ARBEIDSREGLEMENT 1 januari 1998
I
Toepassingsgebied
Artikel 1 Dit reglement geldt voor het administratief en technisch personeel, verder genoemd ‘de werknemers’, van de Katholieke Universiteit te Leuven, verder genoemd ‘de werkgever’, voorzover er geen individuele schriftelijke afwijking overeengekomen werd en welke ook de bron van hun bezoldiging is.
Artikel 2 De artikels vermeld in artikel 3 van dit reglement gelden ook voor het academisch personeel, onverminderd de bepalingen van het ‘Reglement van het academisch personeel’. Bij het academisch personeel wordt een onderscheid gemaakt tussen het zelfstandig academisch personeel (ZAP), het assisterend academisch personeel (AAP) en het bijzonder academisch personeel (BAP). Het ZAP omvat de graden gewoon en buitengewoon hoogleraar, hoogleraar, hoofddocent en docent. Gastprofessoren en de plaatsvervangers van leden van het ZAP voor onderwijstaken worden voor de toepassing van dit reglement als ZAP beschouwd. Het AAP omvat de graden assistent, doctor-assistent en praktijkassistent. Hun plaatsvervangers worden voor de toepassing van dit reglement eveneens als AAP beschouwd. Met BAP worden alle andere academische personeelsleden bedoeld.
Artikel 3 Het ZAP valt onder het toepassingsgebied voor de artikelen 2, 3, 4, 5, 9, 17, 22, 23, 24, 26 tot en met 30, 34 tot en met 41, 46 tot en met 51. Het AAP valt onder het toepassingsgebied voor de artikelen 2, 3, 4, 5, 9, 17, 22, 23, 24, 26 tot en met 31, 33 tot en met 41, 46 tot en met 51. Het BAP valt onder het toepassingsgebied voor de artikelen 2, 3, 4, 5, 8, 9, 17, 22, 23, 24, 26 tot en met 41, 46 tot en met 51.
II
Indienstneming
Artikel 4 De indienstneming gebeurt door de Raad van beheer of door de personen of de organen die daartoe door hem gemachtigd zijn. Jobstudenten worden in dienst genomen met een specifieke overeenkomst voor tewerkstelling voor studenten.
III
Persoonsgegevens
Artikel 5 Om een correcte personeels- en loonadministratie te verzekeren, moet de werknemer aan de werkgever tijdig alle informatie bezorgen over zijn identiteit en in voorkomend geval ook over de samenstelling van zijn gezin. Deze gegevens worden verzameld, opgeslagen, verwerkt en aangewend in overeenstemming met de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Alle wijzigingen in deze gegevens moeten onmiddellijk meegedeeld worden.
arbeidok.not
1
IV
Uitvoering van het werk en arbeidstijd
A
Aard van het werk
Artikel 6 De werknemers moeten het werk dat hun diensthoofd of zijn vertegenwoordiger hun opdraagt, in overeenstemming met hun functieomschrijving zorgvuldig, eerlijk en nauwkeurig uitvoeren. Voor jobstudenten wordt een beknopte omschrijving van de taken opgenomen in of als bijlage bij de arbeidsovereenkomst.
B
Werkrooster
Artikel 7 Voor werknemers met een vast werkrooster wordt het werkrooster als bijlage aan de arbeidsovereenkomst toegevoegd Dat gebeurt bij de indienstneming en vervolgens telkens als het diensthoofd en de werknemer overeenkomen het werkrooster te wijzigen. Het diensthoofd krijgt een afschrift van het rooster. Voor werknemers met een variabel werkrooster wordt het werkrooster opgehangen op de plaats waar het werk wordt verricht, samen met een afschrift van het artikel over het werkrooster uit de arbeidsovereenkomst. Dat moet gebeuren uiterlijk vijf werkdagen voordat het rooster van kracht wordt. Een normale arbeidsdag begint op zijn vroegst om zes uur en eindigt op zijn laatst om twintig uur. De maximale arbeidstijd bedraagt negen uur per dag en veertig uur per week. Buiten de afwijkingen volgens de procedure bepaald in CAO, heeft iedereen recht op een middagpauze van een uur. De afwijkende werkroosters voor bepaalde categorieën van werknemers zijn als bijlage 1 bij dit arbeidsreglement opgenomen. Voor jobstudenten met een variabel werkrooster wordt het werkrooster van de gehele periode gedetailleerd vastgelegd in of als bijlage bij de arbeidsovereenkomst, of vijf werkdagen voor het begin van de werkweek opgehangen op de plaats waar de student werkt. De gemiddelde arbeidsduur, bepaald in artikel 11 bis van de Arbeidsovereenkomstenwet, mag worden berekend over de periode van tewerkstelling, die maximaal zes maanden kan bedragen. Voor jobstudenten worden het tijdstip en de duur van de rusttijden opgenomen in of als bijlage bij de arbeidsovereenkomst. Voor personeelsleden die ressorteren onder het toepassingsgebied van de CAO van 17 november 1997 afgesloten tussen de K.U.Leuven en de Landelijke Bediendencentrale met betrekking tot de sportmonitoren, en die met een variabel werkrooster worden tewerkgesteld, wordt het werkrooster van de gehele periode vastgelegd in of als bijlage bij de arbeidsovereenkomst of vijf dagen voor het begin van de werkweek opgehangen op de plaats van de arbeid. De gemiddelde arbeidstijd wordt geleverd over de periode van maximum één jaar.
C
Huisarbeid
Artikel 8 Voor huisarbeiders geldt de desbetreffende wetgeving. Een huisarbeider is een werknemer die tegen loon arbeid verricht onder het gezag van de werkgever, in zijn woonplaats of op elke door hem/haar gekozen plaats zonder dat hij/zij onder de rechtstreekse controle van de werkgever staat.
arbeidok.not
2
D
Feestdagen
Artikel 9 Buiten de tien wettelijke feestdagen zijn de volgende dagen voor de universiteit bijkomende feestdagen: • 2 februari • 11 juli • maandag van Leuven-kermis voor de werknemers met standplaats Leuven • maandag van Kortrijk-kermis voor de werknemers met standplaats Kortrijk • 2 november • 26 december
V
Afwezigheid op het werk
Artikel 10 Indien arbeidsongeschiktheid of enig ander geval van overmacht de aanwezigheid op het werk verhindert, moet de werknemer die aan een faculteit verbonden is onmiddellijk de administratief secretaris van zijn faculteit op de hoogte brengen. Die brengt onmiddellijk het diensthoofd en de personeelsdienst op de hoogte. Een specifieke regeling per faculteit is mogelijk mits akkoord van de Ondernemingsraad. Werknemers die niet aan een faculteit verbonden zijn, melden hun afwezigheid onmiddellijk aan hun diensthoofd die onverwijld de personeelsdienst op de hoogte brengt. Voor KULAK moet onmiddellijk de directie van het Algemeen Beheer verwittigd worden die dan direct het diensthoofd en de personeelsdienst inlicht. Bij ziekte of ongeval moet de werknemer bereid zijn zich te onderwerpen aan een medische controle door een arts die de werkgever daartoe heeft aangesteld.
Artikel 11 Bij afwezigheid wegens ziekte of ongeval van meer dan een dag, moet de werknemer bovendien binnen twee werkdagen een medisch attest, dat de duur van de arbeidsongeschiktheid vermeldt, bezorgen aan dezelfde persoon aan wie hij, overeenkomstig artikel 10, zijn afwezigheid moet melden. Deze maakt het attest onverwijld over aan de personeelsdienst.
Artikel 12 Wanneer de arbeidsongeschiktheid langer duurt dan aanvankelijk bepaald werd, moet de werknemer de procedure van de artikels 10 en 11 opnieuw toepassen. Het nieuwe medisch attest moet preciseren waarom de arbeidsongeschiktheid verlengd wordt.
Artikel 13 Wanneer de werknemer binnen veertien dagen na de vorige arbeidsongeschiktheid opnieuw ziek wordt, dan moet het medisch attest vermelden of de nieuwe arbeidsongeschiktheid al dan niet een andere oorzaak heeft. Zoniet wordt vermoed dat beide periodes van arbeidsongeschiktheid dezelfde oorzaak hebben, tenzij het tegendeel alsnog wordt bewezen.
Artikel 14 Na elke afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid van meer dan 28 kalenderdagen, moet de werknemer vooraf de personeelsdienst schriftelijk informeren dat hij het werk hervat. Een gewone brief is hiervoor voldoende. De personeelsdienst verwijst dan de werknemer naar de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk (Bedrijfsgeneeskundige Dienst IDEWE) voor een medisch onderzoek.
arbeidok.not
3
Artikel 15 Indien een derde verantwoordelijk is voor de arbeidsongeschiktheid, dan moet de werknemer dat aan de personeelsdienst melden, zodat de werkgever de schade van de verantwoordelijke derde kan terugvorderen.
VI
Rechten en plichten van het toezichthoudend personeel
Artikel 16 Het personeel dat het werk leidt en toezicht houdt, vertegenwoordigt de werkgever, binnen de grenzen van zijn functieomschrijving en de toegekende bevoegdheid. Dat toezichthoudend personeel is verantwoordelijk voor de naleving van de geldende arbeidsvoorwaarden. In het bijzonder moet het: • toezien op de aanwezigheid; • het personeel begeleiden en opdrachten geven; • het werk verdelen; • toezien op de normale werking van apparaten en machines en bij defect passende maatregelen treffen; • de orde en tucht behouden in de universiteit. Het toezichthoudend personeel heeft het recht vast te stellen dat een werknemer die komt werken, klaarblijkelijk niet geschikt is om te werken en hem te verbieden het werk te beginnen of voort te zetten. De personeelsdienst moet hiervan onmiddellijk op de hoogte worden gebracht.
VII
Waardigheid van vrouwen en mannen op het werk
Artikel 17 Alle werknemers hebben recht op een waardige behandeling. Ongewenst seksueel gedrag op het werk wordt niet geduld. Ongewenst seksueel gedrag op het werk omvat elke vorm van verbaal, niet-verbaal of lichamelijk gedrag van seksuele aard, waarvan degene die er zich schuldig aan maakt weet of zou moeten weten dat het afbreuk doet aan de waardigheid van vrouwen en mannen op het werk. Het kan dus onder andere gaan om opmerkingen, insinuaties, intimidaties, bedreigingen, handtastelijkheden. Ongewenst seksueel gedrag staat in tegenstelling tot wederzijds vriendschappelijk gedrag dat de universiteit apprecieert en aanmoedigt. Iedereen die binnen de universiteit verantwoordelijkheid draagt, moet ervoor zorgen dat de waardigheid van iedere werknemer gerespecteerd wordt. Een werknemer die het slachtoffer is van ongewenst seksueel gedrag op het werk, kan zich in alle discretie wenden tot één van de vertrouwenspersonen die op grond van het K.B. van 18 september 1992 werden aangesteld, en klacht indienen tegen de dader. De vertrouwenspersonen zullen het slachtoffer opvangen, helpen en ondersteunen. Zij zijn verplicht de vertrouwelijke informatie die hen meegedeeld wordt, geheim te houden. De namen van de vertrouwenspersonen worden in bijlage 2 vermeld. De vertrouwenspersoon die de klacht ontvangt, beslist welk gevolg aan de klacht wordt gegeven. Als sancties kunnen toegepast worden, de tuchtmaatregelen bepaald in artikel 44 van dit reglement, onverminderd de tuchtregeling voor ZAP, AAP en BAP.
arbeidok.not
4
VIII
Loonregeling
A
Vaststelling en controle van de arbeid
Artikel 18 Het diensthoofd stelt de aanwezigheid en de gewerkte uren vast om het loon te bepalen.
Artikel 19 Deeltijdse arbeid wordt bezoldigd volgens de verhouding: (N / Y) x het maandloon, waarbij N het aantal uren voorstelt dat volgens de arbeidsovereenkomst per week gewerkt wordt en Y het aantal uren van een voltijdse werknemer.
Artikel 20 Het werk van jobstudenten wordt geregistreerd op een maandelijkse individuele prestatiestaat die wordt bijgehouden op de plaats waar de student werkt. Op het einde van de overeenkomst of van de lopende maand, ondertekenen de jobstudent en het diensthoofd de prestatiestaat voor akkoord. Het diensthoofd dient de prestatiestaat bij de personeelsdienst ATP in uiterlijk voor de vierde kalenderdag na het einde van de maand waarin gewerkt werd. Het loon wordt betaald overeenkomstig de prestatiestaat. Indien de prestatiestaat ontbreekt, wordt het loon uitbetaald volgens het werkrooster bepaald in de arbeidsovereenkomst. De prestatiestaat wordt door de personeelsdienst ATP in het dossier van de student bewaard.
B
De overuren
Artikel 21 Voor overuren bij tijdelijke vermeerdering van het werk moet het diensthoofd vooraf met een gemotiveerde aanvraag de toelating krijgen van de algemeen beheerder. Bij dringende noodzaak of in onvoorziene omstandigheden kunnen overuren worden gemaakt. In de week nadat de overuren werden gemaakt, geeft het diensthoofd het aantal overuren, met de redenen ervoor, door aan de personeelsdienst. De overuren worden betaald op basis van 1/164,67 van het maandloon. De werknemer moet wettelijke inhaalrust in afspraak met het diensthoofd nemen binnen het kwartaal waarin de overuren werden gemaakt. Enkel in het geval dat overwerk gepresteerd wordt om het hoofd te bieden aan een buitengewone vermeerdering van het werk mag de inhaalrust ten laatste in het daaropvolgende kwartaal genomen worden.
C
Tijdstip van betaling
Artikel 22 De werknemer ontvangt zijn loon op de laatste werkdag van de maand waarin hij gewerkt heeft. Een jobstudent wordt betaald de zevende werkdag na het einde van de maand waarin hij gewerkt heeft.
arbeidok.not
5
Artikel 23 De tegemoetkoming in de kosten van het sociale abonnement wordt betaald bij de maandelijkse uitbetaling van het loon, indien de reglementair vereiste bewijsstukken voor de vijftiende dag van de maand op de personeelsdienst zijn bezorgd.
D
Wijze en plaats van betaling
Artikel 24 De betaling gebeurt op een financiële rekening van de werknemer. Eventuele betaling in contanten gebeurt in de Financiële Dienst van de universiteit.
Artikel 25 Binnen de wettelijke beperkingen kan een deel van het loon in natura worden betaald. De waarde van deze voordelen in natura wordt geschat en in een schriftelijke overeenkomst vastgelegd.
Artikel 26 De werknemer kan zijn individuele rekening inkijken. De personeelsdienst geeft na afspraak zo nodig uitleg over lonen, afhoudingen, kinderbijslagen enzovoort.
E
Gelijke beloning
Artikel 27 Mannelijke en vrouwelijke werknemers ontvangen een gelijke beloning, overeenkomstig de CAO nr. 25 van 15 oktober 1975, die als bijlage 3 bij dit reglement is opgenomen.
F
Klachten
Artikel 28 Wanneer de werknemer een fout vaststelt bij de berekening van zijn loon of bij de vaststelling van de maatstaven voor de berekening ervan, dan moet hij de personeelsdienst daarvan onmiddellijk op de hoogte brengen. De personeelsdienst controleert dan op mogelijke fouten, hoort de werknemer en geeft uitleg. Wanneer de werkgever een fout vaststelt bij de berekening van het loon, dan herstelt hij die zo vlug mogelijk. Als er te weinig betaald is, dan wordt het nog te betalen bedrag bij de eerstvolgende betaling gevoegd. Als er te veel betaald is, dan wordt de werknemer verzocht het teveel zo snel mogelijk terug te storten.
IX
Militaire dienst
Artikel 29 Als een werknemer opnieuw onder de wapens geroepen wordt, behoudt hij gedurende de eerste maand zijn loon, verminderd met de vergoeding en de militietoeslagen die door de Staat worden gestort aan hem of aan zijn familie met een maximum van het bedrag van zijn loon.
arbeidok.not
6
X
Arbeidsongevallen
Artikel 30 Elk arbeidsongeval wordt onmiddellijk gemeld aan de verzekeringsdienst. Voor KULAK-personeel wordt elk arbeidsongeval onmiddellijk gemeld aan de directie van het Algemeen Beheer die daarvan aangifte doet bij de verzekeringsdienst. Die dienst bezorgt het slachtoffer een aangifteformulier. Bij een arbeidsongeval kan de eerste hulp worden verleend op de dienst spoedgevallen van het universitair ziekenhuis. Voor de campus Kortrijk kan men terecht in het Christelijk Algemeen Ziekenhuis Kortrijk, Campus Loofstraat te Kortrijk.
XI
Beëindiging van de arbeidsovereenkomst
Artikel 31 Voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst geldt de wettelijke regeling.
Artikel 32 Partijen kunnen de arbeidsovereenkomst verbreken wegens dringende redenen. Dringende redenen zijn ernstige tekortkomingen die de professionele samenwerking tussen werkgever en werknemer onmiddellijk en definitief onmogelijk maken.
XII
Toegebrachte schade
Artikel 33 Wanneer een werknemer materiaal of eigendom van de werkgever beschadigt, moet hij zijn diensthoofd daarvan onmiddellijk op de hoogte brengen. Werknemers die kunnen getuigen over aangebrachte beschadiging, moeten dat aan hun diensthoofd melden.
XIII
Preventie en bescherming op het werk
Artikel 34 Werknemers die leidinggeven aan of toezicht houden op anderen, moeten overeenkomstig de veiligheids- gezondheids- en milieurichtlijnen: • vooraf de risico’s evalueren voor de werknemers, de studenten en de andere personen die zij begeleiden, rekening houdend met hun bekwaamheid. Op grond hiervan moeten zij de nodige preventiemaatregelen nemen, in overleg met en met goedkeuring van het diensthoofd; • tijdig het advies inwinnen van de deskundigen voor veiligheid, gezondheid en de bescherming van het milieu; • controleren dat de werknemers, de studenten en de andere personen die zij begeleiden de nodige informatie over veiligheid, gezondheid en de bescherming van het milieu hebben gekregen, goed hebben begrepen en in de praktijk brengen; • controleren of de veiligheids-, gezondheids-, en milieurichtlijnen nageleefd worden; • eventuele incidenten of inbreuken onderzoeken en de gepaste maatregelen nemen om ze voortaan te voorkomen. Werknemers die nieuwe proefopstellingen ontwerpen of die machines, toestellen, producten of installaties ontwikkelen, aanschaffen of aanpassen, moeten: • vooraf de risico’s evalueren en op grond van die evaluatie preventiemaatregelen nemen, in overleg met en met goedkeuring van het diensthoofd; • zo nodig tijdig het advies inwinnen van de deskundigen voor veiligheid, gezondheid en de bescherming van het milieu.
arbeidok.not
7
De werknemers mogen van hun diensthoofd verwachten dat hij hun geen werk met onaanvaardbaar risico opdraagt. Werk met onaanvaardbaar risico mag niet worden uitgevoerd. De werknemers dragen bij het werk zorg voor hun eigen veiligheid en gezondheid en die van anderen. Zij moeten hierbij schade aan de infrastructuur, de uitrusting, het milieu en het imago van de werkgever voorkomen. Hiertoe moeten de werknemers vooral, overeenkomstig hun opleiding, de veiligheids-, gezondheids-, en milieurichtlijnen en de instructies van hun diensthoofd of andere bevoegde personen: • op de juiste wijze gebruik maken van machines, toestellen, gereedschappen, vervoermiddelen, gevaarlijke stoffen, radioactieve producten, biologisch materiaal, dieren enzovoort; • op de juiste wijze gebruik maken van de persoonlijke beschermingsmiddelen die hun ter beschikking zijn gesteld en die na gebruik weer opbergen; • de specifieke veiligheidsvoorzieningen van machines, toestellen, installaties en gebouwen niet willekeurig uitschakelen of veranderen en ze op de juiste manier gebruiken; • gevaren onmiddellijk melden aan het diensthoofd en eventueel andere bevoegde personen, en indien nodig zelf maatregelen nemen; • bijdragen tot de verbetering van de veiligheid, de gezondheid en de bescherming van het milieu; • bijstand verlenen in noodsituaties.
Artikel 35 Naargelang van het werk hebben de werknemers recht op aangepaste werkkleding en/of persoonlijke beschermingsmiddelen. Die worden correct gedragen, in goede staat gehouden en op de daartoe bestemde plaats opgeborgen.
Artikel 36 De werknemers moeten de werkkleding dragen en/of de persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken wanneer het werk dat vereist en volgens de instructies van hun diensthoofd of andere bevoegde personen.
Artikel 37 Werknemers die om medische redenen bepaalde persoonlijke beschermingsmiddelen niet kunnen gebruiken, melden zich bij de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk (Bedrijfsgeneeskundige Dienst IDEWE). In overleg met het diensthoofd wordt, waar mogelijk, voor aangepast werk gezorgd. In elk geval mag de werknemer de taken waarbij de betreffende beschermingsmiddelen nodig zijn, niet meer uitvoeren.
Artikel 38 Naargelang van het werk en de omstandigheden moeten de werknemers een preventief geneeskundig onderzoek ondergaan en/of ingeënt worden. De werknemers worden daartoe uitgenodigd door de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk (Bedrijfsgeneeskundige Dienst IDEWE). Als zij zich op de voorgestelde datum niet kunnen vrijmaken, moeten ze de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk zo spoedig mogelijk op de hoogte brengen en een nieuwe afspraak maken.
Artikel 39 De werknemers kunnen steeds een afspraak maken bij de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk (Bedrijfsgeneeskundige Dienst IDEWE) ter preventie van arbeidsgebonden gezondheidsklachten.
Artikel 40 In bepaalde omstandigheden kan de Preventiedienst veiligheid, radioprotectie, milieu (VRM) of de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk (Bedrijfsgeneeskundige Dienst IDEWE) het gebruik van een dosimeter voorschrijven om specifieke risico’s te evalueren. De betrokken werknemers dragen de dosimeter volgens de richtlijnen en laten hem geregeld controleren. Ze arbeidok.not
8
kunnen de resultaten van de metingen opvragen bij de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.
Artikel 41 Overeenkomstig de wetgeving over het welzijn van de werknemers en de milieuwetgeving staan de volgende personen en organen ten dienste van de werknemers: • preventieadviseurs van de Preventiedienst veiligheid, radioprotectie, milieu; • bedrijfsartsen; • hoofd fysische controle; • milieucoördinator; • Comité preventie en bescherming op het werk; • Comité biologische veiligheid; • personeelsleden verantwoordelijk voor eerste hulp bij ongevallen. De namen en contactadressen zijn opgenomen in bijlage 4.
XIV
Tuchtmaatregelen
Artikel 42 Alleen de tuchtmaatregelen van dit reglement mogen worden opgelegd. De werkgever of zijn vertegenwoordiger moet de werknemer van de tuchtmaatregel op de hoogte brengen uiterlijk de eerste werkdag nadat de tekortkoming werd vastgesteld. De maatregel moet bovendien binnen zeven kalenderdagen schriftelijk bevestigd worden.
Artikel 43 Een tuchtmaatregel kan worden opgelegd voor • het overtreden van het arbeidsreglement; • het niet naleven van orde en tucht in de universiteit; • het niet naleven van de voorschriften inzake veiligheid, gezondheid en milieu.
Artikel 44 De tuchtmaatregelen zijn • de vermaning. Een eerste schriftelijke vermaning wordt gegeven door het diensthoofd en het onmiddellijk hogere diensthoofd. Een tweede schriftelijke vermaning wordt gegeven door het diensthoofd en de rector of de algemeen beheerder of hun vertegenwoordiger; • de schorsing met of zonder behoud van het loon; • de opzegging na advies van het Comité personeelszaken; • het ontslag om dringende redenen.
Artikel 45 Wanneer een werknemer ervan overtuigd is dat hij onrechtvaardig behandeld is, dan kan hij binnen een maand schriftelijk beroep instellen bij de rector of de algemeen beheerder. De werknemer wordt dan gehoord. Hij kan zich laten bijstaan door een persoon naar zijn keuze.
XV
Diverse informatie
Artikel 46 De namen van de vakbondsafgevaardigden zijn vermeld in bijlage 5.
arbeidok.not
9
Artikel 47 De werkgever is aangesloten bij de RSZ onder nummer 75/748890. De universiteit is aangesloten bij de compensatiekas voor Kinderbijslagen van het ACVW, Lamorinièrestraat 85 te Antwerpen, onder nummer 48660. De universiteit is verzekerd tegen arbeidsongevallen bij de n.v. ABB-Verzekeringen, Waaistraat 6 te 3000 Leuven
Artikel 48 De adressen van de inspectiediensten die de toepassing controleren van de wettelijke en reglementaire bescherming van de werknemers zijn vermeld in bijlage 6.
XVI
Slotbepalingen
Artikel 49 Elke werknemer krijgt een exemplaar van dit reglement en tekent voor ontvangst. Elke nieuwe werknemer krijgt een exemplaar als hij in dienst wordt genomen en tekent eveneens voor ontvangst.
Artikel 50 Zowel de werkgever als de werknemer worden geacht dit reglement te kennen en te aanvaarden zodra de arbeidsovereenkomst ondertekend is. Zij verbinden zich ertoe de voorschriften ervan na te leven
Artikel 51 Dit arbeidsreglement werd opgesteld en aanvaard volgens de wettelijk bepaalde procedure. Het werd bij het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid ingeschreven onder nr. Elke afwijking van dit reglement moet schriftelijk opgesteld worden, gedateerd en getekend zijn door de werkgever en de werknemer. Dit reglement werd goedgekeurd door de Raad van beheer op 16 december 1997 en door de Ondernemingsraad op 26 november 1997.
arbeidok.not
10