Vinexvrouwen
Ander werk van Naima El Bezaz De weg naar het noorden (roman, 1995) Minnares van de duivel (verhalen, 2002) De verstotene (roman, 2006) Het gelukssyndroom (roman, 2008)
Naima El Bezaz
Vinexvrouwen
Q Amsterdam . Antwerpen Em. Querido’s Uitgeverij bv 2010
Copyright © 2010 Naima El Bezaz Voor overname kunt u zich wenden tot Em. Querido’s Uitgeverij bv, Singel 262, 1016 ac Amsterdam. Omslag Brigitte Slangen Omslagbeeld Crystal Cartier Photography / Corbis Foto auteur Paul Malherbe Binnenwerk Hannie Pijnappels isbn 978 90 214 3908 2 / nur 301 www.querido.nl www.naimaelbezaz.nl
Voor Paul Malherbe en mijn trouwe lezerskring
‘L’enfer, c’est les autres.’ Jean-Paul Sartre, Huis clos
1
Ik ben een Marokkaan in een vinexwijk. Een Marokkaan die het in de ogen van andere Marokkanen heeft gemaakt, omdat ik in een wijk woon vol blanke autochtonen. Maar die laatsten hadden wat bezorgd gekeken toen ze zagen dat er gekleurde mensen naast hen kwamen wonen. Gaan daardoor de huizenprijzen in de buurt omlaag? Ja, vooral nu het crisis is. Meer allochtonen zoeken deze rustige, mooie en kindvriendelijke buurten. Wat zijn vinexwijken eigenlijk? Het zijn woonplekken met fantasieloze, razendsnel gebouwde huizen die gemaakt lijken van karton. Als de buurman tien deuren verderop boort, is het net alsof de tandarts met mijn verstandskies bezig is. Ik woon in een groot huis, met veel trappen. Het is een zogenaamde drive-inwoning. Ik dacht dat mijn moeder nu wel trots op me zou zijn. Maar dat was wel heel naïef van me. Ze begreep er niets van. Normale mensen kopen een huis met een tuin en een huiskamer op de begane grond en dus niet met daar een garage en een studiekamer. ‘Die trappen,’ zegt ze. ‘Die trappen van jou worden mijn dood nog eens.’ Ik ben expres heel ver bij mijn familie vandaan gaan wonen, maar toch weten ze me steeds te vinden. Iedere keer
7
krijg ik te horen dat ik een ander huis moet zoeken, of in ieder geval een lift in mijn woning moet installeren. Het is verdomme geen villa! ‘Ik ben te oud voor die trappen,’ blijft mijn moeder zeggen. ‘En je vader ook.’ ‘Laat mij erbuiten, ik heb niks tegen die trappen, ik moet van mijn dikke buik af,’ zegt hij dan. Mijn moeder kijkt hem daarop heel venijnig aan en zegt: ‘Wat weet jij hier nou van? Als ik zeg dat die trappen levensgevaarlijk zijn, dan zijn ze het ook. Begrepen?’ Mijn vader heeft nooit zin in ellenlange discussies die hij, net als al zijn kinderen, toch wel zal verliezen, dus buigt hij zijn hoofd en loopt naar de bank, om vanaf daar naar de enorme tv te kijken die ik heb gekocht met een lening van een inmiddels failliete kredietbank. Mijn moeder heeft altijd een grote pan couscous bij zich, omdat ik volgens haar niet kan koken, en tassen vol met groenten, fruit en andere boodschappen die in de aanbieding waren. Want dat is haar levensmissie. Je moet namelijk alle reclamefolders bewaren en dan gericht kijken wat het goedkoopst is en waar. Ook al moet je daarvoor naar Friesland reizen. En dat is ver voor iemand uit Alphen aan den Rijn. Maar het gaat om het principe, begrijp je wel? Als ik geld heb, ga ik naar Albert Heijn en koop ik allemaal dingen die nutteloos zijn, maar wel verschrikkelijk lekker. Ach, we gaan toch allemaal een keertje dood. Dat zeg ik om me niet schuldig te voelen, want de stem van mijn moeder is hoorbaar tot in het diepst van mijn wezen.
8
Overigens heeft mijn moeder me onlangs aangemeld bij een Jellinek-kliniek. Ik ben namelijk depressief, en daarom slik ik Prozac. Een gekkenmedicijn volgens haar, dus moet ik van haar afkicken. Ik zei tegen haar: ‘Als je wilt dat ik van de Prozac af kom, dan wil ik wel naar die luxekliniek op Curaçao voor zeshonderd euro per dag. Handig, want dan ga ik van de Prozac over op de bolletjes. Daar kan ik ook nog wat aan verdienen.’ ‘Nee,’ zegt ze. ‘Veel te duur. Die zeshonderd euro kun je ook aan familieleden in Marokko geven, die echt niks hebben.’ ‘O, je hebt dus zeshonderd euro en toch wil je me in een gewone afkickkliniek plaatsen zodat je familieleden, die ik helemaal niet ken, dat geld kunnen krijgen. Ben ik je nu zoveel waard?’ Mijn moeder zwijgt, kijkt me aan en schudt haar hoofd, kijkt dan naar mijn man en vraagt aan hem: ‘Hoe ben je in ’s hemelsnaam bij haar terechtgekomen? Je ziet toch dat ze niet helemaal spoort?’ Ze kan blijkbaar nog steeds niet geloven dat ik getrouwd ben en twee kleine meisjes heb. Volgens mij dacht ze dat ik zou eindigen als een eenzame oude vrijster. Maar dat is dus niet gebeurd. Ik ben nu de Marokkaan in een vinexwijk.
9
2
Het lot heeft me naar Europa gebracht, of beter gezegd: naar Nederland. Mijn ouders hadden een droom: dat hun kinderen succesvoller zouden worden dan alle andere allochtone kinderen in Nederland. Hun kind zou op een kantoor werken, in een strakzittend pak achter een computer met een stropdas zitten, en geld als water verdienen. Alle andere ouders van de eerste generatie hadden overigens dezelfde droom. Ze wilden elkaar allemaal overtroeven en wij waren slechts de pionnen in het spel. Ik ben niet zo’n persoon. Ik schrijf en ik houd niet van nette kleren, vooral niet als ze strak zitten. Ik ben geen overtroever, of droomkind. Ook ik had vroeger een droom, maar natuurlijk niet dezelfde als mijn ouders. De mijne was veel mooier: ik wilde een roman schrijven. Begin jaren negentig waren er nog heel weinig Marokkanen die publiceerden. Ik had het geluk dat ik een Marokkaan was en ben, en overigens ook Nederlander. Dus voordat de uitgeverij waar ik mijn manuscript naartoe had gestuurd mijn verhaal las, lieten ze me eerst langskomen. Ze keken hoe ik eruitzag, of ik donker genoeg was en of ik wel gebrekkig Nederlands sprak. Helaas voor hen was dat laatste niet het geval want ik was bevriend ge-
10
raakt met een meisje dat oorspronkelijk uit een keurig dorp kwam, en heel intellectuele ouders had. Hoogleraren en zo. Daarom sprak ik met een Gooise r. Giphart noemde het in die tijd overigens wel een allochtonen-r. Ik vroeg andere schrijvers of dat zo was. Die vonden het klinkklare onzin. Van mijn uitgever kreeg ik meteen een contract. En geld toe. Ik merkte wel dat ze hoopten dat, als ik op tv zou komen, ik toch een beetje allochtoons zou praten, maar ik was dat echt verleerd. Enkele jaren nadat mijn eerste boek was verschenen kwam Minnares van de duivel uit. Op de televisie las ik in het programma van Jack Spijkerman een erotisch stuk uit dat boek voor en toen had je alle moslims en gereformeerden aan het dansen. En ik maar denken dat gereformeerden geen tv-keken. Het ging om seks. Neuken dus. Ik begrijp niet wat er zo vreemd aan is als iemand een seksstukje voorleest of schrijft. We neuken toch allemaal? Nou ja, afgezien van nonnen en monniken dan. Om eerlijk te zijn, heb ik niet zoveel zin meer in mediaoptredens. Bij Pauw & Witteman bijvoorbeeld. Of bij andere programma’s. Dan zit ik daar aan zo’n tafel en moet ik doen alsof ik alles begrijp. Alleen maar omdat ik een boek heb geschreven. Te veel meningen hebben is niet goed voor een mens. Je houdt jezelf voor de gek en maakt jezelf belangrijker dan je bent. Ik ben gewoon ik: een schrijver, echtgenote, moeder en een Prozac-slikker in een vinexwijk. Journalisten vragen altijd hetzelfde. Met alle respect voor journalisten, soms heb ik het gevoel dat zij hun innerlij-
11
ke strijd door middel van mijn woorden uitgedrukt willen zien. Het nadeel van het publiceren van een boek is dat vervolgens een handjevol recensenten je werk gaat beoordelen. Ik kom er nooit echt goed van af. Daarom lees ik ze maar niet meer en durf ik pas weer een krant open te slaan als mijn boek minstens vier maanden uit is. Dan weet ik dat ik veilig ben, want ik ben een beetje gevoelig voor dat soort dingen. Ik lig nu op bed en ik schrijf deze zinnen. Het is voor het eerst in lange tijd dat ik glimlach omdat schrijven mij een beetje geluk geeft en dat is voor mij een schat die ik koester want mijn depressie schuilt nog diep in mij. Gewoon, zoals het is. Ik wil leren leven, alleen gaat dat wat moeilijk in deze buurt, want wie in een vinexwijk woont, weet dat het er ongelofelijk saai is. Alle voordeuren zijn dicht, de huizen lijken allemaal op elkaar en tegenover ons wordt er gebouwd, en dus wordt er de hele dag geheid. De mensen komen elkaar tegen in het winkelcentrum. Ik glimlachte eerst naar iedereen, maar kreeg alleen wantrouwende blikken terug. Dat doe ik dus nu ook niet meer. Pas geleden lachte een oude man me toe en ik dacht meteen dat hij zin had in iets onfatsoenlijks. Dus wendde ik mijn gezicht af en duwde mijn karretje zo snel mogelijk naar de kaasafdeling waar ze gratis blokjes kaas klaar hebben staan. Daar lunch ik meestal. Met een kopje koffie erbij met veel suiker en melk. Heel handig. Een kwartier later is het tijd om mijn oudste van school te halen. Ze zit op een christelijke school. Waarom een chris-
12
telijke? Omdat mijn moeder dat raar vindt. Ik ben namelijk nu pas aan het puberen. Het gevolg is wel dat mijn dochter de hele dag jezusliedjes zingt en ons dwingt mee te zingen. Ook moeten we voor het eten met gevouwen handen bidden, en dat doen we dan ook maar. Mijn jongste van twee doet ook mee en ze vindt het fantastisch. Volgens mij zijn we niet aan het integreren maar aan het assimileren. Ik houd eigenlijk wel van christenen. Geïnspireerd door mijn dochter ben ik een blauwe maandag lid geweest van het cda. Dat was geen succes. Ze vonden mij te heftig, te theatraal, te temperamentvol. Ze begrepen me niet. Ik zag er anders uit. En ik was allesbehalve nuchter. cda’ers doen me denken aan mensen die, als een geliefde is overleden, koelbloedig, zonder enige emotie naar de kist kijken. Het is alsof zij geen gevoelens hebben, óf ze slikken enorme hoeveelheden valium. Ik was pas geleden bij de crematie van een goede vriend en ik huilde. Echt, ik brulde gewoon. Zijn dochters keken me aan alsof ik gek was. Zij waren zo kalm. Het leek me daar plotseling beter om maar stilletjes weg te gaan. Ik dwaal af. Het cda, ja, daar hadden we het over. Toen het cda genoeg van me had, mailde ik Mark Rutte van de vvd of hij me misschien als Tweede Kamerlid kon gebruiken. Maar hij zei dat ik geen lid van zijn partij was. Daar had hij wel een punt. En ik ben niet eens rechts. Ik snap niet veel van de politiek. Links, rechts, het midden. Moslimpartij, zeker met hoofddoek, mij niet gezien. Waarom kan ik niet gewoon zijn, waarom kan ik niet gewoon uitgenodigd worden door een televisieprogramma en vragen krijgen als: wat heb
13
je gegeten vandaag, in plaats van: wat is de oplossing voor die Marokkaanse straatschoffies? Dachten ze nou echt dat ik daar een antwoord op geef, als ik dat al heb? Er zijn interimmanagers die tonnen verdienen met het verzinnen van een oplossing en dan ga ik zeker in zo’n programma mijn idee gratis van de hand doen? Ik dacht het niet. De hypotheek moet ook gewoon betaald worden. En de bank is de baas. Iedereen wil advies, oplossingen en antwoorden van mij. Wat weet ik nou? Ik haatte mijn rechtenstudie. Ik schreef omdat ik wilde ontsnappen, omdat ik wilde weten wat leven is, omdat ik vrij wilde zijn. Nu ik dit allemaal zo overdenk, hoe ben ik dan in godsnaam in deze vinexwijk terechtgekomen?
14
3
Ik woon nu al zo’n tien jaar in deze buurt. De tijd vliegt. Anders dan mijn beste vriendin Maartje heb ik nog geen grijze haren, maar ik word toch ouder. Mijn moeder ook, hoewel ze ogenschijnlijk steeds vitaler lijkt te worden. Ze gaat nu naar school. Inburgeringscursus noemen ze dat. Ze spreekt allang goed Nederlands, maar toch: voor haar en haar nieuwe klasgenoten is het een soort theekransje. Ze praten over alles en iedereen en ze wisselen zelfs recepten uit. Na afloop belt ze me trots op dat ze op school is geweest en dat Koos vis heeft gekocht. Dat laatste moest ze leren. ‘Alsof ik niet weet dat ook Koos vis koopt,’ zegt ze grappend. ‘Die leraren moeten volgens mij weer terug naar school.’ Ik zucht dan heel diep en zeg: ‘Ik ben heel trots op jou.’ Met nadruk op trots. Misschien dat ze dat ooit ook tegen mij zal zeggen, maar tot nu toe reserveert ze dat alleen voor haar zoon die doctorandus in de economie is, een strakzittend pak met een stropdas draagt en op een kantoor vanachter een computer veel geld verdient. Want wie schrijft er nu boeken? Wie zit daarop te wachten? Tja, daar zit wel wat in. Maar een mens moet wat, en schrijven én kinderen met behulp van een ruggenprik baren, is volgens mij het enige wat ik kan.
15
Kinderen krijgen is niet zo moeilijk, daarna wordt het pas een ramp, want die baby’s slapen niet. Tenminste niet op de momenten waarop je wilt dat ze dat doen. En dat gepoep de hele tijd. Bij de oudste was ik ervan overtuigd dat ik in een psychose terecht zou komen, maar dat gebeurde niet. Ik werd alleen maar depressief en ik had het niet eens door. Begrijp me niet verkeerd. Ik ben gek op die kids, die nu al veel slimmer zijn dan ik. De oudste stelt zeer logische vragen waar ik toch geen antwoord op heb, en daarom verwijs ik haar door naar mijn man, die haar weer naar mij verwijst. Dus zeg ik: ‘Vraag het morgen op school maar aan de juf, oké?’ Teleurgesteld knikt ze en keert terug naar de tafel waar ze verstandige en intelligente tekeningen maakt. Dus geen afgehakte ledematen, geen bloed, geen dode lichamen, nee: bloemen, huisjes en vrolijke mensen. Ik ben niet eens in staat om een psychopaat voort te brengen. Waarom denk ik zo? Omdat ik te veel naar mijn moeder luister. Maar het is niet haar schuld, zij is gewoon mijn moeder. Het is haar taak om me af te branden. Zo hoort het, dat is de evolutie, of iets dergelijks. Hoewel ik wel eens moordneigingen krijg als ik in de stad een moeder en dochter gearmd en liefdevol naast elkaar zie lopen. Ik geloof er niks van. Het is een façade. Het zal haar stiefmoeder wel zijn, stel ik mezelf gerust.
16
4
Ik ben erg gesteld op mijn vrijheid. Het liefst zou ik alles doen wat ik wil. Totaal irrationele dingen: op een boot de wereld rond varen; nog eens naar Cuba gaan: de bestemming van mijn huwelijksreis, en naar landen waar ik veel over heb gelezen, maar nooit ben geweest. Ik heb nog nooit een jointje gerookt. En niemand van mijn vrienden wil er eentje voor me kopen. Ze denken dat ik dan echt in een psychose zal raken. Alsof mijn leven niet al één ellenlange psychose is. Ik woon in een groot huis en dat haat ik. Je moet zoveel schoonmaken. Ik ben opgegroeid in een flat zonder trap. Gelijkvloers, dat heeft wel wat. Maar nu is het te laat. Ik woon hier te midden van buren die ik amper zie, maar met wie ik wel regelmatig ruzie heb omdat ze zo hard boren, vooral als het me eindelijk gelukt is de kleine ’s avonds in slaap te krijgen. Omdat het mij niet lukt om vrij te zijn, want dingen bezitten zorgt ervoor dat je eraan vastzit, probeer ik mijn kinderen te vertellen dat ze vooral datgene moeten doen wat zij willen, wat hen gelukkig maakt. Reizen, aardbeien plukken in Australië of zoiets. Seks voor het huwelijk. Voor mijn part mogen ze met iemand van hetzelfde geslacht thuiskomen. Wedden dat ze dat dus niet doen? Nee, ik moet zo
17
nodig fatsoenlijke en verstandige kinderen krijgen. Ik heb altijd een homoseksuele zoon gewild. Maar Allah was me ongewillig. Mijn dochters waren al heel jong aan het flirten met kleine blonde jongens met prachtige blauwe ogen. Ik vroeg mijn oudste wat ze later zou willen worden en ik hield mijn vingers gekruist. Ze wilde dokter worden. Dank je wel, dokter Bibber! ‘Wil je niet een paar jaar in Parijs wonen of zo?’ ‘Nee,’ zei ze. ‘Ik moet naar school.’ ‘Maar dan ben je al ouder.’ Ze schudde haar hoofd en zei: ‘Ik ga me specialiseren, dus ik denk dat ik heel lang op school zal blijven.’ Dat kind is vijf! Misschien had ik haar niet op die christelijke school moeten doen. Ze zijn daar zo verantwoordelijk met hun normen en waarden. Openbare scholen zijn daar vast veel vrijer in. Maar daar kunnen ze dus niet heen, omdat ik dan mijn moeder haar zin geef. Ik ben de gevangene van mijn eigen opstandigheid. Maar wie weet wil mijn dochter ooit wel jointjes roken, wijn drinken, feesten met leuke mannen en dan bedoel ik geen artsen, maar muzikanten, van die bohémiens. Wedden dat ook dit niet uit gaat komen? Ik vraag me af hoe andere mensen in vinexwijken leven. Iedereen die ik in de buurt tegenkom, in de supermarkt, bij de slager, of op het schoolplein, lijkt het voor de wind te gaan. Allemaal netjes gekamd haar, goed gekleed, terwijl ze volgens mij minimaal tien kinderen hebben gebaard. En
18
waarom al die grote auto’s? Wat moet je daarmee? Ik rijd in zo’n ouwe bak, en als er een deukje in komt is dat geen ramp, want het ding is toch al rijp voor de sloop. Of speelt iedereen gewoon een spel, door te laten zien hoe goed ze het doen, hoe blij ze zijn, terwijl ze ’s avonds hun ogen uit hun kop janken? Waarom kunnen we niet gewoon zijn zoals we zijn, gevoelig, eerlijk over alles, en daardoor veilig, want dan zouden we ons nooit onzeker naar anderen voelen. Ik heb geen schild meer. Niet meer sinds mijn depressie. Die diepe dalen hebben alle lagen als bij een ui afgepeld. Waarom leven we? Waarom moet ik zo mijn best doen? Omdat ik dat wil of omdat ik naar goedkeuring snak? Die van de samenleving of, nog belangrijker, die van mijn moeder? Nou, dat laatste kan ik wel vergeten. Mijn man en ik vertrokken uit Amsterdam en kwamen in deze straat wonen, waar de overbuurvrouw heel hard schreeuwt met een Jordanees accent. Heerlijk vind ik dat. Ondertussen weet ik dat een andere buurvrouw geen kinderen kan krijgen en daar geeft zij haar man de schuld van. Ze zegt dat zijn sperma niet zwemt. Tenminste niet naar haar eitje toe. Ik begrijp het wel. Ze is niet echt iemand om naartoe te zwemmen. Terwijl ze in het ziekenhuis van alles proberen om zijn sperma en haar eitjes bij elkaar te krijgen, moet ze ondertussen ook continu hormonen spuiten en zich op gezette tijden laten berijden door haar man, die er ondertussen niks meer aan vindt. Gedwongen seks. Gadver.
19
Ik was ervan overtuigd dat ík nooit kinderen zou krijgen. Mijn moeder peperde me regelmatig in dat er geen enkele man met mij getrouwd zou willen zijn, omdat ik zo gek ben als een deur. En eigenlijk klopt dat ook wel. Maar ik moest zo nodig naar een kroeg waar ik hem tegenkwam. Een autochtone kroeg in Amsterdam-Zuid, waar ineens een Marokkaan verscheen. En ik wilde helemaal niet met een Marokkaan trouwen. Dat heeft iets met mijn verlate pubergedrag te maken. Maar hij sprak plat Amsterdams, was relaxed en heel anders dan ik me bij een Marokkaan had voorgesteld. Vooroordelen: niet alleen autochtonen hebben daar last van. We werden verliefd. Om eerlijk te zijn werd hij verliefd op mij omdat ik geen interesse in hem had. Dus bij het tweede afspraakje was ik voornemens hem te melden dat het niks zou worden. Alleen toonde hij toen geen interesse in mij en werd ik juist daarom verliefd op hem. En zo ging het twee jaar lang aan en uit. In Parijs heeft hij me ten huwelijk gevraagd. Hij ging op één knie zitten en gaf me het doosje met de ring erin. Wat hij niet wist was dat ik al in zijn kleren had gesnuffeld en het doosje met ring en al had gevonden. Hij heeft de neiging om nogal lang te douchen. Zijn eigen schuld. Dus ik kreeg de ring en ik kirde en sprong en kuste hem, maar een halfuur later, in Montmartre, hadden we alweer ruzie. Dat is pas liefde. Het moeilijkste gedeelte kwam nog. Want als goede moslima mocht ik geen vriend hebben, en daarom had ik hem geheimgehouden. Blijkbaar dachten mijn ouders dat
20
het er in Nederland net zo aan toegaat als in Marokko, waar een moeder haar zoon meesleept naar het huis van een huwbare dochter om haar hand te vragen. Ja mam, kun je lang op wachten. We moesten het wel aan ze vertellen. En mijn ouders vonden het helemaal niks. Wat logisch is. Het zou raar zijn geweest als ze blij waren geweest, want wie wil er nu een wildvreemde in de familie? Toch zouden we gaan trouwen. Hij is een lekker ding met moderne opvattingen, maar hij vond dat ik te veel make-up gebruikte. Dat kwam doordat we elkaar voorheen altijd in de avonduren zagen. Doordat ik veel lezingen gaf, was ik vaak van huis en dat gebruikte ik als smoes om met hem te kunnen afspreken. In het donker of met flatterende lichtjes. En toen kwam het moment dat we elkaar bij daglicht zagen. ‘Je hebt groene ogen,’ riep ik stomverbaasd. ‘Wat is dat voor korrelig wit poeder op je gezicht?’ vroeg hij. ‘En die lipstick. Mijn zus gebruikt een veel subtielere kleur, wat haar gezicht iets liefs geeft, jij lijkt nu net Edith Piaf.’ Ik keek hem aan maar wist niks te zeggen. Ik dacht dat ik er leuk uitzag. Ik ging naar de wc, maar ook daar was weinig licht, dus ik begreep niet waar hij het over had. We besloten om snel te trouwen. Eerst voor de Nederlandse wet en daarna voor de Marokkaanse, om onze ouders tevreden te stellen. Dus zo zaten we op een dag op het stadsdeelkantoor van Amsterdam-Noord. Zijn neef was meegegaan en nog iemand, maar ik weet niet meer wie. Het is wel al tien jaar geleden.
21
We bevonden ons in een kille kamer met een aardige mevrouw die ons zou gaan trouwen. ‘De ring,’ zei ze vriendelijk tegen ons. ‘Ring?’ vroeg ik. ‘Een ring?’ vroeg mijn nieuwbakken echtgenoot. De vrouw knikte. ‘Ja, hebben jullie geen ringen?’ ‘Shit,’ zeiden we allebei tegelijk. Al die films die we gezien hadden en nu waren we die vergeten te kopen. We keken om ons heen. De neef fluisterde iets in het oor van mijn man. ‘Achmed heeft een ring.’ Ik keek naar Achmed, de aardige mevrouw ook. De ring zag er wat groot uit en had een doodskop. Mijn man schoof hem om mijn vinger. Hij viel er weer af. Bij de tweede poging bleef hij zitten. ‘Gefeliciteerd,’ zei de vrouw dolgelukkig, hoewel op haar gezicht het tegendeel was af te lezen. De ring met doodskop ging terug naar Achmed. We vierden ons huwelijk even later in een café. In de zomer was onze bruiloft in Marokko. Ik had er geen zin in, want ik moest daar zes jurken dragen en mijn gezicht werd helemaal wit geplamuurd, zoals bij een geisha, want hoe blanker hoe beter. Ondertussen waren ze zo druk bezig met het voorbereiden van het feest dat ze er om elf uur ’s avonds achter kwamen dat ik er niet was. Ze waren me gewoon vergeten terwijl ik bij de kapper zat. Een klein detail, blijkbaar. Toeterende auto’s stopten voor de kapsalon. Daar zat ik
22
met vijf andere bruiden die allemaal vergeten waren. Hoopvol stonden we tegelijkertijd op. Het was voor mij, gelukkig. Ik zei alle andere vrouwen gedag, die allemaal sprekend op mij leken, en stapte in. Het was avond, ik was moe en had nog niks gegeten. Bij het huis aangekomen werd ik naar boven gebracht. Ik moest een speciale jurk dragen en gouden sieraden die heel zwaar waren, vooral de oorbellen. Nu nog kan ik geen oorbellen meer verdragen. Snel naar beneden, naar de zaal waar alle gasten op stoeltjes zaten. Mijn man en ik liepen het podium op en gingen op gouden tronen zitten. Zo kitsch. De band begon te spelen, maar niemand danste. Iedereen keek naar ons en wij keken naar iedereen. Om half één moest ik weer mee. Ondertussen draaiden ze andere muziek en ik hoorde dat er gedanst werd. Weer een nieuwe jurk. Deze was dertig kilo zwaar en ik was inmiddels ongelofelijk chagrijnig. Mijn Nederlandse vriendinnen en vrienden die mee waren vroegen waarom ik zo boos keek. Wat me nog giftiger maakte. Iedereen danste en ik voerde hier een modeshow op. Opnieuw moest ik op de troon zitten. Mijn man zag ik niet meer, die danste met iemand anders. Ik keek om me heen, op zoek naar iemand met wie ik kon flirten, maar niemand nam me serieus. Een halfuur later droeg ik weer een nieuwe jurk. Iedereen at, maar omdat ik een witte kaftan aanhad die bedekt was met diamanten, mocht ik dat niet, want stel je voor. Ik werd een beetje duizelig. Toen weer naar beneden, nu mochten we de taart aansnijden en een hapje nemen. Heerlijk! Daarvoor moesten we nog traditioneel melk drinken en dadels eten. Als er iets is wat mijn
23
ingewanden doet krimpen van ellende zijn het wel melk en dadels. De bruiloft duurde tot acht uur ’s ochtends. Er waren speciaal familieleden gekomen die benieuwd waren naar het laken met bloedspatten. Voordat ik in de auto stapte die ons naar het hotel zou brengen riep ik: ‘We hebben het al gedaan, hoor!’ We reden weg en ik kon nog net hun geschokte gezichten zien. Voor het eerst die dag moest ik lachen. In het hotel hadden we de ideale ‘huwelijksnacht’: we sprongen in bed en vielen meteen in een diepe slaap. Dat was onze bruiloft. Om later een huis in een vinexwijk te kopen, kinderen te krijgen, depressies te ervaren en buren te hebben die hun deuren stijf dicht houden. En ik maar dromen van een toekomst vol hoop en vrijheid. Maar ja, ik heb twee mooie meisjes, een lieve man, leuke vriendinnen en vrienden. Ach, wat maak ik mezelf toch wijs?
24