Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie
Arbeidsinspectie
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Maart 2003
drs. P.M. Venema
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
2
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
INHOUDSOPGAVE
BLZ.
SAMENVATTING
I-III
1
INLEIDING
1
2
WML-BEGRIPPEN
3 3 4 4 5 7
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3
Inleiding Werknemer Loonbegrip Normale arbeidsduur Arbeidsgehandicapten (REA)
RESULTATEN
3.1 3.2 3.2.1 3.3 3.3.1 3.3.2 3.4 3.5 3.6
Inleiding Minimumloners en onderbetaalden Minimumloners en onderbetaalden per werknemerscategorie Profielschets minimumloners en onderbetaalden Minimumloners Onderbetaalden Niveau van de onderbetaling Redenen van onderbetaling Financiële doorstroom onderbetaalden en minimumloners
9 9 9 11 16 16 17 18 19 20
BIJLAGEN
I I.1 I.2 I.2.1 II III III.1 III.2 III.3 III.4 III.5
Methode van Onderzoek Verantwoording van de steekproef Gegevensverzameling Looncomponenten van werknemers in AVO-onderzoek Karakterisering van LTD-functieniveaus en functiesoorten Tabellen Verdeling van alle werknemers in het bedrijfsleven en van werknemers boven, op en onder WML Verdeling werknemers naar bruto-loonklassen Redenen van onderbetaling Financiële doorgroei onderbetaalde werknemers en minimumloners die bij dezelfde werkgever in loondienst zijn gebleven Percentage bedrijven met werknemers op en onder het WML
25 27 30 31 35 41 43 46 49 52 55
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
SAMENVATTING
Dit rapport bevat de resultaten van een door de Arbeidsinspectie uitgevoerde onderzoek naar de toepassing van het wettelijk minimumloon in het Nederlandse bedrijfsleven. Aanleiding tot het onderzoek is een toezegging aan de Tweede Kamer om periodiek een onderzoek in te stellen naar de toepassing van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML). Met het onderzoek wordt voorts voldaan aan internationale verplichtingen. Het onderzoek is uitgevoerd met behulp van de gegevensbestanden van het jaarlijkse onderzoek van de Arbeidsinspectie naar de arbeidsvoorwaardenontwikkelingen (AVOonderzoek). Om voldoende gegevens beschikbaar te krijgen over de categorie onderbetaalde werknemers is de gebruikelijke steekproef van het AVO-onderzoek verhoogd van circa 1.850 bedrijven naar ruim 2.650 bedrijven met vooral kleinere bedrijven in sectoren waar de kans op onderbetaling groot is. Door herweging zijn de steekproefuitkomsten gecorrigeerd en vertaald naar landelijke representatieve gegevens. De onderzoeksresultaten hebben betrekking op het peilmoment oktober 2001. Onderbetaalden Van de werknemers in het Nederlandse bedrijfsleven tussen de 15 en 65 jaar verdienen naar schatting 68.000 werknemers minder dan het WML (€ 1.180 per maand voor werknemers van 23 jaar en ouder1). Dit komt overeen met 1,1% van alle werknemers. De onderbetaalde werknemers ontvangen een bruto-loon dat naar schatting 11% lager is dan het bruto-loon waarop ze volgens de wet recht hebben. Het niveau van de onderbetaling loopt nogal uiteen. Eenderde van de onderbetaalden wordt minder dan €10 per maand onderbetaald, 12% wordt € 100 of meer onderbetaald. Onderbetaalde werknemers zijn vooral in deeltijd werkende vrouwen en jongeren. Vaak hebben ze een verzorgende of dienstverlenende functie die behoort tot de lagere functieniveaus en zijn ze werkzaam in het kleinbedrijf in de sectoren ‘Detailhandel en reparatiebedrijven’, ‘Horeca’ of ‘Landbouw’.
1
Werknemers van 15 tot 23 jaar krijgen een van het volwassen minimumloon afgeleid minimumjeugdloon
I
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Redenen onderbetaling Bij 31% van de onderbetaalde werknemers is de onderbetaling een gevolg van een netto-loon-afspraak. Bij 15% van de onderbetaalden is de werkgever van een onjuiste normale of gebruikelijke arbeidsduur uitgegaan. Bij het vaststellen van het bruto-loon van deeltijders wordt dan veelal ten onrechte uitgegaan van een 40-urige werkweek in plaats van de voor het bedrijf geldende 36 of 38-urige werkweek. De twee hiervoor genoemde redenen van onderbetaling komen voornamelijk voor bij werknemers die in deeltijd werken. Bij 12% van de onderbetaalde werknemers is de WML-loonsverhoging van 1 juli 2001 niet in het oktober loon van 2001 verwerkt. Financiële doorstroom Uit figuur 1 blijkt dat van de bij dezelfde werkgever in loondienst gebleven onderbetaalde werknemers in oktober 2000 één jaar later nog de helft wordt onderbetaald. 13% van de onderbetaalde werknemers in oktober 2000 heeft op oktober 2001 een bruto-loon dat gelijk is aan het wettelijk minimumloon en de overige 35% heeft in oktober 2001 een bruto-loon dat hoger is dan het wettelijk minimumloon.
Figuur 1
Financiële doorstroming van onderbetaalde werknemers oktober 2000
Boven WML in oktober 2001 35% Onder WML in oktober 2001 52% WML in oktober 2001 13%
II
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Minimumloners Circa 130.000 werknemers hebben een bruto-loon dat gelijk is aan het WML. Uitgedrukt als een percentage gaat het om 2,1% van de werknemers. Minimumloners zijn vooral vrouwen en jongeren. Vaak hebben ze een productie, technische en/of handarbeidfunctie of een verzorgende of dienstverlenende functie die behoort tot de lagere functieniveaus. Voorts zijn ze vaak werkzaam in het kleinbedrijf in de sectoren ‘Detailhandel en reparatiebedrijven’, ‘Horeca’ en ‘Landbouw’. Financiële doorgroei Figuur 2 laat zien dat van de bij dezelfde werkgever in loondienst gebleven minimumloners in oktober 2000 60% één jaar later nog steeds het WML verdient. Eenderde van de gebleven WML’ers in oktober 2000 verdient in oktober 2001 meer dan het rechtens geldende minimumloon. 7% van de minimumloners in oktober 2000 verdient in oktober 2001 minder dan het WML.
Figuur 2
Financiële doorstroming van minimumloners in oktober 2000
Onder WML in oktober 2001 7% Boven WML in oktober 2001 33%
WML in oktober 2001 60%
III
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
IV
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
V
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
1
INLEIDING
Dit rapport gaat nader in op de werknemers in het Nederlandse bedrijfsleven met een bruto-loon op en onder het bruto minimumloon zoals is vastgelegd in de Wet Minimumloon en minimum vakantiebijslag (WML). Aanleiding tot het onderzoek is een toezegging aan de Tweede Kamer om periodiek een onderzoek in te stellen naar de toepassing het wettelijk minimumloon2. De laatste inventarisatie is vijf jaar geleden uitgevoerd (zie: ‘Toepassing Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag in 1997’, C.H. Ackermann, Arbeidsinspectie). Doel van het huidige onderzoek is een actualisatie van de inventarisatie van de mate waarin het wettelijk minimumloon wordt toegepast in het Nederlandse bedrijfsleven. Deze actualisatie is ook van belang om te voldoen aan internationale verplichtingen. In het verdrag Nr. 131 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie is bepaald dat Nederland gehouden is maatregelen te nemen, zoals voldoende controle, aangevuld met verdere noodzakelijke maatregelen, om daadwerkelijke toepassing van alle bepalingen met betrekking tot het WML te verzekeren. Voorts moet op grond van de Europees Sociaal Handvest periodiek worden gerapporteerd over de naleving van de WML. Onderzoeksvragen Voor de werknemers werkzaam in het Nederlands bedrijfsleven is nagegaan hoeveel werknemers een bruto-loon ontvangen dat: • op het niveau van het van het wettelijk minimumloon ligt (‘minimumloners’); • onder het niveau van het wettelijk minimumloon (‘onderbetaalden’). Bij onderbetaling is de werkgever gevraagd naar de redenen van onderbetaling. Van zowel de categorie werknemers met een bruto-loon onder als de categorie werknemers met een bruto-loon op het wettelijk minimumloon wordt een profielschets gegeven. Deze profielschets is gebaseerd op een groot aantal kenmerken waarover gegevens beschikbaar zijn, zoals geslacht, omvang dienstverband, etnische afkomst, leeftijd, functieniveau en functiesoort, economische sector en bedrijfsomvang.
2
Geregeld bij een wijziging van de WML in 1998 1
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Gebruikte gegevensbestanden Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van de gegevensbestanden van het Arbeidsvoorwaardenonderzoek (AVO-onderzoek) van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In het eerste kwartaal van 2002 is door de Arbeidsinspectie onderzoek verricht naar de ontwikkelingen van de arbeidsvoorwaarden van werknemers. Doel van dit jaarlijkse onderzoek is representatieve informatie te verschaffen over de feitelijke ontwikkeling van de brutolonen en andere op geld waardeerbare arbeidsvoorwaarden van werknemers in het bedrijfsleven en bij de overheid. Met de voor het AVO-onderzoek verzamelde gegevens is het mogelijk na te gaan in hoeverre werknemers in het Nederlandse bedrijfsleven een bruto-loon ontvangen dat lager is dan het bruto minimumloon zoals is vastgelegd in de Wet Minimumloon (WML). Om voldoende gegevens beschikbaar te krijgen over de categorie onderbetaalde werknemers is de gebruikelijke steekproef van het AVO-onderzoek verhoogd van circa 1.850 bedrijven naar ruim 2.650 bedrijven met vooral kleinere bedrijven in sectoren waar de kans op onderbetaling groot is. Door herweging worden de steekproefuitkomsten gecorrigeerd en vertaald naar landelijke representatieve gegevens. Voor ruim 50.000 werknemers in de AVO-steekproef is voor de laatste betaalperiode3 in oktober 2001 nagegaan of de bruto-beloning uit de loonadministraties onder, op of boven het WML-niveau ligt. Indeling van het rapport Hoofdstuk 2 behandelt een aantal begrippen uit de Wet minimumloon. Hoofdstuk 3 bevat de resultaten van het onderzoek. Paragraaf 3.2 bevat de schattingen van het aantal werknemers dat in 2001 het wettelijk minimumloon ontvangt en van het aantal werknemers dat op grond van de wet wordt onderbetaald. In paragraaf 3.3 wordt een profielschets gegeven van de minimumloners en onderbetaalden. Paragraaf 3.4 gaat nader in op het niveau van de onderbetaling. In paragraaf 3.5 wordt aandacht besteed aan de reden of oorzaak van onderbetaling. In paragraaf 3.6 ten slotte wordt nader ingegaan op de financiële doorstroommogelijkheden van de minimumloners en de onderbetaalde werknemers. Bijlage I bevat een beschrijving van de opzet het onderzoek. In dit deel zijn ook de gebruikte definities van de looncomponenten opgenomen. Bijlage II bevat twee overzichten met omschrijvingen van de gebruikte indelingen van functies naar LTD-functieniveaus en functiesoort. In bijlage III zijn tabellen opgenomen met meer gedetailleerd cijfermateriaal.
3
De betaalperiode is veelal een maand, een periode van 4 weken of een week. 2
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
2
WML-BEGRIPPEN
2.1
Inleiding
Het wettelijk minimumloon garandeert werknemers in het bedrijfsleven een redelijk loon voor geleverde arbeid4. Iedere werknemer vanaf 23 jaar tot 65 heeft recht op het minimumloon. Voor werknemers tussen de 15 en 23 jaar geldt het minimumjeugdloon. In oktober 2001 is het minimumloon voor werknemers vanaf 23 jaar gelijk aan f.2.601,30 ofwel € 1180,40. Werknemers van 15 tot 23 jaar krijgen een van het volwassen minimumloon afgeleid minimumjeugdloon5. Het minimumloon wordt tweemaal per jaar aangepast om het minimumloon in de pas te laten lopen met de gemiddelde loonontwikkeling. Dit is vastgelegd in de Wet Koppeling met Afwijkingsmogelijkheden. In 2001 is het minimumloon tweemaal verhoogd met in totaal 6,3%. Op 1 januari 2001 is het wettelijk minimumloon verhoogd met 2,0% en met 1,9% als gevolg van de brutering van de overhevelingstoeslag. Deze toeslag bovenop het bruto-loon is per 1 januari 2001 komen te vervallen en maakt vanaf de genoemde datum deel uit van zowel het bruto-loon als van het minimumloon6. Voorts is per 1 juli 2001 het minimumloon verhoogd met 2,25%. In dit hoofdstuk worden enkele begrippen uit de wet behandeld die bij vaststelling van het rechtens geldende WML van cruciaal belang zijn.
4
Werknemers in dienst bij de overheid vallen niet onder de WML.
5
Werknemers van 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21 en 22 jaar ontvangen respectievelijk 30,0%, 34,5%, 39,5%, 45,5%, 52,5%, 61,5%, 72,5% en 85% van het minimumloon voor werknemers van 23 jaar en ouder.
6
De overhevelingstoeslag is ingevoerd als een gevolg van de belasting operatie-Oort in 1990. Een aantal sociale premies die daarvoor werden betaald door de werkgever kwamen vanaf die datum voor rekening van de werknemer. Om te voorkomen dat werknemers er in loon op achteruit zouden gaan, moest de werkgever een vergoeding betalen aan de werknemers. Deze overhevelingstoeslag, destijds ingevoerd als een tijdelijke maatregel, is in de loop der jaren enkele malen aangepast, waardoor de functie van de toeslag vervaagde. Om het loonstrookje inzichtelijker te maken is de toeslag vanaf 1 januari 2001 in de bruto salarissen verwerkt.
3
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
2.2
Werknemer
De WML verstaat onder werknemer ‘de natuurlijke persoon die in dienstbetrekking staat krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht’. De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst, waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Ook een vertegenwoordiger, een werknemer in de zin van Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) en een thuiswerker vallen onder de WML. Voorwaarden waaraan de thuiswerker moet voldoen zijn dat de thuiswerker7: tegen beloning8 voor ten hoogste twee anderen arbeid verricht; de arbeid persoonlijk verricht of uitsluitend met behulp van de echtgeno(o)t(e)/ partner of bij hen inwonende bloedverwanten of aanverwanten of pleegkinderen; de arbeid gedurende ten minste vijf uur per week verricht; EN dat de duur van de arbeidsverhouding ten minste drie maanden bedraagt en de periode tussen twee opdrachten minder dan 31 dagen is.
1. 2. 3. 4.
2.3
Loonbegrip
Onder loon verstaat de WML de geldelijke inkomsten uit een de dienstbetrekking, met uitzondering van: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
verdiensten uit overwerk vakantiebijslagen; winstuitkeringen; uitkeringen bij bijzondere gelegenheden; uitkeringen als gevolg van aanspraken om na verloop van tijd of onder een voorwaarde één of meer uitkeringen te ontvangen; vergoedingen voor zover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van noodzakelijke kosten, die de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking heeft te maken; bijzondere vergoedingen voor kostwinners en gezinshoofden; uitkeringen als gevolg van een premiespaarregeling of een spaarloonregeling; eindejaarsuitkeringen.
Voorts wordt jaarlijks bij algemene maatregel van bestuur onder de titel ‘Loon in natura’ de nominale bedragen vastgesteld, die niet als geldelijke inkomsten uit een dienstbetrekking mede als loon worden aangemerkt. Het gaat hier om de kost en inwoning en bewassing e.d. van schepelingen en inwonende kinderen/werknemers. De nominale bedragen van ‘loon in natura’ moeten op de salarisspecificatie staan vermeld. Voor het berekenen van het WML-loon gelden de nominale vastgestelde bedragen9. 7
De AVO-steekproef bevat te weinig bedrijven met thuiswerkers in loondienst. In het vervolg van dit rapport zal daarom geen aandacht worden geschonken aan onderbetaalde thuiswerkers.
8
Voor zover het loon niet naar tijdruimte is vastgesteld maar afhankelijk is van de uitkomsten van de verrichte arbeid (stukloon), wordt als arbeidsduur aangemerkt: de tijd die redelijkerwijs met de uitvoering is gemoeid. De werkgever moet schriftelijk aan de thuiswerker meedelen welke tijd redelijkerwijs met de uitvoering is gemoeid.
9
Als de werknemer inclusief kost en inwoning exact het WML-loon ontvangt en de werkgever heeft de kost en woning gewaardeerd op 400 gulden (dit is meer dan het nominaal vastgestelde bedrag van 278 gulden), dan wordt de werknemer onderbetaald.
4
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Een werkgeversbijdrage in de kosten van een particuliere ziektekostenverzekering is wel loon in de zin van het WML; het bedrag kan maandelijks, per kwartaal, per halfjaar of per jaar worden toegekend of uitgekeerd aan de werknemer. De werkgeversbijdrage in de premie Ziekenfondswet (ZFW) is geen loon in de zin van het WML. Ook de fiscale bijtellingen, voor bijvoorbeeld het particulier gebruik van een auto van de zaak, is geen loon in de zin van de WML10. Wanneer de premie voor een collectieve ziektekostenverzekering (deels) voor rekening van de werkgever komt is er alleen in fiscale zin sprake van belastbaar loon, en is er geen sprake van loon in de zin van het WML. Hieronder is weergegeven welke looncomponenten deel uit maken van het WMLloonbegrip. Opbouw van het WML-loon • • • • • • • •
Functieloon Persoonlijke toelage Tarief en provisie Ploegentoeslag/onregelmatige dienst toeslagen Inconveniënten Bijdrage werkgever ZKV Loon in natura Overig loon (zoals fooien, waarnemingstoelagen e.d.)
Het wettelijk minimum(jeugd)loon gaat uit van het bruto loon bij een normale arbeidsduur (dus zonder overwerk). In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op het begrip normale arbeidsduur.
2.4
Normale arbeidsduur
Het minimumloonbedrag waar de werknemer recht op heeft is naast de leeftijd ook afhankelijk van de arbeidsduur. Voor het volledige bedrag moet de ‘normale’ arbeidsduur worden gewerkt. Normaal is de arbeidsduur die in vergelijkbare banen een volledige dienstbetrekking vormt. Het aantal uren dat een volledige betrekking vormt is niet wettelijk bepaald. In de meeste sectoren en bedrijven is de normale arbeidsduur 36, 38 of 40 uur per week. Deeltijders Voor een werknemer die in deeltijd werkt is het (rechtens geldende) minimumloon naar evenredigheid met het aantal gewerkte uren lager. Als bijvoorbeeld een werknemer 19 uur werkt en de normale arbeidsduur in het bedrijf is 38 dan heeft de werknemer recht op de helft (= 19/38) van het volledige minimumloon.
10
Het bedrag van de fiscale bijtelling evenals de werkgeversbijdrage ZKV wordt immers in het bruto-netto traject eerst bijgeteld voor de vaststelling van loonheffing, maar daarna voor de vaststelling van het netto-loon weer afgetrokken.
5
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
De in collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO’s) overeengekomen arbeidsduur per week (of per jaar) biedt een belangrijk houvast bij het, conform WML, naar evenredigheid vaststellen van het rechtens geldende minimumloon van deeltijdwerkers11. Als er geen collectieve regeling geldt wordt bij het naar evenredigheid vaststellen van het minimumloon van deeltijders uitgegaan van de in het bedrijf of de in de branche in een volledig dienstverband gebruikelijke arbeidsduur. Die arbeidsduur geldt dan als de normale arbeidsduur. Als een werkgever voor niet-CAO’ers12 een van de CAO afwijkende normale arbeidsduur hanteert, dan geldt voor de niet-CAO’ers deze door de werkgever gehanteerde gebruikelijke arbeidsduur. Bij de niet-CAO’ers is er immers geen sprake van met CAO’ers ‘overeenkomstige’ arbeidsverhoudingen. In meer algemene zin is er sprake van overeenkomstige arbeidsverhoudingen bij werknemers die min of meer gelijksoortige werkzaamheden verrichten. Arbeidsduurverkorting In veel bedrijven is de normale arbeidsduur verkort van 40 uur naar 38 of 36 uur per week. Vaak wordt er 40 uur per week gewerkt en wordt arbeidsduurverkorting in roostervrije dagen gegeven. De roostervrije dagen gelden ook voor deeltijders. Ter verduidelijking volgen hierna twee voorbeelden. Voorbeeld 1 In een bedrijf is de normale arbeidsduur 38 uur. Feitelijk wordt er 40 uur gewerkt en hebben de werknemers recht op 13 ADV-dagen van 8 uur (13 ADV-dagen van 8 uur komt overeen met 104 uur per jaar ofwel 2 uur per week). 1 Een deeltijder heeft een dienstbetrekking van 50%. De omvang van de dienstbetrekking voor de werknemer bedraagt 19 uur (50% van 38 uur). Feitelijk werkt de deeltijder 20 uur per week en heeft hij recht op 13 ADV-dagen van 4 uur (52 uur op jaarbasis en 1 uur per week). De deeltijder heeft recht op tenminste 50% van het wettelijk (voltijd) minimumloon. 2 Een deeltijder werkt feitelijk 20 uur per week en ziet af van ADV-dagen. De omvang van de dienstbetrekking voor de werknemer bedraagt 20/38 (55,56%). Deze deeltijder heeft recht op 20/38 van het wettelijk (voltijd) minimumloon. Voorbeeld 2 Voor een bedrijf is in een CAO vastgelegd dat de normale arbeidsduur 38 uur bedraagt en dat de feitelijke werkweek 40 uur bedraagt met 12 ADV-dagen. Omgerekend naar uren levert een feitelijke werkweek van 40 uur en 12 ADV-dagen een normale arbeidsduur op van 38,15 uur per week. Voor het bepalen van het rechtens geldende minimumloon van deeltijders moet de werkgever uitgegaan van de in de CAO vastgelegde normale arbeidsduur van 38 uur en dus niet van de na omrekening van de ADV-dagen verkregen 38,15 uur.
11
In CAO’s kunnen definities opgenomen zijn over wat onder loon wordt verstaan. Het WML-loonbegrip prevaleert voor wat betreft de toepassing van de WML boven wat de CAO bepaalt.
12
Niet-CAO’ers in een CAO-bedrijf zijn de werknemers waarvoor de CAO-bepalingen niet van toepassing zijn.
6
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
2.5
Arbeidsgehandicapten (REA)
Iedere arbeidsgehandicapte werknemer heeft aanspraak op een geldelijke beloning voor de verrichte arbeid die gelijk is aan de geldelijke beloning die een niet arbeidsgehandicapte werknemer in een gelijkwaardige functie bij dezelfde arbeidsduur pleegt te ontvangen. Als de arbeidsprestatie van een arbeidsgehandicapte werknemer door ziekte of gebreken duidelijk minder is dan de arbeidsprestatie die in een functie als normaal wordt beschouwd, vermindert het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op verzoek van de betrokken werkgever of werknemer de hoogte van de beloning voor de verrichte arbeid, zo nodig in afwijking van wat bij en krachtens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is bepaald (artikel 7 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (REA)). Werknemers die op grond van de Wet REA minder verdienen dan het wettelijk minimumloon worden in dit onderzoek niet gerekend tot de groep onderbetaalde werknemers.
7
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
8
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
3
RESULTATEN
3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd. In de eerste paragraaf worden de geschatte aantallen onderbetaalden en minimumloners gegeven. Verhoudingsgewijs bestaan er naar diverse kenmerken verschillen in aantallen werknemers die op of onder het WML worden beloond. Te denken valt aan geslacht, leeftijd, arbeidsduur, etnische afkomst, functieniveau en economische sector. In paragraaf 3.2 wordt nader ingegaan op de aantallen onderbetaalden en minimumloners naar diverse kenmerken. In paragraaf 3.3 wordt voor de onderbetaalden en de minimumloners een profielschets gegeven. Vervolgens wordt in paragraaf 3.4 ingegaan op het niveau van de onderbetaling en komen de redenen van onderbetaling aan bod in paragraaf 3.5. Ten slotte wordt in paragraaf 3.6 nader ingegaan op de financiële doorgroeimogelijkheden van onderbetaalde werknemers en werknemers met een bruto-loon op het WML-niveau. In het AVO-onderzoek zijn de loonbedragen van werknemers afgerond op guldens. Bij het bepalen van het aantal minimumloners en de aantallen onderbetaalden is daarom rekening gehouden met afrondingseffecten. Werknemers waarvan het bruto loon minder dan een 0,5% dan wel minder dan 5 gulden afwijkt van het (rechtens geldende) minimumloon zijn ingedeeld in de categorie minimumloners (hierna ook wel aangeduid als WML’ers) . Werknemers waarvan het bruto loon meer dan een 0,5% dan wel meer dan 5 gulden onder het (rechtens geldende) minimumloon ligt zijn ingedeeld in de categorie onderbetaalden.
3.2
Minimumloners en onderbetaalden
De in dit hoofdstuk gepresenteerde schattingen van aantallen werknemers beloond op en onder het WML zijn gebaseerd op het peilmoment oktober 2001. In oktober 2001 werken in naar schatting 36.000 bedrijven (10,1% van het totaalaantal bedrijven) één of meer WML’ers. In deze bedrijven werken naar schatting 130.000 minimumloners (2,1% van het totaalaantal werknemers waarvoor de WML geldt)13. 13
Onderbetaalden maken geen deel uit van de categorie minimumloners (WML’ers).
9
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Voorts werken er in naar schatting 27.700 bedrijven (7,7% van het totaalaantal bedrijven) één of meer werknemers die onderbetaald worden. In totaal zijn in 2001 naar schatting 68.000 werknemers onderbetaald (1,1% van het totaalaantal werknemers waarvoor de WML geldt). Uit het onderzoek van de Arbeidsinspectie naar de naleving van de WML in 1997 blijkt dat in 1997 in totaal 122.000 (2,5%) van alle werknemers het WML verdienden en 36.000 (0,7%) werden onderbetaald14. De (absolute) toename van het aantal WML’ers en onderbetaalden hangt voor een deel samen met de groei van de werkgelegenheid van circa 4,9 miljoen naar 6,1 miljoen werknemers. Voorts is de structuur van de werkgelegenheid in de loop der tijd gewijzigd. In het bijzonder is het aantal deeltijdbanen, het aantal vrouwen en het aantal jongeren met een baan in de periode van 5 jaar toegenomen. Naast deze maatschappelijke ontwikkelingen zijn er ook methodologische verschillen tussen het huidige onderzoek en het onderzoek uit 1997. Het in 1997 uitgevoerde onderzoek is gebaseerd op een steekproef van 2.129 bedrijven waarin in totaal 98.000 werknemers werkten. In deze bedrijven is voor één betaalperiode (week, maand) in de periode april t/m oktober 1997 door de inspecteurs bepaald hoeveel werknemers een loon hadden lager of gelijk aan het WML. In de grotere bedrijven met meer dan 100 werknemers in loondienst is door de inspecteurs steekproefsgewijs gecontroleerd. De werknemers die zijn onderbetaald en werknemers die het WML ontvangen, zijn op bedrijfsniveau ingedeeld naar een aantal kenmerken (geslacht, leeftijd, allochtoon/ autochtoon, arbeidsduur). Per werknemerscategorie is de gemiddelde onderbetaling in procenten van het rechtens geldende WML berekend en genoteerd. Werknemers met een loon boven het WML zijn niet nader ingedeeld naar genoemde kenmerken. Het onderhavige onderzoek is gebaseerd op een steekproef van 2.657 bedrijven waarin in totaal 278.000 werknemers werkzaam waren. In deze bedrijven zijn voor de laatste betaalperiode in oktober 2001 van ruim 50.000 werknemers gegevens verzameld over verschillende beloningscomponenten en het aantal gewerkte uren. Bij een door een inspecteur geconstateerde onderbetaling is gevraagd naar de reden van onderbetaling. Achteraf is het bruto-loon van een werknemer getoetst aan het loon waarop de werknemer volgens de WML recht heeft. Ook niet door de inspecteurs geconstateerde onderbetalingen zijn meegenomen. Hierna worden de aantallen minimumloners en onderbetaalden beschouwd naar een aantal achtergrondkenmerken.
14
Zie rapport ’Toepassing Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in 1997’. De onderzoeksperiode was een betaalperiode in een van de zomermaanden van 1997.
10
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
3.2.1 Minimumloners en onderbetaalden per werknemerscategorie Geslacht Uit tabel 3.1 blijkt dat vrouwen vaker worden onderbetaald dan mannen. Ook worden vrouwen vaker beloond op WML-niveau. Dat geldt zowel voor jeugdige werknemers jonger dan 23 jaar als voor volwassen werknemers.
Tabel 3.1
Percentage WML’ers en onderbetaalden in oktober 2001 naar geslacht In procenten van het totaalaantal werknemers per categorie
WML’ers
Onderbetaalden
Totaal, w.o.
2,1
1,1
Vrouwen w.o. Jeugdigen Volwassen
2,9 9,8 1,4
1,7 4,8 1,3
Mannen w.o. Jeugdigen Volwassen
1,4 7,2 0,8
0,6 2,9 0,4
Jeugdigen Volwassen
8,5 1,2
3,8 0,7
Leeftijd Veel jeugdigen zijn, aan het begin van hun loopbaan, nog op de lagere functieniveaus werkzaam. Voorts zijn er ook veel scholieren en studenten die naast de studie een bijbaantje hebben. Jeugdigen hebben dan ook relatief vaker dan volwassen een loon op het wettelijk minimumloon (zie tabel 3.2). Het percentage onderbetaalden is voor jeugdige werknemers ruim vier maal zo hoog als voor volwassen werknemers (Uit tabel III.2 in bijlage III blijkt dat vrouwen ook vaker dan mannen een bruto-loon hebben dat lager is dan 130% van het WML (32% van de vrouwen en 14% van de mannen)). Opvallend is verder het percentage onderbetaalden voor werknemers ouders dan 60 jaar. Voor een deel gaat het hierom VUT’ers met een bijbaantje die naast hun uitkering niet meer dan een bepaald maximum bedrag mogen verdienen.
11
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Tabel 3.2
Percentage WML’ers en onderbetaalden in oktober 2001 naar leeftijd In procenten van het totaalaantal werknemers per categorie
WML’ers
Onderbetaalden
Totaal, w.o.
2,1
1,1
15 – 22 jaar 23 – 29 jaar 30 – 39 jaar 40 – 49 jaar 50 – 59 jaar >= 60 jaar
8,5 2,3 0,8 1,1 1,0 2,0
3,8 0,9 0,5 0,7 0,8 2,6
Arbeidsduur Tabel 3.3 bevat de percentages WML’ers en onderbetaalden voor werknemers die voltijd en deeltijd werken. De tabel laat zien dat het percentage WML’ers toeneemt als de arbeidsduur afneemt. Dat geldt ook voor het percentage onderbetaalden.
Tabel 3.3
Percentage WML’ers en onderbetaalden in oktober 2001 naar arbeidsduur In procenten van het totaalaantal werknemers per categorie
WML’ers
Onderbetaalden
Totaal, w.o.
2,1
1,1
Voltijd Deeltijd >= 12 uur Deeltijd <12 uur
0,6 2,6 8,6
0,3 1,4 4,9
12
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Functieniveau Uit tabel 3.4 blijkt dat zowel het aantal WML’ers als het aantal onderbetaalde werknemers afneemt naar mate het functieniveau toeneemt15. In de twee laagste LTDfunctieniveaus (functies van laag niveau) zijn relatief veel vrouwen, deeltijders en jeugdigen werkzaam. Ongeveer één op de vier vrouwen tegen één op de acht mannen heeft een baan van laag niveau (LTD-functieniveau I en II). Van de jeugdige werknemers hebben ruim vier op de tien werknemers een functie van laag niveau tegen ruim één op de tien volwassen werknemers. Bijna één op de tien voltijders heeft een functie van laag niveau. Van de deeltijders die 12 uur of meer werken hebben twee op de tien heeft een functie van laag niveau en van de deeltijders die minder dan 12 uur werken ongeveer vijf op de tien.
Tabel 3.4
Percentage WML’ers en onderbetaalden in oktober 2001 naar functieniveau In procenten van het totaalaantal werknemers per categorie
WML’ers
Onderbetaalden
Totaal, w.o.
2,1
1,1
LTD-functieniveau I LTD-functieniveau II LTD-functieniveau III-laag LTD-functieniveau III-hoog LTD-functieniveau IV LTD-functieniveau V LTD-functieniveau VI LTD-functieniveau VII LTD-functieniveau VIII LTD-functieniveau onbekend
10,2 7,1 2,0 0,5 0,2 0,2 0,2
3,2 3,4 1,5 0,6 0,3 0,0
15
0,4 2,4
0,6
De indeling van functies naar LTD-functieniveaus is ontwikkeld door de toenmalige Loontechnische Dienst (LTD). In 1994 is de LTD opgegaan in de Arbeidsinspectie. Zie bijlage II voor een omschrijving van de indelingen van functies naar LTD-functieniveau en functiesoort. Zie bijlage II voor een omschrijving van de LTD-functieniveaus.
13
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Type werknemer Tabel 3.5 geeft inzicht in de percentages WML’ers en onderbetaalden voor CAO’ers, AVV’ers, niet-CAO’ers en directieleden. Tot de categorie CAO'ers worden gerekend alle werknemers die vallen onder de werkingssfeer van een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO), een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde regeling (in overeenstemming met artikel 5 en 6 van de Wet op de Loonvorming), of een door een publiekrechtelijk bedrijfsorgaan vastgestelde verordening16 . Werknemers die door een algemeen verbindend verklaring van een CAO onder de betreffende CAO vallen behoren tot de categorie AVV’ers. Werknemers die van de werkingssfeer van een CAO zijn uitgesloten of werknemers in dienst van bedrijven waarop geen CAO, regeling of verordening van toepassing is, worden met uitzondering van directieleden, aangeduid als niet-CAO’ers of directielid. In 2001 is naar schatting 70% van de werknemers een CAO’er, 21% een niet-CAO’er, 6% een AVV’er en 3% een directielid17. Uit tabel 3.5 blijkt dat zowel het aandeel WML’ers als het aandeel onderbetaalden in de categorie CAO’ers lager is dan in de categorie niet-CAO’ers. In de categorie AVV’ers is het aandeel WML’ers en het aandeel onderbetaalden het hoogst. Bij de directieleden met een laag bruto-loon gaat het veelal om eigenaars van bedrijven die naast het bruto-loon ook inkomsten hebben uit andere bronnen, zoals winst uit de eigen onderneming.
Tabel 3.5
Percentage WML’ers en onderbetaalden in oktober 2001 naar type werknemer In procenten van het totaalaantal werknemers per categorie
WML’ers
Onderbetaalden
Totaal, w.o.
2,1
1,1
CAO’ers
1,6 3,1 3,4 0,4
0,7 5,0 1,3 0,3
AVV’ers
Niet-CAO’ers Directieleden
16
De belangrijkste publiekrechtelijke regeling is de 'Verordening Arbeidsvoorwaarden Detailhandel' (VAD), die door het bedrijfschap Detailhandel is vastgesteld.
17
In 2001 geldt in 43% van de bedrijven in het bedrijfsleven een CAO. In 17% van de bedrijven is als gevolg van het algemeen verbindend verklaren een CAO van toepassing. In de overige (40% van de) bedrijven geldt geen (algemeen verbindend verklaarde) CAO. Zie ook het rapport ‘Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2001, Arbeidsinspectie, drs. P.M. Venema, A. Faas en J.S. Samadhan.
14
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Economische sectoren Ook tussen economische sectoren zijn er verschillen te zien in de percentages werknemers op en onder het WML. Tabel 3.6 laat zien dat relatief veel WML’ers voorkomen in de sectoren ‘Detailhandel’, ‘Horeca’en ‘Voedings- en genotmiddelenindustrie’. Het percentage onderbetaalden is het hoogst in de sectoren ‘Horeca’, ‘Landbouw en visserij’ en ‘Detailhandel’. Tabel III.2 in bijlage III laat zien dat in de sectoren ‘Landbouw en visserij’, ‘Horeca’ en ‘Detailhandel’ en ‘Cultuur, recreatie en overige dienstverlening’ relatief vaak werknemers werken met een bruto-loon dat lager is dan 130% WML.
Tabel 3.6
Percentage WML’ers en onderbetaalden in oktober 2001 naar economische sectoren In procenten van het totaalaantal werknemers per categorie
WML’ers
Onderbetaalden
Totaal, w.o.
2,1
1,1
Landbouw en visserij Delfstoffenwinning Industrie, w.o. Voedings- en genotmiddelenindustrie Grafische industrie Aardolie en chemische industrie Metaal- en electrotechnische industrie Autohandel en –reparatie Energie- en waterleidingbedrijven Bouwnijverheid Reparatie consumentenartikelen en handel, w.o. Groothandel Detailhandel Horeca Vervoer, opslag en communicatie Vervoer over land Rest vervoer en communicatie Financiële instellingen, w.o. Bank- en verzekeringswezen Overige financiële instellingen Verhuur en zakelijke dienstverlening Verplichte sociale verzekeringen Particulier onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg, w.o. Verpleeg- en bejaardentehuizen Cultuur, recreatie en overige dienstverlening
1,9 -,1,8 4,1 0,8 0,2 0,5 3,6 -,0,6 4,9 1,1 7,8 5,9 0,2 0,2 0,2 0,3 0,2 0,1 1,2 -,3,0 0,9 0,5 2,7
4,1 -,0,3 0,6 0,4 0,2 0,1 1,5 -,0,3 2,5 1,2 3,7 5,6 0,4 0,5 0,3 0,2 0,2 0,5 0,5 -,1,3 0,3 0,2 1,2
15
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Bedrijfsomvang Uit tabel 3.7 blijkt dat WML’ers relatief vaak voorkomen in bedrijven tot 10 werknemers. Ook het percentage onderbetaalden is in de kleinere bedrijven beduidend hoger dan in de overige bedrijven. Tabel 3.7
Percentage WML’ers en onderbetaalden in oktober 2001 naar bedrijfsomvang In procenten van het totaalaantal werknemers per categorie WML’ers
Onderbetaalden
Totaal, w.o.
2,1
1,1
14 werknemers 59 werknemers 10 - 19 werknemers 20 - 49 werknemers 50 - 99 werknemers 100 - 199 werknemers 200 - 499 werknemers 500 en meer werknemers
4,7 3,3 1,6 1,3 1,1 0,9 0,9 2,2
3,9 2,6 1,3 0,9 0,1 0,2 0,5 0,5
3.3
Profielschets minimumloners en onderbetaalden
3.3.1 Minimumloners Tabel III.1 in bijlage III bevat informatie over de verdelingen van de minimumloners naar diverse achtergrondvariabelen18. Uit de tabel blijkt dat in de groep minimumloners: • • • • • • • • • • •
18
61% vrouw is; 9% van allochtone afkomst is; 82% in deeltijd werkt (waarvan 54% minder dan 12 uur werk en 46% 12 uur of meer); 47% jonger is dan 23 jaar; 32% een verzorgende of dienstverlenende functie vervult en 31% een productie of technische of handarbeidfunctie; 90% een functie vervult van laag niveau (LTD-functieniveau I, II en III-laag). Van deze werknemers vervult 30% een functie op niveau I, 48% op niveau II en 22% op niveau III-laag. 37% werkzaam is in bedrijven met minder dan 10 werknemers in loondienst (kleinbedrijf) en 36% in bedrijven met meer dan 500 werknemers; 78% een laag opleidingsniveau heeft (basisonderwijs, algemeen voortgezet onderwijs of lagerberoepsonderwijs); 52% CAO’ers is, 9% AVV’er en 38% niet-CAO’er; 53% blijvers zijn en 47% komers; 45% werkzaam is in de sector ‘Detailhandel en reparatiebedrijven’, 14% in de Industrie en 12% in de ‘Horeca’.
Tabel III.5 bevat informatie over de verdeling van bedrijven met minimumloners in loondienst naar economische sector, bedrijfsomvang en type collectieve regeling.
16
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Bij het vergelijken van de verdelingen van de kenmerken van minimumloners met die van alle werknemers blijkt dat in de categorie minimumloners vrouwen, deeltijders, werknemers jonger dan 23 jaar zijn oververtegenwoordigd. Dat geldt ook voor werknemers met een laag functieniveau, werknemers met een productie, technische en/of handarbeidfunctie en werknemers met een verzorgende of dienstverlenende functie. Voorts zijn werknemers die onder een AVV vallen, werknemers werkzaam in het kleinbedrijf en werknemers in de sectoren ‘Detailhandel en reparatiebedrijven’, ‘Horeca’ en ‘Landbouw’in de categorie minimumloners oververtegenwoordigd. Uit het voorgaande kunnen we het volgende profiel van de werknemers met een brutoloon op het WML-niveau schetsen. Minimumloners zijn vooral vrouwen en jongeren (veelal studenten en jongeren met een bijbaantje) die vaak in deeltijd werken. Vaak hebben ze een productie, technische en/of handarbeidfunctie of een verzorgende of dienstverlenende functie die behoort tot de lagere functieniveaus. Voorts zijn ze vaak werkzaam in het kleinbedrijf in de sectoren ‘Detailhandel en reparatiebedrijven’, ‘Horeca’ en ‘Landbouw’.
3.3.2 Onderbetaalden Uit tabel III.1 in bijlage III blijkt dat van in de groep onderbetaalden19: • • • • • • • • • • •
69% vrouw is; 10% van allochtone afkomst is; 85% in deeltijd werkt (waarvan 55% minder dan 12 uur werk en 45% 12 uur of meer; 40% jonger is dan 23 jaar; 46% een verzorgende of dienstverlenende functie vervult; 81% een functie vervult van laag niveau (LTD-functieniveau I, II en III-laag). Van deze werknemers vervult 19% een functie op niveau I, 46% op niveau II en 34% op niveau III-laag. 58% werkzaam is in bedrijven met minder dan 10 werknemers in loondienst (kleinbedrijf); 53% een laag opleidingsniveau heeft (basisonderwijs, algemeen voortgezet onderwijs of lager beroepsonderwijs). Voor 20% is het opleidingsniveau onbekend; 43% CAO’ers is, 28% AVV’er en 28% niet-CAO’er; 57% een werknemer is die ook in oktober van het voorafgaande jaar werkzaam was binnen het bedrijf en 43% een komer; 37% werkzaam is in de sector ‘Detailhandel en reparatiebedrijven’, 22% in de ‘Horeca’ en 6% in de ‘Landbouw’.
Bij het vergelijken van de verdelingen van de kenmerken van onderbetaalden met die van alle werknemers blijkt dat in de categorie onderbetaalden vrouwen, deeltijders, werknemers jonger dan 23 jaar zijn oververtegenwoordigd. Dat geldt ook voor werknemers met een laagfunctieniveau en werknemers met een verzorgende of dienstverlenende functie. Verder zijn werknemers die onder een AVV vallen, werknemers werkzaam in het kleinbedrijf en werknemers in de sectoren ‘Detailhandel en reparatiebedrijven’, ‘Horeca’ en ‘Landbouw’ oververtegenwoordigd. 19
Tabel III.5 bevat informatie over de verdeling van bedrijven met onderbetaalden in loondienst naar economische sector, bedrijfsomvang en type collectieve regeling.
17
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Uit het voorgaande kunnen we het volgende profiel voor de onderbetaalde werknemers schetsen. Onderbetaalde werknemers zijn vooral in deeltijd werkende vrouwen en jongeren. Vaak hebben ze een verzorgende of dienstverlenende functie die behoort tot de lagere functieniveaus en zijn ze werkzaam in het kleinbedrijf in de sectoren ‘Detailhandel en reparatiebedrijven’, ‘Horeca’ of ‘Landbouw’.
3.4
Niveau van de onderbetaling
De onderbetaalde werknemers verdienden in oktober 2001 gemiddeld 11% minder dan het rechtens geldende WML. Niet iedereen werd evenveel onderbetaald, zoals blijkt uit tabel 3.8 en tabel 3.9. Tabel 3.8
Verdeling van de onderbetaalde werknemers in %
Onderbetaalde werknemers in %
Totaal, w.o. onderbetaling < 1,0% 1,0% <= onderbetaling < 2,0% 2,0% <= onderbetaling < 3,0% 3,0% <= onderbetaling < 4,0% 4,0% <= onderbetaling < 5,0% 5,0% <= onderbetaling < 10,0% 10,0% <= onderbetaling < 20,0% 20,0% en meer
100 1 7 17 6 12 21 18 18
Ruim 40% van de onderbetaalde werknemers wordt minder dan 5% onderbetaald. 36% wordt meer dan 10% onderbetaald. Voorts blijkt uit tabel 3.8 dat ongeveer eenderde van de werknemers minder dan € 10 wordt onderbetaald en dat 12% van de onderbetaalde werknemers meer dan € 100 wordt onderbetaald. Uit tabel III.1 in bijlage III blijkt dat de gemiddelde onderbetaling relatief hoog is voor: • • • • • •
mannen; deeltijders; AVV’ers; jeugdige werknemers jonger dan 23 jaar en werknemers van 60 jaar en ouder; werknemers met een functie van laag functieniveau (LTD-functieniveau I en II); werknemers met een technische en/of handarbeidfunctie en werknemers met een verzorgende en/of dienstverlenende functie; • werknemers werkzaam in de sectoren ‘Landbouw en visserij’ en ‘Horeca’.
18
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Tabel 3.9
Verdeling van de onderbetaalde werknemers in %
Onderbetaalde werknemers in %
Totaal, w.o.
100
onderbetaling < € 10 <= onderbetaling < € 20 <= onderbetaling < € 30 <= onderbetaling < € 40 <= onderbetaling < € 50 <= onderbetaling < € 75 <= onderbetaling < € 100 <= onderbetaling < € 200 en meer
3.5
€ € € € € € € €
10 20 30 40 50 75 100 200
34 17 11 7 8 9 3 8 4
Redenen van onderbetaling
In de bedrijven met onderbetaalde werknemers is nagegaan wat de reden(en) van de onderbetaling waren.
Tabel 3.10
Reden(en) van onderbetaling. In % van het aantal onderbetaalde werknemers in %
Netto-loon afspraak Onjuiste normale of gebruikelijke arbeidstijd WML-loonsverhoging 1-1-2001 niet toegekend WML-loonsverhoging 1-7-2001 niet toegekend Overhevelingstoeslag niet toegekend Jeugdloonverhoging niet toegekend Afrondingen (te grof) Overige redenen
a
31 15 4 12 3 7 6 41
De percentages tellen op tot boven de 100%, omdat per onderbetaling er meerdere redenen voor onderbetaling kunnen zijn.
Tabel 3.10 laat zien dat netto-loonafspraken een van de redenen van de onderbetaling is bij 31% van de geconstateerde onderbetalingen. Onderbetalingen als gevolg van netto loonafspraken komen voor bij deeltijders. De werkgever heeft met zijn werknemers een zogenaamde netto-loonafspraak gemaakt, wat betekent dat de hoogte van het overeengekomen loon is uitgedrukt in een netto-loonbedrag. Wanneer het netto-uurloon is gebaseerd op een volledige dienstbetrekking, kan de toepassing van het netto-uurloon voor het bepalen van het bruto-loon van deeltijders leiden tot een bruto-loon dat lager is
19
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
dan het rechtens geldende minimum bruto-loon. Dit wordt veroorzaakt door onder meer de belasting vrije som en franchise’s in de sociale verzekeringen. Bij 15% van de onderbetalingen is de werkgever van een onjuiste normale of gebruikelijke arbeidsduur uitgegaan. Ook hier gaat het vooral om werknemers die in deeltijd werken. Een werknemer die in een bedrijf werkt waar de gebruikelijke arbeidsduur 36 of 38 uur is, moet naar evenredigheid van 36 of 38 uur te worden beloond (en niet naar evenredigheid van bijvoorbeeld 40 uur). Voorts blijkt uit de tabel dat voor een groep onderbetaalde werknemers de wettelijke verhogingen van het wettelijk minimumloon in 2001 niet zijn toegepast. Het gaat hier om de WML-loonsverhogingen per 1-1-2001 en per 1-7-2001 en de verhoging van het wettelijk minimumloon per 1-1- 2001 door het inbouwen van de overhevelingstoeslag. Voor 38% van de jeugdige werknemers tot en met 22 jaar is de wettelijke jeugdloonverhoging niet of niet volledig door de werkgever toegepast. Voor de onderbetaalde werknemers die in 2001 23 jaar zijn geworden geldt dat aan een kwart de laatste wettelijke jeugdloonverhoging niet (volledig) is toegekend. Tot slot blijkt uit de tabel dat bij 41% van de onderbetalingen (eventueel naast één of meerdere in tabel 3.10 gespecificeerde redenen) een overige, niet nader te kwantificeren, reden voor de onderbetaling geldt. Te denken valt aan: • netto-loon afspraken die na brutering ook voor voltijdwerkers een te laag bruto-loon opleveren; (dit is het geval als het bruto-loon in het geheel niet op de WML is gebaseerd; • een te laag vastgesteld bruto-loon voor directieleden, meewerkende partners of kinderen; • vutters die bovenop de uitkering niet meer dan een bepaald bedrag mogen verdienen; • werknemers in (religieuze) woongemeenschappen; • werkgevers die de wet om andere redenen niet toepassen.
Tabel III.3 in bijlage III bevat informatie over de redenen van onderbetaling voor diverse categorieën werknemers.
3.6
Financiële doorstroom onderbetaalden en minimumloners
Het AVO-onderzoek kent twee peilmomenten, waardoor het mogelijk is de loonontwikkeling tussen de beide peilmomenten te meten voor de werknemers die op beide peilmomenten bij dezelfde werkgever in loondienst zijn. Voor de gebleven onderbetaalde werknemers in oktober 2000 is nagegaan hoeveel er een jaar later nog werden onderbetaald. Voor de gebleven minimumloners in oktober 2000 is nagegaan hoeveel er een jaar later nog een minimumloon hadden. Uit figuur 3.1 blijkt dat van de bij dezelfde werkgever in loondienst gebleven onderbetaalde werknemers in oktober 2000 één jaar later nog de helft wordt onderbetaald. 13% van de onderbetaalde werknemers in oktober 2000 heeft op oktober 2001 een bruto-loon dat gelijk is aan het (rechtens geldende) WML en de overige 35% heeft in oktober 2001 een bruto-loon dat hoger is dan het WML. 20
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Figuur 3.1
Financiële doorstroming van onderbetaalde werknemers oktober 2000
Boven WM L in oktober 2001 35% Onder WM L in oktober 2001 52% WML in oktober 2001 13%
Figuur 3.2 laat zien dat van de bij dezelfde werkgever in loondienst gebleven minimumloners in oktober 2000 60% één jaar later nog steeds het WML verdient. Eenderde van de gebleven WML’ers in oktober 2000 verdient in oktober 2001 meer dan het rechtens geldende minimumloon. 7% van de minimumloners in oktober 2000 verdient in oktober 2001 minder dan het WML. Tabel III.4 in bijlage III bevat meer gedetailleerde informatie over de financiële doorstroming van onderbetaalden en minimumloners. Figuur 3.2
Financiële doorstroming van minimumloners in oktober 2000
Onder WML in oktober 2001 7% Boven WML in oktober 2001 33%
WML in oktober 2001 60%
21
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
22
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
BIJLAGEN
23
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
24
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
BIJLAGE I
METHODE VAN ONDERZOEK
25
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
26
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
I.1
Verantwoording van de steekproef
Voor het arbeidsvoorwaardenonderzoek is een steekproef getrokken van bedrijven/ instellingen én werknemers in het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven omvat de marktsector en de gepremieerde en gesubsidieerde sector20. Om de ontwikkeling in de arbeidsvoorwaarden te kunnen meten kent het onderzoek twee peilmomenten, oktober 2000 en oktober 2001. Hierna wordt nader ingegaan op de wijze waarop de gegevens zijn verzameld. Bedrijfsleven Voor het bedrijfsleven is een zogenaamde gestratificeerde tweetrapssteekproef gebruikt. In de eerste trap is een steekproef van bedrijven en instellingen getrokken. In de tweede trap is een steekproef van werknemers getrokken uit de in de eerste trap geselecteerde bedrijven. Steekproef van bedrijven Uit een eigen bedrijfscartotheek van de Arbeidsinspectie zijn in de eerste trap van de steekproef 2657 bedrijven getrokken uit de populatie bedrijven met één of meer werknemers in loondienst. Volgens de 'Statistiek bedrijven in Nederland' van het CBS waren dat er in januari 2001 bijna 360.000. Bij de steekproeftrekking is de populatie van bedrijven verdeeld in 280 strata. Deze strata zijn gevormd op basis van 35 onderscheiden economische sectoren en een indeling in 8 klassen van bedrijven naar bedrijfsomvang. In ieder stratum zijn aselect een aantal bedrijven getrokken. Tabel I.a laat de verdeling zien van bedrijven in het bedrijfsleven naar standaard bedrijfsindeling (SBI’93) en naar bedrijfsomvang. In de steekproef is het aantal kleine bedrijven met minder dan 10 werknemers ondervertegenwoordigd terwijl het aantal grotere bedrijven is oververtegenwoordigd. Door herweging van de onderzoeksgegevens wordt hiervoor gecorrigeerd. 20
Het AVO-onderzoek omvat ook de overheid. Omdat het onderhavige onderzoek zich beperkt tot het bedrijfsleven wordt in deze bijlage verder niet ingegaan op de gegevensverzameling bij de overheid.
27
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Tabel I.a
Aantal bedrijven en instellingen in onderzoek en de verdeling voor en na herweging (bedrijfsleven). Aantal bedrijven
Economische sectoren (SBI’93) Landbouw, jacht, bosbouw en visserij Delfstoffenwinning Industrie Energie- en waterleidingbedrijven Bouwnijverheid Reparatie consumentenartikelen; handel Horeca Vervoer, opslag en communicatie Financiële instellingen Verhuur en zakelijke dienstverlening Verplichte sociale verzekeringen Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, recreatie; overige dienstverlening
132 18 433 19 158 693 183 152 132 443 8 28 124 134
5,0 0,7 16,3 0,7 5,9 26,1 6,9 5,7 5,0 16,7 0,3 1,1 4,7 5,0
6,2 0,0 8,7 0,0 9,5 27,6 8,1 4,6 2,8 15,8 0,0 0,5 7,2 8,9
Bedrijfsomvang 1 - 4 werknemers 5 - 9 werknemers 10 - 19 werknemers 20 - 49 werknemers 50 - 99 werknemers 100 - 199 werknemers 200 - 499 werknemers ≥ 500 werknemers
799 517 356 285 209 189 181 121
30,1 19,5 13,4 10,7 7,9 7,1 6,8 4,6
68,6 14,7 7,7 5,6 1,8 0,7 0,5 0,3
2.657
100,0
100,0
Totaal a
Verdeling van bedrijven in steekproef na herweginga in % in %
Na herweging komt de verdeling naar sectoren overeen met de verdeling in de populatie volgens de CBS statistiek ‘Bedrijven in Nederland 2001’.
Steekproef van werknemers De tweede trap betreft een steekproef van werknemers getrokken uit de in de eerste trap geselecteerde bedrijven. Het aantal geselecteerde werknemers per bedrijf is afhankelijk van de bedrijfsomvang, evenals van de te onderscheiden categorieën werknemers binnen een bedrijf, te weten een indeling van werknemers naar CAO’ers en niet-CAO’ers. Voorts is onderscheid gemaakt tussen werknemers die op beide peilmomenten in hetzelfde bedrijf werkzaam waren (‘blijvers’), werknemers die alleen op het eerste peilmoment (oktober 2000) in dienst van het bezochte bedrijf waren en ook daadwerkelijk arbeid hebben verricht (‘gaanders’) en werknemers die alleen op het tweede peilmoment (oktober 2001) in dienst van het bezochte bedrijf waren en arbeid hebben verricht (‘komers’). 28
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
In totaal zijn loongegevens verzameld van 62.990 werknemers. Volgens het CBS waren er in december 2000 in het bedrijfsleven 6 miljoen (banen van) werknemers (bron: CBSstatistiek ‘Banen van werknemers 2000’). Tabel I.b laat de verdeling voor 2000 zien van het aantal werknemers in de steekproef voor en na herweging naar economische sector en bedrijfsomvang.
Tabel I.b
Aantal werknemers in 2000 in onderzoek (bedrijfsleven). Aantal werknemers
a
Verdeling van werknemers in steekproef na herweginga in % in %
Economische sectoren (SBI’93) Landbouw, jacht, bosbouw en visserij Delfstoffenwinning Industrie Energie- en waterleidingbedrijven Bouwnijverheid Reparatie van consumentenartikelen en handel Horeca Vervoer, opslag en communicatie Financiële instellingen Verhuur en zakelijke dienstverlening Verplichte sociale verzekeringen Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, recreatie; overige dienstverlening
1.454 254 12.569 1.061 3.012 9.874 2.086 3.307 1.722 8.510 408 403 3.627 1.914
2,9 0,5 25,0 2,1 6,0 19,7 4,2 6,6 3,4 17,0 0,8 0,8 7,2 3,8
1,7 0,1 15,9 0,6 6,7 19,9 4,2 7,5 4,4 18,6 0,6 0,2 15,1 4,4
Bedrijfsomvang 1 - 4 werknemers 5 - 9 werknemers 10 - 19 werknemers 20 - 49 werknemers 50 - 99 werknemers 100 - 199 werknemers 200 - 499 werknemers ≥ 500 werknemers
1.980 3.220 4.428 6.352 6.763 8.534 8.617 10.307
3,9 6,4 8,8 12,7 13,5 17,0 17,2 20,5
12,2 6,9 8,6 11,4 8,4 7,4 11,1 34,0
Totaal
50.201
100,0
100,0
Na herweging komt de verdeling naar economische sector overeen met de verdeling in de populatie volgens het CBS.
In tabel I.c staat de steekproefverdeling naar blijvers, komers en gaanders. Het aandeel komers in de steekproef bedraagt 25% van het totale aantal voor het jaar 2001 in de steekproef opgenomen werknemers. Het aandeel gaanders bedraagt 23% van het aantal werknemers in 2000.
29
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Tabel I.c
Bedrijfsleven
Aantal werknemers in de steekproef naar blijvers, komers en gaanders.
Totaal
Blijvers
Werknemerscategorie komers
gaanders
in 2000 in 2001
50.201 51.499
38.710 38.710
--12.789
11.491 ---
Totaal
62.990
38.710
12.789
11.491
Herwegen van steekproefuitkomsten Bij de steekproefverdeling zijn bepaalde categorieën bedrijven en werknemers in een aantal strata over- respectievelijk ondervertegenwoordigd21. Het gevolg hiervan is dat de steekproefuitkomsten op zichzelf geen goede weergave zijn voor de populatie. Om wèl representatieve cijfers voor de populatie te krijgen èn om van steekproeftotalen naar landelijke totaalcijfers te komen, is met zogenaamde wegingsfactoren voor bedrijven èn werknemers een correctie uitgevoerd op de steekproefresultaten. Ieder bedrijf krijgt een wegingsfactor die gelijk is aan de reciproque van de trekkingskans. Alle bedrijven binnen één van de 280 onderscheiden strata hebben dezelfde trekkingskans en krijgen daarom dezelfde wegingsfactor. De gegevens uit de CBS-statistiek ‘Bedrijven in Nederland 2001’ hebben hierbij als basis gediend. Op eenzelfde wijze zijn de wegingsfactoren voor werknemers berekend. Daarbij is uitgegaan van de CBS-statistiek ‘Banen van werknemers 2000'. Doordat bij het trekken van de steekproef van werknemers binnen een bedrijf verschillende werknemerscategorieën zijn onderscheiden, hebben werknemers verschillende kansen om in de steekproef te worden geselecteerd. Bij het berekenen van de wegingsfactoren is hiervoor gecorrigeerd, zodat binnen een stratum de aan individuele werknemers toegewezen wegingsfactoren van elkaar kunnen verschillen.
I.2
Gegevensverzameling
De in het onderzoek opgenomen bedrijven en instellingen in het bedrijfsleven zijn door de inspecteurs van de Arbeidsinspectie bezocht. Uit de loonadministraties van de bedrijven en instellingen zijn voor twee peilmomenten gegevens verzameld over beloning, arbeidsduur en roostervrije dagen van individuele werknemers. De peilmomenten waren oktober 2000 en oktober 2001.
21
Hierdoor kan in de relatief oververtegenwoordigde categorieën een (aanzienlijk) grotere nauwkeurigheid van de schattingen voor doelvariabelen worden bereikt, terwijl het effect op de schattingen in de relatief ondervertegenwoordigde categorieën beperkt blijft.
30
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Van alle in de steekproef opgenomen werknemers zijn ook een aantal beloningsgegevens op jaarbasis genoteerd evenals diverse kenmerken zoals geslacht, leeftijd, type werknemer (CAO/AVV/niet-CAO’ers/directielid22), opleidingsniveau, allochtone afkomst23, LTDfunctieniveau en functiesoort. Voor iedere ‘gaander’ en ‘komer’ in de steekproef is de reden van uitstroom respectievelijk instroom aangegeven. Voorts is genoteerd of voor de werknemer een afdrachtvermindering loonbelasting en premies volksverzekeringen is toegepast (zie I.2.2) en of in 2001 aan de werknemer aandelenopties zijn uitgekeerd. Aandelenopties bieden de bezitter het recht in de toekomst één of meer aandelen te kopen. Daarnaast zijn een aantal gegevens op bedrijfsniveau verzameld, te weten: bedrijfstak (Standaard Bedrijfsindeling Kamer van Koophandel en Fabrieken 1995), formeel op het bedrijf van toepassing zijnde CAO, de door het bedrijf feitelijk gevolgde CAO, het totale aantal werknemers in loondienst, gedifferentieerd naar het aantal CAO’ers-/AVV’ers/nietCAO’ers/directieleden en naar het aantal blijvers, komers en gaanders, het aantal werknemers waarop in oktober 2001 de afdrachtvermindering is toegepast en het aantal werknemers waaraan in 2001 aandelenopties zijn uitgekeerd.
I.2.1
Looncomponenten van werknemers in AVO-onderzoek
Tabel I.f geeft een overzicht waaruit duidelijk wordt welke in het AVO-onderzoek onderscheiden looncomponenten deel uitmaken van het WML-loonbegrip Looncomponenten op maandbasis Het functie- of basisloon is de bedongen standaardbeloning, veelal in de vorm van een maand- of vierwekelijkse salaris. De te werken arbeidstijd is de grondslag voor de beloning, het wordt daarom ook wel tijdloon genoemd. In de Wet Brutering Overhevelingstoeslag Lonen en de Regeling brutering overhevelingstoeslag lonen 2001 is geregeld dat per 1 januari 2001 de overhevelingstoeslag verviel en dat vanaf die datum de toeslag in het bruto loon is opgenomen. De bruto lonen zijn als gevolg van de wettelijke wijziging verhoogd met 1,9%, met een maximum € 791,85 op jaarbasis. Van de wettelijke verhoging van het brutoloon mag 22
Deze indeling van werknemers is gebaseerd op het al dan niet van toepassing zijn van een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) op werknemer. Onder CAO'ers wordt verstaan werknemers waarop in oktober 2001 formeel de bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst, een regeling of verordening van toepassing is. Werknemers in dienst bij de overheid worden dus ook tot de categorie CAO'ers gerekend. Voorts worden werknemers die door middel van een algemeen verbindend verklaring van een CAO onder de CAO vallen hiertoe ook gerekend, soms echter ook afzonderlijk als categorie beschouwd en dan aangeduid als AVV'ers. Werknemers die van de werkingssfeer van een CAO zijn uitgesloten of werknemers in dienst van bedrijven waarop geen CAO, regeling of verordening van toepassing is, worden aangeduid als niet-CAO'ers.
23
Bij het vaststellen of een werknemer van allochtone afkomst is, is uitgegaan van de in de Wet Samen vermelde definitie van allochtoon. In een aantal gevallen is in bedrijven de afkomst van een werknemer niet te achterhalen.
31
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
alleen worden afgeweken als daarover schriftelijk afspraken zijn gemaakt tussen de werkgever en de werknemers. Deze afspraken kunnen ook in CAO’s zijn vastgelegd. De afwijkingen kunnen een lager overhevelingpercentage zijn, een ander maximum jaarbedrag (lager of geen maximum), de brutering kan omgezet in extra vrije dagen of de brutering is aangewend voor extra pensioen aanspraken. De overhevelingstoeslag is in de praktijk niet altijd verdisconteerd in het basisloon. Soms is de overhevelingstoeslag uitgekeerd als afzonderlijk bedrag per maand en soms is het bedrag eenmalig uitgekeerd op jaarbasis. In deze gevallen is de overhevelingstoeslag alsnog toegerekend aan het basisloon.
Tabel I.f
Looncomponenten in AVO-onderzoek
WML-loon
Looncomponenten Functie c.q. basisloon (inclusief brutering overhevelingstoeslag) Persoonlijke toelage Tarief/provisie Ploegentoeslag/toeslag voor onregelmatige diensten Inconveniënten Loon in natura Werkgeversbijdrage particuliere ziektekosten Overig loon (exclusief loon in natura en overwerk) Overwerk
+ + + + + + + + -
Winstafhankelijke uitkering (op jaarbasis) Overige niet-winstafhankelijke uitkeringen (op jaarbasis)
-
+ : wel WML-looncomponent - : geen WML-looncomponent
Tot de persoonlijke toelage wordt gerekend het salaris dat boven de voor een werknemer geldende normale schaal uitgaat, zoals een bindingspremie. Een toeslag wegens bijzondere bekwaamheden valt hier ook onder. Bij tarief of provisie is sprake van een, vaak gedeeltelijke, beloning naar inzet, bijvoorbeeld afhankelijk van de omzet. De belangrijkste categorie werknemers die op deze basis wordt beloond zijn handelsvertegenwoordigers. Onder de ploegentoeslag of een toeslag voor onregelmatige diensten valt de extra uitbetaling boven het functieloon als gevolg van wisselende arbeidstijden, werk in de avond, 's nachts of in het weekeinde (werk op arbeidsonaangename uren).
32
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Eventuele vergoedingen die gegeven worden voor vuil en onaangenaam werk worden geboekt onder de inconveniënten. Hiertoe worden echter niet gerekend de vergoedingen die voor het werk op arbeidsonaangename uren worden betaald. Deze vergoedingen vallen onder de ploegentoeslag of toeslag voor onregelmatige diensten. Loon in natura omvat de waarde van niet in geld uitgekeerd loon dat op de loonspecificatie van werknemers als fiscale bijtelling staat vermeld, zoals kost en inwoning. Een door de werkgever direct aan een individuele werknemer uitgekeerde (belastbare) bijdrage in de premie voor de particuliere ziektekostenverzekering wordt geboekt onder de werkgeversbijdrage ZKV. Een niet rechtstreeks aan een werknemer zelf uitgekeerde werkgeversbijdrage ZKV wordt fiscaal bij het inkomen opgeteld (fiscale bijtelling ZKV). Deze bijtelling maakt geen deel uit van de looncomponent werkgeversbijdrage ZKV. Inkomsten uit overwerk-uren worden niet tot het bruto-uurloon gerekend, omdat deze inkomsten niet binnen de overeengekomen contractuele arbeidstijd zijn verworven. Tot het overig loon worden niet eerder genoemde periodiek uitbetaalde loonbestanddelen gerekend (met uitzondering van vakantiebijslag en de hierna besproken (eenmalige) extra uitkeringen op jaarbasis) zoals reisurenvergoedingen en waarnemingstoelagen. Extra uitkering op jaarbasis Een (eenmalige) extra uitkering van het bedrijfsresultaat, wordt geregistreerd als een winstafhankelijke uitkering. Het al dan niet uitbetalen èn de hoogte van de winstafhankelijke uitkering kan bijvoorbeeld gerelateerd zijn aan het bedrijfsresultaat, de winst voor of na belasting of gekoppeld zijn aan de hoogte van het dividend. Overige niet-winstafhankelijke uitkeringen: Hiertoe worden gerekend de aan individuele werknemers toegekende arbeidsmarkttoeslagen, functioneringstoeslagen die doorgaans alleen aan bepaalde categorieën personeelsleden worden uitgekeerd en een 13e/14e maand. Voorts worden onder de overige niet-winstafhankelijke uitkeringen ook uitkeringen gerekend die een algemeen geldend karakter hebben en meestal bij CAO zijn geregeld. Kenmerkend voor deze uitkeringen is dat zij niet structureel doorwerken op het beloningsniveau en niet afhankelijk zijn van het behaalde bedrijfsresultaat. In CAO's worden vaak afspraken over deze uitkeringen vastgelegd ter compensatie van een lagere, structureel op het beloningsniveau doorwerkende, generieke loonsverhoging. De hoogte wordt in de regel op twee manieren vastgesteld: een gelijk bedrag voor alle werknemers of een bepaald percentage van het maand- of jaarsalaris. De uitkering is niet persoonsen of functiegebonden, alle werknemers van een bedrijf komen er voor in aanmerking.
33
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
34
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
BIJLAGE II
LTD-FUNCTIENIVEAUS EN FUNCTIESOORTEN
35
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
36
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Karakterisering van LTD-functieniveaus en functiesoorten
LTD-functieniveaus
Bij het AVO-onderzoek wordt een relatie gelegd tussen het beloningsniveau van werknemers en het niveau van de door hen beklede functies. Het onderscheid naar functieniveaus wordt gebruikt om beloningsverschillen te beschrijven en te verklaren. Bij de methode van indelen is gebruik gemaakt van een referentiekader bestaande uit een negental LTD-functieniveaus. Deze niveaus zijn zodanig gekozen dat ze zo goed mogelijk aansluiten bij in vele CAO's voorkomende niveaugroepen of combinaties hiervan24. Overzicht II.1 bevat de omschrijving van de 9 niveaus. Functiesoorten Iedere arbeidsorganisatie met meerdere medewerkers bestaat uit functies die zich door bepaalde karakteristieken van elkaar onderscheiden. Op basis van de essentiële inhoud van de te verrichten werkzaamheden worden 7 functiesoorten onderkend. Bij deze groepering van functies is de tijdsbesteding bepalend indien tussen twee van de functiesoorten gekozen moet worden (meer dan 50%). Overzicht II.2 bevat de omschrijvingen van de 7 onderscheiden functiesoorten.
24
Deze indeling van functies naar niveaus is ontwikkeld door de toenmalige Loontechnische Dienst. In 1994 is de Loontechnische Dienst opgegaan in de Arbeidsinspectie.
37
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Overzicht II.1
Indeling LTD-functieniveaus
Functieniveau
I II
III - laag
III - hoog
IV
V
VI
VII VIII
Zeer eenvoudige werkzaamheden die zich steeds herhalen, waarvoor geen scholing en slechts een geringe ervaring is vereist en die onder directe leiding worden verricht. Eenvoudige tot vrij eenvoudige werkzaamheden, die zich als regel herhalen, waarvoor (enige) lagere administratieve of technische kennis en enige ervaring vereist is, die enige zelfstandigheid vereisen en die doorgaans onder leiding worden verricht. Minder eenvoudige werkzaamheden met een overwegend herhalend karakter, waarvoor een lagere administratieve of technische kennis en ervaring is vereist en die tot op zekere hoogte zelfstandig worden verricht. Minder eenvoudige werkzaamheden met een overwegend afwisselend karakter, waarvoor een lagere administratieve of technische kennis, gecompleteerd met een aanvullende beroepsopleiding in een specifieke procedure en/of techniek, en ervaring is vereist en die tot op zekere hoogte zelfstandig worden verricht. Moeilijke werkzaamheden van wisselende aard waarvoor een middelbaar administratief of technisch kennisniveau en daarbij behorende ervaring is vereist en die in beginsel zelfstandig worden verricht. Samengestelde werkzaamheden binnen een bepaald vakgebied die een hoger kennisniveau en/of de nodige aanzienlijke ervaring vereisen en die zelfstandig worden verricht. Leidinggevende of beleidsvoorbereidende werkzaamheden van analyserende, creatieve of contactuele aard, die op grond van onafhankelijke oordeelsvorming worden verricht en die een academisch of gelijkwaardig kennisniveau vereisen. Leiding geven aan middelgrote ondernemingen of gelijkwaardige eenheden, diensten of staforganen, gepaard aan deelneming aan de beleidsvoorbereiding of beleidsvorming. Leiding geven aan grote ondernemingen of gelijkwaardige concerndelen of instellingen.
38
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Overzicht II.2
Indeling functiesoorten
Functiesoorten
Productie, technische en/of handarbeidfuncties Administratieve functies
Automatiseringsfuncties
Commerciële functies
Verzorgende en/of dienstverlenende functies
Creatieve functies
Leidinggevende/bestuursfuncties
Als zodanig worden al die functies aangemerkt die in de productiesfeer liggen alsmede functies op een technisch vakgebied. Kenmerkend voor de hieronder te brengen functies is het administratieve karakter van de te verrichten werkzaamheden voorzover die niet in de sfeer van de automatisering liggen. Dus ook een puur administratieve kracht op een verkoop/inkoopafdeling en een typiste tekstverwerking, maar géén ponstypiste (of data-entry-typiste). Alle functies waarin werkzaamheden ten behoeve van de input en/of output van een computer worden verricht en werknemers die zich bezighouden met programmering. Alle functies waarin de te verrichten werkzaamheden zich kenmerken door klantgerichte bezigheden in de verkoopsfeer, dan wel functies in de inkoopsfeer die zich richten op activiteiten die als doel hebben de eigen organisatie toegang te verschaffen op de juiste inkoopmarkt. Binnen deze functiesoort kenmerken de werkzaamheden zich door verzorging van of dienstverlening aan anderen in de eigen organisatie of daar buiten, waarbij die werkzaamheden niet tot een technisch vakgebied gerekend kunnen worden, noch administratief of commercieel van aard zijn. Naast kunstenaars, mode-ontwerp(st)ers, etaleurs, architecten e.d. worden hier ook werknemers ondergebracht die vanuit hun functie of vakgebied initiërend bezig zijn aan de ontwikkeling van procédés, processen, projecten of onderzoek: bijvoorbeeld een researchmedewerker, maar geen analist. Als zodanig worden die leidinggevende functies aangemerkt waarin het besturen op “managen” van een afdeling of een project meer dan 50% van de arbeidstijd vergt. Indien een functionaris vanuit zijn/haar vakgebied meer dan 50% van de tijd (technisch) inhoudelijk bezig is met de eigenlijke tot de functie of afdeling te rekenen uitvoerende werkzaamheden, dan prevaleert de functiesoort waaronder die werkzaamheden vallen.
39
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
40
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
BIJLAGE III
TABELLEN
41
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
42
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Tabel III.1 Verdeling van alle werknemers in het bedrijfsleven en werknemers boven, op en onder WML Niveau onderbetaling in procenten van het WML. (kolom % : vertikaal lezen. Bijvoorbeeld van alle werknemers is 43,5% vrouw en 56,5% man. (rij % : horizontaal lezen. Bijvoorbeeld 95,3% van de vrouwen heeft een bruto-loon boven WML, 2,9% op het WML en 1,7% onder het WML.
Totaal
boven WML
op WML
onder WML
kolom%
kolom%
kolom%
kolom%
rij%
rij%
rij%
rij%
niveau onderbetaling in %
Totaal
boven WML
op WML
onder WML
Totaal
Totaal
100,0
100,0
100,0
100,0
100
96,8
2,1
1,1
-11,2
Geslacht
Vrouw Man
43,5 56,5
42,8 57,2
61,2 38,8
68,6 31,4
100 100
95,3 98,0
2,9 1,4
1,7 0,6
-10,9 -12,0
Etnische afkomst
Allochtoon Autochtoon Niet te achterhalen
7,0 92,6 0,4
6,9 92,7 0,4
9,0 90,1 0,9
9,7 90,3
100 100 100
95,8 96,9 95,8
2,7 2,0 4,2
1,5 1,1
-11,3 -11,2
Arbeidsduur
Voltijd Deeltijd >= 12 uur Deeltijd < 12 uur
59,0 30,4 10,5
60,4 30,2 9,4
18,4 37,8 43,8
15,2 38,3 46,5
100 100 100
99,1 96,0 86,5
0,6 2,6 8,6
0,3 1,4 4,9
-9,8 -10,7 -12,1
Type werknemer
CAO'ers AVV'ers Directieleden
67,6 6,2 23,3 2,9
68,3 5,9 22,9 3,0
52,1 9,4 38,0 0,5
43,0 28,2 28,1 0,7
100 100 100 100
97,7 91,9 95,3 99,3
1,6 3,1 3,4 0,4
0,7 5,0 1,3 0,3
-10,8 -11,9 -11,4 -
Uitzendkracht
Geen Wel
97,4 2,6
97,4 2,6
98,5 1,5
98,6 1,4
100 100
96,8 98,2
2,1 1,2
1,1 0,6
-11,3 -
Aantal dienstjaren
minder dan 1 1 t/m 2 2 t/m 5 5 t/m 10 10 t/m 20 21 of meer
21,8 14,6 26,8 12,6 14,8 9,5
21,0 14,3 26,9 12,9 15,1 9,8
47,3 23,7 21,1 4,2 3,0 0,7
42,0 21,0 27,7 5,4 3,4 0,5
100 100 100 100 100 100
93,4 95,0 97,2 98,8 99,3 99,8
4,5 3,4 1,6 0,7 0,4 0,2
2,1 1,6 1,1 0,5 0,3 0,1
-9,5 -10,3 -15,1 -
Niet-CAO'ers
43
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Totaal
boven WML
op WML
onder WML
kolom%
kolom%
kolom%
kolom%
rij%
rij%
rij%
rij%
niveau onderbetaling in %
Totaal
boven WML
op WML
onder WML
Leeftijdsklasse
15 - 22 jaar 23 - 29 jaar 30 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 59 jaar >= 60 jaar
11,5 17,4 29,6 23,7 16,1 1,6
10,4 17,4 30,2 24,0 16,3 1,6
47,0 19,3 11,0 13,1 8,1 1,6
40,2 14,3 14,5 14,9 12,4 3,8
100 100 100 100 100 100
87,7 96,8 98,7 98,2 98,1 95,4
8,5 2,3 0,8 1,1 1,0 2,0
3,8 0,9 0,5 0,7 0,8 2,6
-11,6 -9,7 -8,6 -10,0 -11,7 -
Leeftijdsklasse
15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar en ouder
0,5 0,9 1,1 1,3 1,6 1,8 2,2 2,1 88,5
0,4 0,7 0,9 1,1 1,5 1,6 2,1 2,0 89,6
5,2 10,4 5,4 8,1 6,7 3,7 4,5 2,8 53,0
2,0 3,5 3,2 4,5 5,3 7,0 7,1 7,6 59,8
100 100 100 100 100 100 100 100 100
76,1 72,8 86,1 83,4 87,8 91,2 92,1 93,2 98,0
19,9 23,1 10,6 12,8 8,6 4,4 4,3 2,8 1,2
3,9 4,1 3,3 3,8 3,6 4,4 3,6 4,0 0,7
-
Opleidingsniveau
Basisonderwijs Voortgezet alg.onderwijs Lager beroepsonderwijs Middelbaar alg. onderwijs Middelbaar beroepsonderwijs Hoger beroepsondewijs Wetenschappelijk onderwijs Niet in te delen Onbekend
6,2 12,1 25,3 8,1 20,1 12,3 3,9 0,4 11,6
5,8 11,9 25,5 8,1 20,5 12,6 4,0 0,4 11,2
18,9 19,7 19,4 8,1 4,5 1,8
11,9 21,5 19,5 13,7 11,2 1,2 0,5 0,5 20,0
100 100 100 100 100 100 100 100 100
91,5 94,7 97,6 96,1 98,9 99,6 99,9 87,5 93,5
6,4 3,4 1,6 2,1 0,5 0,3
2,1 1,9 0,9 1,9 0,6 0,1 0,1 1,3 1,9
-15,0 -8,6 -13,5 -14,0 -13,3 -6,8
2,1 25,5
11,2 4,6
44
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Totaal
boven WML
op WML
onder WML
kolom%
kolom%
kolom%
kolom%
rij%
rij%
rij%
rij%
niveau onderbetaling in %
Totaal
boven WML
op WML
onder WML
Functiesoort
Technisch handarbeid Administratief Automatisering Commercieel Verzorgend of dienstverlenend Creatief Bestuursfuncties Onbepaald
23,6 13,6 2,2 12,4 34,2 2,0 9,1 2,9
23,5 13,8 2,3 12,0 34,1 2,0 9,4 2,9
30,9 5,7 1,0 25,6 32,1 1,0 0,5 3,0
16,7 7,1 0,3 26,9 45,8 1,2 0,3 1,5
100 100 100 100 100 100 100 100
96,5 98,5 98,9 93,3 96,6 98,2 99,8 97,3
2,7 0,9 0,9 4,3 2,0 1,1 0,1 2,1
0,8 0,6 0,2 2,4 1,5 0,7 0,0 0,6
-15,8 -6,0 -14,0 -
LTD-functieniveau
F-niveau I F-niveau II F-niveau III-laag F-niveau III-hoog F-niveau IV F-niveau V F-niveau VI F-niveau VII F-niveau VIII Onbepaald
5,4 12,2 20,3 20,1 21,9 12,1 4,7 0,5 0,1 2,9
4,8 11,3 20,2 20,5 22,5 12,4 4,8 0,5 0,1 2,9
26,4 41,7 19,6 5,3 2,0 1,4 0,4
15,7 37,6 27,9 11,6 5,2 0,2
3,2 3,4 1,5 0,6 0,3 0,0
-15,4 -12,6 -7,6 -11,8 -
0,4
-
1,6
86,6 89,5 96,5 98,8 99,6 99,7 99,8 99,6 100,0 97,0
10,2 7,1 2,0 0,5 0,2 0,2 0,2
3,3
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
2,4
0,6
-
1 - 4 werknemers 5 - 9 werknemers 10 - 19 werknemers 20 - 49 werknemers 50 - 99 werknemers 100 - 199 werknemers 200 - 499 werknemers >= 500 werknemers
11,5 7,2 8,9 11,6 8,5 7,3 11,0 34,0
10,9 7,0 8,9 11,7 8,6 7,4 11,2 34,2
25,9 11,4 6,9 7,5 4,5 3,1 4,6 36,2
40,6 17,5 10,2 9,2 0,8 1,4 5,0 15,3
100 100 100 100 100 100 100 100
91,5 94,1 97,1 97,8 98,8 98,9 98,6 97,3
4,7 3,3 1,6 1,3 1,1 0,9 0,9 2,2
3,9 2,6 1,3 0,9 0,1 0,2 0,5 0,5
-11,7 -10,9 -10,7 -17,8 -10,4 -
Bedrijfsomvang
0,2
45
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Economische sector
Totaal
boven WML
op WML
onder WML
kolom%
kolom%
kolom%
kolom%
rij%
rij%
rij%
rij%
niveau onderbetaling in %
Landbouw en visserij 1,7 Delfstoffenwinning 0,1 Industrie, w.o. 15,7 Voedings- en genotsmiddelenindustrie 2,5 Grafische industie 1,4 Aardolie en chemische industrie 1,8 Metaal- en electrotechnische industie 6,0 Autohandel en -reparatie 2,1 Energie- en waterleidingbedrijven 0,6 Bouwnijverheid 6,5 Reparatie van consumentenartikelen en handel, w.o. 19,4 Groothandel 7,1 Detailhandel 10,2 Horeca 4,4 Vervoer, opslag en communicatie, w.o. 7,7 Vervoer over land 3,2 Rest vervoer en communicatie 4,6 Financiele instellingen, w.o. 4,5 Bank- en verzekeringswezen 3,5 Overige financiele instellingen 1,0 Verhuur en zakelijke dienstverlening 19,0 Verplichte sociale verzekeringen 0,6 Particulier onderwijs 0,2 Gezondheids- en welzijnszorg, w.o. 15,2 Verpleeg- en bejaardentehuizen 5,9 Cultuur, recreatie en overige dienstverlening 4,4
1,6 0,1 15,9 2,5 1,4 1,8 6,2 2,1 0,6 6,6 18,5 7,1 9,3 4,0 8,0 3,2 4,7 4,6 3,6 1,0 19,3 0,7 0,2 15,5 6,0 4,4
1,5
1,8 4,1 0,8 0,2 0,5 3,6
-20,9 -
1,6 44,4 7,8 33,8 22,1 2,8 1,4 1,4 1,1 0,7 0,4 8,7
0,6 4,9 1,1 7,8 5,9 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,1 1,2
0,3 2,5 1,2 3,7 5,6 0,4 0,5 0,3 0,3 0,2 0,5 0,5
-10,0 -10,9 -13,6 -6,3
0,4 6,5 1,4 5,8
0,3 3,9 0,8 4,9
94,1 100,0 97,9 95,4 98,8 99,6 99,4 94,9 100,0 99,1 92,6 97,7 88,6 88,5 99,4 99,3 99,5 99,6 99,6 99,4 98,3 100,0 95,7 98,8 99,4 96,0
4,1 0,0 0,3 0,6 0,4 0,2 0,1 1,5
1,9 45,3 3,7 38,0 12,4 0,8 0,3 0,5 0,4 0,3 0,1 11,1
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
1,9
13,9 4,9 0,5 0,2 1,3 3,7
6,3 0,0 3,9 1,3 0,5 0,4 0,6 2,8
3,0 0,9 0,5 2,7
1,3 0,3 0,2 1,2
-
Totaal
boven WML
op WML
onder WML
- ) minder dan 30 waarnemingen
46
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Tabel III.2
Verdeling werknemers naar bruto-loonklassen. In procenten
Ond
Totaal
er W
ML ML ML %W %W %W 0 0 0 eer 3 1 2 nm m1 m1 m1 % L t/ L t/ L t/ L e 105 M M M M m / Lt %W %W %W %W al 120 110 105 130 WM Tota L WM
ML WM
L
1,1
2,1
1,7
2,3
7,2
7,4
78,2
100,0
Geslacht
Vrouw Man
1,7 0,6
2,9 1,4
2,4 1,1
3,6 1,3
11,4 4,0
10,2 5,2
67,7 86,3
100,0 100,0
Etnische afkomst
Allochtoon Autochtoon Niet te achterhalen
1,5 1,1
2,7 2,0 4,2
2,8 1,6 1,0
4,0 2,2 1,0
14,4 6,7 9,9
10,2 7,2 3,7
64,4 79,3 80,1
100,0 100,0 100,0
Arbeidsduur
Voltijd Deeltijd >= 12 uur Deeltijd < 12 uur
0,3 1,4 4,9
0,6 2,6 8,6
0,7 2,5 4,5
1,2 3,0 6,6
3,5 10,8 17,7
5,1 10,0 12,7
88,5 69,8 45,0
100,0 100,0 100,0
Type werknemer
CAO'ers AVV'ers Niet-CAO'ers Directieleden
0,7 5,0 1,3 0,3
1,6 3,1 3,4 0,4
1,4 4,5 2,0 0,5
2,2 3,6 2,4 0,1
7,3 13,1 6,2 1,3
7,5 12,5 6,6 0,7
79,3 58,3 78,0 96,8
100,0 100,0 100,0 100,0
Uitzendkracht
Geen Wel
1,1 0,6
2,1 1,2
1,7 1,3
2,2 6,2
7,1 10,3
7,3 9,2
78,4 71,2
100,0 100,0
Leeftijdsklasse
15 23 30 40 50 >=
3,8 0,9 0,5 0,7 0,8 2,6
8,5 2,3 0,8 1,1 1,0 2,0
4,5 2,2 1,0 1,1 1,0 1,8
3,3 3,8 1,9 1,6 1,7 2,1
8,8 10,1 5,7 7,0 6,2 7,5
10,5 11,0 6,0 6,3 5,8 5,5
60,5 69,8 84,1 82,1 83,5 78,4
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Aantal dienstjaren
minder dan 1 1 t/m 2 2 t/m 5 5 t/m 10 10 t/m 20 21 of meer
2,1 1,6 1,1 0,5 0,3 0,1
4,5 3,4 1,6 0,7 0,4 0,2
3,5 2,0 1,8 0,7 0,2 0,1
4,8 3,0 2,3 1,1 0,4 0,2
10,5 11,0 8,2 5,1 2,3 1,7
9,6 9,3 8,3 6,0 4,5 3,1
64,9 69,7 76,7 85,9 91,9 94,7
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
22 jaar 29 jaar 39 jaar 49 jaar 59 jaar 60 jaar
47
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Opleidingsniveau
LTD-functieniveau
Functiesoort
ML L er W WM Ond
L L L WM WM WM ML eer 10% 20% 30% 1 1 1 W en m t/m t/m t/m 05% L L L L 1 WM WM WM WM L t/m al 105% 110% 120% 130% WM Tota
Basisonderwijs Voortgezet alg.onderwijs Lager beroepsonderwijs Middelbaar alg. onderwijs Middelbaar beroepsonderwijs Hoger beroepsondewijs Wetenschappelijk onderwijs Niet in te delen Onbekend
2,1 1,9 0,9 1,9 0,6 0,1 0,1 1,3 1,9
3,5 3,9 1,5 1,7 0,5 0,2 0,0 1,2 3,0
4,2 5,4 2,2 1,5 0,8 0,2 0,2 3,3 4,4
19,9 13,5 6,8 5,6 3,2 0,6 0,2 8,1 12,3
14,5 12,7 8,2 6,7 4,9 1,0 0,5 9,1 10,3
49,4 59,1 78,9 80,6 89,6 97,7 98,9 65,8 63,6
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
F-niveau I F-niveau II F-niveau III-laag F-niveau III-hoog F-niveau IV F-niveau V F-niveau VI F-niveau VII F-niveau VIII Onbepaald
3,2 3,4 1,5 0,6 0,3 0,0
10,2 7,1 2,0 0,5 0,2 0,2 0,2
4,8 4,3 3,1 0,7 0,3
7,1 5,9 3,6 1,2 0,3 0,0 0,0
28,7 17,3 10,7 3,7 1,5 0,3
13,6 16,0 13,3 5,2 3,1 0,4
0,6
2,3
1,5
5,6
9,8
8,4
32,3 46,0 65,7 88,0 94,3 99,0 99,8 99,6 100,0 71,8
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Technisch handarbeid Administratief Automatisering Commercieel Verzorgend of dienstverlenend Creatief Bestuursfuncties Onbepaald
0,8 0,6 0,2 2,4 1,5 0,7 0,0 0,6
2,7 0,9 0,9 4,3 2,0 1,1 0,1 2,1
1,6 1,1 0,0 3,6 1,8 0,7 0,2 1,3
1,6 1,2 0,2 4,8 2,8 2,2 0,0 5,5
5,0 4,4 1,6 12,0 10,1 6,5 0,5 9,5
7,0 5,2 1,0 10,7 9,6 4,2 0,8 8,4
81,3 86,6 96,1 62,3 72,2 84,6 98,2 72,5
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
6,4 3,4 1,6 2,1 0,5 0,3 11,2 4,6
0,4
48
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Ond
er W
ML WM
L
L L L WM WM WM ML eer 20% 10% 30% W 1 1 1 nm m m m % L t/ L t/ L t/ L e 105 M M M M m / Lt %W %W %W %W aal 105 130 110 120 WM Tot
Bedrijfsomvang
1 - 4 werknemers 5 - 9 werknemers 10 - 19 werknemers 20 - 49 werknemers 50 - 99 werknemers 100 - 199 werknemers 200 - 499 werknemers >= 500 werknemers
3,9 2,6 1,3 0,9 0,1 0,2 0,5 0,5
4,7 3,3 1,6 1,3 1,1 0,9 0,9 2,2
4,3 3,5 1,8 1,0 0,7 0,8 0,6 1,3
4,0 3,8 2,7 2,4 1,7 1,7 2,0 1,6
9,8 9,7 7,8 6,8 6,9 5,9 6,0 6,6
9,8 9,1 9,4 7,4 6,6 5,7 5,5 6,9
63,5 68,0 75,4 80,2 82,8 84,7 84,5 80,8
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Economische sector
Landbouw en visserij Delfstoffenwinning Industrie, w.o. Voedings- en genotsmiddelenindustrie Grafische industie Aardolie en chemische industrie Metaal- en electrotechnische industie Autohandel en -reparatie Energie- en waterleidingbedrijven Bouwnijverheid Reparatie van consumentenartikelen en handel, w.o. Groothandel Detailhandel Horeca Vervoer, opslag en communicatie, w.o. Vervoer over land Rest vervoer en communicatie Financiele instellingen, w.o. Bank- en verzekeringswezen Overige financiele instellingen Verhuur en zakelijke dienstverlening Verplichte sociale verzekeringen Particulier onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg, w.o. Verpleeg- en bejaardentehuizen Cultuur, recreatie en overige dienstverlening
4,1 0,0 0,3 0,6 0,4 0,2 0,1 1,5
1,9 1,8 4,1 0,8 0,2 0,5 3,6
1,1 0,2 1,2 1,7 0,5 0,2 0,5 1,8
2,4 0,0 1,6 2,7 1,7 0,7 0,6 3,8
0,3 2,5 1,2 3,7 5,6 0,4 0,5 0,3 0,3 0,2 0,5 0,5
0,6 4,9 1,1 7,8 5,9 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,1 1,2
0,4 3,6 1,3 5,5 4,1 0,6 0,6 0,6 0,7 0,3 2,1 1,3
0,1 3,7 1,3 5,4 4,5 1,2 1,9 0,7 0,4 0,4 0,6 3,5
1,3 0,3 0,2 1,2
3,0 0,9 0,5 2,7
1,4 0,7 0,5 3,0
3,1 1,2 1,3 2,8
6,8 0,0 4,5 5,1 3,0 1,9 1,7 6,8 0,1 1,8 11,3 5,2 16,4 14,1 5,8 7,5 4,7 2,4 2,2 3,1 10,7 5,9 4,9 3,7 4,5 6,2
6,5 0,4 6,4 5,7 2,9 1,9 3,4 10,4 0,1 2,5 11,3 6,4 14,8 11,6 6,9 7,9 6,2 4,4 4,0 5,7 6,7 6,8 6,8 6,7 6,2 8,6
77,3 99,4 84,2 80,1 90,8 94,8 93,3 72,2 99,8 94,3 62,8 83,5 46,5 54,2 84,9 81,4 87,4 91,6 92,6 87,9 76,1 87,3 79,5 86,5 86,9 75,5
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
49
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Tabel III.3
Redenen van onderbetaling In procenten van het totaal aantal onderbetaalde werknemers nd end geke dstijd egek et toe arbei iet to i n n e kend k 1 e 1 kend j i g 0 0 l toege t toe 1-20 7-20 e ruike t i 1 1 e b n i e g g n g g sla ing ogin ogin aak e of en gstoe rmal erhog afspr sverh sverh en eden velin loon loon te no oonv loon e l s ige r h i nding d L L o r u t g e j t r M M u Ne On W W Ov Je Af o Over
Totaal
31
15
4
12
3
7
6
41
Geslacht
Vrouw Man
31 30
15 15
2 9
9 17
2 6
7 6
7 4
44 33
Etnische afkomst
Allochtoon Autochtoon
39 30
9 16
3 4
17 11
2 3
2 7
1 6
38 41
Arbeidsduur
Voltijd Deeltijd >= 12 uur Deeltijd < 12 uur
31 39
13 18 13
7 5 3
16 12 9
6 3 3
6 8 7
8 6
67 39 35
27 31 35
12 26 8
2 4 8
12 11 11
1 3 6
9 7 4
2 1 16
54 35 25
31
14
4
12
3
7
6
41
38 16 39 22 16
20 11 12 13 12
2 11 7 2 5
6 13 10 25 15
3 8 6 1
15 5
2 4 1 1 32
31 51 35 49 39
37 21 31 34
20 20 6 5
2 6 5 13
9 13 14 20
0 7 3 13
5 7 13
2 1 8 7
33 44 50 34
Type werknemer
CAO'ers AVV'ers
Niet-CAO'ers Directieleden Uitzendkracht
Geen Wel
Leeftijdsklasse
15 23 30 40 50 >=
Aantal dienstjaren
22 29 39 49 59 60
jaar jaar jaar jaar jaar jaar
minder dan 1 1 t/m 2 2 t/m 5 5 t/m 10 10 t/m 20 21 of meer
a
a
a a
50
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
jd kend kend eidsti niet toege niet toege d e arb k 1 1 j i 0 0 geken toegekend l e 0 0 e 1-7-2 lag niet to 1-1-2 bruik iet e g g n g n n i i f g k rhog rhog ogin toes ale o e e s h spraa r f m v v g r n e a s s n denen i o v n n l n -loo -loo dinge loon -loo iste n heve ige re n L L d o r r u t o g e j e t r M M u f v n e v e N O W W O J A O
Opleidingsniveau
LTD-functieniveau
Functiesoort
Basisonderwijs Voortgezet alg.onderwijs Lager beroepsonderwijs Middelbaar alg. onderwijs Middelbaar beroepsonderwijs Hoger beroepsondewijs Wetenschappelijk onderwijs Niet in te delen Onbekend F-niveau I F-niveau II F-niveau III-laag F-niveau III-hoog F-niveau IV F-niveau V F-niveau VI F-niveau VII Technisch of handarbeid Onbepaald Automatisering Commercieel Verzorgend of dienstverlenend Creatief Bestuursfuncties Onbepaald
57 33 21 22 25
1 14 20 11 17
3 9 1
2 11 14 14 2
3 5 2
3 10 4 12 15
2 2 8 1 10
47 42 50 54 37
31
22
8
19
6
1
11
16
31 48 22 6
16 12 17 20
6 1 3 10
5 6 16 23
5 1 3 2
7 9 7 5
3 7 3 15
47 39 40 37
45
5
3
9
2
2
14
50
26 33
17 18
7 2
17 7
5 2
11 7
6 2
36 41
a a a
a a a a
a a
a a a
51
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
ekend ekend stijd rbeid 1 niet toeg 1 niet toeg ekend a nd e k j 00 00 eg egeke keli 1-1-2 1-7-2 lag niet to iet to ebrui g g n g n n i i f g k g g o n s a i o o e g afspra te normale loonsverh loonsverh denen ingsto loonverho dingen -loon is hevel ige re Netto Onju WML WML Over Jeugd Afron Over
Bedrijfsomvang
Economische sector
1 - 4 werknemers 5 - 9 werknemers 10 - 19 werknemers 20 - 49 werknemers 50 - 99 werknemers 100 - 199 werknemers 200 - 499 werknemers >= 500 werknemers Landbouw en visserij Delfstoffenwinning Industrie Bouwnijverheid Reparatie van consumentenartikelen en handel, w.o. Detailhandel Horeca Vervoer, opslag en communicatie Financiele instellingen Verhuur en zakelijke dienstverlening Particulier onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, recreatie en overige dienstverlening
21 21 43 58
19 12 5 6
6 8 3 3
18 16 6 5
5 7 2
71
11
2
2
2
16
5
3
11
3
7 9 6
4 7 7
33 44 46 64
a a a a 79
a a 30 32 40
17 19 21
5 4 5
11 11 12
7
9
2
4
3 2 4
14 28 8 8 7
9 10
3
13
55 72 36 33 32
a a 63
a a a
a : minder dan 30 waarnemingen De percentages tellen per categorie op tot boven de 100%, omdat per onderbetaling er meerdere redenen voor onderbetaling kunnen zijn.
52
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Tabel III.4
Financiële doorgroei onderbetaalde werknemers en minimumloners die bij dezelfde werkgever in loondienst zijn gebleven Percentage onderbetaalden respectievelijk minimumloners in oktober 2000 die een jaar later een bruto-loon hebben onder, op of boven het WML
Onderbetaalden in 2000 met bruto-loon in 2001
Minimumloners in 2000 met bruto-loon in 2001
onder WML
op WML
boven WML
onder WML
op WML
boven WML
Totaal
Totaal
Totaal
Totaal
53
13
35
100
7
60
33
100
Geslacht
Vrouw Man
55 48
7 22
38 29
100 100
8 5
64 54
28 41
100 100
Etnische afkomst
Allochtoon Autochtoon
53
12
34
100
3 7
59 60
38 33
100 100
Arbeidsduur
Voltijd Deeltijd >= 12 uur Deeltijd < 12 uur
34 46 70
9 17 11
57 38 19
100 100 100
3 5 11
55 56 67
43 39 22
100 100 100
Type werknemer
CAO'ers AVV'ers Niet-CAO'ers Directieleden
49 75 47
9 13 20
43 12 33
100 100 100
4 14 8
55 38 73
40 47 19
100 100 100
Leeftijdsklasse
15 - 22 jaar 23 - 29 jaar 30 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 59 jaar >= 60 jaar
52 34 56 46 53 83
22 18 4 19 1 1
26 48 40 35 46 16
100 100 100 100 100 100
3 2 3 12 17
57 64 63 59 59
39 34 33 29 24
100 100 100 100 100
53
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Onderbetaalden in 2000 met bruto-loon in 2001
Minimumloners in 2000 met bruto-loon in 2001
onder WML
op WML
boven WML
onder WML
op WML
boven WML
Totaal
Basisonderwijs Voortgezet alg.onderwijs Lager beroepsonderwijs Middelbaar alg. onderwijs Middelbaar beroepsonderwijs Hoger beroepsondewijs Wetenschappelijk onderwijs Niet in te delen Onbekend
75 45 48 76 52
6 7 17 4 7
19 48 35 20 41
100 100 100 100 100
2 7 9 16
75 64 48 71
23 29 43 13
100 100 100 100
58
17
25
100
6
51
43
100
LTD-functieniveau
F-niveau I F-niveau II F-niveau III-laag F-niveau III-hoog F-niveau IV F-niveau V F-niveau VI F-niveau VII F-niveau VIII Onbepaald
77 57 44 55
4 16 17 5
20 27 39 39
100 100 100 100
4 7 5 23
79 62 45 45
17 31 50 33
100 100 100 100
Functiesoort
Technisch of handarbeid Administratief Automatisering Commercieel Verzorgend of dienstverlenend Creatief Bestuursfuncties Onbepaald
53 38
21 12
26 50
100 100
10 10
63 56
27 33
100 100
51 63
12 8
37 30
100 100
5 5
48 68
47 27
100 100
Opleidingsniveau
Totaal
54
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Onderbetaalden in 2000 met bruto-loon in 2001
Minimumloners in 2000 met bruto-loon in 2001
onder WML
op WML
boven WML
onder WML
op WML
boven WML
Totaal
7 15 7 10 2 2 2 5
59 63 51 66 77 57 56 59
34 22 42 24 21 42 42 36
100 100 100 100 100 100 100 100
Totaal
Bedrijfsomvang
1 - 4 werknemers 5 - 9 werknemers 10 - 19 werknemers 20 - 49 werknemers 50 - 99 werknemers 100 - 199 werknemers 200 - 499 werknemers >= 500 werknemers
60 58 36 63
16 9 26 3
24 33 39 35
100 100 100 100
Sectoren
Landbouw en visserij 82 Delfstoffenwinning Industrie 46 Energie- en waterleidingbedrijven Bouwnijverheid Reparatie van consumentenartikelen en handel, w.o. 57 Detailhandel 63 Horeca 58 Vervoer, opslag en communicatie Financiele instellingen Verhuur en zakelijke dienstverlening Verplichte sociale verzekeringen Particulier onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, recreatie en overige dienstverlening
7
11
100
18
36
100
1
60
39
100
10 9 16
34 28 27
100 100 100
9 8 10
53 53 65
38 39 25
100 100 100
1
71
28
100
55
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
Tabel III.5 Percentage bedrijven met werknemers op en onder het WML alle bedrijven Economische sectoren (SBI’93)
Landbouw, jacht, bosbouw en visserij Delfstoffenwinning Industrie Energie- en waterleidingbedrijven Bouwnijverheid Reparatie van consumentenartikelen en handel Horeca Vervoer, opslag en communicatie Financiële instellingen Verhuur en zakelijke dienstverlening Verplichte sociale verzekeringen Particulier onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, recreatie; overige dienstverlening
6,2 0 8,7 0 9,6 27,5 8,1 4,6 2,8 15,8 0 0,5 7,2 8,9
Bedrijfsomvang
1 4 5 9 10 - 19 20 - 49 50 - 99 100 - 199 200 - 499 >= 500
Collectieve regeling
bedrijven met werknemers: op WML onder WML 2,6
4,4
10,8
4,6
6,9 31,7 13,3 1,8 0,3 7,3
2,8 39,9 19,5 4,8 1 11,2
0,5 9,6 15,1
0,5 5,6 5,6
68,6 14,7 7,7 5,6 1,8 0,7 0,5 0,3
61,4 18,9 8,6 7,4 1,6 0,8 0,6 0,7
59,7 22,1 9,8 6,4 0,8 0,5 0,4 0,3
Bedrijfstak- CAO Ondernemings-CAO AVV Regeling/verordening Geen CAO
41,2 0,5 16,6 1,2 40,5
36,9 0,1 19,4 1,5 42
42,6 0,1 37,3 3,4 26,7
Totaal
100
100
100
werknemers werknemers werknemers werknemers werknemers werknemers werknemers werknemers
56
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
57
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
58
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
59
Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001
60