Auteur Stefan Nerinckx
Onderwerp Het toepasselijk recht op verbintenissen voortvloeiend uit (internationale) arbeidsovereenkomsten: een nieuwe Europese verordening in de maak?
Datum april 2005
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M& D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud.
© M&D Seminars – 2005
M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 – 9000 GENT TEL 09/224 31 46 – FAX 09/225 32 17 – E-mail:
[email protected] – www.mdseminars.be
Het toepasselijk recht op verbintenissen (internationale) arbeidsovereenkomsten: een verordening in de maak?
voortvloeiend uit nieuwe Europese
Stefan Nerinckx – Lawfort Brussel Eerlang en wellicht nog in het najaar van 2005 zal het Verdrag van Rome van 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst gegoten worden in een Europese verordening. Hetzelfde gebeurde reeds met de aanduiding van de bevoegde rechter. Het omzetten van het Verdrag in een verordening heeft voordelen. Echter het zou een gemiste kans zijn mocht de tekst niet aangepast worden aan de economische noodwendigheden anno 2005. Toepasselijk nationale arbeidsrecht Elke Staat heeft zijn eigen (verschillend) internationaal privaatrecht. De verwijzingsregels die daarin liggen vervat, bepalen welk nationaal recht van toepassing is bij een internationale tewerkstelling. Een harmonisatie van de verschillende conflictregels bestaat vandaag niet. Het verdrag van Rome van 19 juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen voortvloeiend uit een overeenkomst heeft een coördinerende rol. Het duidt het toepasselijke recht aan, wanneer, bij conflictsituaties over contractuele afspraken met een internationaal karakter (in het kader van bijvoorbeeld een internationale tewerkstelling), een keuze moet worden gemaakt uit de toepassing van verschillende rechtstelsels. Het verdrag is op dit ogenblik geratificeerd door de “oude” 15 EG-lidstaten. Het gaat om België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk en Zweden. In de nieuwe lidstaten duidt vooralsnog het interne internationaal privaatrecht aan welk recht van toepassing is op een verbintenis voortvloeiend uit een overeenkomst met een international element.
Stand van zaken Sinds de ondertekening op 19 juni 1980 werd het verdrag meermaals gewijzigd naar aanleiding van de toetreding van nieuwe lidstaten bij de EG (EEG). De Belgische Kamer nam de versie van 1996 - betreffende de toetreding van Finland, Oostenrijk en Zweden – aan op 18 maart 2004, evenals de Protocollen nr. 1 en 2 bij het verdrag. Deze twee protocollen hebben als doel het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen de bevoegdheid te verlenen om uitspraak te doen over de uitlegging van het verdrag. Het EVO zelf is in werking getreden op 1 juni 1991 en geniet een universeel karakter. Sindsdien maakt het deel uit van het Belgische gemeenrecht. Voor België gelden de artikelen 1 en 3 tot en met 16 van het verdrag (in de versie van 1980) al vanaf 1 januari 1988, maar dan als Belgisch conflictenrecht. De wet die integraal de bepalingen van het verdrag overneemt, is van toepassing voor overeenkomsten die zijn gesloten vanaf 1 januari 1988. Het dient toegepast te worden, zodra een bevoegde rechter in één van de verdragsluitende Staten zich moet uitspreken over een conflict met een internationaal karakter in verband met een verbintenis voortvloeiend uit een (arbeids-)overeenkomst, zelfs ingeval deze overeenkomst geen enkel aanknopingspunt heeft met één van de verdragsluitende Staten en ongeacht de vraag of het aangewezen recht dat is van een verdragsluitende Staat. Het verdrag is slechts van toepassing, wanneer de onderliggende feiten van een betwisting internationale facetten hebben. Wat hiermee wordt bedoeld, is niet steeds duidelijk. Wel is het verdrag ook van toepassing, als het enige internationale element de keuze van een buitenlands recht is. Daarnaast wordt in het nieuwe Wetboek van Internationaal Privaatrecht expliciet verwezen naar de bepalingen van het verdrag inzake het toepasselijk recht op contractuele verbintenissen voortvloeiend uit een arbeidsovereenkomst. Art. 96 en 97 Wet 16 juli 2004 houdende het Wetboek Internationaal Privaatrecht verwijzen naar deze bepalingen. Het nieuwe wetboek is in werking getreden op 1 oktober 2004 en is van toepassing of rechtsfeiten en contracten gesloten na deze datum.
Bovendien dient in een Europese context en in het kader van het vrij verrichten van diensten rekening gehouden te worden met de bepalingen van de zogenaamde detacheringrichtlijn die is omgezet in nationaal recht. Het Groenboek In 2003 publiceerde de Commissie van de Europese Gemeenschappen een finale versie van een Groenboek betreffende de omzetting van het Verdrag van Rome van 19 juni 1980 in een Europese verordening of een ander rechtsinstrument. Bij deze gelegenheid zou het verdrag gemoderniseerd worden. Het Groenboek heeft mijns inziens echter een kans laten liggen om een verregaande modernisering door te voeren. Modernisering? Zo definieert het Groenboek de begrippen, dewelke een zeer algemene en onduidelijke inhoud hebben, niet. We denken hier aan de begrippen “gewoonlijke tewerkstelling” of nog “tijdelijke tewerkstelling. Zo ook geeft het Groenboek geen definitie van het begrip “gunstigere bepalingen”. De tekst van het Groenboek is verder een alleenstaande tekst. De bepalingen inzake sociale zekerheid en fiscaliteit, nochtans nauw aanleunend bij de het arbeidsrecht worden genegeerd en geenszins in aanmerking genomen. Dit houdt in dat de diverse teksten verder naast mekaar blijven bestaan. Verder beantwoordt de inhoud van het Groenboek niet aan de economische noodwendigheden inzake internationale tewerkstelling. In het kader van de constante evolutie van de communicatie en structuren binnen internationale concerns, biedt het verdrag niet steeds een oplossing. Zo bepaalt het niet welk nationaal recht toepasselijk is, wanneer een werknemer simultaan in verschillende landen tewerkgesteld is door verschillende werkgevers of wanneer een werknemer slechts op het grondgebied van één Staat tewerkgesteld is, maar een internationale activiteit ontwikkelt met gebruik van de nieuwe communicatiemiddelen. Verder wordt geen antwoord gegeven inzake het toepasselijk recht op verbintenissen uit arbeidsovereenkomsten van vliegend of rondreizend personeel. Daarnaast wordt geen duidelijkheid geschapen omtrent de aard van de bijzonder “dwingende bepalingen” van het recht naarwaar het Verdrag van Rome zo veelvuldig verwijst.
De omzetting zou echter als groot voordeel hebben dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bevoegd zou worden voor de interpretatie van de omgezette tekst. Vandaag interpreteren de diverse Staten nog elk afzonderlijk het EVO, hoewel er uitwisseling bestaat van de uitspraken. Een zelfde initiatief werd genomen inzake de aanduiding van de bevoegde rechtsmacht (zie Verord. Raad E.G. nr. 44/2001, 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken). Besluit Ondanks het initiatief van het Groenboek ter omzetting van het Verdrag van Rome van 19 juni 1980 in een EU verordening en de betrachting tot modernisering ervan, blijven er nog heel wat open vragen. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen zal dan ook nog een heuse taak hebben om de bepalingen van de op til zijn de verordening te interpreteren.