HOTEL VERTIGO
Ander werk van Kees ’t Hart Vitrines (verhalen, 1988) Land van genade (roman, 1989) De neus van Pinokkio (roman, 1990) Zwembad (roman, 1992) Blauw Curaçao (roman, 1996) Kinderen die leren lezen (gedichten, 1998) Ida Gerhardt Poëzie Prijs 2000 De revue (roman, 1999) Multatuliprijs 2000 De ziekte van bewondering (essays, 2004) Ter navolging (roman, 2004) Het mooiste leven... (reportage, 2006) De krokodil van Manhattan (roman, 2006) De keizer en de astroloog (roman, 2008) Engelvisje & andere verhalen (2010)
Kees ’t Hart HOTEL VE RTIGO
Amsterdam · Antwerpen Em. Querido’s Uitgeverij bv 2012
De auteur ontving voor dit boek een werkbeurs van het Nederlands Letterenfonds.
Copyright © 2012 Kees ’t Hart Voor overname kunt u zich wenden tot Em. Querido’s Uitgeverij bv, Singel 262, ac Amsterdam. Omslag Monique Gelissen Omslagbeeld ©1958 Universal City Studios, Inc. for Samuel Taylor and Patricia Hitchcock O’Connell as trustees under the second trust of will of Alfred Hitchcock Foto auteur Leo van der Noort isbn 978 90 214 4311 9 / nur 301 www.querido.nl
Voor Euf
Hotel Vertigo
Op 2 juni 2008 om twee uur ’s middags zet de taxi me af bij Hotel Vertigo, 940 Sutter Street, tussen Jones en Hyde, niet ver van Union Square. In 1957 was dit een armoedige buurt van San Francisco, vol cafés, eethuizen, kleine winkels en verwaarloosde hotels. Nu bestaat alleen dit hotel nog en zijn er luxemodezaken en restaurants. In augustus ’57, ik was toen zeventien, bijna achttien, maakten we in en bij het hotel opnames voor de film Vertigo van Alfred Hitchcock. Cole, Ralph, Cy, Lee en ik. En nog een paar anderen van wie ik de namen niet meer weet. Dat ‘we’ is een groot woord; ik was niet meer dan een hulpje van de cameraploeg die opnames van San Francisco maakte. In filmjargon heet zo’n team de second unit. Die zorgt voor achtergrondbeelden van een stad, voor de geloofwaardigheid van de filmsetting, de couleur locale. Vaak komen de opnames alleen in de film terug als schermen waarvoor de acteurs hun rol spelen. Op de aftiteling van Vertigo, ook op die van de nieuwste digitale versie, staan onder het kopje ‘Second Unit Crew’ acht namen. Cole heette voluit Charles Coleman, Ralph was Ralph Axness. Cy heette Brooskin. En Lee staat er als Clem Jones op. Ze heette niet Clem maar Lee. Via haar kwam ik erbij. Lee Jones. De andere namen herkende ik niet. Mijn naam ontbreekt, ik denk dat ze die niet eens kenden. Op het draaiboek van de second unit stond met grote zwarte letters vertigo. Zou het nog ergens zijn? In een of ander archief of in een museum? Alle locaties waren precies aangegeven. De aanwijzingen voor de cameraopstelling, de juiste lenzen en correcte belichting waren volgens Cole nauwelijks 7
bruikbaar. Genoteerd door iemand die weinig tot niets begreep van camera’s en licht. ‘Just shit.’ En in priegelige zinnetjes waren in het draaiboek met pen en potlood allerlei aanwijzingen toegevoegd voor de juiste sfeer en toon en de verwachtingen van het publiek. ‘Bullshit.’ We reden in twee auto’s kriskras door San Francisco, een vrachtwagen voor het materiaal en een grote personenauto voor de crew. Een Chevrolet. Ik zat achter in de vrachtwagen, bij de camera, de lampen, de kabels, de accu’s en de generator, in de auto was voor mij geen plaats. Bovendien wilde Cole dat er altijd iemand bij de camera was. Lee zat meestal voor in de vrachtwagen, bij de chauffeur en een van de sjouwers. De camera was een groot, zwaar en onhandelbaar apparaat, we moesten hem met vier man verplaatsen. Hij zag eruit als een gulzig dier met twee reusachtige oren. Aan de buitenkant zat een elektromotor die de film aandreef. Iedereen was altijd bezorgd dat de motor nat zou worden, dat zou een ramp zijn. Ik moest in ieder geval overal met mijn poten afblijven. Langs straten, parken en pleinen reden we, de Golden Gate Bridge, het Legion of Honor Museum, kerken, winkels en begraafplaatsen. We filmden op straathoeken, vanaf heuvels, bij bankgebouwen en museums, we filmden Mission Dolores en zelfs boven in Coit Tower. Wachten tot de zon doorbrak, camera opstellen, lichtlampen plaatsen, zoeken naar aansluitingen voor elektriciteit. Waren die er niet, dan accu’s neerzetten, eventueel generator starten, publiek op een afstandje houden, opnemen. Ergens anders alles opnieuw. Weer opnemen en dan verder. Hotel Vertigo heette toen Empire Hotel. We moesten de gevel filmen, hij was grauw en verweerd, er hing een brandladder voor. Op de vijfde verdieping moesten we het interieur van een kamer filmen. 8
‘Make the room look like home’, stond er in het draaiboek bij. Een aanwijzing waar Cole niets mee wist aan te vangen. Voor de opnames van de gevel moest de camera uit de vrachtwagen getild; het standpunt moest zo laag mogelijk zijn, het hotel moest er dreigend uitzien, ‘not desperate’, reclame-uitingen mochten niet in beeld. De verlichte neonletters van de naam van het hotel moesten er duidelijk op staan. ‘Leave your own life out of it!’ stond in kleine lettertjes in het draaiboek. ‘What do they mean by that, goddam.’ De raspende stem van Cole, die het allemaal niks vond. Ik had drie taken: sjouwen, nieuwsgierigen op een afstandje houden en een tekening maken van wat de camera ziet. Dat laatste met precieze details erbij: hoogte, positie, plaats en licht. Later die dag droegen we de camera met veel moeite naar de vijfde verdieping. Alleen vanuit de deuropening was het mogelijk opnames te maken: het bed was veel te groot en de kamer te klein. De volgende dag gingen we terug om nóg een paar opnames te maken, deze keer met een veel kleinere camera, die Ralph, de cameraman, had meegenomen. Ik nam twee ingelijste foto’s mee van de familie bij wie ik woonde en zette die op een bureautje in de kamer. ‘Make the room look like home.’ In de jaren zeventig werd de naam van het hotel veranderd in Hotel Commodore en in 2000 heette het Hotel York, je kunt het allemaal op internet nazoeken. Pas sinds een paar weken heet het Hotel Vertigo; op de nieuwe website wordt de geschiedenis in geuren en kleuren beschreven. Er staat dat Hitchcock hier nog in de geest rondwaart: de kamer waar hij filmde is intact gelaten. Toe maar. De gevel is nu wit, binnen hangt een verfgeur en in de witte lobby staan grote vazen met droogbloemen. Met op de kaartjes felicitaties: ‘Good Luck from Janey and Philip’, ‘All the best from Parvis’. En een kaartje met ‘Will you have dinner with me? Scottie’. 9
Geestige tekst, Scottie is de naam van de hoofdfiguur uit Vertigo. De scènes met James Stewart en Kim Novak in de hotelkamer van het Empire Hotel zijn niet hier opgenomen maar in de Paramount Studios in Hollywood. Een paar shots van de façade zijn nog van ons, de rest was onbruikbaar. De sterren zijn hier nooit geweest, Hitchcock wel, hij zocht de locaties zelf uit, bij hem hoefde je niet op toeval te rekenen. En die aanwijzingen in het draaiboek waren waarschijnlijk van hem. Het hotel probeert met volle kracht gebruik te maken van de cultstatus die Vertigo de laatste jaren heeft gekregen. Wie hier logeert, voelt zich een filmster. Aan de muur van de lobby hangt een groot televisiescherm waarop de scènes uit Vertigo te zien zijn die zich hier afspelen. Hitchcock haatte opnames op locatie. De neonletters van de naam van het hotel zijn in Hollywood in de studio nagemaakt. Ook de gang en de kamer zelf zijn nagebouwd. Vertigo is een tijdje geleden gedigitaliseerd en opnieuw uitgebracht, ik zag hem in filmhuis lux in Nijmegen. Veel verschil met de oude versie is er niet. Eerst die heftige achtervolgingsscène over de daken, dan trage scènes met de lange uitleggerige monologen. De architectuur van de stad als een zee van bezielde gebouwen. Hitchcock filmde geen dromen, geen werkelijkheid, maar een nachtmerrie. Gebouwen zijn in Vertigo menselijke wezens. Onbewoonbaar verklaarde huizenwezens. Nooit mocht de camera op ooghoogte staan, altijd de blik van boven af of van beneden. Altijd op hol geslagen gebouwen, alsof ze zich op de toeschouwer willen werpen. In Psycho zette hij dit extreem door, maar ook in Vertigo zijn gebouwen gefilmd als ontremde neuroten; ze spiegelen de psyche van de karakters. Hitchcock ensceneerde in Vertigo een zwartgallig beeld van de Amerikaanse stedenbouw van die tijd. En van de Amerikaanse ziel, die volgens hem voor het grootste deel 10
bestond uit schuldgevoel en wanhoop over seksualiteit. Hij filmde als een boosaardige architect. Truffaut maakte in zijn interviewboek allerlei opmerkingen in die richting en Hitchcock sprak hem niet tegen. Ergens eind jaren zestig, begin zeventig schreef ik voor gespecialiseerde tijdschriften artikelen over de architectuur van Hitchcock. Met titels als ‘Bouwkunde als fetisj’. Zoiets was het. ‘Huisdromen’ was een andere titel geloof ik. Ik hield een paar lezingen over onvermoede aspecten van Hitchcocks studio-ensceneringen. Het huis als een nachtmerrie. Nog helemaal into Hitchcock was ik toen. Mijn plan om een boek te schrijven over bouwkunde in zijn films heb ik opgegeven, maar nu ik hier ben, duikt het weer op. ‘Woonplaatsen bij Hitchcock’, zo moest het heten, ik heb al het materiaal ergens op zolder liggen. Ik herinner me alles nog van Hitchcock. Alles. De receptionist van het hotel is niet ouder dan dertig. Op zijn badge staat dat hij Derek heet. Hij draagt een donkerpaars jasje met een blauwe geruite das. Dezelfde kleren die Scottie draagt in de scène met Judy in de hotelkamer. Ik vertel dat ik in 1957 voor het eerst in San Francisco was. Hij is enthousiast. ‘In 1957, that’s great.’ ‘San Francisco was different then,’ zeg ik. Ik blink uit in dooddoeners. ‘Oh yeah, where did you stay?’ De nieuwsgierigheid van Amerikanen is er sinds 1957 niet minder op geworden. Ik zeg dat ik bij een familie in North Beach logeerde, ‘up on Grant Avenue, not in Chinatown’. Het komt er allemaal moeiteloos uit. Het precieze adres noem ik niet. Zal ik hem vertellen over mijn Hitchcockverleden? Gasten die hier logeren hebben allemaal iets met Vertigo, weet hij, en een oude man als ik, die in 1957 in San Francisco was, heeft dit hotel uiteraard niet voor niks uitgekozen. 11
‘I was with the second unit of Vertigo,’ zeg ik plompverloren. ‘I beg your pardon?’ Hij gelooft me niet of hij begrijpt niet wat ik bedoel. ‘I was with the crew that filmed on location in San Francisco in ’57,’ zeg ik, ‘you know, famous spots, the Coit Tower, Mission Dolores, the Golden Gate Bridge.’ ‘Oh really, that’s great, did you meet the stars?’ ‘No no,’ zeg ik, ‘just locations.’ Hij duikt een kamertje achter hem in en komt terug met een bruine enveloppe. Hij laat drie foto’s op de desk glijden. Een is een kopie van een krantenfoto. Voor een kleine vrachtwagen waarop een reusachtige filmlamp staat, poseren drie lachende mensen. Erboven staat: ‘Mr James Stewart and some members of the Hitchcock crew’. De man in het midden is Stewart, links staat een veel kleinere man en rechts een kale man, die een 16 millimetercamera in zijn hand heeft en daarmee in de richting van de fotograaf wijst. ‘That’s great,’ zeg ik. De andere foto’s komen uit zijn familiealbum, vertelt hij. Op een ervan staat een vrouw, ze heeft bloemen bij zich, achter haar een vrolijk lachende man. Hij is genomen bij Mission Dolores. Hij is geweldig enthousiast, vertelt dat over vier dagen een lokaal televisiestation hier in verband met de opening opnames komt maken, cbs Local, hij zou het op prijs stellen als ik daarbij wil zijn. Iemand die bij de opnames van Vertigo betrokken was, daar zullen ze blij mee zijn! Dat geeft cachet aan hun programma en het is een mooie reclame voor zijn hotel. ‘That would be fantastic.’ De televisieploeg komt op vrijdagmiddag om vijf uur, dan logeer ik hier nog en dus zeg ik dat ik het best vind. Hij zegt dat hij op zoek is naar andere medewerkers aan de film, het valt niet mee ze te vinden, de meeste zijn dood. Zal ik hem over Lee vertellen? Dat kan later nog. 12
Hij wil weten of ik speciaal voor Vertigo in San Francisco ben, er zijn meer gasten die daarvoor komen, dat zijn de echte Hitchcockfans. Een aantal van de oorspronkelijke locaties bestaat niet meer, vertelt hij, de boekhandel en de bloemenzaak bijvoorbeeld zijn verdwenen, maar het Legion of Honor Museum, waar Scottie Madeleine uitvoerig bespiedt, is er nog. Ik zeg dat ik hier voor een seminar ben, niet echt voor Hitchcock. Helemaal een leugen is het niet. Derek vertelt dat hij in San Francisco is opgegroeid, zijn ouders woonden in The Mission, toen een mindere buurt. Hij zat op Francisco High School, niet ver van Mission Dolores, waar Hitchcock wel degelijk zelf bij de opnames met de acteurs was. Zijn moeder was gaan kijken en had James Stewart gezien. Zij is de vrouw met de bloemen in haar hand. Ze wilde ze aan miss Novak geven maar kreeg geen toestemming. De laatste foto is van Mission Dolores, de kerk en de ingang naar de tuin. Er staat een groepje mensen, volgens Derek zijn het figuranten die voor een straatscène langs moesten wandelen. Zijn moeder had ook mister Hitchcock gezien. Hij was klein en dik, hij had een hondje bij zich. Ik zeg dat ik aan hoogtevrees lijd. ‘Isn’t that funny?’ Hij moet erom lachen, er zijn wel meer gasten in het hotel die er last van hebben en toch van Vertigo houden. En daarom hier logeren. Ze beschouwen het hotel als een uitdaging en een bevrijding. Als je hier logeert, denk je de hele tijd aan hoogtevrees zonder dat het bedreigend is. Je hebt veel films waarin hoogtevrees een rol speelt, doceert hij, dan gaat het erom de kijkers de stuipen op het lijf te jagen. Niet om het als een probleem te laten zien. Hij noteert ondertussen het nummer van mijn paspoort en laat me op een formulier mijn adres in Nederland invullen. Hij heeft gelijk. Bij Hitchcock is hoogtevrees een symptoom van Scotties angst voor zijn verwrongen seksualiteit, 13
hij wil die overwinnen maar is tegelijkertijd bang dat een overwinning het einde betekent van zijn lustgevoel. Seksueel verlangen en tegelijkertijd vrees voor vervulling daarvan, dat drijft hem. En op het einde van de film blijft één vraag aan de toeschouwer knagen: is Scottie ooit nog in staat te begeren? Ben ik in staat te begeren? Scottie overwint dan wel zijn hoogtevrees, maar tegelijkertijd is zijn grootste obsessie, Judy, om het leven gekomen. Hierna heeft het leven geen zin meer: wie hoogtevrees overwint, dreigt verder alles te verliezen. Truffaut heeft het er in zijn Hitchcockboek niet uitvoerig over maar het is duidelijk dat hij de seksuele obsessies in de film scherp in het oog heeft. Hij ondervroeg Hitchcock bijvoorbeeld over de haardracht van Madeleine en Judy, over de seksuele connotaties ervan. De gedraaide haarlok van Madeleine boezemt Scottie angst in, hij voelt later bij Judy dezelfde angst. Hitchcock laat het expliciet zien. Scottie is bang voor vrouwelijke seksualiteit, hij vreest voor impotentie en Hitchcock probeerde die vrees op de toeschouwers over te dragen. ‘One moment please,’ zegt de deskman. Hij helpt een paar andere gasten. Ik herken ze, ze zaten bij mij in het vliegtuig, een lange vrouw en een kleine roodharige man. Ook tegen hen heeft hij het over Hitchcock. Hij beweert dat de meester op de vijfde verdieping een paar dagen gefilmd heeft en dat de sterren hier waren, wat niet waar is. Ze hebben de kamer helemaal gelaten zoals die tijdens de opnames was, zegt hij. ‘Nothing was changed.’ Hij beweert rustig dat dit de policy was van alle opvolgende eigenaren van het hotel. Knipoogt hij naar me? Ik vermaak me wel met zijn leugens. Even later meldt hij zich weer bij me, de gasten zijn op weg naar hun kamer. Ik vertel dat Vertigo veel verwijzingen bevat naar neurotische afwijkingen. 14
‘Hitchcock liked working with hysteria,’ zeg ik, ‘and making fun of it.’ Ik noem een paar neurotische symptomen van de karakters. Vooral bij Scottie natuurlijk. Zijn fetisjisme, zijn neurotische wens Judy om te vormen naar het voorbeeld van Madeleine. De nonnen als beelden van afschrikwekkende vrouwen. De nymfomane symboliek in de scènes met de meer dan voortreffelijke Barbara Bel Geddes, zij speelt de vrouw die verliefd is op Scottie maar hem niet kan bereiken. De architectuur van de stad als vervreemdingsmechanisme. Zeg ik deze dingen om hem te imponeren? Ik zie dat hij zich begint te vervelen, hij moet dit soort praatjes van vrijwel alle gasten aanhoren, iedereen zegt altijd hetzelfde over de film. We gaan over op de normale hotelrituelen. Hij geeft me een kamer op de tweede verdieping, aan de achterkant, op zich een prima locatie, toch vraag ik of ik een kamer hoger kan krijgen. Liefst aan de straatkant. ‘I want to enjoy the city,’ zeg ik. Mijn verhaal over mijn hoogtevrees is hiermee ongeloofwaardig geworden, besef ik. Hij heeft me juist daarom op een lage verdieping ingeboekt. Maar mijn vorm van hoogtevrees heeft niets te maken met angst voor dieptes, waaraan Scottie in Vertigo lijdt. Ik lijd letterlijk aan hoogtevrees. Ik heb er moeite mee omhoog te kijken. Naar de lege lucht gaat nog wel maar zodra er gebouwen in zicht zijn en ik langs hun gevels omhoogkijk, verkramp ik, niet altijd trouwens, ik kan niet voorspellen wanneer het gebeurt. Daarna komen de hartkloppingen, zweet stroomt langs mijn lichaam, ik begin te hyperventileren. Ik dreig te vallen, moet me vastgrijpen, moet me dwingen zo snel mogelijk naar beneden te kijken en dat lukt niet meer. Ik blijf omhoogkijken als een haas gevangen in het licht van koplampen. Ik ben verschillende keren in een ziekenhuis beland omdat mijn metgezellen dachten dat ik een 15
hartaanval kreeg. Aan inlevend begrip heb ik niets. Je moet tegen me schreeuwen, me door elkaar schudden, een klap in mijn gezicht helpt ook. Voor mijn beroep was het niet makkelijk. Bezoeken aan bouwplaatsen waren altijd lastig maar de laatste jaren voor mijn pensioen hoefde dat gelukkig niet meer vaak. Ik liet het aan anderen over. Het moet vroeger opgevallen zijn dat ik het liefst direct met de bouwlift, hoe primitief die soms ook was, naar boven wilde. Dan was ik daar tenminste alvast. Laten we eerst boven kijken, zei ik. Naar beneden kijken, kijkt beter. Dat vonden ze natuurlijk een mooie tekst. Dat kijkt beter. Niet bepaald iets voor een bouwkundige om naar beneden te willen kijken. Mijn medewerkers wisten ervan. Als ik toch naar boven moest kijken omdat het niet anders kon, greep ik me aan een van hen vast. Meestal aan Pien. Ik hoefde het haar niet meer uit te leggen en als zij er niet was, was er wel een ander. ‘O sorry, ik struikelde.’ Ik heb in San Francisco vandaag pas één keer omhooggekeken. Toen ik uit de taxi stapte. Er gebeurde niets. Ik had al vóór 1957 last van hoogtevrees. Ik herinner me een hevige aanval toen Marleen, mijn eerste vriendinnetje in Nijmegen, in de Fagelstraat haar truitje uitdeed en ik haar kleine borsten een voor een in mijn mond nam. Het moet ergens in juni ’57 zijn geweest, dus vlak voordat ik naar San Francisco vertrok. Ze kneedde mijn pik, onhandig, ze keek me aan, haar oogwimpers trilden en ik kwam bevend klaar. Daarna lag ik naast haar en keek ik naar het plafond van haar kamer, dat zich ineens naar boven begon uit te strekken, tot op oneindige hoogte het heelal in. Ik ging op mijn buik liggen. Ze vroeg wat er was, ik heb iets gezegd over duizeligheid. Ook later had ik er na seks soms last van, Rietje wist het, ze hield er rekening mee. Het kon me zomaar overkomen, aan het strand, in een voetbalstadion of een winkelstraat. Ik had er heel veel last van toen ik in 1957 uit San Francisco 16
in Nijmegen terugkwam. Daarna minderde het langzamerhand. Na Rietjes dood, een jaar geleden nu, durfde ik een tijdje nauwelijks de straat op. ‘Would you like to see the room on the fifth floor?’ vraagt de receptionist. Zou de kamer er werkelijk hetzelfde uitzien als in de film? Hebben ze hem echt in de oude staat gelaten? Het lijkt me sterk, ik vermoed dat ze hem later herbouwd hebben aan de hand van beelden uit de film, toen die een grote cultstatus kreeg. Het vermaakt me zeer: je hebt dus de oorspronkelijke kamer uit 1957, waar ik geweest ben en met de second unit een paar opnames maakte, dan heb je de kamer uit de Paramount Studios, die vast en zeker vernietigd is, en vervolgens een reconstructie ervan in dit hotel. We nemen de lift naar boven. Waarschijnlijk zag Hitchcock de kamer een keer toen hij de locaties uitzocht. Wat hij later op onze opnames en tekeningen ervan zag, was zo overtuigend dat hij besloot hem in de studio zo precies mogelijk na te bouwen, wel op een veel grotere schaal zodat er gefilmd kon worden. Je kunt details over zijn werkwijze nalezen in het prachtige boek van Philip Steiner, With Hitchcock on the Scene. Hij werkte altijd met realistische voorbeelden, in fantasiesettings had hij geen vertrouwen, volgens hem lieten decorbouwers zich te veel door hun eigen hang-ups leiden, hun jeugd, hun school, hun eigen woninginrichting. Daar moest hij niets van hebben. ‘That’s not what I am looking for,’ zei hij tegen Truffaut, ‘I am not interested in the lives of my crew.’ Zoiets moet hij ook bedoeld hebben met zijn opmerking in het draaiboek om het eigen leven buiten de opnames te houden: ‘Leave your own life out of it!’ Hij werkte met wat zijn waarde al bewezen had, het moest toevallig zijn én geloofwaardig en ook nog binnen de con17
text van het geheel passen. In dat verband had hij het in interviews altijd over ‘veroveringen’. ‘Images should conquer their place.’ Het Empire Hotel voldeed hier perfect aan. We maakten met de kleine camera gedetailleerde opnames in de kamer, ik bedoel: Ralph maakte ze op aanwijzingen van Cole, het had geen zin de grote camera nog een keer naar boven te sjouwen. Ik maakte tekeningen waarop ik alle details zo precies mogelijk aangaf. Met kleur en plaats. ‘Just give all the details.’ Ik herinner me nog het ongeduld van Cole. ‘Who cares about this fuckin’ chair and these pictures of little ballet girls.’ Van camera’s, licht, posities en uitsnedes wist Cole alles, van de films van Hitchcock begreep hij niet veel, dacht ik toen. In de lift vertelt Derek dat de vijfde verdieping sinds 1957 niet is veranderd. Alles om de Hitchcocksfeer in stand te houden. Ik laat het er maar bij, misschien gelooft hij het werkelijk. De kamer lijkt in alles op de kamer uit de film. Alleen het behang is veranderd, op de grond ligt nog steeds een grijsgevlekt tapijt. Vaasjes met bloemetjes op een tafeltje. Aan een van de wanden drie ronde schilderijtjes van danseressen. Dat waren de ‘little ballet girls’. Zelfs de waaier onder het lampje is niet vergeten, die was er niet toen wij hier filmden. Hitchcock heeft hem er later bij verzonnen, de waaier is een fetisj van Madeleine. Ik drentel voorzichtig in de kamer rond, er hangt hier geen verfgeur. Was dit werkelijk de kamer die we filmden? Ik geloof er niets van, in mijn herinnering was hij kleiner. Dan zie ik de twee foto’s op het bureautje. Op de ene staat een man voor een winkel, op de andere staan twee vrouwen. In de film zoomt de camera erop in, al blijven de foto’s vaag. 18
Judy beweert in de film dat het foto’s zijn van haar vader en van haar met haar moeder. Maar de jonge vrouw erop is Joanna. Joanna, daar staat ze. Het is godverdomme werkelijk de foto die ik ooit van Grant Avenue meenam en hier neerzette. Ik ben nog geen uur in San Francisco en daar is Joanna. Make the room look like home. De foto’s moesten in de film familieleden van Judy voorstellen. Joanna. Ik weet alles nog over haar, er is in de loop der tijd hoogstens wat stof op haar neergedaald, ze verdween langzaam uit beeld, maar nooit helemaal. Schaamte. Vergeten was geen optie. Een paar keer per jaar verschijnt ze in mijn dromen, net als Lee trouwens, zelfs Rietje heb ik nooit over Jo verteld. Rietje, voor de tweede keer duikt ze sinds mijn aankomst in San Francisco in me op. Rietje. De man voor de winkel, je kunt nog net ‘Bartone Ware’ lezen, is een jonggestorven oudere broer van meneer Ellis. De oudere vrouw is zijn moeder. Oma Ellis. De foto’s stonden tussen andere familiefoto’s op het fotokastje in de woonkamer op Grant Avenue. Ik nam ze doodleuk mee en zette ze hier neer. Na de opnames vergat ik ze mee terug te nemen. Toen ik ze later wilde ophalen waren ze verdwenen. Hoe is het mogelijk! Ik heb moeite om niet in lachen uit te barsten, tegelijkertijd klopt mijn hart in mijn keel. Ik sta hier in een replica van de oorspronkelijke kamer, met foto’s en al. Maar hoe zijn die foto’s later in Vertigo terechtgekomen? Heeft iemand ze hier opgehaald, ze meegenomen of opgestuurd naar de Paramount Studios en ze na de opnames weer hier teruggebracht? Hitchcock zelf? Had Cole ze meegenomen? Of Cy? Ik pak de foto van Joanna en haar moeder op. Pas nu zie ik dat de lijst niet hetzelfde is, deze is van zilver, de oorspronkelijke lijst was zwart en veel breder. Ook de lijst van de andere foto is van zilver. De foto’s lijken vager. Zijn dit kopieën van de oorspronkelijke foto’s? 19
Volgens het draaiboek moesten er foto’s in de hotelkamer staan, ‘family pictures’. Cole vond het belachelijk, wat moest je met die foto’s, wat wilde Hitchcock bewijzen? Maar in de film is het duidelijk: ze dienden als bewijs dat Judy Judy was en niet Madeleine. Scottie werd erin geluisd. Had Hitchcock oorspronkelijk hier willen filmen en werd het later veranderd omdat de kamer te klein was? We moesten in ieder geval normale foto’s neerzetten van normale mensen, ‘common people’. En daar wat beelden van schieten. De bioscoopbezoeker en Scottie moesten geloven dat Judy al lang in de hotelkamer woonde. En ik zorgde ervoor dat de foto’s er kwamen. En vergat ze mee naar Grant Avenue terug te nemen. Ik schaam me nog altijd. Maar waar zijn de oorspronkelijke foto’s gebleven? ‘It’s fantastic,’ zeg ik. En waar stond Lee toen we hier filmden? In de deuropening. Naast het bed, denk ik, net buiten beeld. Het was allemaal piepklein, de lampen waren te fel, Cole vloekte en vloekte. Lee wist heel goed waar ik de foto’s vandaan had gehaald. Lee. Ik zet ze terug op het bureautje. Derek zegt dat alleen deze kamer in de oude staat is gehouden, de andere kamers op deze verdieping zijn gemoderniseerd, daarover hoef ik me echt geen zorgen te maken. Het is vast en zeker een standaardgrap van het hotelpersoneel. Ik glimlach beleefd. We staan zwijgend in de lift omhoog. ‘I knew a girl then,’ zeg ik, ‘Lee Jones. She was with the crew, too.’ Ik ben totaal schaamteloos. Wat heeft hij ermee te maken? ‘Lee Jones,’ zegt hij peinzend, ‘that’s a common name.’ ‘I am trying to find her.’ Daarna zwijgen we. Om de een of andere reden vergezelt hij me naar mijn kamer. De zevende verdieping ziet er net zo 20
kraakhelder uit als de lobby, verfgeur doordringt alles. Hij opent de deur voor me, ik heb het idee dat hij eraan twijfelt of ik weet hoe zo’n plastic sleutelkaartje werkt. Hij doet de gordijnen open. ‘In ’57 I was a member of the Synanon organization,’ zeg ik, ‘did you ever hear of that?’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Was it religious of some kind?’ ‘No no, not religious.’ Hij staat zwijgend te wachten, ik heb geen zin hem uit te leggen wat Synanon was. Waarom ben ik er dan over begonnen? Wat heeft hij ermee te maken? Dan begrijp ik waarop hij wacht. Ik geef hem twee dollar. ‘Thank you, sir.’ Als hij weg is, kijk ik uit het raam naar beneden. In Sutter Street is een opstopping, er klinkt zacht getoeter, ik denk niet dat het me uit mijn slaap zal houden. Aan de overkant is een gym, de fel verlichte zaal staat vol work-outapparaten. Goedmoedige insecten die op klanten wachten. Twee vrouwen op loopbanden, verder is er niemand. De zon is onder. Voorzichtig kijk ik omhoog langs de gevels van de gebouwen aan de overkant. Ze zijn minstens twintig verdiepingen hoog, ik kijk tot mijn blik de lucht in schiet. Er gebeurt niets.
21
Youth for Understanding
Meneer Lam, onze godsdienstleraar op het Nijmeegs Lyceum, begon op een dag in december 1956 over Youth for Understanding, een organisatie die uitwisselingsprogramma’s voor Nederlandse en Amerikaanse middelbare scholieren organiseerde. Wie belangstelling had kon zich bij hem melden. Maar je kwam niet zomaar in aanmerking; je moest goed kunnen leren, je ouders moesten van onbesproken gedrag zijn. Niet op verkeerde plaatsen in Nijmegen zijn gesignaleerd, zoals hij ironisch zei, niet lid zijn geweest van de nsb en in de familie mochten geen ‘zware jongens’ rondlopen. Meneer Lam was een grapjas, hij hield van de boeken van Havank en liet Donald Duck-tekenfilms in de klas zien. Niet ter vermaak maar om ze serieus te bespreken. Een paar maanden voordat ik naar Amerika vertrok, overleed hij plotseling aan een verwaarloosde blindedarmontsteking. Op onze school liep sinds het begin van het schooljaar een Amerikaanse jongen rond, hij heette Mac en was mormoon, tenminste, dat gerucht ging. Hij droeg witte sokken, ik praatte nooit met hem, hij zat in klas vijf hbs-b, maar bleek daar in hoofdzaak voor spek en bonen aanwezig te zijn. De wiskundelessen hoefde hij niet te volgen en van een eindexamen was geen sprake. Mijn vader had een apotheek aan de Groesbeekse Weg in Nijmegen, vlak bij de grote kerk daar, wij woonden boven de apotheek. Hij was direct enthousiast over een uitwisseling. Hij had voor de oorlog een paar jaar in Amerika gestudeerd en er een fantastische tijd gehad. Op verjaardagen en familiefeesten vertelde hij er altijd over. 22
Hij was naar honkbal geweest, had Joe DiMaggio zien spelen. Op een dag was hij in New York op straat Cary Grant tegengekomen, die daar gewoon rondliep en hem had gegroet. Iedere keer kwam hij met een nieuwe anekdote aanzetten, eerlijk gezegd begonnen mijn broer en ik aan het waarheidsgehalte ervan te twijfelen. Mijn moeder was minder enthousiast over zijn verblijf geweest, ze was alleen achtergebleven, had zelfs in die tijd bij haar schoonmoeder ingewoond, wat haar bijzonder slecht bevallen was. Mijn vaders sportfanatisme was in Amerika ontstaan. Hij was in Nederland een pionier op honkbalgebied en zijn enthousiasme was aanstekelijk, hij was met zijn honkbalplannen eerder dan Han Urbanus in Haarlem. Hij had in Nijmegen al in 1938 een honkbalclub opgericht met de belachelijke naam The Nijmegen Dodgers. Die bestond tot het begin van de oorlog en mocht op een bijveldje van de voetbalclub Quick Nijmegen spelen. Na de oorlog startte hij de club opnieuw, volgens hem ging die uiteindelijk ten onder aan materiaalgebrek, er waren in Nijmegen geen honkbalknuppels te krijgen. In ’38 was dat al een groot probleem geweest, alleen in Haarlem was een club die knuppels uit Amerika liet overkomen. Mijn vader had in 1950 een voorraadje weten in te slaan op een Amerikaanse legerbasis vlak bij Keulen, hij reed er af en toe heen, wij hadden toen al een auto. Ze gingen helaas allemaal kapot of werden gestolen. Op het laatst beschikte de club nog over vier honkbalknuppels, waarmee ook de tegenstanders moesten slaan. Zijn contact in Keulen was naar Amerika teruggekeerd en zijn bestellingen via het Amerikaanse warenhuis Sears liepen op niets uit. Het leek hem dus prachtig wanneer ik een jaartje bij een Amerikaanse familie ging wonen. Echt iets voor mij! Ik zou gewoon naar school gaan. Ik zou wat achterstand oplopen, maar dat was niet erg, ik kon het allemaal makkelijk inhalen, 23
ik had een goeie leerkop. Ik zou Amerika leren kennen en goed Engels leren spreken, daar had ik later veel aan. Nou, wat vond ik ervan? Ik zat in de vierde klas gymnasium van het Nijmeegs Lyceum, een pas opgerichte school op oecumenische grondslag, die in houten noodgebouwen aan de Verlengde Groenestraat was ondergebracht. Aan weerszijden van lange gangen lagen de klaslokalen. Was het wel iets voor mij? Een jaar van huis? Ik had sinds kort een vriendin, Marleen, een vriendinnetje, zoals mijn vader het noemde. We hadden het aangemaakt tijdens een werkweek in Santpoort. Hoe zou zij het vinden? Ze woonde niet ver van ons vandaan in de Fagelstraat, bij de Fort Kijk in de Potstraat. Ik was hele middagen bij haar thuis, waar we in haar slaapkamer huiswerk maakten. We zoenden, bekeken en betastten elkaar, ik wreef over haar truitje over haar borsten. We zoenden zo hevig dat ik als ik naar huis liep een slepende pijn in mijn onderbuik had. In je ballen, zei mijn broer. De pijn ging over wanneer ik thuis masturbeerde, waarbij ik tot mijn verbazing niet aan haar dacht maar aan de stevige bovenbenen en het broekje van een ander meisje, die ik een keer had gezien toen haar rok opwaaide. Mijn broer zei dat ik Marleen moest neuken, hij gebruikte dit woord zo vaak mogelijk. Hij zat op een andere school, de hbs aan het Kronenburgerpark, in de eindexamenklas. Hij was vergevorderd in belevenissen met meisjes. Hij beweerde dat hij zich op een middag aan de Bisonbaai had laten ritsen door een meisje. Je weet toch wat ritsen is? Aan je lul trekken, jongen! Neuken lukte daar niet, iedereen lag te kijken, ze hadden een handdoek over zich heen getrokken, hij wist zeker dat het binnenkort met haar tot neuken zou komen. Hij was een keer in problemen geraakt omdat hij een meisje pas om vier uur ’s nachts had thuisgebracht. Daarover vertelde hij niet veel, maar de ouders van het meisje kwamen bij ons op bezoek; het liep allemaal met een sisser af. 24