Auteur Allen & Overy www.allenovery.com
Onderwerp Recente topics handelsrecht
Datum maart 2003
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M& D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. © M&D Seminars - februari 2003
M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 – 9000 GENT TEL 09/224 31 46 – FAX 09/225 32 17 – E-mail:
[email protected] – www.mdseminars.be
U P DAT E A BACKGROUND BRIEFING FROM ALLEN & OVERY
R E C E N T E TO P I C S HANDELSRECHT
A L L E N & O V E RY
I N H O U D S TA F E L
Maart 2003
WETGEVING Nieuwe wet bestrijdt grensoverschrijdende inbreuken consumentenbelangen in EU Consumentenorganisaties van andere EU-lidstaten kunnen voor de Belgische rechtbank opkomen tegen inbreuken in België die consumenten in andere lidstaten treffen.
3
Nieuwe wet consumentenkoop in aantocht In uitvoering van een Europese richtlijn buigt het parlement zich weldra over een wetsontwerp betreffende de consumentenkoop.
3
Faillissementswet van 1997 onderging eerste reparatie Reparatiewet beoogt vlottere afwikkeling en humanisering van sommige gevolgen van faillissement.
4
Nieuwe wet regelt elektronisch betalingsverkeer Nieuwe wet regelt betalingen en geldafhalingen met betaalkaarten en elektronisch bankieren.
5
Reclame, onrechtmatige bedingen en op afstand gesloten overeenkomsten voor vrije beroepen Bestaande regels inzake reclame en overeenkomsten voor vrije beroepen werden verder uitgewerkt en gegroepeerd in één wet.
5
RECHTSPRAAK Weens Koopverdrag (CISG) en nationaal recht bij internationale koopovereenkomsten Ondanks het Weens Koopverdrag, sedert 1 november 1997 ook van kracht in België, dient bij internationale koopovereenkomsten vaak teruggegrepen naar het nationale recht.
6
EEX waakt over vrij verkeer van vonnissen binnen EU Omwille van vrij verkeer van vonnissen binnen EU kan uitvoerbaarheid vonnis andere lidstaat slechts uitzonderlijk worden opgeschort.
7
EEX en de bevoegde rechtbank bij internationale koopovereenkomsten Bevoegde rechtbank bij internationale koopovereenkomsten volgens artikel 5 EEX-Verordening: verfijning of complicatie?
8
RECENTE TOPICS HANDELSRECHT
Maart 2003
Dagvaarding van Duitse debiteur voor Belgische rechtbank blijft problematisch Europese verordening brengt geen oplossing voor perikelen bij dagvaarding van Duitse partij voor Belgische rechtbank.
8
Hof van Cassatie: overeenkomst nietig bij fraude zelfs al is één partij onschuldig Frauduleuze overeenkomst die algemeen belang schaadt is absoluut nietig, ook als één contractpartij zich van geen kwaad bewust is.
9
Hof van Cassatie: bij ernstige wanprestatie eerst beëindiging contract en nadien controle rechter Bij ernstige fout contractpartij kan wederpartij, na laatste ingebrekestelling, overeenkomst op eigen risico beëindigen zonder groen licht rechter af te wachten.
9
Transportverzekering niet onderworpen aan Landverzekeringswet van 1992 De Landverzekeringswet van 25 juni 1992 is niet van toepassing op de transportverzekering zodat hier arbitrage steeds mogelijk blijft.
2
ALLEN & OVERY
10
Maart 2003
RECENTE TOPICS HANDELSRECHT
WETGEVING
NIEUWE WET CONSUMENTENKOOP IN AANTOCHT
NIEUWE WET BESTRIJDT GRENSOVERSCHRIJDENDE INBREUKEN CONSUMENTENBELANGEN IN EU
Ingevolge een Europese richtlijn van 19 mei 1998 moesten alle EU-lidstaten uiterlijk op 1 januari 2001 hun wetgeving aanpassen om grensoverschrijdende schendingen van collectieve consumentenbelangen aan te pakken. De Europese Commissie stelt op aanwijzing van de lidstaten een lijst op van openbare en/of private consumentenorganisaties in elke lidstaat die bevoegd zijn om een rechtsvordering in te stellen in de lidstaat van de overtreder. De lijst van deze “bevoegde instanties” wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. In België werd de richtlijn – laattijdig – omgezet door de Wet van 26 mei 2002. Bij ongeoorloofde praktijken georganiseerd vanuit België met gevolgen voor de consumenten in een andere lidstaat, kunnen de “bevoegde instanties” van deze lidstaat naar de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel van Brussel stappen om in een kortgedingprocedure de staking te laten bevelen van ongeoorloofde handelingen op het vlak van handelspraktijken (misleidende reclame, verkoop op afstand, …), consumentenkrediet, televisieomroep, reisorganisatie, reclame voor geneesmiddelen en timesharing. Ook kan de Voorzitter bevelen dat de overtreder op zijn kosten een uittreksel van het vonnis of een rechtzetting publiceert. Weigert de overtreder deze publicatie te doen, riskeert hij een geldboete van 5 000 tot 100 000 euro (inclusief opdeciemen). Omgekeerd bepaalt de Wet dat Belgische consumentenverenigingen die vertegenwoordigd zijn in de Raad voor het Verbruik of erkend zijn door de Minister, bevoegd zijn om de Belgische consumentenbelangen te verdedigen voor de rechtbanken van de andere lidstaten.
Ingevolge een Europese richtlijn van 1999 moesten de lidstaten tegen 1 januari 2002 hun wetgeving harmoniseren op het vlak van wettelijke garanties bij verkoop aan consumenten. België heeft de deadline niet gehaald. Een wetsontwerp, dat nog door het parlement dient gesluisd, voorziet de inlassing in het Burgerlijk Wetboek van een aantal artikelen die de tekst van de richtlijn grotendeels overnemen. De nieuwe regeling zal zich beperken tot de wettelijke garanties van de koper bij niet-conformiteit van aangekochte consumptiegoederen. Hierbij zal worden afgestapt van de “dubbele verplichting” die het Belgische recht de verkoper oplegt (conforme levering en vrijwaring voor verborgen gebreken): bij de consumentenkoop zal elke klacht van de koper vallen onder één noemer, het “gebrek aan overeenstemming”, waar voor de consument duidelijke garanties en remedies moet krijgen. Het wetsontwerp voorziet in dit verband een aantal termijnen: een garantietermijn van twee jaar vanaf de levering en een verjaringstermijn van één jaar vanaf de vaststelling van het gebrek. De garantie zal ook gelden voor een foutieve installatie door de verkoper en zelfs voor een verkeerde montage door de consument als zulks te wijten is aan een gebrekkige handleiding (de zg. “IKEA-clausule”). Critici hebben nu reeds bedenkingen bij het wetsontwerp. Door afzonderlijke garantieregels te voorzien ten behoeve van de consument, en de oude regeling van het Burgerlijk Wetboek onaangeroerd te laten voor de overige koopovereenkomsten, dreigt het kooprecht in België onoverzichtelijk te worden. Daarnaast zijn internationale koopovereenkomsten in toenemende mate onderworpen aan het Weens Koopverdrag (CISG) waaraan de nieuwe garantieregeling voor consumenten overigens gedeeltelijk ontleend is. Afwachten of het parlement oren zal hebben voor deze kritiek.
Binnen de EU kan de overtreder dus voortaan niet meer ontsnappen aan het gerecht door onwettige praktijken die de consumenten schaden, vanuit een andere lidstaat te organiseren.
ALLEN & OVERY
3
RECENTE TOPICS HANDELSRECHT
F A I L L I S S E M E N T S W E T VA N 1 9 9 7 ONDERGING EERSTE REPARATIE
Het Belgische insolventierecht werd grondig gewijzigd door de Faillissementswet van 8 augustus 1997 en de Wet op het Gerechtelijk Akkoord van 17 juli 1997, beide in werking getreden op 1 januari 1998. De “reparatiewet” van 4 september 2002 zet een aantal anomalieën en tegenstrijdigheden van de Faillissementswet van 1997 recht, en beoogt tevens de faillissementsprocedure efficiënter te laten verlopen en sommige gevolgen ervan te humaniseren. De Wet op het Gerechtelijk Akkoord zal een afzonderlijke reparatiebeurt krijgen. De meest in het oog springende ingreep van d e reparatiewet ligt op het domein van de “verschoonbaarheid” die sedert 1997 voor de exgefailleerde een fresh start (vrij van schulden) mogelijk maakt. De verschoonbaarheid is voortaan uitgesloten voor rechtspersonen (vennootschappen) die thans na sluiting van het faillissement steeds automatisch worden ontbonden en ophouden te bestaan. De gefailleerde handelaar (natuurlijke persoon) kan nog steeds van de gunstmaatregel genieten indien hem geen zware tekortkomingen kunnen worden aangerekend. Werd hij veroordeeld voor bepaalde misdrijven zoals verduistering van activa, diefstal, oplichting, fraude inzake boekhouding e.d. blijft de verschoonbaarheid uitgesloten zoals voorheen. De verschoonbaar verklaarde gefailleerde is bevrijd van zijn openstaande schulden. Nieuw is dat voortaan ook de natuurlijke personen die zich kosteloos borg hebben gesteld voor deze gefailleerde alsook de echtgenoot die mede gehouden was, van hun verbintenissen bevrijd zijn. De uitbreiding van de verschoonbaarheid naar de “borg uit vrijgevigheid” wordt door sommigen een discriminatie genoemd voor andere borgen, onder andere bestuurders die zich borg stelden voor een gefailleerde vennootschap, nu deze laatste voortaan uitgesloten is van de verschoonbaarverklaring. De reparatiewet voorziet verder een aantal maatregelen die een snellere en efficiëntere afwikkeling van het faillissement ten goede moeten komen. Zo moet men vanaf nu bij “het neerleggen van de
4
ALLEN & OVERY
Maart 2003
boeken” op de griffie niet alleen de balans en de boeken inleveren doch ook een lijst met naam en adres van klanten en leveranciers, het personeelsregister en de gegevens betreffende sociaal secretariaat, sociale kassen, vakbondsafvaardiging e.d. Faillissementen waar weinig of geen activa zijn, kunnen sneller worden gesloten. Zijn er wel activa aanwezig, kan de curator de tegeldemaking reeds starten na de verificatie van de schuldvorderingen (maximum 60 dagen na de faillietverklaring). Voor rechtsgedingen waarin de gefailleerde betrokken is op het moment van de faillietverklaring, werd een nieuwe regeling uitgewerkt om vertraging en nutteloze procedures tegen te gaan. De curator moet voortaan onmiddellijk de balans verifiëren en zo nodig verbeteren. Is er geen balans neergelegd of is zij onvolledig, moet de curator deze opmaken desnoods met de hulp van een accountant. De bestuurders en zaakvoerders van de failliete vennootschap riskeren in dat geval op te draaien voor de kosten van de balans. Ook van de schuldeisers wordt een grotere zorgvuldigheid verwacht bij de aangifte van hun schuldvordering. Wie een onvolledige aangifte indient, en met name nalaat eventuele voorrechten, hypotheek- of pandrechten te vermelden, riskeert vanaf nu dat de curator de schuldvordering volledig verwerpt of ze beschouwt als niet bevoorrecht. Wat betreft grensoverschrijdende faillissementen binnen de EU, werd de Faillissementswet in overeenstemming gebracht met de Europese Insolventieverordening die sedert 31 mei 2002 rechtstreeks van toepassing is in België (zie “Update Recente Topics Handelsrecht” van juni 2001). De “reparatiewet faillissement” bevat ook een belangrijke aanvulling van het Wetboek van Vennootschappen. Voortaan kan elke individuele schuldeiser de bestuurders van een gefailleerde vennootschap aanspreken wegens een “kennelijk grove fout” die mee aan de basis ligt van het faillissement. Vroeger kon deze vordering enkel worden ingesteld door de curatoren, die er echter weinig gebruik van maakten. Men verwacht dat onder andere de fiscus in de strijd tegen de georganiseerde fiscale fraude zijn toevlucht zal nemen tot deze actiemogelijkheid. Als dekmantel voor
Maart 2003
RECENTE TOPICS HANDELSRECHT
criminele activiteiten wordt vaak gebruik gemaakt van schermvennootschappen die door middel van een faillissement worden opgedoekt, en de fiscus kan de (feitelijke) bestuurders van dergelijke vennootschappen nu gemakkelijker aanpakken. Volgens de nieuwe wet zal iedere vorm van georganiseerde fiscale fraude in de zin van de Witwaswet van 1993 automatisch gelden als “kennelijk grove fout” waar voor de bestuurders moeten opdraaien in geval van faillissement.
De wet regelt duidelijk de verplichtingen van uitgever én houder in geval van diefstal of verlies. De houder moet de uitgever onverwijld inlichten omtrent verlies, diefstal of ieder frauduleus gebruik. Vóór deze kennisgeving draagt de houder zelf het risico, weliswaar beperkt tot maximum 150 euro tenzij hij op grove wijze nalatig is geweest (bv. door de geheime code te noteren op de betaalkaart of samen met de kaart te bewaren) in welk geval de houder onbeperkt aansprakelijk is.
Het staat nu reeds vast dat het niet bij deze eerste reparatiewet zal blijven. Critici doen de ingreep van de wetgever af als een onvolledige “oppoetsbeurt” eerder dan een grondige reparatie. Ook wordt betreurd dat de Faillissementswet en de Wet op het Gerechtelijk Akkoord niet samen onder handen worden genomen.
De wet, die de gebruiker van elektronische betaalsystemen moet beschermen, is dwingend. Afwijkende contractuele bedingen zijn niet geldig, en bij inbreuken riskeert de overtreder een stakingsvorder ing voor de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel en/of een geldboete van 2 500 tot 100 000 euro (inclusief opdeciemen).
NIEUWE WET REGELT ELEKTRONISCH
RECLAME, ONRECHTMATIGE BEDINGEN
B E TA L I N G S V E R K E E R
EN OP AFSTAND GESLOTEN OVEREENKOMSTEN VOOR VRIJE BEROEPEN
Op 1 februari 2003 trad een wet van 17 juli 2002 in werking die, in navolging van een Europese aanbeveling, de gebruiker van elektronische betalingsinstrumenten beter moet beschermen. De wet beoogt alle elektronische transacties en geldafhalingen met betaal- of kredietkaarten, per telefoon of via internet, en sommige transacties met oplaadbare kaarten (zoals Proton). De uitgever van elektronische systemen (betaalkaarten of elektronisch bankieren) heeft zowel vóór het afsluiten van de overeenkomst als daarna een aantal informatieverplichtingen tegenover de houders (zowel consumenten als professionelen) aangaande de gebruiksmogelijkheden, de voorwaarden en de uitgevoerde transacties. De uitgever van elektronische instrumenten draagt verder specifieke verantwoordelijkheden, zoals de risico’s voor elke verzending van een betalingsinstrument aan de houder, het geheimhouden van de identificatiecode en het bijhouden van een interne registratie van de transacties over de laatste vijf jaar.
Op 30 november 2002 werd de Wet van 2 augustus 2002 van kracht die de bestaande wetgeving inzake misleidende reclame en oneerlijke bedingen inzake vrije beroepen groepeert en in overeenstemming brengt met drie Europese richtlijnen. Elke misleidende reclame blijft uiteraard verboden. Vergelijkende reclame, waarbij uitdrukkelijk of impliciet verwezen wordt naar een concurrent of door deze laatste aangeboden goederen of diensten, is mogelijk voor vrije beroepen althans voor zover deze reclame de goede naam van de concurrenten niet schaadt en niet voor verwarring zorgt en voor zover disciplinaire overheden (zoals de Orde der Geneesheren en de Orde van Advocaten) de vergelijkende reclame niet beperken of verbieden. De titularis zal zich verder onthouden van onrechtmatige bedingen in de overeenkomsten met zijn cliënten. Bedoeld worden toetredingsovereenkomsten of onevenwichtige clausules ten nadele van de cliënt. Een bijlage bij de
ALLEN & OVERY
5
RECENTE TOPICS HANDELSRECHT
wet geeft een opsomming van een aantal bedingen die hoe dan ook verboden en nietig zijn. De Commissie voor Onrechtmatige Bedingen opgericht ingevolge de Handelspraktijkenwet van 1991, kan aanbevelingen en voorstellen doen aan de bevoegde ministers en aan de professionele instanties.
Maart 2003
Het CISG lost echter lang niet alle problemen op bij betwistingen uit internationale koopovereenkomsten. Vaak dient teruggegrepen naar het toepasselijk nationale recht en dit kan voor verrassingen zorgen. l
De beoefenaar van een vrij beroep die zijn goederen of diensten wenst aan te bieden “op afstand” d.w.z. per brief, fax, telefoon of internet, moet voortaan bepaalde regels in acht nemen. Zo moet hij de cliënt welbepaalde inlichtingen verstrekken, en ermee rekening houden dat de cliënt steeds van de overeenkomst kan afzien gedurende een bedenktijd van zeven dagen.
De Rechtbank van Koophandel te Namen deed in januari 2002 uitspraak in een geschil ingeleid door een Belgische fabrikant tegen een Duitse koper in betaling van een machine geleverd in november 1998. De Duitse koper weigerde een gedeelte van de koopsom te betalen, en eiste integendeel schadevergoeding wegens laattijdige levering. De Duitse koper beweerde dat het Duitse recht van toepassing was omdat de overeenkomst in het Duits was opgesteld en een verwijzing bevatte naar leveringsvoorwaarden van een Duitse beroepsvereniging. De rechtbank gaf hem ongelijk. Zowel in België als in Duitsland was het CISG reeds in werking getreden toen de verkoopovereenkomst in november 1998 ondertekend werd, en partijen hadden het CISG niet uitdrukkelijk uitgesloten.
Inbreuken op de wet kunnen aanleiding geven tot een stakingsvordering voor de Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg en tot strafsancties. De bepalingen van de wet zijn dwingend. De cliënt kan er niet rechtsgeldig afstand van doen, ook niet door zich te onderwerpen aan het recht van een staat buiten de EU.
RECHTSPRAAK Conform het CISG moest de Duitse koper op het achterstallige saldo interesten betalen vanaf de ver valdag van de factuur, zonder dat een voorafgaande ingebrekestelling vereist w a s . De Belgische verkoper, die geen uitdrukkelijke ingebrekestelling had verstuurd, kreeg dankzij het CISG méér interesten dan wat hij onder het (destijds) geldende Belgisch recht had kunnen eisen. In dit verband dient gezegd dat een recente Belgische wet (omzetting van een Europese richtlijn) voor handelstransacties tussen onderneming gesloten na 7 augustus 2002, wél nalatigheidsinteresten toekent zonder voorafgaande ingebrekestelling.
WEENS KOOPVERDRAG (CISG) EN N ATIONAAL RECHT BIJ INTERNATIONALE KOOPOVEREENKOMSTEN
Het Weens Koopverdrag van 11 april 1980 (internationaal gebruikte afkorting: “CISG”) is in principe van toepassing op internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken die (1) zijn afgesloten tussen partijen gevestigd in verdragsluitende staten (inmiddels reeds meer dan 60 staten wereldwijd), of die (2) beheerst worden door het recht van een verdragsluitende staat. De bepalingen van het CISG komen dan in de plaats van het interne (bv. Belgische) recht, althans voor materies die door het CISG geregeld worden, en voor zover partijen de toepassing van het CISG niet geheel of gedeeltelijk hebben uitgesloten in het contract.
6
ALLEN & OVERY
l
De Rechtbank van Koophandel te Ieper had een jaar tevoren, in januari 2001, uitspraak gedaan in een geschil ingeleid door een Italiaanse firma die in 1993 resp. in 1998 koelinstallaties had geleverd aan een Belgische groothandelaar. De Italiaanse firma eiste voor de koelinstallatie geleverd in 1998 een saldo van circa 1 000 000 oude Belgische franken, doch de Belgische koper beweerde dat hij dit bedrag
Maart 2003
RECENTE TOPICS HANDELSRECHT
mocht inhouden bij wijze van schadevergoeding voor gebreken van de in 1993 geleverde installatie. Het CISG was van toepassing op beide verkoopovereenkomsten. Sommige materies waarover de rechtbank zich moest buigen worden echter niet geregeld in het CISG, zodat diende teruggegrepen naar het op de contracten toepasselijke nationale recht, zijnde het Italiaanse recht. Wat betreft de hoofdvordering was er discussie omtrent de toepasselijke rentevoet. De Italiaanse leverancier rekende 8 % interesten per jaar aan volgens zijn factuurvoorwaarden, doch deze waren volgens de rechtbank niet geldig aanvaard door de Belgische koper. Het CISG bepaalt de interestvoet niet zodat de Italiaanse wettelijke rentevoet van toepassing was. Bij gebreke aan gegevens omtrent deze rentevoet paste de rechtbank uiteindelijk (ten onrechte) de Belgische wettelijke interestvoet van 7 % toe. Neteliger was het probleem van de verjaring van de vordering die de Belgische koper op tegeneis had ingesteld wegens gebreken van de in 1993 geleverde koelinstallatie. Het CISG stelt geen verjaringstermijn vast voor het instellen van de rechtsvordering. Er diende dus teruggegrepen naar het Italiaanse recht dat een korte verjaringstermijn voorziet van één jaar vanaf de levering. Vermits de installatie geleverd was in 1993 ontsnapte de Italiaanse leverancier aan de (pas in 2000 ingestelde) tegenvordering van de Belgische koper. De toepassing van het nationale verjaringsrecht op vorderingen uit internationale koopovereenkomsten kan dus voor onaangename verrassingen zorgen, en is vaak onverzoenbaar met het CISG dat de koper een termijn van twee jaar geeft vanaf de levering om de verkoper in kennis te stellen van een gebrek van de koopwaar: inmiddels kan de verjaringstermijn voor het instellen van de rechtsvordering, volgens het toepasselijke nationale recht, reeds verstreken zijn! Dit probleem is enkel op te lossen door een uniforme regeling van de verjaringstermijnen die aansluit op het CISG. Reeds sedert 1974 bestaat
de Verjaringsconventie van New York doch vele CISG-staten, waaronder België, hebben deze conventie nog steeds niet geratificeerd.
EEX WAAKT OVER VRIJ VERKEER VAN VONNISSEN BINNEN EU
In een geschil voor de rechtbank van ‘s-Hertogenbosch bekwam de eiser een uitvoerbaar vonnis tegen zijn debiteur. Deze laatste tekende hoger beroep aan bij het Gerechtshof van ‘s-Hertogenbosch, doch de eiser wenste inmiddels in België beslag te leggen op de goederen van de debiteur, en bekwam op eenzijdig verzoekschrift van de rechtbank te Hasselt een beslissing van uitvoerbaarverklaring (“exequatur”) van het Nederlands vonnis. De debiteur legde zich hier niet bij neer. Hij tekende verzet aan tegen het exequatur en vroeg de rechtbank van Hasselt om haar beslissing omtrent de uitvoerbaarheid in België van het Nederlands vonnis op te schorten totdat het beroep tegen dit vonnis in Nederland zou zijn afgehandeld. De rechtbank van Hasselt wees dit verzet af omdat de debiteur zich beriep op argumenten ten gronde waarover enkel de Nederlandse rechter zich had uit te spreken. Het Hasseltse vonnis ligt volledig in de lijn van de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie en van de geest van het EEX-Verdrag van 1968 (inmiddels vervangen door de EEX-Verordening) waarbij het vrij verkeer van vonnissen centraal staat. Wordt in een lidstaat een uitvoerbaar vonnis geveld, dan moet in principe executie (beslag) in de andere EU-lidstaten mogelijk zijn. De rechters van deze andere lidstaten kunnen enkel controle uitoefenen op de formele vereisten van het vonnis doch mogen niet de juistheid ervan nagaan. Ingeval in het land van herkomst nog een verzet of hoger beroep hangende is, mag de exequaturrechter zich in geen geval mengen in het debat ten gronde. Ook onder de EEX-Verordening (die vanaf 1 maart 2002 in de plaats kwam van het EEXVerdrag) is het de bedoeling om slechts in uitzonderlijke gevallen de uitvoerbaarheid van een vonnis van een andere lidstaat op te schorten.
ALLEN & OVERY
7
RECENTE TOPICS HANDELSRECHT
EEX EN DE BEVOEGDE RECHTBANK BIJ I N T E R N AT I O N A L E KOOPOVEREENKOMSTEN
Vele internationale overeenkomsten bevatten een bevoegdheidsclausule om te weten voor welke rechtbank eventuele geschillen dienen uitgevochten. Bij gebreke aan dergelijke clausule, dient tussen EUlidstaten teruggegrepen naar de EEX-regels.
Maart 2003
De EEX-Verordening heeft dus geen vereenvoudiging meegebracht, en ook het nationaal recht blijft van belang voor de bevoegdheid van de rechtbank, onder andere om na te gaan of een contractuele clausule omtrent de “plaats van uitvoering” geldig is. En bij deze toetsing van contractuele bedingen hanteren de rechtbanken in de verschillende EU-lidstaten niet dezelfde criteria.
DAGVAARDING VAN DUITSE DEBITEUR
Reeds onder het EEX-Verdrag van 1968 (artikel 5) gold de regel dat voor overeenkomsten de rechter bevoegd is van de plaats van uitvoering van de verbintenis waarop de rechtsvordering is gesteund. De EEX-Verordening (in werking seder t 1 maart 2002) heeft dit artikel 5 verfijnd voor internationale koopovereenkomsten: voortaan geldt als “plaats van uitvoering” de plaats van levering, tenzij partijen anders zijn overeengekomen. Twee maanden na de inwerkingtreding van de EEXVerordening deed de Rechtbank van Koophandel te Hasselt uitspraak in twee zaken waar discussie was omtrent de “plaats van uitvoering” van een koopovereenkomst. Een Belgische verkoper had een Duitse koper gedagvaard wegens onbetaalde facturen. De contractvoorwaarden bevatten geen geldige bevoegdheidsclausule, zodat de rechter zijn bevoegdheid moest toetsen aan artikel 5 van de EEX-Verordening. De goederen waren niet in België geleverd zodat België, op het eerste gezicht, niet de “plaats van uitvoering” was. Volgens de factuurvoorwaarden moest de koper echter betalen ter woonplaats van de leverancier, en de rechtbank beschouwde dit als een afwijkende overeenkomst van de partijen omtrent de “plaats van uitvoering”. Overeenkomstig het Belgisch recht is dergelijke betalingsclausule geldig, zodat de rechtbank van Hasselt bevoegd was. De door de EEX-Verordening ingevoerde verfijning, met name de plaats van levering als vermoedelijke plaats van uitvoering, zal in vele gevallen moeten wijken voor hetgeen partijen anders zijn overeengekomen. Zo gold in de twee vonnissen van de Hasseltse rechtbank de plaats van betaling als plaats van uitvoering.
8
ALLEN & OVERY
VOOR BELGISCHE RECHTBANK BLIJFT P R O B L E M AT I S C H
Een Belgische firma moest uiterlijk op 25 oktober 1991 een Duitse rederij voor de rechter dagen wegens averij van een lading bananen vervoerd per schip vanuit Ecuador. De dagvaarding werd op 25 oktober 1991 overhandigd aan de Procureur des Konings te Brugge, doch kwam pas op 12 november 1991 aan bij de Voorzitter van het Amtsgericht van Hamburg. Het Hof van Beroep te Gent oordeelde dat de verjaring wel degelijk gestuit was door de overhandiging van de dagvaarding aan de Procureur des Konings op 25 oktober 1991. De Duitse rederij trok naar het Hof van Cassatie dat haar uiteindelijk gelijk gaf. Krachtens internationale verdragen van 1954 en 1965 en een bilaterale Overeenkomst van 1959 moest de dagvaarding door het Belgische parket worden toegezonden aan de Voorzitter van de Duitse rechtbank, en pas toen deze laatste de stukken ontving was de dagvaarding betekend en de verjaring gestuit. Een Europese verordening die inmiddels op 31 mei 2001 rechtstreeks van toepassing werd in alle lidstaten, moest de betekening van dagvaardingen en andere gerechtelijke stukken binnen de EU vereenvoudigen en harmoniseren. Sommige regels van deze verordening zijn echter facultatief en de lidstaten kunnen de toepassing er van op hun grondgebied uitsluiten of aan bepaalde voorwaarden onderwerpen. Het gevolg hiervan is, dat onder andere voor Duitsland alles bij het oude is gebleven en de dagvaarding van een partij in Duitsland in de praktijk nog steeds moet gebeuren zoals voorheen,
Maart 2003
RECENTE TOPICS HANDELSRECHT
zodat de Belgische eiser in onzekerheid blijft omtrent het tijdstip waarop de dagvaarding in Duitsland betekend is.
De onschuldige contractpartij die onaangenaam verrast wordt door een nietigverklaring van de overeenkomst, kan dus toch op enig begrip rekenen van de rechter.
H O F VA N C A S S AT I E : OV E R E E N KO M S T NIETIG BIJ FRAUDE ZELFS AL IS ÉÉN
HOF VAN CASSATIE: BIJ ERNSTIGE
PARTIJ ONSCHULDIG
WANPRESTATIE EERST BEËINDIGING CONTRACT EN NADIEN CONTROLE RECHTER
Een verkoper van voer tuigen had een BTWcarrousel opgezet en verkocht wagens aan een niets vermoedende koper, met de bedoeling om de BTW te ontduiken. De fraude kwam aan het licht, en om de aftrek en de teruggave van de BTW te vermijden vorderde de fiscus de nietigverklaring van de koopovereenkomsten wegens ongeoorloofde oorzaak, alhoewel de koper geen weet had van de fraude. De koper die de nietigheid van de overeenkomsten betwistte, kreeg aanvankelijk gelijk. Het Hof van Beroep te Luik weigerde de koopovereenkomsten te vernietigen omdat de koper niet op de hoogte was van het opzet van de verkoper. Het Hof van Cassatie verbrak in oktober 2000 deze beslissing en oordeelde dat de rechter kan ingrijpen zodra één partij ongeoorloofde oogmerken heeft. Volgens het Hof van Cassatie primeert het algemeen belang (de fiscus) op de private belangen van de onschuldige contractpartij. Het hoogste rechtscollege gaat daarmee in tegen een meerderheidsopvatting in de rechtsleer die meent dat de ongeoorloofde beweegredenen “gemeen” moeten zijn aan beide partijen om de overeenkomst nietig te verklaren. In een commentaar bij het arrest wordt het standpunt van het Hof van Cassatie bijgetreden, en wordt erop gewezen dat de “onschuldige” contractpartij, die niet op de hoogte was van de ongeoorloofde praktijken, geenszins wordt opgeofferd aan het algemeen belang vermits zij beschermd wordt door andere rechtsregels. In het beoordeelde geval kon de bonafide koper zijn schade verhalen op de malafide verkoper. Verder kan de rechter bij nietigverklaring van een reeds uitgevoerde overeenkomst de teruggave van het reeds gepresteerde weigeren wanneer de billijkheid gebiedt dat één contractpartij zwaarder wordt getroffen dan de andere.
Komt een contractpartij ernstig tekort aan haar verplichtingen, kan de wederpartij haar hiertoe verplichten hetzij de overeenkomst laten ontbinden. Volgens de traditionele leer moest de rechter eerst uitspraak doen. Hij kon immers in bepaalde omstandigheden nog uitstel verlenen aan de in gebreke zijnde partij. Omwille van de snelheid en efficiëntie in het handelsverkeer zijn rechtspraak en rechtsleer steeds meer gewonnen voor de idee dat een contractpartij op eigen gezag en risico beslist de overeenkomst te beëindigen wegens wanprestatie van de wederpartij, waarbij de rechter eventueel nadien nagaat of zulks terecht is geschied. Het Hof van Cassatie heeft in twee opmerkelijke arresten van 2 mei 2002 dit principe bevestigd. In het ene geval ging het om een beroepsvereniging die ernstig in gebreke bleef haar statutair doel waar te maken zodat een lid onmiddellijk uittrad en geen bijdragen meer betaalde. In de tweede zaak ging het om een aannemer die een veranda onvakkundig had geplaatst en niet reageerde op een ingebrekestelling van de bouwheer om herstellingen uit te voeren waarna deze laatste het contract verbrak en beroep deed op een derde aannemer. Vooral in het laatste geval werd de nadruk gelegd op de noodzaak van een snelle oplossing die niet te rijmen valt met een voorafgaande rechterlijke controle. Nochtans is de beëindiging van een overeenkomst wegens wanprestatie in principe slechts mogelijk na ingebrekestelling van de wederpartij zodat deze weet wat haar boven het hoofd hangt en nog een ultieme kans krijgt om haar verplichting na te komen. Slechts in uitzonderlijke omstandigheden, en wanneer partijen uitdrukkelijk een clausule hebben
ALLEN & OVERY
9
RECENTE TOPICS HANDELSRECHT
onderschreven “ontbinding van rechtswege en zonder voorafgaande ingebrekestelling” kan de overeenkomst ontbonden worden door het enkele feit van de wanprestatie. Dergelijke situaties zijn eerder zeldzaam. Dit ondervond een autoverhuurbedrijf dat het contract met haar agent had verbroken zonder voorafgaande ingebrekestelling en hiervoor door het Hof van Beroep te Antwer pen werd teruggefloten en veroordeeld tot betaling van een verbrekingsvergoeding.
Maart 2003
Voor alle verdere inlichtingen kunt u terecht bij: Luc Demeyere Tel: +32 3 287 73 09 Jan Van Celst Tel: +32 3 287 73 07
ALLEN & OVERY Uitbreidingstraat 80 2600 Antwerpen Tel: +32 3 287 72 22 Fax: +32 3 287 72 44
TRANSPORTVERZEKERING NIET O N D E RWO R P E N A A N LANDVERZEKERINGSWET VAN 1992
Koen Van den Broeck Tel: +32 2 780 26 15 Joost Everaert Tel: +32 2 780 26 07
Een lading textielgoederen die over de weg diende vervoerd van Desselgem naar Rusland kwam nooit aan ter bestemming. De Engelse ladingbelanghebbende dagvaardde de Belgische transporteur voor de Rechtbank van Koophandel te Ieper. De transporteur betwistte de feiten niet doch riep zijn verzekeraar in zake en stelde dat de eiser dit maar rechtstreeks moest uitvechten met de transportverzekeraar. Deze laatste wierp op dat de rechtbank onbevoegd was ingevolge een arbitragebeding in de polis. De rechtbank moest de verzekeraar gelijk geven. De Landverzekeringswet van 25 juni 1992 voorziet weliswaar dat een arbitragebeding in een verzekeringspolis niet geldig is, doch sedert een wetswijziging van maart 1994 werd de transportverzekering (met uitzondering van de bagage- en verhuisverzekeringen) radicaal onttrokken aan de Landverzekeringswet, zodat hier nog steeds de oude Verzekeringswet van 11 juni 1874 van toepassing is en die verbiedt arbitrage niet. De vordering van de transporteur tegen zijn verzekeraar kon dus niet door de rechtbank beslecht worden.
ALLEN & OVERY Tervurenlaan 268A 1150 Brussels Tel: +32 2 780 22 22 Fax: +32 2 780 22 44 www.allenovery.com Allen & Overy is een internationaal advocatenkantoor met circa 2 400 advocaten, verspreid over 26 belangrijke centra in de hele wereld. In België telt Allen & Overy meer dan 150 advocaten die vanuit Brussel en Antwerpen een volledige juridische dienstverlening aanbieden aan bedrijven. Allen & Overy gebruikt uw persoonsgegevens om u op de hoogte te houden van ontwikkelingen in de juridische sfeer en om u uit te nodigen op seminaries en evenementen. U heeft het recht tot toegang tot uw gegevens en tot verbetering in geval van fouten. Voor meer informatie kan u terecht bij de Privacy Commissie, Waterloolaan 115, 1000 Brussel. Om uw gegevens uit ons bestand te laten schrappen volstaat het een email te sturen naar
[email protected].
De Engelse ladingbelanghebbende kon de transportverzekeraar evenmin aanspreken, want ook de rechtstreekse vordering van de benadeelde is een innovatie van de Landverzekeringswet van 1992 die niet voor de transportverzekering geldt. De transportverzekeraar ontsnapte voor de rechtbank dus aan iedere vordering.
© ALLEN & OVERY maart 2003. Deze Update verstrekt enkel algemene informatie en houdt geen advies in. 10
ALLEN & OVERY
MK302103 03/03