Auteur Federale Overheidsdienst Financiën Kabinet van de Minister Persdienst
Onderwerp 29 veel gestelde vragen over de Eenmalige Bevrijdende Aangifte
Datum 6 februari 2004
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M& D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud.
© M&D Seminars – februari 2004
M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 – 9000 GENT TEL 09/224 31 46 – FAX 09/225 32 17 – E-mail:
[email protected] – www.mdseminars.be
WET VAN 31 DECEMBER 2003 HOUDENDE INVOERING VAN EEN EENMALIGE BEVRIJDENDE AANGIFTEFAQ
Hierna volgen een aantal vragen en antwoorden m.b.t. de rol en de taken van de in België gevestigde banken, beursvennootschappen en verzekeringsondernemingen (hierna “de instellingen”) in het kader van de wetgeving over de “eenmalige bevrijdende aangifte” (hierna EBA). Bedoeling is middels deze vragenlijst te komen tot een eenvormige interpretatie van de belangrijkste bepalingen van deze wetgeving die de instellingen aanbelangen. De notie “tegoeden” wordt in deze tekst gebruikt als synoniem voor “sommen, kapitalen en roerende waarden” als bedoeld in de EBA-wet. De antwoorden zijn opgesteld na overleg tussen de vertegenwoordigers van de voornoemde instellingen en van de minister van Financiën. Deze FAQ bestaat eveneens in het Frans. 1. Wie kan een EBA-aangifte indienen? Enkel natuurlijke personen kunnen een EBA-aangifte doen. Rechtspersonen worden derhalve uitgesloten. De bedoelde natuurlijke personen moeten volle eigenaar, blote eigenaar of vruchtgebruiker zijn van de tegoeden waarvoor de aangifte wordt gedaan. Voor tegoeden op rekening in het buitenland kan ook de uiteindelijke gerechtigde een aangifte doen. Rekening houdende met onder meer de strafrechtelijke effecten van het attest, moet de aangifte in alle gevallen door één enkele persoon worden ingediend. Indien de tegoeden in onverdeeldheid toebehoren aan twee echtgenoten zullen deze, met het oog op de aangifte, een verdeling over twee aangiften moeten maken. Hetzelfde geldt wanneer we te doen hebben met een blote eigenaar en een vruchtgebruiker.
2. Wie is “uiteindelijk gerechtigde” en wie niet? Dit begrip laat toe dat niet enkel een persoon die een rekening aanhoudt in eigen naam en voor eigen rekening tot de aangifte kan overgaan, doch eveneens dat een aangifte mogelijk is door een uiteindelijke gerechtigde voor wiens uitsluitende rekening tegoeden op een rekening worden aangehouden, ook al wordt deze rekening fiduciair door een derde gehouden. Dit viseert de situatie waarbij de rekening zelf op naam van
2
een naamlener, fiduciair houder, nominee of trustee staat, die evenwel uitsluitend en volledig voor rekening van de indiener handelt. Vermogenselementen die door een belastingplichtige worden aangehouden door middel van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid kunnen niet als dusdanig het voorwerp van een aangifte uitmaken. Wel geldt de mogelijkheid om de aandelen van deze vennootschap aan te geven. 3. De EBA dient te gebeuren in de loop van 2004. Kunnen daaromtrent preciseringen gedaan worden? Het is de aangifte die in 2004 dient te gebeuren. De indiening van de aangifte moet dus uiterlijk op 31 december 2004 plaatsvinden. De aangifte dient op dat ogenblik “volledig” te zijn: zie daaromtrent vraag 4. De betaling van de bijdrage moet gebeuren uiterlijk 15 dagen na de indiening van de aangifte en aan de investeringsverplichting dient uiterlijk 30 dagen na de indiening van de aangifte te zijn voldaan. Men zal daarbij niet uit het oog verliezen dat een “gelijktijdigheid” tussen de aangifte en de “overschrijving of deponering” voorzien is in de wet zodat de aangever deze verrichting uiterlijk op de datum van de aangifte dient uit te voeren: zie vraag 7.
4. Wanneer is een aangifte volledig? De aangifte veronderstelt verscheidene zaken, die “gelijktijdig” dienen te gebeuren: a. Het feit van de overschrijving van de tegoeden uit het buitenland of de deponering van de roerende waarden op een rekening op naam van de aangever bij de instelling waarbij de aangifte gebeurt. b. De overlegging van een volledig ingevulde, gedateerde en ondertekende aangifte, in tweevoud, volgens het model bepaald bij het Koninklijk Besluit van 9 januari 2004. c. De voorlegging van de “foto” van de tegoeden op uiterlijk 31 mei 2003 (zie hierna vraag 5). Wanneer het gaat om roerende waarden moet de aangever een onderscheid maken tussen effecten aan toonder en andere effecten. d. Voor zover nodig, de instemming (ondertekening) van de aangever met een bijzondere overeenkomst tot waarborg (in speciën of in roerende waarden) voor een bedrag dat gelijk is aan de sanctie bedoeld in artikel 10 van de wet.
3
5. Welke documenten komen in aanmerking om het bewijs te leveren dat de tegoeden in bezit waren van de aangever uiterlijk op 31 mei 2003 (= principe van de “foto”)? De voorlegging van één of verscheidene documenten waaruit blijkt: › voor tegoeden die overgeschreven worden van een rekening in het buitenland, dat enerzijds de aangever effectief de houder of de uiteindelijke gerechtigde is van de rekening en anderzijds die tegoeden vóór 1 juni 2003 op de rekening in het buitenland stonden; › voor roerende waarden, dat ze vóór 1 juni 2003 in bezit waren van de aangever. Voor de in het eerste geval bedoelde tegoeden kan een dergelijk document bijvoorbeeld een attest zijn dat aan de aangever, op diens verzoek, verstrekt is door de buitenlandse instelling waar de aangegeven tegoeden op rekening stonden, of een historisch overzicht van de bewegingen op de rekening aan de hand van de rekeningafschriften. Voor de in het tweede geval bedoelde effecten kan een dergelijk document onder andere een inschrijvingsborderel zijn. Bij voorkeur moet het gaan om originele documenten (Belgische of buitenlandse). Die documenten dienen in beginsel op naam van de aangever te staan. Wanneer de identiteit van de rekeninghouder op de foto verschilt van die van de aangever, dient deze laatste aan te tonen dat hij inderdaad de uiteindelijk gerechtigde is van de geregulariseerde tegoeden. Dit principe is inzonderheid toepasselijk wanneer de aangifte gebeurt door een « uiteindelijk gerechtigde ». Een ander bijzonder voorbeeld betreft de overschrijving of deponering van kapitalisatie-effecten na een overlijden en waarbij de documenten op naam staan van de overledene (er zijn geen documenten op naam van de aangever). In dat geval kan het gaan om documenten op naam van de overledene in combinatie met de akte van bekendheid. Alle documenten die aan de instelling die de aangifte ontvangt worden voorgelegd, worden voorzien van de vermelding “Toepassing van de Wet tot Invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte voor een bedrag van ... EUR”, van de datum en van de benaming van de instelling die de aangifte ontvangt. Het in te vullen bedrag is het in de EBA-aangifte vermelde bedrag, m.a.w. het bedrag waarop de bijdrage wordt berekend. Deze documenten worden door de instelling teruggegeven aan de aangever op het ogenblik van de afgifte van het attest.
4
6. Dient er een verband te zijn tussen de gerepatrieerde tegoeden zoals die bestonden uiterlijk op 1 juni 2003 (cf de “foto”) en de tegoeden die het voorwerp uitmaken van de aangifte? Idem voor wat betreft het depot van roerende waarden. a) Algemeen principe De overschrijving of deponering heeft principieel betrekking op de tegoeden die aan de grondslag liggen van de aangifte (die vermeld staan op de “foto” waarvan sprake onder vraag 5). b) De aangever toont het verband aan Werden deze tegoeden omgezet in tegoeden van een andere aard, dan gelden volgende vereisten: -
wat betreft tegoeden op een buitenlandse rekening (toepassing van artikel 2, § 1, 1° van de wet) kan de overschrijving betrekking hebben op de tegoeden van welke aard ook die het gevolg zijn van de vervreemding, wederbelegging e.d. van de tegoeden die aan de grondslag liggen van de aangifte. In dat geval zal de indiener van de aangifte het verband moeten aantonen (verkopen, beleggingen e.d.) tussen de tegoeden die aan de grondslag liggen van de aangifte, en de tegoeden die worden overgeschreven.
-
wat betreft roerende waarden waarvan het bezit vóór 1 juni 2003 wordt aangetoond, en met betrekking tot dewelke de deponeringsvoorwaarde geldt, kan de deponering betrekking hebben op roerende waarden die na 1 juni 2003 werden verworven door wederbelegging van de netto-opbrengst van de vervreemding van de roerende waarden die aan de grondslag van de aangifte liggen, en dit op voorwaarde dat de indiener van de aangifte het verband aantoont (vervreemding, wederbelegging,…).
c) De aangever toont niet het verband aan Indien de indiener van de aangifte niet het verband aantoont tussen de tegoeden die aan de grondslag liggen van de aangifte en de tegoeden die gelijktijdig met de aangifte worden overgeschreven of gedeponeerd, zal een verband worden vastgesteld uitgaande van de waarde van de tegoeden op de volgende wijze: -
in geval van toepassing van artikel 2, §1, 1° van de wet (geen deponeringsvoorwaarde) zal de aangifte betrekking kunnen hebben op een aangegeven bedrag dat maximaal gelijk is aan de waarde van tegoeden van welke aard ook die worden overgeschreven gelijktijdig met de aangifte zonder dat dit bedrag evenwel hoger mag zijn dan de waarde van de tegoeden die aan de grondslag liggen van de aangifte (tegoeden “op de foto”);
-
in geval van toepassing van artikel 2, §1, 2° van de wet (deponeringsvoorwaarde) zal de aangifte betrekking kunnen hebben op een aangegeven bedrag dat maximaal gelijk is aan de waarde van de roerende waarden die worden gedeponeerd gelijktijdig met de aangifte zonder dat dit bedrag evenwel hoger mag
5
zijn dan de waarde van de roerende waarden die aan de grondslag liggen van de aangifte (d.i. de roerende waarden waarvan het bezit wordt aangetoond vóór 1 juni 2003). Voor de toepassing van bovenstaand verband op grond van de waarde van de tegoeden, zullen alle roerende waarden (die aan de grondslag liggen van de aangifte en die het voorwerp uitmaken van de overschrijving of deponering) gewaardeerd worden met toepassing van de waarderingsregels vervat in artikel 1 van het Koninklijk Besluit van 9 januari 2004.
7.
Welke bijzondere vereisten vloeien voort uit de Wet inzake de overschrijving zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 1° of de deponering zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 2°? Indien de aangifte geschiedt op grond van tegoeden die op een buitenlandse rekening staan (toepassing van artikel 2, § 1, 1° van de wet) moet de overschrijving op grond van artikel 2, § 1, derde lid van de wet geschieden gelijktijdig met de aangifte en vanop een buitenlandse rekening. Indien de aangifte geschiedt op grond van roerende waarden die niet op een buitenlandse rekening staan (toepassing van artikel 2, § 1, 2° van de wet) dienen de roerende waarden op het ogenblik van de aangifte gedeponeerd te zijn bij de bank of beursvennootschap waarbij de aangifte plaatsvindt.
8.
Moet de overschrijving van de tegoeden gebeuren op een rekening op naam van de aangever? Indien de aangever opteert voor een eenmalige bijdrage van 6 % moet de overschrijving gebeuren op een rekening op naam van de aangever, gelet op de investeringsverplichting.
9.
Moet de deponering van roerende waarden gebeuren op een rekening op naam van de aangever? De deponering moet steeds gebeuren op een rekening op naam van de aangever. Wat roerende waarden op naam betreft, kan tot deponering worden overgegaan door neerlegging van certificaten naar Belgisch of buitenlands recht, die deze roerende waarden vertegenwoordigen.
6
10. Geldt de deponeringsvoorwaarde ook in geval roerende waarden aangehouden op een buitenlandse rekening worden overgeschreven naar een Belgische rekening? In de gevallen voorzien in art. 2 § 1, 1° van de wet is de deponeringsvoorwaarde niet van toepassing.
11. De waardebepaling voor roerende waarden dient te gebeuren overeenkomstig het KB van 9 januari 2004. Welke markten zal men daarvoor in aanmerking nemen? Wat indien voor genoteerde roerende waarden geen koers op 30 mei 2003 voorhanden is? De Belgische markt en indien de roerende waarden niet op een Belgische markt zijn genoteerd, die van het land van de emittent. Indien voor genoteerde roerende waarden geen koers op 30 mei 2003 bestaat, dan zal de laatste koers vóór die datum in aanmerking worden genomen.
12. Met welke wisselkoers moet rekening worden gehouden voor de omrekening van tegoeden in vreemde deviezen naar euro’s? De omzetting moet gebeuren aan de hand van de wisselkoers op de dag van de aangifte.
13. De instelling moet een controle doen van de aangifte. Waaruit bestaat die? Zonder volledig te zijn, dient in elk geval het voorwerp uit te maken van een controle: - het feit of de aangifte “volledig” is (zie vraag 4); - de identiteit van de aangever, overeenkomstig de witwaswetgeving; - de juiste toepassing van het tarief op basis van de ingediende aangifte; - de materiële correctheid van alle berekeningen (reken- en schrijffouten in de bedragen); - de volledigheid van de documenten tot staving van de “foto”; - de toepassing van de witwaswetgeving.
7
14. Wat moet worden verstaan onder effecten aan toonder? Het begrip “effecten aan toonder” moet worden begrepen in de zin van de artikelen 466 en 467 van het Wetboek van Vennootschappen of gelijkaardige bepalingen naar buitenlands recht, ongeacht het feit of die effecten al dan niet op een rekening zijn geplaatst.
15. Kan een belastingplichtige zijn keuze voor het 6% of 9% tarief wijzigen? Eens de volledige aangifte is ingediend is de daarin vermelde keuze definitief.
16. Kan de EBA-bijdrage van 6 % of 9 % betaald worden met “vers” geld, d.w.z. gelden die niet zijn opgenomen in een aangifte? Ja.
17. Dient een instelling een attest af te geven ook in het geval dat de betrokkene het voorwerp uitmaakt van maatregelen in het kader van de witwaswetgeving? De correcte toepassing van de witwaswetgeving staat de aflevering van een attest niet in de weg. De EBA-wet stelt dat in bepaalde gevallen het afgeleverde attest “zonder uitwerking” blijft (zie art 2, § 2 van de wet). Dat is het geval bv. voor sommen, kapitalen of roerende waarden afkomstig van het verrichten van een witwasoperatie.
18. Kan een instelling verscheidene attesten afleveren aan eenzelfde aangever? Ja. Het is evenwel duidelijk dat voor eenzelfde aangifte slechts één attest wordt afgegeven.
19. Kan een instelling één enkel attest afleveren aan verscheidene aangevers? Neen. Indien de tegoeden in onverdeeldheid toebehoren aan twee echtgenoten zullen deze, met het oog op de aangifte en de ontvangst van het attest, een verdeling over twee aangiften moeten maken. Aan ieder van beide zal een attest worden afgeleverd voor het door hen aangegeven bedrag.
8
Hetzelfde geldt wanneer we te doen hebben met een blote eigenaar en een vruchtgebruiker.
20. Kan een aangever (of zijn rechtsopvolger) een duplicaat van het attest opvragen? Neen. Het attest is uniek. Derhalve is het aangewezen van het attest de nodige kopies te maken, mede gelet op het feit dat het attest zowel op fiscaal als op sociaal en op strafrechtelijk vlak effect kan hebben.
21. Wat is de grondslag voor de toepassing van de investeringsverplichting (toepassing van het 6% tarief) ? Het bedrag van de in aanmerking komende investering moet overeenstemmen met het bedrag dat in de aangifte wordt vermeld verminderd met de verschuldigde bijdrage (toepassing van het tarief van 6 %). Dit geldt zowel voor de aangever als voor de erfopvolger. Wat de herinvestering betreft, laat de wet toe dat enkel de netto-overdrachtprijs of de verkregen nettoterugbetaling wordt geherinvesteerd.
22. Komen de overgeschreven roerende waarden in aanmerking als “geldige” investering voor de toepassing van het 6 %-tarief ? Overgeschreven roerende waarden kunnen als investering in aanmerking komen. Er weze evenwel opgemerkt dat gedeponeerde of overgeschreven effecten aan toonder steeds onderworpen zijn aan het tarief van 9 %.
23. Vanaf welke datum wordt de investeringsperiode (toepassing van het 6% tarief) geacht te beginnen? De investering moet plaatsvinden binnen de dertig dagen na indiening van de aangifte en moet eventueel mits herinvestering worden aangehouden voor een minimumperiode van drie jaar te rekenen vanaf de datum van indiening van de aangifte.
24. Kan men bij investering door “gebruik” van de tegoeden voor de aankoop, het bouwen en/of renovatie van gebouwde onroerende goederen ervan uitgaan dat de BTW of registratierechten en eventuele andere aktekosten in het geïnvesteerde bedrag begrepen worden en niet afzonderlijk bovenop dienen te worden gestort? Ja.
9
25. Wanneer niet is voldaan aan de voorwaarde inzake belegging, herbelegging (in geval van arbitrage) of deponering, wordt de sanctie dan toegepast op het aangegeven bedrag of alleen op het deel waarvoor de voorwaarde of de vereiste niet in acht is genomen ? De in artikel 10 van de wet bedoelde bijkomende bijdrage is verschuldigd op de in de EBA-aangifte vermelde grondslag voor de berekening van de bijdrage waarop de gestelde voorwaarde of vereiste betrekking heeft. Van zodra niet of niet meer voldaan is aan de in art. 10 vermelde voorwaarde of vereiste, bedraagt de maximale sanctie 6 %.
26. In geval van deponering van roerende waarden houdt de verplichting tot deponering op bij het overlijden van de aangever. Quid met de als waarborg geblokkeerde tegoeden? Quid de bijkomende bijdrage? In geval van het overlijden van de aangever moet de deponeringsvoorwaarde niet langer worden nageleefd en is de bijkomende bijdrage niet van toepassing. De als waarborg geblokkeerde tegoeden worden dan ook vrijgegeven.
27. Zijn de tegoeden en de roerende waarden die in het kader van de EBA bij een instelling worden aangehouden beschermd tegen beslag? Neen, de gemeenrechtelijke regeling blijft volkomen van toepassing.
28. Wat is de draagwijdte van de investeringsverplichting indien de investering bestaat uit de betaling van een premie ter gelegenheid van het afsluiten van een levensverzekeringsovereenkomst of kapitalisatieovereenkomst bij een verzekeringsonderneming? Wanneer op een dergelijke levensverzekeringsovereenkomst of kapitalisatieovereenkomst binnen de drie jaar na de datum van de aangifte wordt overgegaan tot afkoop, moet de aangever, teneinde de in artikel 10 van de wet bedoelde bijkomende bijdrage te vermijden, overgaan tot herinvestering van de netto-afkoopwaarde (zie artikel 4 van de wet).
29. Tot wie kan u zich wenden voor bijkomende inlichtingen? Voor bijkomende inlichtingen kan u zich steeds wenden tot uw persoonlijke raadgever, de bank, de beursvennootschap en de verzekeringsonderneming die EBAaangiften ontvangen.