Schuim
Ander werk van Robert Anker Waar ik nog ben (gedichten, 1979) Van het balkon (gedichten, 1983) Jan Campertprijs 1983 Nieuwe veters (gedichten, 1987) Herman Gorterprijs 1989 Olifant achter blok (essays, 1988) Goede manieren. Een episodisch gedicht (1989) De thuiskomst van kapitein Rob. Twee novellen en een brief (1992) F. Bordewijkprijs 1993 Vergeten licht (essays, 1993) Volledig ontstemde piano (verhalen, 1994) In het vertrek (gedichten, 1996) Vrouwenzand (roman, 1998) Een soort Engeland (roman, 2001) Libris Literatuurprijs 2002 De broekbewapperde mens (gedichten, 2002) Hajar en Daan (roman, 2004) Negen levens (zelfportret, 2005) Heimwee naar (gedichten, 2006) Nieuw-Lelievelt (roman, 2007) Alpenrood (novelle, 2007) Nieuwe veters (verzamelde gedichten, 2008) Fortuyn en Liefde (verhalen, 2009) gemraad slasser d.d.t. (gedichten, 2009) Oorlogshond (roman, 2011)
Robert Anker
SCH U I M Roman
Amsterdam · Antwerpen Em. Querido’s Uitgeverij bv 2014
Copyright © 2014 Robert Anker Voor overname kunt u zich wenden tot Em. Querido’s Uitgeverij bv, Singel 262, 1016 ac Amsterdam. Omslag Brigitte Slangen Omslagbeeld Getty Images/btrot60 Foto auteur David Anker isbn 978 90 214 5492 4 / nur 301 www.querido.nl
Inhoud
i ex positie 1 ‘Het water is onze beste kameraad’ 9 2 ‘De muziek heeft mij verlaten’ 38 3 ‘Ik heb liever niet dat je me “ma” noemt’ 67 4 ‘Wie moet Gód dan nog redden, dominee?’ 81
ii doorw erking 5 The sky is the limit 107 6 Dispereert niet! 136 7 Les feuilles mortes 168 8 Parelmoer 199
iii finale 9 Surplace 225 10 Twee streepjes 254 11 Dirk W. 272 12 Allemande 288
i ex positie
1 ‘Het water is onze beste kameraad’
Op een zonnige maar onstuimige dag in februari trekken de sleepboten Lisette en Dirk een schuimend spoor door het Calandkanaal in de Rotterdamse haven. Rechts schuift de landtong Rozenburg voorbij, voor de schepen uit danst de zon op de golfkopjes naar de altijd wijkende horizon. Op het voorbordes van het schip dat de naam van zijn dochter draagt staat een dienaar van de horizon, als iedere ondernemer: Dirk Wagenaar, korte, compacte gestalte, windjack, oude spijkerbroek, baseballpet stevig op de dikke grijze krullen geduwd. Dirk is directeur-eigenaar van Easytug, een prijsvechter die de strijd heeft aangebonden met de drie grote jongens die de Rotterdamse haven op het gebied van sleepdiensten in hun greep hebben, Smit Internationale, het Duitse Fairplay en Kotug. Echt blij waren ze een paar jaar geleden niet met zijn komst. Er zijn wat stekeligheden gepasseerd, er zou sprake zijn van prijsdumping, er werd gedreigd met de eg, hij werd ineens niet meer uitgenodigd voor de Haring Party, er waren strubbelingen met de ligplaatsen voor de twee schepen en hij kreeg haatmail met bedreigingen van het bekende soort (‘We weten waar je woont’), maar ook preciezer: ‘Zijn de vingers van je dochter goed verzekerd?’ De ironie wil – en dat is smullen voor Dirk – dat de schepen van het type, merk moet je eigenlijk zeggen, ‘Rotortug’ zijn, een voor de hand liggende maar juist daardoor revolutionaire vinding van Ton Kooren, toen nog president van... Kotug. De vinding bestond eruit op de plaats van de scheg een derde roterende scheepsschroef te plaatsen 9
waardoor het schip om zijn as kan draaien als een kermisattractie, vanuit elke hoek kan trekken en zich dus niet eerst in de juiste positie hoeft te manoeuvreren, wat de sleper bij uitstek geschikt maakt om in relatief smalle havenbekkens reusachtige tankers of containerschepen die daar maar net in passen af te meren. Daarbij vergeleken verdwijnen ze in het niet maar toch zijn het geen kleine jongens met een lengte van ruim dertig meter en een breedte van twaalf. Na enig zoeken kon Dirk er twee voor een leuke prijs op de kop tikken in Singapore en een derde is op komst. Af en toe, zoals nu, vaart Dirk, in het gewone leven directeur en belangrijkste aandeelhouder van de Royal Dussel Group, een groot cargadoorsbedrijf (tegenwoordig spreekt men liever van ‘logistics’), een keertje mee, het echte werk, gewoon tussen de mannen. Als hij een klets boegwater in zijn gezicht krijgt besluit hij ze weer op te zoeken, bovendien begint het litteken naast zijn oog te prikken – ander weer op komst? Hij is soms geneigd te denken dat zijn litteken, gevolg van een vechtpartij, ook ingrijpender wijzigingen aankondigt, wijzigingen die de bedrijfsvoering of zijn privéleven betreffen, nu ja, bijgeloof natuurlijk. Toch denkt hij dat hij op zijn hoede moet zijn als het steekt – meer op zijn hoede... Hij klimt de trap op naar het bordes om de stuurhut heen en gaat naar binnen. ‘Alles onder controle, Sjoerd?’ Hij slaat de schipper op zijn schouder. ‘Zeker, meneer.’ ‘Jezus, hou nou eens op met dat gemeneer, we gaan elkaar aan boord van een sleper toch geen meneer noemen, of wel, Sjoerd?’ Ook binnen Dussel is het Dirk voor, Dirk na, dat wil hij graag, informeel, dat hoort bij zijn generatie, die van de babyboomers, die in de jaren zestig leerden hoe je gezagsaanduidingen moest camoufleren zonder het gezag zelf overboord te zetten, dat wil zeggen, hun eigen gezag, toen ze het eenmaal hadden verworven. Dirk dus. ‘Ben even je achternaam kwijt, die verdomde namen, iets Fries...’ ‘Bakema.’ ‘Ah, Fries dus!’ 10
‘Nou, ik kom eigenlijk uit Groningen.’ ‘Ook goed. Als het maar van boven de rivieren is, als het maar niet uit de generaliteitslanden is.’ ‘Sorry, eh, Dirk, maar wat zijn dat?’ ‘Limburg en zo. Tachtigjarige Oorlog. Zachte g. Heb jij wel eens een Limburger op een sleepboot gezien? Nou dan.’ De mannen lachen. Een van hen is Kees Wattjes, de man die de tros van het schip naar de lier moet leiden, er zit er een op het voor‑ en een op het achterdek, kan je dus ook alle kanten mee op. ‘Je noemde net de Tachtigjarige Oorlog,’ zegt Sjoerd. ‘Toen had je de voc, toch? Ik ben wel eens op zo’n nagebouwde schuit geweest, ongelofelijk, dat ze daarmee naar Indië durfden te varen, met zo’n sloep. De helft kwam niet terug, vaak het hele schip niet. Varen was toen echt heel gevaarlijk, ik weet niet of ik het gedaan zou hebben.’ ‘Die matrozen moesten wel, anders hadden ze geen werk,’ zegt Dirk. ‘Toch was het water onze beste kameraad, hoor. Maar inderdaad, altijd onbetrouwbaar. Het brengt je overal naartoe maar het jaagt je net zo lief naar de kelder. Het draagt je en verzuipt je – net de liefde! Hè, Sjoerd?’ Hij slaat hem op de schouder. ‘Hoe is het met je meissie?’ ‘Nou, we zijn al zeventien jaar bij elkaar, hoor.’ ‘Maar niet getrouwd, toch? Gelijk heb je, vrijheid, blijheid.’ ‘Nou, nee hoor, dat hoeft voor ons helemaal niet.’ ‘Maar na tien jaar weet je het toch wel? Dan is de seks er toch wel zo’n beetje af? Dan wil je toch wel eens wat anders?’ Sjoerd doet er het zwijgen toe. ‘Anyway, het water heeft Nederland groot gemaakt.’ ‘Ja, de reders.’ ‘Bedoel je daar iets speciaals mee, Sjoerd?’ ‘Nee hoor, maar dat u meer, jij, aan het water hebt verdiend dan ik is zonneklaar.’ ‘Ouwe socialist.’ Tikje op de schouders. ‘Het zal je verbazen, Sjoerd, maar ik ben al mijn halve leven lid van de Partij van de Arbeid.’ Sjoerd knikt een beetje en kijkt voor zich uit. Jan Buisman komt binnenwaaien, de machinist, kop koffie in zijn handen. ‘Ha, die Jan! Ook van het socialisme?’ Dirk. 11
Kees: ‘Jan heeft meer vertrouwen in de lpf, denk ik. Jan woont namelijk in Parkwijk.’ ‘Daar ken ik een dominee,’ zegt Dirk, ‘misschien ken je hem ook wel.’ ‘Waarom zou ik? Ik heb niks met het geloof.’ ‘En al helemaal niks met de islam, hè Jan?’ lacht Kees. ‘Jan gelooft alleen in Sparta. Nou dat treft, ik ben van Feyenoord, even goeie vrienden.’ Stevige boys, Jan en Kees, zware shag, getaande huid, Kees met een uitgesproken Rotterdams accent, niet don? Sjoerd, rustige man, zit op een draaistoel, zijn rechterhand ligt op de stuurschijf van de achterste rotor, de andere twee doen niet mee, op een drietal klokken kun je hun positie zien. Af en toe klinkt er een krakende stem door de marifoon maar daar reageert niemand op. Dirk informeert bij Sjoerd of de Rotortug nog steeds goed bevalt. Ja, geweldig. Je kunt er zo secuur mee manoeuvreren, hè, je krijgt hem altijd precies waar je hem hebben wilt. ‘Dat zei mijn vrouw ook vannacht,’ zegt Kees, maar gelachen wordt er niet. In plaats daarvan vraagt Dirk hoe het met zijn vrouw is. Ze heeft een halfjaar geleden een lelijk ongeluk gehad en omdat ze drie kleine kinderen thuis hebben en geen familie in de buurt om te helpen, mocht Kees van Dirk zes weken doorbetaald thuisblijven om in het huishouden bij te springen. Redelijk, zegt Kees, ze loopt in huis al zonder krukken, buiten nog wel met een rollator maar het komt weer helemaal goed – zeggen ze. Hij zucht en begint omzichtig een sigaret te draaien. Als hij hem opsteekt gaat Dirk maar weer naar buiten, hij vindt rook niet speciaal vies maar de lucht van zware Van Nelle wel. Zijn litteken steekt als hij de deur opentrekt en een kille wind naar binnen slaat. ‘Wat voor weer krijgen we morgen, Sjoerd?’ ‘Regen en hagel. Geniet er nog maar effe van.’ Weer buiten trekt hij zijn pet stevig op zijn hoofd en hij houdt zich goed vast aan het hek. Hij ziet dat ze een bocht naar links maken, richting Yangtzehaven waar het containerschip msc Daniela klaarligt om naar zee te worden gebracht. De Dirk trekt in de binnenbocht zijn baan mee. 12
Ze passeren een blauw-witte sleper van Fairplay. Dirks schepen zijn zwart met een gele opbouw en in rode schrille letters easy tug. Hij monstert de omgeving. Schuin voor hem Slag de Beer, daarachter de windmolens op Slag Maasmond. Ze naderen nu de Yangtzehaven. Aan de overkant de ro-ro terminal van dfds Tor Line. Er schijnen onderhandelingen te lopen om hem over te doen aan Rhenus Deep Sea. Buurman is Loders Croklaan, de grootste palmolieraffinaderij van Europa, daarnaast gaat Neste Oil binnenkort de meeste biodiesel van Europa produceren, diesel die een CO2-reductie van vijftig procent moet opleveren – zal het de wereld redden? Net als de meeste mensen maakt Dirk zich wel eens zorgen over de toekomst van de wereld maar zijn Jaguar is geen hybride en de duurzaamheidsdoelstellingen van Royal Dussel staan nog niet echt op papier. Het geval wil dat Dirk geen zwartkijker is en de waarheid is dat hij nu, aan boord van de Lisette, zijn hart ophaalt aan de diepgevoelde macht van de industrie in een van ’s werelds grootste havens waar hij, Dirk Wagenaar, toch maar mooi de spin is in een netwerk van verbindingen over de hele aardbol. Daar zag het bepaald niet naar uit toen hij zo’n veertig jaar geleden in de zaak van zijn schoonvader ging werken, zonder ervaring in de scheepvaart, maar dat was geen probleem, N.V. Dussel was een middelgroot bevrachtingsbedrijf dat zich vooral richtte op de binnenvaart, een redelijk overzichtelijk terrein: er was een lading en daar moest een schip bij gezocht worden. Ook de hele papierwinkel was overzichtelijk. Maar Dussel verkeerde in zwaar weer toen Dirk er kwam, er was zojuist surseance van betaling aangevraagd. Dirk zag meteen de mogelijkheden, handig als hij was en dat was hij al vanaf zijn twaalfde toen hij een autowasserij opzette in de buurt en het werk liet doen door klasgenoten. Op zijn veertiende begon hij een advertentieblaadje dat hij vol schreef met grappige, deels verzonnen artikelen en waarvoor hij zelf de advertenties binnenhaalde bij de buurtwinkeliers. De bezorging liet hij tegen geringe betaling doen door een krantenjongen. En hij had een neus voor handel. Zag hij in de Rakersingel een half gezonken bootje liggen, zocht hij de eigenaar op, bood een tientje, liet hem door een scheepsreparatiebedrijfje opknappen 13
en verkocht hem voor vierhonderd gulden. Het leverde hem een heel leuk zakcentje op waarvan hij op zijn zestiende een nieuwe Kreidlerbromfiets kon kopen voor elfhonderd gulden en weer twee jaar later had hij al zijn eerste auto, tweedehands weliswaar, een Volkswagen Kever. Na de hbs, waar hij zeven jaar over deed, moest hij in dienst, waar hij het tot officier schopte, en daarna was hij een paar jaar gaan varen. In de banen die hij later kreeg, klom hij binnen de kortste keren op naar de hogere echelons. Solliciteren deed hij gewoon door aan te bellen. Hij zocht een aardig bedrijf uit, meldde zich bij de balie of de administratie en vroeg de directeur te spreken, hij had een heel interessante aanbieding. En verdomd, in die tijd lukte dat heel vaak! Hij werd ontboden en na wat inleidende woorden vroeg de directeur wat dan wel die interessante aanbieding was. Ikzelf, zei Dirk. En zo’n directeur bleef dan toch hangen, was nieuwsgierig geworden naar die brutale maar zeker ook innemende snuiter en al was hij dan geen meester in de rechten of econoom (maar economen had je in die tijd nog niet veel), je vóélde gewoon dat die knul wat in zijn mars had en het draaide er vaak op uit dat hij kon beginnen, niet zelden op een plek die hij, Dirk, zelf al lullend had verzonnen. En Dirk lette goed op, leerde veel, tot hij zich begon te vervelen en ergens anders aanbelde. Zo werd hij op zijn zevenentwintigste verkoopdirecteur bij een bedrijf in sportartikelen. Als je handig bent hoef je niet veel te weten, daar heb je anderen voor. De financiële man daar nam hij mee naar Dussel en met hem ontwikkelde hij een plan dat het bedrijf moest redden maar dat ook hemzelf geen windeieren zou leggen. Ze gingen met de schuldeisers om de tafel zitten en stelden ze voor de keuze: of niks, of een beetje. De grote jongens gingen ermee akkoord dat het restant van hun vorderingen, vaak zo’n zeventig tot tachtig procent, door Dirk werd overgenomen, krap 2,5 miljoen gulden bij elkaar, een fors bedrag in de jaren zestig van de vorige eeuw. De truc was nu om die vorderingen van Dirk op het bedrijf om te zetten in aandelen. Die werden afgestempeld van een nominale waarde van honderd gulden naar vijf gulden. De vijfhonderdduizend stuks die Dirk nu in handen kreeg waren genoeg om de schuld van 2,5 miljoen te schrappen. De sur 14
seance werd opgeheven, het vertrouwen in de N.V. Dussel steeg weer snel en de koers kwam binnen enkele maanden uit op zeventig gulden! Zo was de nieuwe mede-eigenaar op zijn zevenentwintigste met 35 miljoen gulden multimiljonair. Is dat een handige jongen of niet? Hij trouwde met de dochter van Leonard Dussel, Loes, Europees kampioen en winnares van olympisch zilver op de honderd meter vlinderslag. In de jaren die volgden bouwde Dirk het bedrijf uit tot een moderne cargadoor die niet alleen een schip zocht bij een vracht maar langduriger contacten (en contracten) aanging met partijen all over the world, de taken van de traditionele havenagent overnam, zoals het regelen van loodsen, slepers, ligplaatsen, de inname van voedsel, water en olie voor het schip, het afhandelen van allerlei formaliteiten, maar ook wat Dussel altijd al deed, de organisatie van verder vervoer over de rivieren en nu ook over de weg en hetzelfde gold voor de toevoer van goederen naar het schip in verre havens. Een dagtaak had Dirk daar allang niet meer aan, vandaar dat hij tijd genoeg had voor zijn hobby, zijn speeltje, zijn pesterijtje desnoods, Easytug. Maar het was vooral weer eens wat anders. Intussen varen ze nu langs de witte tanks van olieterminal mot, een van de grootste ter wereld, die door het felle zonlicht pijn doen aan de ogen. Achter mot ligt de Euromax-terminal met zijn twaalf oranje kadekranen op rij, goed voor een overslag van 2,3 miljoen teu’s per jaar. Voor en onder de kranen ligt msc Daniela te wachten. Toen het een paar jaar geleden opgeleverd werd, was het met zijn 366 meter en een capaciteit tot veertienduizend teu’s het grootste containerschip ter wereld. Rustig naderen de Lisette en de Dirk het zeemonster, de eerste aan de voorkant, de laatste aan de achterkant. Hoewel het schip een boegschroef heeft, is assistentie aan de voorkant toch gewenst. Sjoerd heeft hem intussen alle ins en outs van het schip verteld – tonnage, vlag, eigenaren, bouwjaar, motoren – een hobby van hem. Rustig aan de knoppen draaiend manoeuvreert hij de Lisette met de achterkant vlak bij de boeg van de Daniela. Bovenin staan een paar 15
mannen, Filipijnen zo te zien, klaar om de sleepkabel naar beneden te gooien, eerst een dunner stuk natuurlijk, zodat ze de zware staalkabel rustig naar beneden kunnen trekken om hem naar de reusachtige lier te voeren. Het Grote Haven Gevoel dat Dirk een kwartiertje geleden ook al overviel, bezorgt hem hier op het achterdek bijna een ervaring van schoonheid. Dat reusachtige schip dat boven hem uittorent, strak in de zwarte verf met witte strepen op de uitwaaierende boeg en het toegevouwen anker, de rode onderkant met die merkwaardige naar voren stekende verlenging van de boeg, de bulb, de felle zwartblauwe golven die ertegenaan kletsen, de mannen die met de kalmte van het handwerk de kabel naar de lier voeren, de strakblauwe hemel die alles overkoepelt, het krijsen van een paar meeuwen, de vlagende wind en de Lisette die desondanks roerloos op de golven ligt, het onderdekse ronken van de motoren, zelfs de licht petrochemische geur die soms langs zijn neusgaten trekt – het vervult hem, met schoonheid dan maar. Niet een ding waar Dirk veel mee heeft, schoonheid, zeker niet als het om kunst gaat. De beeldende kunst heeft hem nog nooit bereikt, de muziek van zijn beroemde dochter laat hem koud, hij leest wel eens een boek maar dat is voornamelijk non-fictie, het enige waar hij een groot gevoel voor heeft is toneel. Op school deed hij altijd enthousiast mee aan de jaarlijkse uitvoering die een leraar Nederlands organiseerde en regisseerde maar hij hield ook graag toespraakjes, bijvoorbeeld als klassenvertegenwoordiger wanneer er iemand jarig was, en zijn spreekbeurten waren legendarisch. Hij gaat nog steeds geregeld naar voorstellingen van het Ro Theater en van Toneelgroep de Appel en het Nationale Toneel in Den Haag (naar Amsterdam gaat hij nooit) en hij denkt er zelden over na wat hem nu zo trekt aan het theater, het heeft te maken met de licht opgewonden sfeer die er heerst doordat straks échte mensen iets gaan doen. Uit liefde voor deze kunstvorm ondersteunt hij alweer een paar jaar een kleine maar professionele toneelgroep die in de kern bestaat uit twee acteurs en drie actrices – ook uit liefde voor sommige actrices, Maaike heet de actrice van dienst, al is ze nog niet erg gedienstig. Het motorgeronk neemt toe, de schoorstenen braken een zwarte 16
rookpluim uit, wild schuimend water kolkt onder de achtersteven en heel langzaam laat Sjoerd spanning op de kabel komen tot hij strak staat. Door een open raam hoort Dirk het marifoonse overleg met de sleper bij de achterkant en vooral met de loods aan boord van de Daniela – ‘tikkie stuurboord, klapje bakboord’. Samen laten ze de duizenden pk’s op gang komen om het enorme schip los te trekken van de kade, waarna beide slepers het heel langzaam om zijn as laten draaien, de Lisette trekkend, de Dirk tegen de scheepswand duwend, tot de boeg naar de uitgang van de Yangtzehaven wijst. Als ze eenmaal op de Nieuwe Waterweg zijn meldt de Noordzee zich met een stevige deining, windkracht 7 pal uit het westen. Dirk, die weer op het voorbordes staat, zijn pet in zijn jack gestoken want die waait gegarandeerd weg, houdt zich stevig vast aan het hek, buigt zich eroverheen omdat hij meent dat iemand hem iets toeroept, krijgt een zwieper en valt, dat wil zeggen, hij hangt aan beide handen aan de buitenkant van het hek, half op zijn rug gedraaid, heel ongemakkelijk, scherpe pijn in zijn linkerbovenarm, godsamme, wat nu! Niemand om hem te helpen, Jan is in de machinekamer, Kees bij de achterlier en Sjoerd die het wel heeft gezien kan onmogelijk weg bij de stuurknoppen. Hij telefoneert naar Jan maar als die op het bordes komt heeft Dirk zich al handje voor handje verplaatst naar de trap waarna hij omhoog kan klauteren naar de hand die Jan uitsteekt. ‘Godschristus, man, wat heb je nou gedaan?’ ‘Ik kreeg ineens een zwieper, nou ja, niks aan de hand.’ ‘Je had wel dood kunnen vallen, ’t is een flink aantal meters naar het dek, hoor.’ ‘Dood? Welnee,’ lacht Dirk en hij wrijft zich in de pijnlijke handen. ‘Minstens je rug gebroken. Kom, we gaan naar beneden, een kop koffie zal je goed doen.’ ‘Liever een oorlam.’ ‘Hebben we hier niet.’ De msc Daniela zet op eigen kracht koers naar de vaargeul, bestemming Zuid-Amerika, Venezuela, dacht Dirk. De Lisette zet hem af op Rozenburg waar de zwarte Jaguar met David achter het stuur staat te wachten. 17
‘Alles goed, Dirk?’ ‘Rug gebroken, verder alles goed.’ Oud grapje, David kent hem al. Staat vaak op een kaartje van een antiquaar bij een bepaald boek. ‘Naar huis, graag.’ Hij laat zich op de achterbank zakken. Meestal zit hij voorin maar hij heeft geen zin in een praatje, bovendien heeft hij iets verrekt in zijn linkerbovenarm, doet behoorlijk zeer als hij hem beweegt. Hij tast naar zijn jaszak, pet weg, verloren bij zijn val, zijn niet-voltooide val. Gek dat hij er helemaal niet van geschrokken is. Dirk schrikt niet zo snel. Hij was, heel lang geleden, een keer met zijn auto op de linkerrijbaan terechtgekomen, hij schrok wakker, zag een Mercedes op zich afstormen die, om hem te ontwijken, een ruk naar links gaf, Dirk schoot in een reflex dezelfde kant op en de Mercedes weer terug – op het laatste moment vlogen beide wagens voor elkaar langs. Loeiende claxon achter hem, maar zijn hartslag vertoonde nauwelijks enige versnelling, alleen zijn verstand zei: zo Dirk, dat was op het nippertje. Hij zet zijn mobiel aan en checkt zijn mail, ah, een bericht uit Brisbane, van een scheepsmakelaar die een Rotortug heeft gevonden, twee jaar oud. Hij laat zich achteroverzakken, de Jag zoeft over de A15, zijn oog valt op een envelop die schuin uit de voor kaarten bestemde zak op de achterkant van de bestuurdersstoel steekt. De uitnodiging voor een reünie van de hbs die hij een paar weken geleden heeft bezocht. Hoe komt die hier terecht? Jawel, daar heeft hij zich naartoe laten rijden maar waarom zou hij achterin gezeten hebben? Wacht even, ach natuurlijk! Hij heeft Mandy naar huis gebracht en toen zijn ze gezellig op de achterbank gaan zitten, alle twee een beetje teut. Hij weet nog dat Mandy op een gegeven moment haar hand op zijn dijbeen legde, gevaarlijk dicht bij zijn kruis, en dat hij die hand voorzichtig opnam, hem kuste en zei dat ze dat vijftig jaar eerder hadden moeten doen. Mijn hemel, Mandy, wat een stuk was dat geweest. Ze zat wel niet bij hem in de klas, zij deed B en hij A, maar hij zag haar vaak genoeg in de gangen en op het schoolplein. Wat een prachtmeid, hij moest en hij zou haar krijgen, maar hoe? Ze gaf totaal geen sjoege, deze lange slanke brunette met de groene kattenogen, aan niemand. En 18
altijd was ze omringd door vriendinnen die haar aanbaden. Hoe dit kordon van kuisheid te doorbreken? Of wat was het dat de meisjes in die tijd zo ontoegankelijk maakte voor jongens? Behoedzaamheid is misschien een beter woord want in de zelden tot bewustzijn gekomen kern ging het om de voorbehoeding, de pil was al uitgevonden maar nog lang niet in gebruik. Ach, Mandy! Hoe ze liep op die prachtige benen van haar en hoe die uit haar petticoat staken, wat ze op de een of andere manier bloter, naakter maakte. Dat raadselachtige wiegen. Hoe ze lachte (maar niet naar hem!). Hoe ze luisterend naar haar vriendinnen intussen rondkeek (maar nooit naar hem!). Binnen een week wist Dirk alles van haar, ten dele ontfutseld aan een in ongenade gevallen vriendin, ten dele uit eigen onderzoek. Ze was een meter achtenzeventig, acht centimeter langer dan hijzelf en ze woog negenenveertig kilo. Ze was jarig op 26 augustus en haar sterrenbeeld was dus Maagd (!). Haar moeder was huisvrouw, haar vader boekhouder. Ze had een oudere broer. Ze woonde in de Peperstraat op nummer 14, inmiddels was hij er vele malen langs gefietst. Haar hobby’s waren lezen en zwemmen. Haar lievelingszanger was Brian Hyland. Haar lievelingskleur was rood. Enzovoorts, enzovoorts. Toen had Dirk een ingeving: hij papte aan met de uit Mandy’s genade verwijderde vriendin. Hij zocht haar op in de pauze, maakte een praatje, kreeg haar aan het lachen, boorde zijn ogen diep in de hare en legde een ironische arm om haar schouders toen de Koningin voorbijschreed met haar gevolg. Het werkte. Mandy hield haar pas even in, liet haar blik rusten op het paar, trok een wenkbrauw op en schreed verder. Hij was gezien! Hij kreeg nog een ingeving. Hij ontfutselde aan de Verwijderde wat het laatste boek was dat Mandy had gelezen, lezen was immers haar hobby. Dat bleek Een zomerzotheid van ene Cissy van Marxveldt te wezen (hij schreef het op in zijn agenda). De volgende dag toog hij naar een boekhandel en vroeg of de schrijfster nog ander werk had geschreven. Dat had ze, een plank vol. Hij koos De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul, drie gulden vijfennegentig, voor rijke Dirk geen enkel bezwaar en hij liet het mooi inpakken. Hij zocht uit wanneer ze een tussenuur had, verliet het lokaal om naar de wc te gaan en vond Mandy op de binnenplaats waar 19
ze met maar twee vriendinnen op de stenen rand zat van een border met bloeiende planten, zeer bloot been (hij zag de onderkant van haar dij!) lag met de enkel op de knie van het andere – ze zette het snel op de grond toen hij voor haar ging staan. ‘Miss Mandy, I presume? Ik heb een verrassing voor je. Ik ben Dirk Wagenaar, zoals je ongetwijfeld weet, en ik hoorde van Marianne dat jij zo van boeken van Cissy van Marxveldt houdt. Nou was ik toevallig gisteren in een boekwinkel en wat zag ik daar geheel toevallig staan? Een boek van Cissy van Marxveldt! Ik dacht natuurlijk meteen aan jou en in een opwelling heb ik het gekocht. Toen de verkoopster vroeg of ze het moest inpakken zei ik “ja, doet u maar” en, eh, hier is het, voor jou, eh, zomaar, omdat jij ook op de hbs zit. Dit zul je zo direct begrijpen als je de titel ziet. En omdat het lente is.’ Hij plukte een grote rode bloem die hij haar overhandigde met de woorden ‘is dit niet je lievelingskleur?’ en vervolgens reikte hij haar het boek aan. ‘En ook omdat je altijd zo, eh, charmant gekleed bent.’ ‘Nou, dank je wel,’ zei Mandy en ze proestte het uit met haar vriendinnen. ‘Je moet het wel even uitpakken, misschien heb je het al.’ Dat deed ze. Ze prevelde de titel, de vriendinnen hingen over haar schouder en prevelden mee, ze keek op naar Dirk en zei dat ze het niet kende. ‘Dank je wel,’ zei ze nog een keer. Toen stond ze op en wandelde weg, geflankeerd door haar aanbidders die haar een arm gaven, het boek tegen de binnenkant van haar pols gedrukt. Vlak voor ze naar binnen ging, keek ze even om en die blik deed de klaroenen schallen in Dirks gemoed. Een vrouw die over haar schouder een blik op je werpt, bestaat er iets... (geen woord voor)? Zo begon het, of liever: er begon niks. Mandy vond Dirk amusant, lachte hartelijk om zijn grapjes, was gevleid dat een jongen zo zijn best voor haar deed: nog een Joop ter Heul, ‘Sealed with a Kiss’ van Brian Hyland, een bosje bloemen, een ijsje als hij uit school met haar opliep – ze liet zelfs haar vriendinnen een beetje verkommeren, alsof ze wel begreep dat het er eens van moest komen dat ze met een jongen omging, maar als ze eerlijk was: niet met deze jongen. Haar hart ging niet sneller van hem kloppen en ze schrok ook een beetje van 20
zijn onvoorwaardelijke inzet, misschien ontlook diep in haar meisjesziel al het vermoeden dat hij regelrecht afstevende op iets waar ze nog niet aan toe was, wat ze zelfs niet durfde te benoemen. Dirk begreep het niet. Hij behoort tot de omvangrijke groep mannen die geloven dat de liefde te koop is omdat ze in diepste wezen de vrouw als een object zien, iets om te hebben, en als ze tegenstribbelt (dat doen ze allemaal, dat hoort bij het spel dat het ook is) dan moet je haar veroveren, met zoete woorden, attenties, beloftes, perspectieven en natuurlijk, allereerst, met jouw overrompelende persoonlijkheid die ze gewoonweg niet kan weerstaan. Deze mannen beschouwen een vrouw als hun bezit en als zij het verkiest je te verlaten voor een ander, is dat geen vrije keuze maar is ze je ontstolen, die ander heeft haar van je afgepakt. Een vrouw – daar word je verliefd op, die wil je hebben, daar wil je mee naar bed, en dat is het. Dat Mandy, net als hij, een mens was met verwarrende gevoelens waarin ze de weg nog moest vinden, met een eigen geschiedenis, met voorkeuren die ze niet tot iets hoefde te herleiden maar die er gewoon waren, met aarzelingen en zekerheden, en met een vrije wil, dat kwam helemaal niet bij hem op en hij begreep dus niet waarom Mandy zo op afstand bleef. Ze gunde hem een keer een zoen die naast haar mond terechtkwam. Dirk vloekte toen hij thuiskwam (het was na een schoolfeest waar hij maar één keer met haar had gedanst, ze liet zich verder door andere jongens vragen of wimpelde ze lachend af). Op een zonnige middag na schooltijd, de populieren langs het kanaal ruisten in de wind, een zwerm kauwtjes vloog kakelend over, de geur van pasgemaaid gras vlaagde aan – Dirk weet het nog precies, alsof de scheuring van hun scheiding die aanstaande was zich met terugwerkende kracht had gehecht aan dit scherpe beeld – wilde ze na enig soebatten wel met hem mee naar huis gaan om zijn kamer te zien, kon ze, zei Dirk om haar gerust te stellen, dat er dus niets kon gebeuren, ook kennismaken met zijn vader. Die kennismaking kreeg een wat schril karakter. Zijn vader begroette Mandy allerhartelijkst, zette thee, schoof haar een schaal met koekjes toe over het Perzische tafelkleed, vroeg hoe het met haar ging op school, wat haar ouders deden, of ze aan sport deed, Dirk was een kei in voet21
ballen maar aan trainen had hij een broertje dood, hè, Dirk? En aan zijn huiswerk kon hij ook wel wat meer doen. En vertel eens, heb je leuke vriendinnen? Gaan jullie wel eens naar de film? Ah, Psycho, van Hitchcock (hij sprak het op zijn Nederlands uit, Dirk verbeterde hem, Mandy keek hem bozig aan...). Die schijnt behoorlijk eng te zijn, hè, Dirk durfde er niet naartoe, haha. En hij stond op om nog eens thee in te schenken. En hij zocht een passend muziekje op de radio, vertelde een anekdote waar Mandy smakelijk om moest lachen en ineens zag Dirk dat zijn vader bezig was Mandy te versieren! Schaamte mengde zich met woede, woede om Mandy die zich de avances van harte liet aanleunen, ze kirde en lachte, wierp koket haar hoofd achterover en vertelde honderduit over haar armzalige leventje, allemaal kleinigheden en gebeuzel, dat zag hij ineens heel scherp, en zijn vader maar doen alsof hij het machtig interessant vond allemaal. Hij stond met een ruk op en zei: ‘Kom, Mandy, ik zal je mijn kamer laten zien.’ En wat zei ze? Wat zei het sletje? ‘Kan straks ook nog wel, hoor.’ Dat was het einde. Maar dat liet onverlet dat het pijn deed, heel erge pijn. Daar was toen een woord voor: ludduvuddu. Hij kon zich niet voorstellen dat deze scherpe pijn, die hem uit de slaap hield, waar hij zelfs een traan om gelaten had, in ieder geval huilde zijn hart, de toekomst was verduisterd, het heden was grijs, hij at slecht, verwaarloosde zijn schoolwerk – hij kon zich niet voorstellen dat deze wond ooit weer zou genezen, al deed hij enorm zijn best de pijn buiten zichzelf te plaatsen, hij had tenslotte eerder met dit bijltje gehakt hoewel dat van een heel andere orde was. Eigenlijk was het maar een heel gewoon meisje, hield hij zich voor, een stom kind – eigenlijk. Als na een tijdje toch weer haar Gestalte in hem opstond, herhaalde hij, vaak hardop en honend, de beuzelarijen die ze tegen zijn vader had gedebiteerd. Intussen haatte hij zijn vader maar hij durfde er niets over te zeggen. Uit schaamte, uit angst dat hij hem zou uitlachen, wat zo’n jongen zich niet allemaal in zijn hoofd haalde (maar hij wist het zeker). En ach, hij hield van zijn vader, ze moesten het met elkaar zien te rooien sinds zijn moeder was gestorven. Comfortabel achterovergeleund in de Jaguar, zijn pijnlijke arm 22
rustend op de armleuning, laat Dirk het allemaal nog eens langstrekken. Hij moet glimlachen bij de gedachte dat zijn vader toen vijfentwintig jaar jonger was dan hij nu is, een jonge weduwnaar in wie de begeerte natuurlijk niet was gedoofd – glimlachen omdat ook hijzelf geen enkel bezwaar heeft tegen een vijfentwintig jaar jongere vrouw, sterker nog, veel ouder moeten ze niet zijn om hem de mogelijkheid te geven verliefd te worden, en daar gaat het om – en de seks natuurlijk. Mandy was hij na school uit het oog verloren en hij was haar min of meer vergeten maar hij wist nog precies hoe mooi ze was geweest toen hij haar op de reünie terugzag. Toen hij zag hoe de tijd die schoonheid had verwoest! Haar prachtige figuur was in een alles egaliserende molligheid verdwenen. Ze had kort grijs haar, ‘wat haar goed stond’, haar gezicht was gerimpeld, oogleden naar beneden gezakt, haar mondhoeken gekerfd en haar hals, nu ja, die had ze gelukkig door een sjaal aan het oog onttrokken. Maar die groene ogen, die glanzende edelstenen, waren nog verbluffend en haar lach rinkelde als toen in de woonkamer van zijn vader en ze bewoog nog hetzelfde. Ze wist alles nog, al die attenties, Joop ter Heul, het plaatje van Brian Hyland, dat ze nog had. ‘Ik vond je wel aardig, hoor, maar je was zo dwingend, je móést en je zóú me hebben, daar was ik nog helemaal niet aan toe, ik hinkelde bij wijze van spreken nog op straat.’ ‘Ja natuurlijk, ik wílde jou.’ ‘Nee, hébben, je wilde me hébben, je wilde met me naar bed.’ Pardon? ‘Geen haar op mijn hoofd die daaraan gedacht heeft!’ ‘Tuurlijk wel. Je trok je toch ook wel op mij af op dat snoezige jongenskamertje van je?’ Jeetje! Dirk schaamde zich met terugwerkende kracht voor de openhartigheid van deze ineens weer vijftienjarige. Hij gaf maar geen antwoord, hij wist het trouwens niet meer, hij dacht van niet. ‘Sorry, ik zie dat ik je verlegen maak. Dat schijn ik vaker te doen.’ Hun gesprek kreeg alsnog de glans van het intieme, de opgetogenheid van het jonge, gemengd met het zachte knagen van de weemoed 23
om de verloren tijd maar onherroepelijk kwam het toch uit op beider levens na de middelbare school en dat stond Dirk tegen, waarom zou je, je zag elkaar nooit meer terug. Daarom moet je niet naar reünies gaan. Maar Mandy ontpopte zich als een vrolijke, plagerige, scherp formulerende vrouw die graag aan het woord was – precies het type waar Dirk niet op valt maar wel leuk om een tijdje mee te praten. Zichtbaar van alles meegemaakt en dat was ook zo. ‘Ik zei: knul, als jij zo nodig buiten de deur wil neuken, dan moet je dat doen maar dan is er hier geen plaats meer voor je.’ En: ‘Ik ging maar eens naar de dokter en toen had ik ineens hartstikke kanker!’ Ook nog kanker! Ineens had Dirk het gehad. Wat dééd hij hier eigenlijk? Hij was nog nooit naar een reünie gegaan, waarom dan nu wel? Hij was toch niet zo’n ouwe lul aan het worden die zich steeds meer gaat interesseren voor het verleden? Hij keek eens om zich heen. Allemaal met pensioen. Pensionado’s. Uitgewerkt. Uitgeleefd. Nou hij niet, never! Hij zou sterven in het harnas. Mijn hemel, wie komt daar aan? Rick van der Poel. In een rolstoel! Dat was altijd zo’n sportjongen, Dirk heeft nog met hem gevoetbald. Wat zal er met hem gebeurd zijn? Hij wil het niet weten, wat een ellende allemaal. Vlug naar de plee en dan weg hier, naar huis. ‘Lieve schat, ik kijk nog even verder, zie je straks.’ Staat hij bij de pisbakken ineens naast Pjotr! Dat was altijd een wat traag ogende maar o zo gevatte en brutale jongen. Vader de hort op, Russische moeder. Hij zong vaak het Russische volkslied in de klas, zomaar, onaangekondigd. Hij is nog steeds lang en schraal maar kalend, het dunne haar vanuit een scheiding vlak boven het oor over de schedel getrokken om er nog iets van te maken. Hij staat zachtjes te vloeken. ‘Hé Pjotr, vloek eens in het Russisch.’ Pjotr draait zijn hoofd naar Dirk toe. ‘Wagenaar, I presume?’ Hij knikt een paar keer en laat wat schurende klanken horen. ‘Klinkt goed,’ zegt Dirk, die intussen probeert zijn eigen lozing op gang te brengen, wat zelden lukt als er iemand naast hem staat maar de wc’s waren alle bezet. 24