Auteur Tiberghien Advocaten www.tiberghien.be
Onderwerp Harmonisatie spaarfiscaliteit binnen de EU vanaf 1 januari 2004
Datum 23 januari 2003
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M& D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. © M&D Seminars - 1 februari 2003
M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 – 9000 GENT TEL 09/224 31 46 – FAX 09/225 32 17 – E-mail:
[email protected] – www.mdseminars.be
Tiberghien ADVOCATEN-AVOCATS
23 januari 2003
NIEUWSBRIEF Tiberghien Advocaten Gemeenschappenlaan 2 – 1140 Brussel tel.: 02 773 40 00 – fax: 02 773 40 55 e-mail:
[email protected] website: www.tiberghien.be
Harmonisatie spaarfiscaliteit binnen de EU vanaf 1 januari 2004 Inhoud: Harmonisatie spaarfiscaliteit binnen de EU vanaf 1 januari 2004
Op 21 januari 2003 werd door de bevoegde EU-ministers een akkoord bereikt over de reeds lang aanhoudende discussie terzake de geharmoniseerde belastingheffing over de rente-inkomsten uit spaartegoeden. Dit akkoord is van het allergrootste belang, daar het een fundamentele wijziging inhoudt van het fiscale klimaat binnen de EU aangaande private vermogens.
1. Historiek 2. Coëxistentiemodel 3. Toepassing in de praktijk - Ratione materiae - Ratione loci - Rationae personae - Andere toepassingsregels 4. Toepassing van het informatiestelsel en het bronheffingstelsel - Informatiestelsel - Bronheffingstelsel - Actuele punten en proeve van conclusie
Hierna schetsen wij U de contouren van het bereikte akkoord. Alsmede gaan wij nader in op een aantal voor de praktijk van belang zijnde punten. 1.
Historiek
Het is de bedoeling via een “geharmoniseerde spaarfiscaliteit” de effectieve inning van belasting te garanderen binnen de EU over de revenuen uit spaartegoeden die door ingezetenen van de EU worden genoten. In de eerste ontwerprichtlijn, die reeds dateert van 1998, werd aan de Lidstaten de keuze gelaten tussen de toepassing van een bronheffing op rente en de doorstorting van de belasting aan het land van oorsprong, of de uitwisseling van informatie over dergelijke beleggingen, het zogenaamde “co-existentiemodel”. Dit co-existentiemodel werd verlaten om plaats te ruimen voor een hogere ambitie, zijnde de veralgemeende informatie-uitwisseling. Voor drie landen, met name Luxemburg, België, Oostenrijk, zou echter in een overgangsperiode voorzien worden gedurende dewelke geen informatie diende te worden doorgegeven op voorwaarde dat een bronheffing werd ingehouden op de bedoelde rente Dit ontwerp, wat inherent als gevolg zou hebben dat het bankgeheim binnen de EU werd opgeheven, werd echter verbonden aan de voorwaarde dat een aantal limitatief opgesomde niet-EU landen, waarvan Zwitserland en de USA de belangrijkste zijn, “gelijkwaardige maatregelen” dienden te treffen, dit teneinde massale kapitaalvlucht naar deze jurisdicties te voorkomen. De in dit verband gevoerde negotiaties in de laatste maanden van 2002 hebben echter uitgewezen dat een akkoord hierover met Zwitserland niet kon worden bereikt.
1/8
Tiberghien ADVOCATEN-AVOCATS
2.
Terug naar het coëxistentiemodel
Volgens het akkoord van 21 januari 2003 grijpen de EU-ministers nu terug naar het eerder verlaten coëxistentiemodel, waardoor het bankgeheim binnen de EU in essentie dus niet verdwijnt. De krachtlijnen van het akkoord zijn als volgt : ¨ Er komt een systeem van automatische uitwisseling van informatie over rente die wordt betaald of toegekend vanaf 1 januari 2004. Dit systeem wordt toegepast door alle EU landen met uitzondering van België, Luxemburg en Oostenrijk. Het betreft dus Nederland, UK, Frankrijk, Duitsland, Spanje, Portugal, Griekenland, Italië, Zweden, Ierland, Finland en Denemarken. ¨ België, Oostenrijk en Luxemburg passen een systeem van bronheffing toe over de rente die wordt betaald of toegekend vanaf 1 januari 2004. Deze bronheffing bedraagt : - 15% van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006 - 20% van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009 - 35% vanaf 1 januari 2010. De automatische overstap naar een systeem van informatie-uitwisseling, die aanvankelijk werd gevraagd, is voor deze drie landen niet meer voorzien. Het systeem van bronheffing, en daarmee het bankgeheim in deze landen, zou dus van blijvende aard zijn. Het akkoord is nog onderworpen aan een opschortende voorwaarde, zijnde het akkoord van Zwitserland om gelijkwaardige maatregelen te nemen. Dit akkoord lijkt nu echter uitermate waarschijnlijk, daar zowel Zwitserland als de EU het nu reeds eens lijken te zijn dat het tarief van de Zwitserse nationale bronheffing van 35%, mits toepassing op EU-residenten, alsdusdanig kan gelden. Naar alle waarschijnlijkheid zal Zwitserland dus een gelijkaardig systeem van bronheffing toepassen van 15% via 20% naar 35% toe. Normaliter volgen nà dit akkoord met Zwitserland ook de andere betreffende gebieden zijnde Monaco, Andorra, San Marino en Liechtenstein, die zich op de Zwitserse houding hebben afgestemd en daarom ook een effectieve bronheffing van voormelde tarieven zouden moeten inhouden. De houding van Liechtenstein in deze is echter nog hoogst onduidelijk. Andere gebieden zoals de Kanaaleilanden, het eiland Man, de Caymaneilanden, de Britse Maagdeneilanden, Bermuda, Gibraltar en de Nederlandse Antillen zouden de EU-regels inzake automatische informatie-uitwisseling toepassen. De houding van de USA terzake is actueel onduidelijk. Aldaar bestaan reeds IRS initiatieven aangaande de informatie-uitwisseling over depositorente, doch deze is beperkter van aard dan de ruime definitie van rente zoals deze in de richtlijn wordt gehanteerd (zie hierna punt 3.1.). Dit zou echter op heden voor de EU niet prioritair zijn omdat de USA een voorkeur zou hebben tot het aangaan van bilaterale akkoorden met verschillende lidstaten.
2/8
Tiberghien ADVOCATEN-AVOCATS
3.
Concrete toepassing in de praktijk
3.1.
Ratione materiae - Rente
Voor de toepassing van de richtlijn worden aangemerkt als rente: -
uitbetaalde, lopende of bijgeschreven rente die is terug te voeren op enigerlei schuldvordering, al dan niet gedekt door hypotheek of voorzien van een winstdeelnemingsclausule, en met name de opbrengsten van overheidspapier en obligatieleningen inclusief daaraan gehechte premies en prijzen. Boete voor te late betaling wordt niet als rente aangemerkt;
-
gekapitaliseerde rente die is terug te voeren op kapitalisatieproducten zoals zerobons en aanverwanten;
-
uitgekeerde opbrengsten van geharmoniseerde distributie-ICB’s die uitsluitend in renteproducten beleggen;1
-
uitgekeerde opbrengsten van gemengde geharmoniseerde distributie-ICB’s, voorzover deze zijn terug te voeren op schuldvorderingen;
-
opbrengsten die zijn terug te voeren op beleggingen in geharmoniseerde kapitalisatie-ICB’s waarvan meer dan 40% van het vermogen is belegd in renteproducten; deze drempel wordt na het verstrijken van een nader te bepalen overgangsperiode tot 15% verlaagd (waarschijnlijk vanaf 1 januari 2010);
De Richtlijn is dus niet van toepassing op dividenden of royalties, noch op verzekeringsprodukten. Opvallend is uiteraard wel dat volgens de EU-richtlijn wél belasting wordt geheven op kapitalisatiesicav’s die in rentegenererende producten beleggen. 3.2.
Ratione loci - intracommunautair
Enkel rente betaald aan natuurlijke personen met fiscale woonplaats in een andere Lidstaat, dan die waar de uitkering door de uitbetalende agent geschiedt, worden aan de regeling onderworpen. M.a.w., enkel “intracommunautaire” situaties worden geviseerd. De Richtlijn geldt derwijze niet voor betalingen aan eigen rijksinwoners. Geen enkele bepaling voorziet in de verplichting om deze interestuitkeringen op spaargelden aan eigen inwoners te onderwerpen aan de voorziene voorheffing of aan het stelsel van de informatie-uitwisseling.
1
Voorbeeld 1 :
De rente die een Nederlandse bank uitbetaalt aan een Nederlands ingezetene valt niet onder de EU-regels.
Voorbeeld 2 :
De rente die een Nederlandse bank uitbetaalt aan een Belgisch ingezetene valt wél onder de EU-regels en zal worden meegedeeld.
ICB is “Instelling voor collectieve belegging”.
3/8
Tiberghien ADVOCATEN-AVOCATS
Voorbeeld 3 :
3.3.
De meerwaarde die een Belgisch ingezetene geniet over een Belgische kapitalisatiesicav is niet onderworpen aan enige bronheffing. Dit zou uiteraard anders zijn indien de Belgische wet wijzigt, doch op basis van de EU-richtlijn alléén is dit niet het geval.
Ratione personae – natuurlijke personen
Alleen natuurlijke personen worden als “uiteindelijk gerechtigde” van rente beschouwd. Rechtspersonen worden dus in principe niet geviseerd. Voorbeeld 1 :
Stel een Guernsey Limited heeft een Luxemburgse bankrekening. Over de depositorente die de Luxemburgse bank betaalt aan de Limited, gevestigd op één van de Kanaaleilanden, dient géén bronheffing te worden ingehouden. Het betreft hier immers een betaling aan een rechtspersoon en niet aan een natuurlijk persoon.
Voorbeeld 2 :
Over rente die de betreffende Limited zou betalen aan een natuurlijk persoon dient zij wél de betreffende regels toe te passen, in casu de regels op de automatische informatieuitwisseling.
3.4.
Andere belangrijke toepassingsregels
Er gelden op basis van de huidige teksten een aantal regels die eerder complex van aard zijn en waarvan wij hierna de kerngedachten wensen weer te geven. Ø “Grootvadersclausule” In algemene bewoordingen kan worden gesteld dat de “grootvadersclausule”, ten einde massale vroegtijdige terugbetalingen te voorkomen, voorziet dat de richtlijn gedurende een overgangsperiode tot 1 januari 2010 niet geldt voor de opbrengsten van verhandelbare schuldinstrumenten die terug te voeren zijn op emissies van vóór 1 maart 2001. Eén van de problemen van deze “grootvaderclausule” betreft de emissies van zogenaamde “fungibele” obligaties. Dit zijn obligaties die in verschillende schijven, gespreid in de tijd, uitgegeven worden, maar met dezelfde kenmerken en voorwaarden zodat de effecten onderling verwisselbaar zijn. ¨ Indien de eerste uitgifte van de obligatie ten vroegste op 1 maart 2001 gebeurd is, dan zal de Richtlijn in principe van toepassing zijn (en valt zij bijgevolg niet onder de grootvaderclausule), tenzij zij vergezeld is van een uitgifteprospectus en deze voor 1 maart 2001 geviseerd werd door de bevoegde overheid.
4/8
Tiberghien ADVOCATEN-AVOCATS
¨ Indien de eerste uitgifte daarentegen wel onder de grootvaderclausule valt (ofwel omdat de eerste uitgifte dateert van vóór 1 maart 2001, ofwel omdat de uitgifteprospectus vóór die datum geviseerd is), dan geldt dit eveneens voor de latere schijf op voorwaarde dat deze nog uitgegeven wordt vóór 1 maart 2002 (ofschoon hier andere regels gelden voor staatsobligaties of obligaties van soortgelijke entiteiten betreft, dan wel obligaties van andere emittenten)2. Het spreekt voor zich dat deze “grootvaderclausule” een aflopend verhaal vormt en dat een lange termijn beleggingsstrategie hierop niet kan worden gebaseerd. Ø Uiteindelijk gerechtigde De uitbetaling in een Lidstaat van opbrengsten in de vorm van rente aan een natuurlijke persoon die ingezetene is van een andere Lidstaat wordt geacht ten gunste van de uiteindelijk gerechtigde te geschieden. De gegevens over deze persoon (en niemand anders) zullen dan ook in voorkomend geval worden meegedeeld. Dit vermoeden kan evenwel worden weerlegd in drie gevallen : ¨ Als de ontvanger van de rente zelf als uitbetalende instantie aan te merken is (zie hierna – dit betreft een delicaat doch eerder uitzonderlijk geval). ¨ Als de ontvanger handelt als gemachtigde en voor rekening van een uiteindelijk gerechtigde en aan de uitbetalende instantie de gegevens van de uiteindelijk gerechtigde meedeelt aan de hand waarvan deze kan worden geïdentificeerd. ¨ Als de uitbetalende instantie over de gegevens beschikt die doen vermoeden dat de uiteindelijk gerechtigde een andere persoon is. Indien blijkt dat niet de ontvanger maar een andere natuurlijke persoon als uiteindelijke gerechtigde bekend staat, wordt voor de toepassing van de richtlijn naar die andere persoon gerefereerd. Merk op dat deze regel nadere toelichting vraagt inzake de toepassing van “trustverhoudingen”, waarover op heden het laatste woord nog niet is gezegd. Ø Uitbetalende instantie (paying agent) De huidige teksten omschrijven als paying agent : “elke marktdeelnemer die verantwoordelijk is voor de uitbetaling van rechtstreeks aan de uiteindelijk gerechtigde ten goede komende rente, ongeacht of die marktdeelnemer de eigenlijke debiteur van het rentedragende kapitaal is, dan wel degene die door de debiteur of de uiteindelijke gerechtigde met de uitbetaling van de rente is belast, voorzover die marktdeelnemer binnen de Gemeenschap gevestigd is buiten de lidstaat waar de uiteindelijk gerechtigde zijn fiscale woonplaats heeft.” 2
Voor de Staatsobligaties of obligaties van soortgelijke entiteiten zal een bijkomende fungibele emissie vanaf 1 maart 2001 tot gevolg hebben dat de totale obligatielening (dus inclusief de schijven die dateren van vóór 1 maart 2001) buiten het toepassingsgebied van de grootvaderclausule zal vallen en dat zij bijgevolg volledig onder toepassing zal vallen van de toekomstige richtlijn. Dit is niet zo voor fungibele obligatieleningen van andere emittenten. Bij hen zullen enkel de uitgiften die gerealiseerd worden vanaf 1 maart 2001 niet meer onder toepassing van de grootvaderclausule vallen, zonder het stelsel van de eerdere schijven in het gedrang te brengen. De vraag stelt zich evenwel hoe dergelijke latere schijven van 1 maart 2002 of later in de praktijk nog fungibel kunnen blijven met de vorige.
5/8
Tiberghien ADVOCATEN-AVOCATS
Deze definitie is van belang daar het de uitbetalende instantie is die de betreffende verplichtingen dient na te leven. Doorgaans zal deze uitbetalende instantie een financiële instelling zijn. De definitie van uitbetalende instantie bestrijkt echter tevens rente die is terug te voeren op rechtstreeks of middellijk portefeuillebeheer, toevertrouwd aan beleggingsfondsen maar ook aan vergelijkbare beleggingsstructuren (personenvennootschappen, trusts, beleggingsclubs, …). In dit verband is het van belang te weten dat een financiële structuur (bv. een trust) soms zélf als uitbetalende instantie kan worden aangemerkt als blijkt dat de rente wordt uitbetaald aan een “uiteindelijk gerechtigde”. In dit verband voorzien de ontwerpteksten in een “toetsingsprocedure”. Slechts in uitzonderlijke gevallen echter zal de entiteit zélf worden aangemerkt als uitbetalende instantie. Zoals hoger reeds aangegeven dient in concreto te worden nagegaan in welke mate deze regel kan worden toegepast op trustvermogens. In dit verband dient te worden opgemerkt dat betalingen die binnen de Europese Unie worden verricht door fondsen die buiten de Europese Unie gevestigd zijn, eveneens onderworpen worden aan de regels betreffende de informatie-uitwisseling of de bronheffing. 4. Concrete toepassing bronheffingstelsel
van
het
informatiestelsel
en
het
Zoals hoger reeds gezegd zullen beide systemen in principe bij voortduur naast elkaar blijven bestaan. 4.1.
Het informatiestelsel
Het automatische informatiestelsel zal erin bestaan dat de relevante informatie minstens één keer per jaar, binnen de zes maanden na het verstrijken van het kalenderjaar waarin het feit (bv. het bijschrijven van depositorente) zich voordoet, aan de fiscale diensten van de woonstaat van de genieter wordt doorgegeven. Deze melding gebeurt door de fiscale dienst van de lidstaat waar de “bank” (of enig andere uitbetalende instantie) is gevestigd, die haar info dient te krijgen van deze laatste. Al naargelang het financiële product dient de volgende informatie te worden verstrekt : ¨ Uitbetaalde rente : rentebedrag. ¨ Distributiefondsen : - Fondsen die uitsluitend in renteproducten beleggen: totaal uitgekeerd bedrag. - Gemengde fondsen: via “ventilatie” bepaald rentebedrag of totaal uitgekeerd bedrag .
6/8
Tiberghien ADVOCATEN-AVOCATS
¨ Opbrengsten die zijn terug te voeren op kapitalisatiefondsen waarvan meer dan 40% van het vermogen is belegd in renteproducten (na het verstrijken van de overgangsperiode wordt deze drempel tot 15% verlaagd). Tot vaststelling van de identiteit van de uiteindelijk gerechtigde wordt de volgende informatie door de uitbetalende instantie ingewonnen en meegedeeld : ¨ Voor contractuele betrekkingen die zijn aangegaan vóór 1 januari 2004. - naam en adres van de gerechtigde. ¨ Voor contractuele betrekkingen die worden aangegaan vanaf 1 januari 2004. - naam en adres van de gerechtigde - fiscaal of ander identificatienummer (bij gebreke daarvan wordt geboorteplaats en datum vermeld) - het nummer van de rekening van de uiteindelijk gerechtigde (bij gebreke daarvan wordt vermeld over welk effect het gaat) - de naam en adresgegevens van de uitbetalende instantie. 4.2.
Bronheffingstelsel
België, Oostenrijk en Luxemburg hebben geopteerd voor een systeem van bronheffing de rente-inkomsten uit spaartegoeden die wordt betaald of toegekend vanaf 1 januari 2004. Deze bronheffing bedraagt : - 15% van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006 - 20% van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009 - 35% vanaf 1 januari 2010. Deze bronheffing belet de woonstaat van de gerechtigde niet, deze laatste te belasten overeenkomstig het nationale recht. De woonstaat dient er evenwel voor te zorgen dat de inhouding aan de bron geen dubbele belasting veroorzaakt. Om deze redenen is de EU-bronheffing verrekenbaar met de eigen nationale belasting. Deze bronheffing is echter niet bevrijdend, hetgeen betekent dat bij voortduur de rente moet worden aangegeven, ook al werd een EU-bronheffing ingehouden. Correcte aangifte is dan ook een voorwaarde om tot verrekening te kunnen overgaan. Uiteindelijk zal 75% van de opbrengst van deze bronheffing dienen te worden doorgestort aan het land van herkomst van de belegger. De rest blijft in het land dat de bronheffing int. Dit heeft tot onmiddellijk gevolg dat ook in Luxemburg, België en Oostenrijk, de betreffende bank aan haar overheid zal moeten melden in welk land haar cliënt gevestigd is, dit teneinde een correcte verdeling van de bronheffing toe te laten. De correcte verdeling van de betreffende bronheffing is een plicht waartoe de EU-lidstaten zich verbinden. De vraag hierbij is verder in welke de mate de fiscale overheid deze informatie kan gebruiken om tot verdere identificatie van de betrokken spaarder over te gaan. Dat is op heden nog onduidelijk.
7/8
Tiberghien ADVOCATEN-AVOCATS
Er dient echter te worden aangestipt dat in de Lidstaten die een bronheffing toepassen, er bijkomend en alsdan ter vervanging van de bronheffing een procedure komt, die op initiatief van een belastingplichtige in een bronheffingstaat mededeling van informatie (renseignering) aan zijn woonstaat mogelijk maakt. - Ofwel via overhandiging van een attest, geviseerd door de eigen belastingcontrole. - Ofwel door het afgeven van een individuele machtiging die toelaat de informatie door te geven. Het is evenwel op heden onduidelijk of deze laatste mogelijkheid effectief in de tekst van de Richtlijn zal worden omgezet daar deze “individuele machtiging” ingaat tegen het o.a. in Luxemburg strafrechtelijk beschermd bankgeheim. 4.3.
Actuele punten en proeve van conclusie
Het bereikte akkoord is een politiek akkoord, waarvan de finale teksten slechts in de komende weken en maanden zullen tot stand komen. De richtdatum is 21 maart 2003, zijnde de volgende vergadering van de Europese Raad. Uiteraard zal in verdere nieuwsbrieven de stand van zaken actief worden opgevolgd zal hierover worden bericht. Belangrijke issues in deze zullen zijn : - De Belgische fiscale behandeling van Sicav’s die op vandaag niet belastbaar zijn, doch die wél aan een EU-bronheffing zouden worden onderworpen bij inning in bv. Luxemburg. - Het al dan niet bevrijdend karakter van deze EU-bronheffing. - De evolutie van het Belgische belastingtarief op rente dat vandaag nog 15% bedraagt maar waarvan de toekomstige evolutie mogelijks wordt gekoppeld aan het gradueel stijgende tarief van de EU-bronheffing. - De eventuele mogelijkheid tot een algemene Europese fiscale amnestie als begeleidende maatregel teneinde de “terugkeer” van vermogens te begeleiden.
&
& &
Gerd D. Goyvaerts
[email protected]
De inhoud van deze nieuwsbrief is gebaseerd op de huidige stand van de fiscale, burgerlijke, sociale en boekhoudkundige wetgeving die mede onder invloed van rechtspraak, rechtsleer en administratieve praktijk aan een voortdurende evolutie onderhevig is. Dit kan leiden tot wijzigingen waarvoor het kantoor Tiberghien Advocaten niet aansprakelijk kan worden gesteld.
8/8