[I. 1482-1487]
ANNO 1482. DRIE LEDEN SLANDTS VAN VLAENDRE GOUUERNEREN.
[1482]
UPDEN VIII
Raedt van Vlaendre ghehouden te Brugghe . Aldaer dat compareirden de ghecommitteirde van Ghendt4, in ghetale bet dan vichtich paerden, die van Ipere5 met scoone [f 226 v] state. [f 226 r]
STEN
DACH1 VAN APRIL ANNO 1482 WAS DEN GROOTEN 2
3
1
Blockmans, Handelingen 1477-1506, I, 210-211, nr. 149, Custis, Jaerboecken der Stadt Brugghe, II, 221, Despars, Cronycke, IV, 217-218 & D.-J. Vander Meersch. “Esquisses historiques sur la Ville d’ Audenarde, 1482-1486”. MSH, 2e Reeks, XIV (Gent, 1846(1), 3562 & 297-332 & Ib., 2e Reeks, XV (Gent, 1847(2), 102-135, 319-347 & 437-458, (1), 37-39: 8-12 april 1482; L. Brésin. Chroniques de Flandre et d’ Artois. Analyse et Extraits pour servir à l’ Histoire de ces Provinces de 1482 à 1560 (ed.). E. Mannier, Parijs, 1880, 2: 10 april 1482; Molinet, Chroniques, III, 219; [L.-P.]. Gachard. (ed.). “Analectes historiques (VII)”. CSCRH, 3e Reeks, I (1860), 311-496; Pirenne, Histoire de Belgique, 3III, 34-38; Id., Histoire de Belgique, 4II, 30-32: 28 april 1482. Lodewijc, Loys, Brésin (° Watten 10 oktober 1519). Zie Bijlage : Prosopografie, nr. . 2
Brugge (Fr.: Bruges), stad, prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, B. (K. de Flou. Woordenboek der Toponymie van Westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de Graafschappen Guines en Boulogne, en een Gedeelte van het Graafschap Ponthieu, (UKATL, IIIe Reeks, 21), (Gent-Brugge, 1914-1938, 18 dln.), II, 891-906; E. de Moreau. “Bruges”. DHGE (dir.). A. Baudrillart, A. De Meyer & Ét. Van Cauwenbergh, X, (Parijs, 1938), 889906; N. Geirnaert. & L. Vandamme. Brugge: Een Verhaal van 2000 Jaar, Brugge, 1996, 4365; Letts, Bruges, 20-43; J. Moreau. Dictionnaire de Géographie historique de la Gaule et de la France, (Parijs, 1972-1983, 2 dln.), II, 53; [J. Münzer, dit] Monetarius. Voyage aux PaysBas (1485), 41-49; M. Ryckaert. “Brugge: van romeinse Vicus tot middeleeuwse Stad”. SPH, XIII (1978), 630-637; M. Ryckaert. & J.A. van Houtte. “Brügge”. LM, II (München-Zürich, 1981-1983), 741-748; M. Ryckaert. & A. Vandewalle. “Stad van Poorters onder Graven en Hertogen, 1100-1490”. Brugge: De Geschiedenis van een Europese Stad, Tielt, 1999, 29-57 & 218; Schouteet, Straatnamen, 8; van Houtte, Geschiedenis van Brugge, 548-549; V. Vermeersch. “Inleiding: Brugge, een Europese Stad in Vlaanderen”. Brugge en Europa (dir.). V. Vermeersch, Antwerpen, 1992, 13-25 & 418). 3
Zie in het algemeen, de theoretische beschouwingen over het fenomeen stadsgeschiedenis als historische subdiscipline in: H.S.J. Janssen. “De Worsteling met de Engel. De Problemen van Stadshistorici met hun Onderzoeksobject”. TG, CIV (1991), 167-189, 185-187. Zie ook: D. Dalle. “De Fusies van Gemeenten in de Provincie West-Vlaanderen”. HSÉB, CXII (1975), 386-393, 387, 390-391; A. Schouteet. “Historiografie van de Brugse Straatnamen (tot de Fusie van Groot-Brugge)”. Ib., CXIII (1976), 247-257 (met lit.); F. Debrabandere. “Kritische Aantekeningen bij Brugse Straatnamen”. Naamkunde, X (1978), 154-169 (met lit.). 4
Gent, (Fr.: Gand), stad, prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent, B. (Boone. & de Hemptinne, “Clergé séculier Gantois en 1498-1499”, 377-430; M. Boone. “Omzien met Bewondering, Vooruitblikken met Verwachting. De Gentse Geschiedenis van Middeleeuwen en Ancien het dagboek van romboudt de doppere
15
ANNO 1482. DRIE LEDEN SLANDTS VAN VLAENDRE GOUUERNEREN.
Omme te tracteren nopende de affaire vanden Lande ende ordene te stellen int gouuernement van diere. Aldaer gheresolueirt wiert bij de voornoomde Drie Leden melcander ghetrauwelic bij te bliuen ende te assisteren met liuen ende goede, al ten profite ende state vanden Lande; ende in teeken van vasticheit wiert tzelue accort ghezeghelt, respectiuelic elc metten zeghel van zijnder stede1. [f 226 v] UPDEN2 ZELUEN3 dach was een rijckelicke maeltijt ghehouden vp het Scepenhuus4 ter eeren van die van Ghendt ende Iper ende ander edelen; tsanderdaechs vertrocken Régime”. HMGOG, N.R., XLVII (1993), 29-48, passim; M. Boone. & W. Prevenier. “Gent”. LM, IV (München-Zürich, 1987-1989), 1240-1244; J. Decavele. & J. Art. “Gand”. DHGÉ (dir.). R. Aubert, XIX, (Parijs, 1982), 1005-1058; Fernández Alvarez, Charles V. Elected Emperor and Hereditary Ruler, 12-16; Fris, Histoire de Gand, 138-159; Moreau, Dictionnaire, I, 126, II, 113; [J. Münzer, dit.]. Monetarius, Voyage aux Pays-Bas (1485), 52-55; D. Nicholas. “The Governance of Fourteenth-Century Ghent: The Theory and Practice of Public Administration”. Law, Custom, and the Social Fabric in Medieval Europe. Essays in Honor of Bryce Lyon, (Studies in Medieval Culture, XXVIII) (eds.). B.S. Bachrach. & D. Nicholas, Kalamazoo, Michigan, 1990, 235-260; W. Prevenier. & M. Boone. “De ‘Stadstaat’-droom”. Gent. Apologie van een rebelse Stad, Geschiedenis, Kunst, Cultuur (red.). J. Decavele., Antwerpen, 1989, 81-105, 103-104 & 435 (met lit.); P. Rogghé. “Gent in de XIVe en de XVe Eeuw. De Gentse Politiek en Politici, Stad en Vorst, Gentse Koppigheid en Fierheid”. AML, XIX (1968), 227-304; Id., “Gent in de XIVe en XVe Eeuw. Geloof en Devotie, Kerk en Volk”. Ib., XX (1969), 194-217; Id., “Gent in de XIVe en de XVe Eeuw. De Geestelijkheid en haar Tijd”. Ib., XXIV (1973), 102-145. 5
Ieper (Fr.: Ypres), stad, prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, B. (de Flou, WT, XVIII, 112133; J.A. van Houtte. “Ieper door de Eeuwen heen”. Prisma van de Geschiedenis van Ieper. Een Bundel historische Opstellen (red.). O. Mus., Ieper, 1974, ix-xxi; W. Vlassenbroeck., L. Wuyts & J.J. Veys. “Ieper”. WPEV, III (Brussel, 1973), 381-385). 1
Analyse bij: I.L.A. Diegerick, Inventaire analytique et chronologique des Chartes et Documents appartenant aux Archives de la Ville d’ Ypres, (Brugge, 1853-1868, 7 dln.), IV, 56-58, nr. 1096; Brésin, Chroniques, 2: 10 april 1482; Gailliard, Table analytique, 188-191; Gilliodts-Van Severen, Inventaire, VI, 219-223: 12 juli 1482 (ed.); Memorieboek der Stad Ghent, I, 330-331: 17 juli 1482. 2
Brésin, Chroniques, 2: 10 april 1482.
3
Dagboek van Gent, II, 257-258: 17 juli 1482 (sic); Despars, Cronycke, IV, 219 & E.C. II, f. [226] va: 11 april 1482. 4
Het Oud Schepenhuis op de Oude Burg (Duclos, Bruges, 449-452; van Houtte, Geschiedenis van Brugge, 317; Verschelde, “Étude sur les Noms”, 346).
Chronike039.wpd 16
het derde boek : 1482-1487
ANNO 1482. DRIE LEDEN SLANDTS VAN VLAENDRE GOUUERNEREN.
de voornoomde ghecommitteirde van Ghendt met Maximiliaen naer Ghent omme de Wet te vermaken1. 1
Blockmans, Handelingen 1477-1506, I, 212-215, nr. 150, Despars, Cronycke, IV, 219 & Het Boeck, 38-39: 12 april 1482; Brésin, Chroniques, 2; Kokken, Steden en Staten, 8.
het dagboek van romboudt de doppere
17
ANNO 1482. DRIE LEDEN SLANDTS VAN VLAENDRE GOUUERNEREN.
MER JACOP VAN GHISTELE, heere van Dudzeele1, burchmeester van Brugghe2, verslaect3 van zijnen eede ende alle scepenen van ghelijcke. DE BALLIU, SCOUTHEETEN ende ander notable vertrecken vroege vut4 der stede van Brugghe. WET5 VAN BRUGGHE6 1
Brésin, Chroniques, 2; Custis, Jaerboecken der Stadt Brugghe, II, 221-222 & E.C. II, f. [226] vb: 11 april 1482; Despars, Cronycke, IV, 219: 12 april 1482. Cfr. E.C. II, f. 226 va: 8 april 1482. Jacop van Gistel, heer van Dudzele (^ Brugge 7 maart 1488 (n.s.). Zie Bijlage : Prosopografie, nr. . 2
3
verslaect ) hs.; slae(c)ken, slaken, ww., intr., ontbonden worden, onverbindend verklaren, zijn werking verliezend; gheslaect = ontbonden worden (MNW, VII, 1227-1228; Pijnenburg. & vander Voort van der Kleij, Woordenboek Middelnederlands, 151; Pijnenburg. & Schoonheim, Middelnederlands Lexicon, 180; Verdam, Middelnederlandsch Handwoordenboek, 545). 4
vut ) vut vroege vut herhaling hs.
5
E.C., II, f. [226] vb: 19 & 17 april 1482 door vier commissarissen; Custis, Jaerboecken der Stadt Brugghe, II, 223, Despars, Cronycke, IV, 220, Gilliodts-Van Severen, Inventaire, VI, 224 & Janssens, “Macht en Onmacht”, 12 n. 27: 19 april 1482; Gailliard, Table analytique, 263-265; Vander Meersch, “Esquisses historiques” (1), 39; Vlaamsche Kronyk, 248). 6
Met veel belangstelling voor de moderne sociologie, de recurrente geschiedenis en de niet-tijdsgebonden algemene mechanismen binnen het historische gebeuren, illustreerde W.P. Blockmans reeds herhaalde malen zijn persoonlijke benadering van de socio-profesionele mutaties bij het stedelijk politiek personeel, te Gent en te Brugge tijdens de 15e eeuw, met een veelzeggende kwantitatieve aanpak: W.P. Blockmans. “Mutaties van het politiek Personeel in de Steden Gent en Brugge tijdens de Periode van Regimewisselingen: het laatste Kwart van de 15e Eeuw”. Bronnen voor de Geschiedenis van de Instellingen in België. Handelingen van het Colloquium te Brussel, 15.-18. IV. 1975 (ed.). H. de Schepper, Brussel, 1977, 92-103; Id., “Het Wisselingsproces van de Gentse Schepenen tijdens de 15de Eeuw”. HMGOG, N.R. XLI (1987), 75-96.
het dagboek van romboudt de doppere
19
ANNO 1482. DRIE LEDEN SLANDTS VAN VLAENDRE GOUUERNEREN. WORT VERMAECT.1
Mer Kaerle van Vutkercke wort balliu2 van Brugghe. Maertin Lem, scoutheeten.3 Burchmeesters Mer Jan van Nieuwenhoue4, Jan De Vleeschauwer.5
1
Zie ook voor Brugge en Gent: J. Mertens. “Brugge en Gent. De Vertegenwoordiging van de ‘Leden’ in de Stadsmagistraat”. Qui valet ingenio. Liber Amicorum aangeboden aan Dr. Johan Decavele ter Gelegenheid van zijn 25-jarig Ambtsjubileum als Stads archivaris van Gent (red.). J. De Zutter., L. Charles. & A. Capiteyn, Gent, 1996, 385-391, voor Gent: J. van Leeuwen. “Het Decor van een Machtswissel: Ruimtegebruik bij de Gentse Wetsvernieuwing in de vijftiende Eeuw”. HMGOG, N.R., LVII (2003), 47-70 & voor Ieper: Mus, “Mutaties in de Samenstelling van de Ieperse Magistraat in de 15e Eeuw”, 77-92. Kaerle I van Halewyn (^ 25 november 1496), heer van Uitkerke. Zie Bijlage : Prosopografie, nr. . 2
Maertin Lem jr. (^ Leuven 27 maart 1488 n.s.), schildknaap. Zie Bijlage : Prosopografie, nr. . 3
Jan van Nieuwenhove, filius Michiels (^ Brugge 1 maart 1488 n.s.), ridder. Zie Bijlage : Prosopografie, nr. . 4
5
Jan De Vleeschauwer(e), ridder. Zie Bijlage : Prosopografie, nr. .
Chronike040.wpd 20
het derde boek : 1482-1487
DRIE LEDEN SLANDTS VAN VLAENDRE GOUUERNEREN.
[1484]1 TCASTEEL vande heere van Dudzeele2 bij ordonnantie vande Drie Leden van Vlaendre, wort gheraseirt. MAXIMILIAN, HERTOCH VAN OOSTENRIJCK, arriueirt ter Sluus3, int Zwijn4, met IC L scepen, doende veel scade in Casant5 ende tSint Anne ter Muide6; ende 1
Enkele keren doet zich een verschuiving in de chronologie van het hs. voor.
2
[In margine] SPORCLE ANNO 1483 (o.s.). Hierop wordt tot 1508 tussen Katarina van Stavele, weduwe van Jacob van Gistel, heer van Dudzele, diens kinderen en de Drie Leden van Vlaanderen een proces gevoerd voor de Raad van Vlaanderen en de Grote Raad van Mechelen (Blockmans, Handelingen 1477-1506, II, 1091, 1160-1168; E.C. II, f. [226] vb: 23 februari 1484 n.s.; L. G[alesloot.]. “Comment le Château de Dudzeele fut rasé en 1483 et des Suites de cet Événement”. ASÉB, (4e reeks) XXXII (1881-1882), 297-303; Memorieboek der Stad Ghent, I, 335; J. Van Acker. “Verwikkelingen rond de Sloping van het Kasteel van Dudzele, 1484-1508". B, LXXXV (1985), 128-130; Id., “Familie van Stavele (1298-1603)”, 82). 3
Sluis (Fr.: L' Écluse), gem. in Zeeuws-Vlaanderen, prov. Zeeland, N. (Custis, Jaerboecken der Stadt Brugghe, II, 224-225; de Flou, WT, XIV, 882-888; A. De Smet, “Origine des Ports du Zwin”, 139-141; Gailliard, Table analytique, 124-131; Gilliodts-Van Severen, Inventaire, VI, 452-453; Moerman. (^), Nederlandse Plaatsnamen, 212; Moreau, Dictionnaire, II, 96; M. Ryckaert. “Sluis”. LM, VII (München-Zürich, 1994-1995), 2010; Id., “The younger Zwin Port: Sluis”. Bruges and Zeebrugge. The City and the Sea, S.l. [Londen], 1995, 31; Schouteet, Catalogus, 13 nr. 18, 14, nr. 21, pl. iv, 42 nr. 131; J.H. van Dale. Een Blik op de Vorming der Stad Sluis en op den Aanleg harer Vestingswerken van 1382 tot 1587, Middelburg, 1871, 44-75 & pll.). 4
Het Zwin, inham aan de Noordzeekust, ontstaan tijdens de Duinkerke III-B transgressie (ca. 1134) door indringing van de zee vanuit de Sincfal landinwaarts tot de plaats waar Damme wordt gesticht, deels op het grondgebied van Sluis (Nederland) en Knokke-Heist (België) (J. Americkx. “Ontstaan en Evolutie van het Zwin in België”. Natuurwetenschappelijk Tijdschrift, XXXIV (1952), 99-110; Blockmans, Handelingen 14771506, II, 1144; R. De Gryse. “Brugge en de Organisatie van het Loodswezen van het Zwin op het einde van de 15e Eeuw”. HSÉB, CXII (1975), 61-130; A. De Smet, “Waterwegennet ten Noordoosten van Brugge in de 13de Eeuw”, 32-39, 51-52 & passim; Id., Histoire du Zwin, Brussel, 1939, 61 blz., hernomen in: Id., Album Antoine De Smet, (Publications du Centre National d’ Histoire des Sciences, IV), Brussel, 1974, 53-87, 63-68, 76-85 & passim (met lit.); Jos. De Smet. “De oude Kaarten van de Streek van het Zwin en de Brugse Haven in de Middeleeuwen”. WV, X:57 (1961), 169-173; B. Fossion. “Bruges et les petites Villes du Zwin. A propos des ‘Réseaux’ urbains”. Le Réseau urbain en Belgique dans une Perspective historique (1350-1850). Approche statistique et dynamique, Actes [du] 15e Colloque Internationale, Spa, 4-6 Septembre 1990, (PCCH, Reeks in-8/, 86), Brussel, 1992, 337-339; Gailliard, Table analytique, 458-462; Gilliodts-Van Severen, Inventaire, VI, 275-276, 357 & 448-452; Id., “Bruges :Port de Mer. Étude historique sur l’ État de cette Question [...]”. ASÉB, (5e het dagboek van romboudt de doppere
23
DRIE LEDEN SLANDTS VAN VLAENDRE GOUUERNEREN.
[zij] roofden al dat zij consten ende voerdent tscepe; ende [hij] vertrac met den goede corts daernaer.
[1483]1
HERTOCH MAXIMILIAN belecht de stede van Vtrecht2 ende gheduerde X weken; hendelic moeste de stede leueren bij faute van vitaille.
[1486]3
Reeks, VII) XLIV (1894), 1-540, 43-186 of de overdruk Brugge, 1895, 540 blz.; Schouteet, Catalogus, 15 nr. 25, pl. v; van Houtte, Geschiedenis van Brugge, 600; A.[E.]. Verhulst. “Middeleeuwse Inpolderingen en Bedijkingen van het Zwin”. Tijdschrift van de Belgische Vereniging voor Aardrijkskundige Studies, XXVIII (1959), 21-54). 5
Kadzand, in westelijk Zeeuws-Vlaanderen, prov. Zeeland, N. (de Budt, Chronicon, 603604; de Flou, WT, VI, 1074-1082). 6
Sint-Anna-ter-Muide, voormalige handelsstad op de linkeroever van het Zwin, tegenwoordig dorp in de gemeente Sluis (de Flou, WT, XIV, 572-580, 882-888 (Sluis); A. De Smet, “Origine des Ports du Zwin”, 132-134). 1
Enkele keren doet zich een verschuiving in de chronologie van het hs. voor.
2
Utrecht, stad, prov. Utrecht, N. Op 7 mei 1483 was de stad in handen gevallen van de bevelhebber van het Kasteel van Monfoort, Hendrik van Nyevelt. Maximiliaan I gaf het beleg van Monfoort op om Utrecht te onderwerpen: het beleg duurde ruim twee maanden en na onderhandelingen werden op 3 september 1483 de voorwaarden voor de vrede door Jan III van Montfoort aanvaard (“Annales rerum in Hollandia”, 81-149; de Fouw, Philips van Kleef, 62: 31 augustus 1483; Histoire des Païs-Bas, depuis 1477 jusqu’ en 1492, écrite en Forme de Journal, par un Auteur contemporain (XVe s.) (ed.). J.-J. De Smet. Corpus Chronicorum Flandriae (ed.). J.-J. De Smet, (CRH. Collection des Chroniques Belges inédites, Reeks in-4°, 3), (Brussel, 1856), III, 689-742, 701-702; Molinet, Chroniques, I, 419-424; Memorieboek der Stad Ghent, I, 335; Vander Meersch, “Esquisses historiques” (1),60-61, 312, 319; K. van Vliet. “Utrecht”. LM, VIII (München-Zürich, 1996-1997), 1352-1355; Vlaamsche Kronyk, 249; Zilverberg, David van Bourgondië, 84-87). 3
[In margine] ANNO 1485 (o.s.). Enkele keren doet zich een verschuiving in de chronologie van het hs. voor. [In margine] betekent van nu af aan “commentaar (glosse) in de marge van het handschrift toegevoegd.” Cfr. Inl. n. .
Chronike041.wpd 24
het derde boek : 1482-1487
DRIE LEDEN SLANDTS VAN VLAENDRE GOUUERNEREN.
HERTOCH MAXIMILIAN wort ghecroont binnen der stede van Aken1 als Roomsch coninck. MAXIMILIAN, ROOMSCH CONINCK, arriueirt in[t] Zwijn, ter Sluus, met IC LXXX scepen, doende te lande groote scade; [zij] verbarnen veel hofsteden ende lanthuezen.2 DE HEERE VAN ROMMONT3, capitain general vander zee, ten dienste vander Drie4 Leden slands van Vlaendre, doet groote scarmutsinghe vp sconincx volc [f 418 r] zo dat hij Cazant bescermde van brande. De landslieden namen de vlucht ende salueirden hemlieden binder stede vander Sluus. DE HEERE VAN ROMMONT bij laste vande Drie Leden slandts van Vlaender, stelt int Cleen Casteel vander Sluus, ghenaemt den Thor van Borgoigne5, eenen nieuwen capitain, ghenaemt Jacques Jaquinet6, in de platse van Anthonis van Nieuwenhoue7, ende verandert 1
Aken, (Duits: Aachen), stad, Nordrhein-Westfalen, D. Hij wordt op 16 februari 1486 op de Rijksdag te Frankfurt door de Duitse Keurvorsten tot Rooms koning verkozen en gekroond te Aken op 9 april 1486 (Boonen, Geschiedenis van Leuven, 70; de Budt, Chronicon, 653655; [Blommaert.], “Tooneelgenootschappen te Gent”, 386-390; Despars, Cronycke, IV, 271; L.-P. Gachard., A.J. Pinchart. & H. Nelis.]. Inventaire des Archives des Chambres des Comptes, précédé d’ une Notice historique sur ces anciennes Institutions, (Inventaires des Archives de Belgique, [...] (dir.).[L.-P.] Gachard), (Brussel, 1837-1879, 5 dln.; Reprint: Brussel, s.d.), I, 224, nr. 104; Gachard, “Lettres inédites”, 318-320, nr. 29; Gilliodts-Van Severen, Inventaire, VI, 266-269; Histoire des Pais-Bas, 711-714; Heinderycx, Jaerboeken van Veurne, II, 172; Het Boeck, 103-107; P. [Impens.], Petri Monachi Bethleemitici Chronica, 462-463, Molinet, Chroniques, I, 477-493, 501-516 & Vlaamsche Kronyk, 254; Moreau, Dictionnaire, I, 4, II, 5; E. Meuthen. “Aachen”. LM, I, (München-Zürich, 1977-1980), 1-3; Vander Meersch, “Esquisses historiques” (2), 451-453; A. Schulte. Die Kaiser und Königkrönungen zu Aachen, 813-1531, (Libelli, CXLIX*), Darrnstadt, 21965, 67-74, 98-100 & passim). 2
Brésin, Chroniques, 3-4; E.C., II, f. [227] ra: “ontrent sint Jansmesse”: 1 juli 1486; Despars, Cronycke, IV, 223. Jacob van Savoie (/ Chambéry 1447/52 - ^ Ham (Picardië) 30 januari 1486), baron van Vaux en graaf van Romont. Zie Bijlage : Prosopografie, nr. . 3
4
Drie) Drie drie herhaling geschrapt hs.
5
Cfr. Inl., n. .
6
Jacques Jaquinet, kapitein. Zie Bijlage : Prosopografie, nr. .
7
Anthuenis van Nieuwenhove, kapitein van het Klein Kasteel van Sluis, wordt op 26 januari 1486 (n.s.) te Gent terechtgesteld “omme dieswille dat zy met haerlieder complissen ende medeghesellen, tzamen voor hem lieden ghenomen ende gheconspireert hadden, ter eerster generaler processie ofte ten lancsten ter halfvasten marct, al doot te slane, gheestelic ende weerelick, dat die roomsch coninck Maximiliaen mede was, ende haerlieder roup niet het dagboek van romboudt de doppere
25
DRIE LEDEN SLANDTS VAN VLAENDRE GOUUERNEREN.
het garnison; ende [hij] voorziedet van allerande munitie ende vitualie1; zoo hij ooc dede int Groot Casteel2 ende binder stede vander Sluus teghens den coninck der Romeinen, twelc die van Vlaender daer naer wel becoste. EEN SOLDAET VANDEN Groote Casteele, wezende een matsenare3 van zijn ambocht, gaf te kennen in zijn dronckenscap dat hij des Roomsch conincx volc in tcasteel inlaten zoude, duer een gat twelck hij in de muer vanden casteel en maken zoude4, neffens het water ende daer vp ghelt ontfaen hadde.5 Om twelcke hij als verrader onthooft wiert ende ghequartiert. gheweten en hadde, tal welcken fine zy van als nu eenen nieuwen standaert ende baniere ghereet ghemaect hadden.” (Despars, Chronycke, IV, 275; wij onderlijnen). 1
victual(l)ie, vitallie, vitailge, vitualgie, znw., v., levensmiddelen, proviand, mondvooraad (Duclos, Bruges, 29; MNW, IX, 562-563; Verdam, Middelnederlandsch Handwoordenboek, 717; Pijnenburg. & van der Voort van der Kleij, Woordenboek Middelnederlands, 208; Pijnenburg. & Schoonheim, Middelnederlands Lexicon, 243). 2
Het Groot Kasteel, in 1386 tegenover de Toren van Bourgondië gebouwd (de Brock, “Kasteel van Sluis”, 85-87; van Dale, Blik op de Vorming der Stad Sluis, 49-50, 75-90). 3
Custis, Jaerboecken der Stadt Brugghe, II,225: “die welcke niet en twijffelden of zy en zouden tcasteel aldaer ooc themlieden waerts ghecreghen hebben, duer zekere gat, daer Joos de Smet, maetsenare, met meester Jan van Haernen, temmerman, hemlieden ten dien ende hadden beloven te makene, maer certain zy misten, duer svoorzeits maetsenaers dronckenscip, die tzelve niet ghezwijghen en conste, zo dat zyder beede omme ghequartiert wierden,” [...]; wij onderlijnen; Despars, Chronycke, 223-224. 4
zoude) zoude boven de lijn toegevoegd hs.
5
E.C. II, f. [227] rb: “doe was ter Sluys onthooft ende ghequarteleirt een Saudenier vanden Groten Casteele [...]”: 21 maart 1486. Despars verplaatst ten onrechte het verhaal naar juni 1482 (de Fouw, Philips van Kleef, 93, n. 86; Despars, Chronycke, 223-224).
Chronike041.wpd 26
het derde boek : 1482-1487
DRIE LEDEN SLANDTS VAN VLAENDRE GOUUERNEREN.
BASTAERT COMMUN1, capitain van een roebargie2 ter Sluus, compt te Vlissinghe3 ende nam gheuanghen eenen Claijs vander Beckene4 van Damme5, ende Pieter Snellaert6 van Ghendt, ende leuerde die in Cleen Casteel vander Sluus7. BOUDIN HEINDRICX WAS CAPITAIN VANDER Sluus8 ende daer naer Jan Heindricx, zijn broeder9.
[1485]10
1
Bastaert Commun. Zie Bijlage : Prosopografie, nr. .
2
baerdse, barge, roeyschip, roebargie, znw., v., boot, sloep met riemen geroeid (MNW, I, 518;Verdam, Middelnederlandsch Handwoordenboek, 49, 497; Pijnenburg. & vander Voort van der Kleij, Woordenboek Middelnederlands, 31; Pijnenburg. & Schoonheim, Middelnederlands Lexicon, 31). 3
Vlissingen, gemeente aan de zuidkust van Walcheren, prov. Zeeland, N.
4
Cla(e)ys, Clais Van der Beckene, Berkene. Zie Bijlage : Prosopografie, nr. .
5
Damme, stad, prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, B. (de Flou, WT, III, 94-105; A. De Smet, “Origine des Ports du Zwin”, 127-132; L. Devliegher. Damme, (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 5), Tielt, 1971, 13-25, 192-195 (met lit.); Ganshof, Pages d’ Histoire, 107113; Moreau, Dictionnaire, II, 88; H.C.E.M. Rottier. “Nieuwe Steden in de Middeleeuwen”. SPH, XV (1980), 66-73, 71; M. Ryckaert. “Damme”. LM, III (München-Zürich, 1984-1986), 474-475; Schouteet, Catalogus, 13 nr. 18, 14, nr. 21, pl. iv; R. Vandenberghe. “Bijdrage tot de Geschiedenis van Damme”. Damme (dir.). H. Hoste, Antwerpen, 1956, 45-126). 6
Pieter Snellaert. Zie Bijlage : Prosopografie, nr. .
7
E.C. II, f. [227] rab. Despars verplaatst ten onrechte het verhaal naar juni 1482 én naar maart 1485 (de Fouw, Philips van Kleef, 93 n. 86; Despars, Chronycke, 224, 245). Boudin Heindericx, Heyndrycx, filius Balduini (^ 12 april 1505). Zie Bijlage : Prosopografie, nr. 8
9
Jan Heindericx, Heyndrycx, filius Balduini. Zie Bijlage : Prosopografie, nr.
10
Enkele keren doet zich een verschuiving in de chronologie van het hs. voor.
het dagboek van romboudt de doppere
29
DRIE LEDEN SLANDTS VAN VLAENDRE GOUUERNEREN.
JAN VAN RIEBEKE1, LODEWIJC STEYLIN2, burchmeesters van Brugghe. Jan van Nieuwenhoue, filius Claijs3, scoutheeten.
[1486]4 DEN CONINC VANDE ROMEINEN arriueirt voor de stede van Brugghe met5 groote macht van volcke; waer in dat veel notable ende machteghe vander stede waren, die ouer zijn zijde commen waren, om de stede sinisterlic in te nemen; maer en wiert niet gheeffectueirt, duer dat hij met zijn volc een dach te late quam; midsgaders dat scrickeljaer was6, zoo dat bij dien, zijn ghealierde die binder [f 418 v] stede waren, gheen correspondentie en hielden: het concept vander entreprise was dat, alzo haest als de ghealierde van binnen zouden zekerheit ghehadt hebben, vanden welke van buuten zouden de wacht vande poorte dootghesmeten hebben, [zij zouden]7 den Roomsch coninc met zijn volc inghelaten hebben8. GHEDEPUTEIRDE VAN BRUGGHE9 arriueren ter Sluus ende trecken met eenen boot tot int scip, bij den Roomsch coninc die in de hauene vander Sluus met menichte van scepen was ligghende; men zeijde dat zij daer commen waren om te tracteren van paeyse, maer ander verstondent anders. Emmers daer was zoo ghetracteirt dat den Roomsch coninc met een deel van zijnen volck [trac] te lande, onder welck dat waren veele notabel poorters van Brugghe; ende [zij] trocken naer Ardenburch10, ende van daer quamen zij te Brugghe. 1
Jan van Riebeke. Zie Bijlage : Prosopografie, nr.
2
Lodewijc Steylin. Zie Bijlage : Prosopografie, nr. . In margine, verwijzing naar f. 419 verso. 3
Jan(ne) van Nieuwenhove, filius Clais. Zie Bijlage : Prosopografie, nr.
4
Enkele keren doet zich een verschuiving in de chronologie van het hs. voor.
5
[In margine] Entreprise ende conspiratie vanden coninc der Romeinen ontdect (E.C. II, f. 227 rb). 6
sic hs.
7
de wacht vande poorte dootghesmeten hebben, ende den Roomsch coninc ) hs.
8
E.C. II, f. [227] rb: “ende den dach van sinte Mathijs”: 25 februari 1486 (n.s.).
9
[In margine] Communicatie van paise tusschen Maximilian ende eenighen van Brugghe (E.C. II, f. [227] va: 5 augustus 1486). 10
Aardenburg, stad in westelijk Zeeuws-Vlaanderen, prov. Zeeland, N., tot 1604 tot het graafschap Vlaanderen behorend. Hoofdplaats van het Aardenburg Ambacht: het gebied rond Chronike043.wpd 30
het derde boek : 1482-1487
DRIE LEDEN SLANDTS VAN VLAENDRE GOUUERNEREN.
[1485]1 JAN VAN RIEBEKE2, Fransoijs van Bassevelde3, Zegher van Roode4, Anthuenis de Labie5, Peter vander Eecke, clerc vanden bloede6, ende meer ander notabel poorters vander stede vertrecken vut Brugghe. EEN SCOON NIEU HUUS staende ter Mude, bijder Sluus, twelck die van Brugghe hadden ghedaen maken om die vander Mude recht ende wet te doene, wiert verbarnt bij die vander Sluus7. Aardenburg - één der belangrijkste omschrijvingen van de kasselrij van het Vrije van Brugge behoorde tot Aardenburg Ambacht en bestond uit de dorpen Hannekenswerve, Heille, Cadzand, Coxide, Sint-Baafs, Sinte-Kruis (bij Aardenburg), een gedeelte van Sint-Laureins en verschillende buitenparochies van Aardenburg (de Flou, WT, I, 107-120; H. Hinz. “Aardenburg”. LM, I, (München-Zürich, 1977-1980), 6; Moreau, Dictionnaire, I, 356, II, 18; E. N[eylants.]. [= A. Viaene.]. “Aardenburg als Bedevaartplaats 1464”. B, LXXXIV (1973), 173; H. Pirenne. “Causerie sur Ardenbourg”. Compte rendu du XXe Congrès archéologique et historique, tenu à Gand du 2 au 7 Avril 1907 (ed.). P. Bergmans, I, (Gent, 1907), 141-150, herdrukt in: Id., Les Villes et les Institutions urbaines, (Parijs, 61939, 2 dln.), II, 131-139). 1
Enkele keren doet zich een verschuiving in de chronologie van het hs. voor.
2
[In margine] Notable vertrecken vut Brugghe. (Custis, Jaerboecken der Stadt Brugghe, II, 251). 3
François Van Bassevelde. Zie Bijlage : Prosopografie, nr.
4
Zegher, Zeghin Van Rooden. Zie Bijlage : Prosopografie, nr.
5
Anthuenis (De) Labe, Labie, Labye. Zie Bijlage : Prosopografie, nr.
6
Pieter Van der Ee(c)ke. Zie Bijlage : Prosopografie, nr. .
7
E.C. II, f. 228 ra.
het dagboek van romboudt de doppere
31
DRIE LEDEN SLANDTS VAN VLAENDRE GOUUERNEREN.
[1484]1 IN TCLEEN CASTEEL VANDER SLUUS2 was een groote beroerte, duer dat eenen Roegier de Mol3, Maertin vander Busschieter4, met noch V visschers van Heijst5 ende Blanckeberghe6 met ander huerlieder adherente7, gheconspireirt hadden den capitain vanden casteele te vanghen, ende hemlieden meester vanden casteele te maken; ende tzelue te leueren in handen vanden coninc vander Romeinen die met zijn scepen lach int Zwijn, ter Sluus. Omme twelcke te effectueren, vp een nuchterstont vernomen hebbende dat veel soldaden vanden casteele naer der stede vander Sluus ghetrocken waren ende andere noch slapende waren, [zij] ghinghen in de camer vanden capitain ende meenden hem te ouervallen; maer den capitain stelde hem ter weere ende slouch den voorseiden Roegier, bij naerst zijn[de], een handt of, zo dat bij dien dander perplex waren; ende den capitain ontscoot hemlieden ende gherochte bouen vp de fortresse met enighe van zijn ghezellen; twelc zij langhe clouckelic hielden; ende duer het gheroup zoo wierdent die vanden Grooten Casteele gheware; zoo ooc deden die [f 419 r] vander stede vander Sluus, de welcke quamen met booten die zij ouerhaelden int water vanden casteele; ende [zij] sloughen met fortse met hameren ende bijlen dueren ende veinsters, ende wierden zoo 1
Enkele keren doet zich een verschuiving in de chronologie van het hs. voor.
2
[In margine] Commotie ende dissentie int Cleen Casteel ter Sluus (E.C. II, ff. [227] va - [228] rb: 28 mei 1484). Custis en Despars verplaatsen ten onrechte het verhaal naar 28 maart 1485 (Custis, Jaerhoecken der Stadt Brugghe, II, 244 & Despars, Cronycke, IV, 245-246; de Fouw, Philips van Kleef, 93 n. 86). 3
Roegier de Mol. Zie Bijlage : Prosopografie, nr. .
4
Martin vander Busschieter. Zie Bijlage : Prosopografie, nr. .
5
Heist (Fr.: Heyst), gem. in de kasselrij van het Brugse Vrije, dgm. Knokke-Heist, in de prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, B. (de Flou, WT, V, 735-761; Devliegher, Zwinstreek, 53-63; J. Mertens. “Heist”. GB, I (Brussel, 1980), 358). 6
Blankenberge (Fr. Blankenberghe), gem. in de prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, B. (C. Carton. “Notice sur Blankenberghe”. ASÉB, (1e Reeks, III) III (1841), 53-144, 53-111; de Flou, WT, II, 95-101; Id., WT, XVIII, 993; De Smet, “Dénombrement”, 144; J. Mertens. “Blankenberge”. GB, I (Brussel, 1980), 115-116; É. Vanden Bussche. “Blankenberghe et son Passée historique”. F, VI (1874-1875), 5-42, 127-159, 225-252 & 369-404 & Ib., VII (1875), 27-40, 157-178 & 239-280). 7
Zie in het algemeen, voor de rivaliteit onder de Vlaamse havens tussen 1481 en 1490: R. Degryse. “De Vlaamse Haringvisserij in de XVe Eeuw”. HSÉB, LXXXVIII (1951), 116133, 127-133; R. Doehaerd. “La Genèse d’ une Entreprise maritime. Les Pêcheurs de Wenduine au XVe Siècle”. Contributions à l’ Histoire économique et sociale, I (1962), 6-38, passim. het dagboek van romboudt de doppere
33
DRIE LEDEN SLANDTS VAN VLAENDRE GOUUERNEREN.
meesters vanden casteele. De voornoomde conspirateurs die beneden waren, hadden bannieren ende tekenen vutghesteken van root saeij1 ende wit linewaet om assistentie thebben vander volcke vander Roomsch coninc; maer en wierdent niet gheware, bij de welcke zij gheen assistentie en consten ghecrighen. Aldaer wierden de voornoomde conspirateurs dootghesmeten ende Jacop van Male2 die daer te vooren castelain vanden casteele was, vut ghesteken3 ende zijn goet verbuert.
[1485]4 ACCORT5 VAN PAYSE TUSSCHEN DEN ROOMSCH CONINCK ENDE DEN6 LANDE VAN VLAENDRE MAXIMILIANUS, ROOMSCH CONINC, hielt zijn residentie binnen der stede van Brugghe met scoonen state van edelen, die ghelogiert waren [bij] diuersche lieden in eerenhuusen7, aldaer men hemlieden alle eere ende goet tractement dede8; hendelic naer veel communicatien ende tusschenspreken wiert een accort van paise ghemaect9; ende onder 1
saey, sa(e)ye, znw., o., saai, wollen stof (Verdam, Middelnederlandsch Handwoordenboek, 504). 2
Jacop van Male. Zie Bijlage : Prosopografie, nr. .
3
utesteken, uytsteken, st. ww., trans., met de accusatief van de persoon, betekent verdrijven, verjagen (Verdam, Middelnederlandsch Handwoordenboek, 635). 4
Enkele keren doet zich een verschuiving in de chronologie van het hs. voor.
5
Blockmans, Handelingen 1477-1506, I, 350-353, nrs. 232-233: 9-13 juni 1485; Custis, Jaerboecken der Stadt Brugghe, II, 246-250; Van Bruaene, Gentse Memorieboeken, 158. 6
DEN ) CONINCK ENDE DEN interlineair herhaald hs.
7
huusen ) in diuersche lieden van eerenhuusen hs.
8
E.C. II, f. [228] ra: 23 juni 1485.
Cfr. Parijs, Bibliothèque Nationale de France, Fonds français, Ms. 17909, 84 r/-85 r/ (= [L.-P.] Gachard. La Bibliothèque Nationale à Paris. Notices et Extraits des Manuscrits qui concernent l’ Histoire de Belgique, (CRH. Documents inédits relatifs à l’ Histoire de Belgique, Reeks in-4/, 17), (Brussel, 1875-1877 ,2 dln.), I, 352-354 n/ 111; Blockmans, Handelingen 1477-1506, I, 354-356, nr. 234: 18 juni 1485; Custis, Jaerboecken der Stadt Brugghe, II, 248-254; Dagboek van Gent, II, 260-262 & Vlaamsche Kronyk, 252: 12 juni 1485 (Brugge); E.C., II, f. [228] rab, Memorieboek der Stad Ghent, I, 342 & Vlaamsche Kronyk, 252: 22-23 juni 1485 (Gent); Pirenne, Histoire de Belgique, 3III, 41-42; Id., Histoire 9
Chronike044.wpd 34
het derde boek : 1482-1487
DRIE LEDEN SLANDTS VAN VLAENDRE GOUUERNEREN.
ander articulen, zoo vergaf den voornoomden coninc al tgunt dat bij de voornoomde vande Lande teghens zijnder hoocheit zou de moghen mesdaen1 wezen, ghereserueirt X persoonen die hij buuten den zeluen paijse sloot2; maer [hij] wilde die behouden om zijnen wille mede te doene. Nopende het gouuernement vande Lande, dat zoude ghescieden vut zijnder name, als vader vanden voornoomden jonghen hertoch Philips, zijnen zone ende als voocht ende momboir vanden zeluen, gheduerende zijn onbejaertheit.3 de Belgique, 4II, 34-35: 21 juni 1485 (Brugge); De Bast, “Belegering”, 29-34, Diegerick, Inventaire analytique, IV, 112-114, nr. 1153 & Gilliodts- Van Severen, Inventaire, VI, 251: 28 juni 1485; Despars, Cronycke, IV, 255-256, 260-264 & Het Boeck, 75-76: 23-24 juni 1485; Heinderycx, Jaerboeken van Veurne, II, 172; Molinet, Chroniques, I, 458-462; Vander Meersch, “Esquisses historiques” (2), 335-336. 1
[In margine] 10 persoonen buuten Paeijse ghesloten: verso fol. IIIIc XIX, Lodewijc Steijlin, Pieter vander Eecke (Art. 14; Custis, Jaerboecken der Stadt Brugghe, II, 250; Diegerick, Inventaire analytique, IV, 114 (Brugge: 10); Memorieboek der Stad Ghent, I, 342; Jan Van den Vivere. Chronijcke van Ghendt [XVIe-XVIIe eeuw; 1301-1632]. Handschrift deelmakende van het Archief van Burchtgraaf Vilain XIIII, te Bazel (ed.). Fr. De Potter, Gent, 1885, 40-41 (Gent: 6 & Ieper: 8 personen); Vlaamsche Kronyk, 253). 2
Zie over Jan Van den Vivere en dit hs.: Fris, Bibliographie, I, 59-60, II, 37-39; J. Scheerder. “La ‘Chronycke van Ghendt’ de J. Van de Vivere et autres Annotateurs”. RHE, XXXV (1939), 533-538; Id., “Handschriften van Gentse Kronieken”, 17 n. 11, 19 n. 27, 3334; Van Bruaene, Gentse Memorieboeken, 93 n. 112 & 252-253 n. 23). 3
Art. 1 (Custis, Jaerboecken der Stadt Brugghe, II, 248-249; Diegerick, Inventaire analytique, IV, 112; Janssens, “Mer P. Lanchals”, 125; Memorieboek der Stad Ghent, I, 342; É. Vanden Bussche. “Un Épisode des Troubles sous Maximilien: Interrogatoire de Jacques de Ghistelles”. F, II (1868-1869), 186-192, 190-191: “Item, ende alwaert zo dat alle deze voorseyde zaken ende articlen vooren verhaelt, waer waren, dat neen, noch niet blycken en zullen zo voorseyd es, zo vermeit hy hem dat van allen den voorseyden zaken pays ghemaect es, ende generale abolitie of remissie by alle den Lande van Vlaenderen int generale ende ooc int speciale ghegheven, by den voorseyden conync van den Romainen, ende by alle den voorseyden van den lande, eedt ghedaen den voorseyden ‘t onderhoudene, die also onderhouden helft ghezyn tote den daghe van heden, ende helft elc daerof ghebruuct.”
het dagboek van romboudt de doppere
35
DRIE LEDEN SLANDTS VAN VLAENDRE GOUUERNEREN.
WET1 VAN BRUGGHE wort vermaect by commissarissen2 vanden coninc der Romeinen. MER JOOS VAN VASSENARE3, mer Joos van Halewin4, burchmeesters, Mer Pieter Lanckhals5, scoutheeten. Alle de dekens6 wierden vereet van sconincxweghe, ende bleuen an tot Septembre 1486. 1
[In margine] JUNlUS [1485]. (Het Boeck, 76: 30 juni 1485; Janssens, “Mer P. Lanchals”, 126: 1 juli 1485). 2
Te Ieper wordt de magistraat vernieuwd door Jan van Coppenolle, in naam van de Leden van Vlaanderen (Dagboek van Gent, II, 262-263: 22 juni 1485; A. De Bast. “Belegering der Stad Gent 1488”. BM, IX (1845), 23-36, 28-34; Custis, Jaerboecken der Stadt Brugghe, II, 255-256, Despars, Cronycke, IV, 264, E.C., II, f. 228 rb, Gilliodts-Van Severen, Inventaire, VI, 263 & Janssens, “Macht en Onmacht”, 11, 12 nn. 27 & 28: 30 juni 1485; Vlaamsche Kronyk, 253: Brugge 24 juni 1485; Van Duyse. & De Busscher, lnventaire analytique, 256-257, nr. 737: 28 juni 1485). Voor het Brugse Vrije wordt de magistraat vernieuwd op 2 juli 1485 (Het Boeck, 76) en op 18 oktober 1485 (J. Colens. “Un Magistrat perpétuel malgré lui. Moeurs administratives de la Flandre ancienne”. F, X (1879),133-170 & 259-318,136-138; Vanden Bussche, Inventaire, II, 15 nr. 16; cfr. Id., Inventaire, I, 203 nrs. 549 & 550 & Ib., II, 16 nr. 23). Te Gent worden op 8 juni 1485 de schepenen veranderd “naer daude costume en previlegie van den coninc Phelips” (Gent, UB, hs. 2554, f 56 v/; Memorieboek der Stad Ghent, I, ) en op 22 juli 1485 “bij alleene commissarisssen” (Gent, UB, hs. 2554, f 56 v/; Memorieboek der Stad Ghent, I, ); Van Bruaene, Gentse Memorieboeken, 125; van Leeuwen, “Het Decor van een Machtswissel”, 50, 59). Joos II van Varsenare (Fr.: Josse de Varsenare) (^ 7 maart 1490 n.s.). Zie Bijlage : Prosopografie, nr. . 3
4
Joos van Halewyn (Fr.: Josse de Halluin, de Halewin), jonkheer, heer van Westkapelle Zie Bijlage : Prosopografie, nr. . Pieter Lanc(k)hals (Fr: Pierre Lanchals) (^ Brugge 22 maart 1488 n.s.). Zie Bijlage : Prosopografie, nr. . 5
6
Custis, Jaerboecken der Stadt Brugghe, II, 259: 2 juli 1485 (vernieuwde eed); cfr. Janssens, “Macht en Onmacht”, 11 n. 23: 30 juni 1485).
Chronike044.wpd 36
het derde boek : 1482-1487
MAXIMILIANUS GOUUERNEIRT ALS VADER ENDE MOMBOIR VANDEN JONGHEN HERTOCH PHILIPS, ZIJNEN ZONE.
MER PHILIPS VAN RAUESTAIN1, filius Adolf van Cleeuen2, neemt in met menichte van volcke, het Groot Casteel ter Sluus; zoo oock het Cleen Casteel ende der stede vander Sluus; ende [hij] dede rumen alle het garnison dat daer in was van weghen den Lande van Vlaendre; ende [hij] stelde ander garnison in vuter name vanden coninc der Romeinen. Philips Monseur3 was daer capitain4. MAXIMILIANUS, Rooms coninck, vertrect van Brugghe naer Ghendt, aldaer hij zeer eerlicken ontfaen wiert5. Maer daer ghebuerde groote beroerte binnen Ghendt, vp de Veebrugghe6; twelc wiert ghepaijsiert bij die vander Wet ende de vpzetters onthooft7. MAXIMILIANUS als voocht ende momboir van zijnen kijnde, hertoch Philips, bezweert het Landt van Vlaendre binder stede van Ghendt8; aldaer hem tsijnder wellecomme ghepresenteirt was zijnen voornoomden jonghen zone; ende [f 419 v]
1
Filips van Kleef , heer van Ravenstein (/1456 - ^ 1528). Zie Bijlage : Prosopografie, nr. .
Adolf van Kleef en Mark, heer van Ravenstein en van Wijnendale (° 1425 - ^ 12 oktober 1492). Zie Bijlage : Prosopografie, nr. 2
3
Filips van Kleef, heer van Ravenstein (1456-1528), werd in de volksmond Filips Monseur of Philippe Monsieur genoemd (Despars, Cronycke, IV, 281, 298; Surquet, Mémoires, 548; Vander Meersch, “Esquisses historiques” (1), 111 n. 1). 4
de Fouw, Philips van Kleef, 90: 8 juli 1485.
5
Van den Vivere, Chronijcke van Ghendt, 40: 7 juli 1485; Vander Meersch, “Esquisses historiques” (2), 341-343. 6
De Veebrug, nu de Grasbrug (J. Decavele. Panoramisch Gezicht op Gent in 1534. Uitgegeven naar Aanleiding van de Kunsttentoonstellingen “Gent, Duizend Jaar Kunst en Kultuur”, 19 April - 14 September 1975, (PCHU, Reeks in-4/, 5), Brussel, 1975, plan tussen 28-29, nr. 320; Despars, Cronycke, IV, 270: 10 juli 1485; K. De Vinck. De Metamorfosen van een Stadsgezicht. De Graslei en de Koornlei te Gent van de Middeleeuwen tot Vandaag, (VMGOG, XIII), Gent, 1976, 9-10, 13-16, 22, 24 & passim). 7
De Fouw, Philips van Kleef, 90-91: 11 juli 1485; Van den Vivere, Chronijcke van Ghendt, 41-42: 9 juli 1485. 8
Blockmans, Handelingen 1477-1506, I, 354-356, nr. 234; Pirenne, Histoire de Belgique, III, 41-42; Id., Histoire de Belgique, 4II, 34-35: 3 juli 1485 (Gent); Despars, Cronycke, IV, 268-269: 7-8 juli 1485; Memorieboek der Stad Ghent, I, 343: 27 juni 1485; Vlaamsche Kronyk, 252. 3
het dagboek van romboudt de doppere
39
MAXIMILIANUS GOUUERNEIRT ALS VADER ENDE MOMBOIR VANDEN JONGHEN HERTOCH PHILIPS, ZIJNEN ZONE.
de Wet wiert vermaect van zijnder weghe; [hij] vertrack corts daer naer1 naer Bruessel2 ende Mechele3, vermakende allomme de Wetten; [hij] bleef te Mechele4 met zijnen zone langhe ligghen.
[1486]5
1
Blockmans, Handelingen 1477-1506, I, 361-362, nr. 237: 27 juli 1485; Despars, Cronycke, IV, 271 & E.C. II, f. [228] va : 29 juli 1485. 2
Brussel (Fr.: Bruxelles), stad, prov. Brabant, arr. Brussel, B. (J. Bartier. “De Bourgondische en Habsburgse Centralisatie”. Brussel, Groei van een Hoofdstad (dir.). J. Stengers, Antwerpen, 1979, 77-90, 80-85; P. Bonenfant. “Bruxelles et la Maison de Bourgogne”. Bruxelles au XVme Siècle. Catalogue d’ Exposition (red.). P. Bonenfant. e.a., Brussel, 1953, 21-32; J. Kreps. “Bruxelles, Résidence de Philippe le Bon”. Ib., 155-163; M. Martens. “Bruxelles, Capitale”. Ib., 33-52; Id., “Brüssel”. LM, II (München-Zürich, 19811983), 795-796; F. Favresse. “Documents relatifs à l’ Histoire politique intérieure de Bruxelles de 1477 à 1480”. BCRH, XCVIII (1934), 29-125; Ph. Godding. “Een Stad acht Eeuwen omgeven met Dorpen (van de 11de tot het Midden van de 18de Eeuw): Juridische Betrekkingen tussen de Stad en haar Omgeving”. Het Gewest Brussel. Van de oude Dorpen tot de Stad van nu, (PCHU, Reeks in-4/, 16), (dir.). A. Smolar-Meynart. & J. Stengers, Brussel, 1989, 110-117; A. Smolar-Meynart. “Een Stad acht Eeuwen omgeven met Dorpen (van de 11de tot het Midden van de 18de Eeuw): De Evolutie van het Stadslandschap”. Ib., 44-79; Id., “Bruxelles face au Pouvoir ducal: La Portée des Conflits de Juridiction et d’ Autorité sous Philippe le Bon”. Les Pays-Bas bourguignons. Histoire et Institutions, Mélanges André Uyttebrouck, publiés par J.-M. Duvosquel., J. Nazet. & A. Vanrie, (ABB. Num. spéc., 53), Brussel, 1996, 373-384; Henne. & Wauters, Histoire de la Ville de Bruxelles, 276-382; L. Verniers. Un Millénaire d’ Histoire de Bruxelles depuis les Origines jusqu’ en 1830, Brussel, 1965, 140-146; L. Zylbergeld. “Brussel”. GB, II, (Brussel, 1980), 1317-1328). 3
Mechelen (Fr.: Malines), stad, prov. Antwerpen, arr. Mechelen, B. (H. Joosen. & S. Vandenberghe. “Mechelen”. GB, I (Brussel, 1980), 639-645; L. [Th.]. Maes. “Pourquoi la Ville de Malines est-elle devenue la Capitale juridique des Pays de par deça (Le Rôle de Charles le Téméraire)?”. Droit privé et Institutions régionales. Études historiques offertes à Jean Yver, (Publications de l’ Université de Rouen), Parijs, 1976, 481-491 & hernomen in: Id., Recht heeft vele Significatie. Rechtshistorische Opstellen van Prof. Dr. L. Th. Maes (red.). J. Asaert. e.a., Brussel, 1979, 121-135; Moreau, Dictionnaire, II, 154; R. Van Uytven. “Mecheln”. LM, VI (München-Zürich, 1993), 436-437; Weightman, Margaret of York2, 122126, 231). 4
De Smedt, “15e Chapitre”, 7-8: ná 22 juli 1485; Despars, Cronycke, IV, 271.
5
Enkele keren doet zich een verschuiving in de chronologie van het hs. voor.
Chronike046.wpd 40
het derde boek : 1482-1487
MAXIMILIANUS GOUUERNEIRT ALS VADER ENDE MOMBOIR VANDEN JONGHEN HERTOCH PHILIPS, ZIJNEN ZONE.
FREDERICUS1, KEIJSER VAN ROOME2 arriueirt te Brugghe met Maximilianus, den Roomsch coninc, zijnen zone, zittende in een osbaer3, want een zeer out man was; aldaer dat groote eere thuerlieder incompste ende triumphe betoocht was bij die vander Wet ende notable, met de Natie vande Oosterlinghen4 ende andre, die hemlieden alnieu ghecleet hadden zeer costelic, ende de straten vander poorte totten houe behanghen ende verchiert met tapitserie5 ende schoone tooghen met veel barnende tortsen ende scoone vieren van triumphe.
[1485]6
1
[In margine] ANNO 1486 AUGUSTUS. (Dagboek van Gent, II, 263, E.C. II, f. [228] vb, V. Fris. “Uittreksels uit de Stadsrekeningen van Geeraardsbergen van 1475 tot 1658”. BMGOG, XX (1912), 45-99, 163-227, 316-377 & 396-426, geciteerd naar de overdruk Gent, 1912, 121 blz., 11 & Pirenne, Histoire de Belgique, 3III, 42; Id., Histoire de Belgique, 4II, 35: 29 juli 1486; Het Boeck, 116-127 & Vlaamsche Kronyk, 255: 1 augustus 1486; Despars, Cronycke, IV, 278-279; A. Dewitte. “Wapenschilden te Brugge in de late Middeleeuwen”. BO, XXXI (1991), 171-175, 172-173: 6 augustus 1486; Gilliodts-Van Severen, Inventaire, VI, 268-269: 11 augustus 1486; Histoire des Païs-Bas, 714; Vander Meersch, “Esquisses historiques” (2), 454). Frederik III van Oostenrijk-Habsburg, keizer der Romeinen (/1415 - ^ 1493). Zie Bijlage : Prosopografie, nr. . 2
3
osbaer, osbare, znw., v., draagstoel, rosbaar (MNW, V, 2003-2004; Verdam, Middelnederlandsch Handwoordenboek, 446). 4
Het Boeck, 128-129: 3 augustus 1486. Cfr. [Desmidt.], Oosterlingenhuis te Brugge, 9-10; Génard, “Joyeuse Entrée et Inauguration de l’ Archiduc Charles à Anvers, en 1515”, 405-406. Zie ook supra Inl. n. . 5
In de Brugse stadskleuren: rood, wit en blauw (E. Veys. “Notice sur les anciens Sceaux et Armoiries de la Ville de Bruges”. ASÉB, (1e Reeks, I) I (1839), 71-81, 80-81; E. Duverger. “Tapijtwevers, Tapijthandel en Tapijtwerk in Brugge van de late Middeleeuwen tot het Begin van de achttiende Eeuw”. Brugge en de Tapijtkunst. [Catalogus van de] Tentoonstelling “Meesterwerken van de Brugse Tapijtkunst”, Brugge, Gruuthusemuseum & Memlingmuseum, 8 Juli - 18 Oktober 1987 (eds.). G. Delmarcel. & E. Duverger, BruggeMoeskroen, 1987, 17-99, 20-57. 6
Enkele keren doet zich een verschuiving in de chronologie van het hs. voor.
het dagboek van romboudt de doppere
41
MAXIMILIANUS GOUUERNEIRT ALS VADER ENDE MOMBOIR VANDEN JONGHEN HERTOCH PHILIPS, ZIJNEN ZONE.
Lodewijc STEILIN1, hier te vooren burchmeester vander Course2 die hem langhe binden [t]Clooster vande Jacopinen3 gheabsenteirt hadde, wort gheuanghen met Pieter vander Eecke, clerc vanden bloede ende meer andere, als wesende vande X persoonen die 1
[In margine] 418. E.C. II, f. [229] rab. Zie supra nn. & .
2
Despars, Cronycke, IV, 269-270: 7 juli 1485.
3
Klooster van de Dominicanen, tclooster vande Jacopinen, ook Jacobijnen genoemd. De Dominicanen of Predikheren, O.P., kwamen zich in 1233-1236 te Brugge vestigen langs de Predikherenrei. Kerk en klooster werden in 1796 op last van het Frans bestuur onteigend en verkocht. De Predikherenstraat, destijds Braambergstraat of Jacobijnenstraat genoemd, ontleent haar naam aan hetzelfde klooster (D. Berg. “Dominikaner”. LM, III (MünchenZürich, 1984-1986), 1205-1207; P. Declerck. “Gauthier de Marvis, Évêque de Tournai (12191252) et les Frères Prêcheurs”. Archivum Fratrum Praedicatorum, XX (1950), 330-334; M. De Wulf. “De kerkelijke Architectuur van de Dominikanen te Brugge”. Gentse Bijdragen tot de Kunstgeschiedenis, XVIII (1959-1960), 107-157; Duclos, Bruges, 563-564; P. Meulepas. “De Predikheeren te Brugge”. B, XLV (1939), 233-237; Michiels, Iconografie, II, 64-65; Ryckaert. & Morsa, Brugge, 183, 233; Schouteet, Marcus Gerards, 7; Id., Straatnamen, 172; Simons, Bedelordekloosters, 75-77; Vandewalle, “Natiehuis van de Portugezen”, 180, n. 43; van Houtte, Geschiedenis van Brugge, 231-36, 280-82, 348, 365, 371, 423, 465-68, 471, 516; Vermeersch, Brugge, 59, 65, 81, 212, 244, 278, 375; Verschelde, “Étude sur les Noms”, 373, 406; M.-H. Vicaire. “Frères prêcheurs, Ordre des, I”. DHGE (dir.). R. Aubert, XVIII, (Parijs, 1977), 1370-1410).
Chronike046.wpd 42
het derde boek : 1482-1487
MAXIMILIANUS GOUUERNEIRT ALS VADER ENDE MOMBOIR VANDEN JONGHEN HERTOCH PHILIPS, ZIJNEN ZONE.
buuten payse ghesloten waren; ende [zij] worden vp de Mart1 onthooft2 in presentie vande ghecommitteirde vanden coninc der Romeinen3.
[1487]4 DEN5 JONGHEN HERTOCH PHILIPS met veel heeren houden [f 420 r] huerlieder6 residentie in Brabant7; men dede Wet alomme in sprinchens Landen, vuter name vanden 1
De Mart, Markt of de Grote Markt (De Smet, “Brugsche Straatnamen”, 9, 26; Michiels, Iconografie, I, 53-90, III, 216-217; Id., De Brugse Markt, 1200-1918. Catalogus [van de] Tentoonstelling Bank van Brussel, Markt, Brugge, 15 December 1973-13 Januari 1974, Brugge, 1973, 11-25; J. Notredaeme. “De vroegste Geschiedenis van Brugge. IV. Het Probleem van de twee Marktpleinen”. HSÉB, CXII (1975), 190-204, 191-94 & passim; Ryckaert. & Morsa, Brugge, 234; Schouteet, Straatnamen, 140; van Houtte, Brugge, 58; Id., Geschiedenis van Brugge, 198-201, 409-411, 456-459, 480-483; Vermeersch, Brugge, 21, 23, 36, 40, 70-71, 73, 113, 133, 161). Cfr. Inl. n. . 2
Custis, Jaerboecken der Stadt Brugghe, II, 257-261 & Despars, Cronycke, IV, 265-270: 5-7 juli 1485, in een ruimere versie; Gailliard, Table analytique, 189; Geirnaert, “Brugge en het Europese Geestesleven”, 231; Gilliodts-Van Severen, Inventaire, VI, 264-265; Het Boeck, 77-83, in een ruimere versie & Vlaamsche Kronyk, 254: “Op den Ven van hoymaent, tselve jaer, waren onthooft, te Brugghe, Zegher van Roo, Anthuenis Labbe, Franssois van Bassevelde ende Pieter Van der Eecke, filius Pieters, by bevele van den hertoghe Maximilian.” : 5 juli 1485; zij waren ter dood veroordeeld wegens verduistering ten nadele van Maximiliaan I. 3
Lodewijc Steylin, burgemeester van de Raad in 1483-85, wordt onthoofd op 26 augustus 1485: “ende was de execucye van dyen ghedaen, up de grote Merct, voor de Halle, presend beede de burchmeesters ende schepenen. Item Lodewyc Steylin ontooft zynde, terstond was hy ghekist, lichame ende ooft te gadre, ende worde ghedregen tOnzer Liever Vrauwenkerke, in Brugghe, ende aldaer begraven.” (Het Boeck, 86-93, 93). 4
Enkele keren doet zich een verschuiving in de chronologie van het hs. voor.
5
[In margine] ANNO 1487. (Boonen, Geschiedenis van Leuven, 70; Het Boeck, 156).
6
[In margine] ANNO 1487. Maximilianus stelt Wethouders alomme in Vlaendre die van zijnder ghesintheit waren (E.C. II, f. 229 rb; Vlaamsche Kronyk, 258). 7
Brabant (Fr.: Le Brabant), graafschap, later hertogdom en provincie in België (P. Avonds. & J.A. van Houtte. “Brabant”. LM, II (München-Zürich, 1981-1983), 530-534; Moreau, Dictionnaire, I, 60, II, 49; A. Uyttebrouck. “Brabant-Limburg 1404-1482”. AGN, IV (Haarlem, 1980), 224-246; R. van Uytven. [m.m.v. P. De Ridder.]. (ed.). “De Blijde Inkomst van Maria van Bourgondië, 29 Mei 1477, Tekst en eigentijds Commentaar”. 1477: Het het dagboek van romboudt de doppere
43
MAXIMILIANUS GOUUERNEIRT ALS VADER ENDE MOMBOIR VANDEN JONGHEN HERTOCH PHILIPS, ZIJNEN ZONE.
coninc der Romeinen ende [men] stelde Wethouders1, naer zijn goetdincken als momboir ende gouuernement hebbende vanden Lande, vutter name van hertoch Philips, zijnen zone. DEN2 CONINC DER ROMEINEN3 hielt zijn residentie meest binder stede van Brugghe, want die van Ghent niet veel in zijn gratie en stonden4; men triumpheirde te Brugghe daghelicx zeere5 ende vercreech de benevolentie van veel notable ende machteghe vander stede. Algemene en de Gewestelijke Privilegiën van Maria van Bourgondië voor de Nederlanden (red.). W.P. Blockmans, (SL, LXXX), Kortrijk-Heule, 1985, 286-371). 1
Op 15 augustus 1487 te Gent en op 2 september 1487 te Brugge (Custis, Jaerboecken der Stadt Brugghe, II, 269 & Janssens, “Macht en Onmacht”, 11-12 n. 25, 15; Dagboek van Gent, II, 264: 4 november 1487 (sic); Despars, Cronycke, IV, 287, 288-289). 2
Den ) In margine add. nº hs.
3
Blockmans, Handelingen 1477-1506, I, 429-430, nr. 287: 30 september 1487; Brésin, Chroniques, 46; Custis, Jaerboecken der Stadt Brugghe, II, 273 & Despars, Cronycke, IV, 300: “[...] ten huyse van Mer Joos van Varsenare, aldaer doen ter tyt alle die heeren van den Rade in Vlaenderen verghadert waren [...];” Histoire des Païs-Bas, 718. 4
Brésin, Chroniques, 2; Gachard, “Lettres inédites”, 328-332, nr. 33: 10 november 1487.
5
Dewitte, “Wapenschilden te Brugge”, 173: 15 februari 1487 (n.s.).
Chronike046.wpd 44
het derde boek : 1482-1487