APPENDIX SCHOOLPLAN 2012-2016
Inhoud
BIJLAGE 1 : Overgangsnormen klas 1 naar klas 2 Casparus College BIJLAGE 2 : Overgangsnormen klas 2 naar klas 3 Casparus College BIJLAGE 3 : Taalverbeterplan BIJLAGE 4 : bijlage C: interventies taal en rekenen samengevat BIJLAGE 5 : Taken en Functies van de mentor BIJLAGE 6 : Dyslectieprotocol BIJLAGE 7 : Pestprotocol BIJLAGE 8 : Reglement Genotsmiddelen en Gokken leerlingen BIJLAGE 9 : Beleid genotsmiddelen Medewerkers CC BIJLAGE 10 : Ondersteuningsprofiel CC BIJLAGE 11 :
De analyse van de school als maatschappelijke onderneming (VUZijlstra Instituut)
BIJLAGE 12:
kerndoelen verwijderingsbeleid, doorstroomgegevens, lichamelijke opvoeding beschikbaarheid lesmateriaal
2
Overgangsnormen klas 1 naar klas 2 Casparus College (bijlage 1) De leergebieddocent legt de 3 rapporten naast elkaar en “middelt” de scores voor: - Motivatie/inzet - Beheersing lesstof - Voortgang in de Voortgangstoetsen: gedurende het leerjaar duidelijke vooruitgang met uiteindelijk minimaal een score > 35 %. Op grond van deze gegevens bepaalt hij wat het eindoordeel wordt voor zijn leergebied. Hij komt dan tot één van de volgende scores: O, V of G. De mentor komt op grond van de scores van de leergebieddocenten tot een overgangsadvies voor de overgangsvergadering. Alle leergebieden wegen even zwaar mee. Wiskunde is inclusief rekenen en Kunst en Cultuur is muziek en tekenen. De mentor kan te allen tijde elke leerling als bespreekgeval opvoeren Leidraad voor het overgangsadvies: (de 8 leergebieden: Nederlands, Engels, Wiskunde, Science, Techniek, Mens & Maatschappij, Kunst & Cultuur, Sport & Beweging) Geen “O”s (8 leergebieden minimaal “V”) Over 1 “O” met 7 leergebieden minimaal “V” Over 2 x “O” met 2 x “G”en minimaal 4 “V”s Over 2 x “O” met 1 x “G” en 5 x “V” Bespreken 2 x “O” met 6 x “V” Bespreken 3 x “O” met 5 x V Bespreken 4 x “O” en meer Zitten blijven In de overgangsvergadering wordt bij bespreekgevallen gelet op de volgende zaken: - Welke oorzakelijke belemmeringen de leerling heeft ondervonden (verzachtende omstandigheden) - Welke beperkingen de leerling heeft - Wat een leerling nog dient te doen om wel door te kunnen Op grond van de uitkomsten kan worden besloten dat een leerling: normaal overgaat; overgaat als aan een voorwaarde alsnog wordt voldaan; doubleert. In dat laatste geval wordt nagegaan in hoeverre: - het zinvol/wenselijk is dat de leerling klas 1 overdoet - welke alternatieven er zijn als doubleren zinloos lijkt. De leerling en de ouders worden van de individuele bespreking en de uitkomst direct na de overgangsvergadering op de hoogte gesteld. In een bespreekgeval tijdens de overgangsvergadering bepalen de lesgevende docenten van een leerling of een leerling naar klas 2 kan. Gestreefd wordt naar consensus. Mochten de stemmen staken, dan ligt de uiteindelijke beslissing, gehoord hebbende de vergadering, bij de afdelingsleider. Na de overgangsvergadering kan een mentor een beroep doen op een revisievergadering, wanneer nieuwe feiten de beslissing zouden kunnen wijzigen.
3
Overgangsnormen klas 2 naar klas 3 Casparus College (bijlage 2) De leergebieddocent legt de 3 rapporten naast elkaar en “middelt” de scores voor: - Motivatie/inzet - Beheersing lesstof - Niveau Caspar-opdrachten - Voortgang in de Voortgangstoetsen: gedurende het leerjaar duidelijke vooruitgang met uiteindelijk een score in klas 2 > 50 %. Op grond van deze gegevens bepaalt hij wat de eindwaardering wordt voor zijn leergebied. Hij komt dan tot één van de volgende scores: O, V of G De mentor komt op grond van de scores van de leergebieddocenten tot een overgangsadvies voor de overgangsvergadering. Alle leergebieden wegen even zwaar mee. De mentor kan te allen tijde elke leerling als bespreekgeval opvoeren. Bij het overgangsadvies hoort ook een eindadvies m.b.t. het niveau. Uitgangspunt hierbij:
Gemiddelde score voor de voortgangstoetsen > 70% is zeker Kader, tussen 60 % en 70 % Basis/Kader, tussen 50 % en 60 % zeker Basis. Leidraad voor het overgangsadvies: (De leergebieden: Nederlands, Engels, Duits, Wiskunde, Science, Techniek, Mens & Maatschappij, Kunst & Cultuur en Sport & Bewegen) Geen “O”s (9 leergebieden minimaal “V”) Over 1 “O” met 8 leergebieden minimaal “V” Over 2 x “O” met 2 x “G”en minimaal 5 “V”s Over 2 x “O” met 1 x “G” en 6 x “V” Bespreken 3 x “O” met 6 x V Bespreken 4 x “O” en meer Zitten blijven In de overgangsvergadering wordt bij bespreekgevallen gelet op de volgende zaken: - Welke oorzakelijke belemmeringen de leerling heeft ondervonden (verzachtende omstandigheden) - Welke richting de leerling gekozen heeft (toekomstperspectieven) - Welke beperkingen de leerling heeft - Wat een leerling nog dient te doen om door te kunnen Op grond van de uitkomsten kan worden besloten dat een leerling: normaal overgaat; overgaat als aan een voorwaarde alsnog wordt voldaan; doubleert. In dat laatste geval wordt nagegaan in hoeverre: - het zinvol/wenselijk is dat de leerling klas 2 overdoet - welke alternatieven er zijn als doubleren zinloos lijkt.
De leerling en de ouders worden van de individuele bespreking en de uitkomst direct na de overgangsvergadering op de hoogte gesteld. In een bespreekgeval tijdens de overgangsvergadering bepalen de lesgevende docenten van een leerling of een leerling naar klas 3 kan. Gestreefd wordt naar consensus. Mochten de stemmen staken, dan ligt de uiteindelijke beslissing, gehoord hebbende de vergadering, bij de afdelingsleider. Na de overgangsvergadering kan een mentor een beroep doen op een revisievergadering, wanneer nieuwe feiten de beslissing zouden kunnen wijzigen.
4
TAALVERBETERPLAN (Bijlage 3) DEFINITIEVE VERSIE Juni 2012
CASPARUS COLLEGE WEESP
5
INHOUDSOPGAVE 1 Voorwoord 2 Schoolprofiel 3 Noodzaak en aanleiding 4 Visie op taal en taalbeleid 5 Analyse van de situatie m.b.t. taal 6 Doelstelling 7 Voorwaarden 8 Implementatie en communicatie 9 Evaluatie 10 Financiering 11 Actieplannen en actiepunten: interventie 11.1 ACTIE MT 11.2 ACTIES DOCENTEN, WERKGROEP 11.3 EN VERDER
7 7 8 9 10 12 13 14 16 16 17 17 17 18
Bijlage A Wettelijke ontwikkelingen 19 Bijlage B Scores & locatiespecifieke programma aanpassingen21 Bijlage C INTERVENTIES TAAL en REKENEN samengevat 23
6
1
Voorwoord
Dit taalverbeterplan betreft het Casparus College. Het plan is opgesteld door de werkgroep taalbeleid in samenwerking met teamleiders en andere betrokkenen. De verantwoordelijkheid voor het opstellen van deze conceptversie ligt bij de werkgroep taalbeleid. Na bespreking en goedkeuring van dit plan ligt de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van dit plan bij het MT. Opbouw taalbeleidsplan: - Onderdelen 1-11: Algemeen, schoolbreed taalbeleidsplan - Bijlage A : Wettelijke ontwikkelingen - Bijlage B : Scores & locatiespecifieke programma aanpassingen Taalbeleid maakt deel uit van de wijze waarop de school zorgdraagt voor de kwaliteit van het onderwijs en voor de ontwikkeling van de leerlingen. In het taalbeleid staat ook beschreven hoe de taalontwikkeling van de leerlingen in beeld wordt gebracht. Alle docenten leveren een bijdrage aan de taalontwikkeling van hun leerlingen. Ze moeten samenwerken om leerlingen gerichte steun te bieden, zodat zij niet onnodig struikelen over de schooltaal, maar juist geholpen worden het vak en de taal van het vak te begrijpen en te hanteren. Met het taalbeleid geeft de school aan hoe ze bewust wil omgaan met het onderwijs-aanbod voor de leerlingen. Moeite met taal mag op het Casparus College geen reden zijn om het diploma niet te halen.
2
Schoolprofiel
Het Casparus College is een VMBO school met: - voor leerlingen in de onderbouw een MAVO-, een expressie-, een sport- en een accentprofiel; - in de bovenbouw de afdelingen Handel & Administratie, Techniek en Zorg & Welzijn op Basis en Kader niveau. Het Casparus College heeft ongeveer 300 leerlingen en 35 docenten.
7
3
Noodzaak en aanleiding Externe prikkels voor het opstellen van een taalverbeterplan De invoering van het referentiekader Nederlandse taal en rekenen (vanaf 2010); De wettelijke veranderingen waar scholen in alle sectoren mee te maken krijgen.
Interne prikkels opstellen taalverbeterplan -Opvattingen van medewerkers: ‘Onze leerlingen kunnen niet lezen’ ‘Onze leerlingen hebben een te lage woordenschat’ -Discrepantie tussen scores van de leerlingen volgens het LVS van het BO en de entree toets van CITO (VAS) bij start leerjaar 1. Ondernomen acties In de mavoklas wordt CITO (VAS) afgenomen. In de andere klassen neemt het Casparus drie maal per jaar een voortgangstoets voor de vakken/leergebieden Nederlands, Engels, Wiskunde, M&M en Science af. Een overzicht van de resultaten van leerlingen door de jaren heen ontbreekt op dit moment vanwege het ontbreken van een LVS. Het Casparus College streeft naar schoolbreed taalbeleid waarin afdelingsspecifieke keuzes geïntegreerd zijn in het taalbeleid van de school als geheel. Directe aanleiding opstellen taalverbeterplan: We constateren dat nog steeds (ook in de bovenbouw) leerlingen taalzwak blijven. Ze hebben een kleine woordenschat, begrijpend lezen is slecht en daardoor is ook schrijfvaardigheid minder goed ontwikkeld. Bij de nieuwe exameneisen dreigt het percentage van 98% geslaagden te dalen naar 70%.
8
4
Visie op taal en taalbeleid
Het taalbeleid van het Casparus College heeft als doel om alle leerlingen het wettelijk gestelde minimumniveau voor het VMBO, niveau 2F, te laten behalen. Het taalbeleid van het Casparus College richt zich op de invoering van de referentieniveaus taal. Speciale aandacht is er voor leesvaardigheid, woordenschat en taalverzorging. Het Casparus College heeft een werkgroep taalbeleid. Kenmerken van het taalbeleid op het Casparus College zijn: * gemeten taalniveau in de MAVO-stroom; * hoge doelen stellen; * een gedegen maar realistisch plan van aanpak; * effectmeting; * bijstellen van plan van aanpak indien nodig. Het leerlingvolgsysteem wordt verder uitgewerkt, waarbij ruimschoots aandacht wordt gegeven aan het bijhouden van de ontwikkeling van het taalniveau van de leerling. Het Casparus College stelt zich tot doel om alle leerlingen zodanig taalvaardig te maken dat zij in de maatschappij zelfredzaam kunnen zijn (referentieniveau 2F). Mocht dat niet lukken dan is er wel een duidelijke voortuitgang te zien t.o.v. het niveau waarop de leerlingen bij Casparus binnenkomen.
9
5
Analyse van de situatie m.b.t. taal
Conclusies uit de SWOT: Kracht
docenten met passie en flexibiliteit; docenten verbeteren leerlingen op taalgebruik; knelpunten bekend; MT faciliteert; aanzetten tot lezen in de klas wordt reeds gedaan; kleine school, familiaire sfeer; verwoorden / voorlezen van de opdrachten => toelichten; contact met de bibliotheek / projecten onderbouw; leerlingen verbeteren bij taalfouten.
Minder goed
leerlingen worden niet individueel begeleid; hier en daar volle klassen; géén RT; spanningsboog bij leerlingen klein! Concentratie lastig; docenten moeten veel ballen in de lucht houden; communicatie onder- en bovenbouw; weinig overleg binnen secties; leerlingvolgsysteem nog in ontwikkeling: problemen worden nog niet (preventief) in kaart gebracht; Nederlands en Nederland passen niet altijd bij de belevingswereld van de leerlingen.
Kansen
Cito (VAS)-toetsen als voortgangsinstrument onderbouw-breed gaan gebruiken – worden al gebruikt in de MAVO-stroom; team is het eens over de problematiek: leerlingen lezen te weinig / niet! Ze hebben zodoende te weinig leesvaardigheid , woordenschat, tempo => te laag begrijpend- en technisch lezen niveau (cijfers!! / toetsen! / SE/CSE?); lezen 1 uur gelabeld per week in de onderbouw; plannen voor leesoase; LVS van start (komend schooljaar verplichte gegevensoverdracht po-vo taal / rekenen; (aandachtspunt monitoren inspectie!); herstart sectieoverleg ( NL en andere vakken); start MAVO-stroom;
10
vakgericht taalonderwijs (ook moeilijke woorden omschrijven die niet in jouw vakgebied vallen – uitleggen – voorbeelden noemen – woorden laten opzoeken dat woorden meerdere betekenissen hebben); met woorden in de weer (woordweb/ paraplu / woordspin / woordkast) – woorden vaker laten terugkomen in wisselende context. (optie cursus); lezen tijdens het stipuur (opvanguur bij ziekte);
vakoverstijgende initiatieven (zoals mondelinge presentaties / rollenspellen uitvoeren) verder uitwerken; dezelfde stategieën toepassen (begrijpend lezen / samenvatten / presenteren / leren leren = woorden leren MVT.
Bedreiging kleine school, korte lijnen => zaken die belangrijk zijn worden te veel in de wandelgangen / informeel “geregeld”;
=> lastig om tot algemeen beleid te komen / gedragen door alle docenten; thuis wordt er lang niet altijd Nederlands gesproken; 98% geslaagd maar met verzwaarde examen eis??; genoeg uitdaging – luie lln. (zie verschil SE (lager) CSE) = kans; didactiek! (leerlingen te weinig actief in de les??); met didactische mogelijkheden van bijv. Woordkasten wordt te weinig /niets meegedaan.
Gebruikte taaltoetsen: - Cito VAS; - voortgangstoetsen (6x in de OB); - methodetoetsen.
Conclusies uit teambesprekingen: Steviger sturen op taalbeleid is nodig om de gewenste resultaten te behalen. Niveau taal is laag, begrijpend lezen is gemiddeld onvoldoende waardoor de leerlingen slecht scoren bij andere vakken. Ze begrijpen de vraag niet, de tekst niet of hebben onvoldoende woordenschat om zelf op te schrijven wat ze bedoelen.
11
6
Doelstelling
Ambitieniveau taalbeleid Casparus College: - basis en kader: alle leerlingen op 2F eind klas 4. Methode Nederlands (Nieuw Nederlands, nwe editie) is gericht op de referentieniveaus. Toetsen: - 0 meting klas 1; - einde klas 2: diagnostische toets; - mavostroom: Cito (VAS). Klas 3 naar 4: overgangsnormen aangepassen Opstellen toetsen: - docenten houden rekening met de referentieniveaus; - docenten kijken precies na / niet goed = ik weet wat je bedoeld; - geen kleine toetsen meer in BB.
12
7
Voorwaarden
PROGRAMMATISCHE AFSPRAKEN
Er wordt op het Casparus College elke dag door elke leerling gelezen; iedere leerling heeft op elke werkdag een eigen leesboek bij zich; tijdens stipuren wordt er minimaal 25 minuten gelezen; in het programma-Nederlands is er elke week minimaal 30 minuten stilleestijd ingeruimd en volgt er altijd een verwerking waarvan het resultaat in het leesdossier wordt vastgelegd; iedere leerling heeft legt een leesdossier aan.
WELKE MEDEWERKER MET WELKE TAKEN
de sectieleider Nederlands fungeert als taalcoördinator;
vanaf schooljaar 2012/2013 is er een geïntegreerde aanpak Nederlands over de vakken heen.
de docenten Nederlands geven de technische ondersteuning en leren de noodzakelijke leestrategieën aan;
OVERLEG EN AFSPRAKEN
Taalbeleid is een vast punt bij iedere sectievergadering; drie keer per jaar overleg in OOG; er dient, indien gewenst/noodzakelijk, scholing van docenten plaats te vinden.
SCHOLING
Scholing taaldidactiek voor taaldocenten en belangstellenden;
scholing van een medewerker voor wat betreft de coördinatie van “Muiswerk”.
scholing taaldidactiek en activerende werkvormen in verband met verbreding van de taalaanpak over de vakken heen;
TOETS- EN MEETINSTRUMENTEN
Citotoets 0 t/m 3 of Muiswerk; diagnostische toetsen volgens afspraak met de docenten Nederlands; methodetoetsen.
DRAAGVLAK
Schoolbreed draagvlak is noodzakelijk voor de voortgang; support vanuit de schoolleiding is noodzakelijk (voorbeeld, naleven, aanspreken); 13
8
terugkerende evaluatiemomenten; elke vaksectie zoekt voor elk leerjaar uit welke vaktaalwoorden de leerlingen moeten kennen; docenten checken voor elk leerjaar of de toetsen adequaat zijn.
Implementatie en communicatie Tijd en tijdpad
taalverbeterplan schrijven (klaar op 01/06/12); ondersteuning netwerkbijeenkomst po-vo (september/oktober 2012); onderdeel studiedag gehele personeel: taal in alle vakken (cursusjaar 2012/2013); voor elke vak worden per leerjaar de vaktaalwoorden vastgesteld en vastgelegd; klaar in december 2012; per 01/08/12 wordt de sectieleider Nederlands benoemd als coördinator taalbeleid; aanpassing van de lessentabel; per 01/08/12; per 01/08/12 vaststellen wat de rol is van r.t. binnen de school met als uitgangspunt het instrueren van de eerste lijn vanuit de tweede en het persoonlijk helpen van de ernstige gevallen; aanleren leesstrategie-schoolbreed voor zakelijke teksten door docenten Nederlands; schoolbreed gerealiseerd in mei 2013; invoering van “Muiswerk” per 01/08/12; dit programma maakt het mogelijk dat kinderen die kampen met achterstanden op eigen niveau en vanuit een eigen startniveau worden bijgewerkt; in elk lokaal worden de spellingregels zichtbaar gemaakt (spellingkaarten op tafel; affiche aan de muur); mogelijkheden voor faciliteiten; invoering voorbereiden: informeren van docenten; vastleggen docenten; bepalen toetsmateriaal; bepalen ondersteunende lesstof; roostermakers betrekken; voorselectie lesstof en toetsmateriaal; verspreiden van het taalbeleidsplan en van de tussenrapportage(s) van de voortgang van het veranderingsproces aan alle medewerkers.
Samenwerkingsverbanden Binnen school
binnen en tussen de verschillende secties;
in team-onderbouw en team-bovenbouw en in gezamenlijke teammomenten. Buiten school
in samenwerkingsverbanden met primair onderwijs; in samenwerking met de bibliotheek-Weesp; in samenwerkingsverbanden met ROC’s.
Afnemen van een nulmeting
aan het begin van het eerste leerjaar met een Cito VAS – toets-Muiswerk. Vanuit deze toets worden de taalzwakke leerlingen er uitgelicht.
14
Afspraken binnen de sectie Nederlands over:
collegiale consultatie; aanpak en uitwerking stillezen; aanpak en uitwerking begrijpend lezen; aanpak en uitwerking voordrachtslezen; aanpak en uitwerking luistervaardigheid; aanpak en uitwerking spreken; lesopbouw; leerkrachtgedrag.
Tussentijdse evaluatie december Er vindt halverwege ieder cursusjaar een evaluatie plaats door de taalcoördinator met de directie; er is dan nog ruimte om verbeteringen aan te brengen. Scholing
onderdeel studiedag voor alle docenten; trainingen taaldidactische vaardigheden, specifiek voor de docenten Nederlands; trainingen taaldidactische vaardigheden aan docenten van andere vakken; taalinhoudelijke trainingen (intern) voor docenten en medewerkers die de taal onvoldoende beheersen.
Met wie en hoe communiceren we over ons taalbeleidsplan?
ouders ouderavond / werving / website: middelen: nieuwsbrief, ouderavonden; basisscholen: elk jaar terugkoppeling van de resultaten; docenten, leerlingen en ouders: alles in erop gericht dat de leerlingen het examen in 2014 op het adequate niveau kunnen afleggen; inspectie; afnemende scholen.
15
9
Evaluatie De directeur van de school is eindverantwoordelijk. De evaluatie van de activiteiten wordt uitgevoerd voor de taalcoördinator. De evaluatie zal schriftelijk worden vastgelegd in het jaarverslag van de taalcoördinator dat hij richt aan de directeur. Voor de voortgang van de leerlingen wordt gekeken naar de scores van Cito-VAS / Muiswerk. Na de evaluatie worden de plannen bijgesteld volgens de kwaliteitscirkel van Deming, PDCAL Plan > Do > Check> Act. Wat goed is, blijft behouden, voor ineffectiviteit wordt een andere aanpak gekozen.
10
Financiering
Voor de financiering van de uitvoering van het taalbeleidsplan is rekening te houden met de volgende punten:
facilitering van de taalcoördinator: 100 uur per cursusjaar; uren voor deskundigheidsbevordering van de medewerkers; uren begeleiding tijdens studie-uren; uren voor de coördinator-Muiswerk; inhuren van derden voor trainingen op inhoud, didactiek en activerende werkvormen; scholingsmateriaal voor docenten; kopieerkosten.
16
11
Actieplannen en actiepunten: interventie
11.1
ACTIE MT
A. Communiceren over visie en beleid: actie met alle docenten / leerlingen / ouders; ouderparticipatie bevorderen. B. Aansturen / afspraken met / evalueren en bijstellen actie/beleid: 1. Bijwonen werkgroepsbijeenkomsten; 2. werkgroepsleden in hun rol zetten in de school; 3. taalbeleid op de agenda blijven zetten. Begrijpend lezen, luisteren, schrijven en spreken doe je in alle vakken; 4. organiseren van collegiale consultatie (naast het samenwerken en laten zien van “good practice” op de APV) om collega’s naar elkaar te laten kijken / te laten overleggen HOE je WAT handig doet om de leerlingen optimaal te laten leren / werken. Let op afwezige docenten op de APV’s; 5. lesbezoek docenten => functioneringsgesprekken n.a.v. de ingevulde kijkwijzer algemeen, qua vak én op taal. Per docent inventariseren en bespreken hoe het staat met de (individuele) aanpak van het taalbeleidsplan. C. Meten is weten: leerlinggegevens duidelijk per leerling / per klas op rij / gebruikt door mentor, docenten en zorgdocenten.. -LVS basisschool per domein (in DLE) in beeld brengen; -Rol van RT/ dyslexie screening benutten; -Diatekst / diawoord of Cito VAS als volginstrument voor alle leerlingen. -Het geven van adequate hulp, uitdagen en aanpassen van onderwijs Opmerking: het MT stuurt het totale taalbeleid aan en afdelingsleiders bespreken de individuele betrokkenheid van elke docent in de gesprekscyclus. 11.2
ACTIES DOCENTEN, WERKGROEP
A. Docenten Nederlands - leren leerlingen correcte werkwoordspelling en interpunctie aan, - laten leerlingen met het programma Muiswerk op hun eigen niveau werken aan taalverzorging, - toetsen leerlingen op taalverzorging aan het eind van het schooljaar, - passen het curriculum aan de referentieniveaus aan; - checken de doorlopende leerlijn. B. Werkgroep taalbeleid: Zie taakomschrijving. D. Aanpak begrijpend lezen: Naast de methode Nederlands en Nieuwsbegrip zijn er per klas vaste momenten in de week waar wordt gewerkt aan leesmotivatie en woordenschat (Vrij Lezen). E. De sectie Nederlands brengt de doorlopende leerlijn / met toetsing / normering Nederlands in beeld (po – mavo/vmbo > mbo).
17
F. -
Uitgangspunten didactiek worden besproken en geoefend. voordoen , samen doen, nadoen, feedback krijgen en geven; model verlengde instructie; toetsen -> hulp / uitdagen / bijstellen lesinhoud; opmaak, spelling, eenduidigheid vraagstelling van toetsen bijstellen.
G. Vullen van de gereedschapskist (het “Casparus-boekje”) van docenten o.a. op het docenten atelier en APV. Hierin staan didactische tips om zoveel mogelijk ondersteuning te geven aan de taalontwikkeling van alle leerlingen.
11.3
elke leerling heeft een (vak)woordenschrift; actie spelling voor leerlingen en ook voor docenten; aanleren strategie begrijpend lezen voor talen, zaakvakken en exacte vakken; afspraken maken over het schrijven van een brief (dat doen we zo…); afspraken maken over het maken van samenvattingen; hoofd- en bijzaken onderscheiden; afspraken vastleggen over het opzoeken en op waarde schatten van informatie; afspraken vastleggen wat wordt geleerd van grammatica en wanneer.
EN VERDER
elke leerling heeft iedere dag een eigen leesboek bij zich; op stipuren en na de afronding van een toets, leest de leerling in het eigen leesboek; aandacht van alle docenten voor www.beterspellen.nl; het docentenatelier wordt gebruikt om de vaardigheden op het gebied van taal te vergroten; de sectie Nederlands vervult hierin een voortrekkersrol; school gebruikt de CASPAR-Taalkaarten om leerlingen te helpen teksten te doorgronden, leerlingen te helpen achter de betekenis van moeilijke woorden te komen, en hen te ondersteuning bij correcte spelling en interpunctie; vanuit de sectie Nederlands worden specifieke acties voorbereid: “dit is de maand van….” (bijvoorbeeld: het bij toetsen antwoorden in hele zinnen); leerlingen tijd geven om schrijfwerk na te kijken en te verbeteren; school gaat na in hoeverre het wenselijk/haalbaar is om ouders te betrekken bij de taalontwikkeling en taalcursussen aan te bieden.
18
Bijlage A Wettelijke ontwikkelingen
Basisonderwijs 2011-2012 Onderwijs verzorgen op basis van de referentieniveaus Onderwijskundig rapport voor VO opstellen met informatie over het niveau van de leerling ten opzichte van de referentieniveaus 2012-2013 Onderwijs verzorgen op basis van de referentieniveaus Verplichte eindtoets (afname in huidige vorm) Onderwijskundig rapport voor VO opstellen met informatie over het niveau van de leerling ten opzichte van de referentieniveaus 2013-2014 Onderwijs verzorgen op basis van de referentieniveaus Verplichte eindtoets (deels afgestemd op de referentieniveaus) Onderwijskundig rapport voor VO opstellen met informatie over het niveau van de leerling ten opzichte van de referentieniveaus 2014-2015: Verplichte eindtoets (afgestemd op de referentieniveaus) Onderwijs verzorgen op basis van de referentieniveaus Invoering van een leerling- en onderwijsvolgsysteem (LVOS) Naast het schooladvies worden de resultaten van eindtoets verplicht als tweede, objectieve gegeven Voortgezet onderwijs 2011-2012 Eerste pilotjaar rekentoets Aanpassing uitslagregel: CE-onderdelen gemiddeld voldoende Schoolexamenvmbo-bb telt 1 keer mee voor berekenen eindcijfer (was 2 keer) Syllabi Nederlands en rekenen beschikbaar 2012-2013 Tweede pilotjaar rekentoets Aanpassing uitslagregel havo/vwo: niet meer dan 1 onvoldoende (ten minste een 5) voor de eindcijfers Nederlands, Engels en wiskunde 2013-2014 Invoering rekentoets en op referentieniveaus afgestemd examen Nederlands Afname rekentoets in (voor-) laatste jaar Een herkansing voor de rekentoets. Deze herkansing staat los van herkansingsmomenten bij het centraal examen. Aanpassing uitslagregel vmbo: Eindcijfers Nederlands en rekenen ten minste 5 en 5 Aanpassing uitslagregel havo/vwo: Eindcijfer rekentoets ten minste een 5 (en maximaal 1 vijf voor Nederlands, Engels of wiskunde) 19
2014-2015 Afname rekentoets in (voor-) laatste jaar Een herkansing voor de rekentoets. Deze herkansing staat los van herkansingsmomenten bij het centraal examen. Aanpassing uitslagregel vmbo: Eindcijfers Nederlands en rekenen ten minste 5 en 5 Aanpassing uitslagregel havo/vwo: Eindcijfer rekentoets ten minste een 5 (en maximaal 1 vijf voor Nederlands, Engels of wiskunde) - Landelijk genormeerde diagnostische toets aan het eind van de onderbouw voor Nederlands, Engels en wiskunde/rekenen
2015-2016 Afname rekentoets in (voor-) laatste jaar Een herkansing voor de rekentoets. Deze herkansing staat los van herkansingsmomenten bij het centraal examen. Aanpassing uitslagregel vmbo: Eindcijfers Nederlands en rekenen tenminste 5 en 6 Aanpassing uitslagregel havo/vwo: De rekentoets wordt onderdeel van de kernvakkenregel: niet meer dan 1 onvoldoende (ten minste een 5) voor eindcijfers Nederlands, Engels, wiskunde en rekenen. Leerlingen zonder wiskunde mogen slechts 1 vijf hebben voor Nederlands, Engels en de rekentoets. Middelbaar beroepsonderwijs Niveau 4 2011-2012 Eerste pilotjaar centraal ontwikkelde examens 2012-2013 Tweede pilotjaar centraal ontwikkelde examens Invoering verplicht onderdeel Engels (ongeacht eisen beroep) 2013-2014 Invoering centraal ontwikkelde examens Aanpassing uitslagregel: Niet meer dan 2 onvoldoendes (tenminste een 5) voor eindcijfers Nederlands, rekenen en Engels 2014-2015 Aanpassing uitslagregel: Niet meer dan 2 onvoldoendes (tenminste een 5) voor eindcijfers Nederlands, rekenen en Engels 2015-2016 Aanpassing uitslagregel: Niet meer dan 1 onvoldoende (tenminste een 5) voor eindcijfers Nederlands, rekenen en Engels
Niveau 2 en 3 2011-2012 Pre-pilot centraal ontwikkelde examens Oplevering syllabi en voorbeeldexamens 2012-2013
20
-
Eerste pilotjaar centraal ontwikkelde examens
2013-2014 Tweede pilotjaar centraal ontwikkelde examens 2014-2015 Invoering centraal ontwikkelde examens Aanpassing uitslagregel: Nederlands en rekenen tenminste 5 en 5 2015-2016 Aanpassing uitslagregel: Nederlands en rekenen tenminste 5 en 5 2016-2017 Aanpassing uitslagregel: Nederlands en rekenen tenminste 5 en 6
Niveau 1 2011-2012 Schoolexamens referentieniveaus Nederlands en rekenen. Behaalde resultaten hebben geen invloed op diplomabeslissing 2012-2013 Pilots centraal ontwikkelde examens taal en rekenen 2013-2014 Pilots centraal ontwikkelde examens taal en rekenen 2014-2015 Besluit over invoering centrale examinering (op basis van bevindingen scholen en pilots)
Bijlage B Scores & locatiespecifieke programma aanpassingen
Overzicht scores en locatiespecifieke programmatische aanpassingen 1.
Doelstellingen VMBO: minimumniveau alle taaldomeinen = 2F
2.
Ambitieniveau doelen Casparus College per taaldomein Lezen eind klas 4 (kader) = 2F eind klas 3 (GL / TL) =2F Taalverzorging / Spelling : Aanpak: 1. Nederlands herziet curriculum en toetst leerlingen aan het eind van elk schooljaar op taalverzorging (Aanleren van taalverzorging mbv Muiswerk) 2. Vakdocenten, onderhouden van taalverzorging: Elke les aandacht voor houding en schrijfwijze. Tijd en aandacht voor controle op spelling, gebruik van hoofdletters, 21
3. 4. 5. 6.
punten en zinsbouw. Inzet Maris Taalkaart Inzet Kijkwijzer op gebied van taal (uitbreiden) Inzet MT Inzet www.beterspellen.nl
Tekstbegrip Aanpak: 1. Nederlands herziet curriculum en leert in de brugklas de leerlingen Maris taalkaart (stappenplan lezen en woordenschat) versneld aan. 2. Vakdocenten gebruiken de Maris taalkaart bij het lezen van teksten. 3. Inzet MT 4. Inzet Maris Taalkaart 5. Inzet Kijkwijzer op gebied van taal. Woordenschat: Aanpak: 1. Nederlands herziet curriculum en leert in de brugklas de leerlingen Maris taalkaart (stappenplan lezen en woordenschat) versneld aan. 1. Vakdocenten gebruiken de Maris taalkaart bij het lezen van teksten. 2. Vakdocenten hanteren de aanpak 5 woorden per les. Sectieleiders spelen een leidende rol in de ontwikkeling van het woordenschatonderwijs. 3. Inzet MT 4. Inzet Maris Taalkaart 5. Inzet Kijkwijzer op gebied van taal. Vrij lezen Doel: Alle leerlingen lezen, leerlingen in de sterklassen lezen 3x per week 20 min. Alle leerlingen lezen 20 uur per jaar, organiseren van een leesmarathon, (integreren van de voorleeswedstrijd, “De weddenschap” Aanpak: 1. Samenwerking met de bibliotheek. 2. Nederlands herziet curriculum. 3. Inzet MT 4. Afspraken maken voor lezen 20 uur per week ( de Weddenschap?)
Betrekken van leerlingen / ouders bij de taalresultaten Doel: Leerlingen / ouders zijn op de hoogte van de taalresultaten Ouders en leerlingen weten wat zij zelf kunnen doen om taalvaardigheid te verhogen. Aanpak: 1. Toetsresultaten worden in het MT besproken 2. MT bespreekt de resultaten met het team/ de mentoren 3. Mentoren bespreken de resultaten met leerling en op de ouderavond 4. Resultaten worden in LVS opgenomen 5. Op ouderavonden is taal een onderdeel van de agendapunten. 6. Onderwerp in leerlingenraad en ouderraad / MR
22
Taaltaken en de beroepsgerichte vakken Doel: Referentieproef maken van taaltaken in de beroepsgerichte vakken, zodat de leerlingen het jaar erop referentiekaderproef getoetst worden in de beroepsgerichte vakken. Aanpak: 1. Welke eisen staan er in het referentiekader voor de verschillende domeinen? 2. Hoe kan je dat vertalen naar de taaltaken in de beroepsgerichte vakken? Samenwerking tussen docenten beroepsgerichte vakken en docenten Nederlands.
Bijlage C INTERVENTIES TAAL en REKENEN samengevat
ACTIE MT A.
Communiceren over visie en beleid: actie met alle docenten / leerlingen / ouders; ouderparticipatie bevorderen. B. Aansturen / afspraken met / evalueren en bijstellen actie/beleid: - Bijwonen werkgroepsbijeenkomsten; - Werkgroepsleden in hun rol zetten in de school; - Reken- en taalbeleid op de agenda blijven zetten. Rekenen, begrijpend lezen, luisteren, schrijven en spreken doe je in alle vakken; - Organiseren van collegiale consultatie zowel binnen als buiten de school (PO, GSF) (naast het samenwerken en laten zien van “good practice” op de APV) om collega’s naar elkaar te laten kijken / te laten overleggen HOE je WAT handig doet om de leerlingen optimaal te laten leren / werken. Aandachtspunt: afwezige docenten op de APV’s; - Lesbezoek docenten => functioneringsgesprekken n.a.v. de ingevulde kijkwijzer algemeen, qua vak, op rekenen én op taal. Per docent inventariseren en bespreken hoe het staat met de (individuele) aanpak van het taalbeleidsplan. C. Meten is weten: leerlinggegevens duidelijk per leerling / per klas op rij / gebruikt door mentor, docenten en zorgdocenten. - LVS basisschool per domein (in DLE) in beeld brengen; - Rol van RT/ dyslexie screening benutten; - Diatekst / diawoord of Cito VAS als volginstrument voor alle leerlingen; - Het geven van adequate hulp, uitdagen en aanpassen van onderwijs. Opmerking: het MT stuurt het totale reken- en taalbeleid aan en afdelingsleiders bespreken de individuele betrokkenheid van elke docent in de gesprekscyclus. ACTIE DOCENTEN, WERKGROEPEN REKEN- en TAALBELEID A. -
Docenten Nederlands Leren leerlingen correcte werkwoordspelling en interpunctie aan; Naast de methode Nederlands en Nieuwsbegrip zijn er per klas vaste momenten in de week waar wordt gewerkt aan leesmotivatie en woordenschat (Vrij Lezen); Laten leerlingen met het programma Muiswerk op hun eigen niveau werken aan
23
-
B. -
C. -
taalverzorging; Toetsen leerlingen op taalverzorging aan het eind van het schooljaar; Passen het curriculum aan de referentieniveaus aan; Brengen de doorlopende leerlijn Nederlands in beeld (PO-VO-MBO) en checken of deze consistent is met het curriculum. Docenten wiskunde Zorgen voor een eenduidige rekendidactiek: naast de methode Wiskunde met alle docenten die rekenvaardigheden / rekenen binnen hun eigen vak geven een zelfde aanpak / uitleg afspreken. Brengen de doorlopende leerlijn rekenen en wiskunde in beeld (PO-VO-MBO) en checken of deze consistent is met het curriculum. Alle docenten Uitgangspunten van de Casparus-didactiek worden besproken en geoefend; Voordoen, samen doen, nadoen, feedback krijgen en geven; Model verlengde instructie; Op basis van leerlingresultaten worden aanpassingen gedaan in het lesprogramma. Eenduidige uitleg van reken- en taal regels; Toetsen: vaststellen hiaten / hulp bieden / leerlingen uitdagen / bijstellen lesinhoud; Opmaak, spelling, eenduidigheid vraagstelling van toetsen bijstellen. Vullen van de gereedschapskist (het “Casparus-boekje”) van docenten o.a. op het docenten atelier en de APV. Hierin staan didactische tips om zoveel mogelijk ondersteuning te geven aan de reken- en taalontwikkeling van alle leerlingen. elke leerling heeft een (vak)woordenschrift; actie spelling voor leerlingen en ook voor docenten; aanleren strategie begrijpend lezen voor talen, zaakvakken en exacte vakken; de leerkracht, maar ook de leerlingen maken boekjes / mapjes met spiekkaarten, formule- of strategiekaarten; afspraken maken over het schrijven van een brief (dat doen we zo…); afspraken maken over het maken van samenvattingen; hoofd- en bijzaken onderscheiden; afspraken vastleggen over het opzoeken en op waarde schatten van informatie; afspraken vastleggen wat wordt geleerd van grammatica en wanneer.
EN VERDER… -
elke leerling heeft iedere dag een eigen leesboek bij zich; op stipuren en na de afronding van een toets, leest de leerling in het eigen leesboek; aandacht van alle docenten voor www.beterspellen.nl; het docentenatelier wordt gebruikt om de vaardigheden op het gebied van taal te vergroten; de sectie Nederlands vervult hierin een voortrekkersrol; school gebruikt de CASPAR-Taalkaarten om leerlingen te helpen teksten te doorgronden, leerlingen te helpen achter de betekenis van moeilijke woorden te komen, en hen te ondersteuning bij correcte spelling en interpunctie; vanuit de sectie Nederlands worden specifieke acties voorbereid: “dit is de maand van….” (bijvoorbeeld: het bij toetsen antwoorden in hele zinnen); leerlingen tijd geven om schrijfwerk na te kijken en te verbeteren; school gaat na in hoeverre het wenselijk/haalbaar is om ouders te betrekken bij de
24
taalontwikkeling en taalcursussen aan te bieden.
Casparus College Weesp Oktober 2011
12 REKENVERBETERPLAN
25
In dit document komen achtereenvolgens de volgende onderdelen aan de orde: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Voor wie bedoeld? Schoolprofiel Noodzaak en aanleiding Visie Analyse van de situatie Doelstelling Voorwaarden Implementatie Evaluatie Financiering Actieplannen en actiepunten
WAT is rekenbeleid? Rekenbeleid omvat alle maatregelen die een school treft om op structurele en systematische wijze: de rekenvaardigheid van leerlingen te vergroten het onderwijs (reken)toegankelijker te maken Het zijn maatregelen in de les en buiten de les, maatregelen op het gebied van programmering, materiaal en didactiek. Ze zijn: structureel, omdat het gaat om blijvende veranderingen in het onderwijs systematisch, omdat ze worden uitgevoerd volgens een vooraf vastgelegd plan Rekenbeleid gaat over: een strategische visie op de rol van rekenen in het onderwijs, in het beroep en in de maatschappij onderwijsinhoudelijke vraagstukken: wat is er nodig om te werken aan de verbetering van rekenvaardigheid van leerlingen? Hoe kan rekenen geleerd worden in een geïntegreerde context en hoe kan gewerkt worden aan het ontwikkelen van deelvaardigheden in een individuele aanpak?
26
HOE geven we vorm aan strategisch rekenbeleid? Bij de vormgeving van rekenbeleid hebben we te maken met: organisatieontwikkelingsvraagstukken: hoe kan het rekenonderwijs en de rekenondersteuning effectief worden gepositioneerd; wie is eindverantwoordelijk; welke taken en bevoegdheden hebben managers, teams, rekendocenten en beroepsvakdocenten? veranderkundige vraagstukken: hoe kan het management rekenbeleid effectief implementeren; hoe kan een cultuurverandering teweeg worden gebracht zodat alle docenten rekenbewuster worden? Door zowel aan het Wat als aan het Hoe te werken zorgt rekenbeleid voor een blijvende kwaliteitsverbetering van het onderwijs en uiteindelijk voor meer succesvolle leerlingen.
27
1. Voorwo ord
G e e f i n d i t
Dit rekenbelei dsplan is geschreve n met als doel de rekenvaar digheden van de leerlingen van de school te verbeteren .
k a d e r
Het plan betreft de hele school. Er is gekozen om het a beleid a stapsgewij n s in te zetten, o maar wel p op diverse niveaus tegelijkerti w jd. Zo i wordt e gelijktijdig gewerkt h aan het verbeteren e van de t rekenvaar digheid r van e leerlingen, k maar ook, e omdat dat voorwaard n elijk is, v aan de e rekenvaar r digheid en b deskundig heidsbevo
28
e t e r p l a n v a n
rdering van docenten. Het is belangrijk dat alle medewerk ers van de school op de hoogte zijn van dit verbeterpl an en zich actief inzetten voor het verhogen van het rekennive au in en buiten de klassen.
t o e p a s s i n Het MT is g verantwoo i s ( h e l e s c h o o l / a f d e l i n g e
rdelijk voor dit plan. Op dit moment zijn Dick van Straten en Chantal Thijs verantwoo rdelijk voor de uitvoering van dit plan, maar er dient een rekencoör dinator aangesteld te worden die verantwoo rdelijk is voor de uitvoering van dit plan. Voor de beoogde
29
n rekencoör ) dinator e n
dient een taakomsch rijving te komen.
w Binnen i alle e vakken
waarin rekenen v voorkomt e moeten de r rekenvaar a digheden n ondersteu t nd, verbeterd w en o onderhoud o en r worden. d Hiervoor e dient in l kaart te worden i gebracht j welke k rekenvaar digheden i in welke s leergebied en en in welke v leerjaren o voorkome o n. Doel is r dat alle docenten h voldoende rekenvaar e dig zijn. t Bovendien moeten de p docenten l van de a vakken waarin n gerekend . wordt, kennis hebben van de huidige rekendida ctieken
30
met het accent op de rekenvaar digheden die bij het gegeven leergebied voorkome n. Er wordt een bijeenkom st georganis eerd met de rekencoör dinatoren en leerkracht en van de omliggend e basisschol en. Door kennis samen te delen kunnen er afspraken worden gemaakt met betrekking tot de uitvoering van de rekendida ctieken en het invoeren van een doorgaand e leerlijn. Hierin zullen we begeleid worden door een externe trainer. Tevens moet er aan de leerlingen met
31
rekenacht erstanden alle mogelijke hulp worden geboden om achterstan den terug te dringen. De school heeft op dit moment geen mogelijkh eid tot RT, zodat deze hulp zoveel mogelijk in de reguliere lessen aangebod en dient te worden. Docenten dienen hierin begeleid te worden door de rekencoör dinator. Voor leerlingen voor wie de hulp binnen de reguliere lessen te weinig is, dient een oplossing gevonden te worden. De school bekijkt de mogelijkh eid of dit tijdens het studieuur mogelijk is. Het is
32
de bedoeling dat tijdens het studieuur het accent wordt gelegd op reken-en taalproble men bij leerlingen. Belangrijk hierbij is, dat er transfer plaatsvind t tussen de aangebod en hulp in de studieuren en reguliere lessen.
33
13
2. Schoolprofiel
Geef in dit kader de algemene schoolgegevens -
Naam school. eventueel locatie, afdeling Schooltype(n) School/afdelingsgrootte Schoolorganisatie Positie rekencoördinator (hoe verwoord je dat je wilt weten wat de formele positie van de reken-coördinator ten opzichte van de directie en de docenten is?)
Gegevens van de school: Casparus College Talmastraat 40 Weesp De school is een school voor: Basisberoepsgerichte- en kaderberoepsgerichte leerweg. De school biedt in de bovenbouw 3 sectoren: - Handel & Administratie - Techniek - Zorg & Welzijn Theoretische leerweg “GSF Junior MAVO”: De‘ GSF Junior Mavo’ is bestemd voor leerlingen die een sterke mavoambitie hebben, maar van wie de CITO-score tekortschiet. De leerling kan worden toegelaten als: • de basisschool een positief advies geeft betreffende VMBO-t • de leerling een CITO-score heeft tussen de 529 en de 535 Als de leerling na twee jaar heeft laten zien dat hij/zij het mavo-niveau aan kan, kan hij/zij in het derde leerjaar van het Vechtstede College instromen. Blijkt dat niet haalbaar, dan is toelating tot de vmbo-kaderafdeling bij ons op het Casparus College gewaarborgd. De definitieve keuze voor een mavo- of een vmbokaderopleiding wordt op deze wijze twee jaar uitgesteld. Het onderwijsprogramma is goed afgestemd op het mavoprogramma van het Vechtstede College. De school telt per 1 oktober 2011 …….. leerlingen. Het managementteam bestaat uit een directeur en twee afdelingsleiders, bovenbouw en onderbouw. Er is plenair-, bouw- en sectieoverleg (onderwijskundig) en leerlingbesprekingen onder leiding van onze schoolmaatschappelijke werker. Er is een onderwijsvernieuwer in de onderbouw. De school heeft geen aparte rekencoördinator. Actiepunt.
34
14
3. Noodzaak en aanleiding
externe prikkels
De verzwaarde exameneisen 2012, de invoering van referentieniveaus in 2010 voor (taal en) rekenen en de rekentoets vanaf 2014 vraagt om een schoolbrede aanpak.
Geef in dit kader aan welke externe prikkels de school motiveren om een rekenverbeterplan op te stellen. Te denken valt aan: -
Overheidsbeleid en regelgeving Ontwikkelingen in de omgeving Externe kwaliteitsrapportages
35
interne prikkels Geef in dit kader aan welke interne prikkels de school motiveren om een rekenverbeterplan op te stellen. Te denken valt aan: -
Resultaten/opbrengsten van de school Achtergrond van de leerlingen en ontwikkelingen in de leerlingpopulatie Interne kwaliteitsrapportages Opvattingen van de medewerkers, eventueel leerlingen en/of ouders
Wat we al doen Geef in dit kader aan of de school al acties heeft opgezet om tot rekenverbetering te komen (waaronder niveaumeting) en wat daarvan de opbrengst is.
De schoolleiding heeft in het licht van de komst van de Referentieniveaus besloten om parallel aan het taalbeleid ook rekenbeleid te ontwikkelen. Met betrekking tot de invoering van rekenbeleid formuleert de rekengroep die het rekenbeleidsplan maakt de volgende verbeterpunten: a. Het rekenniveau van de leerlingen: op dit moment is het niveau van de leerlingen onvoldoende. De norm is het bereiken van niveau 2F. b. “Waar leren je werk wordt”: het belang van maatschappelijk niveau om te kunnen rekenen. c. Leerlingvolgsysteem: het uitvoeren van een nulmeting en tussentijdse toetsen waarbij zowel de ontwikkeling van elke leerling individueel als van de klas in kaart wordt gebracht: GSF Juniot Mavo: Cito- 0 t/m 3 toetsen Alle klassen 1en 2: Muiswerk d. Aansluiting po – vo: het oprichten van een netwerk waarin wij met de po-scholen in de omgeving contacten onderhouden. e. Beroepsgericht rekenen: rekenen verbinden met vakinhoud.
De school heeft tot nu toe de volgende acties ondernomen ter verbetering van de rekenvaardigheden: In alle leerjaren staat minimaal 1 uur rekenen op het rooster (klas 3 Z&W 2 uur, klas 4?); Invoering Cito- 0 t/m 3 toetsen bij GSF-Junior Mavo; Er zijn afspraken gemaakt ten aanzien van de methodetoetsen in alle leerjaren: diagnostisch en kwalificerend; Er is een eigen LVS tempotoets tafels ontwikkeld. De toets wordt maandelijks afgenomen; In alle leerjaren wordt met dezelfde werkwijzer gewerkt; In alle leerjaren wordt gedifferentieerd op niveau en niet op tempo; In klas 1 en 2 zijn voortgangstoetsen wiskunde ontwikkeld; Het niveau van nieuwe leerlingen wordt bepaald door dossier PO: oordeel leerkracht groep 8, NIO score (symbolisch) of cito-eindtoets en eventueel uitgevoerde handelingsplannen; Docenten proberen met elkaar af te spreken welke werkwijze /uitleg ze geven; Sectieoverleg wiskunde/rekenen is in ere hersteld.
36
De opdracht Geef in dit kader aan wat de concrete, directe aanleiding is om juist nu te komen tot het opstellen van een rekenverbeterplan
De directe aanleidingen om het rekenbeleid te gaan formulieren, zijn:
Voorbereiding eindexamenleerlingen (2013-14)
Het verbeteren van het algemene rekenniveau: - invoeren referentieniveau rekenen - eindexameneis 5.5 CSE voor alle vakken
Hinder hebben van gebrek aan rekenvaardigheden bij andere vakken
Adequate invulling rekenlessen
Doorlopende leerlijn klas 1 t/m klas 4 en po-vo-mbo
Rekenzwakke leerlingen dreigen het maatschappelijk niveau (2F) niet te halen.
37
4. Visie op rekenbeleid
15 Beschrijf in dit kader de visie van de school op rekenbeleid of, indien afwezig, de elementen die van de visie deel zouden moeten uitmaken. Koppel de visie op rekenen en rekenbeleid aan de missie van de school en de bestaande visie op onderwijs en/of het schoolplan
Het Casparus College stelt zich tot doel om de beheersing van de rekenvaardigheden bij alle leerlingen op het juiste niveau (referentieniveau 2F) te brengen, door in alle vakken/leergebieden aandacht te hebben voor rekenen, zodat zij daarvan profijt hebben op de arbeidsmarkt en in hun sociale leven. Mocht dat niet lukken dan is er wel een duidelijke vooruitgang te zien ten opzichte van het niveau waarop de leerlingen bij het Casparus College binnenkomen. Alle leerlingen op het vereiste rekenniveau brengen (2F) om succesvol eindexamen vmbo kader/ basis te doen en tevens voor wat betreft het rekenniveau te kunnen instromen op het ROC (gekozen opleiding). Alle docenten die rekenvaardigheden geven, deze zelf ook beheersen / bijgeschoold worden.
38
5. Analyse van de situatie m.b.t. rekenen
16
In juli 2011 is door CPS een analyse van de situatie op school gemaakt. Hieronder volgt een samenvatting van de SWOT analyse. SWOT (strong, weak, opportunities, threads) Zorg om de categorieën visie, beleid, resultaten van leerlingen, begeleiding zwakke leerlingen en betrokkenheid leerlingen bij rekenonderwijs. Tevreden over kwaliteiten personeel, betrokkenheid docenten, omgevingsfactoren, communicatie en organisatie. Sterk: overleg binnen de wiskundesectie aparte methode rekenen noodzaak voelen om aan te pakken open staan voor andere strategieën nulmeting / dossieranalyse snappen wat probleem ll lastig vinden wiskunde sectie / 6 docenten / korte lijnen
Geef in dit kader aan de conclusies uit de quickscan “Rekenen in kaart”. Gebruik de onderverdeling: - plan - primair proces - klimaat - betrokkenen
Zwak: ontbreekt aan visie ontbreekt aan doorlopende leerlijn klas 1 t/m 4 geen beleid te weinig voorbeelden voor leerlingen in de les – praktijkgericht rekenen te weinig tijd om te rekenen, kwaliteit te kunnen leveren er is niets extra’s: computer / verrijkingsmateriaal grote klassen – niveau verschil / basis en kader bij elkaar. Waarschijnlijk geen geld voor betaalde extra hulp / aparte reken-oefen-klasjes (max. 12 lln.) Huidige methode (moderne wiskunde) barst van de fouten moet helemaal worden nagelopen, ook de toetsen = tijd = geld Kans: goed contact met de leerlingen: leerlingen worden gezien en gekend studie-uur in te wisselen voor rekenen (taal) voor bepaalde leerlingen die daarvoor worden uitgenodigd 1 op 1 contact korte lijnen in de stroom zorg en welzijn kunnen ll een diploma halen zonder wi (wel rekenen) wet referentiekaders! samenwerken werkmiddagen organiseren met po – vo / vo – mbo: inhoud, organisatie, terminologie af te stemmen Bedreiging: vele voorbereiding voor 50 min
39
wel willen, maar het niet doen niveauverschil (in de klas) niet toekomen aan extra’s / uitdagen. Basis op kader gaat wel, kader naar vmbo-t is lastiger in de gang dingen regelen deel van de ll gaat het niet redden (exameneis verzwaard) dyscalculie – wordt nog niet onderzocht op po / bij ons. Hoog prijskaartje voor een onderzoek bij ortho.
sterkte/zwakte-analyse met aandacht voor het: - Bovenschools niveau - Schoolleiding niveau - Werkgroep niveau - Teamniveau
Geef in dit kader aan de Zie *8 PPP????? conclusies uit de sterkte/zwakte-analyse met zo mogelijk aandacht voor het: - strategisch niveau - tactisch niveau - operationeel niveau samenwerkingsverbanden Vanaf schooljaar 2011-2012 wordt bij alle leerlingen van de GSF Junior Mavo Cito 0 t/m 3 toetsen afgenomen. In klas 1 is gestart met Toets 0. Op deze wijze wordt de voortgang van de klas en van de individuele leerling gemeten.
Schrijf op welke Daarnaast zijn er nog: rekentoetsen op uw - diagnostische methodetoetsen die zijn bedoeld om gerichte school wanneer afneemt. (extra) Geef in dit kader aan de eventuele conclusies uit metingen onder de leerlingen
instructies binnen de rekenlessen te geven; - kwalificerende toetsen die het uiteindelijke niveau van de leerling na het maken van de oefenstof en het volgen van (extra) instructies weergeeft; - tempotoets rekentafels die de beheersing van rekentafels bijhoudt. Conclusies: Bij de cito Toets 0 scoort rekenen/wiskunde het laagste van alle onderdelen (zelfs lager dan Engels)
40
Discrepantie bij Cito-Toets 0: 167 – 226 Kinderen willen bij de 4 min.-tempotoets tafels presteren: complimenten helpen Bij rekentafels stagnerende leerlingen zijn mogelijke probleemrekenaars Duidelijk beeld van welke onderdelen per leerling aandacht behoeft.
Geef in dit kader aan de eventuele conclusies uit teambesprekingen van de rekensituatie op de school
Leerlingen kunnen niet goed rekenen. Bij rekenen heb je minder verhaaltjes. Ze gaan raden. Bij wiskunde lezen leerlingen onvoldoende en onderkennen daardoor het rekenprobleem niet.
41
17
6. Doelstelling
Het rekenverbeterplan geldt voor alle vakdocenten binnen de school. Beoogde doelen:
Beschrijf in het kader hiernaast globaal de doelen (gewenste situatie) en de beoogde termijn waarop het doel gerealiseerd wordt.
1. Rekenen binnen de school een plek geven: schoolbreed rekenen. 2. Leerlingen op dezelfde manier en gestructureerd op niveau 2F brengen. 3. Doorlopende leerlijn klas 1 t/m klas 4. 4. Meer duidelijkheid over de doorgaande lijn van po-vo-mbo. 5.
Meer aandacht voor de leerling in tijd en materiaal.
Doel 1: Rekenen binnen de school een plek geven: schoolbreed rekenen.
Maak desgewenst een (s) Alle docenten van vakken waar gerekend wordt, kennen de rekenvaardigheidseisen op 2F – niveau en handelen daarnaar. onderverdeling (m) Sectieoverleg en plenair het rekenbeleid veelvuldig laten terugkomen en in fases. Beschrijf de doelstelling SMART: specifiek (dus zo concreet mogelijk in termen van opbrengst en niet van proces) meetbaar acceptabel (voor degenen die de uitvoering moeten verzorgen) realistisch tijdgebonden
ervaringen delen. (a) De rekensectie bereidt de besprekingen voor. (r) De teamleiders zien toe op het tijdig evalueren van de rekenvaardigheid. (t) Evaluatiemomenten worden zichtbaar gemaakt in jaarkalender.
Doel 2: Leerlingen op dezelfde manier en gestructureerd op niveau 2F brengen.
(s) Door een gedifferentieerde aanpak met eenduidige didactiek en verschillende activerende werkvormen werken we aan de verbetering van de rekenvaardigheden (m) hierbij maken we gebruik van gestandaardiseerde Cito 0 t/m 3 toetsen of Muiswerk. (a) De zorg voor een hoger niveau bij de toetsing is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle docenten waar gerekend wordt in hun vak. (r) Scores van de Cito toetsen/Muiswerk meten jaarlijks de algemene voortgang en de diagnostische toetsen worden gebruikt om de voortgang per periode te meten en daarop het onderwijs aan te passen. (t) De momenten van toetsing worden vastgelegd in de ‘tussenrapportage onderwijskwaliteitsverbetering’ en worden ieder jaar in de jaarplanning opgenomen. Doel 3: Doorlopende leerlijn klas 1 t/m klas 4. (zie doel 2)
42
Doel 4: Meer duidelijkheid over de doorgaande lijn van po-vo-mbo. (s) Door ons samen te oriënteren op elkaars taal- en rekenonderwijs willen we bereiken dat de leerstof op onze school goed aansluit op het eindniveau van de leerstof in het basisonderwijs. (m) Tijdens alle lessen waar rekenen aan bod komt zullen we moeten merken dat er eenduidige rekenstrategieën zijn toegepast. (a) Voor de eerste bijeenkomst wordt de hulp ingeroepen van een externe deskundige (CPS). De bijeenkomst vindt plaats op het Casparus College. (r) Docenten rekenen/wiskunde CC, rekencoördinatoren en groepsleerkrachten groep 6/7 komen bijeen om over onderwerpen als leerinhouden, leeractiviteiten, lesmethoden, didactiek en strategieën en de rol van de rekenmachine en het spiekboekje bij rekenen te praten. Dit moet uiteindelijk leiden tot afspraken en meer duidelijkheid over de doorgaande lijn van primair naar voortgezet onderwijs (t) In maart 2012 wordt het een eerste bijeenkomst georganiseerd. Vervolgens is het de bedoeling dat er jaarlijks in oktober en maart een netwerkbijeenkomst wordt georganiseerd. Doel 5: Meer aandacht voor de leerling in tijd en materiaal.
(s) Er wordt minimaal een lesuur rekenen per week op het lesrooster staan. Tijdens studie-uren wordt extra rekenbegeleiding aangeboden (naast taal). Voor klas 1 t/m 3 is Muiswerk beschikbaar. (m) Staat op het rooster. Muiswerk is op de computers geïnstalleerd. (a) De rekenlessen en studie-uren rekenen moeten gegeven worden door rekenvaardige docenten. (r) MT zorgt voor voldoende reken- en studie-uren en plaatst de juiste docent daarbij. (t) Met ingang van het schooljaar 2012-2013.
43
18
7. Voorwaarden wie gaat/gaat dat allemaal doen? veel tijd weer veel geld… Programmatische aanpassingen Rekenuren blijven opgenomen worden in het rooster. Rekenen blijft een apart vak. Docenten moeten over twee jaar in staat zijn rekenvaardigheidproblemen in de lessituatie aan te pakken. Er blijft een duidelijke verhouding rekenen- wiskunde. Welke medewerkers, met welke taken Onderwijsontwikkelaar/rekencoördinator. Rekenles/ondersteuning door rekenvaardige docenten, wordt in eerste instantie uitgevoerd door docenten vanuit sectie wiskunde. Vanaf schooljaar 2012-2013 geïntegreerde rekenaanpak over de vakken heen waarin gerekend wordt. Overleg en afspraken Rekenbeleid is een vast punt bij iedere sectievergadering. Drie keer per jaar overleg in OOG. Er dient, indien gewenst, scholing van docenten plaats te vinden. Scholing Scholing rekendidactiek voor rekendocenten en belangstellenden. Scholing rekendidactiek en activerende werkvormen in verband met verbreding van de rekenaanpak over de vakken waarin gerekend wordt door externen (inclusief eenduidige aanpak) Toets- en meetinstrumenten Cito toets 0 t/m 3 of Muiswerk Diagnostische toetsen volgens afspraak met de rekendocenten. Methodetoetsen Draagvlak Draagvlak schoolbreed is noodzakelijk voor de voortgang. Support vanuit de schoolleiding is noodzakelijk (voorbeeld, naleven, aanspreken). Terugkerend evaluatie momenten. Praktijkvakken zoeken uit wat er aan wis/rek in hun methode voorkomt. Evaluatie: zitten we n.a.v. toetsen nog op de goede weg
44
8. Implementatie en communicatie wie gaat/gaat dat allemaal doen? veel tijd weer veel geld…
19 Tijd en tijdspad
Rekenverbeterplan schrijven (t/m feb.). Ondersteuning CPS netwerkbijeenkomst po-vo (maart 2012) Onderdeel studiedag gehele personeel: rekenen in alle vakken! (Na de voorjaarsvakantie 2012) Mogelijkheden voor rekencoördinator. Mogelijkheid en wenselijkheid van de aanpassing van lessentabel en lestijden m.b.t. reken- en studie-uren. Mogelijkheden voor faciliteiten inventariseren. Vaststellen van het kostenplaatje. Beleidsplan voorleggen voor goedkeuring door de directie. Voorbereidingen treffen voor de invoering: bv informeren docenten, vastleggen docenten, bepalen toetsmateriaal, aanschaffen toetsmateriaal, bepalen ondersteunende lesstof, roostermakers betrekken, voorselectie lesstof en toetsmateriaal ). Het verspreiden van het rekenbeleidsplan en de tussenrapportage van de voortgang van het veranderingsproces van de school aan alle medewerkers.
Samenwerkingsverbanden
Binnen school
tussen actief deelnemende docenten van verschillende secties binnen vaksecties en tussen de vaksecties, in teams onderbouw en bovenbouw
Buiten school
Er zijn samenwerkingsverbanden met primair onderwijs Er zijn samenwerkingsverbanden met het ROC.
19.1 Afnemen van een nulmeting Aan het begin van het eerste leerjaar met een Cito VAS – toets/Muiswerk. Vanuit deze toets worden de rekenzwakke leerlingen er als het ware uitgelicht. 19.2 19.3 Afspraken binnen de wiskundesectie over: collegiale consultatie rekenstrategieën lesopbouw leerkrachtgedrag
Tussentijdse evaluatie december Er zal een evaluatie door de rekencoördinator/onderwijsontwikkelaar met de directie plaatsvinden halverwege ieder cursusjaar. Er is dan nog ruimte om verbeteringen aan te brengen. 19.4 Scholing
Onderdeel studiedag voor alle docenten over het nut van goed reken- onderwijs. Trainingen rekendidactische vaardigheden voor rekendocenten. Trainingen rekendidactische vaardigheden (intern) aan docenten van de overige vakken
45
waarbij gerekend Rekeninhoudelijke trainingen (intern) voor docenten en medewerkers die de rekenvaardigheden niet voldoende beheersen .
Met wie en hoe communiceren wij ons rekenbeleidsplan: Ouders ouderavond / werving / website Via een nieuwsbrief worden de ouders geïnformeerd over reken- en taalonderwijs. Dit heeft te maken met het referentiekader. Verder is het belangrijk de ouders te informeren over de taal- en rekentoetsen die worden afgenomen. Tevens krijgen zij tips hoe zij thuis de taalvaardigheid en rekenvaardigheid van hun kinderen kunnen verbeteren en het lezen kunnen stimuleren. Basisscholen De resultaten van de leerlingen worden twee maal per jaar mondeling teruggekoppeld naar de docenten van de basisschool. Dit vindt plaats tijdens de netwerkbijeenkomsten PO-VO De school wil weten wat het rekenvaardigheidniveau van de instromende leerlingen is. Indien er geen informatie is vanuit het onderwijskundig rapport, wordt er door de teamleider contact opgenomen met desbetreffende basisschool. Docenten, leerlingen en ouders Worden via de directie op de hoogte gebracht van onze verwachtingspatronen. De huidige brugklasleerlingen krijgen in 2014 te maken met het rekenexamen.
Inspectie
Afnemende scholen Er vindt overleg plaats met het ROC op gebied van rekenprestaties.
46
9. Evaluatie
20 Geef in dit kader aan: wie verantwoordelijk is voor de evaluatie van de activiteiten in het kader van het rekenverbeterplan;
De directeur, is eindverantwoordelijk, de evaluatie van de activiteiten wordt uitgevoerd door de rekencoördinator/onderwijsontwikkelaar. De evaluatie zal schriftelijk worden vastgelegd in het jaarverslag van de rekencoördinator/onderwijsontwikkelaar. De rekencoördinator/onderwijsontwikkelaar brengt schriftelijk verslag uit aan de directeur. Voor de voortgang van de leerlingen zal worden gekeken naar de scores van Cito-VAS/Muiswerk. Na de evaluatie worden de plannen bijgesteld volgens de kwaliteitscirkel van Deming, PDCA (Plan, Do, Check, Act). Wat goed is blijft behouden, voor ineffectiviteit wordt een andere aanpak gekozen.
wanneer en op welke wijze de evaluatie plaats zal vinden; op welke wijze en aan wie verslag gedaan zal worden van die evaluatie; en welke stappen er genomen worden ná de evaluatie.
47
10. Financiering
21
Beschrijf en bereken in dit kader de benodigde extra inzet van mensen en middelen
Voor de financiering van de uitvoering van het rekenbeleidsplan is rekening te houden met de volgende punten: Faciliteiten (uren) voor rekencoördinator Uren deskundigheidsbevordering voor medewerkers reserveren Uren begeleiding tijdens studie-uur Toetskosten Cito-VAS/Muiswerk Inhuren van derden voor trainingen op inhoud, didactiek en activerende werkvormen Nieuwe methode rekenen. Scholingsmateriaal voor docenten Kopieerkosten
48
11. Actieplannen en actiepunten
22 Alvorens de aanpak te gaan beschrijven volgens welke naar de doelen toegewerkt wordt, is het belangrijk om naast overkoepelende doelen (zoals bijvoorbeeld: aan het einde van volgend schooljaar, verlaten onze leerlingen de school met een rekenenniveau van 2F) ook korte termijn doelen te formuleren.
In bijlage 1 bevindt zich een actieplan op de 5 doelen, genoemd in hoofdstuk 6, bladzijde 11. Klassenconsultatie Het rekenen is belegd bij de wiskundesectie. De docenten willen op een samenhangende wijze komen tot verbeteringen van hun onderwijs. Doel 1: op een eenduidige gestructureerde wijze aandacht schenken aan de verbetering van de rekenvaardigheden. Doel 2: zicht op elkaars kennis, houding en vaardigheden en mogelijk maken van een inhoudelijke discussie hierover. De rekendocenten maken gezamenlijke afspraken door een jaarprogramma vast te stellen voor rekenen om op gestructureerde wijze aandacht te kunnen schenken aan rekenvaardigheden en maken daarbij gebruik van Muiswerk. Zij stellen doelen voor de leerlingen in hun klassen. (groepsplan) onder het motto: als jij wilt kan ik je rekenen leren! Zij differentiëren door in de klas gericht in te spelen op verschillen. Zij verdelen het jaar in periodes en maken tussentijds gebruik van (tempo)toetsen om hun aanbod op af te stemmen. Deze (diagnostische) toetsen, observaties en diagnostische gesprekjes zijn om te signaleren, volgen en reageren. Voor leerlingen die de leerdoelen niet bereiken is er een aanbod buiten de les in de vorm van leerhulp tijdens de studielessen Indicatoren: alle rekendocenten gebruiken een afgesproken diagnostiek van elke klas is een rekengroepsplan in ontwikkeling waarin de rekendocenten van tevoren bepalen wat zij gaan doen in de komende periode In het klassenmanagement van alle reken-wiskundedocenten is zichtbaar dat er een gedifferentieerd aanbod is tijdens de les met aandacht voor verschillen tussen leerlingen. In 80% van alle lessen wordt nuttig gebruik gemaakt van het ‘activbord’.
49
Bijlage 1: Actieplan, actiepunten
controlerend - opschrijven rekenbeleid - visie t.a.v. referentieniveaus - min doelen per leerjaar - kerndoelen verspreiden - contact basisscholen - einddoelen - instructiemodel doorgeven (docentengedrag) - in schema brengen welke rekenvaardigheid in welk leerjaar / leergebied worden aangeboden - toetsing startniveau en voortgang - rekenen in alle onderwijsprogramma’s/ leergebieden doorvoeren - extra onderwijs voor leerlingen met achterstand - rekenmaterialen (opzoekboekje / instructiekaarten) - taak onderwijsontwikkelaar (Ron): coördinatie taalen rekenbeleid. - Dossiervorming naar het mbo; - taalverbeterplan moet onderdeel worden van schoolwerkplan.
docenten rekenen
- ontwikkeling didactische aanpak - beheersing rekenstrategieën
team
- vakdoorbroken leerlijn rekenen toepassen
50
Cees en Pieter
CPS
Facilitering
Krijgt ondersteuning van ……
MT Chantal en Dick
Legt verantwoordelijkheid af aan ….
Taken
Wie
Taakomschrijving:
Taken en functies van de mentor (Bijlage 5) 1. De mentor beschouwt de leerling als een uniek persoon, die steeds zelfstandiger wordt o ziet de leerling als een zich ontwikkelend persoon o laat de leerling nadenken over zijn functioneren (is coach van de individuele leerling en de groep) o motiveert de leerling om met name verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen leven 2. De mentor besteedt systematisch aandacht aan het leven (welzijn) van de leerling o is bereikbaar voor leerlingen o heeft inzicht in de thuissituatie van de leerling o praat individueel met leerlingen en weet wat de problemen zijn van de leerling o weet wat hij/zij kan en verwijst door als hij/zij denkt dat de leerling daarmee is gebaat o bespreekt met de groep systematisch belangrijke onderwerpen m.b.t. het welzijn van leerlingen o bespreekt indien nodig/wenselijk zaken in de groep die wel/niet goed gaan 3. De mentor besteedt systematisch aandacht aan het leren en de resultaten van de leerling o aanleren en oefenen van een aantal studievaardigheden (roosters, studiewijzers, het plannen, portfolio) o laten reflecteren over de aanpak van werk en de resultaten o verwijzen naar steunles en/of huiswerkcursus 4. De mentor besteedt systematisch aandacht aan het keuzeproces (Wat wil ik? Wat kan ik? Hierbij komen ook de school- , sector- en beroepskeuze aan bod) o de mentor besteedt m.b.v. een bepaalde methode aandacht aan het beroepskeuze proces in zijn algemeenheid o de mentor besteedt aandacht aan het keuzeproces van de individuele leerling o de mentor stimuleert de leerling bij de decaan informatie in te gaan winnen als hij/zij iets niet weet 5. De mentor zorgt voor veiligheid (in de klas) o stuurt het groepsproces (sfeer, respect, samen verantwoordelijk, afspraken) o ontwikkelt sociale competenties bij leerlingen (omgangsvaardigheden, complimenten en kritiek geven en ontvangen, conflicten weten te hanteren) o hanteert expliciete normen en waarden in contact met leerlingen (hier wordt niet gepest; je komt niet ongevraagd aan iemands spullen e.d.) o 6. De mentor onderhoudt de contacten met de ouders/verzorgers o informeert ouders/verzorgers over gedrag en resultaten 51
o overlegt met ouders/verzorgers over gedrag en resultaten o wijst ouders/verzorgers op hun verantwoordelijkheid 7. De mentor is de ‘spil’ van de begeleiding o Is de schakel tussen de verschillende geledingen: docenten, medementoren, decaan, leerlingbegeleiders, afdelingsleider, zorgcoördinator, directeur o Houdt het leerlingvolgsysteem bij o Signaleert, informeert en overlegt (met leerlingen, collega’s in de 2e en/of 3e lijn, ouders) om te komen tot een aanpak van een probleem
52
Dyslexie protocol Casparus College (bijlage 6) Dit protocol bevat richtlijnen voor het handelen van docenten naar leerlingen met dyslexie. Het vervangt niet het Protocol dyslexie voortgezet onderwijs (Henneman, Kleijnen & Smits, 2004), maar dient te worden beschouwd als een werkbare vertaling van dit protocol.
SCREENING Leerlingen uit de eerste klas maken in de tweede schoolweek het dyslexiescreeningsdictee “Het wonderlijke weer” tijdens de les Nederlands. -
De dictees worden beoordeeld door de orthopedagoge. Naar aanleiding van de dictees vindt een selectie plaats van leerlingen die mogelijk dyslectisch zijn. Ouders van leerlingen die uitvallen op het dictee krijgen hierover een brief thuis. Zij kunnen hun kind voor 100 euro deel laten nemen aan een onderzoek naar dyslexie. Voor de herfstvakantie vinden de dyslexieonderzoeken plaats, door Dhr. Visscher. In de eerste twee weken na de herfstvakantie worden de dyslexieverklaringen, mits er sprake is van dyslexie, aan de ouders verstuurd. Zij kunnen, indien gewenst, een persoonlijk gesprek aanvragen met de orthopedagoog.
BELEID -
Leerlingen met een dyslexieverklaring krijgen een blauw pasje waarop staat dat zij dyslectisch zijn. Leerlingen moeten dit pasje altijd bij zich hebben, en op tafel leggen tijdens toetsen. Docenten moeten voorafgaand aan een toets melden dat de pasjes op tafel moeten. Leerlingen mogen gebruik maken van een laptop met tekst naar spraak software. Leerlingen mogen gebruik maken van aantekeningen van de docent of medeleerling, als dit het concentratievermogen tijdens de les verbetert. De leerling heeft, conform de examenregeling van het ministerie, recht op 30 minuten extra examentijd. In het verlengde hiervan krijgt een leerling maximaal 20 minuten verlengde toetstijd bij een repetitie (met de duur van 1 lesuur) De leerling mag schriftelijke toetsen mondeling afleggen. Voornamelijk bij Engels zal dit wenselijk zijn. Aangepaste beoordeling van spelling bij het Nederlands. Spellingfouten worden bij andere vakken dan bij Nederlands niet meegerekend. Vergroot lettertype bij proefwerken en overhoringen: het liefst punt 14. Het gebruik van hulpmiddelen is toegestaan: spellingcontrole op de computer, Daisy speler, Reading pen, Kurzweil.
Uitgangspunt van dit protocol is leerlingen met dyslexie te laten zien wat zij kunnen, los van de dyslexie. Dit vraagt een zekere mate van zelfverantwoordelijkheid van de leerling, maar ook van de docenten.
53
Pestprotocol (bijlage 7) PROTOCOL TEGEN PESTEN Pesten komt helaas op iedere school voor, ook bij ons. Het is een probleem dat wij onder ogen zien en serieus aanpakken: pesten hoort namelijk niet! Definitie Pesten is het systematisch uitoefenen van psychisch, fysiek of seksueel geweld (minimaal eens per week, minimaal een maand en soms jaren durend) door een persoon of groep personen tegen meestal één ander, die niet (meer) in staat is zichzelf te verdedigen.
Het probleem dat pesten heet Vooral tussen de 10 en 14 jaar kunnen kinderen in aanraking komen met het fenomeen pesten. Binnen het voortgezet onderwijs wordt één op de zestien leerlingen gepest. Signalen van pesterijen zijn ondermeer: altijd een bijnaam, nooit de eigen naam van een medeleerling noemen; briefjes doorgeven; beledigen; opmerkingen maken over kleding; buiten school opwachten, slaan, schoppen; op weg naar huis achternagaan; spullen afpakken, verstoppen, vernielen; bedreigen; schelden en schreeuwen tegen het slachtoffer; cadeaus eisen of geld afpersen; het slachtoffer voortdurend de schuld van iets geven; e-mails of sms-berichten met een beledigende of bedreigende inhoud sturen; steeds (mobiel) opbellen; seksueel intimideren; isoleren (buitensluiten).
Oorzaken van pesten kunnen zijn:
een problematische thuissituatie; zich buitengesloten voelen; voortdurend in een niet-passende rol geduwd worden; voortdurend competitie met anderen willen aangaan; een voortdurende strijd om macht in de klas of in de buurt; zich minder voelen dan de rest, door onderpresteren of vanwege andere
54
redenen. Een pestprotocol alleen is niet voldoende om een eind te maken aan het pestprobleem. Daarom wordt het onderwerp regelmatig aan de orde gesteld, zodat we preventief werken.
Hoe gaan wij op Het CasparusCollege met het probleem pesten om? Allereerst heeft de school een hoofdregel van gedrag geformuleerd: Iedereen maakt het de ander op school mogelijk om: A zich prettig en veilig te voelen op school en B zijn of haar werk naar behoren te doen en bovendien…: passen we goed op de spullen van de school, die van onszelf en van anderen.
Afspraken:
op school stellen mentoren het pesten regelmatig aan de orde: weerbaarheid en/of pesten zijn onderdeel van het lesprogramma op de school; onderwerpen als veiligheid, omgaan met elkaar, rollen in een groep, aanpak van ruzies etc. komen aan de orde. Ondermeer in de mentorlessen; andere werkvormen zijn naar keuze. We noemen: spreekbeurten, rollenspellen, regels met elkaar afspreken over omgaan met elkaar en groepsopdrachten. In een aantal groepen worden regels afgesproken en ontstaat er een soort “eigen pestprotocol”; het voorbeeld van de leerkrachten (én thuis de ouders) is van groot belang. Er zal minder gepest worden in een klimaat waar duidelijkheid heerst over de omgang met elkaar, waar verschillen worden aanvaard en waar ruzies niet met geweld worden “opgelost”, maar uitgesproken. Agressief gedrag (gedrag dat als kwetsend wordt ervaren en dat beschadigt) wordt niet geaccepteerd;
met wensen van kinderen met betrekking tot plaatsing in een bepaalde groep, wordt zo mogelijk rekening gehouden.
55
Regels die in alle groepen gelden Er zijn slechts drie simpele hoofdregels – ze werden al eerder genoemd: a) iedereen maakt het de ander op school mogelijk om zich prettig en veilig te voelen; b) iedereen zorgt ervoor dat ook de ander het werk naar behoren kan doen; c) iedereen past goed op de spullen van de school, die van zichzelf en die van van anderen.
Hieruit volgt een aantal belangrijke deelregels: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
spreek anderen correct aan, gebruik de juiste naam; laat anderen meedoen; luister goed naar elkaar; laat ieder in zijn waarde oftewel probeer te aanvaarden dat de ander anders is; probeer ruzie rustig uit te praten; help een ander; kom je er samen niet uit, ga dan naar je mentor of een andere medewerker van de school.
En verder: 1. 2. 3. 4. 5.
doe niets bij een ander wat je zelf ook niet prettig vindt; kom niet aan een ander als diegene dat niet wil; kom niet aan andermans spullen, vraag het eerst; probeer goed te luisteren naar elkaar; als je aan een docent of je mentor vertelt dat er iets gebeurt wat jij niet prettig vindt of wat gevaarlijk is voor iemand, dan is dat geen klikken; 6. word je gepest, praat er dan thuis ook over; je moet het niet geheim houden; 7. hoe iemand er uitziet is niet belangrijk, wel hoe iemand met anderen omgaat; 8. nieuwe kinderen zijn welkom bij ons op school, ze hebben het recht om door iedereen goed opgevangen te worden. Deze regels gelden voor de hele school. Natuurlijk kan een groep hier nog eigen regels aan toevoegen. De schoolregels worden goed zichtbaar in elk lokaal opgehangen. Regelmatig wordt er aandacht aan besteed.
56
De aanpak van ruzies en pestgedrag in vier stappen Stap 1: Probeer eerst zelf (samen) de ruzie op te lossen door te praten. Stap 2: Kom je er samen niet uit en blijft de ander jou lastigvallen, ga dan naar je mentor (of eventueel naar de vertrouwenspersoon). Stap 3: De mentor praat met beide (of meer) kinderen en probeert samen met de kinderen de ruzie op te lossen en (nieuwe) afspraken te maken. Stap 4: Bij herhaaldelijk ruzie/pestgedrag van een leerling neemt de mentor/leer-kracht duidelijk stelling en houdt een bestraffend gesprek. De fasen van bestraffen treden in werking. (zie: consequenties). Stap 5: Als het pesten verregaand is en de gepeste lichamelijk of geestelijk gevaar oploopt, schroomt de school niet de ouders te adviseren aangifte te doen bij de politie ofwel zelf de politie in te schakelen.
Consequenties Fase 1:
nablijven en een opstel schrijven over pesten/gepest worden; gesprek: bewustwording van de pester van wat hij een ander aandoet; afspraken maken met de pester over gedragsverandering. De naleving van deze afspraken komen aan het eind van een dag of week of gedurende een aantal afgesproken momenten in een kort gesprek aan de orde. Er wordt melding gedaan in de teamvergadering.
Fase 2:
een gesprek met de ouders, als voorgaande acties op niets zijn uitgelopen. De medewerking van de ouders wordt nadrukkelijk gevraagd om een einde aan het probleem te maken; met de ouders afspraken maken en deze afspraken regelmatig aan de orde stellen in evaluerende gesprekken.
Fase 3:
bij aanhoudend pestgedrag kan via het zorgteam hulp worden ingeschakeld;
Fase 4:
werkt de onder fase 3 genoemde hulp niet, dan kan via het zorgteam
57
externe hulpverlening worden ingeschakeld. Fase 5:
bij aanhoudend pestgedrag kan ook gekozen worden voor de mogelijkheid om een leerling in een andere groep te plaatsen. Ook het (tijdelijk) op een andere school plaatsen kan een mogelijkheid zijn
Fase 6:
in extreme gevallen kan een pester geschorst en uiteindelijk verwijderd worden; (voor deze maatregel verwijzen wij naar het betreffende protocol)
Begeleiding van een kind dat gepest wordt:
medeleven tonen, luisteren en vragen: hoe en door wie wordt er gepest; nagaan hoe de leerling zelf reageert, wat hij/zij doet voor, na en tijdens het pesten. Opmerking: huilen of heel boos worden is juist vaak een reactie die een pester wil uitlokken. De leerling laten inzien dat je ook op een andere manier kunt reageren; praten met de ouders (mits de leerling dat wil!);
praten met de pester(s); zoeken en oefenen van een andere reactie; het kind laten inzien waarom iemand pest (”een pester zit zelf in de nesten”); nagaan welke oplossing het kind zelf wil; sterke kanten van het kind benadrukken; belonen (schouderklopje) als de leerling zich anders/beter durft op te stellen; het gepeste kind niet overbeschermen en teveel in een uitzonderingspositie zetten t.o.v. de rest van de groep, waardoor het pesten zou kunnen toenemen.
Begeleiding van de pester:
praten, zoeken naar de reden van het pesten/ruzie maken (baas willen zijn, jaloezie, verveling, zich buitengesloten voelen, problemen thuis, onderpresteren etc.); laten inzien wat het effect van zijn/haar gedrag is voor het slachtoffer; excuses laten aanbieden; in laten zien welke sterke (leuke) kanten het slachtoffer heeft; het kind leren niet meteen kwaad te worden, zich leren beheersen en de “stop-eerst-even-nadenken-houding” of een andere manier van gedrag aanleren; prijzen/belonen als het kind zich aan de regels houdt en/of een andere/betere manier van reageren toont; gesprek met de ouders; elkaar informeren en overleggen; inleven in het kind: hoe komt dit kind tot pesten?; zoeken van een sport of club waar het kind kan ervaren dat samenwerking met ander kinderen wel leuk is; inschakelen van hulp: sociale vaardigheidstraining, Jeugdzorg, huisarts etc.
58
Adviezen aan ouders: ouders van gepeste kinderen: blijf in gesprek met uw kind; als pesten op straat gebeurt en niet op school, kunt u het best contact opnemen met de ouders van de pester(s) om het probleem bespreekbaar te maken; pesten op school kunt u het best direct met de mentor bespreken; door het geven van complimentjes kan het zelfrespect van uw kind vergroot worden; stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport; steun uw kind in het idee dat er een einde aan het pesten komt; werk samen met de school, maar houd de grenzen in de gaten, uw grenzen en ook die van school. Het is bijvoorbeeld niet de bedoeling dat u op school komt om eigenhandig een probleem voor uw kind op te lossen. De inbreng van u is het aanleveren van informatie, het geven van suggesties en het ondersteunen van de aanpak door school. Ouders van pesters: neem het probleem serieus; raak niet in paniek: elk kind loopt kans pester te worden; probeer achter de mogelijke oorzaak te komen; maak uw kind gevoelig voor wat het een ander aandoet; besteed extra aandacht aan uw kind; stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport; corrigeer ongewenst gedrag en benoem en beloon het goede gedrag van uw kind; maak uw kind duidelijk dat u achter de aanpak van school staat.
Alle ouders:
neem ouders van gepeste kinderen serieus; stimuleer uw kind om op een vriendelijke manier met anderen om te gaan; corrigeer uw kind bij ongewenst gedrag en benoem en beloon het goede gedrag; leer uw kind om voor anderen op te komen; leer uw kind om voor zichzelf op te komen op een niet gewelddadige manier.
Dit pestprotocol heeft als doel: dat alle kinderen zich in hun schoolperiode vrij en veilig kunnen voelen, zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen; door regels en afspraken zichtbaar te maken kunnen kinderen en volwassenen, als er zich ongewenste situaties voordoen, elkaar aanspreken op deze regels en afspraken; door elkaar te steunen en wederzijds respect te tonen, worden alle leerlingen in de gelegenheid gesteld om met veel plezier naar school te gaan!
59
Ondersteuningsmogelijkheden 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9)
Bureau Jeugdzorg , www.bjznh.nl (ook les- en achtergrondmateriaal) GGD Gooi en Vechtstreek, www.ggdgooi.nl EDI Midden-Nederland, www.edi.nl Centrum School en Veiligheid, www.schoolenveiligheid.nl en www.pestweb.nl (met info voor vooral jongeren) Pesttest, digitaal meetinstrument om pesten in kaart te brengen, www.voo.nl/pesttest Pestthermometer, een test om over verschillende vormen van pesten. Te vinden via www.pestweb.nl Sociogram, zie bijlage Koffer Meidenvenijn, te vinden in het torentje. Informatie over internetpetsen is te vinden op www.mijnkindonline.nl
60
Bijlage 8: Casparus College Weesp
REGLEMENT GENOTMIDDELEN en gokken leerlingen (januari 2009) ROKEN 1. Nergens in het schoolgebouw mag worden gerookt: de school is een openbaar gebouw. Derde- en vierdeklassers mogen buiten in de pauzes roken op de daarvoor aangegeven plaatsen. 2. Het is niet toegestaan om tijdens leswisselingen te roken. 3. Voor iedereen geldt onder alle omstandigheden de regel dat hij/zij ophoudt met roken zodra anderen van het roken hinder ondervinden. 4. Op schoolavonden mag er op een daarvoor aangewezen plaats alleen worden gerookt als dat van tevoren is afgesproken. Bij overtreding: altijd een gesprek; bij herhaling volgt opnieuw een gesprek en kan de leerling bestraft worden; de ouders/verzorgers worden ingelicht.
ALCOHOL EN DRUGS 1. op school is het tijdens lesdagen en op tijden waarop werk ten behoeve van het onderwijs wordt verricht, niet toegestaan alcohol te gebruiken of in bezit te hebben. Dat geldt in het schoolgebouw, inde omgeving daarvan of tijdens activiteiten die door de school georganiseerd worden. Evenmin mag men onder invloed van alcohol of drugs in het schoolgebouw verschijnen. Toelichting Het is dus verboden om op school of op onder verantwoordelijkheid van de school georganiseerde bijeenkomsten zoals klassenavonden, feesten, werkweken, schoolreizen e.d. alcoholhoudende drank te gebruiken. Ook is het is verboden om op school of op onder verantwoordelijkheid van de school georganiseerde bijeenkomsten zoals klassenavonden, feesten, werkweken, schoolreizen e.d. alcoholhoudende drank bij zich te dragen. Bij overtreding: altijd een gesprek; 61
afhankelijk van de ernst van de overtreding en bij herhaling volgt schorsing van maximaal twee dagen. Wanneer de overtreding plaatsvindt tijdens een buitenschoolse activiteit (bijvoorbeeld: een schoolfeest), volgt bovendien uitsluiting van die activiteit en (zo nodig) van een eerstvolgende; de ouders/verzorgers worden ingelicht.
DRUGS CANNABIS 1. Met cannabis wordt bedoeld: marihuana, hasj, weed en alle andere produkten waarin cannabis verwerkt is. 2. Op school is het bezit van van cannabisprodukten verboden. 3. Op school is men niet onder invloed van cannabisprodukten. 4. Op klassenfeestjes, schoolfeesten, werkweken, schoolreizen en andere feestelijke bijeenkomsten verkeert men niet onder invloed van cannabisprodukten. 5. Het is verboden om op school of op onder verantwoordelijkheid van de school georganiseerde bijeenkomsten zoals klassenavonden, feesten, werkweken, schoolreizen en dergelijke cannabisproducten of andere drugs in bezit te hebben, te verhandelen of te gebruiken.
Bij overtreding: altijd een gesprek; afhankelijk van de ernst van de overtreding en bij herhaling volgt schorsing van maximaal twee dagen. Wanneer de overtreding plaatsvindt tijdens een buitenschoolse activiteit (bijvoorbeeld: een schoolfeest), volgt bovendien uitsluiting van die activiteit en (zo nodig/indien gewenst) van een eerstvolgende; Bij gebruik van en het handelen in drugs schakelt de schoolleiding de politie in;. de ouders/verzorgers worden ingelicht. Opmerking: bij herhaling, kan de schoolleiding besluiten de leerling voor te dragen voor definitieve verwijdering van de school.
OVERIGE DRUGS 1 Het in bezit hebben, verhandelen of gebruiken van hier niet met name genoemde wettelijk verboden stoffen, is op school niet toegestaan 2 Op school is men niet onder invloed van drugs.
62
Bij overtreding: altijd een gesprek; afhankelijk van de ernst van de overtreding en bij herhaling volgt schorsing van maximaal twee dagen. Wanneer de overtreding plaatsvindt tijdens een buitenschoolse activiteit (bijvoorbeeld: een schoolfeest), volgt bovendien uitsluiting van die activiteit en (zo nodig) van een eerstvolgende; bij gebruik van en het handelen in drugs schakelt de schoolleiding de politie in; de ouders/verzorgers worden ingelicht. Opmerking: bij herhaling, kan de schoolleiding besluiten de leerling voor te dragen voor definitieve verwijdering van de school.
DRUGS OP SCHOOLREIS 1.
Het meenemen en/of gebruiken van drugs (zowel soft als hard drugs) is verboden. Een confrontatie met de politie, zeker in het buitenland, kan tot uiterst onaangename consequenties leiden.
2.
Voor gevolgen van het meenemen en/of het gebruiken van drugs dragen de school en ook de individuele begeleiders op geen enkele wijze verantwoordelijkheid.
Bij overtreding: altijd een gesprek; inlichten van de ouders/verzorgers; bovendien volgt uitsluiting van die activiteit en (zo nodig) van een eerstvolgende; ouders/verzorgers zullen hun zoo/dochter moeten (laten) ophalen. Opmerking: bij herhaling, kan de schoolleiding besluiten de leerling voor te dragen voor definitieve verwijdering van de school.
GOKKEN 1. Gokken om geld of goederen in welke vorm dan ook is niet toegestaan in het schoolgebouw, op de schoolterreinen en tijdens bijeenkomsten die onder verantwoordelijkheid van de school worden georganiseerd. De schoolleiding kan een uitzondering maken voor het organiseren van kansspelen waarvan de opbrengst ten goede komt aan een goed doel. Bij overtreding: altijd een gesprek; afhankelijk van de ernst van de overtreding en bij herhaling volgt schorsing van maximaal twee dagen. Wanneer de overtreding plaatsvindt tijdens een buitenschoolse activiteit, volgt bovendien uitsluiting van die activiteit en (zo nodig) van een eerstvolgende; de ouders/verzorgers worden ingelicht. Zie ook: Leerlingenstatuut GSF artikel 17B art. 13,14 en 15 63
Bijlage 9: BELEID GENOTSMIDDELEN MEDEWERKERS CASPARUS COLLEGE 1 september 2011 Roken 1. 2. 3.
in het schoolgebouw mag niet worden gerookt roken mag alleen op de daarvoor aangewezen plaats roken mag tijdens pauzes en lesvrije uren
Alcohol Het is niet toegestaan alcoholhoudende dranken te gebruiken: -
in het bijzijn van leerlingen als daarna nog schoolwerkzaamheden worden verricht, waarbij er contact is met ouders, leerlingen, collega’s, externen (denk bijvoorbeeld aan een gesprek, een schoolfeest, open dag, werkweek). Tijdens activiteiten, die onder verantwoordelijkheid van de school worden georganiseerd en waarbij leerlingen aanwezig zijn.
Op speciale gelegenheden waarbij externen zijn uitgenodigd (bijv. een receptie) wordt alcohol geschonken, ook als er leerlingen aanwezig zijn. Aan leerlingen wordt geen alcohol geschonken. Drugs 1. Het is niet toegestaan drugs te gebruiken, in bezit te hebben of te verhandelen 2. Het is niet toegestaan onder invloed van drugs te zijn.
Energiedranken Het is niet toegestaan energiedranken te gebruiken in het zicht van leerlingen.
Voetnoot Met betrekking tot roken, alcohol en drugs geldt voor leerlingen uit het leerlingenstatuut artikel 13, 14, 15 en 17B. Leerlingen mogen op school of tijdens schoolactiviteiten geen energiedranken drinken.
Vastgesteld schoolleiding 17 maart 2011 (mr vergadering)
64
Bijlage 10: Ondersteuningsprofiel CC (passend onderwijs)
Casparus College Onderwijsondersteuningsprofiel
65
Geachte directeur, Hierbij ontvang u het onderwijsondersteuningsprofiel van uw school, zoals deze is tot stand is gekomen na alle afnames. In dit OOP zijn alle gegevens verwerkt en geef ik een analyse en zo nodig aanbevelingen, daar waar dat mij van dienst lijken te zijn. Het staat u geheel vrij de aanbevelingen al dan niet te volgen. Ik heb de analyses met de grootst mogelijke zorgvuldigheid gemaakt. In de geplande afspraak om het OOP te bespreken kunt daar waar gewenst uw opmerkingen dan wel aanvullingen geven. Deze zullen daarna toegevoegd worden aan het nu voorliggende OOP. De uitkomsten van alle OOP’s tesamen van de scholen uit het SWV, zullen met het bestuur gecommuniceerd worden teneinde tot een goede zorgtoewijzing te kunnen komen, zoals in de wet Passend Onderwijs opgenomen is te doen realiseren binnen het SWV. Ik doe geen mededelingen over uw school naar derden, anders dan aan het genoemde bestuur van het SWV. Ik dank u voor de plezierige samenwerking en alle door uw medewerkers gegeven inzet om dit OOP mede tot stand te kunnen brengen. Ik hoop u tot zover voldoende geïnformeerd te hebben over het schoolondersteuningsprofiel en wanneer u vragen heeft, kunt u mij altijd mailen :
[email protected] Vriendelijke groet Anita Bootsman
66
I.
Inleiding -
II.
Algemene gegevens van de school -
III.
leerlingenaantal en aanname leerlinggevens verwijzing en uitstroom
Nulmeting Kwaliteit Zorgstructuur -
IV.
interne professionele begeleidingsstructuur zorg op maat sturing en kwaliteitszorg
Deskundigheden in primaire proces en door interne specialisten -
V.
cognitieve begeleiding sociaal-emotionele begeleiding schoolbegeleiding
Algemene analyse -
VI.
toelichting
Aanbevelingen
Format tbv een uittreksel voor invulling naar derden.
67
I.
Inleiding
Bedoeling Onderwijsondersteuningsprofiel ( OOP) Hieronder treft u het concept OOP van uw school aan, zoals dat vanuit de door u aangeleverde gegevens, is gemaakt. De nieuwe koers voor passend onderwijs is erop gericht dat alle scholen een onderwijsondersteuningsprofiel opstellen. Passend Onderwijs , Referentiekader en OOP Voor de invoering van passend onderwijs spreken samenwerkingsverbanden een niveau van basisondersteuning af, dat door alle deelnemende scholen gerealiseerd wordt. De genormeerde invulling van basisondersteuning mag op het niveau van het samenwerkingsverband bepaald worden. Deze invulling geeft richting aan de invulling van passend onderwijs in het samenwerkingsverband. De inhoudelijke afspraken over basisondersteuning, waaraan elke school binnen het samenwerkingsverband moet voldoen, vormen de basis voor sluitende afspraken over expertise, voorzieningen, toewijzing en geld. De basisondersteuning kan binnen een samenwerkingsverband op een relatief laag niveau worden vastgesteld; er staan dan weinig onderwijsondersteuningsmiddelen tegenover en scholen zullen een relatief groot beroep doen op aanvullende expertise en voorzieningen. Als de basisondersteuning op een hoog niveau wordt afgesproken, kunnen daar veel ondersteuningsmiddelen tegenover staan en zijn er relatief weinig aanvullende expertise en voorzieningen nodig. De invulling en het niveau waarop basisondersteuning wordt afgesproken is vrij, maar hiervoor zijn wel richtlijnen opgesteld. Volgens het referentiekader voor passend onderwijs, dat opgesteld is door de gezamenlijke sectorraden, bestaat de basisondersteuning uit vier aspecten. I.
Preventieve en lichte curatieve interventie, zoals aanbod voor dyslexie, programma’s voor het voorkomen van gedragsproblemen, een protocol voor medische handelingen,
II. Onderwijsondersteuningstructuur: de expertise die in de school aanwezig is, de manier waarop die georganiseerd is en de bepaling van de kwaliteit ervan. III. Planmatig werken: Als een school planmatig werkt, betekent dat dat de school een goede manier hanteert om na te gaan welke ondersteuningsbehoefte leerlingen hebben, daarop een passend onderwijsaanbod kan organiseren en dat regelmatig evalueert. Als het nodig is, kan de school bovendien aanvullende expertise , intern/extern inschakelen. De standaarden die de onderwijsinspectie hanteert voor dit geheel van ‘planmatig werken’ op de zorg, zijn deels in de meting verwerkt. IV. Extra ondersteuning /arrangementen : Er is een groot aantal gegevens beschikbaar op basis waarvan arrangementen kunnen worden omschreven die boven het geformuleerde niveau van basisondersteuning uitstijgen. Extra ondersteuning op een bepaald gebied kan omschreven worden op verscheidene velden:
deskundigheid aandacht en tijd voorzieningen gebouw samenwerking
68
Het onderwijsondersteuningsprofiel heeft ook een functie bij het bepalen van regionaal beleid ten aanzien van de beschikbaarheid van onderwijsvoorzieningen, de verdeling en zorgtoewijzing van zorgmiddelen en de communicatie met ouders. Voor alle scholen binnen het SWV is een onderwijsondersteuningsprofiel opgesteld. Vanuit alle OOP’s tesamen kan het bestuur van het SWV komen tot inzicht en overzicht ten aanzien van dekkend netwerk en eventuele “witte vlekken” en beleid uitzetten ten aanzien van de zorgtoewijzing .
Aanpak Onderwijsondersteuningsprofiel De aanpak zoals die is ontwikkeld bestaat uit de volgende drie onderdelen: Nulmeting interne ondersteuningsstructuur Factsheets over kwantitatieve gegevens Bepaling basiszorg Samen genoemd de basisondersteuning volgens het referentiekader. De ingezette instrumenten, komen overeen met de gewenste en genoemde aspecten in het Referentiekader: basisondersteuning (en extra zorg/arrangementen) : de afname van de 0-meting betreft het aspect onderwijsonderstuningsstructuur en het planmatig werken bepaling basiszorg: met de teams “spelen” van het competentiespel en betreft de aspecten preventieve en lichte curatieve interventies om te kunnen bepalen tot waar de begeleiding van de verschillende leerlingondersteuningsvragen binnen de school reikt al of niet in samenwerking met de inzet van interne/externe partners. factsheets Met deze aanpak worden respectievelijk de organisatie, de feiten en de overtuigingen rondom de onderwijszorg van de school in kaart gebracht en worden de onderdelen I t/m III (basisondersteuning) , zoals in het referentiekader vermeld, gemeten. Voor extra arrangementen doet dit onderwijsondersteuningsprofiel geen uitspraken: het begeleiden van leerlingen via extra arrangementen is afhankelijk van de wensen van de school en de afstemming daarover binnen het SWV. Afgezien van de metingen zoals deze zijn uitgevoerd, worden in dit onderwijsondersteuningsprofiel door de onderzoekers een analyse /constateringen gemaakt en daar waar dat opportuun lijkt, aanbevelingen gegeven. De onderzoekers/begeleiders reiken deze analyse/constateringen aan de school aan vanuit de gedachte, dat het de school behulpzaam kan zijn en kan bijdragen aan de richting van eventueel gewenste verdere ontwikkeling , maar zijn geen verplichting vanuit het referentiekader. Het staat de school vrij om de analyse/aanbevelingen wel of niet als leidraad te hanteren. Wanneer de school aanvullingen dan wel opmerkingen wil maken over de aangereikte analyse/aanbevelingen, dan zal dat in het eindgesprek aan de orde komen en zo gewenst , toegevoegd worden in een toe te voegen hoofdstuk: uitkomst managementgesprek. Het OOP is , afgezien van het verplichtende karakter om over een OOP te beschikken, in feite ook een bouwsteen voor de verdere realisatie van de verschillende aspecten van Passend Onderwijs op school - en SWV niveau.
Toelichting onderdelen OOP
Nulmeting interne zorgbegeleiding
69
De kwaliteit van de organisatie van de onderwijszorg van de school wordt in kaart gebracht in de vorm van een interview op indicatoren. Daarbij gaat het om de organisatorische en kwalitatieve zorgbegeleidingsstructuur van de school. Het gaat ook om de processen en afspraken die de school kent als leerlingen specifieke onderwijsbehoeften hebben, de rol van de zorgcoördinator en externe deskundigen. De nulmeting bevraagt ruim 100 indicatoren op 3 domeinen. Per indicator geeft de school, in de vorm van een interview, zelf aan of de school daaraan voldoet en welke kwalitatieve beoordeling de school daaraan geeft op een schaal van 1 tot en met 5. Het gaat dus om een vorm van zelfbeoordeling. Na afloop zijn alle scores berekend en aan een totaalscore vastgesteld of de kwaliteit van de zorgbegeleiding zich boven, op of onder de 70% beweegt. Dat is een richtlijn. De totaal scores per domein zijn vastgesteld aan de hand van de eigen invulling tijdens het interview. Bij de 0-meting zijn/waren de volgende functionarissen aanwezig: - Directeur - Zorgcoördinator - Interne specialisten
Factsheets
Over de school is door de school zelf een factsheet opgesteld, waarin een aantal stuur- en kengetallen staan die relevant zijn voor onderwijszorg.
Bepaling basiszorg in de klas voor leerlingen met specifieke onderwijszorgvragen
Docenten hebben in een vooraf bepaalde werkvorm met elkaar besproken welke leerlingzorgvragen zij in de klas denken te kunnen/willen /willen kunnen begeleiden. De gekozen werkvorm is gemaakt door (in opdracht van de overheid) APS. Bedoeling van deze werkvorm is om met de mensen van de dagelijkse praktijk uit te zoeken en tot een helder idee te komen, voor welke leerlingenzorgvragen de school een passende aanpak kan bieden, vooralsnog in het primaire proces en vervolgens al dan niet met behulp van aangepaste ondersteuning van interne specialisten/ externen. Door de gekozen werkvorm kunnen docenten met elkaar bespreken tot waar hun expertise reikt en waar deze aan anderen overgelaten zou moeten worden dan wel in combinatie met anderen uitgevoerd. Zo ontstaat een beeld van de leerlingen aan wie de school met of zonder aanvullende hulp een passend onderwijsaanbod kan doen. De docenten hebben leerlingvragen op cognitief, sociaal-emotioneel en fysiek domein besproken.
Bruikbaarheid OOP De gestructureerde besprekingen ter bepaling van de basiszorg en die van de interne ondersteuningsstructuur leveren een beeld van hoe de ondersteuning verloopt. Aan de bepaling van de basiszorg heeft op de meeste scholen een deel van het team deelgenomen. Dat impliceert dat de uitkomsten niet automatisch als geaccordeerd door het gehele team gezien kunnen worden. Aan de 0-meting hebben op bijna alle scholen in elk geval de directeur en de zorgcoördinator deelgenomen en op sommige scholen aangevuld met interne begeleiders/teamleiders. In het traject van “ van onderwijsondersteuningsprofiel naar zorgtoewijzing” dat hierna volgt ,kan het zijn dat het bestuur van het SWV overweegt om de scholen te vragen te komen tot een zg. teamreflectie. Een teamreflectie, die met het (gehele) team plaats vindt over het voorliggende OOP dan wel op grond van een uittreksel ervan via het aangeleverde format in hoofdstuk VI. Dit OOP is de start van het traject Passend Onderwijs.
70
Uw voorliggende OOP bevat een grote hoeveelheid gegevens en uitkomsten. Dat heeft het voordeel dat het voor verschillende doeleinden gebruik kan worden : de analyse en aanbevelingen geeft u een mogelijkheid tot verdere ontwikkeling in samenhang, zo gewenst , en tot verdere aansturing op deelgebieden, en vervolgens geeft het het bestuur van het SWV vanuit alle OOP’s tesamen een totaaloverzicht zoals dekkend netwerk, inzicht in inzet van mensen in relatie tot de werkwijze en uitvoering van de interne ondersteuningsstructuren en de zorgtoewijzing. Dit huidige OOP is, mogelijk, aan de andere kant te veel omvattend om integraal op de site van uw school te zetten , of in de schoolgids dan wel te hanteren in de bespreking naar derden. Daarom is er in het laatste hoofdstuk een format toegevoegd, dat u vanuit het voorliggende OOP kunt invullen en hanteren als een overzichtelijk document in de bespreking met bv. uw team of om op te nemen in uw schoolgids, dan wel voor de bespreking met ouders, zo gewenst. Het staat u vrij om vanuit het voorliggende OOP die uitkomsten in het format te zetten, die u zelf daartoe behulpzaam vindt .
71
II.
Algemene gegevens van de school
Brinnummer Aantal rugzakken cluster 3 + einde bekostiging + combinatie LWOO
bekend bij het swv bekend bij het swv
Aantal rugzakken cluster 4 + einde bekostiging + combinatie LWOO
bekend bij het swv
Aantal LWOO indicaties Aantal leerlingen naar onderwijssoort Tussentijdse uitstroom Leerling- en oudertevredenheid over leerlingzorg en begeleiding volgens tevredenheidsonderzoeken Nascholingsbudget Leerlingaantal : personeel factor
SchoolVensters online SchoolVensters online Schoolvensters online Schoolvensters online
Schoolvensters online Schoolvensters online
Leerlingbegeleiding Vraag 1. Hoeveel leerlingen krijgen specifieke begeleiding op basis van een indicatie voor het zorgbudget van het samenwerkingsverband? Schooljaar: Aantal leerlingen: Schooljaar 2009/10 N.V.T. Schooljaar 2010/11 N.V.T. Schooljaar 2011/12 N.V.T.
Vraag 2. Hoeveel mentoruren zijn per jaar per klas in het reguliere rooster opgenomen? Leerjaar: Aantal mentoruren: Leerjaar 1 150 Leerjaar 2 150 Leerjaar 3 60 Leerjaar 4 60 Leerjaar 5 Leerjaar 6
72
Vraag 3. Hoeveel individuele begeleidingsuren zijn per jaar per klas in het reguliere rooster opgenomen? Reken niet Remedial Teaching en de vakinhoudelijke steunlessen mee. Leerjaar: Aantal begeleidingsuren: Leerjaar 1 N.V.T. Leerjaar 2 N.V.T. Leerjaar 3 N.V.T. Leerjaar 4 N.V.T. Leerjaar 5 Leerjaar 6 Functies en deskundigheden Vraag 4. Hoeveel uren zijn per jaar beschikbaar voor de functie van zorgcoördinator? Per bouw: Aantal uren: Onderbouw TOTAAL school 0,1 FTE Bovenbouw Vraag 5. Hoeveel uren zijn per jaar beschikbaar voor de functie van remedial teacher? Per bouw: Aantal uren: Onderbouw N.V.T. Bovenbouw N.V.T. Vraag 6. Welke gediplomeerde of gecertificeerde deskundigen heeft uw school in dienst? Deskundigen: Aantal FTE: Orthopedagoog Op afroep Psycholoog Gedragspecialist Schoolmaatschappelijk werker 0,5 fte Schoolverpleegkundige Trainer Faalangstreductie Binnen baan schoolmaatsch. Werk Trainer Sociale Vaardigheid Binnen baan schoolmaatsch. Werk Master SEN Anders, namelijk: Vrijwilliger 1 dag per week specialisatie Zorg Vrijwilliger 2x een dagdeel verzuim
Toelichting rubriek functies en deskundigheden. 73
De orthopedagoog heeft een aantal jaren op het Casparus College gewerkt en kent de school en de sociale kaart. Zij heeft naast deze werkzaamheden een eigen praktijk waarin zij de ontwikkelingen bijhoudt. Een vrijwilliger is iedere week een werkdag aanwezig om de schoolleiding te adviseren. Tevens verzorgt zij onderzoek naar hulpmiddelen voor leerlingen o.a. Claro-read, Muiswerk voor rekenen en taal en verzorgt zij de lwoo-aanvragen. Een vrijwilliger houdt het verzuim van de leerlingen in de gaten; d.m.v. DUO melding; contact met leerplichtambtenaren in de omgeving; zij realiseert verzuimochtenden waarbij bij toerbuurt leerplichtambtenaren uit verschillende regio’s aanwezig zijn. Voorzieningen en samenwerking Vraag 7. Van welke aanvullende voorzieningen of aanpakken maakt u gebruik, die beschikbaar zijn op school of vanuit het bestuur of samenwerkingsverband? Voorziening X Kruis aan indien beschikbaar Time-out Begeleiding voor hoogbegaafden Rebound X Ambulante begeleiding X Preventieve ambulante begeleiding X Leerlingen in een leerwerktraject Naschoolse opvang Anders, namelijk:
Vraag 8. Met welke onderwijspartners werkt uw school structureel samen, of heeft uw school afgesproken hoe de samenwerking verloopt als dat nodig is? Onderwijspartner X Kruis aan indien samenwerking Leerplicht x Samenwerkingsverband VO X Samenwerkingsverband PO VSO Speciaal Onderwijs PO Praktijkonderwijs MBO/AKA trajecten MBO/VMBO directeurenoverleg (Buitenkans) Anders, namelijk: X VMBO directeurenoverleg Vraag 9. Met welke ketenpartners werkt uw school structureel samen, of heeft uw school afgesproken hoe de samenwerking verloopt als dat nodig is?
74
Ketenpartner Bureau Jeugdzorg Centrum voor Jeugd en Gezin Maatschappelijk werk GGZ GGD Buurtnetwerk Buurtregisseur / politie Club- en buurthuiswerk Anders, namelijk: Productief Leren ZAT
X Kruis aan indien samenwerking X X X X X X X X x
Aanname en verwijzing Vraag 10. Naar welke voorzieningen heeft uw school tussentijds verwezen in het schooljaar 20102011? Voorziening Aantal leerlingen verwezen: Zij-instroom PRO Horizontale zij-instroom VMBO-TL X VSO Herstart / Op de rails X Rebound X Arbeidstrainingscenter Buitenkans MBO/AKA traject X Anders, namelijk: Productief Leren x
Vraag 11. Hoeveel leerlingen uw school bij de aanmeldingen in het huidige schooljaar 2011-2012 heeft afgewezen (niet aangenomen)? Totaal aantal afgewezen leerlingen: 20
Beantwoord over deze groep leerlingen de volgende deelvragen. Deelvraag Aantal leerlingen Hoeveel van deze leerlingen wilden 12 instromen in leerjaar 1? Hoeveel van deze leerlingen wilden zij8 instromen? Hoeveel van deze leerlingen hadden een 9 LWOO-indicatie?
75
Toelichting Aanname en verwijzing Let op: Licht zo mogelijk toe welke afwegingen u doorgaans maakt bij het verwijzen en afwijzen van leerlingen. - meervoudige problematiek - IQ te laag (lager dan 85) - niet kunnen bieden van begeleiding - te lage ouderlijke steun/motivatie ouders/verzorgers om het tot een succes te laten worden
76
Beschikbare ruimte Vraag 12. Welke mogelijkheden heeft uw schoolgebouw om tegemoet te komen aan specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen? Mogelijkheid schoolgebouw X Kruis aan indien aanwezig Er is ruimte in het klaslokaal voor één-op-één X begeleiding. Er is ruimte in de school voor één-op-één X begeleiding. Er is een prikkelarme werkplek. X Er is ruimte voor een time-out. X Er zijn individuele werkplekken. Er zijn individuele werkplekken met specifiek (computer-) lesmaterialen. De lokalen zijn aangepast voor leerlingen met speciale bewegingsbehoeften. Er zijn ruimten met specifieke functies voor bewegings- en leerbehoeften (zoals fysiotherapie, sportfaciliteiten, buitenruimten) Er zijn werkplekken voor leerlingen op de gang of in flexibele ruimten. Er zijn aanpassingen voor leerlingen die niet of slecht kunnen horen. Er zijn aanpassingen voor leerlingen die niet of slecht kunnen zien. Er zijn aanpassingen voor leerlingen die gebruik maken van een rolstoel. Anders, namelijk:
77
III.
Nulmeting kwaliteit zorgstructuur
Domein 1 Interne professionele begeleidingsstructuur
Procedures zijn helder Inhoudelijke begeleiding is transparant Rollen en taken zijn helder Het ZAT is een vast onderdeel van de leerlingzorg Domein I totaal
48% 80% 80% 61% 67%
Domein 2 Zorg op maat
Het werken met handelingsplan is transparant en doelgericht De school biedt een individueel gericht ontwikkelingsaanbod Domein 2 totaal
75% 97% 86%
Domein 3 Sturing en kwaliteitszorg
Er is sturing / borging op de organisatie van de begeleidingsstructuur Er is sturing op het proces Er is sturing op mensen Domein 3 totaal
82% 90% 80% 84%
Totaal percentage domeinen nulmeting kwaliteit zorgstructuur 79%
78
IV.
Deskundigheden in primaire proces en door interne specialisten Casparus College multiprblm faalangst
onderwijsbehoefte
werkh soc vaard Mainstream
aut
Main plus
angst
Interne Spec
soc prblm
Externe Spec
aand/hyp rek/wis taal RT 0
1
2
3
4
5
6
niveau van ondersteuning
Legenda Mainstream houdt in dat de leerlingondersteuningsvragen in het primaire proces beantwoord kunnen worden/gewenst worden te beantwoorden, zoals ( delen van ) het team heeft aangegeven: docenten geven aan dat dit binnen de begeleiding in het primaire proces behoort/is/gewenst is. Mainstream plus houdt in, dat de leerlingondersteuningsvraag vanuit extra /aanvullende ondersteuningsinzet/expertise door docenten , in het primaire proces begeleid kunnen worden. Meerdere docenten worden betrokken bij de begeleiding dan wel dat docenten /mentoren met aanvullende expertise /tijd ingezet worden. Mainstream en mainstream plus worden gerekend als begeleiding door docenten , behorend bij het primaire proces. Scores
In bovenstaande tabel : Als op het aspect multiproblem 40% gescoord wordt in mainstream plus, dat is gemeten dat de docenten, aanwezig bij de bepaling van de basiszorg vinden, dat 40% van de leerlingen met multiproblem door docenten met aanvullende expertise dan wel extra tijd, beantwoord kunnen worden in het primaire proces. Voor 60% van deze leerlingen wordt de inzet van externe partners gewenst.
79
V.
Algemene analyse /constateringen
22.1.1 De analyse/constateringen worden vooralsnog gemaakt op domein- en standaardniveau. Natuurlijk kan er veel meer geanalyseerd worden als ook de indicatoren er bij betrokken worden. Bij opvallende scores/percentages wordt dat dan ook gedaan . De analyse gaat tot aan de beantwoording vanuit de onderliggende vraag van de Passend Onderwijs –opdracht, nl. om zicht te krijgen op de kwaliteit van de interne zorgbegeleiding en – structuur en de bepaling (en uitvoering ) van de basiszorg in de klas. Voor het bestuur van het SWV wordt het vervolgens mogelijk zicht te krijgen op haar opdracht, nl. tot een dekkend netwerk zorg te komen binnen het SWV, die van goede kwaliteit is en die zorgtoewijzing mogelijk maakt. De vermelde analyse/constateringen zijn door een wetenschappelijk geschoold begeleider gemaakt, en , gezien de aard /type van de onderliggende instrumenten, onderbouwd conform de wetenschappelijk geaccepteerde “intersubjectiviteits- maat ”. Zorgvuldigheid van analyse /constateringen is daarbij een hoge eis en als zodanig ook toegepast.
Interne zorgbegeleidingsstructuur De school beschikt over een zorgcoördinator voor 0.01 fte; mentoren in klas 1 en 2 hebben 150 u mentoruren en in klas 3 en 4 60 u; er is geen RT-er , maar wel de inzet en expertise van een vrijwillige specialist; SMW is voor 0,5 fte in dienst en de specialist op vrijwillige basis voor verzuim ( 2 x een dagdeel) en speciale zorg ( 1 dag in de week); ambulante begeleiding, gericht op observaties, onderzoek. De uitkomsten van de meting op de ondersteuningsstructuur laten zien, dat deze van goede kwaliteit is en ruim boven de 70% -richtlijn van kwaliteit komt, nl op 79 %. Wanneer men kijkt naar de individuele standaardscores dan laten deze zeer hoog percentages zien op : de inhoudelijke begeleiding is transparant ( 80%), de rollen en taken zijn helder ( 80%) , de sturing en borging van de ondersteuningsstructuur ligt op 84% en het individueel ontwikkelingsaanbod is bijna maximaal helder nl. op 97%. Dat het totaal op 79% uitkomt lijkt te verklaren te zijn door de minder heldere procedures (48%) en – in vergelijking met de hoge scores op de verschillende standaarden van 80% of hoger,- de transparantie in het specifiek werken met handelingsplannen (75%) en de inzet en ondersteuning vanuit het ZAT ( 61%). De school heeft haar ondersteuningsstructuur heel goed op orde, afgezien van de mate van helderheid in procedures. Mogelijk is de lage score op procedures te verklaren door het gegeven, dat het een “kleine school”is en de professionals elkaar snel weten te vinden. Sommige professionals vervullen meerdere ondersteuningstaken dan wel combinatietaken wat betreft aansturing en uitvoering.
Deskundigheden De uitkomst op de deskundigheden , zoals deze door de docenten is aangegeven, lijkt zichtbaar te maken, dat de docenten zich bekwaam en competent weten op de verschillende leerlingondersteuningsvragen. Wat enigermate opvalt is dat docenten aangeven , leerlingondersteuningsvragen op angstig /stemmingsverstoord gedrag langer zelf in de klas te willen/wensen begeleiden dan sociaal-probleemgedrag. En dat er sowieso voor een redelijk hoog percentage op deze gedragsaspecten in de klas begeleid wordt . dat op het gebied van aandachtstekort en hyperactiviteit geen aanvullende ondersteuning vanuit interne specialisten lijkt te zijn, “anders dan als het niet meer gaat”, zo komt uit de managementbespreking van dit OOP .
80
dat op het cognitieve domein ten aanzien van rekenen/wiskunde de docenten zich volledig competent weten en geen aanvullende ondersteuning lijken te wensen. dat voor taal en RT externe partners betrokken worden voor aanvullende ondersteuning . En dat gebeurt ook op rekenen . mbv. Muiswerk op taal/rekenen, Claero-read. De vrijwillige specialist neemt hiervoor een groot deel voor haar rekening,zo komt uit de managementbespreking van dit OOP .
22.1.2 22.1.3
Aanbevelingen
Gezien de zeer goede kwaliteit van de ondersteuningsstructuur en de hoge bekwaamheid en competentie van docenten, lijken aanbevelingen niet aan de orde. Wel lijkt een reflectie op onderstaande aspecten en vragen mogelijk van nut te kunnen zijn:
Hoewel de school klein is , de ondersteuningsstructuur van zeer goede kwaliteit en de rollen en taken op zich helder lijken en de professionals elkaar snel weten te vinden, lijkt het van belang toch nog eens te reflecteren op de procedures : het kan helpen - in de zin van o.a. afbakenen van taken, elkaars expertise maximaal benutten door op tijd door te geleiden van ondersteuningsvragen – als afspraken en procedures helder zijn en in de praktijk ook als zodanig uitgevoerd worden. Ook kan eventuele overbelasting dan mogelijk op tijd buiten de deur gehouden worden. En voorts lijken op dit aspect onderstaande vragen een afgeleide : op welke wijze wordt de geboden zorg “gevolgd” in haar uitvoering op welke wijze wordt de inzet van mensen , (met name docenten en interne specialisten ) getoetst op o.a. expertise , duur van begeleiding en outcome op welke wijze vindt terugkoppeling plaats van uitgevoerd aanbod en ingezette interventies, van alle betrokkenen en ook vanuit de externe partners
Ten aanzien van de begeleiding op angstig/stemmingsverstoord gedrag en sociaalprobleemgedrag kan de vraag gesteld worden waarom er in deze verschil in begeleiding zichtbaar lijkt en waarom er door docenten zelf veel begeleid lijkt te worden : beide gedragsaspecten zijn subklinisch en ingewikkeld en zouden niet voor het grootste gedeelte tot het handelingsrepertoire van de docenten lijken te moeten behoren of heeft het te maken met het gegeven dat er op angstig/stemmingsverstoord gedrag meer expertise in huis is of kan het zelf meer begeleiden van ingewikkelde leerlingvragen ook te maken hebben met het gegeven een kleine school te zijn enerzijds en men derhalve meer gezamenlijk optrekt in de begeleiding van deze leerlingen dan wel dat de bekwaamheid en competentie van de docenten hoog genoeg is om het zelf te kunnen , anderzijds, of beide /alle ? Voldoende aanvullende ondersteuning wordt geboden voor deze leerlingen, zo komt uit de managementbespreking van dit OOP .
Ten aanzien van de begeleiding op cognitief terrein kunnen dezelfde reflectievragen gesteld worden. Natuurlijk kiest de school haar eigen benadering en aanpak, maar ook hier kan o.a. overbelasting een rol gaan spelen .
81
Ten aanzien van de inzet van externe partners: Op welke wijze kunnen externe partners en het ZAT de school meer ondersteunen op de multiproblem- problematiek: op multiproblem vraagstukken heeft, de school zelf niet die regisserende functie, die externe partners wel hebben. bovendien is het de vraag of de school haar “handelingsverlegenheid, voortkomend uit multiproblem, “wel voor haar rekening zou moeten nemen voor dit “ relatief hoge percentage van 40% ”. uit de cijfers blijkt, dat het ZAT voor 61 % goed functioneert en mogelijkerwijs zou daar de inzet van de ZAT leden op dit punt mogelijk explicieter gevraagd kunnen worden. De directeur gaat met BJZ in de komende periode het gesprek aan , om hun inzet en expertise zo komt uit de managementbespreking van dit OOP .
Ten aanzien van preventief of curatief begeleiden door externe/interne partners/specialisten: is aanvullende expertise van interne/externe specialisten curatief en/of ook preventief? Waar blijkt dat uit? is aanvullende expertise van interne/externe specialisten meer individueel gericht op de leerling en daarmee indirect ondersteunend aan de docenten . Waar blijkt dat uit? of is de inzet van deze specialisten ook /vooral gericht op de directe ondersteuning aan docenten ter versterking van hun expertise-inzet in de klas ? Waar blijkt dat uit? of alle en hoe zichtbaar is dat dan?
Passend Onderwijs koerst op versterkte ondersteuning aan docenten in het primaire proces vanuit ook de aanvullende inzet door interne en externe professionals.
82
Bijlage 11: De school als maatschappelijke onderneming: Diagnose van uw school en eerste resultaten Conclusie en vervolg Deze rapportage bevat een diagnose van het Casparus College. Er is bewust gekozen voor de term diagnose, omdat deze rapportage geen normerend karakter heeft. Er bestaat geen ‘standaard’ voor maatschappelijk ondernemerschap maar het is wel mogelijk om een beeld te schetsen van de ontwikkeling die een school doormaakt. De diagnose laat zien dat het Casparus College op de diverse terreinen van het maatschappelijk ondernemen al redelijk actief is. De school ziet samenwerking op basis van wederzijdse belangen en het realiseren van duurzaam leren ook als een belangrijke uitdaging voor het bundelen van financiële middelen, de profilering van de school en het ombuigen van het negatieve imago van het vmbo. Wel slaat de balans van de school nog door naar ‘interne gerichtheid’. Het maatschappelijk ondernemerschap van de school wordt vooral op de agenda gezet middels de sterke rol van de schooldirecteur. De schoolleiding legt veel externe contacten en maakt de verbinding met belanghebbenden. Echter de interne organisatie en het onderwijsaanbod loopt daar nog wat achter aan. Dit zie je bijvoorbeeld terug in de beelden omtrent de aansluiting op lokale behoeften en de maatschappelijke inbedding in het onderwijs. Tegelijkertijd vinden de belanghebbenden dat de school meer oog heeft voor win-win situaties dan de school zelf denkt. Dit heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met de relatie gerichte benadering van de schoolleiding. Al met al is het voor de verdere ontwikkeling van het Casparus College belangrijk om met de belanghebbenden in dialoog te gaan en samen elkaars verwachtingen rond het maatschappelijk
83
ondernemen te bespreken. Daarbij is vooral het blootleggen van gedeelde belangen van belang. Ook andere partijen hebben baat bij een goede opleiding en begeleiding van de leerlingen van Casparus, ook partijen die niet direct bij het primaire proces betrokken zijn. Daarnaast bieden de resultaten aanleiding om te bezinnen op de verschillende activiteiten die de school onderneemt. Welke afwegingen maakt de school hier nu bij, wat is haar ‘afwegingskader’? Bijvoorbeeld, moeten activiteiten vooral gericht zijn op het primaire proces, of zijn er ook taakoverstijgende vraagstukken die in de context van de school relevant zijn die zij wil oppakken. Omdat de belanghebbenden, met name de partners en professionals zich zeer betrokken voelen bij de school en ook graag betrokken willen worden, liggen er voor het Casparus voldoende kansen om samen met de belanghebbenden de beeldvorming en uitwerking rond het maatschappelijk ondernemen voor de toekomst aan te scherpen en verder uit te bouwen. Deze diagnose geeft een beeld van de ontwikkeling die het Casparus doormaakt op het gebied van maatschappelijk ondernemerschap. Er is duidelijk geworden welke overwegingen belangrijk zijn voor de school, welke activiteiten worden ondernomen, waar zij staat in de ontwikkeling van haar maatschappelijk ondernemerschap en welke ambities zij heeft. De visie van de school komt niet altijd overeen met de ervaring van haar belanghebbenden. Met de uitkomsten van de diagnose is het mogelijk om wijzigingen aan te brengen in de strategie en het maatschappelijk ondernemerschap van de school.
84
BIJLAGE 12:
1
Kerndoelen
Sectoren, afdelingen, onderwijsuren, zie hiervoor onze website
2
verwijderingsbeleid
Zie hiervoor het schorsing- en verwijderingsbeleid van de GSF
3
doorstroom van leerlingen
Zie hiervoor onze IDU gegevens
4
lichamelijke opvoeding
Zie hiervoor de eisen, kerndoelen en examenprogramma’s zoals beschreven in de landelijke richtlijnen
5
Beschikbaarstelling kosteloos lesmateriaal
Zie de jaargids van het Casparus College 2012-2013 pagina 19 en 20 en onze website.
85