Auteur Bruno De Pauw
Onderwerp Vaststelling van de toepasselijke socialezekerheidswetgeving bij een internationale tewerkstelling. Hoofdregels.
Datum oktober 2004
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M& D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud.
© M&D Seminars – november 2004
M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 – 9000 GENT TEL 09/224 31 46 – FAX 09/225 32 17 – E-mail:
[email protected] – www.mdseminars.be
VASTSTELLING VAN DE TOEPASSELIJKE SOCIALEZEKERHEIDSWETGEVING Deze regels liggen vervat in Titel II (art. 13-17bis) van verordening nr. 1408/71.
Afdeling 1: Hoofdregels Onder voorbehoud van artikel 14 quater en 14 septies zijn degenen op wie de Verordening van toepassing is, slechts aan de wetgeving van één enkele lidstaat onderworpen (artikel 13 lid 1)1. De lidstaat waar de woonplaats van een werknemer gelegen is mag dus bijvoorbeeld niet, op basis van zijn interne wetgeving, bijdragen heffen op het loon dat de werknemer in een andere lidstaat heeft verdiend en waarop uit dien hoofde de sociale wetgeving van die andere lidstaat is toegepast2. Dit wordt het principe van eenheid of uniciteit van wetgeving genoemd. De communautaire wetgever was van mening dat het vrij verkeer het meest gestimuleerd zou worden indien personen maar onder één nationaal socialezekerheidsstelsel tegelijk zouden vallen voor het geheel van hun professionele activiteiten3. Vanwege de specifieke situatie van studenten is het niet mogelijk geweest regels betreffende de toepasselijke wetgeving op te stellen. Toch moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat er een dubbele bijdrage wordt betaald of dat er een dubbel recht op prestaties ontstaat. Studenten die hun studie of opleiding volgen in het buitenland, hebben via het de Europese ziekteverzekeringskaart (afgeleverd door de mutualiteit) recht op alle noodzakelijke vormen van medische zorg, ook als deze niet dringend van aard zijn4. Het begrip werkzaamheden komt in zowat elk artikel van Titel II van Verordening (EEG) nr. 1408/71 voor. Op het eerste gezicht is dit een zeer eenduidig en gemakkelijk te hanteren begrip: het gaat om beroepsbezigheden, om het verrichten van arbeid. Een onderwerping als gepensioneerde of werkloze valt er dan ook niet onder. Het begrip werkzaamheden is echter complexer dan het lijkt. Volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof van Justitie te Luxemburg blijkt dat, bij de uitlegging van een gemeenschapsrechtelijke bepaling, niet uitsluitend bij de daarin gebruikte bewoordingen te rade dient worden gegaan, doch in
1
H.V.J. 15 februari 2000, COMMISSIE vs. FRANSE REPUBLIEK, C-169/98 en C-34/98, i.v.m. de Contribution sociale généralisée en de Contribution pour le remboursement de la dette sociale die, weliswaar in het kader van een fiscalisering, specifiek waren bestemd voor de financiering van het Franse socialezekerheidsstelsel en als dusdanig onder het verbod op dubbele onderwerping vallen. Het al dan niet bestaan van tegenprestaties in de vorm van uitkeringen is zonder belang. 2 H.V.J. 5 mei 1977, PERENBOOM, 102/76 3 H.V.J. 3 mei 1990, KITS VAN HEIJNINGEN, C-2/89, punt 12 4 X., “Alles over ambtenaren en … studenten”, Vrij verkeer en sociale zekerheid, Europese Commissie, Werkgelegenheid & sociale zaken, Bulletin nr. 1, 2001, 4. Met ingang van 1 juni 2004 is het formulier E 128 vervangen door de Europese ziekteverzekeringskaart op basis van de Besluiten nrs. 189,190 en 191 van de Administratieve Commissie, P.B. van 27 oktober 2003, L 276
B. De Pauw – socialezekerheidsaspecten internationale tewerkstelling
2
voorkomend geval dat eveneens rekening moet worden gehouden met de context ervan en de doelstellingen van de regeling waarin zij voorkomt 5. Het begrip werkzaamheden wordt door de Verordening zelf helaas niet gedefinieerd. Een logische en coherente uitlegging van de personele werkingssfeer en van het stelsel van conflictregels vereist echter dat de betrokken begrippen uit Titel II worden geïnterpreteerd met inachtneming van de definities in de aanvang van de Verordening. De uitlegging van het begrip moet dan ook berusten op de definities van de noties werknemer en zelfstandige in artikel 1, sub a). Dit verzekert een coherente toepassing doordat wordt gegarandeerd dat de conflictregels van de Verordening van toepassing zijn op al wie onder de werkingssfeer van de Verordening valt. De definities van werknemer en zelfstandige bevatten echter geen inhoudelijke bepalingen maar verwijzen naar de wettelijke verzekeringen in de verschillende lidstaten. Het Hof van Justitie heeft duidelijk gesteld in het arrest HERVEIN I6 dat de kwalificatie volgens het nationale socialezekerheidsrecht doorslaggevend is, niet de arbeidsrechtelijke rechtsverhoudingen. Of iemand beschouwd zal worden als werknemer, ambtenaar of zelfstandige hangt dan ook af van bij welk nationaal stelsel van sociale zekerheid iemand is aangesloten. Het is deze aansluiting, en niet de aard van de verrichte werkzaamheden, die ervoor zorgt dat een persoon onder de personele werkingssfeer van de Verordening valt. Twee voorbeelden uit de praktijk kunnen deze nuances mooi illustreren. Voorbeeld 1 Volgens de Griekse wetgeving zijn ingenieurs verplicht verzekerd bij een specifiek verzekeringsorgaan voor zelfstandigen, genaamd T.S.M.E.D.E. Deze aansluiting is niet gebaseerd op de uitoefening van feitelijke beroepswerkzaamheden als zodanig naar op de bijzondere status van de betrokkenen. Een probleem stelde zich voor een aantal Griekse ingenieurs die geëmigreerd waren naar België en hier, als werknemer, voltijds werkten. De T.S.M.E.D.E. bleef verder socialezekerheidsbijdragen eisen van deze personen op basis van artikel 14 quater, b van verordening nr. 1408/71, namelijk het gelijktijdig uitoefenen van werkzaamheden als werknemer in België en als zelfstandige in Griekenland. De toepassing van dit artikel had tot gevolg had dat de ingenieurs in beide Staten gescheiden onderworpen waren en de bijdragen in Griekenland weldegelijk verschuldigd waren, dit ondanks het feit dat deze ingenieurs absoluut niet meer werkten in Griekenland. Het standpunt van Griekenland is bijgetreden door de juridische dienst van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers en de andere lidstaten. Het probleem werd uiteindelijk opgelost via een individuele speciale overeenkomsten (op basis van artikel 17 van de Verordening) tussen het bevoegde Belgische en Griekse Ministerie.
Voorbeeld 2 Een lid van de raad van bestuur van een Franse société anonyme (S.A.), die geen P.D.G. of algemeen directeur is, krijgt zitpenningen voor zijn aanwezigheid bij bijeenkomsten van dit orgaan. Deze zitpenningen worden principieel volgens het Frans recht niet beschouwd als beroepsinkomsten maar als roerende inkomsten. Dit heeft voor gevolg dat deze activiteit geen aansluiting bij een 5
H.V.J. 30 januari 1997, DE JAECK, C-340/94; H.V.J. 17 november 1983, MERCK, 292/82
6
H.V.J. 30 januari 1998, HERVEIN I, C-221/95
B. De Pauw – socialezekerheidsaspecten internationale tewerkstelling
3
socialezekerheidsstelsel tot gevolg heeft en, op het niveau van de verordening, géén werkzaamheid uitmaakt. § 1. Werkzaamheden op het grondgebied van één lidstaat a) Werkzaamheden in loondienst Op degene die op het grondgebied van een enkele lidstaat werkzaamheden in loondienst uitoefent, is uitsluitend de wetgeving van die Staat van toepassing, zelfs indien de werknemer op het grondgebied van een andere lidstaat woont7 of indien de zetel van de onderneming of het domicilie van de werkgever waarbij hij werkzaam is, zich bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat (artikel 13 lid 2 sub a). Het maakt niet uit of de werknemer bij één of meerdere werkgevers in dienst is8. De regel waarbij een persoon exclusief onderworpen is in de Staat waar hij zich bevindt tijdens de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheden noemt men het werklandprincipe (lex loci laboris). Een Fransman die in Amsterdam woont en in Brussel gaat werken voor een Duitse werkgever is in België onderworpen. De Duitse werkgever is verplicht zich in te schrijven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) en dient zich te schikken naar alle verplichtingen die de Belgische socialezekerheidswetgeving oplegt aan werkgevers. De voordelen van dit werklandprincipe zijn legio: • het is vrij eenvoudig toe te passen. • de lokale arbeidsmarkt en de concurrentie worden niet verstoord, omdat iedereen onder dezelfde voorwaarden werkt. • het is niet eenvoudig om een firma te delokaliseren.
b) Werkzaamheden anders dan in loondienst. Op degene die op het grondgebied van een lidstaat werkzaamheden anders dan in loondienst9 uitoefent, is de wetgeving van die Staat van toepassing zelfs indien de betrokken persoon op het grondgebied van een andere lidstaat woont (artikel 13 sub b)10. Hier speelt eveneens het werklandprincipe. Een zelfstandige vertaler die vanuit zijn woonplaats in België vertalingen maakt voor opdrachtgevers die gevestigd zijn diverse andere lidstaten en zijn opdrachten elektronisch ontvangt en verzendt, zal onderworpen zijn aan het socialezekerheidsstelsel van de lidstaat waar hij zich bevindt tijdens het effectief maken van zijn vertalingen (m.a.w. België).
7
H.V.J. 3 mei 1990, KITS VAN HEIJNINGEN, 2/89 H.V.J. 1 maart 1973, BENTZINGER, 73/72 9 H.V.J. 23 oktober 1986, VAN ROOSMALEN, 300/84 i.v.m. een definitie van het begrip “zelfstandige” 10 H.V.J. 10 juli 1986, LUIJTEN, 60/85 8
B. De Pauw – socialezekerheidsaspecten internationale tewerkstelling
4
Artikel 3 lid 1 van het Sociaal Statuut der Zelfstandigen voert een onweerlegbaar vermoeden in dat het besturen van een vennootschap of vereniging die onderworpen is aan de Belgische vennootschapsbelasting of belasting der niet-inwoners beschouwt als het uitoefenen van een zelfstandige beroepsbezigheid in België.11 Deze regel, die in werking is sinds 1 juli 199212 heeft als doel te beletten dat bestuurders die een Belgische vennootschap vanuit het buitenland besturen via telecommunicatiemiddelen, zouden ontsnappen aan een onderwerping in België.
c) Zeelieden Op degene die zijn beroepswerkzaamheden uitoefent aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een lidstaat vaart, is de wetgeving van die Staat van toepassing (artikel 13 sub c). Het statuut van “zeeman” hangt dus af van het soort schip waarop gewerkt wordt. Naar Belgisch recht moet een “zeeschip” over een zeebrief beschikken, onderworpen zijn aan de wetten, reglementen en controle van de Zeevaartinspectie, enzovoort. Zo kan ook bijvoorbeeld een baggerschip als zeeschip geclassificeerd worden. Ten aanzien van deze hoofdregel regel gelden de volgende bijzonderheden: 1. Op degene die zijn beroepswerkzaamheden gewoonlijk niet op zee uitoefent, maar arbeid verricht in de territoriale wateren of in een haven van een lidstaat, op een zeeschip dat onder de vlag van een andere lidstaat vaart en dat zich in deze territoriale wateren of in deze haven bevindt, zonder tot de bemanning van dat schip te behoren, is de wetgeving van eerstbedoelde lidstaat van toepassing (artikel 14 ter lid 3). Dit artikel vindt in België toepassing op de zogenaamde shoregangers. Dit zijn personen die met een contract van dienstverhuring verbonden zijn aan een reder en als taak hebben arbeid aan boord van een schip te verrichten zoals bewaking, bijstand van de bemanning, onderhoudswerken, enzovoort. Zij worden voor de sociale zekerheid eveneens als zeelieden beschouwd.13 Wanneer zij arbeid aan boord van een schip verrichten blijven ze onder de Belgische sociale zekerheid ressorteren, wat ook de vlag van dat schip is. Wanneer de shoregangers werken op een schip dat onder Belgische vlag vaart, zijn ze onderworpen aan het stelsel voor zeelieden, wanneer ze werken op een schip met vreemde vlag zijn ze onderworpen aan de gewone werknemersregeling (RSZ). 2. Op degene die werkzaamheden in loondienst uitoefent aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een lidstaat vaart en voor die werkzaamheden wordt betaald door een onderneming of een persoon die haar zetel of zijn domicilie op het grondgebied van een andere lidstaat heeft, is de wetgeving van laatstbedoelde Staat van toepassing, indien hij zijn woonplaats op het grondgebied van 11
Artikel 3 lid 1 van het KB nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, B.S., 29 juli 1967, err., B.S., 2 december 1967. 12 B.S., 3 juli 1992 13 Artikel 2 van de Besluitwet betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij van 07.02.1945, B.S., 17.02.1945
B. De Pauw – socialezekerheidsaspecten internationale tewerkstelling
5
die Staat heeft; de onderneming of degene die het loon betaalt, wordt voor de toepassing van genoemde wetgeving als werkgever aangemerkt (artikel 14 ter lid 4).14 Een Belg die in België woont en, betaald door een Belgische onderneming, werkzaam is op een schip dat de Britse vlag voert, zal onderworpen zijn aan de Belgische sociale zekerheid.
d) Ambtenaren en met hen gelijkgestelden Op ambtenaren en met hen gelijkgestelden, is de wetgeving van toepassing van de lidstaat waaronder de dienst waarbij zij werkzaam zijn, ressorteert (artikel 13 sub d). De tewerkstellingsplaats van de ambtenaar speelt dus geen rol bij de bepaling van de toepasselijke wetgeving. De nationale wetgeving van de tewerkstellende lidstaat bepaalt wie het statuut van ambtenaar of gelijkgestelde bezit. Indien de ambtenaar of gelijkgestelde werkzaam is (al dan niet tijdelijk) op het grondgebied van een andere dan de tewerkstellende lidstaat, moet hij in het bezit zijn van een E 101 formulier15.
e) Dienstplichtigen Op degene die wordt opgeroepen of opnieuw wordt opgeroepen voor militaire dienst of vervangende burgerdienst in een lidstaat, is de wetgeving van die Staat van toepassing. Indien toepassing van deze wetgeving afhankelijk is van het vervullen van tijdvakken van verzekering voor de opkomst in of na het verlaten van de militaire of de vervangende burgerdienst, worden de tijdvakken van verzekering welke krachtens de wetgeving van een andere lidstaat zijn vervuld, voor zover nodig, in aanmerking genomen alsof het tijdvakken van verzekering betrof, vervuld krachtens de wetgeving van eerstbedoelde staat. De werknemer of zelfstandige die voor militaire dienst of vervangende burgerdienst wordt opgeroepen of opnieuw wordt opgeroepen, behoudt de hoedanigheid van werknemer of zelfstandige (artikel 13 sub e).
14
Dit artikel is toegepast in arrest van het H.V.J. DE PAEP (4 oktober 1991, C-196/90) dat stelt dat, wanneer de Verordening een bepaalde lidstaat als bevoegd voor de sociale zekerheid aanwijst, een bepaling in de nationale wettelijke regeling van die lidstaat, volgens welke de aansluiting bij het aldaar bedoelde stelsel van sociale zekerheid afhankelijk is van de voorwaarde dat het schip aan boord waarvan de werknemer werkzaam is onder de vlag van die lidstaat vaart, niet kan worden tegengeworpen aan de belanghebbenden. 15
Voor ambtenaren aangesloten bij de RSZ kan de aanvraag gebeuren via de portaalsite van de sociale zekerheid: www.sociale-zekerheid.be
B. De Pauw – socialezekerheidsaspecten internationale tewerkstelling
6
§ 2. Werkzaamheden op het grondgebied van verschillende lidstaten16 Eind de jaren ’90 zijn in dit verband twee arresten van het Europese Hof van Justitie geveld, namelijk DE JAECK17 en HERVEIN I18. Uit deze arresten blijkt dat elke lidstaat op wiens grondgebied een deel van de activiteiten wordt uitgeoefend het statuut (in loondienst,...) van deze activiteiten moet bepalen. Het statuut moet worden uitgelegd met inachtneming van de definities van artikel 1 sub a van de Verordening. Aan de hand van deze kwalificaties moet de toepasselijke aanwijsregel van Titel II van de Verordening bepaald worden. Met behulp van deze aanwijsregel wordt een exclusief bevoegde lidstaat (of lidstaten: artikel 14 quater, b of artikel 14 septies) aangewezen. De betrokkene zal in deze lidstaat onderworpen worden voor zijn activiteiten op het grondgebied van alle lidstaten.
a) Alle werkzaamheden worden in loondienst uitgeoefend. Op degene die op het grondgebied van twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt uit te oefenen (en niet behoort tot het rijdend, varend of vliegend personeel van een transportonderneming) is de voor zijn sociale zekerheid bevoegde lidstaat de volgende (artikel 14, lid 2, sub b)19: a.1) De werknemer verricht geen werkzaamheden in de Staat waar hij woont. • De werknemer werkt voor rekening van één werkgever of verschillende werkgevers die hun domicilie/zetel in een en dezelfde Staat hebben. Het socialezekerheidsstelsel van de Staat waar de zetel van die onderneming(en) of het domicilie van die werkgever(s) zich bevindt, is toepasselijk op de totaliteit van de activiteiten (art. 14 lid 2 sub b onder ii). Een Ier werkt als vertegenwoordiger voor twee Franse firma’s. Zijn actieterrein (klantenbezoek en prospectie) is de Benelux. Hij woont in Bonn. Toepasselijke wetgeving: Frankrijk.
16
Hoewel deze situaties, juridisch gezien, een uitzondering zijn op de hoofdregel (lex loci laboris), heb ik deze om pedagogische redenen toch ook als een hoofdregel beschouwd aangezien deze artikelen automatisch van toepassing zijn, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de detachering die uitdrukkelijk moet aangevraagd worden. 17 18
19
H.V.J. 30 januari 1998, DE JAECK, C-340/94 H.V.J. 30 januari 1998, HERVEIN I, C-221/95
B. DE PAUW., “De sociaalrechtelijke gevolgen van het regelmatig werken in verschillende landen”, Soc. Kron., maart 2000, nr. 2000.3, 105-110.
B. De Pauw – socialezekerheidsaspecten internationale tewerkstelling
7
• De werknemer werkt voor rekening van verschillende werkgevers die hun domicilie/zetel in verschillende staten hebben. Het socialezekerheidsstelsel van de Staat waar de werknemer woont, is toepasselijk op de totaliteit van de activiteiten (art. 14 lid 2 sub b onder i). Een Ier werkt als vertegenwoordiger voor een Franse en een Britse firma. Zijn actieterrein is de Benelux. Hij woont in Bonn. Toepasselijke wetgeving: Duitsland. a.2) De werknemer verricht eveneens werkzaamheden in de Staat waar hij woont. Het socialezekerheidsstelsel van de Staat waar de werknemer woont, is toepasselijk op de totaliteit van de activiteiten (art. 14 lid 2 sub b onder i). Een Ier werkt als vertegenwoordiger voor een Franse en een Britse firma. Zijn actieterrein is de Benelux. Hij woont in Brussel. Toepasselijke wetgeving: België. De betrokken werknemer dient het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woont mee te delen dat hij in verschillende Staten werkt (artikel 12 bis lid 1 van de toepassingsverordening).Dit orgaan (in België de Rijksdienst voor Sociale zekerheid - RSZ) levert een formulier E101 af, of verwijst de werknemer door naar het bevoegde orgaan van de door de Verordening aangewezen lidstaat wanneer de wetgeving van de woonstaat niet van toepassing is op de betrokken werknemer, en stelt het buitenlandse orgaan daarvan op de hoogte. In de praktijk wordt vastgesteld dat de betrokken personen vaak niet op de hoogte zijn van deze verplichting. Indien een werknemer voor twee verschillende firma’s werkt, gelegen in twee verschillende lidstaten, en dit niet aan de respectieve werkgevers meldt, zullen de twee werkgevers doorgaans elk in het eigen land socialezekerheidsbijdragen storten. Hetgeen uiteraard niet conform is met de verordening…
b) Alle werkzaamheden worden anders dan in loondienst uitgeoefend. Op degene die gewoonlijk op het grondgebied van twee of meer lidstaten werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent, is de wetgeving van de lidstaat van toepassing op het grondgebied waarvan hij woont, indien hij een deel van zijn werkzaamheden op het grondgebied van die lidstaat uitoefent (artikel 14 bis lid 2)20.
20
Beschikking van het H.V.J. van 20 oktober 2000, VOGLER, C-242/99: “Uit artikel 14bis, lid 2 vloeit voort dat op degene die in Duitsland als zelfstandige een landbouwbedrijf exploiteert en gelijktijdig, eveneens als zelfstandige, een hotel in Oostenrijk, waar hij woont, uitsluitend de socialezekerheidswetgeving van laatstgenoemde Staat van toepassing is.”
B. De Pauw – socialezekerheidsaspecten internationale tewerkstelling
8
Indien hij geen werkzaamheden uitoefent op het grondgebied van de lidstaat waar hij woont, is de wetgeving van de lidstaat van toepassing op het grondgebied waarvan hij zijn hoofdwerkzaamheden verricht. Bij de bepaling van de hoofdwerkzaamheden wordt in de eerste plaats rekening gehouden met de vaste en blijvende plaats van waaruit de belanghebbende zijn werkzaamheden uitoefent. Bij gebreke hiervan dient met andere criteria, zoals de gebruikelijke aard of de duur van de uitgeoefende werkzaamheden, het aantal verleende diensten en het uit de uitoefening van deze werkzaamheden voortvloeiende inkomen, rekening te worden gehouden21. De betrokken zelfstandige moet het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woont mee te delen dat hij in verschillende Staten werkt22. Dit orgaan (in België het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekering der Zelfstandigen - RSVZ) levert een formulier E101 af, of stelt het buitenlandse orgaan op de hoogte waarna in overleg binnen de 6 maanden na kennisgeving door de betrokkene bepaald wordt waar zich de hoofdwerkzaamheden bevinden. Het orgaan waarvan de wetgeving als toepasselijk op de betrokkene is vastgesteld, verstrekt een E101-formulier aan de zelfstandige en zendt een kopie aan de andere betrokken organen. (N.B.: dit is een situatie die zich uiterst zelden voordoet). Opmerking: indien het, krachtens de wetgeving die op een persoon van toepassing zou moeten zijn overeenkomstig het bepaalde in dit punt, niet mogelijk is dat die persoon zich, zelfs op vrijwillige basis, aansluit bij een stelsel van ouderdomsverzekering, is de betrokkene onderworpen aan de wetgeving van de andere lidstaat die onafhankelijk van deze bepalingen op hem van toepassing zou zijn of, wanneer daardoor de wetgevingen van twee of meer lidstaten op hem van toepassing zouden zijn, aan de wetgeving die in onderlinge overeenstemming tussen deze lidstaten of hun bevoegde autoriteiten is vastgesteld (artikel 14 bis lid 4). Het doel van dit artikel is beletten dat ten gevolge van de aanwijzing van een bevoegde Staat aan de hand van artikel 14 bis lid 2, een zelfstandige niet verzekerd zou zijn voor het risico ouderdom. In bepaalde lidstaten kunnen zelfstandigen immers op basis van de nationale socialezekerheidswetgeving enkel geneeskundige verstrekkingen en gezinsbijslag genieten. Het Ierse “Retirement pension” is bijvoorbeeld niet van toepassing op zelfstandigen.
c) Werkzaamheden in loondienst en anders dan in loondienst in verschillende lidstaten. Op degene die gelijktijdig werkzaamheden in loondienst en werkzaamheden anders dan in loondienst op het grondgebied van verschillende lidstaten uitoefent is, wanneer de Staat waar de zelfstandige activiteiten uitgeoefend worden niet voorkomt in Bijlage VII23, de wetgeving van toepassing van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij werkzaamheden in loondienst uitoefent of, wanneer hij
21
Artikel 12 bis lid 5 sub d van Verordening nr. 574/72 Artikel 12 bis lid 1 van Verordening nr. 574/72 23 De volgende Staten zijn vermeld in bijlage VII: België, Denemarken, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Griekenland, Italië, Portugal, Finland, Zweden, Zwitserland, Tsjechië, Estland, Cyprus, Malta, Slovakije. Raadpleeg telkens de meest recente versie van deze bijlage want sommige Staten preciseren nog bijkomende voorwaarden: woonplaats, soort activiteiten, … 22
B. De Pauw – socialezekerheidsaspecten internationale tewerkstelling
9
dergelijke werkzaamheden op het grondgebied van twee of meer lidstaten uitoefent, de wetgeving die wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 14, lid 2 of lid 3 (artikel 14 quater, a) Dit houdt in dat, in de gevallen die niet geviseerd zijn door Bijlage VII, het statuut in loondienst primeert boven het statuut anders dan in loondienst en de persoon voor alle werkzaamheden zal onderworpen zijn in de lidstaat waar hij zijn werkzaamheden in loondienst uitoefent. Een Fransman werkt in België in loondienst en in Nederland als zelfstandige. Hij zal bij de RSZ aangesloten zijn voor zijn activiteit in loondienst in België en bij het RSVZ voor zijn werkzaamheden anders dan in loondienst in Nederland (Nederland is niet vermeld in Bijlage VII). Wanneer de Staat waar de zelfstandige activiteiten uitgeoefend worden wel voorkomt in Bijlage VII, wordt een gesplitste onderwerping in het leven geroepen: — enerzijds de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij werkzaamheden in loondienst uitoefent waarbij, wanneer hij dergelijke werkzaamheden op het grondgebied van twee of meer lidstaten uitoefent, deze wetgeving wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 14 lid 2 of lid 3, én — anderzijds de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent waarbij, wanneer hij dergelijke werkzaamheden op het grondgebied van twee of meer lidstaten uitoefent, deze wetgeving wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 14 bis lid 2, lid 3 of lid 4. Ter verduidelijking dit ingewikkeld artikel het volgende voorbeeld: De heer Franssen woont in Nederland. Hij is bestuurder in verschillende vennootschappen die tot dezelfde groep behoren. Deze activiteiten worden als volgt gekwalificeerd door de socialezekerheidswetgevingen van de respectieve lidstaten:
activiteiten in loondienst activiteiten anders dan in loondienst Hoe de bevoegde lidstaat bepalen?
Nederland
U.K.
x
x
België
x
B. De Pauw – socialezekerheidsaspecten internationale tewerkstelling
10
Vooreerst op de activiteiten in loondienst artikel 14 lid 2 sub b onder i toepassen. Het bevoegde land is Nederland (woonstaat). Daarna op alle activiteiten anders dan in loondienst artikel 14 bis, lid 2 toepassen als er zelfstandige activiteiten in meerdere lidstaten uitgeoefend worden. Aangezien de heer Franssen enkel in België een zelfstandig mandaat uitoefent, wordt de Belgische socialezekerheidswetgeving toegepast. Ten slotte wordt artikel 14 quater, sub b toegepast op het resultaat dat werd verkregen na de toepassing van art. 14 lid 2 sub b en 14 bis lid 2 (i.c. Nederland en België). Via bijlage VII zal de onderwerping in beide landen gescheiden zijn (België is opgenomen in Bijlage VII): onderwerping in België voor de zelfstandige bestuurdersactiviteiten op het Belgische grondgebied, onderwerping in Nederland voor de activiteiten in loondienst op het Nederlandse en Britse grondgebied. Schematisch geeft dit het volgende: werknemer Nederland U.K.
zelfstandige België U.K.
ò ò artikel 14 lid 2 sub b onder i artikel 14 bis lid 2 ò ò Nederland België ò ò artikel 14 quater sub b + annex VII ÷ø alle werknemersactiviteiten: alle zelfstandige activiteiten: Nederland België Het arrest HERVEIN II24 heeft een correctie aangebracht op de toepassing van artikel 14 quater, b: indien de onderwerping in de Staat waar de zelfstandige activiteiten worden uitgevoerd, geen bijkomende socialezekerheidsvoordelen oplevert, zal de Staat die bevoegd is voor de werknemersactiviteiten voor het geheel van de professionele activiteiten bevoegd worden. Een zelfstandige in bijberoep volgens Belgisch recht is iemand die deze zelfstandige activiteit tegelijkertijd uitoefent met een andere beroepsactiviteit, die minstens halftijds wordt uitgeoefend. Meer bepaald kan het bijvoorbeeld gaan om een combinatie met een activiteit als loontrekkende of in een beroepsbezigheid die rechten doet ontstaan in een andere pensioenregeling25. 24
H.V.J. 19 maart 2002, HERVEIN II en LORTHIOIS, C-393/99 en C-394/99; B. DE PAUW, “De socialezekerheidspositie van bestuurders in de EER wordt nog wat ingewikkelder. Het Hervein II / Lorthiois van het Europese Hof van Justitie”, T.S.R., 2002/4, 529-550 25 Voor meer details, zie de brochure “Het sociaal statuut van de zelfstandigen – Zelfstandige in bijberoep”, RSVZ & Ministerie van Middenstand en Landbouw, Dienst Informatie, februari 2001.
B. De Pauw – socialezekerheidsaspecten internationale tewerkstelling
11
In de categorie van de zelfstandigen in bijberoep zijn twee subcategorieën te onderscheiden: degenen die verminderde of geen bijdragen betalen (Type I) en degenen die gelijkgesteld worden met een activiteit in hoofdberoep omdat ze bijdragen betalen zoals een zelfstandige in hoofdberoep (Type II). Een zelfstandige van type I blijft sociale voordelen genieten uit het stelsel van zijn andere activiteit, maar opent geen bijkomende rechten via zijn onderwerping in het stelsel der zelfstandigen. De gestorte bijdragen dragen bij tot het evenwicht van het stelsel der zelfstandigen en zijn gebaseerd op een solidariteitsprincipe. Het Hof heeft duidelijk gesteld dat een toepassing van artikel 14 quater, b in deze situatie in strijd is met het EG-verdrag. Dit betekent dat het artikel 14 quater, a automatisch moet toegepast worden en het geheel van de activiteiten zal moeten onderworpen worden in de lidstaat waar de werkzaamheden als werknemer worden uitgeoefend. Dit betekent niet dat de betrokkene automatisch zal vrijgesteld worden van bijdragebetaling voor zijn zelfstandige activiteit, maar wel dat de socialezekerheidswetgeving van de bevoegde lidstaat de hoogte van de bijdragen zal bepalen. Een zelfstandige in bijberoep van Type II zal wel rechten openen in de Belgische regeling voor zelfstandigen, meer bepaald voor de sectoren ouderdomspensioenen, ziekte- en invaliditeitsverzekering en gezinsbijslagen. Wanneer hij op basis van artikel 14 quater, b, bijdragen betaald heeft in België zal zijn pensioen berekend worden in overeenstemming met de principes uit de verordeningen nrs. 1408/71 en 574/72. Een persoon is bestuurder van een Franse firma en van een Belgisch filiaal. Naar Belgisch recht is een bestuurder een zelfstandige, volgens Frans recht gaat het om een werknemer. Normaliter is volgens artikel 14 quater, b, Frankrijk bevoegd voor de activiteiten in Frankrijk en België voor die in België, maar uit het arrest HERVEIN II volgt dat Frankrijk bevoegd zal zijn voor het geheel indien de onderwerping in België geen bijkomende socialezekerheidsbescherming oplevert. Artikel 14 quinquies bevat een aantal preciseringen omtrent de toepassing van artikel 14 quater: 1. De in artikel 14, punten 2 en 3, in artikel 14 bis, punten 2, 3 en 4, en in artikel 14 quater, onder a, en artikel 14 sexies bedoelde persoon wordt voor de toepassing van de wetgeving welke is vastgesteld overeenkomstig deze bepalingen, aangemerkt alsof hij zijn volledige beroepswerkzaamheden uitoefende op het grondgebied van de betrokken lidstaat. De ratio legis van deze alinea is het wegwerken van discriminaties, gelegen in de nationale wetgeving die bepaalde voordelen zou voorbehouden aan activiteiten die uitgeoefend worden op het eigen grondgebied. 2. Voor de vaststelling van de hoogte van de premie voor zelfstandigen ingevolge de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan de in artikel 14 quater, onder b), bedoelde persoon
B. De Pauw – socialezekerheidsaspecten internationale tewerkstelling
12
werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent, wordt deze persoon behandeld alsof hij zijn werkzaamheid in loondienst eveneens op het grondgebied van deze lidstaat uitoefende. Deze regel is belangrijk voor de toepassing van de Belgische socialezekerheidsregeling voor zelfstandigen: wanneer een persoon als werknemer en zelfstandige werkzaam is in België zal hij, voor wat betreft zijn onderwerping als zelfstandige, kunnen genieten van een gunstregeling waardoor hij zal beschouwd worden als zelfstandige in bijberoep.26 3. Indien de wetgeving van een lidstaat bepaalt dat de pensioen- of rentetrekker, ook al verricht hij beroepswerkzaamheden, niet verplicht verzekerd is uit hoofde van deze werkzaamheden, dan is deze bepaling eveneens van toepassing op de pensioen- of rentetrekker, die zijn pensioen of rente heeft verworven op grond van de wetgeving van een andere lidstaat, tenzij de betrokkene bij het door de bevoegde autoriteit van de eerste lidstaat aangewezen orgaan, vermeld in bijlage X van de toepassingsverordening uitdrukkelijk verzoekt tot de verplichte verzekering te worden toegelaten. Naar Belgisch recht is men wel verzekerd en moeten bijdragen betaald worden als men, naast het ontvangen van een pensioen, ook nog beroepswerkzaamheden uitoefent. Als het inkomen uit die werkzaamheden een bepaald plafond overschrijdt wordt het pensioen wel (gedeeltelijk) opgeschort. In België heeft deze bepaling dus geen invloed. Enkel ingeval artikel 14 quater, sub a van toepassing is, wordt een E101 formulier afgeleverd. Indien degene, die gelijktijdig werkzaamheden in loondienst op het grondgebied van een lidstaat en werkzaamheden anders dan in loondienst op het grondgebied van een andere lidstaat uitoefent, overeenkomstig artikel 14 quater, onder a), van de verordening, onderworpen is aan de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij werkzaamheden in loondienst uitoefent, verstrekt het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van laatstbedoelde lidstaat (in België: het RSVZ) hem een bewijs waarin wordt verklaard dat hij aan de wetgeving van deze lidstaat onderworpen is en zendt het een afschrift daarvan aan het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat: - op het grondgebied waarvan hij zelfstandig werkzaam is; - op het grondgebied waarvan hij woont.
d) Werkzaamheden als ambtenaar en in loondienst of anders dan in loondienst in verschillende lidstaten Personen die in de ene lidstaat ambtenaar of met hen gelijkgestelde zijn en in een bijzonder stelsel voor ambtenaren verzekerd zijn, en gelijktijdig werknemer en/of zelfstandige zijn op het grondgebied 26
Artikel 12 lid 2 van KB nr. 38 van 27 juli 1967. Wel moet opgemerkt worden dat het RSVZ principieel moet nagaan of dergelijke personen voor wat betreft hun loontrekkende activiteiten voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 35 ARS (dat op zijn beurt o.a. verwijst naar de specifieke Belgische CAO-regeling). Aangezien dit in de praktijk nauwelijks haalbaar is, wordt in zowat alle gevallen het gunstregime toegepast.
B. De Pauw – socialezekerheidsaspecten internationale tewerkstelling
13
van een of meer lidstaten, vallen onder de wetgeving van de lidstaat waar zij verzekerd zijn in een bijzonder stelsel voor ambtenaren (artikel 14 sexies). Een Belg is ambtenaar in België en is eveneens zelfstandig vertaler met kantoor in Luxemburg. Hij woont in Luxemburg. De Belgische socialezekerheidswetgeving zal op hem van toepassing zijn en hij zal in België zowel aangesloten zijn bij het bijzonder stelsel voor ambtenaren voor zijn activiteit als ambtenaar als bij het RSVZ voor zijn zelfstandige activiteit op het Luxemburgse grondgebied. De betrokkene dient het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woont hiervan in kennis te stellen (artikel 12 ter van de toepassingsverordening). Dit orgaan (in België de RSZ) levert een formulier E101 af, of verwijst de werknemer door naar het bevoegde orgaan van de lidstaat waar hij verzekerd is in een bijzonder stelsel voor ambtenaren en stelt het buitenlandse orgaan daarvan op de hoogte.
e) Werkzaamheden als ambtenaar in verschillende lidstaten Personen die gelijktijdig in twee of meer lidstaten als ambtenaar of met hen gelijkgestelden werkzaam zijn en die in ten minste een van deze lidstaten in een bijzonder stelsel voor ambtenaren verzekerd zijn, vallen onder de wetgeving van elk van deze lidstaten (artikel 14 septies). Een Belg is ambtenaar in België en in Luxemburg. De Belgische socialezekerheidswetgeving zal op hem van toepassing zijn voor zijn activiteiten in België en de Luxemburgse voor zijn activiteiten in Luxemburg. De betrokken persoon dient het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woont hiervan in kennis te stellen (artikel 12 ter van de toepassingsverordening). Dit orgaan (in België de RSZ) levert een verklaring af en stelt het buitenlandse orgaan daarvan op de hoogte. Dit voorschift is wel enigszins eigenaardig, aangezien de betrokkene verzekerd is in elk van zijn werklanden. Bovendien is het formulier E101 in zijn huidige versie niet aangepast voor deze situatie, reden waarom een gewone verklaring afgeleverd wordt.