Auteur Greenille
Onderwerp Nieuwe fictiebepaling veroorzaakt "collateral damage" Enkele voorbeelden
Datum 10 februari 2005
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M& D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud.
© M&D Seminars – 2005
M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 – 9000 GENT TEL 09/224 31 46 – FAX 09/225 32 17 – E-mail:
[email protected] – www.mdseminars.be
GREENILLE Alain Verbeke Alain Nijs Anton van Zantbeek Inès De Vos Sigrid Allemeersch Sofie Slaets Caroline Boes Advocaten - Avocats Square Montgomery Boulevard Saint Michel, 2 1150 Brussel Tel. Fax Email Web
+32 2 738 06 50 +32 2 738 06 60
[email protected] www.greenille.com
NIEUWSBERICHT To
From
GREENILLE Vermogensadvocaten
Cc
Date
10 februari 2005
Re
Nieuwe fictiebepaling veroorzaakt “collateral damage”. Enkele voorbeelden.
Het nieuwe artikel 4, 3° W. Succ. (ingevoerd door artikel 13 van het Decreet van 24 december 2004 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2005, BS, 31.12.04, Ed. 3, p. 87222) stelt een schenking gedaan onder een opschortende voorwaarde die wordt vervuld ingevolge het overlijden van de schenker gelijk met een belastbaar legaat. Evident door de nieuwe fictiebepaling geviseerd is de schenking onder de opschortende voorwaarde van het vóóroverlijden van de schenker. In dat geval wordt de uitvoering van de schenking (en vóór de invoering van artikel 4, 3° W. Succ. ook de heffing van het schenkingsrecht) uitgesteld tot het vóóroverlijden van de schenker. Tot zolang blijft de schenker in het bezit van de geschonken goederen, weliswaar niet meer als onbezorgde eigenaar maar met beperkte rechten ‘hangende de voorwaarde’. Een bijzondere toepassing van de schenking onder de opschortende voorwaarde van het vóóroverlijden van de schenker is de zogenaamde ‘spiegelschenking’. Dit procédé houdt in dat op dezelfde dag twee schenkingen worden gedaan, te weten één voor een Belgische notaris en een andere belastingvrije schenking (bijv. voor Nederlandse notaris). __________________________________________________________________________________________________________ GREENILLE is een burgerlijke vennootschap onder de vorm van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. De aansprakelijkheid van de vennootschap, haar zaakvoerders, advocaten en medewerkers is in iedere hypothese beperkt tot de interventie van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Gegevens zijn te verkrijgen op schriftelijk verzoek. ING 310-1844324-52 / Derden 310–1844456-87 Strictly Personal and Confidential / Client – Attorney privileged - 1/4 -
De schenking voor Belgische notaris wordt gedaan onder de opschortende voorwaarde van overlijden van de schenker binnen de drie jaar na de schenking. De belastingvrije schenking wordt gedaan onder de ontbindende voorwaarde van overlijden binnen de drie jaar. Vóór de invoering van artikel 4,3° W. Succ. was de schenking onbelast indien de schenker de driejaarstermijn overleefde. Bij overlijden binnen de drie jaar werd de opschortende voorwaarde gerealiseerd en werd op dat ogenblik het evenredige schenkingsrecht van 3 of 7 % verschuldigd. Met de invoering van artikel 4,3° W. Succ. heeft de Vlaamse decreetgever paal en perk willen stellen aan deze technieken. Door de ruime formulering van het nieuwe fictieartikel worden echter ook andere planningstechnieken getroffen. Los van de vraag naar de opportuniteit van de nieuwe regeling in zijn geheel, rijst de vraag of de Vlaamse decreetgever heeft stilgestaan bij deze “collateral damage”. Hierna enkele voorbeelden van situaties die thans, wellicht ongewild, onder artikel 4, 3° W. Succ. vallen.
1. Schenking onder voorbehoud van vruchtgebruik met beding van terugvalling Een in de praktijk vaak voorkomende planning voor bijvoorbeeld echtgenoten gehuwd onder een stelsel van zuivere scheiding van goederen is de schenking onder voorbehoud van vruchtgebruik met beding van terugvalling van het vruchtgebruik (opvolgend vruchtgebruik). Een voorbeeld. Vader heeft een belangrijk eigen vermogen en wenst dit te schenken aan zijn kinderen met een voorbehoud van vruchtgebruik. Aldus behoudt hij gedurende zijn leven voor zichzelf de inkomsten van en in zekere mate ook de zeggenschap over de geschonken goederen. Bij overlijden van vader wast het vruchtgebruik evenwel normaal gezien aan bij de blote eigendom. De kinderen worden dan met andere woorden volle eigenaar. Moeder staat dus in de kou. Vader wenst echter dat na zijn overlijden de inkomsten van en de zeggenschap over de geschonken goederen zouden toekomen aan moeder. Dit kan hij bewerkstelligen door een zogenaamd beding van terugval in de schenkingsakte op te nemen. Dit zorgt ervoor dat het vruchtgebruik van vader bij zijn overlijden niet onmiddellijk aanwast bij de kinderen, maar een nieuw vruchtgebruik, ditmaal op het hoofd van moeder, ‘terugvalt’ aan moeder. Moeder is opvolgend vruchtgebruikster. De kinderen worden met andere worden pas volle eigenaar bij overlijden van moeder (of bij een eerdere afstand van vruchtgebruik door moeder). Dergelijk beding van terugval wordt ontleed als een schenking onder opschortende voorwaarde van vóóroverlijden van de schenker. Moeder krijgt het opvolgende vruchtgebruik geschonken van vader, doch deze schenking vindt pas uitwerking indien moeder langer leeft dan vader. Overlijdt moeder vóór vader, dan wast het vruchtgebruik bij overlijden van vader onmiddellijk aan bij de kinderen. Deze klassieke planningstechniek wordt getroffen door het nieuwe fictieve legaat. Bij registratie van de schenkingsakte worden de kinderen belast met 3% schenkingsrechten op de volle eigendom. Bovendien zijn door moeder bij vóóroverlijden van vader (vóór moeder) successierechten verschuldigd op de waarde van het haar geschonken opvolgende vruchtgebruik. Vóór de invoering van het nieuwe fictieve legaat werd de terugval van vruchtgebruik aan moeder met schenkingsrechten belast (3%).
__________________________________________________________________________________________________________ Strictly Personal and Confidential Page 2/4 10/02/2005 Client – Attorney privileged GREENILLE
Het feit dat deze schenking lang vóór de invoering van het fictief legaat heeft plaatsgevonden, doet voor de belastbaarheid niet ter zake. Het nieuwe fictielegaat voorziet niet in een termijn en treft niet enkel schenkingen van na 1 januari 2005, maar ook die van lang daarvoor.
2. Beding van aanwas van roerende goederen Een beding van aanwas moet worden begrepen als een vervreemding door de eerststervende aan de langstlevende onder de opschortende voorwaarde van het vóóroverlijden van de eerststervende. Bij een beding van aanwas is er dus ook sprake van een opschortende voorwaarde van vooroverlijden. Van zodra een beding van aanwas kan begrepen worden als een schenking, komt het nieuwe fictieve legaat om de hoek kijken. Algemeen wordt aangenomen dat een beding van aanwas, bij gelijkheid van kansen, een kanscontract en dus ten bezwarende titel is. In dit geval zijn natuurlijk geen schenkings- of successierechten aan de orde. De belastingadministratie beschouwt een beding van aanwas tussen echtgenoten traditioneel echter als een schenking. Dergelijk beding van aanwas zou volgens de belastingadministratie, behoudens tegenbewijs, steeds berusten op een wederkerige vrijgevigheid. Dit - voorzeker betwistbare - standpunt is zelfs vastgelegd in een administratieve circulaire. Het nieuwe fictief legaat doorkruist dus ook de praktijk van de bedingen van aanwas. Van zodra een beding van aanwas wordt beschouwd als een schenking (ingevolge de ongelijkheid van kansen of ingevolge herkwalificatie door de belastingadministratie) en het beding betrekking heeft op roerende goederen en de aanwas gebeurt ingevolge het overlijden van de schenker, is er belastbaarheid in de successierechten op grond van het nieuwe fictieve legaat. Een voorbeeld ter verduidelijking. Twee samenwoners van dezelfde leeftijd openen een rekening. Een samenwoner werkt, de andere doet het huishouden. De werkende samenwoner laat zijn/haar loon op deze rekening storten. Dit vermogen dient om de kosten van hun gemeenschappelijke huishouding te dekken. Omdat samenwoners geen erfrecht hebben ten opzichte van elkaar, komen zij overeen dat het saldo van de rekening aanwast bij de langstlevende. Bij overlijden van de werkende samenwoner, wast het vermogen aan bij de samenwoner die het huishouden doet. Ingevolge het nieuwe fictief legaat is de volledige aanwas belastbaar met successierechten tenzij wordt bewezen dat het ten bezwarende titel is. Stel dat de betrokkenen gehuwd waren, vermoedt de administratie zelfs dat het een schenking is.
3. Levens- en groepsverzekeringen Op grond van artikel 8 W. Succ. worden uitkeringen op grond van bedingen ten behoeve van een derde gelijkgesteld met een belastbaar legaat. De levens- en groepsverzekeringen gelden als type voorbeelden van een beding ten behoeve van een derde. De begunstiging in een levens- of groepsverzekeringspolis wordt dan ook gezien als een belastbaar beding ten behoeve van een derde. Achterliggende idee is dat wordt vermoed dat het beding een begiftigingsinzicht uitdrukt.
__________________________________________________________________________________________________________ Strictly Personal and Confidential Page 3/4 10/02/2005 Client – Attorney privileged GREENILLE
a) Registratie van de begunstiging Artikel 8 W. Succ. voorziet echter een aantal uitzonderingen. Zo is de toepassing van artikel 8 W. Succ. uitgesloten indien het beding aan het registratierecht voor de schenkingen werd onderworpen. Om als schenking te kunnen worden geregistreerd is o.i. de aanvaarding van het beding (tijdens leven van de schenker) vereist. Dan pas kan een (weliswaar onrechtstreekse) schenking voorliggen. Nadere analyse van deze onrechtstreekse schenking leert dat de uitvoering ervan is uitgesteld tot blijkt dat het verzekerde hoofd vóór de aanvaardende begunstigde overlijdt. Indien de begunstigde als eerste overlijdt, vervalt de begunstiging in principe. Indien het verzekerde hoofd ook de verzekeringsnemer (en dus de schenker) is, ligt dus een (onrechtstreekse) schenking onder de opschortende voorwaarde van vóóroverlijden van de schenker voor. Deze wordt geviseerd door het nieuwe fictieartikel. De invoering van artikel 4, 3° W. Succ. heeft in dit geval concreet tot gevolg dat de begunstigde van de levensverzekering niet langer de mogelijkheid heeft om zijn aanvaarding van de begunstiging tijdens het leven van de schenker te laten registreren tegen de 3% of 7% schenkingsrechten. Dit kan nochtans interessant zijn omdat pas door deze aanvaarding het derdenbeding onherroepelijk wordt en de begunstiging niet meer kan worden gewijzigd.
b) Groepsverzekeringen Artikel 8 W. Succ. is voorts ook niet van toepassing op uitkeringen uit gereglementeerde groepsverzekeringen die met tussenkomst van de werkgever van de overledene werden gevestigd ten behoeve van de langstlevende echtgenoot van de overledene of ten behoeve van diens kinderen die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt. Dergelijke uitkeringen kunnen onbelast ontvangen worden bij overlijden van de werknemer. Indien nu zou blijken dat om de één of de andere reden de begunstiging in de groepsverzekeringspolis door de langstlevende echtgenoot (of in voorkomend geval door de kinderen) werd aanvaard tijdens leven van de werknemer (die minstens indirect verzekeringsnemer is), dan kan ook hier een (onrechtstreekse) schenking onder de opschortende voorwaarde van vóóroverlijden van de schenker voorliggen. Ondanks de niet toepasbaarheid van artikel 8 W. Succ. (men valt immers in de uitzondering) en dus de onbelastbaarheid van de verkrijging uit de groepsverzekering, zullen nu dan toch successierechten verschuldigd zijn op grond van het nieuwe fictielegaat van artikel 4, 3° W. Succ. *** Samen met andere, meer algemene bezwaren, nopen deze voorbeelden van “collateral damage” onzes inziens tot een dringende herbeoordeling van de nieuwe fictiebepaling. Voor verdere informatie zie www.greenille.com of mail naar
[email protected].
____________________ GREENILLE 10 februari 2005
__________________________________________________________________________________________________________ Strictly Personal and Confidential Page 4/4 10/02/2005 Client – Attorney privileged GREENILLE