeks ontleend aan de NVAO-facetten en -criteria. Als hulpmiddel voor de beantwoording van die vragen zijn per vraag aanwijzingen voor die beantwoording gegeven.
Opbouw zelfevaluatie Het is van belang dat de visitatiepanels de benodigde informatie voor elk van de 21 facetten op een efficiënte wijze tot zich kunnen nemen. Dit zou kunnen door de opbouw van de zelfevaluatie (de hoofdstukindeling) het NVAO-kader te laten volgen: I. Doelstellingen van de opleiding (beoogde eindkwalificaties) II. Programma III. Inzet van personeel IV. Voorzieningen V. Interne kwaliteitszorg VI. Resultaten VII. Indien van toepassing: Bijzonder kwaliteitskenmerk Een andere ordening is mogelijk, mits de benodigde informatie per facet snel toegankelijk is voor de panels. Hierover kunt u desgewenst afspraken maken met NQA.
56
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Zoals hierboven reeds is aangegeven, stelt NQA ten aanzien van elk facet een of meerdere vragen waarop in de zelfevaluatie een antwoord wordt gegeven. Deze vragen hebben betrekking op het betreffende facet en de daarbij behorende criteria. Voor de beantwoording van die vragen zijn aanwijzingen gegeven over zaken die beschreven en documenten waarnaar verwezen kan worden. Deze aanwijzingen zijn indicatief en niet voorschrijvend bedoeld.
Omvang Het zelfevaluatierapport zal als zelfstandig document gelezen moeten kunnen worden; het zal dus voldoende informatie moeten bevatten. Bijlagen dienen als naslagwerk. Gevraagd wordt om de volgende bijlagen mee te sturen: - overzicht van beoogde eindkwalificaties; - het beroepsprofiel; - studiegids; - overzicht van programma/curriculum (voor elke variant en locatie); - overzicht van personeel (kwalificaties docenten); - kengetallen. In het zelfevaluatierapport kan daarnaast belangrijke informatie uit andere documenten worden opgenomen, onder verwijzing naar deze documenten (die tijdens het bezoek ter inzage worden gelegd). In de aanwijzingen is te vinden om welke documenten het kan gaan. Indien dat nodig is voor de oordeelsvorming door de panels, kan de opleiding (zowel vóór, tijdens, als na het bezoek) om aanvullende informatie gevraagd worden. NQA zal zich echter inspannen om de informatielast zo beperkt mogelijk te houden. Door het duidelijk verwijzen naar andere documenten kan het zelfevaluatierapport beperkt blijven tot ten hoogste 40 pagina’s per opleiding, in uitzonderlijke gevallen van grote complexiteit (veel locaties en varianten) tot maximaal 80 pagina’s.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
57
1. Doelstellingen van de opleiding (beoogde eindkwalificaties)
1.1 Niveau bachelor - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. 1.2 Domeinspecifieke eisen - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). 1.3 Oriëntatie hbo bachelor - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is.
58
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Vragen Welke eindkwalificaties worden beoogd?
Facet 1.1 1.2 1.3
Bij welke algemene, internationaal 1.1 geaccepteerde beschrijving van het bachelorniveau sluiten de beoogde eindkwalificaties aan?
Op welk specifiek beroep of 1.3 samenhangend spectrum van beroepen hebben de beoogde eindkwalificaties betrekking? Bij welke eisen van (buitenlandse) 1.2 vakgenoten en de (buitenlandse) beroepspraktijk sluiten de beoogde eindkwalificaties aan? 1.2 Aan welke door het beoogde beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties zijn de beoogde eindkwalficaties ontleend?
Waaruit blijkt dat de beoogde eindkwalificaties betrekking hebben op (ten minste) het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar?
1.3
Aanwijzing Verwijs naar een document waarin expliciet is beschreven voor welke specifieke competenties of specifieke kennis, houding, inzicht en vaardigheden de opleiding studenten beoogt op te leiden. Voeg dit document bij als bijlage. Geef aan wat voor de instelling het ‘bachelorniveau’ van een (beroepsgerichte) opleiding bepaalt. Welk internationaal referentiekader heeft de instelling hiervoor? Beschrijf hoe dit referentiekader in de beoogde eindkwalificaties tot uitdrukking komt. U zou hiervoor de Dublin-descriptoren (zie bijlage 2 in het NVAOaccreditatiekader) kunnen gebruiken. Deze beschrijven het bachelorniveau op een generiek abstractieniveau. De opleiding zou daarbij per descriptor kunnen aangeven voor welke beoogde eindkwalificaties de descriptor relevantie heeft. Indien u hierbij ondersteuning nodig heeft, of als u wilt weten hoe de Dublin-descriptoren zich verhouden tot de generieke kernkwalificaties van de Commissie Franssen/ proefaccreditering, neemt u dan contact op met NQA. Beschrijf het beroepenveld waarvoor de opleiding beoogt op te leiden. Verwijs naar het document waarin de wensen en behoeften van het beoogde beroepenveld tot uitdrukking komen. Voeg dit document als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Het gaat hierbij om een actueel, door (of in samenspraak met) het werkveld opgesteld beroepsprofiel. Geef aan of er internationale standaarden voor het beroep (en daarmee voor de opleiding) bestaan. Denk daarbij ook aan buitenlandse beroeps- of opleidingsprofielen of specifieke gegevens over buitenlandse opleidingen. Beschrijf hoe dit referentiekader zich verhoudt tot de beoogde eindkwalificaties. Wat moet de afgestudeerde ten minste kunnen en kennen om een goede start te kunnen maken in het beoogde beroepenveld? Beschrijf hoe dit in de beoogde eindkwalificaties tot uitdrukking komt.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
59
2. Programma
2.1 Eisen hbo - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Vragen Op welke wijze beoogt de opleiding kennisontwikkeling door studenten plaats te laten vinden? Welke rol heeft vakliteratuur daarbij? Hoe ontleent de opleiding studiemateriaal aan de beroepspraktijk? Hoe komen studenten in aanraking met de actuele beroepspraktijk?
Hoe wordt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden vormgegeven? Op welke wijze is sprake van interactie met (toegepast) onderzoek?
Hoe wordt geborgd dat studenten de actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline meekrijgen? Welke aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk heeft de opleiding? Ervaren studenten, afgestudeerden en afnemend werkveld dat sprake is van een actueel en praktijkgericht programma?
60
Aanwijzingen Beschrijf hoe u de kennisontwikkeling door studenten programmeert. Voeg de studiegids bij als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Beschrijf hoe gebruik gemaakt wordt van vakliteratuur over de opleiding als geheel. Stel (via de studiegids of via het materiaal dat ter inzage wordt gelegd) een lijst beschikbaar van vakliteratuur die wordt gebruikt. Beschrijf hoe de opleiding gebruik maakt van aan de praktijk ontleend studiemateriaal. Hoe wordt dat studiemateriaal ingezet in het programma? Geef aan hoe studenten in aanraking komen met de actuele beroepspraktijk: welke werkveldbezoeken, stages / praktijkperioden zijn in het programma opgenomen? Welke doelen zijn aan die programmadelen gekoppeld? Bij welke (buitenlandse) instellingen kunnen studenten stage lopen? Worden er gastcolleges gegeven door mensen uit het werkveld? Beschrijf hoe de ontwikkeling van beroepsvaardigheden binnen het programma vorm krijgt (bijvoorbeeld via ‘vaardighedenlijn’, praktijklessen, praktijkopdrachten, stages). Beschrijf hoe studenten in aanraking komen met (toegepast) onderzoek. Geef aan hoe relevante onderzoeksresultaten ingebracht worden in het programma. Zijn docenten betrokken bij de opzet / uitvoering van onderzoek? Is er een lectoraat of kenniskring dat specifieke betekenis heeft voor de opleiding? Moeten studenten zelf onderzoeksopdrachten uitvoeren, of moeten zij met onderzoeksresultaten werken? Geef aan hoe u waarborgt dat de actuele ontwikkelingen in het vakgebied/discipline binnen het programma aan bod komen. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van recente artikelen uit vaktijdschriften, afspraken / beleid rond de actualisering van de inhoud van modulen en daarbij horende readers. Beschrijf de structurele contacten met de beroepspraktijk. Is er bijvoorbeeld een werkveldcommissie? Zijn er andere verbanden met de actuele beroepspraktijk? Wat is de invloed hiervan op het programma? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden, werkveld) over actualiteit en praktijkgerichtheid van het opleidingsprogramma (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Vragen Wat is het programma van de opleiding? Hoe worden de beoogde eindkwalificaties qua niveau (zie 1.1) geconcretiseerd in het programma? Hoe worden de beoogde eindkwalificaties qua oriëntatie (zie 1.3) geconcretiseerd in het programma? Hoe worden de beoogde eindkwalificaties qua domeinspecifieke eisen (zie 1.2) geconcretiseerd in het programma? Hoe vindt de vertaling van eindkwalificaties in leerdoelen in het programma plaats? Ervaren studenten dat door middel van het programma de eindkwalificaties kunnen worden bereikt?
Aanwijzingen Beschrijf kort het programma van de opleiding, inclusief (voornaamste verschillen tussen) eventuele varianten en locaties. Voeg een overzicht van het programma (curriculum) bij als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Geef daarbij aan hoe de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen worden geconcretiseerd in het curriculum. Beschrijf hoe binnen de opleiding geborgd wordt dat alle kwalificaties binnen het programma ‘gedekt’ zijn. Beschrijf hoe de koppeling van de beoogde eindkwalificaties aan leerdoelen van programmaonderdelen tot stand is gekomen. Geef in het programmaoverzicht aan welke leerdoelen bij welke eindkwalificaties horen. Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen afgestudeerden, studenten) over de aansluiting van het opleidingsprogramma op de beoogde eindkwalificaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
61
2.3 Samenhang in opleidingsprogramma - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Vragen Hoe wordt geborgd dat studenten een inhoudelijk samenhangend programma volgen?
Ervaren studenten die samenhang ook?
Aanwijzingen Geef aan welke samenhang naar uw opvatting in het programma bestaat. Is er een logische relatie tussen programmaonderdelen en tussen studiefases; hoe worden deze op elkaar afgestemd? Besteed ook aandacht aan eventuele internationale programmaonderdelen en hoe deze passen binnen de visie op internationalisering. Geef aan op welke manier de samenhang in de opleiding gewaarborgd wordt. Welke rol speelt het opleidingsmanagement daarin, hoe vindt afstemming tussen (groepen) docenten plaats? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden) over de inhoudelijke samenhang binnen het opleidingsprogramma (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
2.4 Studielast - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Vragen Hoe worden factoren die de studievoortgang belemmeren weggenomen?
Ervaren studenten een studeerbaar programma?
62
Aanwijzingen Geef aan wat de opleiding doet om een efficiënte studievoortgang mogelijk te maken. Hoe houdt de opleiding zicht op de vraag of zich belemmerende factoren voordoen? Welke stappen zet de opleiding wanneer zich problemen voordoen? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden) over de studeerbaarheid van het opleidingsprogramma (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
2.5 Instroom - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Vraag Aanwijzing Hoe wordt geborgd dat er aansluiting is Geef aan welke werkvormen de opleiding hanteert aan de qua vorm? start van de opleiding. Hoe sluiten die werkvormen aan op de vooropleiding van studenten? Beschrijf eventuele activiteiten die de opleiding aanbiedt om studenten te introduceren in de verwachte studiehouding c.q. de gehanteerde werkvormen. Hoe wordt geborgd dat er is aansluiting Geef aan welke toelatingseisen de opleiding stelt, welke is qua inhoud? deficiëntieprogramma’s worden aangeboden voor studenten die bepaalde vakken niet voldoende beheersen, en/of welke mogelijkheden er zijn voor bijscholing dan wel extra begeleiding. Beschrijf welke verkorte leerroutes worden aangeboden, en hoe en wanneer studenten in aanmerking komen voor vrijstellingen. Geef aan hoe de opleiding nagaat of sprake is van voldoende inhoudelijke aansluiting. Wordt bijvoorbeeld een assessment gehanteerd voor instromende studenten? Hoe wordt gedifferentieerd tussen Geef aan op welke manier gedifferentieerd wordt tussen instromende vwo-studenten, havovwo-instroom, havo-instroom en anderen. Beschrijf of en studenten en andere instromende hoe de opleiding studieresultaten van verschillende studenten? groepen monitort, en hoe wordt ingespeeld op voorkomende aansluitingsproblemen. Welke activiteiten worden ondernomen om de aansluiting van (buitenlandse) studenten met een buitenlandse vooropleiding te bevorderen? Ervaren studenten de aansluiting ook? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten) over de aansluiting van de opleiding op de vooropleiding (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
2.6 Duur - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Vragen Voldoet de opleiding aan de formele eis van 240 studiepunten? Waaruit blijkt dat?
Aanwijzingen Geef aan hoe uit de opbouw van het opleidingsprogramma en de omvang van modulen blijkt dat de totale studiebelasting van de opleiding aan de formele eis voldoet.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
63
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Vragen Wat is het didactisch concept van de opleiding? Hoe verhoudt dat didactisch concept zich tot de beoogde eindkwalicaties (doelstellingen)? Ervaren studenten dat de gehanteerde werkvormen adequaat zijn en aansluiten bij het didactisch concept?
Aanwijzingen Beschrijf het didactisch concept van de opleiding. Beschrijf kort hoe het didactisch concept zich verhoudt tot (afgestemd is op) de doelstellingen van de opleiding. Beschrijf de uitwerking van het didactisch concept naar het gebruik van verschillende werkvormen binnen de opleiding. Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden) over het didactisch concept en de gehanteerde werkvormen binnen de opleiding (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
2.8 Beoordeling en toetsing - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Vragen Op welke wijze worden studenten beoordeeld, getoetst en geëxamineerd?
Ervaren studenten dat zij adequaat getoetst worden op het behalen van de beoogde leerdoelen?
64
Aanwijzingen Beschrijf het toetsbeleid en de verschillende toetsvormen van de opleiding. Betrek hierbij ook de stage- en afstudeeropdrachten. Geef aan hoe de toetsvormen zich verhouden tot de doelstellingen van de opleiding en de leerdoelen. Beschrijf welke afspraken bestaan ten aanzien van de formulering en toepassing van beoordelingscriteria en de verzorging van feedback aan studenten. Geef aan hoe de kwaliteit van de toetsen binnen de opleiding wordt geborgd. Als studenten toetsing bij een buitenlandse instelling of bij een instelling in het werkveld ondergaan, hoe vergewist zich de opleiding dan van de kwaliteit van deze toetsing? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden) over de gehanteerde toetsvormen, het niveau van de toetsen en de feedback die studenten over resultaten krijgen (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
3. Inzet van personeel
3.1 Eisen hbo - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. 3.2 Kwantiteit personeel - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. 3.3 Kwaliteit personeel - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Vragen Welk deel van de opleiders legt een verbinding met de beroepspraktijk?
Waaruit blijkt dat sprake is van voldoende personeel om de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Hoe wordt geborgd dat de opleiders gekwalificeerd zijn voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Ervaren studenten en opleiders zelf dat opleiders gekwalificeerd zijn?
Facet Aanwijzingen 3.1 Geef aan welk deel van de opleiders beschikt over recente ervaring met en/of kennis van de beroepspraktijk. Voeg een overzicht van het personeel als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Neem in dit overzicht de leeftijd, het geslacht en de kwalificaties van docenten/opleiders op, met name de gevolgde opleidingen, cursussen en trainingen, huidige en vorige werkkringen en functies, eventuele docentstages en andere relevante informatie over de interactie met de beroepspraktijk. 3.2 Beschrijf de visie van de opleiding op de verhouding tussen de omvang van het personeel en de gewenste kwaliteit. Reflecteer op de actuele en gewenste student/docent ratio. Hoe hoog is het ziekteverzuim? Wat zijn de streefcijfers voor de werkbelasting van docenten en hoe verhoudt zich dit tot de ervaren werkbelasting? Als er personeelstekorten zijn, hoe gaat de opleiding dan hiermee om? 3.3 Beschrijf de visie van de opleiding op de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische kwalificaties van docenten/opleiders. Geef aan hoe gebruik wordt gemaakt van scholing en professionalisering om deze kwalificaties te verbeteren c.q. op peil te houden. Welke rol hebben functionerings- en beoordelingsgesprekken (frequentie, inhoud) hierbij? Hoe worden docenten/opleiders in de gelegenheid gesteld om actuele (internationale) ontwikkelingen in het beroepenveld en vakgebied te volgen? Als er onderwijs in een vreemde taal wordt verzorgd, hoe borgt de opleiding dan de kwaliteit daarvan (vreemde taalbeheersing van docenten)? 3.3 Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten en opleiders) over de inhoudelijke (inclusief beroepspraktijkkennis/ervaring), onderwijskundige en organisatorische kwalificaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
65
4. Voorzieningen
4.1 Materiële voorzieningen - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Vragen Waaruit blijkt dat huisvesting en materiële voorzieningen toereikend zijn om het programma te realiseren?
Ervaren studenten en docenten dat de huisvesting en materiële voorzieningen toereikend zijn?
Aanwijzingen Beschrijf de locatie, de bibliotheek- of mediatheek, de ict-voorzieningen, en de onderwijs-, praktijk-, studieen werkruimten. Geef daarbij aan hoe wordt getoetst of met de bestaande huisvesting en materiële voorzieningen het programma gerealiseerd kan worden. Zijn deze afgestemd op de behoeften van eventuele buitenlandse, deeltijd- en duaal studenten? Welke verbeteringen zijn gepland, op welke termijn, en welke middelen zijn daarvoor gereserveerd? Verwijs naar opinies over huisvesting en materiële voorzieningen in studenten- en docentenevaluaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Wat is er met de uitkomsten gedaan?
4.2 Studiebegeleiding Vragen Hoe dragen de studiebegeleiding en informatievoorziening bij aan de studievoortgang van studenten?
Ervaren studenten dat de studiebegeleiding en informatievoorziening voldoet aan hun behoeften?
66
Aanwijzingen Beschrijf het systeem van studiebegeleiding en studievoortgangsregistratie. Beschrijf ook hoe de informatievoorziening aan studenten plaatsvindt. Geef bij deze beschrijvingen aan, mede aan de hand van rendementscijfers, welke knelpunten er zijn met betrekking tot de studievoortgang. Heeft dit gevolgen voor de studiebegeleiding of de informatievoorziening aan studenten? Als er (veel) buitenlandse studenten zijn, geef dan aan of hier speciale voorzieningen voor zijn getroffen. Verwijs naar opinies over studiebegeleiding en informatievoorziening in studentenevaluaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Besteed daarbij speciale aandacht aan de begeleiding van studenten in de propedeuse en tijdens de (binnenen buitenlandse) stages en in de afstudeerfase. Ga ook in op studenttevredenheid over zaken als roosters, toegankelijkheid van en informatieverstrekking door docenten. Geef aan wat met de uitkomsten van deze studentenevaluaties is gedaan.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
5. Interne kwaliteitszorg
5.1 Evaluatie resultaten - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. 5.2 Maatregelen tot verbetering - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld. - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Vragen Welke aspecten worden geëvalueerd, hoe en met welke frequentie?
Facet Aanwijzing 5.1 Beschrijf de evaluaties die plaatsvinden en de frequentie daarvan, de onderwerpen (aspecten) waarop de evaluaties betrekking hebben, en de methoden die gebruikt worden. Verwijs naar het kwaliteitszorgplan of andere relevante kwaliteitszorgdocumenten. Wat zijn daarbij de streefdoelen en 5.1 Geef voor elk van de aspecten die geëvalueerd worden hoe wordt getoetst of deze zijn aan welke streefdoelen zijn geformuleerd. Hoe wordt bereikt? getoetst of de streefdoelen zijn bereikt? Hoe zorgt de opleiding ervoor dat deze toetsing gebeurt op basis van betrouwbare en valide informatie? Waaruit blijkt dat uitkomsten van 5.2 Beschrijf wat er met de uitkomsten van evaluaties evaluaties tot verbeteringen gebeurt. Geef aan of (en voor welke aspecten) er sprake hebben geleid? is van een verbetercyclus (plan, do check, act). Geef zo mogelijk een aantal praktijkvoorbeelden. Heeft de opleiding nader onderzoek gedaan naar verschillen tussen nagestreefde en behaalde resultaten? Zijn er maatregelen tot verbetering genomen? Zo ja, wie is verantwoordelijk voor het doorvoeren van verbeteringen? Op welke termijn en met welke prioriteit worden verbeteringen doorgevoerd? Hoe wordt nagegaan of de beoogde verbeteringen worden gerealiseerd? 5.3 Beschrijf bij welke evaluaties medewerkers, studenten, Op welke wijze worden: alumni en het afnemend beroepenveld worden -medewerkers, betrokken. Hoe vaak gebeurt dit? Hoe wordt ervoor -studenten, gezorgd dat deze evaluaties representatief zijn voor deze -alumni groepen? Worden de resultaten van evaluaties -afnemend beroepenveld teruggekoppeld naar betrokkenen? Kunnen genoemde bij de interne kwaliteitszorg betrokken? groepen ook ongevraagd zaken die voor hen van belang zijn doorgeven aan de opleiding en wat doet de opleiding hiermee? Geef aan hoe de inspraak van studenten en medewerkers is geregeld. Als de opleiding intensief samenwerkt met buitenlandse partnerinstellingen (uitwisselingen, dubbeldiplomering, etc.) of met instellingen in het beroepenveld (met name bij duale trajecten) geef dan aan hoe de kwaliteit van de samenwerking wordt bewaakt.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
67
6. Resultaten
6.1 Onderwijsrendement - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Vragen Hoe wordt het onderwijsrendement bepaald?
Aanwijzingen Vul het overzicht met kengetallen in (zie bijlage 1) en voeg dit als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Geef aan wat de opleiding zelf als de belangrijkste kengetallen ziet. Wat bepaalt voor de opleiding het onderwijsrendement? Wat zijn daarbij de streefcijfers? Geef aan welke streefcijfers voor het rendement de opleiding hanteert. Hoe verhouden deze zich tot relevante Beargumenteer de keuze van de streefcijfers, met name hoe andere opleidingen? deze zich verhouden tot die van relevante andere opleidingen. Voldoet het rendement aan de eigen Verwijs naar het overzicht met kengetallen voor een streefcijfers? beoordeling van de mate waarin het rendement voldoet aan de streefcijfers. Hoe verhoudt zich dit tot het rendement van relevante andere opleidingen? Wat zijn de oorzaken voor tekortschietende rendementen? Wat heeft de opleiding gedaan om het rendement te verbeteren?
6.2 Gerealiseerde niveau - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Vragen Hoe wordt bepaald of beoogde eindkwalificaties zijn gerealiseerd? - qua niveau (zie 1.1)? - qua oriëntatie (zie 1.3)? - qua domeinspecifieke eisen (zie 1.2)? Bestaat er tevredenheid in het werkveld over de gerealiseerde kwalificaties?
68
Aanwijzingen Geef aan hoe de opleiding toetst of de beoogde eindkwalificaties zijn gerealiseerd (dit geldt ook voor in het buitenland gevolgde programmaonderdelen). Maak daarbij een onderscheid naar niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Besteed ook aandacht aan de toetsing van afstudeeropdrachten, de examinering en de eventuele betrokkenheid van het werkveld of andere externe (mede)beoordelaars. Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen afgestudeerden, afnemend werkveld) over de gerealiseerde kwalificaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
7. Bijzondere kwaliteitskenmerken (facultatief)
7.1 Differentiatie en profilering - Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger onderwijs. 7.2 Kwaliteit - Het kenmerk leidt tot een bijzondere kwaliteit van het onderwijs. 7.3 Concretisering - De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het onderwijs (instroom, onderwijsprogramma, onderwijsproces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd. 7.4 Onderscheidend karakter Het kenmerk is onderscheidend voor de opleiding in relatie tot relevante opleidingen in het Nederlands hoger onderwijs. N.B. In de NVAO toelichting wordt expliciet gesteld, dat de bewijslast voor de bijzondere kwaliteit bij de instelling ligt. De opleiding moet de VBI overtuigen van het bijzondere karakter van het kenmerk van de opleiding. Vragen Is het bijzondere kenmerk gedefinieerd in doelen en concrete operationaliseerbare termen? Is het kenmerk betekenisvol?
Facet Aanwijzingen 7.2 Beschrijf welke bijzondere kwaliteit de opleiding 7.3 nastreeft, met daarbij de doelen en te verwachten resultaten. 7.1 Dit kan onder andere blijken uit de waardering van het kenmerk door studenten, alumni, werkveld, docenten, maatschappelijke organisaties. Is het kenmerk 7.3 Geef aan hoe het kenmerk expliciet terug te vinden is in geoperationaliseerd en programmaonderdelen, in opdrachten, eindresultaat aantoonbaar aanwezig in de (inhoud en indien relevant rendement), voorzieningen, kwaliteit staf). opleiding? Hier is ook de waardering door stakeholders van belang. Is de opleiding onderscheidend 7.4 De opleiding heeft een vergelijkend onderzoek uitgevoerd of laten uitvoeren (kan ook door NQA) onder ten opzichte van andere (verwante) verwante opleidingen in Nederland. Uit dit vergelijkende opleidingen in Nederland? onderzoek blijkt dat de opleiding zich op dit kenmerk onderscheidt van andere (verwante) opleidingen.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
69
Bijlage 1.
Kengetallen
Instroom, uitstroom, ingeschreven, personeel Opleiding X Totaal aantal ingeschreven studenten Totaal aantal docenten* Omvang docerend personeel in fte Student / fte ratio Instroom propedeuse, eerste keer hbo Totaal aantal instromende studenten: ‘instroom opleiding’ Totaal aantal geslaagden Aantal geslaagden uit propedeuse instroom ‘eerste keer hbo’ Gemiddelde studieduur geslaagden, in jaren Aantal studiestakers Gemiddelde studieduur studiestakers, in jaren
1997
1998
1999
2000
2001
Opleidingsrendement, in percentage van instroom propedeuse, eerste keer hbo (instroomcohorten) 1997 1998 1999 2000 2001 Diploma behaald na 1 jaar Diploma behaald na 2 jaar. Diploma behaald na 3 jaar Diploma behaald na 4 jaar Diploma behaald na 5 jaar Diploma behaald na 6 jaar
Uitvalpercentage van instroom propedeuse, eerste keer hbo (instroomcohorten) 1997 1998 1999 2000 2001 Percentage uitval na 1 jaar Percentage uitval na 2 jaar Percentage uitval na 3 jaar Percentage uitval na 4 jaar Percentage uitval na 5 jaar Percentage uitval na 6 jaar
70
2002
2002
2001
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Bijlage 4
Beoordelingsprotocol van Netherlands Quality Agency (NQA)
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
71
72
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Beoordelingsprotocol: operationalisering criteria accreditatiekader De operationalisering geschiedt in de werkwijze van NQA door middel van richtlijnen voor de zelfevaluatie. Deze richtlijnen vormen een vertaling van het NVAO-kader naar aandachtspunten voor de zelfevaluatie. In de richtlijnen zijn naast algemene eisen (bijvoorbeeld ten aanzien van omvang en bijlagen) die aan een zelfevaluatierapport gesteld worden ook vragen en aanwijzingen voor de opleiding opgenomen. De vragen zijn rechtstreeks afgeleid van de facetten en criteria in het NVAO-kader. De vragen zouden daarom beantwoord moeten worden in het zelfevaluatierapport. De aanwijzingen zijn bedoeld als hulpmiddel bij het schrijven van het zelfevaluatierapport en zijn daarom meer indicatief van aard. De richtlijnen hebben als titel ‘De zelfevaluatie in verband met NVAO-accreditatie: vragen en aanwijzingen’ en zijn als bijlage opgenomen. Het betreft een concept dat verder verbeterd wordt naar aanleiding van opmerkingen van betrokkenen en eventuele wijzigingen als gevolg van de definitieve goedkeuring van het accreditatiekader.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
73
Beoordelingsprotocol: operationalisering beslisregels Inleiding De NVAO beschrijft in het accreditatiekader (hfst. 4) beslisregels voor de accreditatie. Een beslisregel is heel expliciet: de opleiding komt alleen voor een positief eindoordeel in aanmerking als op alle onderwerpen (6x) een voldoende wordt gescoord. Aan de VBI wordt overgelaten om voor het oordeel per onderwerp beslisregels te formuleren teneinde te komen tot een weging van oordelen over de afzonderlijke facetten van dat onderwerp. Er wordt hier dus niet gesteld dat er ook beslisregels moeten zijn die leiden tot een oordeel over een facet. In de toelichting (pag. 17) staat echter, dat ‘afwegingen op alle niveausfacetten, onderwerpen en eindoordeel- inzichtelijk’ gemaakt moeten worden. Dit houdt in dat er ook aangegeven zou moeten worden hoe je van criteria tot een facetoordeel komt. Alleen de beoordeling per criterium is ‘vrij’. Een belangrijke aanwijzing in de toelichting is, dat de waardering ‘goed’ of ‘excellent’ gebruikt kan worden als compensatie voor een ‘onvoldoende’ op een facet binnen hetzelfde onderwerp. Daarmee mag echter ‘niet louter instrumenteel worden omgegaan’; inhoudelijke afweging blijft noodzakelijk. Samenvattend zijn er volgens NVAO dus 3 afwegingen noodzakelijk: betreffende het eindoordeel; betreffende het onderwerp (van facet naar onderwerp); betreffende het facet. Bovendien dienen afwegingen niet ‘louter instrumenteel’ (compensatieregeling), maar ook inhoudelijk gemotiveerd te zijn.
Eindoordeel Het eindoordeel over de opleiding is positief indien het oordeel over elk van de 6 onderwerpen tenminste voldoende is. NVAO heeft bepaald dat voor elke opleidingsvariant afzonderlijk de basiskwaliteit gewaarborgd moet zijn. Ook heeft NVAO bepaald dat de opleiding alleen in aanmerking komt voor accreditatie als elke locatie voldoet aan de in het kader genoemde criteria voor basiskwaliteit. Dit zou inhouden dat een positief eindoordeel alleen mogelijk is als elke variant en elke locatie op elk onderwerp tenminste als voldoende is beoordeeld. De consequentie hiervan zou zijn dat accreditatie wordt onthouden indien de grote voltijdvariant en de hoofdlocatie als voldoende worden beoordeeld, maar een kleine deeltijd- of duale variant of een kleinere nevenvestiging als onvoldoende wordt beoordeeld. Omdat dit tot onevenredige schade zou leiden, heeft NVAO de weg geopend om tot nadere afspraken met de instelling te komen over verbeteren of stoppen met de betreffende variant (zie brief NVAO d.d. 13-3-2003).
74
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Om het instelling en NVAO mogelijk te maken hieromtrent transparante beslissingen te nemen, wordt bij de vermelding van het eindoordeel een samenvattende tabel geplaatst met daarin de oordelen per onderwerp, facet, variant en locatie.
Oordeel per onderwerp Het uitgangspunt voor de oordeelsvorming per onderwerp is dat het panel, rekening houdend met de context van de opleiding, de weging van facetten maakt. Dit betekent dat het panel bepaalt voor welke facetten binnen een bepaald onderwerp een compensatieregeling, zoals aangegeven door NVAO, kan worden toegepast. Dit wil zeggen dat een onvoldoende op een facet gecompenseerd kan worden door een goed of excellent op een ander facet binnen hetzelfde onderwerp. Deze afweging dient door het panel steeds inhoudelijk beargumenteerd te worden. Ten behoeve van consistentie in de afweging binnen en tussen panels zal NQA een handreiking voor panelleden verschaffen. In deze handreiking wordt onder meer ingegaan op de wijze waarop oordelen onderbouwd kunnen worden2. Daarbij wordt speciale aandacht gevraagd voor de facetten die, gegeven het NVAO-kader, bij accreditatie van bijzonder belang geacht kunnen worden. Dit betreft binnen het onderwerp doelstellingen de facetten niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Voorts binnen de onderwerpen programma en inzet van personeel de facetten eisen hbo/wo. Tenslotte binnen het onderwerp intern kwaliteitszorgsysteem het facet maatregelen tot verbetering, waarin de kwaliteitsverbetercyclus primair tot uiting komt, en binnen het onderwerp resultaten het facet gerealiseerd niveau. Hiermee wordt aangesloten bij de toelichting op het accreditatiekader waarin NVAO duidelijk aangeeft dat de onderwerpen intern kwaliteitszorgsysteem en resultaten van bijzonder belang worden geacht. Verder zal NQA een structuur creëren waarbinnen consistentie van paneloordelen wordt bevorderd. Binnen deze structuur is een belangrijke rol weggelegd voor de secretaris, die op methodologische aspecten en consistentie van paneloordelen moet letten. Om de consistentie tussen panels te bevorderen zal NQA een permanent overleg tussen panelsecretarissen inrichten. Ook zullen beoordelingsrapporten altijd worden tegengelezen door 1 of meer andere NQA medewerkers, waarbij speciaal op consistentie en overige methodologische aspecten gelet zal worden. Indien dit tot een negatieve conclusie op het punt van methodologie of consistentie leidt, kan de directie van NQA passende maatregelen nemen, waaronder terugzending van het rapport naar het panel.
2
De handreiking zal ook andere aandachtspunten bevatten, bijvoorbeeld met betrekking tot de zelfevaluatie. Zo mag een zelfkritische zelfevaluatie er niet toe leiden dat een opleiding door het panel ‘gestraft’ wordt door zelfkritiek van de opleiding over te nemen in de beoordeling en op basis hiervan tot een negatief oordeel op het betreffende facet te komen. Veeleer is het zo dat zelfkritiek een aanwijzing kan zijn voor een goed functionerend kwaliteitszorgsysteem, dat vertrouwen kan geven in snelle verbeteringen van geconstateerde tekortkomingen. Een zelfkritische zelfevaluatie zal daarom in positieve zin moeten worden meegewogen bij de oordeelsvorming door de panels.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
75
Eventueel optredende verschillen tussen varianten en locaties met betrekking tot het paneloordeel op een bepaald onderwerp zullen expliciet vermeld worden.
Oordeel per facet Om tot een oordeel op een facet te komen, is er vaak één en zijn er soms meerdere criteria die beoordeeld moeten worden. In het geval van één criterium is de situatie in principe duidelijk; dit moet voldoende zijn om tot een ‘voldoende’ op het facet te komen. Daar waar er meerdere criteria zijn (soms drie) ligt dat moeilijker. Om te bepalen of aan de criteria wordt voldaan, zijn voor de externe kwaliteitsbeoordelaars van NQA de volgende vragen van belang: Doelen: welke ambitie heeft de opleiding ten aanzien van een bepaald facet: welke kwaliteit wordt nagestreefd; welke resultaten worden beoogd, kortom; wat zijn de eigen doelen? Borging: hoe borgt de opleiding dat deze doelen kunnen worden bereikt; zijn beleid, management en processen logisch op die eigen doelen afgestemd? Resultaten3: hoe verhouden de bereikte resultaten zich tot de eigen doelen (mede in vergelijking met andere opleidingen); zijn direct betrokkenen (stakeholders) tevreden over de bereikte resultaten? Verbetering: indien het borgen en bereiken van de doelen te wensen overlaat, zijn er dan verbeteringen in het vooruitzicht? De vragen die in de richtlijnen van NQA voor de zelfevaluatie aan opleidingen worden gesteld, houden verband met de doelen4, borging, resultaten en verbetering. De kern vormen de resultaten en de borging; dus datgene wat bereikt is en de borging daarvan in de toekomst (accreditatie wordt immers voor zes jaar verleend). Het ligt dan ook voor de hand dat panels bij de oordeelsvorming een belangrijke plaats inruimen voor de resultaten en de borging. Toch kan het niet zo zijn dat een tekortschietende borging of nog uitblijvende resultaten ‘automatisch’ tot een onvoldoende op het betreffende facet leidt. Zo zal er bijvoorbeeld begrip moeten zijn voor het feit dat veel opleidingen zich op sommige facetten, die nieuw zijn ten opzichte van visitaties (bijvoorbeeld de Dublin-descriptoren bij de niveaubepaling), zich nog in een ontwikkelingsstadium bevinden. In dergelijke gevallen kunnen onvoldoende resultaten of borging gecompenseerd worden door concrete en aantoonbare verbeteracties. Zijn de resultaten boven verwachting en de doelen ook in orde, dan kan het panel een oordeel ‘goed’ overwegen. Is de situatie zodanig dat zelfs geen verbeteringen meer nodig zijn, dan kan een oordeel ‘excellent’ gegeven worden. In een dergelijk geval fungeert de opleiding als voorbeeld van een ‘best practice’ op het betreffende facet. Eventueel optredende verschillen tussen varianten en locaties met betrekking tot het paneloordeel op een bepaald facet zullen expliciet vermeld worden. 3
Hiermee is niet het onderwerp ‘resultaten’ bedoeld maar de bereikte resultaten ten aanzien van elk facet. Echter niet bij elk aspect, bijvoorbeeld bij duur van programma is er sprake van een wettelijke verplichting waar de opleiding geen afwijkende doelstellingen tegenover kan stellen.
4
76
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Beoordelingsprotocol: werkwijze bij visitaties Inleiding De beschrijving van de werkwijze gaat in eerste instantie uit van een ‘enkelvoudige’ beoordeling: een beoordeling die gericht is op één opleiding, met één (vt/dt/duaal) variant, op één locatie. Na die kernbeschrijving zal worden aangegeven op welke manier NQA om wil gaan met een meer complexe beoordeling, dat wil zeggen hoe de werkwijze wordt aangepast wanneer meerdere opleidingen, varianten en/of locaties gelijktijdig beoordeeld worden. Procedureel en in de tijd onderscheidt NQA de volgende fasen:
Intake De intake is erop gericht vast te stellen wat de bepalende randvoorwaarden zijn binnen een beoordelingsproject: • op welke en hoeveel opleidingen is de beoordeling gericht; • welke varianten (voltijd, deeltijd, duaal) van de opleidingen worden aangeboden; • op hoeveel locaties worden opleidingen aangeboden; • eventuele bijzondere kwaliteitskenmerken; • eventuele additionele behoeften, zoals de wijze waarop (internationale) vergelijkingen tussen opleidingen worden uitgevoerd, of het aanbieden van een vertrouwelijke management letter gericht op kwaliteitsverbetering. In gevallen waar het gaat om meerdere opleidingen, wordt eveneens bezien in hoeverre opleidingen aan elkaar verwant zijn, en in welke mate het beoordelingsproces als gevolg daarvan geïntegreerd kan worden. NQA heeft hiertoe een intakeformulier ontwikkeld, dat in overleg met de betreffende hogeschool wordt ingevuld en vastgesteld.
Inhoudelijke voorbereiding op de zelfevaluatie en het beoordelingsbezoek In de voorbereiding op zelfevaluatie en bezoek worden de volgende stappen gezet. Opleiding • Alvorens de zelfevaluatie wordt gestart treedt de opleiding in overleg met NQA over de opzet van de zelfevaluatie (NQA heeft richtlijnen voor het zelfevaluatierapport opgesteld).
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
77
•
•
Bij de start van het zelfevaluatieproces geeft de opleiding aan welk domeinspecifiek referentiekader men wenst te hanteren en communiceert hierover met NQA ten behoeve van de vaststelling van het domeinspecifieke kader. De opleiding schrijft het zelfevaluatierapport inclusief bijlagen en stelt dit ter beschikking aan NQA binnen een van tevoren aangegeven termijn.
Panelsecretaris (medewerker NQA5) • Naar aanleiding van de opgave van het domeinspecifieke referentiekader door de opleiding: de secretaris checkt met domeindeskundige(n) in het panel aan de hand van ankerpunten (beroepsprofielen, competentiecatalogi, in eerdere visitaties gebruikte beoordelingskaders) of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel specificatie van domeinspecifieke doelstellingen nodig is. • Check op kwaliteit en compleetheid zelfevaluatierapport. • Vastleggen / communiceren voorbereidende werkzaamheden panel. • Inhoudelijke voorbereiding op bezoek: lezen zelfevaluatierapport, formuleren voorlopige oordelen en vraagpunten. • Opstellen overzicht / aggregatie van voorlopige oordelen en vraagpunten van panelleden. Dit kan worden besproken tijdens de voorbereidende vergadering (die voorafgaande aan de gesprekken plaatsvindt). Panel als geheel • Inhoudelijke voorbereiding op bezoek: lezen zelfevaluatierapport en formuleren voorlopige oordelen en vraagpunten. • Doorgeven voorlopige oordelen en vraagpunten naar panelsecretaris. • Op basis van het overzicht van voorlopige oordelen inventariseren kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken (dit kan geschieden tijdens de voorbereidende vergadering).
Beoordeling materiaal en faciliteiten (tijdens beoordelingsbezoek) NQA stelt een lijst van ter inzage gevraagd materiaal op; naar aanleiding van de bestudering van het zelfevaluatierapport en de door het panel geformuleerde vraagpunten kan aanvullend specifiek materiaal gevraagd worden. Het panel beoordeelt ter inzage gelegde materialen. Waar nodig en mogelijk vraagt NQA de opleiding ook toegang tot digitaal materiaal, zoals bijvoorbeeld een digitale studiegids of een digitale leeromgeving.
5
Conform de bepalingen van NVAO bestaat het panel uit drie leden (voorzitter, secretaris en lid) plus, voorzover vereist, een studentlid. De panelsecretaris maakt deel uit van het panel; in de persoon van de panelsecretaris is in principe audit- en onderwijsdeskundigheid verenigd. De voorzitter en het andere panellid maken deel uit van een ‘pool’ van panelleden. In deze personen is domeinspecifieke deskundigheid in discipline en afnemend veld, alsmede deskundigheid over de internationale ontwikkeling van de discipline, vertegenwoordigd. Zij hebben de algemene training op het vlak van auditvaardigheden en het werken met het NQA protocol doorlopen.
78
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Interviews / gesprekken Tijdens de site visit spreekt het panel in ieder geval met (representatieve vertegenwoordigingen van) de volgende groepen: • management (dagelijkse leiding) van de opleiding (operationeel management); • docenten; • studenten; • werkveld6; • afgestudeerden; • College van Bestuur en/of Faculteits/Instituuts/Schooldirectie (strategisch management); dit gesprek kan ook plaats vinden voor een cluster van bij de betreffende instelling beoordeelde opleidingen.
Bezoekprogramma NQA heeft een raamprogramma ontwikkeld voor de (dag)indeling van het beoordelingsbezoek, dat kan worden aangepast aan de specifieke situatie bij de betreffende opleiding. Het raamprogramma heeft betrekking op een ‘enkelvoudige’ beoordeling: een beoordeling die gericht is op één opleiding, met één (voltijd/deeltijd/duaal) variant, op één locatie. Wanneer sprake is van een beoordeling van een opleiding die met meerdere varianten, of op meerdere locaties wordt aangeboden, worden globaal de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. Bij de intake wordt voor elke variant en locatie nagegaan in hoeverre sprake is van een overeenkomst in programma’s en docententeams. 2. Bij varianten (vt/dt/duaal) waar sprake is van een duidelijke overeenkomst in het programma en het docententeam wordt het beoordelingsbezoek geïntegreerd uitgevoerd. Dit houdt in dat elk van de gespreksgroepen representatief samengesteld moet zijn, dat wil zeggen dat studenten, docenten en afgestudeerden van elke variant bevraagd kunnen worden. Indien tussen de programma’s of de docententeams van varianten significante verschillen bestaan, kunnen aan het raamprogramma worden toegevoegd: - een extra gesprek met studenten; - een extra gesprek met docenten. In de extra gesprekken wordt separaat gesproken met studenten respectievelijk docenten die verbonden zijn aan de variant. 3. Wanneer een opleiding op meerdere locaties wordt aangeboden: a Wordt bij grote overeenkomst in programma’s en docententeams het beoordelingsbezoek afgelegd op de hoofdvestiging, waarbij de samenstelling van de gespreksgroepen representatief moet zijn naar de verschillende 6
Bij het gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld gaat het om twee groepen: enerzijds een selectie van werkgevers van afgestudeerden en anderzijds leden van een werkveldcommissie of andere structurele overlegverbanden met werkgevers.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
79
vestigingen. Tevens worden dan aanvullende eisen gesteld aan het materiaal dat ter inzage beschikbaar is (tevredenheidsmetingen studenten / docenten, waarin onder andere inzicht over kwaliteit van materiële voorzieningen). Voor zover het panel dit nodig acht, wordt aanvullend aan het beoordelingsbezoek op de hoofdvestiging een kort bezoek aan de nevenvestiging gebracht ter verificatie van de aanwezige materiële voorzieningen. b Wanneer er in geringe mate sprake is van overeenkomst in programma’s en docententeams wordt elke locatie afzonderlijk bezocht. In de opzet van het beoordelingsbezoek kunnen ook aanpassingen worden aangebracht wanneer gelijktijdig meerdere (al of niet verwante) opleidingen binnen een hogeschool of faculteit/instituut/school worden beoordeeld.
Instrumenten en formats Gedurende en voorafgaande aan het beoordelingsbezoek maakt het panel gebruik van formats en instrumenten die zijn gericht op het verzamelen van informatie en het formuleren van oordelen en conclusies.
Rapportage De panelsecretaris stelt een conceptrapportage op en legt die voor aan de panelleden. Het panel stelt vervolgens het definitieve concept vast. In de rapportage wordt - voorzover van toepassing - expliciet ingegaan op de verschillende varianten en/of locaties.
Hoor en wederhoor Het definitieve concept wordt aan opleiding voorgelegd ter correctie van feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding van de reactie van de opleiding worden door de panelsecretaris zonodig wijzigingen aangebracht en wordt het definitieve rapport door het panel vastgesteld. Het rapport wordt daarna ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. Indien zich tijdens het beoordelingsproces, ondanks de verschillende procedures die NQA hanteert ter voorkoming daarvan, conflicten voordoen binnen panels, tussen panel en NQA, of tussen panel en opleiding, zal een vooraf ontworpen conflictprocedure ter oplossing worden toegepast.
80
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Klachtenprocedure NQA hanteert een klachtenprocedure waarin is vastgelegd op welke wijze opleidingen hun beklag kunnen doen wanneer zij zich in de beoordelingsprocedure op enigerlei wijze tekort gedaan voelen.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
81
Beoordelingsprotocol: wijze waarop vergelijkingen tussen opleidingen worden gemaakt NVAO heeft voorgeschreven dat in de beoordeling een vergelijking met minimaal 1 andere verwante opleiding wordt betrokken. NQA kan aan dit voorschrift op verschillende manieren voldoen: 1. Indien NQA meer opleidingen in hetzelfde domein beoordeelt, kan een vergelijking met verwante opleidingen vrij gemakkelijk door NQA worden gemaakt. Doordat NQA voor een groot aantal instellingen actief is, ligt deze mogelijkheid voor de hand. NQA werkt momenteel aan een database met beoordelingen, waarin vergelijkingsmateriaal wordt opgeslagen. 2. Bij de samenstelling van de panels zal erop gelet worden dat panelleden zo mogelijk bij verwante opleidingen worden ingeschakeld. Vergelijkingen tussen verwante opleidingen kunnen dan door de betreffende panelleden worden uitgevoerd. 3. NQA heeft voor een aantal facetten aangegeven waar gebruik kan worden gemaakt van openbare, vergelijkende informatie. Het betreft onder andere kengetallen (afdeling BIV van HBO-raad), gegevens uit de HBO- en WO-Monitor, en studentenoordelen (Keuzegids Hoger Onderwijs en Elsevier). 4. NQA onderhoudt een groot netwerk, zowel nationaal en internationaal. Samenwerking met andere VBI’s en internationale kwaliteitszorgorganisaties ten behoeve van het maken van vergelijkingen ligt daarom voor de hand. Ook internationale vergelijkingen behoren daarom tot de mogelijkheden. Het profiel (doelstellingen programma) en de behoeften van de opleiding vormen echter steeds het uitgangspunt bij het maken van vergelijkingen. De wijze waarop vergelijkingen worden gemaakt komt in dialoog met de opleiding tot stand. In de visie van NQA is het maken van vergelijkingen pas waardevol als dit goed aansluit bij de context van de opleiding. NQA zal in het beoordelingsrapport verantwoorden hoe vergelijkingen zijn gemaakt en de redenen daarvoor.
82
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Beoordelingsprotocol: wijze waarop bijzondere kwaliteitskenmerken worden getoetst Inleiding Naast accreditatie, gericht op basiskwaliteit, bestaat er de wettelijke mogelijkheid voor hoinstellingen om een aantekening te verkrijgen voor bijzondere kenmerken van de opleiding (WHW art. 5a.10). Een instelling voor ho kan een VBI verzoeken bijzondere kwaliteitskenmerken (verder BK genoemd) te toetsen. Als een BK positief is beoordeeld door de VBI en dit oordeel door de NVAO is gevalideerd, levert dit een aantekening op bij de accreditatie.
Kader voor beoordeling van het bijzonder kwaliteitskenmerk Het door de NVAO ontwikkelde accreditatiekader bestaande opleidingen verlangt van de VBI dat het bijzondere kwaliteitskenmerk op de volgende facetten en criteria wordt getoetst. 7.1 Differentiatie en profilering - Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger onderwijs. 7.2 Kwaliteit - Het kenmerk leidt tot een bijzondere kwaliteit van het onderwijs. 7.3 Concretisering - De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het onderwijs (instroom, onderwijsprogramma, onderwijsproces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd. 7.4 Onderscheidend karakter Het kenmerk is onderscheidend voor de opleiding in relatie tot relevante opleidingen in het Nederlands hoger onderwijs.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
83
Operationalisering bijzondere kwaliteit door NQA NQA heeft de criteria als volgt geoperationaliseerd in het NQA beoordelingskader. Vragen Is het bijzondere kenmerk gedefinieerd in doelen en concrete operationaliseerbare termen? Het kenmerk is betekenisvol.
Op welke wijze is het kenmerk geoperationaliseerd en aantoonbaar aanwezig in de opleiding?
Opleiding positioneert zich ten opzichte van andere (verwante) opleidingen in Nederland (het kenmerk hoeft niet noodzakelijkerwijs uniek te zijn).
Aanwijzingen Van belang is dat de opleiding beschikt over een document waarin ze expliciet heeft beschreven welk bijzondere kwaliteit ze nastreeft met daarbij de doelen en te verwachten resultaten. Dit kan onder andere blijken uit de waardering van het kenmerk (de doelen en het thema als zodanig) door studenten, alumni, werkveld, docenten, maatschappelijke organisaties. Geef aan hoe het kenmerk expliciet terug te vinden is in programmaonderdelen, in opdrachten, eindresultaat (inhoud en indien relevant rendement), voorzieningen, kwaliteit staf. Hier is ook de waardering door stakeholders van het resultaat van belang. De opleiding heeft vergelijkend onderzoek uitgevoerd of laten uitvoeren onder verwante opleidingen in Nederland waaruit blijkt dat het kenmerk onderscheidend is. Onderzoek kan de toets der kritiek doorstaan (valide).
Wijze van rapportage door de opleiding (zelfevaluatierapport) en NQA De opleiding en de VBI maken een afspraak over de wijze waarop het BK in de rapportage verwerkt wordt. Dit kan op twee manieren gebeuren: • Als expliciet onderdeel in het zelfevaluatierapport en in het rapport van de NQA. • Als geïntegreerd onderdeel van de zelfevaluatierapport en in het rapport van de NQA. Bij elk aspect dient het BK wel herkenbaar beoordeeld te worden. Opleiding en NQA geven in een samenvattende paragraaf van het zelfevaluatierapport respectievelijk het visitatierapport weer wat het totaaloordeel is over het BK. In de rapportage dient de VBI haar werkwijze te verantwoorden. De conclusies dienen beargumenteerd te worden aan de hand van het referentiekader van de VBI en de analyse van de feiten. Een vergelijking van de opleiding met andere opleidingen maakt nadrukkelijk onderdeel uit van de rapportage.
Beoordelen van het bijzondere kwaliteitskenmerk In de toelichting bij het NVAO beoordelingskader wordt expliciet gesteld, dat de bewijslast voor de bijzondere kwaliteit bij de instelling ligt. De opleiding moet de VBI overtuigen van het bijzondere karakter van het kenmerk van de opleiding. Dat betekent dat de opleiding inzicht moet verschaffen in de wijze waarop de kwaliteit van het bijzondere kenmerk is gemeten. De kwaliteit van de bewijsvoering door de opleiding is
84
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
hierbij van belang. De onderzoeksmethode die de opleiding gebruikt om het BK te evalueren moet naar het oordeel van het panel solide zijn. Dat betekent dat er systematisch kwalitatief en kwantitatief onderzoek aan ten grondslag moet liggen. Ook het vergelijkend onderzoek van het kenmerk onder verwante opleidingen dient valide te zijn. De resultaten van het onderzoek moeten uitwijzen dat er inderdaad sprake is van een bijzonder kenmerk en een bijzondere kwaliteit.
Samenstelling panel in verband met het bijzondere kwaliteitskenmerk In het panel is voldoende expertise aanwezig om het bijzondere kwaliteitskenmerk te kunnen beoordelen. Dit moet blijken uit opleiding en/of ervaring van de panelleden (CV).
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
85
Beoordelingsprotocol: wijze waarop de rapportage plaatsvindt Inleiding Het rapport staat in dienst van het verkrijgen van een accreditatie voor een opleiding van een hogeschool. In het rapport doet het panel verslag van het onderzoek dat het panel heeft gedaan naar de kwaliteit van de opleiding. Het verslag volgt het NVAO accreditatiekader en de richtlijnen van NQA. Het verslag is feitelijk, ‘to the point’ en geeft beargumenteerde en goed onderbouwde oordelen. Het verslag bevat geen aanbevelingen, uitgebreide analyses of andere uitweidingen die afleiden van de beoordeling en de onderbouwing daarvan.
NQA richtlijnen voor het beoordelingsrapport I
Beoordeling per facet
Elk facet van het accreditatiekader bestaande opleidingen wordt beoordeeld door het panel conform het hierboven beschreven beoordelingsprotocol. Per opleidingsvariant (voltijd, deeltijd, duaal) wordt een oordeel gegeven over het facet (zonodig onderverdeeld naar opleidinglocatie). Het oordeel bij de facetten wordt gevolgd door een samenhangende onderbouwing van het oordeel aan de hand van een logisch opgebouwd betoog. Bij een positief oordeel (‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’) begint de paragraaf met het geven van een toelichting op dit oordeel, dat wil zeggen dat wordt aangegeven welke positieve aspecten bepalen dat er sprake is van voldoende basiskwaliteit dan wel van goede of excellente kwaliteit. Vervolgens kunnen eventuele kritische kanttekeningen worden geplaatst. Indien het oordeel negatief is (‘onvoldoende’), begint de paragraaf met het geven van een toelichting op dit oordeel, dat wil zeggen dat wordt aangeven waarom geen sprake is van basiskwaliteit. Aan het eind kunnen opbouwende en positieve kanttekeningen worden geplaatst. De criteria uit het accreditatiekader geven richting aan de onderbouwing van het oordeel. II
Beoordeling per onderwerp
Per opleidingsvariant (voltijd, deeltijd, duaal) wordt een oordeel gegeven over het onderwerp (zonodig onderverdeeld naar opleidinglocatie). Het panel geeft voor elk van de zes te beoordelen onderwerpen van het beoordelingskader een oordeel conform het hierboven beschreven beoordelingsprotocol. Daarbij worden de oordelen over de onderliggende facetten betrokken. In het verslag verantwoordt het panel welke afwegingen zij heeft gemaakt om tot een positief dan wel negatief oordeel te komen. Indien de opleiding heeft verzocht om beoordeling van een bijzonder kwaliteitskenmerk dan wordt het samenvattend oordeel hierover afzonderlijk in het rapport behandeld. Voor de wijze van rapportage verwijzen we naar het onderdeel uit het beoordelingsprotocol ‘wijze waarop 86
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
bijzondere kwaliteitskenmerken worden getoetst’. Voor het overige zijn voor bijzondere kwaliteitskenmerken de rapportagerichtlijnen voor de oordelen per facet en onderwerp van toepassing. III
Eindoordeel
Het hoofdstuk met het eindoordeel start met een overzichtstabel waarin duidelijk wordt gemaakt welke oordelen zijn gegeven per facet, per onderwerp en per opleidingsvariant (en zonodig per opleidinglocatie). Het eindoordeel volgt uit de oordelen per onderwerp; voor een positief eindoordeel dienen immers alle zes onderwerpen als voldoende te zijn beoordeeld. Bij optredende verschillen tussen varianten en locaties zal het eindoordeel beargumenteerd worden. IV
Bijlagen
In de bijlagen verantwoordt het panel de werkwijze, dit bevat in ieder geval: Ondertekende verklaringen van elk panellid waaruit blijkt dat het oordeel van het panel in volstrekte onafhankelijkheid tot stand is gekomen. Panelleden mogen geen bindingen hebben met de beoordeelde opleiding. Verklaring van het panel over de zelfevaluatie; of deze een voldoende basis bood voor de visitatie. Een overzicht van de samenstelling van het panel (inclusief kort curriculum vitae van de panelleden). Hieruit moet blijken dat er voldoende onderwijsdeskundigheid, domeindeskundigheid, auditdeskundigheid en deskundigheid op het gebied van internationale ontwikkelingen van de discipline in het panel aanwezig is. Een verantwoording van het gehanteerde beoordelingsprotocol en de gevolgde werkwijze, waarbij afwijkende keuzen en gehanteerde procedures worden toegelicht en beargumenteerd. Daarbij wordt speciale aandacht besteed aan de beoordelingswijze van eventuele bijzondere kwaliteitskenmerken, en de wijze van vergelijking met andere, vergelijkbare opleidingen. Eventuele afwijkingen van het beoordelingsprotocol worden gerapporteerd en beargumenteerd. Het domeinspecifieke referentiekader met een verklaring van het panel over de wijze waarop dit tot stand is gekomen en de wijze waarop domeinspecificiteit is betrokken in de oordelen.
Interne kwaliteitstoets beoordelingsrapport Het conceptrapport wordt door minimaal 1 ervaren medewerker van NQA, niet zijnde de panelsecretaris, onderworpen aan vooraf vastgestelde kwaliteitseisen met betrekking tot methodologie en consistentie van paneloordelen. Er zal een procedure ontwikkeld worden voor de verdere behandeling indien er gebreken met betrekking tot methodologie of consistentie zijn geconstateerd.
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
87
Managementletter Opleidingen kunnen NQA verzoeken een management letter te schrijven met adviezen over kwaliteitsverbetering. Deze management letter is de verantwoordelijkheid van NQA (waarbij panelleden om advies kunnen worden gevraagd), volgt na het beoordelingsrapport, behoort niet tot de accreditatieprocedure en wordt daarom vertrouwelijk aan de opdrachtgever ter beschikking gesteld. Een management letter kan een waardevolle bijdrage leveren aan het nader invullen van de verbeteringsfunctie. Adviezen over kwaliteitsverbetering hebben echter slechts zin als daarvoor een draagvlak is; vandaar dat management letters alleen worden aangeboden als de opdrachtgever kenbaar heeft gemaakt dat daaraan behoefte is.
88
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Bijlage 5
HANDREIKING VOOR OORDEELSVORMING7 Introductie Een van de belangrijkste en ingewikkeldste aspecten van het visitatieproces is de oordeelsvorming. Op verschillende niveaus zijn er oordelen nodig. Het eindoordeel is gebaseerd op het oordeel op zes onderwerpen. Daaronder ligt weer het oordeel op 21 facetten. Per onderwerp dienen, na weging, de facetten te leiden tot een oordeel over het onderwerp. Inhoudelijk richtinggevend voor de oordelen is het NVAO-kader dat bepaalt wat de objecten van onderzoek zijn. Het diepst in het kader liggen de door de NVAO geformuleerde 31 criteria. Informatie over die criteria moet inzicht geven of basiskwaliteit al dan niet door de beoordeelde opleiding wordt gerealiseerd. De criteria in het accreditatiekader geven tevens richting aan de onderbouwing van het oordeel. Het NVAO-kader is zo opgezet dat er ruimte wordt gelaten voor het timmermansoog van de panelleden en de positiebepaling en de eigen doelstellingen van de hogescholen. NQA onderschrijft die uitgangspunten en kiest er bij de oordeelsvorming dan ook niet voor om te werken met mathematische procedures en methodieken. NQA gaat er vanuit dat niet bij voorbaat te zeggen is dat alle facetten overal evenveel waarde hebben. Dat is mede afhankelijk van de keuzes van hogescholen (bijvoorbeeld in de missie geformuleerd). Er is dus ruimte nodig om in de oordeelsvorming aan die diversiteit tegemoet te komen. Dat houdt tevens voor de opleidingen in dat er veel nadruk komt te liggen op de bewijslast. Hoewel dus niet gekozen wordt voor mechanische beslisregels, dient er toch naar gestreefd te worden dat de oordelen van het panel binnen de gehanteerde werkwijze zo objectief en betrouwbaar mogelijk zijn. Bovendien is het van groot belang dat er consistentie is in de afwegingen van de verschillende panels. Tevens zal NQA een structuur creëren waarbinnen consistentie van paneloordelen wordt bevorderd. Binnen deze structuur is een belangrijke rol weggelegd voor de secretaris, die op methodologische aspecten en consistentie van paneloordelen moet letten. Om de consistentie tussen panels te bevorderen zal NQA een permanent overleg tussen panelsecretarissen inrichten. Ook zullen beoordelingsrapporten worden ‘tegengelezen’ door één of meer andere NQA medewerkers, waarbij speciaal op consistentie en overige methodologische aspecten gelet zal worden. Indien dit tot een negatieve conclusie op het punt van methodologie of consistentie leidt, kan NQA actie ondernemen zoals het terugzending van het rapport naar het panel.
7
Versie 7, 10 maart 2004
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
89
Beslisregels Inleiding De NVAO beschrijft in het accreditatiekader (hfst. 4) beslisregels voor de accreditatie. Eén beslisregel is heel expliciet: de opleiding komt alleen voor een positief eindoordeel in aanmerking als op alle onderwerpen (6x) een voldoende wordt gescoord. Aan de VBI wordt overgelaten om voor het oordeel per onderwerp beslisregels te formuleren teneinde te komen tot een weging van oordelen over de afzonderlijke facetten van dat onderwerp. Er wordt hier dus niet gesteld dat er ook beslisregels moeten zijn die leiden tot een oordeel over een facet. In de toelichting (pag. 17) staat echter, dat ‘afwegingen op alle niveaus - facetten, onderwerpen en eindoordeel - inzichtelijk’ gemaakt moeten worden. Dit houdt in dat er ook aangegeven zou moeten worden hoe je van criteria tot een facetoordeel komt. Alleen de beoordeling per criterium is ‘vrij’. Een belangrijke aanwijzing in de toelichting is, dat de waardering ‘goed’ of ‘excellent’ gebruikt kan worden als compensatie voor een ‘onvoldoende’ op een facet binnen hetzelfde onderwerp. Daarmee mag echter ‘niet louter instrumenteel worden omgegaan’; inhoudelijke afweging blijft noodzakelijk. Samenvattend zijn er volgens NVAO dus 3 afwegingen noodzakelijk: betreffende het facet; betreffende het onderwerp (van facet naar onderwerp); betreffende het eindoordeel. Bovendien dienen afwegingen niet ‘louter instrumenteel’ (compensatieregeling), maar ook inhoudelijk gemotiveerd te zijn. Oordeel per facet Om tot een oordeel op een facet te komen, is er vaak één en zijn er soms meerdere criteria die beoordeeld moeten worden. In het geval van één criterium is de situatie in principe duidelijk; dit moet voldoende zijn om tot een ‘voldoende’ op het facet te komen. Daar waar er meerdere criteria zijn (soms drie) ligt dat moeilijker. Om te bepalen of aan de criteria wordt voldaan, zijn voor de externe kwaliteitsbeoordelaars van NQA de volgende vragen van belang: Doelen: welke ambitie heeft de opleiding ten aanzien van een bepaald facet: welke kwaliteit wordt nagestreefd; welke resultaten worden beoogd, kortom; wat zijn de eigen doelen? Borging: hoe borgt de opleiding dat deze doelen kunnen worden bereikt; zijn beleid, management en processen logisch op die eigen doelen afgestemd?
90
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
Resultaten8: hoe verhouden de bereikte resultaten zich tot de eigen doelen (mede in vergelijking met andere opleidingen); zijn direct betrokkenen (stakeholders) tevreden over de bereikte resultaten? Verbetering: indien het borgen en bereiken van de doelen te wensen overlaat, zijn er dan verbeteringen in het vooruitzicht? De vragen die in de richtlijnen van NQA voor de zelfevaluatie aan opleidingen worden gesteld, houden verband met de doelen9, borging, resultaten en verbetering. Bij de beoordeling komt centraal te staan dat aanvaardbaar wordt gemaakt dat de opleiding resultaten heeft behaald overeenkomstig de door haar nagestreefde doelen. Vanuit dat perspectief spreekt het vanzelf dat de kern gevormd wordt door de resultaten en de borging; dus datgene wat bereikt is en de borging daarvan in de toekomst (accreditatie wordt immers voor zes jaar verleend). In feite houdt dit in dat bij afweging de uitvoering zwaarder weegt dan het beleid. Toch kan het niet zo zijn dat een tekortschietende borging of nog uitblijvende resultaten ‘automatisch’ tot een onvoldoende op het betreffende facet leidt. Zo zal er bijvoorbeeld begrip moeten zijn voor het feit dat veel opleidingen zich op sommige facetten, die nieuw zijn ten opzichte van visitaties (bijvoorbeeld de Dublin-descriptoren bij de niveaubepaling), zich nog in een ontwikkelingsstadium bevinden. In dergelijke gevallen kunnen onvoldoende resultaten of borging gecompenseerd worden door concrete en aantoonbare verbeteracties. Zijn de resultaten boven verwachting en de doelen ook in orde, dan kan het panel een oordeel ‘goed’ overwegen. Is de situatie zodanig dat zelfs geen verbeteringen meer nodig zijn, dan kan een oordeel ‘excellent’ gegeven worden. In een dergelijk geval fungeert de opleiding als voorbeeld van een ‘best practice’ op het betreffende facet. Eventueel optredende verschillen tussen varianten en locaties met betrekking tot het paneloordeel op een bepaald facet zullen expliciet vermeld worden. Oordeel per onderwerp Het uitgangspunt voor de oordeelsvorming per onderwerp is dat het panel, rekening houdend met de context van de opleiding, de weging van facetten maakt. Dit betekent dat het panel bepaalt voor welke facetten binnen een bepaald onderwerp een compensatieregeling, zoals aangegeven door de NVAO, kan worden toegepast. Dit wil zeggen dat een onvoldoende op een facet gecompenseerd kan worden door een goed of excellent op een ander facet binnen hetzelfde onderwerp. Deze afweging dient door het panel steeds inhoudelijk beargumenteerd te worden. NQA vindt, gegeven het NVAO-kader, dat een aantal facetten bij accreditatie van bijzonder belang geacht kan worden. Dat wil overigens niet zeggen dat deze weging absoluut is en noodzakelijkerwijs tot onvoldoendes op onderwerpniveau moet leiden. Steeds dient gekeken 8
Hiermee is niet het onderwerp ‘resultaten’ bedoeld maar de bereikte resultaten ten aanzien van elk facet. Echter niet bij elk aspect, bijvoorbeeld bij duur van programma is er sprake van een wettelijke verplichting waar de opleiding geen afwijkende doelstellingen tegenover kan stellen.
9
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
91
te worden naar specifieke keuzes die de opleiding maakt of de concrete situatie waarin zij zich bevindt. De context speelt dus steeds een belangrijke rol. Uiteraard komt daarbij wel een (extra) zware druk op de bewijslast te liggen. De accenten die NQA legt betreffen binnen het onderwerp doelstellingen de facetten niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het gaat hier om facetten die de status als hbo-opleiding in een bepaald domein beschrijven. Voorts binnen de onderwerpen programma en inzet van personeel de facetten eisen hbo/wo. Deze facetten hebben betrekking op de praktijk- en beroepsgerichtheid van de opleidingen. Tenslotte binnen het onderwerp intern kwaliteitszorgsysteem het facet maatregelen tot verbetering, waarin de kwaliteitsverbetercyclus primair tot uiting komt, en binnen het onderwerp resultaten het facet gerealiseerd niveau. Hiermee wordt aangesloten bij de toelichting op het accreditatiekader waarin de NVAO duidelijk aangeeft dat de onderwerpen intern kwaliteitszorgsysteem en resultaten van bijzonder belang worden geacht. Het oordeel op onderwerpniveau dient weergegeven te worden als voldoende of onvoldoende. Dit houdt echter niet in dat er in de onderbouwing geen sprake zou kunnen zijn van nuancering. Als er binnen een onderwerp op basis van de facetoordelen sprake is van een ‘goede’ of zelfs ‘excellente’ situatie dan moet dat in de formulering tot uitdrukking kunnen komen. Een bijzondere situatie doet zich voor bij opleidingen in opbouw die in de visitatie meegenomen moeten worden. Deze opleidingen bevinden zich in een bepaalde fase van ontwikkeling en hebben nog geen afgestudeerden. Op bepaalde onderwerpen (resultaten bijvoorbeeld) kan geen oordeel geven worden. In die situaties zal het oordeel gebaseerd zijn op wat gerealiseerd is, de verdere plannen en het vertrouwen dat is ontstaan in een succesvolle verdere realisering van de opleiding. Anders gezegd; daar waar resultaten afwezig zijn, is een scherp zicht op de borging van groot belang. Eindoordeel Het eindoordeel over de opleiding is positief indien het oordeel over elk van de 6 onderwerpen tenminste voldoende is. De NVAO heeft bepaald dat voor elke opleidingsvariant afzonderlijk de basiskwaliteit gewaarborgd moet zijn. Ook heeft de NVAO bepaald dat de opleiding alleen in aanmerking komt voor accreditatie als elke locatie voldoet aan de in het kader genoemde criteria voor basiskwaliteit. Dit zou inhouden dat een positief eindoordeel alleen mogelijk is als elke variant en elke locatie op elk onderwerp tenminste als voldoende is beoordeeld. De consequentie hiervan zou zijn dat accreditatie wordt onthouden indien, bijvoorbeeld, de grote voltijdvariant en de hoofdlocatie als voldoende worden beoordeeld, maar een kleine deeltijd- of duale variant of een kleinere nevenvestiging als onvoldoende wordt beoordeeld. Omdat dit tot onevenredige
92
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
schade zou leiden, heeft de NVAO de weg geopend om tot nadere afspraken met de instelling te komen over verbeteren of stoppen met de betreffende variant. Om het de gevisiteerde opleiding en de NVAO mogelijk te maken hieromtrent transparante beslissingen te nemen, wordt bij de vermelding van het eindoordeel een samenvattende tabel geplaatst met daarin de oordelen per onderwerp, facet, variant en locatie. Samenvattend: - de beslisregels op facetniveau zijn kwalitatief (gebaseerd op duidelijke argumenten); - de beslisregels op onderwerpniveau zijn kwalitatief en rekenkundig (compensatiemogelijkheid); - beslisregels op het niveau van het eindoordeel zijn rekenkundig (alles voldoende).
© NQA visitatie Avans Hogescholen opleiding Personeel en Arbeid/Personeelsmanagement
93