Arbeidsreglement
HOOFDSTUK 10 Arbeidsreglement Doel Artikel 1 Dit reglement maakt deel uit van de arbeidsovereenkomst en heeft ten doel de wederzijdse rechten en verplichtingen van de werkgever en de medewerker nader te regelen, onverminderd de bepalingen van de wet, tenzij het tegendeel hiervan uitdrukkelijk blijkt.
Verplichtingen Orde en veiligheid Artikel 2 1. De directie zal voor de goede orde, samenwerking, veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu de grootst mogelijke waarborgen scheppen door een goed bestuur, goede communicatie, goede samenwerking met de Ondernemingsraad en het treffen van de nodige materiële en personele voorzieningen. 2. De directie bevordert dat elke medewerker zoveel mogelijk die arbeid verricht en die functie bekleedt waarvoor hij naar aanleg, opleiding, ervaring en bekwaamheid het meest geschikt is. De directie ziet erop toe dat de overeengekomen arbeidsvoorwaarden worden nageleefd en dat aan de eisen van veiligheid, milieu en orde wordt voldaan. 3. Elke medewerker zal zich gedragen naar de overeengekomen arbeidsvoorwaarden, naar de eisen van veiligheid, milieu en orde, naar de bepalingen van dit reglement en naar alle andere geldende voorschriften. 4. Iedere medewerker is verplicht zijn leidinggevende te wijzen op elke situatie en op elke omstandigheid die de veiligheid in gevaar brengt of kan brengen. Mededelingen van algemene aard Artikel 3 1. Mededelingen van algemene aard, waaronder die betreffende orde, veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu, worden op de mededelingenborden en/of in algemeen schrijven bekend gemaakt. 2. Voorts wordt elke medewerker geacht bekend te zijn met door de werkgever gedane mededelingen, mits deze in een circulaire zijn verstuurd aan zijn huisadres dan wel naar het door de medewerker opgegeven e-mail adres of aan hem zijn ter hand gesteld of op publicatieborden zijn vermeld.
Arbeidsreglement
Werkzaamheden Artikel 4 1. Onder werkzaamheden wordt verstaan alle handelingen en activiteiten die op het verwezenlijken van het statutaire doel van de onderneming zijn gericht, daarmede verband houden of daartoe bevorderlijk zijn, alsmede alle activiteiten die door of namens de directie noodzakelijk worden geacht voor een goede gang van zaken. 2. De werkzaamheden worden naar beste weten en kunnen individueel of in team- dan wel ploegverband verricht. 3. Alle werkzaamheden worden - met inachtneming van de bedrijfsveiligheids- en milieuvoorschriften/ procedures - ten uitvoer gebracht ongeacht de weersomstandigheden en op alle dagen van de week, echter binnen de mogelijkheden van de daartoe strekkende voorzieningen en werkschema’s/dienstroosters. Het lopende werk wordt zodanig aan de opkomende medewerker of opkomende ploeg overgedragen dat het werk niet wordt onderbroken of, indien dit niet mogelijk is, zodanig dat gezien de aard van de werkzaamheden de tijd van onderbreking tot een minimum beperkt blijft. 4. De werkgever en de medewerker dienen zich te houden aan de werk-, schaft- en rusttijden, zoals deze in overeenstemming met de wet in de CAO zijn neergelegd. ECT- Badge Artikel 5 1. De badge is bestemd ter identificatie voor aan- en afwezigheidregistratie, toegangscontrole, het activeren van equipment en het verkrijgen van restaurantkorting. De medewerker is verplicht de badge gedurende zijn werkzaamheden bij MATRANS bij zich te dragen en deze strikt conform het doel van de badge te gebruiken. 2. De aan- en afwezigheid van medewerkers wordt gecontroleerd. De registratie van de aanen afwezigheid geeft de leidinggevende de mogelijkheid een bevestiging te krijgen van iets dat de leidinggevende reeds vanuit de ervaring wist, namelijk een print van de individuele aan- en afwezigheid. Het is niet toegestaan dat de leidinggevende deze print in de groep bespreekt. De leidinggevende kan de medewerker persoonlijk aanspreken op het badgegedrag van de medewerker. 3. De directie behoudt zich het recht voor al dan niet voor tijdelijke periodes op daartoe aangewezen locaties het zichtbaar dragen van de badge verplicht te stellen. 4. Leidinggevenden vanaf niveau Manager Operations zijn te allen tijde gerechtigd medewerkers naar hun badge te vragen. De medewerker is verplicht zijn badge te tonen. 5. ECT en de beveiligingsdienst behouden zich het recht voor om iemand de toegang tot de ECT-terminals te ontzeggen. 6. De badge is persoonlijk en geeft uitsluitend aan de daarop vermelde persoon recht van gebruik voor het doel als hierboven vermeld. De badge blijft te allen tijde eigendom van ECT. 7. Bij misbruik kan de beveiligingsdienst van de ECT -locatie waar het feit geconstateerd wordt de badge met onmiddellijke ingang intrekken, waarna zo spoedig mogelijk contact met Matrans wordt opgenomen.
Arbeidsreglement
8. Na beëindiging van het dienstverband, het verstrijken van de geldigheidsduur of het vervallen van de noodzaak de gebieden te betreden waarvoor de badge werd verstrekt, dient deze zo spoedig mogelijk te worden ingeleverd bij P&O. 9. In geval van verlies en/of beschadiging van de badge stelt de medewerker de Manager Operations hiervan onmiddellijk in kennis. In dergelijke situaties komen de kosten verbonden aan een nieuwe badge (ε 12,50 per 1 januari 2006) voor rekening van de medewerker, tenzij er sprake is van niet-verwijtbaarheid van de medewerker. De bewijslast van niet-verwijtbaarheid ligt bij de medewerker. P&O is verantwoordelijk voor de uitvoering. Persoonlijke beschermingsmiddelen Artikel 6 1. Elke medewerker is verplicht de door het bedrijf beschikbaar gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen te hanteren binnen de daartoe aangewezen bedrijfsgebieden c.q. omstandigheden van MATRANS. De door het bedrijf verstrekte informatie/richtlijnen en opgestelde werkprocedures betreffende veiligheid (waaronder aanwijzing van gebieden c.q. omstandigheden waarin hantering van de aangegeven persoonlijke beschermingsmiddelen verplicht is) dienen te allen tijde door de medewerker te worden nageleefd. 2. Een medewerker is niet geoorloofd in het aangewezen gebied of omstandigheid zonder hantering van de verplichte beschermingsmiddelen aanwezig te zijn c.q. te werken. Mocht een medewerker om welke reden dan ook niet over de vereiste beschermingsmiddelen beschikken, dient hij dat voor betreding van de aangewezen gebieden en voor aanvang van de werkzaamheden aan zijn leidinggevende te melden. 3. De middelen blijven eigendom van het bedrijf of de te verstrekken instantie. De gebruiker is verplicht de middelen met zorg te behandelen en na gebruik weer in te leveren. Bij het in gebreke blijven kan hij voor de schade worden aangesproken. 4. MATRANS beschouwt overtreding door een medewerker van de plicht tot hantering van persoonlijke beschermingsmiddelen als zeer ernstig. Tegen de medewerker die in strijd met deze plicht heeft gehandeld worden door MATRANS (disciplinaire) maatregelen getroffen conform het Nul tolerantie beleid. Het Nul tolerantie beleid is als Bijlage toegevoegd. 5. Gedurende de tijd dat een medewerker door de overtreding niet in staat is zijn werkzaamheden te verrichten, wordt aan de medewerker geen loon uitbetaald. Het betreden en verlaten van de werkplaatsen Artikel 7 1. Het is de medewerker uitsluitend toegestaan de terreinen, kantoren, vaar- en voertuigen, kranen en alle andere plaatsen en werktuigen bij het bedrijf in gebruik via de aangewezen toegangen te betreden en te verlaten. 2. Het is de medewerker niet toegestaan andere plaatsen op het werkterrein te betreden dan die welke de medewerker voor zijn werkzaamheden moet betreden, tenzij hij toestemming van zijn leidinggevende of diens plaatsvervanger heeft verkregen.
Arbeidsreglement
Visitatie Artikel 8 1. Bij het betreden en verlaten van de ECT- terreinen en ECT- gebouwen zijn Matrans medewerkers gehouden mee te werken aan een eventuele visitatie. 2. De visitatie wordt uitgevoerd met in achtneming van de wettelijke beschrijvingen en beperkingen en strekt zich niet uit tot het lichaam. De visitatie mag alleen worden uitgevoerd door een door ECT benoemde medewerker(s) van de bedrijfsbeveiliging. 3. De visitatie houdt in het oppervlakkig controleren van tassen en kleding, alsmede eventuele voertuigen. De visitatie van tassen houdt in het controleren van de inhoud zonder daarvoor met de handen in de tas te gaan. Dat dient de gecontroleerde zelf te doen. De visitatie van kleding mag alleen oppervlakkig en strekt zich niet uit tot het lichaam. De gecontroleerde dient bij navraag de inhoud van de zakken leeg te maken. De visitatie van voertuigen houdt in het oppervlakkig controleren. Er mogen geen zaken door de medewerker die de visitatie doet, worden verplaatst. Dat mag alleen de bezitter van het voertuig doen. Werkkleding en gereedschappen Artikel 9 1. De werkkleding en gereedschappen die door het bedrijf in bruikleen worden verstrekt, blijven het eigendom van het bedrijf. 2. Iedere vorm van schade (daaronder begrepen die ten gevolge van verlies van werkkleding en gereedschappen) komt voor rekening en risico van de medewerker aan wiens opzet of bewuste roekeloosheid die schade is te wijten. Schade aan goederen e.d. Artikel 10 1. De medewerker is gehouden van elke door hem veroorzaakte schade melding te doen aan zijn leidinggevende. 2. De medewerker is ook verplicht melding te doen van schade die door hem is geconstateerd. Dit geschiedt eveneens aan zijn leidinggevende. 3. Elke vorm van schade -aan welke goederen dan ook- kan geheel voor rekening en risico van de medewerker komen aan wiens opzet of bewuste roekeloosheid die schade is te wijten. De betreffende medewerker is in dat geval gehouden aan het bedrijf de schade te vergoeden. 4. Tegen de medewerker die aantoonbaar moedwillig MATRANS- materiaal of andermans persoonlijke eigendommen heeft vernield dan wel beschadigd worden door MATRANS disciplinaire maatregelen getroffen. Deze disciplinaire maatregelen betreffen langdurige schorsing, plaatsing in een andere functie dan wel ander werkschema, een combinatie van voormelde maatregelen, ontslag middels opzegging dan wel ontbinding en ontslag op staande voet.
Arbeidsreglement
Stallen en parkeren van eigen vervoermiddelen Artikel 11 1. Bij stalling op de terreinen van eigen vervoermiddelen dient gebruik te worden gemaakt van de daarvoor door het bedrijf aangewezen plaatsen. 2. Ook indien deze stalling of parkeerplaats zich op het terrein bevindt, kan het bedrijf niet aansprakelijk worden gesteld voor beschadiging of diefstal van deze vervoermiddelen of van kledingstukken en voorwerpen die zich daarop of daarin bevinden, tenzij de beschadiging is veroorzaakt door bedrijfsvoertuigen of door medewerkers in hun dienstuitoefening. Schade bij het stallen en parkeren toegebracht aan derden komt geheel voor rekening en risico van de medewerker, die de werkgever voor vorderingen terzake zal vrijwaren. 3. Onder vervoermiddelen in dit artikel wordt mede verstaan alle door medewerkers gebruikte motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen. Gebruik van kantines, was- en kleedlokalen, toiletten e.d. Artikel 12 Alle Matrans medewerkers hebben tijdens hun tewerkstelling op de ECT Delta Terminal en de ECT Home Terminal toegang tot de ECT restaurants. Zij dienen gebruik te maken van de door ECT aangewezen plaatsen. Er wordt van alle Matrans medewerkers verwacht dat zij zich houden aan de ECT gedragsregels en de regels die voor het gebruik van de ECT restaurants gelden,zoals bijvoorbeeld roken in de speciaal daarvoor bestemde ruimtes, het ordelijk en netjes houden en het opruimen van de gebruikte tafels en zitplaatsen. Indien de Matrans medewerkers zich hier niet aan houden kan dit leiden tot: 1. Een toelatingsverbod voor de ECT restaurants. 2. Verwijdering van de ECT terminals. 3. Het in beslag nemen van de ECT toegangsbadge. Gevonden voorwerpen Artikel 13 De medewerker die op de terreinen waar wordt gewerkt (of op andere plaatsen die tot de werkplaats gerekend kunnen worden) voorwerpen of zaken aantreft die daar niet horen of kennelijk verloren zijn geraakt, dient deze zo spoedig mogelijk ter beschikking van één van de medewerkers van de beveiligingsdienst te stellen tegen afgifte van een ontvangstbewijs. Vergaderen, verspreiden van publicaties e.d. Artikel 14 Voor het aanplakken en/of verspreiden van publicaties of drukwerken alsmede het houden van geldinzamelingen, betogingen en vergaderingen door medewerkers op het bedrijfsterrein of in de daarbij behorende werkplaatsen en andere ruimten in installaties, is voorafgaande toestemming van de directie nodig, tenzij terzake met vakorganisaties andersluidende afspraken zijn gemaakt.
Arbeidsreglement
Geheimhoudingsplicht Artikel 15 De medewerker is zowel gedurende de duur van de dienstbetrekking als na afloop daarvan gehouden tot strikte geheimhouding omtrent alle hem uit hoofde van zijn functie of in verband met zijn dienstbetrekking bekend geworden informatie, waarvan hij het vertrouwelijke karakter kende of had moeten kennen. Verbodsbepalingen Verbod van andere werkzaamheden Artikel 16 1. De medewerker zal geen werkzaamheden in loondienst van derden verrichten, op enigerlei wijze handel drijven en/of diensten verlenen tenzij daartoe door of namens de directie schriftelijk toestemming is verleend. Bij het verlenen van de schriftelijke toestemming zal de werkgever zich onder meer laten leiden door de volgende overwegingen: • De medewerker mag door het verrichten van het werk geen Nederlandse werkgelegenheid verdringen en; • Het verrichten van het werk mag niet van negatieve invloed zijn op de kwaliteit van de bij MATRANS te verrichten werkzaamheden (bijvoorbeeld door overtreding van arbeidswetgeving; ziekteverzuim) en; • De werkzaamheden mogen niet concurrerend voor MATRANS zijn. De schriftelijke toestemming wordt afgegeven voor een periode van 24 maanden. Als peildatum geldt 1 oktober 2005. Drie maanden voor de einddatum ontvangen de betrokken medewerkers een wijzigingsformulier. Voor tussentijdse aanmeldingen wordt ook bovengenoemde peildatum gebruikt. Bijvoorbeeld: als een medewerker zich 1 oktober 2006 aanmeldt, geldt een toestemming tot en met eind september 2007 (dus 12 maanden). De medewerker is verplicht tussentijdse, relevante wijzigingen zelf schriftelijk door te geven via het wijzigingsformulier. 2. Het aannemen van vergoedingen in geld of natura van derden voor binnen het bedrijf of delen daarvan verrichte of te verrichten werkzaamheden en/of verleende of te verlenen diensten – in welke vorm dan ook – is verboden, tenzij daartoe door of namens de directie schriftelijk toestemming is verleend. Verbod van alcohol, drugs en/of geestverruimende middelen Artikel 17 1. Het voor en/of tijdens de werkzaamheden nuttigen en/of in bezit hebben en/of vervoeren van alcoholische dranken is verboden voor alle medewerkers, behalve bij speciale gelegenheden en op daarvoor eventueel aangewezen plaatsen, ter beoordeling van de directie. 2. Het voor en/of tijdens de werkzaamheden nuttigen en/of in bezit hebben en/of vervoeren van drugs en/of geestverruimende middelen is, behoudens op medisch voorschrift, verboden. Een Alcohol-, drugs en/of geestverruimende middelenbeleid gericht op preventie en veilig en goed functioneren is in ontwikkeling. Voormeld beleid wordt te zijner tijd als Bijlage toegevoegd.
Arbeidsreglement
Rookverbod Artikel 18 Op grond van wettelijke bepalingen geldt een rookverbod. Roken is alleen toegestaan in daarvoor door de ECT directie aangewezen, afgesloten ruimten. Verbod op het gebruik van (privé-)mobiele telefoons Artikel 19 Het is niet toegestaan om privé- mobiele telefoons te gebruiken tijdens het verrichten van operationele werkzaamheden. Het is niet toegestaan om zakelijke en privé- mobiele telefoons te gebruiken tijdens het: besturen van een voertuig op de terminal, tenzij gebruik wordt gemaakt van een carkit. Verbod meenemen van goederen Artikel 20 Het is de medewerkers verboden goederen van de terreinen mede te nemen en/of te verbruiken die niet hun eigendom zijn, tenzij daartoe de schriftelijke toestemming van de rechthebbende kan worden getoond.
Verbod van smokkelarij e.d. Artikel 21 Het bedrijven van, alsmede het zich op welke wijze dan ook inlaten met enigerlei vorm van smokkelarij, zwarte handel, diefstal, verduistering of ontvreemding is voor elke medewerker ten strengste verboden. Kinderen en/of huisdieren op de werkplek Artikel 22 Het is niet toegestaan kinderen en/of huisdieren mee te nemen naar werkplekken en/of terreinen waar werkzaamheden worden verricht. Indien er behoefte bestaat om familie de gelegenheid te bieden kennis te maken met de werkplek, moeten daarover individueel of collectief afspraken worden gemaakt met de betreffende leiding.
Arbeidsreglement
Disciplinaire maatregelen Algemeen Artikel 23 Onverminderd de bevoegdheden van de werkgever krachtens de wet, de arbeidsovereenkomst of enig reglement, is de directie gerechtigd een medewerker die de wet, de arbeidsovereenkomst of een bepaling van dit reglement overtreedt te straffen met de volgende disciplinaire maatregelen: berisping, ernstige waarschuwing, schorsing – al dan niet onder inhouding van loon –, plaatsing in een eerstlagere functie, plaatsing in een ander werkschema, of een combinatie van twee van deze maatregelen, of ontslag. Bevoegdheid Artikel 24 De bevoegdheid tot het opleggen van disciplinaire maatregelen berust uitsluitend bij de betreffende directeur of manager operations. Beroep Artikel 25 De betrokken medewerker kan van een beslissing van de betreffende directeur of manager operations schriftelijk in beroep gaan bij de directie conform artikel 31. Voorlopige schorsing als onmiddellijke voorziening Artikel 26 1. Voorlopige schorsing in afwachting van de behandeling mag door de direct leidinggevende van de medewerker, diens plaatsvervanger of hogere leidinggevende worden opgelegd in geval van: a. vermeende dronkenschap of het verkeren onder invloed van drugs en/of geestverruimende middelen; b. mishandeling of bedreiging; c. het opzettelijk in gevaar brengen van zichzelf of anderen; d. ernstige beschadiging van materieel, lading of andermans persoonlijke eigendommen door nonchalant, opzettelijk of roekeloos handelen; e. het meer dan een keer weigeren te voldoen aan een redelijke opdracht; f. diefstal. 2. De geschorste medewerker dient zich beschikbaar te houden voor verdere instructie te geven door of namens de directie. 3. Gedurende de tijd van voorlopige schorsing is normaal loon verschuldigd.
Arbeidsreglement
Disciplinaire maatregelen Artikel 27 1. De Directie kan de volgende maatregelen nemen: a. berisping; b. ernstige waarschuwing; c. korte schorsing (maximaal 2 dagen) met inhouding van loon; d. langdurige schorsing (minimaal 3 en maximaal 6 dagen) met inhouding van loon; e. plaatsing in een eerstlagere functie; f. plaatsing in een ander werkschema; g. een combinatie van twee van de hierboven genoemde maatregelen; h. ontslag door middel van een ontslagaanvraag bij het CWI of beëindiging van het dienstverband door middel van een daartoe gericht verzoek aan de kantonrechter; i. ontslag op staande voet.
2. Plaatsing in een andere functie en/of ander werkschema gaat in op de eerste werkdag volgende op die waarop de betreffende directeur of manager operations zijn beslissing heeft genomen. Bij plaatsing in een ander, lager gewaardeerd werkschema ontvangt de medewerker per direct de betaling van de betreffende dienst. De tijdsduur wordt beperkt tot 3, 6, 9 of 12 maanden. In geval van bijzondere verzwarende omstandigheden kan de tijdsduur worden vastgesteld op langer dan 12 maanden. Na afloop van de bepaalde tijdsduur, ongeacht het functioneren van de betrokken medewerker, keert de medewerker terug naar zijn oude functie en/of werkschema. Onderscheid Artikel 28
Bij het toepassen van disciplinaire maatregelen wordt onderscheid gemaakt tussen situaties, waarin een medewerker respectievelijk voor de eerste keer, de tweede keer of de derde keer de wet overtreedt, een werkprocedure niet naleeft of instructies (zoals het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen) niet opvolgt. Afhankelijk van de ernst van de situatie geldt een maximale termijn van 12 maanden. In de verschillende situaties kan de leidinggevende de volgende corrigerende maatregelen toepassen:
1
de eerste keer, de leidinggevende functionaris spreekt de medewerker aan op zijn gedrag en maakt hiervan een aantekening middels het klachten formulier. Hiervan krijgt de medewerker een schriftelijke mededeling.
2
de tweede keer, de leidinggevende functionaris spreekt de medewerker aan op zijn gedrag en laat door de manager operations een aantekening in het personeelsdossier maken. De medewerker ontvangt hiervan een afschrift.
3
de derde keer, de leidinggevende functionaris stuurt de medewerker van zijn werkplek naar de manager operations en maakt verslag op voor de directie. De manager operations neemt contact op met de directie. In een dergelijke situatie kan door de directie een disciplinaire maatregel zoals een berisping, ernstige waarschuwing, schorsing, plaatsing in een eerst lagere functie of ontslag worden opgelegd. Bij langdurige afwezigheid van de directie neemt de manager operations een besluit.
Arbeidsreglement
Disciplinaire maatregelen worden door de directie schriftelijk en gemotiveerd meegedeeld aan de betrokkene.
Beroep Artikel 28 1. De betrokken medewerker kan van een beslissing van de betreffende director operations of manager operations schriftelijk in beroep gaan bij de directie. Beroep moet binnen 7 kalenderdagen na de dag van de beslissing worden ingesteld. Het beroep ontslaat de betrokken medewerker niet van de opgelegde maatregel(en). Uiterlijk 10 kalenderdagen nadat zij een beroep ontvangen heeft, doet de directie uitspraak. 2. De directie kan na overleg met de betreffende director operations of manager operations voorlopige voorzieningen treffen. 3. De directie kan uit haar midden een lid benoemen die belast is met de behandeling van het beroep. Registratie Artikel 29 1. Van die gevallen waarin maatregelen worden opgelegd wordt een aantekening gehouden in het personeelsdossier van de betrokken medewerker.