Afstudeerprojecten 2015 Integrale Veiligheidskunde
saxion.nl
Inhoud Woord vooraf Beste afgestudeerde, Allereerst van harte gefeliciteerd met het afronden van de laatste fase van je opleiding en het behalen van je diploma! Wij zijn trots je deze eerste versie van ons afstudeerjaarboek te kunnen aanbieden als herinnering aan je mede- afstudeerders en aan de opleiding IVK. Het jaarboek bestaat uit een samenvatting van alle afstudeeronderzoeken die door jou en je medestudenten het afgelopen jaar zijn uitgevoerd. Daarmee heb je laten zien in staat te zijn om praktijkgericht onderzoek te kunnen doen naar actuele thema’s binnen het IVKberoepenveld. En dat je, op basis van de bevindingen, ook gerichte aanbevelingen kunt doen. Aanbevelingen waarvan de opdrachtgevers profiteren en actuele veiligheidssituaties kunnen verbeteren. Uit de diversiteit aan onderwerpen blijkt wel hoe breed het vakgebied IVK is en hoe divers de problematiek is die er speelt. Wij wensen je heel veel succes in je carrière binnen het IVK-beroepenveld! En we hopen dat dit jaarboek je inspireert om jezelf blijvend de vraag te stellen hoe dit zich verder kan ontwikkelen en welke rol jij hierin als IVK’er kunt vervullen.
Integrale Veiligheidskunde Alex van de Graaf
4
Lisanne Bouwmeester
44
Berdan Yavuz
6
Lydia Witmer
46
Çaglar Yilmaz
8
Maarten Scholtens
48
Christiaan van Loo
10
Marjolein Vloedgraven
50
Danny Oonk
12
Martin Kluck
52
Edin Golotic
14
Nadia Stap
54
Frank Geerligs
16
Naomi Roos
56
Freddy van Kampen
18
Nick Averdijk
58
Hidde Smit
20
Nick Grobben
60
Jasper Vos
22
Nicole Schrijver
62
Jeffrey Heithuis
24
Niek Bakker
64
Jeffrey van Ham
26
Ralph Beaujean
66
Jonathan Hamming
28
Rens Geersing
68
Joshua Rodriguez Boers
30
Robbert Mellendijk
70
Justin de Rooij
32
Roy den Turk
72
Justin Stegeman
34
Ruben Zweekhorst
74
Cornelis Jelies
36
Steven van Dalen
76
Leon de Bok
38
Syll Pelgrom
78
Lisa Jansen
40
Thijmen te Winkel
80
Lisan van Bolhuis
42
Yuri Bruggeman
82
Kijk ook eens als alumni op www.oursaxionworld.nl om ons en je mede-afstudeerders te blijven volgen. Vriendelijke groet, Gertjan Melching, teamleider IVK Irma Leusenkamp, Christiaan Kiffen en Kerstin Takken, afstudeercoördinatoren IVK
2
Afstudeerprojecten 2015
3
Integrale Veiligheidskunde Onderzoek Om te kunnen komen tot een goede analyse en vergelijking van het Nederlandse en het Nedersaksische keurmerk, is allereerst het domein ‘Crime Prevention Through Environmental Design’, kortweg CPTED, bestudeerd. Dit is gedaan om een goed beeld te krijgen van de mogelijkheden die deze vorm van criminaliteitspreventie biedt en de context waarbinnen de keurmerken functioneren. De keurmerken zijn geanalyseerd op inhoud en proces, wat concreet inhoud dat de manier waarop de keurmerken criminaliteit proberen te verminderen zo helder mogelijk in beeld gebracht zijn. Met name de criteria die de keurmerken hanteren voor veilig wonen speelden hierbij een belangrijke rol.
Het Nederlandse keurmerk Het Nederlandse keurmerk kent een duidelijke scheiding tussen certificering voor oudbouw en nieuwbouw. Dit onderscheid is belangrijk, omdat het bij oudbouwwoningen erg lastig is om de omgeving te beïnvloeden op het moment dat een opdrachtgever een woning wil laten verbouwen naar de keurmerkstandaarden. Bij nieuwbouwwoningen is dit relatief eenvoudig, omdat er in de planningsfase van een project al besloten kan worden dat er gebouwd wordt op basis van het keurmerk. Het Nederlandse keurmerk geeft voor nieuwbouw in principe dan ook een keurmerk af voor een veilige wijk, waarbij niet alleen de woning, maar ook bijvoorbeeld de lokale infrastructuur, parkeergelegenheden, groenvoorzieningen en verlichting moeten voldoen aan de keurmerkmaatstaven.
Lectoraat Risicobeheersing, Saxion Kenniscentrum Leefomgeving, Enschede
Vergelijken van keurmerken • Alex van de Graaf
De doelstelling van dit vergelijkend onderzoek was om een systematische vergelijking te maken tussen het Nederlandse Politiekeurmerk Veilig Wonen en het Nedersaksische Qualitätssiegel für Sicheres Wohnen en daarmee de Europese kennisbasis te vergroten. Hiermee wordt het
van samenwerking tussen CPTED- experts uit alle Europese landen kennis op dit gebied gebundeld heeft.
Resultaat Al met al is te zien dat de twee keurmerken in de basis behoorlijk op elkaar lijken. Het Nedersaksische keurmerk stamt echter uit 2011 en zit daarmee eigenlijk nog in een experimentelen fase. Dit komt met name tot uiting in het proces, zoals bijvoorbeeld hierboven te lezen is aan de ‘70% eis’. Een dergelijke eis is in Nederland in het verleden namelijk ook gebruikt en dit bleek te subjectief. Hopelijk wordt deze les in Nedersaksen ook geleerd en kunnen dergelijke lessen in de toekomst op grotere schaal geleerd worden door middel van initiatieven zoals de Europese norm. Door middel van dit onderzoek zijn de overeenkomsten en verschillen van dit keurmerk in beeld gebracht. Ik zie dan ook uit naar het vervolgonderzoek dat in de toekomst door het Lectoraat Risicobeheersing uitgevoerd zal worden en ik hoop dit onderzoeksrapport hiervoor als een goede basis kan fungeren.
Het Nedersaksische keurmerk Het Nedersaksische keurmerk kijkt op eenzelfde manier naar de omgeving. Dit blijkt uit de zes CPTED principes (Cozens, Saville and Hillier, 2005). Het verschil tussen oud- en nieuwbouw is in Nedersaksen echter niet aangebracht. De enige eis die zij stellen, is dat een project pas gecertificeerd kan worden op het moment dat aan minimaal 70% van alle criteria voldaan is. Of dat ook zo is, wordt bepaald door een tweetal inspecteurs die een checklist afwerken met daarin een breed scala aan criteria. Deze criteria kennen voor het overgrote deel eveneens een redelijke mate van subjectiviteit doordat zij niet meetbaar gemaakt zijn. Ook kunnen zij zelf additionele punten geven voor bestaande criteria of voor niet in de checklist voorkomende punten maar die wel bij- of afdragen aan de sociale veiligheid. Deze factoren maken dat het keurmerk in Nedersaksen relatief subjectief is.
mogelijk om in de toekomst gericht vergelijkend onderzoek te doen naar de effectiviteit van beide aanpakken. Om kennis van de keurmerken en hun werking te vergroten en daarmee het gebruik van de keurmerken in de toekomst te stimuleren, bestond er de wens naar een vergelijkend onderzoek tussen de twee keurmerken. Tegelijk is de vraag gesteld om te kijken naar de mate waarin de keurmerken aansluiten bij de CEN TR
14383.
Deze
Europese
norm
beschrijft
‘criminaliteitspreventie door stedenbouwkundig en bouwkundig ontwerp’
4
Om deze reden wordt aan de beheerders van het Nedersaksiche keurmerk dan ook aanbevolen om de criteria om te zetten in (meetbare) eisen en aanbevelingen, zoals dat in Nederland al is. Een sterk punt van het Nedersaksische keurmerk is dat zij uitgebreid ingaan op sociale aspecten zoals het activeren en verantwoordelijk maken van bewoners. Hiermee is een belangrijke koppeling gemaakt tussen het creëren van technische maatregelen die een woning en zijn omgeving veilig maken en het gedrag van bewoners. De Europese norm op het gebied van CPTED, de CEN TR 14383 is op dit moment onbekend onder CPTED- professionals. Dit lijkt vooral te komen doordat men zich niet genoodzaakt voelt om de norm te lezen en omdat de term ‘norm’ klinkt als een set regels waaraan men zich moet houden. Bij bestudering van de norm blijkt echter dat de norm zich laat kenmerken als een informatief instrument dat door middel
Afstudeerprojecten 2015
5
Integrale Veiligheidskunde Over het bedrijf
Resultaten
Twente Milieu NV is een samenwerking van de gemeenten Enschede, Hengelo, Almelo, Hof van Twente, Oldenzaal, Borne en Losser. De organisatie is gevestigd te Almelo, Borne, Enschede en Hengelo. Als organisatie beschouwt Twente Milieu NV de veiligheid en gezondheid van haar medewerkers als zeer belangrijk. De organisatie streeft voortdurend naar een optimalisering van de veiligheid binnen de organisatie en stelt dit ook als prioriteit.
Met de analyse over de huidige staat van de veiligheidscultuur is er getracht om deze op de veiligheidscultuurladder te plaatsen. Tevens zijn de cultuurscores per directie en manager inzichtelijk gemaakt. Daarbij is gekeken naar de gemiddelde scores per respondent en per cultuurelement. Met betrekking tot het surveyonderzoek is getracht om mogelijke verschillen in cultuurbeleving tussen afdelingen, locaties, functiegroepen en hiërarchische lagen inzichtelijk te maken. Tevens is met een drietal interviews getracht om inzicht te krijgen in de gewenste veiligheidscultuur van de organisatie. Deze analyses zijn gebruikt om inzicht te krijgen in de verschillen tussen de huidige veiligheidscultuur en de gewenste veiligheidscultuur. Zodoende kunnen specifieke aanbevelingen, met betrekking tot functies gedrag en locaties, worden aangereikt die bijdragen aan de continuïteit en veiligheid van de organisatie.
Aanleiding Het overstappen naar een managementsysteem OHSAS 18001, de organisatieveranderingen van de afgelopen jaar en het toevoegen van de activiteiten op locatie Borne binnen de structuur van de organisatie Twente Milieu NV, hebben voor een groot aantal veranderingen gezorgd op gebied van veiligheid. Hiermee is er dus waarschijnlijk ook gezorgd voor veranderingen met betrekking tot het managementsysteem en veiligheidscultuur binnen de organisatie. Met deze veranderingen in korte tijd is het voor Twente Milieu NV onduidelijk hoe het met de veiligheid binnen de organisatie is gesteld. Voor Twente Milieu NV vormt dit dan ook een belangrijk veiligheidsvraagstuk. Om dit te kunnen realiseren is het van belang geacht om de huidige veiligheidscultuur in kaart te brengen. Door vast te stellen waar men zich als organisatie bevindt en de knelpunten vast te stellen, is er aansluitend hierop een plan van aanpak geformuleerd voor het nemen van vervolgstappen.
Marssteden, Enschede
Centrale vraagstelling
Veiligheidscultuur binnen de organisatie • Berdan Yavuz
In opdracht van de afdeling KAM is er onderzoek uitgevoerd naar de veiligheidscultuur binnen de organisatie Twente Milieu NV. Het hoofddoel van het onderzoek is gericht op het in kaart brengen van de huidige veiligheidscultuur van Twente Milieu binnen de afdelingen BOR, I&T en Werkplaatsen op locaties Almelo, Borne, Enschede en Hengelo. Dit is gedaan door middel van een cultuur(nul)meting. Tevens richt het onderzoek zich ook op de verschillen in cultuurbeleving tussen functiegroepen en de hiërarchische lagen binnen de organisatie. Op deze wijze is bepaald in hoeverre de afdeling voor verbeteringen vatbaar zijn, op welke gebieden en met welke prioriteiten. Met het oog hierop zijn het in kaart brengen van de verschillen in veiligheidscultuur tussen de locaties gedefinieerd als doelstelling.
6
Voor het onderzoek is de centrale vraagstelling als volgt geformuleerd. “Op welke wijze kan de huidige veiligheidscultuur van de organisatie Twente Milieu NV worden gemeten om te komen tot aanbevelingen ter verhoging naar een gewenste veiligheidscultuur?” Op verzoek van de afdeling KAM is er besloten om het onderzoek naar de veiligheidscultuur te richten op de afdelingen Beheer Openbare Ruimte (BOR), Inzameling en Transport en Werkplaatsen. Daarbij richt het onderzoek zich tot de locaties Almelo, Borne, Enschede en Hengelo. Activiteiten die uitbesteed en gedetacheerd worden vallen buiten de kaders van dit onderzoek.
Methode Met betrekking tot dataverzameling is het onderzoek begonnen met literatuuronderzoek. Het eerste deel hiervan bestaat uit het verkennen van het begrip ‘veilig werken’. Vervolgens is er toegewerkt naar een definitie van het begrip ‘veiligheidscultuur’. Daarbij zijn de nauw betrokken begrippen als ‘cultuur’, ‘organisatiecultuur’ en ‘veiligheidscultuur’ ook gedefinieerd. Tevens is er vanuit literatuur gezocht naar theorieën en modellen betreffende veiligheidscultuur. De huidige veiligheidscultuur is middels de Hearts & Minds methode gemeten. Deze methode is uitgezet onder het management. Tevens is er een surveyonderzoek uitgevoerd. Vanuit literatuurstudie is er gezocht naar relevante veiligheidsonderwerpen en vragenlijsten. Deze relevante onderwerpen zijn gebruikt als vertrekpunt voor het opstellen van de vragenlijsten voor het management en de werknemers. Het surveyonderzoek is onder de verschillende functies van management en werknemers op de verschillende locaties uitgezet.
Afstudeerprojecten 2015
7
Integrale Veiligheidskunde Het onderzoek Voor het onderzoek ben ik het archief van het bedrijf ingedoken en heb ik vervolgens alle beschikbare documenten bij elkaar verzameld. Alle gegevens, van zestien bedrijven, zijn behandeld en verwerkt. Er is vervolgens een overzicht gecreëerd en diepgaand onderzoek gedaan naar aspecten als ernst (soort letsel, verzuim, locatie van verwonding e.d.), directe oorzaak (handelingen, activiteiten, omstandigheden e.d.) en Risico’s (Regels, naleving, e.d.). De resultaten zijn per unit uitgewerkt en daar konden conclusies uit worden getrokken. Tot slot zijn er een aantal aanbevelingen gedaan m.b.t. verbeteringen binnen de organisatie.
Uitvoering van het onderzoek Alle bedrijven zijn benaderd voor de levering van gegevens over incidenten met verzuim voor de periode 2009 t/m 2013. Deze gegevens zijn aan de hand van een model verwerkt, die de mogelijkheid biedt om variabelen te herleiden. Hierbij is gefocust op gedrag, risico’s en regels. Aan de hand van het onderzoek zijn een aantal werkzaamheden herleid die een verhoogde kans op risico’s hebben. Deze zijn aan de hand van een drietal criteria uitgewerkt. Tevens is er aandacht besteed aan activiteiten die leiden tot incidenten met verzuim. Er is gekeken of er sprake is van naleving van de aanwezige regels. De incidenten zijn uitgewerkt in een Excel bestand. Dit biedt een extra overzicht van de incidenten en maakt het mogelijk om conclusies over incidenten te trekken. Tot slot zijn conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.
A.Hakpark BV, Geldermalsen Incidenten met verzuim • Çaglar Yilmaz
Er zijn (oude) incidenten met betrekking tot verzuim , van het jaar 2009 t/m 2013, verzameld. De verzamelde incidenten zijn geanalyseerd en behandeld om hier, met de kennis van nu, lessen uit te halen. Deze lessen zijn belangrijk voor het toepassen van de (nieuwe) High Potential werkwijze wat langzaam maar zeker wordt door gevoerd binnen de branche. De invoer van een eenduidig registratiesysteem en het ontwikkelen van een High Potential werkwijze wat past binnen de organisatie. En voor het ontwikkelen van een High Potential definitie en criteria om incidenten de classificatie High Potential te geven.
8
Afstudeerprojecten 2015
9
Integrale Veiligheidskunde Brandveilig Leven
Conclusie
In ‘De brandweer over morgen’ presenteert de Nederlandse brandweer het doel om de focus te leggen op de proactie en preventie fases van de (brand)veiligheidsketen, waar de focus voorheen lag op de repressieve fase. Om dit te realiseren worden er onder de noemer Brandveilig Leven activiteiten ontplooid die als doel hebben om het brandveiligheidsbewustzijn en zelfredzaamheid van burgers te verbeteren.
Factoren die invloed zouden kunnen hebben op de behandeling van dit soort initiatieven zijn tijdgebrek, geen zicht op de kosten en het ontbreken van kennis. Veiligheid op de werkvloer is een punt wat steeds nadrukkelijker naar voren komt in de opleiding. Het is ook een doel van de MBO Raad en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om arbeidsveiligheid breder en structureler aan te bieden aan mbo-studenten. Zo is de MBO Raad op dit moment bezig met voorbereidingen op de actievere behandeling van het thema Fysieke Veiligheid in het kader van Gezonde School. Uit het interview met dhr. Faber, werkzaam voor de MBO Raad, bleek dat de MBO Raad graag met de brandweer als partner binnen dit thema samen zou werken. Hij gaf ook aan dat hier kansen lagen, omdat dit een landelijk initiatief is. Hij denkt dat ontplooiing van initiatieven een stuk moeilijker is wanneer scholen afzonderlijk worden benaderd. Faber stelt dat scholen voor zoveel initiatieven benaderd worden door organisaties, maar dat scholen in de praktijk zich liever richten op het toekomstige beroep van de student en de vraag vanuit het (regionale) bedrijfsleven.
‘’Brandveilig Leven omvat de activiteiten die tot doel hebben de fysieke en sociale veiligheid van verschillende doelgroepen in hun eigen omgeving te verbeteren. Dit gebeurt door het veiligheidsbewustzijn, en hun rol in het organiseren van de (eigen) veiligheid en de zelfredzaamheid te vergroten’’
Veiligheidsregio IJsselland, Zwolle Brandveiligheid • Christiaan van Loo
Dit onderzoek heeft een aantal doelen. Ten eerste dient dit onderzoek het doel om inzicht te verschaffen in hoeverre brandveiligheid op dit moment behandeld wordt binnen de curricula van het mbo. Het tweede doel is om inzicht verkrijgen in de wijze waarop de brandweer initiatieven met betrekking tot brandveiligheid zou kunnen ontplooien binnen het mbo. Het derde doel is het identificeren van factoren welke mogelijk invloed uitoefenen op de ontplooiing van het voorgenoemde. Om dit te bereiken wordt een exploratief kwalitatief onderzoek uitgevoerd. De hoofdvraag in dit onderzoek luidt; ‘’Op welke wijze zou de brandweer initiatieven met betrekking tot brandveiligheid kunnen ontplooien binnen het middelbaar beroepsonderwijs en welke factoren hebben hier mogelijk invloed op?’’
10
De activiteiten binnen Brandveilig Leven richtte zich op verschillende doelgroepen, zoals kinderen in de leeftijd van vier tot en met achttien jaar. Doordat alle kinderen in deze leeftijdscategorie leerplichtig zijn, lijkt het onderwijs een geschikt middel om de kinderen te bereiken. Zo zijn er in het basis- en voortgezet onderwijs al initiatieven in het kader van Brandveilig Leven ontplooid. In het middelbaar beroepsonderwijs is dit niet het geval. Het mbo lijkt op voorhand een aantrekkelijke doelgroep met de nodige kansen om de door de brandweer nagestreefde doelen te bewerkstelligen. Zo is het mbo de grootste beroepsvoorbereidend onderwijsniveau in Nederland en gaan veel studenten na hun studie praktijkgericht en maatschappelijk óf technisch werken. Het doel om activiteiten met betrekking tot brandveiligheid binnen het mbo te ontplooien brengt wel een aantal problemen met zich mee. Zo heeft de brandweer geen zicht op de mate in hoeverre brandveiligheid op dit moment voorkomt in mbo-opleidingen en welke mogelijke factoren invloed zouden kunnen hebben op de ontplooiing van initiatieven met betrekking tot Brandveilig Leven. Het mbo is opgedeeld in 16 domeinen. Binnen deze domeinen bevinden zich meerdere kwalificatiedossiers, die weer uiteenvallen in kwalificaties. Het algemene deel van het kwalificatiedossier en het specifieke deel van de kwalificatie is de opleiding van de student. Niet alleen het leren van een vak staat centraal in de opleiding van de mbo-student. Ook het ontwikkelen als burger en gezondheid staat hoog op de agenda. In het kader daarvan kunnen scholen ervoor kiezen om activiteiten met betrekking tot een bepaald gezondheidsthema ontplooien. Uit het onderzoek kwam naar voren dat brandveiligheid slechts op zeer geringe wijze naar voren komt in de kwalificatiedossiers. In een aantal kwalificatiedossiers wordt brandveiligheid wel genoemd als kenniseis voor de afgestudeerde student. Zo wordt er bijvoorbeeld gesteld dat de student ‘Mbo-verpleegkunde’ kennis van brandpreventieve maatregelen dient te hebben en dat de student ‘Dakdekken’ kennis moet hebben van de brandwerendheid van de materialen die hij gebruikt tijdens zijn werkzaamheden. Het is voor studenten binnen een aantal kwalificatiedossiers verplicht om dit certificaat te behalen. Uit de interviews bleek echter dat brandveiligheid in de praktijk geen groot onderdeel van opleidingen is, zelfs als het expliciet staat vermeld in de brondocumenten van de kwalificatiedossiers. De scholen richten het onderwijs liever in op de toekomstige primaire werkzaamheden van de student.
Afstudeerprojecten 2015
11
Integrale Veiligheidskunde Over het bedrijf
Veiligheidsbewustzijn meten
Hawo opereert sinds 1961 als zelfstandige, onafhankelijke toeleverancier van precisie onderdelen en geassembleerde modules. Klanten van de organisatie zijn onder andere actief in de luchtvaartindustrie, scheepvaart, energie, high-tech / semicon en machinebouw. Hawo is door een breed scala aan machines in staat om een veelzijdig pakket van producten voor haar klanten te produceren. Hawo streeft naar een kwaliteitsniveau waarbij de opdrachtgevers nu en in de toekomst tevreden zijn over de producten van Hawo. De producten van Hawo worden onder uit aluminium, staal en titanium vervaardigd. Bij Hawo worden naast verspanende bewerkingen ook warmte- en oppervlaktebehandelingen uitgevoerd .
De variabele bewustzijn is gemeten via de afgenomen enquêtes onder de respondenten. De enquêtes hebben het veiligheidsbewustzijn gemeten op negen gebieden. Het veiligheidsbewustzijn is gemeten op de gebieden overtuigingen, voorschriften en regels binnen een organisatie, werkervaring, training, arbeidsongeval, consequenties, kennis van risico’s, verantwoordelijkheidsgevoel en omgeving.
Het machinepark van Hawo bestaat uit de volgende afdelingen; draaierij, frezen klein, frezen groot, kotterij, aero, draaien conventioneel, frezen conventioneel, zagen, vlak slijpen, boorbanken en meetgereedschappen.
Risico- en evaluatie inventarisatie Bij Hawo B.V. in Rijssen heb ik in de periode februari-juni 2015 een risico-inventarisatie enevaluatie uitgevoerd. Voor de geconstateerde risico’s
zijn
er
maatregelen
geadviseerd
waardoor de risico’s verminderd kunnen worden. Vervolgens heb ik het veiligheidsbewustzijn van de werknemers in kaart gebracht middels een enquête. In de scriptie zijn er aanbevelingen geformuleerd waardoor het veiligheidsbewustzijn van de werknemers verbeterd kan worden. Tot slot is de veiligheidscultuur van de organisatie in beeld gebracht en zijn er aanbevelingen geadviseerd
over
hoe
verbeterd kan worden.
12
Uiteindelijk zijn er concrete aanbevelingen geformuleerd waardoor de risico’s in het verminderd worden. Daarnaast zijn er aanbevelingen geformuleerd waardoor het veiligheidsbewustzijn van de werknemers in de productiehal toeneemt. Tot slot zijn er aanbevelingen geformuleerd waardoor de veiligheidscultuur van de organisatie wordt versterkt.
Het machinepark van Hawo telt in totaal 39 productiemachines. Het machinepark bestaat uit 8 CNC (computer aangestuurde machines) draaibanken, 21 CNS freesmachines, 5 CNC kottermachines, 2 conventionele (handmatige bediening) draaibanken en 3 conventionele freesmachines . Daarnaast zijn er diverse ondersteunende machines aanwezig zoals zaag, slijp en meetmachines(Hawo machinelijst, 2013). Hawo heeft ongeveer 75 medewerkers in dienst, waarvan het grootste gedeelte (circa 40 - 50 medewerkers) in de productie werken. Het grootste gedeelte van de medewerkers wordt dus blootgesteld aan eventuele risico’s als gevolg van werkzaamheden bij machines.
Hawo BV, Rijssen • Danny Oonk
De overige 7 variabelen van de Safety Climate Barometer zijn onderzocht middels een interview met een werknemer van het management.
de
veiligheidscultuur
Bij Hawo worden er allerlei onderdelen voor industriële toepassingen geproduceerd. De onderdelen voor industriële toepassingen dienen aan diverse specificaties van de klant te voldoen. Alle bedrijfsprocessen bij Hawo zijn er op gericht om aan de eisen van de klant te voldoen. Maar hoe is het gesteld met de arbeidsomstandigheden van de eigen werknemers? Gaat het efficiënt produceren voor de klant niet ten koste van de veiligheid?
Doel onderzoek Dit afstudeeronderzoek is er op gericht om de arbeidsomstandigheden bij Hawo voor de toekomst te verbeteren. Allereerst zijn de risico’s binnen Hawo geïnventariseerd middels een risico-inventarisatie en -evaluatie(RI&E). Vervolgens is middels een enquête onderzocht hoe het is gesteld met het veiligheidsbewustzijn van de werknemers bij Hawo. Tot slot is aan de hand van een interview een algeheel beeld van de veiligheidscultuur bij Hawo verkregen. De veiligheidscultuur van Hawo is in kaart gebracht middels de Safety Climate Barometer. De Safety Climate Barometer is een methode die de veiligheidscultuur meet op het gebied van commitment van het management, communicatie, leiderschap, participatie, bewustzijn, competenties, attitudes en gedrag.
Afstudeerprojecten 2015
13
Integrale Veiligheidskunde Doelstelling onderzoek IVM is bij verschillende organisaties betrokken bij het inrichten, testen en in stand houden van het crisismanagement. Regelmatig worden door IVM oefeningen verzorgd waar het optreden van een crisismanagementteam van een organisatie wordt getest en geëvalueerd. Deze evaluaties geven aan dat er behoefte is aan snelle toegankelijkheid tot accurate informatie, daadkrachtige besluitvorming en heldere communicatie. Om hierop in te spelen is dit onderzoek geïnitieerd met de doelstelling: onderzoeken hoe IVM door middel van digitale ondersteuning het proces en de werkwijze van het optreden van een crisismanagementteam effectiever en efficiënter kan laten verlopen en onderzoeken hoe IVM het dienstverleningspakket op het gebied van crisismanagement moet aanpassen wanneer digitale ondersteuning wordt toegepast.
Tot slot wordt er geoefend met het inzetten van MissionMode tijdens een crisissituatie, waarbij gebruik wordt gemaakt van scenario’s.
De probleemstelling die hierbij centraal staat, is: Hoe kan het proces en de werkwijze van het optreden van een crisismanagementteam door middel van digitale ondersteuning, ten tijde van een crisis, effectiever en efficiënter ingericht worden en welke aanpassingen dient het Instituut voor Veiligheid en Milieu door te voeren in haar dienstverleningspakket op dit gebied wanneer die digitale ondersteuning wordt toegepast? Het onderzoek is tot stand gekomen door middel van de literatuur, interviews en enquêtes.
Bevindingen
Instituut voor Veiligheid en Milieu, Zwolle Verbetering van crisismanagement • Edin Golotic
Dit onderzoek is gedaan in opdracht van het Instituut voor Veiligheid en Milieu (IVM). IVM is een landelijk werkende specialist op het gebied van arbeidsveiligheid, brandveiligheid, bedrijfshulpverlening
en
crisismanagement.
Het IVM werkt continu aan haar dienstverlening
Uit het onderzoek blijkt dat digitale ondersteuning een crisismanagementteam op veel gebieden kan ondersteunen. De gebieden waarop een crisismanagementteam ondersteund kunnen worden, zijn het informatiemanagement, de communicatie, alarmering en het plotten/ de verslaglegging van het optreden. Verder blijkt uit het onderzoek dat digitale ondersteuning het proces en werkwijze effectiever en efficiënter kan laten verlopen. Een systeem dat hiervoor gebruikt kan worden, is: MissionMode. MissionMode is een webbased communicatieprogramma dat de communicatie en informatie uitwisseling rondom een incident verbeterd. Dit gebeurt met het online Situatie Centrum binnen MissionMode. Dit is het virtuele commando- en controlecentrum waaruit mensen worden genotificeerd en waar online samengewerkt wordt aan het beheersen van de situatie. Door het digitaal beschikbaar stellen van informatie en de mogelijkheid om digitaal samen te werken, kunnen betrokkenen effectiever en efficiënter reageren op een crisis.
door regelmatig onderzoeken uit te voeren, waarbij de klanten centraal staan. In deze onderzoeken worden de behoeften van de klanten en mogelijkheden voor verbeteringen binnen de dienstverlening in kaart gebracht. Crisismanagement
is
een
van
de
diensten
waar IVM de mogelijkheden tot uitbreiding en verbetering ziet.
14
De diensten die hierdoor ontstaan, zijn ter aanvulling op de bestaande crisismanagementdiensten. De digitale ondersteuning wordt bij het ontwerpen van het advies over de inrichting van de crisisorganisatie als een onderdeel opgenomen. Hierbij heeft de klant de mogelijkheid om dit onderdeel op te nemen in het crisismanagementplan. Als de klant ervoor kiest van dit onderdeel gebruik te maken, wordt dat meegenomen bij het opstellen van het crisisplan. Het crisismanagementteam wordt geïnstrueerd en getraind met het gebruik van MissionMode. IVM kan tijdens het opleiden, testen op onderdelen en het oefenen een beroep doen op de kennis en expertise van Interact, het bedrijf achter MissionMode. Interact regelt de instructies met betrekking tot het gebruik van alle technische aspecten van MissionMode. Bij Interact worden alle mogelijkheden van MissionMode behandeld waarbij er wordt toegelicht hoe het systeem in een organisatie toegepast wordt.
Afstudeerprojecten 2015
15
Integrale Veiligheidskunde Onbemande stations Nederland telt zo’n 400 stations van verscheidene omvangen. Hier hebben zowel ProRail als de Nederlandse Spoorwegen de taak om invloed uit te oefenen op de sociale veiligheid. Immers is het de gewenste situatie dat de reiziger zich veilig voelt wanneer deze met de trein reist. Om hier zicht op te houden worden per kwartaal metingen uitgevoerd op de stations om zodoende de klanttevredenheid in kaart te brengen. Eén van de onderwerpen die binnen deze onderzoeken worden behandeld is de sociale veiligheid op het station. De resultaten tonen aan dat sociale veiligheid overdag positief scoort, maar juist in de avonden niet zelden als negatief wordt beoordeeld. Dit is een verschijnsel dat met name zichtbaar wordt op kleine onbemande stations, waar dagelijks tussen de 1.000 en 10.000 reizigers in- en uitstappen. Deze categorie, genaamd de basisstations, zijn stations die voorheen beschikten over de aanwezigheid van spoorwegpersoneel in het loket, maar zijn na aanleiding van bezuinigingen omgevormd tot onbemande stations. Dit heeft uiteindelijk geleidt tot de afwezigheid van functioneel toezicht door spoorwegpersoneel. Om invloed uit te oefenen op de sociale veiligheid wordt bij het ontwikkelen en verbeteren van de stations gelet op het creëren van zoveel mogelijk zichtlijnen op de perrons. Hier wordt invulling aan gegeven door het zo veel mogelijk voorkomen van obstakels die het zicht beperken, zoals objecten en struiken die het zicht belemmeren. Ook wordt door middel van het verlichten van lampen die wit licht
ProRail, Utrecht
uitstralen getracht een zicht te creëren dat het meest overeenkomt met het zicht dat gecreëerd wordt door daglicht. Meting onder reizigers toont aan dat deze verlichting van grote invloed is op de subjectieve veiligheid wanneer zij zich op het station bevinden.
Sociale veiligheid • Frank Geerligs
Schoon, Heel en Veilig, dat is de doelstelling die ProRail en NS Stations gesteld hebben voor het onderhouden van de stations in het land. Zo houden schoonmakers de stations schoon, blijven voorzieningen als roltrappen en liften onderhouden en wordt door toezicht en het inrichten van het stationsgebied getracht om een zo veilig mogelijke omgeving te creëren. In dit onderzoek staat de sociale veiligheid van reizigers op het station centraal. Voor deze scriptie is onderzocht hoe het komt dat basisstations vaker slechter scoren dan de categorie plusstations. Door middel van het uitvoeren van een schouw en het afnemen van vragenlijsten onder de reizigers op stations is invulling gegeven aan het onderzoek. Hieraan voorafgaand heeft een literatuurstudie plaatsgevonden.
16
Toezicht
Plusstations beschikken daarentegen over meer toezicht. Door het grotere aantal reizigers is er sprake van meer informeel toezicht en door bemensing vindt functioneel toezicht plaatst door spoorwegpersoneel. Daarnaast surveilleren op deze stations ook medewerkers van Veiligheid & Service van NS. Zij blijven echter niet permanent op het station. Omdat de activiteit en de mate van toezicht hier groter is in vergelijking met de basisstations vormen de plusstations geen gewenste locatie voor jongeren om rond te hangen. De ondervraagde reizigers zijn over het algemeen niet angstig, maar geven met name in geval van de basisstations aan dat meer toezicht gewenst is, waarbij de voorkeur overwegend voor toezicht door spoorwegpersoneel is.
Schoon, heel en veilig ProRail en NS stellen als doel dat de stations schoon, heel en veilig zijn. Dit betekent ook dat verloedering moet worden voorkomen door het schoonhouden van het stationsgebied en het repareren van defecten, zodat achteruitgang van het gebied geen kans krijgt. Om dit te toetsen heeft er op elk station een schouw plaats gevonden, waaruit geconcludeerd kan worden dat hier daadwerkelijk invulling aan wordt gegeven. Zo waren de groenvoorzieningen onderhouden, was er zelden schade en was de hoeveelheid vuil beperkt. Daarnaast functioneerde de verlichting dusdanig dat er duidelijke zichtlijnen gecreëerd werden. Toch kunnen bepaalde stations worden verbeterd door het sluiten van de OV poorten die nu nog open staan. Tevens kan deze maatregel op bepaalde stations waar deze poorten nog niet zijn geplaatst een uitkomst bieden om ongewenste personen buiten te houden. Daarnaast kunnen dooie hoeken worden voorkomen door middel van het plaatsen van verkeerspiegels. Maar omdat elke omgeving verschilt is maatwerk hierbij essentieel. Zo kan de gemeente bijvoorbeeld ook aansturen op toezichthoudende buurtinitiatieven.
Voor deze scriptie is onderzocht hoe het komt dat basisstations vaker slechter scoren dan de categorie plusstations. Dit zijn stations die groter van omvang zijn en dagelijks een reizigersaantal hebben tussen de 10.000 en 25.000 reizigers. Dit onderzoek wijst uit dat het verschil met name zit in de activiteit op het station en de mate van toezicht die hierdoor ontstaat. Toezicht op basisstations vindt overwegend informeel plaatst door medereizigers, omdat formeel toezicht in de vorm van permanente surveillance door de politie niet realistisch is. Als vervanging zijn op een aantal van deze stations camera’s geplaatst om de sociale veiligheid te verbeteren. Dit middel wordt gebruikt wanneer blijkt dat andere maatregelen niet het beoogde effect hebben bereikt. Reizigers zijn niet negatief over cameratoezicht en zien dit op bepaalde locaties als een gewenste vorm van toezicht om de sociale veiligheid te verbeteren. Het probleem van slecht scorende basisstations valt mede toe te schrijven aan de gelegenheden die het biedt voor overlastgevers. De openbare ruimtes hebben een vrije toegang voor iedereen en door de aanwezigheid van bankjes en overdekte abri’s vormen de stations ‘’geschikte’’ plekken voor bijvoorbeeld jongeren om rond te hangen. Dit is een factor die onder burgers wordt onderschreven als één die een onveilig gevoel creëert. Het gebrek of de geringe mate van toezicht maakt de locatie daarom des te aantrekkelijker.
Afstudeerprojecten 2015
17
Integrale Veiligheidskunde De opdracht De bedoeling is dus het volledig up-to-date maken van het explosieveiligheidsdocument. Maar waarom? Het document was deels verouderd en er is te weinig tijd beschikbaar bij Ben & Jerry’s om het document te herzien. Hierdoor is de doelstelling ontstaan om het document niet alleen up-to-date maken, maar ook systematisch in te delen dat Ben & Jerry’s in de toekomst zelf de beoordeling kan uitvoeren. Omdat de opdracht zeer praktijkgericht is was het in eerste instantie moeilijk om toegepast onderzoek uit te voeren.
Wat is explosiegevaar? Explosiegevaar kan worden opgedeeld in twee vormen. De eerste is gasexplosiegevaar en kan ontstaan door brandbare vloeibare stoffen, brandbare gassen, dampen en nevels. De tweede en meest voorkomende is stofexplosiegevaar en dat heeft te maken met poedervormige producten. Onder bepaalde omstandigheden kunnen deze poeders stoflagen en –wolken vormen en door middel van een ontstekingsbron kunnen deze poeders exploderen.
De uitwerking In plaats van een herziening van de vroegere beoordelingen op explosieveiligheid, is ervoor gekozen om het bedrijf van top tot teen opnieuw te bekijken en te beoordelen. Veel informatie is verzameld door het toepassen van triangulatie. Observaties, gesprekken met medewerkers en technische documentatie hebben een goed beeld gegeven van de aanwezige installaties, apparatuur en gebruikte stoffen. Vanuit deze inventarisatie zijn alle afdelingen van Ben & Jerry’s opnieuw beoordeeld op explosieveiligheid. Per gebied van de verschillende afdelingen zijn een aantal restrisico’s vastgesteld en zijn er aanbevelingen gemaakt met maatregelen waarmee Ben & Jerry’s aan de slag zal moeten om de risico’s te beperken of zelfs te vermijden.
Ben & Jerry’s Hellendoorn B.V. Explosieveiligheidsdocument • Freddy van Kampen
Bij Ben & Jerry’s worden ijsjes geproduceerd, van shorty’s en pints tot de Magnum After Dinner. Veel grondstoffen die benodigd zijn om deze ijsjes te maken bestaan uit verschillende poeders zoals suiker, cacao en meerdere bindmiddelen. Poeders kunnen onder bepaalde omstandigheden explosiegevaar veroorzaken. Ben & Jerry’s is wettelijk verplicht deze gevaren in kaart te brengen en jaarlijks opnieuw te beoordelen. Het
bedrijf
heeft
een
opdracht
ter
beschikking gesteld aan afstudeerders om het explosieveiligheidsdocument
volledig
up-to-
date te maken. Dit is een wettelijk vereiste voor bedrijven waar explosieveiligheid van toepassing is en ligt in het verlengde van de Risicoinventarisatie en – evaluatie.
18
De prioriteit van de aanbevelingen is veranderd van technische maatregelen naar het op de hoogte stellen van de organisatie. Daarmee wordt bedoeld dat explosiegevaar helder in beeld wordt gebracht door een aantal punten uit te voeren. Hieronder vallen bijvoorbeeld het optisch weergeven van explosiegevaar door middel van borden en markeringen, maar ook het aanpassen van werkinstructies en procedures. Door explosieveiligheid te koppelen aan de huidige instructies wordt het bewustzijn van de gevaren versterkt en zal er meer nadruk komen op het goed en veilig uitvoeren van de werkzaamheden. Ook is ervoor gezorgd dat vastgelegd wordt op welke manier teamleiders en managers controle kunnen uitvoeren op de naleving en de handhaving van deze procedures. Als laatste zijn er een aantal punten meegegeven waar Ben & Jerry’s zelf invulling aan zal moeten geven.
Mijn ervaringen met deze opdracht Het was een leuke, interessante en uitdagende opdracht. Onder andere omdat het dus een onderwerp is waar ik vanuit de opleiding weinig mee te maken heb gehad. Achteraf gezien is dat juist een groot voordeel voor mij geweest. Niet alleen vanwege het onderzoek, maar ook omdat ik mijn tijd goed benut heb om de stof in mij op te nemen en mijzelf erin te trainen om het toe te passen. Het resultaat was niet perfect. Immers, ik ben geen expert. Bijna aan het eind kreeg ik een consultant op bezoek. Dé expert op het gebied van explosieveiligheid. Als deze jou verteld dat je het erg goed hebt gedaan voor de eerste keer, dan weet je dat je trots mag zijn op je resultaat. Ben & Jerry’s is heel tevreden en ik ben zeker trots op mijn werk. Ik kan iedereen eigenlijk aanraden om ook eens te kijken naar een onderwerp waar je vanuit de opleiding weinig tot niets mee hebt gedaan, in plaats van een opdracht waar je veel kennis van hebt. Ik heb in ieder geval heel veel nieuwe praktijkervaring gekregen. Sterker nog, ik weet zeker dat ik met dit onderwerp door wil gaan.
Vanuit deze beoordeling was het de bedoeling om interviews af te nemen met de teamleiders om de gevonden resultaten en aanbevelingen te bespreken. Dit plan is achteraf veranderd. Bij de inventarisatie en de beoordeling werd duidelijk dat niet iedereen even goed op de hoogte was van de gevaren. Door middel van de interviews is dit onderzocht. De conclusie van deze interviews was dat er op organisatorisch gebied te weinig aandacht is voor explosieveiligheid. Dat heeft onder andere te maken met de vele technische maatregelen die geïmplementeerd zijn om explosiegevaar te voorkomen. Vanaf dat punt is er verandering gekomen in het onderzoek. Het resultaat bestaat nog steeds uit een explosieveiligheidsdocument met 13 onderliggende onderzoeksrapporten. Deze zijn zo ingedeeld dat Ben & Jerry’s deze als stappenplan kan gebruiken om de beoordeelde gebieden na een jaar opnieuw te kunnen bekijken, maar ook om zelf een beoordeling te maken indien er bijvoorbeeld een nieuwe installatie geplaatst wordt. Het stappenplan bestaat namelijk uit de eisen van de wet. De verandering zit echter in de aanbevelingen en waar de hoogste prioriteit zit. Ondanks dat de implementatiefase van deze aanbevelingen niet in de scriptie is vermeld, is de tijd tussen het inleveren van de documenten bij Saxion en het eindgesprek met de docenten benut om de eerste aanbevelingen te implementeren.
Afstudeerprojecten 2015
19
Integrale Veiligheidskunde Wat is data loss prevention? Het onderwerp van dit onderzoek is data loss prevention. Data loss prevention is de wetenschap die zich bezighoudt met het voorkomen van data verlies. Denk hierbij aan gevoelige informatie die door uitlekken het voortbestaan van Thales kan bedreigen. Thales Nederland houdt zich bezig met ontwikkelingen op zowel de militaire als de civiele markt. Zij beschikt over gevoelig defensie materiaal en zeer vertrouwelijke informatie. Deze informatie is het ‘intellectual property’ van Thales en moet beschermd worden. In 2015 zal Thales het onderwerp data loss prevention, beter bekent als DLP, toetsen. Dit onderzoek fungeert als een vooronderzoek. Met behulp van dit onderzoek zal Thales haar DLP optimaliseren in 2015. De volgende probleemstelling staat centraal in dit onderzoek: “Wat voor impact heeft data loss op Thales Nederland, op welke manier kan data loss prevention geoptimaliseerd worden en welke gevolgen heeft dit voor de eindgebruiker?”.
vormen en geen obstakel. Het mag niet de werkzaamheden van medewerkers belemmeren. De balans tussen werkzaamheid en veiligheid speelt een grote rol in dit onderzoek.
Onderzoeksmethoden Bovenstaande probleemstelling is onderzocht aan de hand van een aantal onderzoeksvragen. Deze onderzoeksvragen zijn beantwoord door een aantal verschillende onderzoeksmethoden. Deze methoden bestaan onder andere uit: Deskresearch, praktijkonderzoek, enquête en interviews. De gehele analyse wordt uitgevoerd aan de hand van drie thema’s: beleid, mensen en technologie.
Thales Nederland BV, Hengelo Optimaliseren data loss prevention • Hidde Smit
Thales Nederland beschikt over veel gevoelige informatie. Deze informatie moet beschermd worden om financiële en reputatieschade te voorkomen. Thales toetst in 2015 het onderwerp data loss prevention. Mijn afstudeeronderzoek is een vooronderzoek naar het optimaliseren van data loss prevention met betrekking tot Thales Nederland. Dit onderzoek richt zich op het beleid, de mensen en de techniek. In
dit
onderzoek komen adviespunten naar voren die in 2015 opgepakt zullen worden.
Het onderzoeken van de impact van data loss op Thales is uitgevoerd aan de hand van financiële cijfers. Het onderzoek doen naar het optimaliseren van DLP kent een aantal stappen. De eerste stap is het in kaart brengen van de belangen en gevoelige informatie. De belangen hebben betrekking op zowel Thales als haar klanten. De gevoelige informatie bestaat uit voornamelijk Thales geheimen. De tweede stap is het in kaart brengen van de huidige situatie en de gewenste situatie. De huidige situatie heeft betrekking op oorzaken en gevolgen van data loss binnen Thales. Aan de hand van een risicoanalyse zijn deze in kaart gebracht. Op basis hiervan wordt de gewenste situatie opgesteld. Deze bestaat voornamelijk uit preventief handelen. Vervolgens wordt de gewenste situatie omgezet in specifieke actiepunten. Deze punten worden gepresenteerd aan het management team. De gewenste situatie en de oplossingen die benodigd zijn onderzocht aan de hand van de drie thema’s: beleid, mensen en technologie. Het thema beleid kijkt naar de securityvoorschriften en zijn werkbaarheid. Het thema mensen heeft voornamelijk betrekking op security awareness. De security awareness en visie van medewerkers is getoetst door middel van een enquête en interviews. Het thema technologie bestaat uit voornamelijk IT middelen die data loss kan voorkomen.
Verbeterpunten Uit het onderzoek zijn verbeter punten voort gekomen. Deze hebben betrekking op beleid, mensen en techniek. Onderdeel van een technologische oplossing kan een DLP systeem zijn. Een DLP systeem is een systeem dat preventief handhaaft. Het onderzoek naar een geschikt systeem is uitgevoerd aan de hand van een gewogen sommeringsmodel en door telefonisch contact met de producenten. Een dergelijk systeem heeft gevolgen voor de eindgebruiker. Uit de enquête en interviews kwamen criteria voort waar rekening mee gehouden moet worden in dit onderzoek. Een DLP systeem moet een vangnet
20
Afstudeerprojecten 2015
21
Integrale Veiligheidskunde Onderzoeken Een zorgaanbieder zoals het SKB heeft als verantwoordelijkheid om verantwoorde zorg te bieden. Dit betekent onder andere dat er maatregelen en voorzieningen moeten worden getroffen om de continuïteit en veiligheid binnen het ziekenhuis te borgen op het moment dat er een interne calamiteit zich voordoet. De afgelopen periode is met behulp van stagiaires en een afstudeerder Integrale Veiligheidskunde van Saxion hogeschool Deventer een Ziekenhuis Veiligheidsplan Calamiteiten (ZiVIC) ontwikkelt. Daarnaast heeft een veiligheidscoördinator binnen het SKB een onderzoek gedaan naar de noodscenario’s op de afdelingen en de mate waarin medewerkers voorbereid zijn voor hun rol tijdens een calamiteit. Deze onderzoeken waren een goede eerste stap richting een duidelijk en helder calamiteitenbeleid. Echter was er nog één belangrijke laatste stap die moest worden genomen en dat was de daadwerkelijke aansluiting van de medewerkers op de plannen zoals ze nu staan beschreven.
Onderzoeksmethoden
Streekziekenhuis Koningin Beatrix, Winterswijk
Door middel van deskresearch is ten eerste in kaart gebracht welke plannen er binnen het SKB zijn op het gebied van interne calamiteiten. Vervolgens is er met behulp van literatuuronderzoek en interviews een inventarisatie gemaakt van de instrumenten die kunnen worden ingezet om aansluiting te vinden op de noodplannen. Er zijn zowel intern als extern interviews afgenomen. Daarna is er gekeken welke instrumenten er het beste kunnen worden ingezet. De succes- en faalfactoren van de beschikbare instrumenten zijn hiervoor tegen elkaar afgewogen in een multicriteria-tabel. Vervolgens is er tijdens gesprekken gemeten in hoeverre er draagvlak is voor de instrumenten en is er aan de hand van de PDCA cyclus een implementatieschema opgesteld.
Resultaten Veiligheid van patiënten en medewerkers • Jasper Vos
Het doel van mijn onderzoek was het vinden van de juiste
instrumenten om de afdelingen
van het SKB op een doeltreffende en efficiënte manier aan te sluiten op de huidige noodplannen en procedures. Het moest daarbij ook duidelijk worden op welke wijze deze instrumenten dienen te
worden
geïmplementeerd.
De
koppeling
moest er voor zorgen dat de continuïteit en de veiligheid van patiënten en medewerkers tijdens een interne calamiteit wordt geborgd.
Het onderzoek heeft uitgewezen dat een combinatie van drie instrumenten moet worden ingezet om een goede aansluiting te vinden op de noodplannen. Ten eerste zal er een elearningsmodule worden ingezet. Deze module moet de medewerkers inzicht geven over het interne calamiteitenbeleid en de wijze waarop men dient te handelen mocht een interne calamiteit zich voor doen. Vervolgens zal er een takenkaartje moeten komen. Dit takenkaartje heeft als functie het verschaffen van informatie die men nodig heeft vlak na het ontdekken van een calamiteit, en zal door iedere medewerker op zak moeten worden gedragen. Daarbij geeft het takenkaartje de plek van de calamiteitenbak aan. De calamiteitenbak bevat protocollen die zijn beschreven per calamiteit. De calamiteitenbak verschaft dus specifiekere informatie die men nodig heeft nadat de stappen van het takenkaartje zijn doorlopen.
Aanbevelingen Ten eerste wordt aanbevolen om het draagvlak voor de instrumenten die zijn gekozen, beter te toetsen onder de werknemers. Het draagvlak is in dit onderzoek getoetst onder teammanagers. Een jaar nadat dit plan zal zijn uitgevoerd moet er een evaluatie plaatsvinden, hierbij moeten de medewerkers beter worden betrokken. Tot slot wordt aanbevolen om, vóórdat de evaluatie van dit plan zal plaatsvinden, op alle afdelingen een oefening is gehouden waarbij het takenkaartje en de calamiteitenkaart zijn gebruikt. Pas na het gebruik van deze instrumenten kan worden gezegd of de inhoud toereikend genoeg is.
22
Afstudeerprojecten 2015
23
Integrale Veiligheidskunde
Voor mijn afstudeerbedrijf heb ik een onderzoek naar
Uit de enquête die is afgenomen op het station van Almelo komt naar voren dat de reizigers het station ervaren als onoverzichtelijk, dat er geen lange zichtlijnen zijn en dat de aanwezigheid van het cameratoezicht beangstigend werkt. De factoren die volgens de wijkagent van invloed zijn op het veiligheidsgevoel van de treinreizigers op het station van Almelo de Riet zijn: weinig toezicht/zicht op de perrons en de gebrekkige verlichting op de perrons. Uit de enquête die hier is afgenomen komt naar voren dat het station onoverzichtelijk is, er geen lange zichtlijnen zijn en dat de verlichting er matig is. Aan het einde van dit rapport worden er aanbevelingen gedaan. Aanbevelingen voor het station van Almelo zijn: het weren van zwervers en hangjongeren, creëren van meer toezicht en het verzinnen van een alternatief voor de stationstunnel/ het doen van aanpassingen aan de stationstunnel. Aanbevelingen voor het station van Almelo de Riet zijn: het creëren van meer toezicht/zicht en het verbeteren van de verlichting op de perrons.
Objectieve en subjectieve veiligheid
Veiligheid stations uitgevoerd
Resultaat
In dit onderzoeksrapport staat de vraag centraal welke factoren van invloed zijn op de veiligheidsgevoelens van treinreizigers die reizen via de stations van Almelo en Almelo de Riet. Aan het einde van dit rapport zijn er enkele aanbevelingen gedaan die de NS zou kunnen toepassen om de discrepantie tussen de objectieve- en subjectieve veiligheid te verkleinen. De stations Almelo en Almelo de Riet scoren op de onderzoeken van de NS ver onder de norm wat betreft de sociale veiligheid. De scores voor beide stations zijn moeilijk te verklaren omdat de objectieve veiligheid (daadwerkelijke aantal incidenten) op beide stations laag is. Binnen dit onderzoek zijn allereerst de objectieve- en subjectieve veiligheid voor beide stations in kaart gebracht. Na het in kaart brengen van de objectieve- en subjectieve veiligheid zijn de factoren beschreven die van invloed zijn op het veiligheidsgevoel van mensen. Door het ontwikkelen van een enquête en het afnemen van deze enquête zijn de kenmerkende factoren van beide stations blootgelegd die het veiligheidsgevoel van de treinreizigers negatief beïnvloed. Voor het beantwoorden van de eerste twee onderzoeksvragen is er gebruik gemaakt van de onderzoeksmethode ‘deskresearch’. Voor het achterhalen van de kenmerkende factoren van beide stations die van invloed zijn op het veiligheidsgevoel van de treinreizigers is er gebruik gemaakt van ‘fieldresearch’. Dit fieldresearch is ingevuld door het uitvoeren van een survey onderzoek. Voor het survey onderzoek zijn er enquêtes afgenomen op de stations van Almelo en Almelo de Riet. In totaal heeft het afnemen van deze enquête 80 respondenten opgeleverd.
Nederlandse Spoorwegen , Utrecht • Jeffrey Heithuis
Veiligheidsgevoel
het
veiligheidsgevoel
van
treinreizigers die reizen via de stations van Almelo en Almelo de Riet. De organisatie van de Nederlandse Spoorwegen wil via dit onderzoek achterhalen welke factoren van belang zijn voor het bepalen van het veiligheidsgevoel van deze treinreizigers. Op de stations van Almelo en Almelo de Riet gebeurd er qua feitelijke incidenten weinig (objectieve veiligheid), terwijl uit de onderzoeken van de NS naar voren komt
De objectieve veiligheid, dus het aantal meldingen van incidenten is bijna jaarlijks gestegen sinds 2009, maar is nog steeds als ‘laag’ te bestempelen. De subjectieve veiligheid op de stations van Almelo en Almelo de Riet schommelt door het hele jaar heen rond dezelfde waarden, maar wel constant onder de normen die de directieleden van NS hebben opgesteld. De bepaling van de subjectieve veiligheid verschilt enorm per persoon, tijdstip en plaats. Er zijn echter wel een aantal factoren die van invloed zijn op het veiligheidsgevoel. Deze factoren zijn: individualisering, kwaliteit directe leefomgeving, persoonskenmerken en onrustwekkende berichtgeving. De factoren die van invloed zijn op de veiligheidsbeleving van personen liggen op drie verschillende niveaus: persoonlijk, situationeel en maatschappelijk. De factoren die volgens de wijkagenten de discrepantie tussen de objectieve- en subjectieve veiligheid op het station van Almelo veroorzaken zijn: aanwezigheid van zwervers, weinig mensen, stationstunnel (haakse hoek), trein richting Mariënberg en de smalheid van het perron.
dat het overgrote deel van de treinreizigers zich op beide stations toch onveilig voelen (subjectieve veiligheid). Uit dit onderzoek zijn een aantal aanbevelingen
gekomen
die
ervoor
moeten
zorgen dat deze kloof tussen de objectieve- en subjectieve veiligheid verkleind wordt.
24
Afstudeerprojecten 2015
25
Integrale Veiligheidskunde Probleemstelling ’’Welke organisatorische, bouwkundige en elektronische maatregelen die in 2014 zijn ingezet binnen Albron Center Parcs Nederland, zijn het meest efficiënt op basis van een kosten-batenanalyse, tegen interne diefstal en verduistering binnen de horeca, retail en catering van Albron Center Parcs Nederland?’’
Uitvoering van het onderzoek Om antwoord te kunnen geven op de probleemstelling is eerst onderzocht welke organisatorische, bouwkundige en elektronische maatregelen in 2014 zijn ingezet tegen interne diefstal en/of verduistering. Gebleken is dat er in 2014 twaalf maatregelen zijn ingezet, vijf organisatorische, drie bouwkundige en vier elektronische maatregelen. Om inzicht te krijgen in de efficiëntie van de maatregelen, zijn voor de kosten diverse offertes en facturen opgevraagd, daarnaast zijn er diverse interviews afgenomen. IseQre heeft de afgelopen drie jaar alle onderzoeken binnen Albron Center Parcs afgerond. Onder strikte voorwaarden werd voor dit onderzoek de onderzoeksrapporten beschikbaar gesteld. Hierdoor kon er informatie verzameld, geanalyseerd en opnieuw gebundeld worden tot nieuwe informatie. Waardoor de financiële baten in kaart gebracht konden worden.
Onderzoeksresultaten Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat er een verschil zit tussen maatregelen die wel of niet interne diefstal en/of verduistering kunnen constateren. Tijdens het onderzoek werd duidelijk dat niet alle benodigde informatie achterhaald kon worden. Hierdoor kon niet voor alle organisatorische, bouwkundige en elektronische maatregelen de efficiëntie bepaalt worden. Daarnaast is er ook een verschil geconcludeerd tussen de kosten en de te verhalen schade.
Albron Center Parcs BV, De Meern • Jeffrey van Ham
Efficiëntie van maatregelen tegen interne diefstal Voor Albron Center Parcs heb ik onderzoek gedaan naar de efficiëntie van organisatorische, bouwkundige
en
elektronische
maatregelen
Het onderzoek heeft geleid tot een set van de meest efficiëntste organisatorische, bouwkundige en elektronische maatregelen. Daarnaast is er een overzicht opgesteld met de in kaart gebrachte maatregelen, waarbij een onderscheid is aangebracht in maatregelen, afdelingen, baten, kosten, constateringen en efficiëntie.
tegen interne diefstal en/of verduistering. Aan de hand van een kosten-batenanalyse is de efficiëntie van deze maatregelen bepaald. De kosten zijn in kaart gebracht door interviews af te nemen. Daarnaast zijn er diverse facturen en offertes opgevraagd. De baten zijn in kaart gebracht door onderzoeksrapporten van een recherche bureau te analyseren. Hierdoor konden er baten aan de maatregelen worden toegewezen. Dit heeft geleid tot een maatregelenoverzicht met de meeste efficiënte maatregelen.
26
Afstudeerprojecten 2015
27
Integrale Veiligheidskunde Aanleiding
Resultaten
Er is een beweging gaande waarbij de verantwoordelijkheid voor veiligheid evenwichtiger verdeeld wordt tussen overheid en bedrijven. Bedrijven nemen hun verantwoordelijkheid voor veiligheid door hun veiligheidscultuur te verbeteren. Bij Kisuma werd er tijdens een Brzo-inspectie aandacht besteed aan het onderwerp veiligheidscultuur. Het inspectieteam was van mening dat de veiligheidscultuur bij Kisuma grotendeels nog op het reactieve niveau zat. Naar aanleiding van de Brzoinspectie werd de noodzaak tot verbeteren van de veiligheidscultuur gezien. Het Board van Kisuma heeft daarom de wens uitgesproken om haar veiligheidscultuur naar een proactief veiligheidsniveau te tillen.
Uit het onderzoek blijkt dat Kisuma het reactieve veiligheidsniveau is ontstegen. Er zijn stappen gemaakt in de veiligheidscultuur waardoor de afdelingen Production, ICT & Asset en Management & Board op het calculatieve veiligheidsniveau zitten. Binnen de afdeling Technology heerst zelfs een proactief veiligheidsniveau. Het is belangrijk dat Kisuma deze stijgende lijn weet door te trekken. Door acties te ondernemen tegen de zwakke cultuuraspecten kunnen er nieuwe stappen gezet worden in de goede richting.
Om de veiligheidscultuur binnen Kisuma in kaart te brengen is er zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek verricht bij de de afdelingen Production, Technology, ICT & Asset en Management & Board. Voor het kwantitatief onderzoek is de Hearts and Minds-methode gehanteerd. De Hearts and Mindsmethode is een instrument waarmee de veiligheidscultuur gemeten kan worden. Voor het kwalitatief onderzoek zijn er participerende observaties uitgevoerd. De onderzoeker heeft actief deelgenomen aan de dagelijkse gang van zaken om de veiligheidscultuur van dichterbij mee te maken.
Wat is veiligheidscultuur precies? Veiligheidscultuur kan gezien worden als de houding, waarden, (impliciete) aannames, percepties en gewoonten van de leden van de organisatie met betrekking tot het omgaan met veiligheidsrisico’s (Zwetsloot & Dijkman, 2010)¹. De veiligheidscultuur draagt uiteindelijk bij aan de individuele veiligheidsmotivatie van de medewerker. Daarnaast heeft het ook effect op het daadwerkelijke gedrag van de individuele medewerker.
Kisuma Chemicals, Veendam Verbeteren veiligheidscultuur • Jonathan Hamming
Kisuma Chemicals (Kisuma) valt sinds 2008 onder het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo) en is daarmee een van de meest risicovolle bedrijven in Nederland. Naar aanleiding van een
Brzo-inspectie
werd
de
noodzaak
tot
verbeteren van de veiligheidscultuur gezien. De Board heeft daarom de wens uitgesproken om haar veiligheidscultuur naar een proactief veiligheidsniveau te tillen. Om dit te realiseren moet eerst de huidige veiligheidscultuur in kaart gebracht worden. Op basis van de resultaten is het de bedoeling dat er aanbevelingen worden gegeven over de wijze waarop het proactieve veiligheidsniveau bereikt kan worden.
28
Een veiligheidscultuur kan geclassificeerd worden in vijf verschillende stadia: pathologisch, reactief, calculatief, proactief en vooruitstrevend. Elk cultuurniveau geeft de ontwikkelingsfase aan waarin het bedrijf zich bevindt op het gebied van veiligheid. Ten eerste staan pathologische bedrijven op de laagste trede en hechten geen waarde aan veiligheid. Ten tweede zijn reactieve bedrijven iets verder op het gebied van veiligheid en denkt men enkel aan veiligheid nadat er een incident heeft plaatsgevonden. Ten derde vinden bedrijven op het calculatieve niveau veiligheid belangrijk en stellen procedures op waardoor de veiligheid verbeterd. Ten vierde zijn proactieve bedrijven voortdurend bezig met het verbeteren van veiligheid. Ten vijfde zijn bedrijven op het vooruitstrevende niveau van management tot de werkvloer zeer veiligheidsbewust. Bij het onderzoeken van een veiligheidscultuur is het belangrijk om stil te staan bij de gelaagdheid van de cultuur. Volgens Schein (2004) bestaat een veiligheidscultuur uit drie verschillende lagen: artefacten, beleden opvattingen en gemeenschappelijk geleerde waarden en basisaannamen. De eerste laag, artefacten, wordt beschouwd als het zichtbare gedrag van werknemers. De tweede laag, beleden opvattingen, zijn de communicatie en mondelinge uitingen van werknemers. De kern van de veiligheidscultuur, gemeenschappelijk geleerde waarden en basisaannamen, is de essentie van de cultuur en zijn waarden en basisaannamen van werknemers.
Afstudeerprojecten 2015
29
Integrale Veiligheidskunde Over Leisurelands De opdrachtgever onderging een lang verwachte naamswijziging, RGV heet sinds maart 2015 Leisurelands. Leisurelands beheert en exploiteert 20 recreatiegebieden verspreid in de provincie Gelderland, met uitzondering van Mookerplas. Dit recreatiegebied ligt in Noord-Limburg. Leisurelands heeft jaarlijks tussen de vier a vijf miljoen bezoekers. Het is van belang dat de bezoekers veilig en met zo min mogelijk gevaar de recreatiegebieden van Leisurelands bezoeken. Ditzelfde geldt natuurlijk ook voor de werknemers van Leisurelands. Het uiteindelijke doel is het aanbieden van recreatie in een veilige omgeving. Over fysieke veiligheid heeft Leisurelands minder informatie tot zijn beschikking, dit heeft geleid tot de vraag naar meer inzicht in dit gebied. Er is vraag naar een nulmeting.
De centrale vraag in dit onderzoek luidt: Op welke wijze kan de fysieke veiligheid voor recreanten en werknemers in de Leisurelands recreatiegebieden worden vergroot? Om antwoord te geven op deze vraag is gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethode. Literatuuronderzoek, deskresearch en groepsgesprekken. Verder wordt ook de Relative Ranking (Kinney & Wiruth, 1976) en de multi criteria analyse gebruikt.
Onderzoek & uitvoering
Leisurelands, Arnhem Fysieke veiligheidsgevaren recreatiegebieden • Joshua Rodriguez Boers
Onderzoeken welke fysieke veiligheidsgevaren er spelen in de recreatiegebieden van Leisurelands. Verder is onderzocht welke oorzaken hieraan ten grondslag liggen en welke gevolgen ze teweeg brengen. Wanneer dit helder is worden twee kwalitatieve methoden toegepast om de fysieke veiligheidsrisico’s te prioriteren en zo bepalen welke maatregelen gekoppeld kunnen worden aan de hoog geprioriteerde fysieke veiligheidsrisico’s. De
uitkomsten
van
het
onderzoek
zullen
Een lijst van fysieke veiligheidsgevaren die spelen in de recreatiegebieden is opgesteld. Voor deze gevaren zijn de oorzaken uit literatuur verklaard. De gevolgen van de fysieke veiligheidsgevaren zijn ook uit literatuur vastgesteld. Uit de prioritering zijn drie fysieke veiligheidsrisico’s gekomen. Voor deze top drie zijn maatregelen aangedragen. Deze conclusies hebben geleid naar aanbevelingen. Er is aangegeven met welke gevaren en risico’s rekening gehouden moet worden en welke maatregelen een oplossing bieden om de grootste risico’s te beperken. De aanbevelingen geven concreet en specifiek de toepassing van de maatregelen aan waarmee Leisurelands aan de slag zou kunnen. De fysieke veiligheid voor de recreant en werknemer op lichamelijk letsel gebied wordt hiermee vergroot. Dit onderzoek kan bovendien als aanleiding dienen om in de toekomst verder onderzoek te doen naar specifieke fysieke veiligheidsrisico’s, afhankelijk van de behoeftes van Leisurelands en ontwikkelingen in de maatschappij. Conclusie, door het uitvoeren van de aanbevelingen kan de fysieke veiligheid van de recreant en de werknemer in de Leisurelands recreatiegebieden worden vergroot.
onder andere maatregelen zijn die de hoog geprioriteerde fysieke veiligheidsrisico’s moeten beperken. Deze zullen helpen om de fysieke veiligheid van de recreanten en de werknemers in de recreatiegebieden te verhogen. Leisurelands besluit vervolgens of deze maatregelen toegepast worden.
30
Afstudeerprojecten 2015
31
Integrale Veiligheidskunde Verschillende calamiteiten
Plan van aanpak
Het agentschap heeft de afgelopen 10 jaar te maken gehad met 2 ‘echte’ telecomcalamiteiten, de brand in de zendmast van Smilde en de brand bij Vodafone in Rotterdam. Ondanks dat zich weinig calamiteiten voordoen, vinden de geïnterviewden het belangrijk dat AT goed is voorbereid op calamiteiten. Een van de manieren waarop AT oefent is door deel te nemen aan evenementen. Echter, AT moet zich realiseren dat er verschil zit tussen evenementen en calamiteiten. Er zit een groot verschil in de paraatheid en adequaatheid. Bij evenementen is de afdeling Toezicht veelal paraat en kan bij een verstoring of calamiteit adequaat optreden. Bij calamiteiten is dit niet het geval aangezien AT niet ter plekke is en het daarom ook langer duurt om de calamiteit te reduceren en te normaliseren. Tevens dekt een evenement niet alle calamiteiten die kunnen optreden.
Om een effectieve calamiteitenorganisatie te hebben is het belangrijk om de organisatie flexibel te houden. Elke calamiteit is anders qua aard en omvang en hier dient ook anders op te worden geacteerd. Het is daarom ook aan de CaCo om voor elke calamiteit het juiste team samen te stellen. Naast een flexibele organisatie is het van belang om te beschikken over voldoende kennis en vaardigheden.
Definitie calamiteit
Om een goed overzicht te creëren voor de organisatie (AT), is het aan te bevelen een calamiteitenplan op te stellen. Hierin worden afspraken vermeld over onder andere het gebruik van één vaste terminologie (die binnen EZ word gehanteerd), een calamiteitencentrum (vergaderzaal), benodigde middelen, OTO-plan, netwerkkaarten en de personen/rollen/taken die deel uit maken van de calamiteitenorganisatie.
Binnen AT is er geen definitie van ‘calamiteit’ dan wel ‘crisis’, waardoor het lastig is om de term ‘calamiteit’ dan wel ‘crisis’ te gebruiken. Er is pas sprake van een crisis wanneer het DCC zegt dat het een crisis is. Calamiteiten zijn voor elke organisatie anders. Aan de hand van de deskresearch en de interviews kan de volgende definitie worden gehanteerd binnen Agentschap Telecom:
Een calamiteitenorganisatie van AT wordt pas effectief als er duidelijk in kaart is gebracht hoe externe partijen tegen de rol van AT aankijken ten tijde van calamiteiten. Met andere woorden AT kan intern een goede basis neerzetten van een calamiteitenorganisatie, maar het is zeker van belang te onderzoeken welke rol externe partijen aan AT toebedelen bij calamiteiten.
“Een onverwachte, zeldzame gebeurtenis/verstoring in het openbare of gesloten telecommunicatienetwerk, waarbij de nationale veiligheid niet direct bedreigd wordt, die kan leiden tot maatschappelijke verstoring en/of economische schade, waarbij de bestaande middelen onvoldoende zijn en waarbij het in hoge mate belangrijk is dat informatiestromen goed gedeeld zijn.”
Agentschap Telecom, Groningen
Conclusies • Justin de Rooij
Opbouw en implementatie calamiteitenorganisatie Tijdens dit afstudeeronderzoek is onderzocht hoe
Agentschap
calamiteitenorganisatie
Telecom kan
(AT)
haar
opbouwen.
Het
doel van dit onderzoek is om een aanbeveling te geven over het effectief implementeren van een calamiteitenorganisatie. Om tot een goede aanbeveling te komen wordt er onderzoek gedaan naar het optreden van AT bij ervaren calamiteiten
en
evenementen.
Door
middel
van interne interviews wordt de rol van AT bij
Uit de interviews binnen AT kan worden geconcludeerd dat calamiteiten worden gezien als een grotere inspanning binnen de reguliere taken en/of werkzaamheden. AT speelt een grote rol in de koude fase, volgens de geïnterviewden. Met name aspecten als bewustwording creëren en het overzicht dat AT heeft in de telecomsector, spelen een rol in deze koude fase. Naast de wettelijk vastgestelde toezichthoudersrol, vinden de geïnterviewden van AT dat zij een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben. Deze maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt ook wel getypeerd als ‘havenmeester’. Havenmeester is een verzamelnaam voor de rollen die AT uitoefent buiten de wet om, zoals adviseur, voorlichter, bemiddelaar en onderzoeker. De geïnterviewden kaarten aan dat zij AT nog te onbekend vinden in de telecomsector. Zij achten het noodzakelijk dat AT duidelijk maakt wat de professie is van het agentschap.
calamiteiten in kaart gebracht. Daarnaast is er bij twee uitvoerende diensten, de NVWA en SodM, binnen het ministerie van Economische Zaken een interview gehouden om in te zien hoe
zij
de
calamiteitenorganisatie
geïmplementeerd.
32
hebben
AT, externe partijen en de literatuur achten het van belang dat een calamiteitenorganisatie bestaat uit de volgende basiselementen. Een leidinggevende, informatiecoördinator en woordvoerder. De bovengenoemde rollen leidinggevende en informatiecoördinator komen ook terug bij de eisen die de geïnterviewden van AT stellen aan een calamiteitenorganisatie. In deze interviews worden alleen de termen Calamiteitencoördinator (CaCo) en logger/plotter genoemd. De rol woordvoerder is niet ter sprake gekomen tijdens de interviews.
Afstudeerprojecten 2015
33
Integrale Veiligheidskunde Kwantitatief en kwalitatief onderzoek Dit onderzoek bestaat uit een kwantitatief en een kwalitatief deel. De gegevens die nodig zijn voor het kwantitatieve deel van dit onderzoek zijn gehaald uit het registratiesysteem van de politie. Uit deze informatiebron zijn diverse straatroof delicten geanalyseerd. Op basis van deze analyse is bepaald wat de aard en omvang van straatroof binnen de Politie Eenheid Oost-Nederland is. Door middel van interviews, met experts op het gebied van straatroof, zijn de kwalitatieve gegevens verzameld. Aan diverse experts, die binnen de Politie Eenheid Oost-Nederland met straatroof werkzaam zijn, zijn slachtoffergerichte preventieve maatregelen voorgelegd. Zij hebben, op basis van hun expertise en de aard en omvang uit het kwantitatieve gedeelte van het onderzoek, aangegeven in welke mate zij de maatregelen toepasbaar, effectief en haalbaar vinden.
Straatroof delicten
Politie Eenheid Oost-Nederland, Zwolle Aard en omvang van straatroof • Justin Stegeman
34
In dit onderzoek is de aard en omvang van straatroof, die binnen de politie Eenheid OostNederland hebben plaatsgevonden in kaart gebracht. Uit het “projectplan straatroof” is de behoefte naar gegevens over straatroof naar voren gekomen. Deze behoefte bestaat uit de aard en omvang van straatroof, die binnen het werkgebied van de Politie Eenheid Oost-Nederland is gepleegd. Daarnaast is er behoefte aan onderzoek naar slachtoffergerichte preventieve maatregelen die binnen de politie Eenheid Oost-Nederland toegepast kunnen worden. Vervolgens zijn, met experts op het gebied van straatroof, interviews gehouden waar in enkele slachtoffergerichte preventieve maatregelen zijn voorgelegd. De toepasbaarheid, effectiviteit en haalbaarheid van deze maatregelen zijn bepaald aan de hand van de aard, omvang en de expertise van de experts. Uiteindelijk zijn voor de politie Eenheid OostNederland een aantal aanbevelingen gedaan om straatroof te voorkomen.
In het jaar 2012 zijn 324 straatroof delicten gepleegd die binnen het politiesysteem geregistreerd staan. Deze delicten speelden zich af in Apeldoorn, Arnhem, Deventer, Enschede, Nijmegen en Zwolle. Er is binnen dit onderzoek uitsluitend naar delicten gekeken die binnen steden met meer dan 100.000 inwoners hebben afgespeeld. De keuze om uitsluitend straatroof van deze steden te analyseren is dat straatroof gezien word als een grootstedelijk probleem. Verdachten van straatroof zijn voornamelijk vrij jonge mannen met een leeftijd tussen de 10 en 34 jaar. Verdachten van beroving op straat verplaatsen zich voornamelijk per voet waar de verdachten van snelroof een gevarieerdere vervoerswijze hanteren. Slachtoffers van straatroof zijn wederom vrij jong en van het mannelijke geslacht. 73,84% van de slachtoffers zijn 34 jaar of jonger en 90% van de slachtoffers zijn van het mannelijke geslacht. In 44% van de delicten heeft het slachtoffer enig letsel opgelopen. 85% van de delicten hebben in het donker plaatsgevonden. Daarnaast komen de meeste delicten(58%) in het weekend voor. De buit van straatroof bestond voornamelijk uit een telefoon, portemonnee/geld en een tas. Opvallend is dat in 78% van de snelroof delicten de eerste buit een tas betreft. Als laatst is er in 70% van de delicten is een wapen gebruikt, in 9,2% van de delicten kennen slachtoffer en dader elkaar en in 29% van de delicten heeft een getuige het delict waargenomen.
Verbeteren van aangiftes: Uit het kwantitatieve gedeelte van dit onderzoek is naar voren gekomen dat de inhoud van de dossiers erg varieert en niet altijd een even hoge kwaliteit hebben. Daarnaast is de maatregel “aangiftes” door de experts aangewezen als een toepasbare, effectieve en haalbare maatregel. De experts geven aan dat op het gebied van aangiftes verbetering te halen valt. Op basis van deze gegevens is geadviseerd om de aangiftes te verbeteren. Voorbeelden op welke wijze dit verbeterd kan worden zijn het beter opleiden van verbalisanten en het aanpassen van het registratiesysteem. Onderzoek naar situatiegerichte preventie: De politie werkt voornamelijk met de dadergerichte aanpak. Door middel van dit onderzoek is de politie voorzien van slachtoffergerichte preventieve maatregelen. Wat ontbreekt zijn situatiegerichte preventieve maatregelen. Door middel van een vervolgonderzoek naar situatiegerichte preventieve zal de politie van alle drie de soorten preventie en heeft de politie de mogelijkheid om straatroof te voorkomen vanuit verschillende invalshoeken. Onderzoek doen naar oorzakelijke factoren van slachtofferschap onder jonge mannen. Uit het kwantitatieve gedeelte is naar voren gekomen dat het grootste deel van de slachtoffers jong zijn en van het mannelijke geslacht. Door middel van onderzoek naar oorzakelijke factoren kunnen gerichte maatregelen genomen worden.
Van de slachtoffergerichte preventieve maatregelen worden de maatregelen “campagnes voeren”, “verbeteren aangiftes”, “reduceren aantrekkelijkheid”, “reduceren dronkenschap”, “belonen”en “CRAVED” gezien als toepasbare, effectieve en haalbare maatregelen door de experts.
Aanbevelingen Lanceren van een straatroof campagne: Door middel van een campagne tracht men het bewustzijn van potentiële slachtoffers te vergroten. Het bewustzijn is bij burgers, volgens de experts, vrij laag. Geadviseerd is om deze maatregel te richten op jonge mannen aangezien dit de meest voorkomende slachtoffergroep is.
Afstudeerprojecten 2015
35
Integrale Veiligheidskunde Onderzoeksopzet In de afgelopen jaren hebben er incidenten plaatsgevonden met de type 4 Defensiepas. Deze pas wordt uitgegeven aan bedrijven die voor langere tijd voor Defensie werken, of leden van verenigingen die op het defensieobject zijn gevestigd. Baseco Midden-Nederland wil na aanleiding van de incidenten met de type 4 Defensiepas duidelijkheid krijgen over de grootte van de problematiek. Verder wil Baseco weten wat er gedaan kan worden tegen deze incidenten. De centrale vraag voor het onderzoek is: Wat is de omvang van de problematiek met de type 4 Defensiepas en wat zijn mogelijke maatregelen die kunnen worden genomen om het aantal incidenten te laten afnemen? Om de centrale vraag te kunnen beantwoorden zijn er observaties uitgevoerd om het aantal werkelijke incidenten waar te nemen. Dit is gedaan door fysiek de toegang te controleren bij kazernes van de Koninklijke Landmacht binnen de regio Baseco-midden. Verder zijn er interviews gehouden met DBBO- en FBD-medewerkers. De DBBO-medewerkers hebben kennis van de toegangsregelging en de uitvoering in de praktijk. Medewerkers van het FBD spelen een belangrijke rol bij het aanvragen, autoriseren en verstreken van de type 4 Defensiepassen. Na deze gesprekken is een medewerker van de Rijksvastgoeddienst telefonisch geïnterviewd om bepaalde zaken te verduidelijken.
Ministerie van Defensie, Schaarsbergen Veiligheid Ministerie van Defensie • Cornelis Jelies
Voor mijn afstudeeronderzoek heb ik en opdracht uitgevoerd voor het Ministerie van Defensie. De inhoud van het onderzoek is vertrouwelijk. Er is onderzoek gedaan naar ongeautoriseerde personen die een defensieobject betreden. De grootte van deze problematiek is onderzocht en er zijn maatregelen aangedragen die kunnen worden toegepast. Om tot een goed advies te komen, is onderzocht waarom er incidenten plaatsvinden. Door middel van observaties en interviews is de centrale vraag beantwoord. Defensie is een overheidsorganisatie dat het personeel een veilige werkplaats wil bieden en het materiaal beveiligd wil opslaan op de defensieobjecten. De toegangsbeveiliging moet ervoor zorgen dat er geen ongeautoriseerde personen het defensieobject betreden.
36
Het is bekend dat er incidenten plaatsvinden met de type 4 Defensiepas. Toch wordt na aanleiding van deze incidenten te weinig gedaan om incidenten te voorkomen. Een tekort aan mensen en middelen is de reden volgens de bewakers.
Extra budget Als Defensie extra budget ter beschikking zou stellen voor verbetering van de toegangsbeveiliging kan er geïnvesteerd worden in extra camerabewaking, extra personeel en kunnen mogelijk vingerafdrukken gebruiken voor de toegangscontrole. Deze middelen zouden een positief effect hebben op de kwaliteit van de bewaking. De omvang van de problematiek is klein. De kans dat Defensie extra budget gaat investeren in de toegangsbeveiliging is klein. Door de theorie meer te laten aansluiten op de praktijk zal de toegangscontrole beter uitvoerbaar worden. De bewaking moet bewust worden gemaakt op bepaalde gedragingen. Een organisatorische oplossing, die zonder extra investeringen kan worden uitgevoerd, is de beste oplossing. Dit kan zijn door alle of een selecte groep pashouders van een type 4 Defensiepas zich in persoon laten melden in het wachtgebouw, voordat ze het defensieobject kunnen betreden.
Uitkomsten van het onderzoek Uit de observaties is gebleken dat de pashouders van een type 4 Defensiepas relatief weinig incident veroorzaken. Helaas door omstandigheden is de steekproefgrote beperkt waardoor de betrouwbaarheid van de uitslag laag is. Bewaking-medewerkers zijn op de hoogte van de regelgeving over Defensiepassen. Er zijn echter wel verschillen tussen de praktijk en de theorie. De bezoekerspas die wordt uitgegeven voor langere tijd wordt een type 4B Defensiepas genoemd. Leden van verenigingen hebben volgens het DBB recht op een type 4 Defensiepas, zolang ze voldoen aan de eisen. Er is een verschil tussen de praktijk en theorie over deze onderwerpen. Per beveiligingsgebied is een lokale beveiligingsinstructie opgesteld om bepaalde zaken te verduidelijken. Ook wordt in dit document aandacht besteed aan de type 4 Defensiepas. De huidige regelgeving en werkvoorschriften voorzien dus niet voldoende hierin. Door de reorganisaties is het voor bedrijven en verenigingsleden onduidelijk geworden wie het contactpersoon is om de type 4 Defensiepas aan te vragen. Het FBD voorziet hierin door voor extra mensen de Defensiepas aan te vragen. Het FBD is ook de afdeling die de pas verstrekt. De pashouder moet een bewijsformulier van ontvangst ondertekenen. Op dit formulier staan belangrijke algemene regels voor de pashouders. Waarschijnlijk is deze procedure niet toereikend om de pashouders van een type 4 Defensiepas te informeren over de regelgeving en het belang ervan. Veel elektronische beveiligingsmiddelen worden gebruikt voor de toegangscontrole op Landmachtobjecten in de regio Baseco-midden. Daardoor is de capaciteit van de bewaking voldoende om de normale taken te kunnen uitvoeren.
Afstudeerprojecten 2015
37
Integrale Veiligheidskunde Betrokken partijen • • •
Uitkomsten
Zestien gemeenten; Twee omgevingsdiensten; Brandweer Gelderland-Midden.
Afdelingen brandweer Gelderland-Midden:
Intern
• Risicobeheersing; De afdeling Risicobeheersing adviseert gemeenten, ketenpartners, bedrijven en burgers over brandveiligheid. Kijkend naar de veiligheidsketen is de afdeling verantwoordelijk voor de schakels pro-actie en preventie.
Positief
Negatief
Sterk:
Zwak:
- Gemotiveerde mede-
- Startsituatie
werkers
- Planning
- Flexibel
- Eigen belangen
- Kennis- en ervarings-
- Diversiteit rollen
niveau
- Ondervertegen
- Betrokkenheid disci-
• Incidentbestrijding; De afdeling Incidentbestrijding heeft als taak het bestrijden van brand en het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand.
plines
woordiging - Koppeling interne
- Terugkoppeling - Acceptatie
processen - Kloof boven- en onder-
- Oplossingsgericht
stroom
handelen
• Objectpreparatie. Alle activiteiten die binnen de vakbekwaamheid-teams worden uitgevoerd zijn gericht op het vakbekwaam maken en houden van het brandweerpersoneel.
Beroepsproduct: Protocollenboek
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
• Leon de Bok
Verbetering rampenbestrijding en crisisbeheersing Uit
onderzoek,
onder
andere
de
Inspectie
Openbare Orde en Veiligheid is aangetoond dat de organisatie voor rampenbestrijding en crisisbeheersing nog sterk voor verbetering vatbaar is. Vastgesteld is dat er op veel plaatsen nog onvoldoende samenhang en afstemming tussen de partners in crisisbeheersing is. Uit dit onderzoek is ook naar voren gekomen dat de samenwerking tussen integrale partners beter moet,
de
coördinatie
en
commandovoering
moeten worden versterkt, evenals de operationele informatie uitwisseling tussen de betrokken instanties.
De doelstelling is om ervoor te zorgen dat er duidelijk en eenduidigheid ontstaat in de werkwijze tussen de medewerkers van de gemeenten, omgevingsdiensten en de VGGM. De gemaakte werkafspraken dienen duidelijk en transparant te zijn zodat voor alle betrokken partijen duidelijk is wat er van elkaar verwacht wordt.
- Communicatie Extern
Kansen:
Bedreigingen:
- Innovatie:
- Financiële middelen:
•Multimedia
subsidies
•Systemen
- Reorganisaties betrok-
•Mobiliteit
ken partijen
- Flexibiliteit organisaties
- Verandering wetgeving - Verandering werkwijzen
Aanleiding afstudeerproject Om de brandveiligheidssituatie van wonen en werken binnen een veiligheidsregio te waarborgen zal er in veel gevallen moeten worden samengewerkt. Om deze integrale samenwerking, ofwel de samenwerking tussen meerdere partijen binnen de veiligheidsregio naar een hoger niveau te tillen is er besloten om de brandweer te regionaliseren.
Probleemstelling Op welke wijze kunnen de procedures die naar aanleiding van de regionalisering brandweer Nederland voor 2016 regionaal geformaliseerd moeten worden ter bevordering van de eenduidigheid en slagvaardigheid in de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden tussen de zestien gemeenten, twee omgevingsdiensten en de Brandweer Gelderland-Midden?
Uitdaging De grootste uitdaging binnen het project ligt op het gebied van het verkrijgen van het draagvlak. De samenwerking tussen de brandweer en de gemeenten is vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten. De samenwerking tussen de omgevingsdiensten daarentegen niet. Zonder deze overeenkomsten is het een stuk moeilijker om een protocollenboek regionaal doorgang te laten vinden.
Uitvoering In de onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende soorten onderzoek: 1. Diepte-interviews; 2. Klankbordgroep bijeenkomsten; 3. Fieldresearch; 4. Deskresearch.
38
Afstudeerprojecten 2015
39
Integrale Veiligheidskunde Wat is Burgernet? Burgernet is in het leven geroepen om boeven te vangen. Door burgers te laten participeren in het opsporingsproces door middel van Burgernet wordt de heterdaadkracht vergroot. Naar aanleiding van signalen dat het draagvlak voor Burgernet mogelijk niet hoog ligt, wil de politie Oost-Nederland weten wat Burgernet heeft opgeleverd. Hebben zij de juiste keuze gemaakt over de manier waarop Burgernet is georganiseerd en in hoeverre is Burgernet een aanvulling geweest op het opsporingsproces? Burgernet is nog niet in de formele organisatie van de politie ingebed. Hierdoor hebben de betrokkenen in de Burgernetorganisatie het idee dat het opsporingstool niet bestaat, terwijl de meldkamers en basisteams van de politie verantwoordelijk zijn voor het opstarten van Burgernetacties en de gemeenten zorg dragen voor de communicatie over Burgernet.
Probleemstelling In hoeverre is Burgernet in de periode van 2009 tot 2015 een effectieve en efficiënte aanvulling geweest op het opsporingsproces van de politie Oost-Nederland?
Onderzoeksopzet Met het Effectevaluatiemodel van B&A Groep is de effectiviteit van Burgernet gemeten door de doelstellingen te vergelijken met de resultaten. Deze vergelijking geeft inzicht in de mate waarin het doel is bereikt en op welk gebied verbeteringen mogelijk zijn. De efficiëntie van Burgernet is met hetzelfde model gemeten door de uitvoering te vergelijken met de effectiviteit. Deze vergelijking geeft inzicht in de wijze waarop het Burgernetproces in de praktijk wordt vormgegeven en analyseert of hetzelfde of een beter resultaat kan worden bereikt met hetzelfde aantal of minder middelen. De uitkomst van de effectiviteit en efficiëntie heeft, samen met de resultaten van de enquêtes en interviews, de basis voor de conclusie van dit onderzoek gevormd.
Politie Oost-Nederland, Velp • Lisa Jansen
De aanvulling van Burgernet op het opsporingsproces een onderzoek uitgevoerd naar de effectieve en efficiënte aanvulling van Burgernet op het opsporingsproces van de politie in de periode 2009 tot 2015. Dit is onderzocht met behulp een
effectevaluatiemodel.
De
daaruit
voortvloeiende conclusies en aanbevelingen zijn de input geweest voor de wijze waarop Burgernet effectiever en efficiënter kan worden ingezet, om daarmee het inzicht van de betrokkenen te vergroten en Burgernet borging te geven. Het achterliggende doel is dat borging moet zorgen voor draagvlak bij gemeenten, meldkamers en basisteams politie zodat Burgernet sneller, vaker en beter kan worden ingezet. Dan zal Burgernet een effectieve en efficiënte aanvulling zijn op het opsporingsproces van de politie en bijdragen aan het belangrijkste doel: een veiliger Nederland.
40
Toch is uit de resultaten van het onderzoek gebleken dat er drie punten zijn waarop Burgernet geen efficiënte aanvulling is geweest op het opsporingsproces. Burgernet is, volgens 31,2% van de respondenten van de meldkamers in de provincie Gelderland, niet altijd binnen tien minuten ingezet na een heterdaadmelding. En deelnemers ontvangen alleen berichten die verzonden zijn naar het adres waar zij staan ingeschreven bij Burgernet, ook als zij zich op dat moment niet op die locatie bevinden. Deze resultaten hebben gevolgen voor de uitvoering van het proces van Burgernet en kunnen daardoor niet bijdragen aan de efficiënte aanvulling van Burgernet op het opsporingsproces van de politie Oost-Nederland.
Aanbevelingen voor het bedrijf • Het draagvlak voor Burgernet bij de meldkamers moet worden vergroot; • Burgernetberichten moeten in de toekomst worden uitgezet door politievrijwilligers; • Er moet onderzoek worden verricht naar de bruikbaarheid van Cell Broadcast in het Burgernet-systeem; • Het relatiebeheer van Burgernet in Oost-Nederland moet georganiseerd blijven bij de politie; • Sociale media moet meer worden betrokken bij de communicatie over Burgernet.
Conclusies
In opdracht van de politie Oost-Nederland is
van
uit het proces Uitvoeren Burgernetactie zijn uitgevoerd en hebben daarmee bijgedragen aan de efficiënte aanvulling van Burgernet op het opsporingsproces van de politie OostNederland.
Uit de resultaten van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de inzet van Burgernet de vindkans van vermisten verhoogt met 16,1%, aan de minimumnorm van 10% voldoet en daarmee resultaat oplevert voor de opsporing. Burgernet is hierdoor op het gebied van vermissingen een effectieve aanvulling geweest op het opsporingsproces van de politie Oost-Nederland. Doordat de inzet van Burgernet de pakkans van verdachten verhoogd met 7,9%, maar niet voldoet aan de minimumnorm van 10% om resultaat op te leveren voor de opsporing kan worden geconcludeerd dat Burgernet op het gebied van heterdaadsituaties geen effectieve aanvulling is geweest op het opsporingsproces van de politie Oost-Nederland. Tevens kan uit de resultaten van het onderzoek worden geconcludeerd dat alle taken en activiteiten in de processen Beheer Burgernet en Communiceren over Burgernet zijn uitgevoerd. Een aantal taken zijn uitbesteed aan andere partijen zoals het relatiebeheer en het systeembeheer, maar worden wel uitgevoerd zoals in het procesmodel staat beschreven. De taken en activiteiten die zijn uitgevoerd in de processen Beheer Burgernet en Communiceren over Burgernet hebben bijgedragen aan de efficiënte aanvulling van Burgernet op het opsporingsproces van de politie Oost-Nederland. Het merendeel van de taken en activiteiten die voortkomen
Afstudeerprojecten 2015
41
Integrale Veiligheidskunde Aanleiding onderzoek Het komt regelmatig voor dat gevoelige informatie naar buiten komt. Dit is ook iets waar ziekenhuizen mee te kampen hebben, namelijk het naar buiten komen van patiëntengegevens. Om goed om te gaan met gegevens kan een accreditatie worden uitgevoerd. De JCI (Joint Commission International) is een internationale accreditatie voor ziekenhuizen. Het is een ziekenhuis brede accreditatie, bestaande uit allerlei hoofdstukken die ingaan op verschillende processen binnen een ziekenhuis. Deze accreditatie zal ook binnen Isala worden uitgevoerd. Voor dit onderzoek zijn alleen de hoofdstukken uit de JCI gebruikt die ingaan op de privacy en informatieveiligheid.
Onderzoeksopzet en uitvoering Voorafgaand aan de accreditatie is een audit uitgevoerd. Hieruit kwam een aantal punten naar voren waar nog niet voldoende aan voldaan wordt. Het doel van dit onderzoek is nagaan wat er specifiek ten aanzien van informatieveiligheid als ook privacy gedaan moet worden binnen Isala, zodat de informatieveiligheid en privacy binnen Isala aan de gestelde eisen volgens de JCI voldoet. De probleemstelling voor dit onderzoek is; Welke stappen moeten ondernomen worden om te voldoen aan de JCI op het gebied van informatieveiligheid en privacy, zodat de in de JCI genoemde meetonderdelen in Isala geborgd en verbeterd worden?
Isala, Zwolle Informatieveiligheid en privacy • Lisan van Bolhuis
Dit
rapport
is
een
beschrijving
van
het
afstudeeronderzoek dat is uitgevoerd binnen de afdeling Kwaliteit & Veiligheid van Isala in Zwolle. Het onderzoek dat is uitgevoerd is een onderzoek naar de informatieveiligheid en privacy van patiëntengegevens. Zodat deze voldoen aan de gestelde eisen volgens de JCI (Joint Commission International) voldoet. Hierbij is gekeken naar aan welke punten al voldaan wordt en naar de achterliggende redenen van de punten waar nog niet aan voldaan wordt. Er is een risicoprioritering gemaakt en op die risico’s zijn maatregelen bedacht.
Vervolgens
zijn
er
aanbevelingen
gedaan, zodat Isala nog beter zal voldoen aan de punten van de JCI. Dit is gedaan in de vorm van een concreet advies aan de Isala.
42
Om een antwoord te kunnen geven op deze probleemstelling zijn voor dit onderzoek een viertal onderzoeksvragen opgesteld. Er is onderzocht aan welke meetonderdelen al wel wordt voldaan en aan welke onderdelen nog niet wordt voldaan. Vervolgens is de achterliggende reden voor het niet voldaan aan de punten van de JCI onderzocht. Dit is gedaan door middel van een schouw waarbij gesprekken zijn gevoerd met de werknemers. Ook zijn de verantwoordelijke personen die beleid maken binnen Isala aangesproken in de vorm van een kort gesprek. Om goede maatregelen te kunnen nemen op de punten die echt belangrijk zijn, is een risicoprioritering gemaakt op basis van de methode van Fine and Kinney. Vanuit die prioritering komt een lijst naar voren met de risico’s die al dan niet aangepakt moeten worden. De grootste risico’s die naar voren zijn gekomen uit het onderzoek zijn het ontbreken van sociale controle, de opstelling van beeldschermen waardoor informatie makkelijk te lezen is, verouderde bestanden, patiëntendossiers en losse papieren die onbeheerd achter gelaten zijn en computers die niet zijn afgesloten. Deze uitkomsten zijn verwerkt en er zijn maatregelen bedacht om deze risico’s aan te pakken.
Het advies De maatregelen zijn verwerkt in een advies voor de afdeling Kwaliteit & Veiligheid van Isala. In het advies staat een aantal zaken die naar voren zijn gekomen uit de prioritering. Aan de hand van onder andere die bevindingen en de theorieën die voor het onderzoek zijn gebruikt is het advies tot stand gekomen. Er zijn meerdere aanbevelingen gedaan waar Isala mee aan het werk kan. Door onder andere ook de werknemers van de afdelingen goed te betrekken bij de informatieveiligheid en privacy en enkele aanpassingen te doen, zal de informatieveiligheid en privacy nog verder verbeteren. Tijdens de accreditatie zal er dan voldaan worden aan alle punten die in de JCI gesteld staan.
Afstudeerprojecten 2015
43
Integrale Veiligheidskunde Onderstaande deelvragen zijn onderzocht en beantwoord door middel van de volgende probleemstelling: in hoeverre is het bedrijfscontinuïteitsbeheer geborgd en vormgegeven en kan het beheer worden verbeterd? •Hoe is het bedrijfscontinuïteitsbeheer geborgd? • Op welke manier wordt het beheer met betrekking tot de noodplannen en -procedures vormgegeven? •In hoeverre weten werknemers wat ze moeten doen ten tijde van een storing en weten zij waar ze de benodigde informatie kunnen vinden? • Wat is er nu nog niet ten aanzien van het bedrijfs continuïteitsbeheer? Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van field- en deskresearch. Onder deskresearch moet verstaan worden de systemen van Isala; iDoc en iCompliance. Bij fieldresearch moet gedacht worden aan interviews met werknemers van verschillende afdelingen van Isala.
Wetgeving, normen en accreditaties Het bedrijfscontinuïteitsbeheer binnen Isala is geborgd door handhaving van verschillende wetgeving, normen en accreditaties. Er zijn verschillende soorten wetgeving waar Isala mee te maken heeft, zoals onder andere de WTZi, BIG, WPG, WVR en de WBP. Op het gebied van normgeving houdt Isala zich aan de NEN7510 en de NEN7510 houdt zich aan de ISO normeringen 27001, 27002 en 27799. Omdat Isala deel uitmaakt van de NVZ moet er ook gehouden worden aan de regels die beschreven staan in de Governancecode 2010. Op het gebied van internationale normen is Isala druk bezig JCI geaccrediteerd te worden. Ook de JCI bestaat uit verschillende hoofdstukken en hiervan komen de hoofdstukken: MOI.2, FMS.7 en FMS.8 overeen met hoofdstuk 14 uit de NEN 7510.
Isala, Zwolle Bedrijfscontinuïteitsbeheer • Lisanne Bouwmeester
Ten aanzien van de bedrijfscontinuïteit in Isala zijn er noodprocedures aanwezig voor scenario’s van verstoringen.. Dit zijn gefragmenteerde beleidsdocumenten
en
op
zichzelf
staande
procedures. Wanneer bijvoorbeeld de stroom uitvalt kan je niet meer bij sommige documentatie komen. Denk bijvoorbeeld aan een patiënt die met spoed geopereerd moet worden en computersystemen die dan niet toegankelijk zijn. De opdrachtgever vraagt zich af of iedere werknemer weet waar zij deze documenten kunnen vinden en duidelijk is wie verantwoordelijk is voor de noodplannen en -procedures. Daarom is er een onderzoek gedaan naar wat er nodig is om het bedrijfscontinuïteitsbeheer te bevorderen. Het hogere doel waarin dit onderzoek past is dat de veiligheid van de patiënt, de werknemer en de
Wat betreft het beheer van de bedrijfscontinuïteit, zijn er verschillende noodplannen en -procedures aanwezig. In hoofdstuk 14 van de NEN7510 wordt een aantal eisen genoemd waaraan voldaan moet worden. Isala heeft documenten met noodplannen en -procedures die dienen als bewijs om te laten zien dat Isala voldoet aan de eisen van de NEN7510. Op het gebied van Opleiden Trainen en Oefenen worden verschillende activiteiten gehouden. Werknemers moeten jaarlijks een instructie volgen op het gebied van brand en daarnaast moet de afdeling jaarlijks een oefening houden om te kijken of de procedure in de praktijk ook zo werkt als men beschreven heeft. Op het gebied van het ZiROP worden jaarlijks verschillende activiteiten georganiseerd. En als laatste wordt er op het gebied van ICT ook van alles gedaan om te zorgen dat in het geval van een stroomstoring of ander incident op het gebied van ICT de activiteiten zo spoedig mogelijk weer opgepakt kunnen worden. Over het algemeen weten werknemers wat van hun verwacht wordt als het aankomt op de afdelingsnoodplannen. Nieuwe werknemers zijn vaak erg leergierig en betrokken bij de organisatie. Er kunnen verschillende acties ondernomen worden om werknemers meer bewust te maken van de noodplannen en -procedures. Verder kunnen verschillende acties ondernomen worden om te zorgen dat het beheer van de bedrijfscontinuïteit verbeterd wordt.
bezoeker van Isala verbeterd wordt.
44
Afstudeerprojecten 2015
45
Integrale Veiligheidskunde Aanleiding en doel van het onderzoek In opdracht van De Jong Training en Advies, een expertisebureau voor agressiepreventie- en hantering, is er onderzoek gedaan naar de mate van online agressie tegen politieagenten en wethouders en de inzet van hun methode bij online agressie. Het doel van dit onderzoek was: De huidige stand van zaken met betrekking tot agressie via de social mediavormen Facebook en Twitter, tegen politieagenten en wethouders in kaart brengen en adviseren op welke wijze politieagenten en wethouders kunnen handelen in situaties waarin zij met online agressief getinte berichten worden geconfronteerd, ten doeleinde de agressie in die berichten te reduceren dan wel te beëindigen. Aanleiding voor het onderzoek waren vragen van onder andere cursisten en leidinggevenden aan De Jong Training en Advies hoe dit probleem aangepakt kan worden. Het doel is gerealiseerd door beantwoording van de probleemstelling; In welke mate worden politieagenten en wethouders via de social mediavormen Facebook en Twitter, geconfronteerd met agressief getinte berichten en op welke wijze kunnen politieagenten en wethouders handelen in situaties waarin zij met (online) agressief getinte berichten worden geconfronteerd, ten doeleinde de agressie in die berichten te reduceren dan wel te beëindigen? , uitgesplitst in 10 onderzoeksvragen.
Onderzoeksmethoden
De Jong Training en Advies, Driebergen Agressie op social media • Lydia Witmer
Voor DJTA heb ik onderzocht in hoeverre politieagenten en wethouders geconfronteerd worden met agressieve berichten via social media en heb ik geadviseerd op welke wijze politieagenten en wethouders kunnen handelen in situaties waarin zij met online agressief getinte berichten worden geconfronteerd, ten doeleinde de agressie in die berichten te reduceren dan wel te beëindigen. De opdrachtgever wilde hier graag meer inzicht in om beter in te kunnen spelen op de vragen uit de beroepspraktijk en professionals te helpen weerbaar(der) te worden tegen online
Om tot een gedegen antwoord te komen is er gebruik gemaakt van 2 onderzoeksmethoden; een literatuurstudie en een online survey. De literatuurstudie moest aantonen in welke mate de methode van De Jong Training en Advies (voor real life agressie) inzetbaar is bij online agressie. De studie liet zien dat de methode een betrouwbare (wetenschappelijke onderbouwde) methode is en dat de gedragskundige kenmerken en uitingen van online agressie vergelijkbaar zijn met real life agressie waardoor de methode ingezet kan worden bij online agressie. Uit de online survey bleek dat 10% van de respondenten in de afgelopen 6 maanden met online agressie is geconfronteerd, wat een relatief klein deel is. Het relatief lage percentage kan betekenen dat de gevallen van online agressie die bekend zijn, incidenten zijn, maar dat het ook heel waarschijnlijk i s dat dit geen incidenten zijn en dat de professionals weldegelijk een blijvend probleem ervaren. Dit laatste wordt nog eens onderstreept door het feit dat de respondenten die wel met online agressie zijn geconfronteerd, de berichten op maandelijkse basis ontvingen. Naar aanleiding van de online agressie hebben de professionals verschillende acties ondernomen. Echter had geen van deze acties een reducerend effect op de agressie. Naar aanleiding van deze conclusies zijn er aanbevelingen gegeven aan De Jong Training en Advies die een steun in de rug kunnen zijn bij het vormgeven van een online agressiereductie methode en bij het uitvoeren van eventueel vervolgonderzoek.
agressief gedrag.
46
Afstudeerprojecten 2015
47
Integrale Veiligheidskunde Aanleiding en probleemstelling In het jaar 2014 werden er in Almelo 162 evenementen georganiseerd. De voorbereiding op een evenement is een complex proces. Met verschillende betrokkenen wordt beoordeeld of het evenement op een veilige en verantwoorde manier kan plaatsvinden. Zeer recentelijk is nog gebleken dat evenementen gepaard kunnen gaan met grote veiligheidsrisico’s. Voor de gemeente en de andere ‘partners in veiligheid’ is het belangrijk om deze risico’s te beperken. Het evenementenbeleid van de gemeente is hierbij een belangrijk handvat. Niet alleen voor de gemeente, maar ook voor evenementenorganisaties en direct betrokkenen en belanghebbenden. In het onderzoek is gesproken met verschillende belanghebbenden van het evenementenbeleid. Knelpunten en behoeftes van verschillende actoren zijn onderzocht en mede hierdoor kan de volgende probleemstelling worden beantwoordt: ‘’Hoe wordt het huidige evenementenbeleid van de gemeente Almelo ervaren onder de betrokken actoren en op welke wijze kan er ingespeeld worden op de behoeftes van diverse actoren?”
meer oplossingsgericht gewerkt wordt door gemeente en hulpdiensten. Daarnaast wordt flexibiliteit gevraagd tijdens de vergunningaanvraag. Dit staat nogal haaks op de belangen vanuit de gemeente. Zij willen graag dat het proces strakker wordt ingericht en vooral ook veiligheidskritisch moet zijn. Er valt op verschillende onderdelen nog winst te behalen binnen het huidige evenementenbeleid in Almelo. Door het strakker organiseren van het proces vergunningverlening en ervoor te zorgen dat er een samenwerkingscultuur ontstaat waarin samen naar oplossingen wordt gezocht, kan de gemeente Almelo diverse knelpunten wegnemen. Door middel van een vernieuwd beleid, kan ervoor gezorgd worden dat theorie en praktijk weer dichter op elkaar staan. Zodoende zullen er minder vragen en onduidelijkheden ontstaan onder de verschillende betrokkenen. Daarnaast kan er efficiënter gewerkt worden, waardoor ook de veiligheid tijdens evenementen beter geborgd kan worden. Risico’s kunnen nooit voor de volle 100% worden weggenomen. Bezoekers moeten hier ook op gewezen worden bij het bezoek aan een evenement en hebben ook een verantwoordelijkheid ten aanzien van hun eigen veiligheid.
Het evenementenbeleid
Gemeente Almelo Ervaring van huidige evenementenbeleid • Maarten Scholtens
Bij de gemeente Almelo ligt de behoefte om te onderzoeken hoe het huidige evenementenbeleid wordt ervaren door de verschillende gebruikers. Binnen het evenementenbeleid zijn veel spelers actief. Zowel binnen de gemeente als erbuiten. De volgende onderzoeksvraag stond centraal binnen het onderzoek: ‘’Hoe wordt het huidige evenementenbeleid van de gemeente Almelo ervaren onder de betrokken actoren en op welke wijze kan er ingespeeld worden op de behoeftes van diverse actoren?” Er is in kaart gebracht welke behoeftes en knelpunten er liggen bij onder andere de gemeente Almelo, de hulpdiensten en met enkele evenementenorganisatoren. Naast het in kaart brengen van diverse knelpunten is er ook onderzocht op welke wijze de samenwerking met
Het uiteindelijke doel van het evenementenbeleid is om evenementen in de stad Almelo te laten plaatsvinden die kwalitatief hoogwaardig zijn en zorgen voor een culturele en economische aantrekkingskracht richting Almelo. Betrokkenen bij dit beleid moeten ervoor zorgen dat de bezoeker op veilige wijze een evenement kan bezoeken, zonder blootgesteld te worden aan onaanvaardbare risico’s. De organisator is te allen tijde eindverantwoordelijke voor de veiligheid van haar publiek. De gemeente ziet erop toe dat de organisator er alles aan doet om deze veiligheid te waarborgen en zal waar nodig in samenwerking met de hulpdiensten hierop adviseren. Het huidige evenementenbeleid is opgesteld in 2006 en geëvalueerd in 2009. Mede door verschillende veranderingen binnen en buiten de gemeente is er kloof ontstaan tussen theorie en praktijk. De vergunningverleners hebben de verantwoordelijkheid namens de burgemeester om een evenementenvergunning af te geven. Zij voeren de regie over het gehele proces. Wanneer een regionaal advies wordt aangevraagd bij een risicovol evenement, ligt de regie bij de gemeente. Het is belangrijk dat deze rol op de juiste wijze wordt opgepakt door deze functionarissen. Duidelijke communicatie door de gemeente richting de organisatoren is essentieel hierin. Het proces van vergunningverlening moet een veiligheidskritisch proces zijn waarbij gemeente, hulpdiensten en organisatoren zich gezamenlijk inzetten om de veiligheid te waarborgen tijdens een evenement. Wanneer andere aspecten de boventoon voeren voorafgaande aan een evenement en er onvoldoende controle plaatsvindt, kan het zijn dat bepaalde zaken (onbewust) genegeerd worden. Dit kan uiteindelijk leiden tot ernstige veiligheidsrisico’s en dient voorkomen te worden.
Bevindingen en aanbevelingen In grote lijnen staat er een goed beleid in Almelo. De samenwerking tussen de gemeente en hulpdiensten wordt ook als prettig ervaren. Vanuit de evenementenorganisatoren is er de roep om een betere samenwerking tussen de overheid en organisatoren. Zij zouden graag zien dat er
Veiligheidsregio Twente verbeterd kan worden.
48
Afstudeerprojecten 2015
49
Integrale Veiligheidskunde Aanleiding van het onderzoek Er worden steeds vaker evenementen georganiseerd in de vijf veiligheidsregio’s van Oost Nederland. Deze evenementen worden groter en complexer. Bij publieksevenementen wordt er aandacht en capaciteit gevraagd van de gemeente en verschillende hulpverleningsdiensten om de veiligheid en gezondheid van burgers te beschermen. Bij ieder evenement bestaat het risico dat een calamiteit optreedt. Er komt steeds meer behoefte aan professionalisering en uniformiteit van het evenementenbeleid en meer samenwerking tussen gemeenten en veiligheidsregio’s. De gemeente is het bevoegd gezag om vergunningen voor publieksevenementen te verlenen en daaraan voorwaarden te verbinden. Op dit moment is de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland met de vier andere veiligheidsregio’s uit Oost Nederland bezig met het vernieuwen van de verschillende werkwijzen naar één uniforme werkwijze voor evenementenvergunningen in Oost Nederland. Bij de invoering is het belangrijk dat er draagvlak is bij alle betrokken partijen. De projectgroep evenementen Oost Nederland, bestaande uit vertegenwoordigers van de vijf veiligheidsregio’s, houdt zich bezig met het verkennen van de mogelijkheden om een uniform digitaal systeem te ontwikkelen en vervolgens te implementeren. In de Veiligheidsregio Twente worden evenementenvergunningen al verwerkt in een digitaal systeem, namelijk de ‘Twentse evenementenkalender’.
Als zoveel mogelijk van de genoemde maatregelen worden genomen, zal het doel ‘draagvlak creëren’ worden bereikt.
Onderzoek door interviews
Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland, Apeldoorn
• Marjolein Vloedgraven
Uniform systeem voor evenementenvergunningen Ter
afronding
van
de
HBO
Integrale
Veiligheidskunde heb ik onderzoek verricht voor de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland. Daarbij heb ik onderzocht hoe draagvlak kan worden gecreëerd voor één uniform digitaal systeem voor Oost Nederland op het gebied van evenementenvergunningen. De behoeften van
de
verschillende
belanghebbenden
aan
deze uniforme werkwijze zijn aan de hand van interviews in kaart gebracht. Het betrof de
volgende
belanghebbenden:
veiligheidsregio’s,
organisatoren
gemeenten, en
de
operationele diensten (politie, brandweer en de GHOR). Mede met de resultaten uit deze interviews is een passend advies opgesteld.
50
Gedurende het onderzoek zijn interviews gehouden met alle betrokken partijen; gemeenten, operationele diensten, veiligheidsregio’s, een externe adviseur en een organisator. Aan de hand van deze interviews is informatie verzameld over het creëren van draagvlak, de behoeften van de belanghebbenden en de doorontwikkeling van de Twentse evenementenkalender. Het is noodzakelijk dat er geprofessionaliseerd wordt op het gebied van evenementenvergunningen in Oost Nederland. Dit blijkt ook uit het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid: ‘Monster truck ongeval Haaksbergen’. Het werken volgens uniforme werkwijze op het gebied van het verlenen van evenementenvergunningen zal zorgen voor professionalisering. De ondersteuning van een digitaal systeem zal zorgen dat de uniforme werkwijze gewaarborgd blijft.
Bevindingen Uit het onderzoek is duidelijk naar voren gekomen dat de 79 gemeenten uit Oost Nederland de belangrijkste partijen zijn waar draagvlak moet worden gecreëerd. Als gemeenten niet gaan werken met het digitale systeem zal de uniforme werkwijze niet van de grond komen. Het is dus erg belangrijk dat er draagvlak is bij alle 79 gemeenten in Oost Nederland en bij de andere betrokken partijen. Het systeem draait op de informatie die de betrokken partijen aanleveren. De volgende hoofdzaken zijn naar voren gekomen om draagvlak te creëren voor één uniforme werkwijze op het gebied van evenementenvergunningen in de vijf veiligheidsregio’s van Oost Nederland waarbij een digitaal systeem het vergunningverleningsproces ondersteunt. 1. Uniformeren en professionaliseren 2. Communicatie en begeleiding 3. Betrokken partijen invloed geven 4. Tijdsduur en kosten 5. Digitale systeem doorontwikkelen
Afstudeerprojecten 2015
51
Integrale Veiligheidskunde This research is about how to measure and compare the H&S cultures of the 16 European countries where TNT ERN has located its RTHs and how to improve it in a sustainable way. TNT Express Road Network was looking for an intern that would be able to compare the H&S culture in the European countries. After a short introduction phase to the company the research was developed in close support of the TNT ERN CR department that is responsible for the European RTHs. It was decided to engage every responsible manager personally via phone or to visit the RTH to be able to conduct the interviews and make some observations during peak time processes. In preparation of the interviews desk research was conducted.
TNT EXPRESS Road Network BV, Duiven TNT Express Road Network (ERN), with its 19
• Martin Kluck
Through qualified desk research, the meaning of H&S culture and how it can be measured has been defined. Different measurement methods have been compared and a recommendation for the most suitable one has been made based on the previous desk research. To measure the H&S culture, 5 variables have been identified that have influence on the H&S culture of an organization. Interviews with the H&S specialists or managers of the 16 European countries that TNT ERN has RTHs in have been conducted. The interview questions have been chosen to gain information about certain topics that have been linked to individual variables. A score system has been developed in cooperation with TNT ERN to evaluate and compare quotes of the interviews. The scores that have been obtained by the countries have been used to draw conclusions per variable and in total. Also quotes from the interviews have been a source of information about H&S culture and processes in general in the RTHs. These quotes provide an excellent inside view on how H&S is dealt with in the different country organisations of TNT. This research has also been used to draw conclusions and identify recommendations to improve the H&S culture.
European Road Transit Hubs (RTHs), is handling the international road line haul connections of TNT Express. To successfully achieve their goals, employees work in 16 European countries to guarantee as fast as possible delivery. Due to the fact that the RTHs are located in different countries with employees from all over Europe, organisational culture varies a lot. Directly connected to the organisational culture is the H&S (Health and Safety) culture of an organisation.
52
Afstudeerprojecten 2015
53
Integrale Veiligheidskunde Woninginbraken Woninginbraken zijn in Nederland een High Impact Crime. Misdrijven met een hoge prioriteit, ook in Hardenberg is dit een actueel probleem. De politie heeft veel te verduren door de invoering van de nieuwe Politiewet met bijbehorende reorganisaties. De overheid treedt langzaam terug, dit is het gevolg van de overname van government naar governance. De burgers krijgen hierdoor opeens meer en andere verantwoordelijkheden toebedeeld. Naar verwachting kunnen de burgers een grotere rol spelen bij woninginbraken. Het doel is om de inbrekers niet op te hoeven sporen maar tegen te houden. Het Donkere Dagen Offensief (DDO) speelt sinds 2 jaar een rol als preventiemaatregel. De centrale vraag in dit onderzoek luidt als volgt: ‘In hoeverre leveren het Donkere dagen Offensief en burgerparticipatie al een bijdrage aan de politie Hardenberg ten opzichte van woninginbraken en is het mogelijk om burgerparticipatie hierin een grotere rol te laten spelen?’
Drie verschillende theorieën Aan de hand van Burgerparticipatie wordt de participatie ladder van Edelendbos en Monnikhof gebruikt om te zien welke mate van interactief beleid er op dit moment is. De rationele keuze theorie is gebruikt om de afweging bij de burgers in te kunnen schatten. De persoonlijke voorkeuren wegen de kosten en de baten met elkaar af om tot een handeling te komen of niet. De derde theorie die wordt gebruikt in het onderzoek is de netwerktheorie. De netwerktheorie beschrijft een netwerk als: het geheel of min of meer interdependante actoren die met enige duurzaamheid betrokken zijn bij een bepaald beleid, programma of aanpak van problematiek.
Politie Hardenberg
4. • D e huidige vorm van burgerparticipatie kan worden uitgebreid door de informatie stroom vanuit de politie te vergroten. De betrokkenheid bij de wijk is groot en de burger wil zich graag inzetten om woninginbraken te voorkomen.
Conclusies Er kan worden geconcludeerd dat er bij de politie een integrale aanpak is bij woninginbraken. Hier moet wel worden gewerkt aan de uitwisseling van informatie. De bijdrage die het DDO heeft voor de politie is nog niet duidelijk, maar de verwachtingen zijn hoog. Bij burgerparticipatie zijn de whatsapp groepen van meerwaarde gebleken voor de politie. Voor de uitbreiding van burgerparticipatie is het van belang om de burger meer te betrekken bij de wijk. Door een betere informatiestroom richting de burger kan dit een prikkel zijn om de betrokkenheid te vergroten. Aanbevelingen voor de politie zijn om de communicatie te verbeteren richting externe partijen. En een uitgebreide enquête houden onder de bevolking. Dit kan een duidelijker beeld scheppen van de huidige bekendheid over het DDO bij de burger. Een effectmeting zou over een aantal jaren herhaald kunnen worden.
Antwoord op de onderzoeksvragen Een duurzaam en veilig Hardenberg • Nadia Stap
De veiligheid van de burgers en hun directe leefomgeving speelt een belangrijke rol bij een duurzame aanpak. De burgers kunnen hierin naar verwachting een grotere rol (gaan)spelen. De politie wil in de toekomst een handboek opstellen die op het gebied van inbraken en inbraakpreventie
ondersteunend
en
leidend
is voor Hardenberg. De nadruk zal dan ook worden gewijzigd van ‘opsporen van inbrekers’ naar ‘het tegengaan van inbraken’. Door het in kaart brengen van de huidige situatie, kan er worden bekeken wat de politie en de burgers nu al doen met de afspraken en maatregelen in hun leefomgeving. Dit kan dan een basis vormen om tot een structureel plan te komen voor een duurzaam en veilig Hardenberg.
54
1. • D e huidige samenwerkingsverbanden van de politie bij woninginbraken zijn er voornamelijk met de gemeente en de burger. Intern werkt de politie op dit gebied veel samen met het WoningInbraken Team en de wijkagenten. De invoering van context gedreven werken is voor de politie een extra stimulans om te werken met de omgeving. Het DDO en burgerparticipatie zijn maatregelen die hier goed bij aansluiten. Vanuit het netwerkperspectief wordt aan de hand van drie perspectieven de samenwerking bekeken: Interdependentie, hiermee wordt de wederzijdse afhankelijkheid bedoeld van de politie met verschillende partijen. Bij pluriformiteit worden de voorwaarden van de samenwerking vastgesteld. Communicatie is er in het belang van het op de hoogte zijn van juiste gegevens. Deze informatiestroom is nog niet voldoende aanwezig. 2. • De politie wil graag weten wat de bijdrage is van het DDO op woninginbraken. De effectmeting van het DDO laat in Hardenberg een lichte daling zien. Het DDO is sinds 2 jaar actief, dit is een korte periode. Een van de preventiemaatregelen die tijdens het DDO worden uitgevoerd / aangescherpt zijn de verkeerscontroles. Deze worden gepland en ongepland uitgevoerd. 3. • Aan de hand van de participatieladder van Edelenbos en Monnikhof wordt burgerparticipatie ingeschaald op het hoogste niveau, de meebeslisser. Dit heeft betrekking op de whatsapp groepen die als burgerinitiatief zijn opgestart.
Afstudeerprojecten 2015
55
Integrale Veiligheidskunde Taken bedrijfshulpverlening De bedrijfshulpverleningsorganisatie zorgt ervoor dat er op effectieve wijze hulp wordt geboden tijdens een calamiteit. De taken van de bedrijfshulpverlening zijn in artikel 15 lid 2 van de Arbowet beschreven. De taken die voort komen vanuit artikel 15 lid 2 Arbowet zijn: > Het verlenen van eerste hulp bij ongevallen. > Het beperken en bestrijden van brand en het alarmeren van hulpdiensten. > Het evacueren van werknemers en andere personen in het bedrijf of instelling.
en of zij zullen investeren in brandpreventieve voorzieningen en/of meer capaciteit als het gaat om bedrijfshulpverleners.
Bedrijfshulpverleners hebben een voorpostfunctie, zij kunnen snel en adequaat reageren omdat zij aanwezig dienen te zijn op de werkplek. Op het moment dat deskundigheid en middelen bij de bedrijfshulpverlening ontbreken, bijvoorbeeld als er sprake is van een grote brand moet men wachten op professionele hulpverleningsdiensten zoals de brandweer en ambulance.
Scenario’s Om de maatgevende brandbestrijding- en ontruimingsscenario’s te bepalen zijn er op basis van literatuuronderzoek en een case study voorbeeld scenario’s vastgesteld. Voor het tot stand komen van de voorbeeld scenario’s zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: > Er zijn scenario’s beschreven die veelvoorkomend zijn in gezondheidszorggebouwen. > Er zijn scenario’s beschreven waarvan de kans klein is dat deze scenario’s optreden maar het effect bij optreden van het scenario groot is.
Instituut Fysieke Veiligheid (IFV), Arnhem Brandbestrijding- en ontruimingsscenario’s • Naomi Roos
In
september
2013
is
door
het
Instituut
Fysieke Veiligheid de publicatie ‘Basis voor brandveiligheid’ uitgebracht. Hierdoor is bij het Nederlands Instituut voor Bedrijfshulpverlening (NIBHV) de wens ontstaan om het scenario denken door te vertalen naar de bedrijfshulpverlening. Het is hierbij van belang om te bepalen welke brandbestrijding-
en
ontruimingsscenario’s
maatgevend zijn voor de inrichting van een adequate BHV-organisatie. Wanneer er wordt gekeken naar de praktijk en alle aspecten met betrekking tot brandveiligheid is dit geen gemakkelijke opgave. Het is van belang om onderzoek te verrichten naar voorbeeld scenario’s voor bedrijven en instellingen die aansluiten bij de werkwijze van de brandweer. Ook dient er een methodiek te worden ontwikkeld om van de voorbeeld scenario’s naar de maatgevende scenario’s te komen.
56
De tot stand gekomen voorbeeld scenario’s zijn waar nodig aangevuld door verschillende experts vanuit de Brandweeracademie en ervaren experts belast met de bedrijfsveiligheid in verschillende gezondheidszorginstellingen. Op grond van het voorafgaande onderzoek zijn voorbeeld brandbestrijding- en ontruimingsscenario’s tot stand gekomen voor gezondheidszorggebouwen. De voorbeeldscenario’s kunnen uitkomst bieden in het gefundeerd tot stand komen van de bedrijfshulpverleningsorganisatie. Door een integratie van verschillende theoretische uitgangspunten vanuit de brandveiligheid is de methodiek scenariobouw tot stand gekomen. De methodiek scenariobouw geeft inzicht in verschillende bedrijfsspecifieke scenario’s van de bedrijfshulpverlening. De bedrijfsspecifieke scenario’s kunnen een bijdrage leveren aan het gefundeerd tot stand komen van de benodigde inzet en middelen van een bedrijfshulpverleningsorganisatie.
Maatregelen Als uit de methodiek scenariobouw en praktijkoefeningen blijkt dat de benodigde middelen ontoereikend zijn in relatie tot de beschikbare middelen, kan het wenselijk zijn om bouwkundige, installatietechnische of organisatorische maatregelen te treffen. Deze maatregelen kunnen uitkomst bieden wanneer er te weinig capaciteit beschikbaar is als het gaat om bedrijfshulpverleners. Preventieve maatregelen kunnen bijdragen aan het ondervangen van brandbestrijding- en ontruimingsscenario’s die voor kunnen komen in het type bedrijf en/of instelling. Als de capaciteit en/of middelen ontoereikend zijn zal de directie moeten beslissen op welk scenario de bedrijfshulpverleningsorganisatie zich voor dient te bereiden
Afstudeerprojecten 2015
57
Integrale Veiligheidskunde Onderzoeksvragen en antwoorden
Brandweer Twente, Enschede Beleidsaanbeveling opstellen • Nick Averdijk
Stel een beleidsaanbeveling op waarin onderzocht wordt wat de huidige stand van zaken is bij de samenwerking tussen Brandweer Twente en Bedrijf Hulpverleningsorganisaties bij incidenten met gevaarlijke stoffen. Wat is het risicoprofiel op incidenten met gevaarlijke stoffen in Twente. Wat kunnen BHV-organisaties doen bij een incident met gevaarlijke stoffen? Kunnen specialistische taken door middel van samenwerking en het afsluiten van convenanten met externe partijen, samen met of in plaats van door de Brandweer worden uitgevoerd? Het uiteindelijke doel van dit onderzoek is het vorm geven van de inrichting van de repressieve organisatie
van
de
Brandweer
Twente
met
betrekking tot het bestrijden van incidenten met gevaarlijke stoffen.
58
• Wat is de huidige werkwijze van de incidentbestrijding met gevaarlijke stoffen en wat is de visie voor de toekomst? De belangrijkste verandering tussen de huidige en toekomstige werkwijze rond de incidentbestrijding met gevaarlijke stoffen is dat de opzet van de brandweerzorg op dit moment overal in Nederland gelijk is. De brandweerorganisatie van een regio als Twente, waar een relatief klein risico is op een incident met gevaarlijke stoffen moet voldoen aan dezelfde eisen als bijvoorbeeld Rotterdam-Rijnmond, waar door de aanwezigheid van een grote chemische sector het risico op incidenten met gevaarlijke stoffen veel groter is. In de toekomst zal de organisatie op basis van de aanwezige risico’s ingericht worden, waarbij geldt dat iedere regio wel moet beschikken over eenheden die de zelfde taken en werkzaamheden uit kunnen voeren, maar waarvan de opkomst en opbouw verschilt. • Hoe verloopt op dit moment de samenwerking tussen Brandweer Twente en Bedrijf Hulpverleningsorganisaties bij incidenten met gevaarlijke stoffen. Op het moment dat de brandweer ter plaatse komt worden werkzaamheden, die op dat moment door de BHV-organisatie vaak al zijn opgestart, overgenomen. De BHV-organisatie vervult vanaf het moment dat de brandweer aanwezig is veelal een gidsende en adviserende rol. De werkzaamheden zoals het redden van slachtoffers of het bestrijden van de effecten van incidenten worden vanaf de aankomst door de brandweer uitgevoerd. • Wat is het risicoprofiel op incidenten met gevaarlijke stoffen in Twente. Uit een inventarisatie van bedrijven vermeld op de risicokaart is gebleken dat er in de regio zes objecten aanwezig zijn waar stoffen aanwezig zijn waarbij optreden door een specialistische eenheid mogelijk kan zijn. Op basis van de huidige inventarisatie blijkt dat de kans dat zich een incident voordoet waarbij ingezet moet worden door een dergelijke eenheid zeer klein is. • Wat kunnen BHV-organisaties bij incidenten met gevaarlijke stoffen. Op dit moment voeren BHV-organisaties nagenoeg alle werkzaamheden uit bij incidenten totdat de brandweer ter plaatse komt. Vanaf dat moment verandert de rol van de BHV-organisatie van een uitvoerende rol in een gidsende- en adviserende rol. In de toekomst kunnen BHV-organisaties mogelijk ook incident bestrijdende en effect beperkende werkzaamheden uitvoeren wanneer de brandweer ter plaatse is. In veel gevallen beschikken de BHV-organisaties al over de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen om dergelijke werkzaamheden uit te voeren. De trainingen die BHV’ers volgen zullen in dat geval wel moeten worden uitgebreid. • Kunnen specialistische taken door middel van samenwerking en het afsluiten van convenanten met andere partijen door hen samen met of in plaats van brandweer Twente worden uitgevoerd. Een samenwerking met andere brandweerregio’s of met een commercieel bedrijf de meest voor de hand liggende wijze is om de specialistische IBGS-eenheid op te zetten. Dit komt doordat is gebleken dat de kans op incidenten waar gevaarlijke stoffen bij betrokken zijn, waarbij optreden door specialistische eenheden noodzakelijk kan zijn zeer klein is. . Daarnaast dient een samenwerking met Defensie onderzocht te worden. Binnen defensie graag de capaciteiten van de CBRN-
responseenheden vergroten, maar daarvoor is men afhankelijk van de behoeften van de hulpdiensten. • Hoe dient de brandweerorganisatie te worden ingericht. Uit het onderzoek is gebleken dat de organisatie zoals deze nu is, niet in verhouding staat tot de risico’s in de regio. Uit het onderzoek is gebleken dat de kans op een incident waarbij opgetreden dient te worden door een specialistische eenheid zeer klein is. Hierdoor is de kans de specialistische IBGS-eenheid daadwerkelijk ingezet moet worden zeer klein is. Daardoor kunnen de leden van een specialistisch team zoals deze op dit moment is ingericht geen ervaring opdoen, waardoor de kans op ongevallen tijdens een inzet toe neemt. Een goede mogelijkheid om een specialistische IBGS-eenheid op te zetten is een samenwerkingsverband tussen de regio’s Twente en IJsselland en een commercieel bedrijf zoals Elementis in Delden. Waarbij de gaspakdragers namens Twente, geleverd worden door Elementis, aangezien deze personen beschikken over aanvullende kennis en ervaring met betrekking tot het werken in gaspakken en bij situaties met gevaarlijke stoffen.
(Bron Brandweer Twente
Afstudeerprojecten 2015
59
Integrale Veiligheidskunde De NVB is al een aantal jaren met een offensief bezig tegen phishers. Sinds 2003 was er een dramatische toename te zien in phishing, waarbij mensen worden opgelicht door middel van valse e-mails en websites. Op 2 december 2013 is er een nieuwe anti-phishing campagne van de Nederlandse Vereniging van Banken gestart in Nederland. De vraag is of de manier van informatieverstrekking voldoende werkt en of de verstrekte informatie wel de informatie is wat de burgers nodig hebben. Het doel van dit onderzoek is een betere aansluiting te vinden tussen de informatiebehoefte van burgers en de voorlichting op het gebied van phishing. De centrale probleemstelling in dit onderzoek was dan ook: “Welke criteria gebruiken Nederlandse burgers om een e-mail te beoordelen op phishing, in hoeverre komt dit overeen met de inhoud van anti-phishing campagnes van de NVB en op welke wijze kunnen deze campagnes geoptimaliseerd worden?” Door middel van literatuuronderzoek is er besloten een tiental belangrijke criteria, risicoperceptie, informatiebehoefte en efficacy beliefs (self efficacy en response efficacy) als variabelen te gebruiken bij de analyses in dit onderzoek. Er is ook gebruik gemaakt van een secundaire analyse van een selectie van 200 meldingen uit een database van de Fraudehelpdesk en van een online enquête met tien vragen over phishing gehouden onder studenten van Saxion hogescholen.
Elmer Lastdrager, Enschede Phishing • Nick Grobben
Het doel van het onderzoek is een betere aansluiting te vinden tussen de informatiebehoefte van burgers en de voorlichting op het gebied van phishing. Dit door inzicht te geven in hoeverre burgers kennis hebben van phishing, welke informatiebehoefte er is op dit gebied en op welke wijze voorlichting hierover kan worden geoptimaliseerd. Hiervoor wordt de kennis en informatiebehoefte van de Nederlandse burgers ten aanzien van phishing in kaart gebracht, wordt er gekeken naar de inhoud van de antiphishing campagne van de NVB en geanalyseerd in hoeverre dit met elkaar overeenkomt.
60
Conclusie Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat burgers hun e-mail beoordelen op of ze een relatie hebben met de organisatie of persoon die de e-mail verstuurt, de afzender (e-mailadres) en de betrouwbaarheid en bekendheid van de organisatie of persoon die de e- mail verstuurt. Daarmee zijn er weinig overeenkomsten met de criteria die de website van de campagne van de NVB beschrijft. Uit de resultaten kan ook geconcludeerd worden dat de burgers behoefte hebben aan informatie via sociale media. De burger heeft vooral behoefte aan informatie over wat er tegen phishing te doen is, een voorbeeld van een phishingmail en informatie over waaraan phishing te herkennen is. De gewenste zenders die deze informatie moet verstrekken zijn de politie en de NVB. De risicoperceptie is op dit moment nog niet hoog genoeg voor de burgers om over te gaan tot actie. Met behulp van de gevonden bevindingen zijn er een aantal aanbevelingen voorgesteld aan de NVB. Het is aan te bevelen dat de NVB gebruik blijft maken van reclamespotjes, maar dat hierin dieper wordt ingegaan op hoe phishingmails te herkennen zijn. Het is aan te bevelen de samenwerking met de politie en de Fraudehelpdesk te verbeteren en te informeren over wat er tegen phishing gedaan kan worden. Om het risicobewustzijn van phishing onder de bevolking te vergroten, wordt er voor gezorgd dat de risicoperceptie hoog genoeg wordt waardoor de burgers over gaan tot actie. Om dit te bereiken moet er meer geïnformeerd worden over de grootschaligheid van phishing, in welke mate het voorkomt en de gevolgen van phishing, bijvoorbeeld door middel van een scenario waarin iemand veel geld kwijtraakt, omdat de bank niets uitkeert vanwege de algemene richtlijnen die niet zijn nageleefd. Ten slotte is het aan te bevelen aan de NVB om meer gebruik te maken van sociale media bij het verstrekken van informatie. Maar de krant of tijdschrift mag niet vergeten worden.
Afstudeerprojecten 2015
61
Integrale Veiligheidskunde Aanleiding Sinds de Schipholbrand in 2005 is er veel en meer aandacht voor brandveiligheid in de zorg. De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft een rapport over de Schipholbrand uitgebracht waarin werd geconcludeerd dat er ondanks alle regels en dergelijke geen sprake was van (voldoende) veiligheidsbesef en dat brandveiligheid te weinig prioriteit heeft gehad. Daarnaast hebben ook de recente brandincidenten in zorginstellingen er voor gezorgd dat brandveiligheid in de zorg weer een ‘hot item’ is. KMO Solutions krijgt naar aanleiding van het bovenstaande steeds vaker vanuit de zorgbranche de vraag of er ook ondersteuning geboden kan worden op het gebied van brandveiligheid. In de huidige ZorgRie komt dit nog onvoldoende aan de orde. De gewenste situatie is dat alle zorginstellingen hun risico’s per aandachtsgebied van brandveiligheid goed in kaart krijgen, zodat ze hierop passende maatregelen kunnen nemen. De probleemstelling van het onderzoek was dan ook:
Conclusie Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat er binnen zorginstellingen veel organisatorische en menselijke risico’s zijn. Hierop kan men ook het beste organisatorische en menselijke maatregelen nemen. Deze maatregelen zijn vaak makkelijker en goedkoper uit te voeren dan de technische maatregelen. Door de organisatorische en menselijke maatregelen wordt de brandveiligheid in alle aandachtgebieden verbeterd of geborgd.
‘Welk type risico’s en welke aandachtsgebieden zijn er op het gebied van brandveiligheid in de zorg en met welke maatregelen kunnen zorginstellingen ervoor zorgen dat brandveiligheid per aandachtsgebied binnen de zorginstelling verbeterd of geborgd wordt?’
Uitvoering onderzoek
KMO Solutions BV, Apeldoorn Brandveiligheid in de zorg • Nicole Schrijver
De opdracht bij KMO Solutions richtte zich op de doorontwikkeling van brandveiligheid in de zorg. Ten eerste is er onderzocht hoe brandveiligheid onderverdeeld kan worden in aandachtsgebieden en vervolgens is er onderzoek gedaan naar de verschillende brandveiligheidsrisico’s. Ten tweede is er onderzoek verricht naar de ZorgRie (risico-inventarisatie en evaluatie instrument voor de zorg) die KMO Solutions al aanbiedt binnen de zorgbranche. Het ging hierbij om het verschil tussen de gewenste situatie en de huidige situatie met betrekking tot de behandeling van brandveiligheid in de ZorgRie. Ten derde is er onderzoek verricht naar de maatregelen die de risico’s per aandachtsgebied van brandveiligheid in een zorginstelling kunnen verbeteren of borgen.
62
Tijdens het literatuuronderzoek is gezocht naar de aandachtsgebieden van brandveiligheid, de verschillende brandveiligheidsrisico’s en de te nemen maatregelen om brandveiligheid per aandachtsgebied te verbeteren of te borgen. De maatregelen en risico’s zijn onderverdeeld per type en per aandachtsgebied. Ook is er gekeken naar het verschil tussen de gewenste situatie en de huidige situatie met betrekking tot de behandeling van brandveiligheid in de ZorgRie. Hierbij is gebruik gemaakt van literatuuronderzoek en interviews. Door middel van interviews is er getracht een beeld te vormen op welke wijze de verschillende zorginstellingen aandacht hebben voor brandveiligheid en wat men van de huidige ZorgRie vindt. Uit het onderzoek blijkt dat er voor brandveiligheid drie type risico’s zijn: organisatorische, technische en menselijke risico’s. Daarnaast blijkt dat er voor brandveiligheid zes aandachtsgebieden zijn: planologie, bouwkunde, installatietechniek, inventaris, interne organisatie en gebruik en inzet brandweer. Binnen deze aandachtsgebieden is er gezocht naar maatregelen om brandveiligheid te verbeteren of te borgen, hierbij is gebruik gemaakt van dezelfde indeling als bij de risico’s. Er zijn organisatorische, technische en menselijke maatregelen. Daarnaast is het door literatuuronderzoek en interviews duidelijk geworden dat de huidige en gewenste situatie met betrekking tot brandveiligheid in de Risico Inventarisatie en Evaluatie op vier punten van elkaar verschillen. De gewenste situatie vraagt meer aandacht voor: wet- en regelgeving, BHV en ontruimen, zelfredzaamheid en brandveiligheidsbewustzijn.
Afstudeerprojecten 2015
63
Integrale Veiligheidskunde Belang van veiligheid Veiligheid zou altijd een groot en belangrijk onderdeel moeten zijn van de bedrijfsvoering. In het bijzonder bij grote bedrijven die met risicovolle werkzaamheden bezig zijn. Toch komen met regelmaat berichten in het nieuws over onveilige situaties en incidenten. Recente voorbeelden waar het goed mis is gegaan, is bij de bedrijven Thermphos in Vlissingen, Chemie-Pack in Moerdijk en Odfjell in Rotterdam. Allemaal bedrijven waar de veiligheidssituatie niet op orde was. Bij een goede veiligheidssituatie hoort een bepaalde mate van veiligheidsbewustzijn van het personeel. Als deze niet of in onvoldoende mate aanwezig is, kun je spreken van een onveilig bedrijf. Het doel van dit onderzoek is om het huidige veiligheidsbewustzijnsniveau van de werknemers in kaart te brengen. De uiteindelijke wens van Pentair is dat het veiligheidsbewustzijnsniveau structureel verbeterd wordt. Binnen het onderzoek wordt met de volgende probleemstelling gewerkt: Op welke manier kan het veiligheidsbewustzijn gemeten worden, wat is vervolgens het veiligheidsbewustzijn van de werknemers van Pentair in Enschede en welke manieren zijn er om het veiligheidsbewustzijn te beïnvloeden?
cijfers. Werknemers worden er dan iedere dag mee geconfronteerd. Tot slot kan, als verschillende acties zijn uitgevoerd, de NOSACQ-50 enquête ieder jaar of tweejaarlijks herhaald worden. Op deze manier kan een vooruitgang of achteruitgang van het veiligheidsbewustzijnsniveau worden aangetoond.
Wat is veiligheidsbewustzijn? Veiligheidsbewustzijn kan het best worden omschreven als ‘Het vermogen om gevoelens en ervaringen effectief om te zetten in alerte reacties op onveilige situaties, zodat in te zetten acties vrij van gevaar kunnen worden uitgevoerd.’
Onderzoeksmethoden
Pentair Water Process Technology BV, Enschede • Niek Bakker
Veiligheidsbewustzijn van de productiewerknemers In de periode van februari tot juni 2015 heeft een
afstudeeronderzoek
plaatsgevonden
bij
Pentair in Enschede. In deze periode is onderzoek gedaan naar het veiligheidsbewustzijn van de productiewerknemers. Aan de hand van een gehouden enquête onder de werknemers en interviews met leidinggevenden en managers is in kaart gebracht hoe veiligheidsbewust de werknemers zijn. De binnengekomen gegevens zijn vervolgens verwerkt tot overzichtelijke grafieken waarin de verschillen tussen afzonderlijke groepen, zoals geslacht, leeftijd en functie gepresenteerd zijn. Tot slot zijn er aanbevelingen gegeven hoe het veiligheidsbewustzijn binnen Pentair verder geoptimaliseerd kan worden.
64
Dankzij enquêtes en interviews zijn er overzichtelijke resultaten ontstaan. Gekozen is om een bestaande en gerenommeerde enquête, de NOSACQ-50, af te nemen onder de werknemers in de productie. Door deze enquête wordt op zeven onderdelen getoetst hoe Pentair ervoor staat qua veiligheidsklimaat. In verhouding scoren de respondenten bovengemiddeld. Deze verhouding is gemaakt aan de hand van de database van NOSACQ-50, die uit ruim 24.000 respondenten bestaat. Wordt verder ingezoomd op verschillende variabele groepen binnen Pentair, valt op te maken dat er geen grote verschillen zijn tussen leeftijden, functie (leidinggevende of productiewerknemer), opleidingsniveau en dienstjaren binnen Pentair. Deze gegevens worden gepresenteerd in overzichtelijke spindiagrammen. Deze diagrammen geven een goede vergelijking in scores tussen de verschillende variabele groepen. Naast deze enquête, zijn zoals gezegd, interviews gehouden met Leidinggevenden en managers om een nog betrouwbaarder beeld te creëren van het veiligheidsbewustzijn op de werkvloer. Er kan gesteld worden dat aan de hand van een enquête en interviews een goed beeld is ontstaan van het veiligheidsbewustzijn van de werknemers bij Pentair. Veiligheidsbewustzijn is een vrij subjectief begrip en het bewustzijn van veiligheid kan altijd worden verbeterd.
Maak veiligheid visueel Laat werknemers meedenken bij beslissingen over veiligheid. Organiseer daarnaast verschillende workshops rond het thema veiligheid op de werkvloer. Doordat elke werknemer op een luchtige manier met elkaar bezig gaat met veiligheid kan een breder draagvlak en gemeenschappelijk beeld ontstaan van het veiligheidsbewustzijn. Vervolgens wordt voorgesteld om veiligheid ‘visueel’ te maken. Richt een centrale plek binnen het bedrijf, bijvoorbeeld de kantine, in met veiligheidszaken zoals posters en een presentatie met actuele (veiligheids)
Afstudeerprojecten 2015
65
Integrale Veiligheidskunde Gemeente Kerkrade De leiding van het RBT Kerkrade wil graag in kaart hebben welke methodieken de gemeentelijke actoren hanteren voor het in kaart brengen van de jeugdoverlast binnen de gemeente Kerkrade. De leiding wil dit weten zodat er achterhaald kan worden of de andere gemeentelijke actoren een ander beeld hebben van de jeugdoverlast of dat dit beeld gelijk is aan die van de gebiedsscan van de politie. Om de jeugdoverlast binnen de gemeente goed aan te pakken, is het belangrijk om hier een goed beeld van te hebben. Zodra de jeugdoverlast goed in kaart is gebracht kan de jeugdoverlast efficiënter en effectiever bestreden worden. Hiermee kunnen de gemeente, als regiehouder, en de politie de objectieve en subjectieve veiligheid van de burger binnen de gemeente Kerkrade vergroten. De methodiek die de politie Kerkrade hanteert voor het in kaart brengen van de jeugdoverlast is de gebiedsscan.
de belangrijkste problematiek en probleemgebieden duidelijk in kaart brengt. Daarbij geeft de gebiedsscan invulling aan concrete activiteiten bij het gebiedsgebonden werk en input geeft voor de jaarlijkse rapportage. Na onderzoek is gebleken dat het belangrijk is dat de methodiek gebiedsscan een goed beeld moet geven van de jeugdoverlast binnen de gemeente Kerkrade. De meeste van de geïnterviewde actoren hebben namelijk geen eigen methodiek om de jeugdoverlast in kaart te brengen. Daarbij gebruiken enkelen de gebiedsscan van de politie als informatiebron.
Gebiedsscan De gebiedsscan is een methodiek die de politie gebruikt om de criminaliteit en overlast van de gemeente Kerkrade in kaart te brengen. De kern van de gebiedsscan bestaat uit het systematisch bijeenbrengen van beschikbare kennis en informatie over de criminaliteit en overlast in de gemeente Kerkrade. Hierbij wordt de informatie uit de politie-informatiesystemen gekoppeld aan de straatkennis van de wijkagent. Door deze verbrokkelde kennis en informatie goed te koppelen ontstaat er een goed en onderbouwd beeld van de belangrijk(st)e problemen, probleemgroepen en probleemlocaties. Dit onderzoek heeft zich specifiek op de jeugdoverlast binnen de gemeente Kerkrade gericht. De reden hiervoor is omdat jeugdoverlast een speerpunt is binnen de gemeente Kerkrade.
Politie basisteam Kerkrade Jeugdoverlast • Ralph Beaujean
Door jeugdoverlast goed in kaart te brengen, kan deze efficiënter en effectiever bestreden worden. Hiermee kunnen de gemeente, als regiehouder, en de politie de objectieve en subjectieve veiligheid van de burger binnen de gemeente Kerkrade vergroten. Iedere gemeentelijke actor kan andere informatie, treffende jeugdoverlast, tot zijn of haar beschikking hebben. Dit kan ontstaan doordat de verschillende gemeentelijke actoren een andere methodiek gebruiken voor het in kaart brengen van de jeugdoverlast. Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen welke methodieken de andere gemeentelijke actoren gebruiken voor het in kaart brengen van de jeugdoverlast en welke belangrijke informatie zij op dit veiligheidsvraagstuk hebben die niet (goed) in de gebiedsscan van de politie naar voren komt.
66
Tijdens dit onderzoek werd onderzocht in hoeverre de gebiedsscan van de politie Kerkrade overeenkomt met het beeld dat gemeentelijke actoren hebben van de jeugdoverlast binnen de gemeente Kerkrade. Dit beeld is achterhaald door de gehanteerde methodieken van de verschillende actoren met elkaar te vergelijken. Om dit te onderzoeken was het noodzakelijk om eerst te onderzoeken wat een gebiedsscan is. Dit werd onderzocht door middel van een literatuuronderzoek. Hierbij werd de methodiek van Beke, Hofmeijer en Versteegh gebruikt. Vervolgens werd er door het houden van interviews een beeld gecreëerd over hoe gemeentelijke actoren denken over de jeugdoverlast binnen de gemeente Kerkrade. Tevens beschikken deze actoren ook over andere informatiesystemen. Dit kan zorgen voor een ander beeld van de jeugdproblematiek in de gemeente Kerkrade. Daarbij werd er door middel van een SWOT-analyse met name de sterke en zwakke punten van de gebiedsscan in kaart gebracht. Dit werd gedaan door middel van een literatuuronderzoek en door het houden van een bijeenkomst voor de wijkagenten van het RBT Kerkrade. Tijdens deze bijeenkomst waren meerdere wijkagenten aanwezig, die door middel van enkele indicatoren de gebiedsscan hadden beoordeeld. Het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement (COT) had onderzocht of de gebiedsscan een goed instrument is om de overlast in kaart te brengen. Het COT heeft de verschillende meetinstrumentarium op nationaal en internationaal niveau met elkaar vergeleken. Hieruit bleken de voordelen van de Gebiedsscan Criminaliteit en Overlast te zijn dat de gebiedsscan
Afstudeerprojecten 2015
67
Integrale Veiligheidskunde Veiligheid van groot belang De veiligheid op de werkplek is niet alleen afhankelijk van het uitvoerend personeel op de projecten. het onderzoeken van de veiligheidscultuur wordt gekeken hoe (een groot deel van) een organisatie omgaat met veiligheid. SSY heeft ambities om een groter marktaandeel bemachtigen. Het management is zich bewust dat een dergelijke groei niet alleen expertise vraagt van medewerkers, maar ook een cultuur waarin veilig wordt gewerkt.
marktaandeel bemachtigen. Het management is zich bewust dat een dergelijke groei niet alleen expertise vraagt van medewerkers, maar ook een cultuur waarin veilig wordt gewerkt. Hiervoor wil de opdrachtgever inzicht krijgen in de heersende veiligheidscultuur binnen de spoorgerelateerde projecten van SSY. De opdracht betreft een analyse van de veiligheidscultuur. Verder wil SSY conclusies over de heersende veiligheidscultuur. Afsluitend wil de opdrachtgever weten op welke manier de veiligheidscultuur kan worden verbeterd.
De veiligheidscultuur is gemeten aan de hand van de NOSACQ-50. Deze theorie kijkt naar de prioriteit van en betrokkenheid bij veiligheid van de leidinggevenden, het betrekken van werknemers bij het veilig inrichten van de werkplek door de leidinggevenden, de rechtvaardigheid van de leidinggevenden bij veiligheid & ongevallen, de betrokkenheid van medewerkers bij veiligheid, de prioriteit van veiligheid en de risicoacceptatie, het communiceren met, leren van en vertrouwen in collega’s en het vertrouwen in het veiligheidsmanagementsysteem (zeven dimensies). De veiligheidscultuur is gemeten middels interviews met het uitvoerend personeel, interviews met de (direct) leidinggevenden en observaties op de projectlocaties.
Positieve uitkomsten
Strukton Systems • Rens Geersing
Veiligheidsbewustzijn van uitvoerend personeel De aanleiding tot dit onderzoek is dat Strukton Systems (SSY) continu de veiligheid van haar medewerkers wil verbeteren. Recent is er een nieuw
Advies
meldingssysteem gekomen op de Sharewebsite
De prioriteit van veiligheid en de risicoacceptatie een impuls te geven, wordt een ontwikkelde app met digitale toolboxen voor de mobiel en ipad geadviseerd en wordt geadviseerd specifiek voor de afdeling Kabel afspraken te maken met de bedrijven van de ingehuurde grondwerkers die de Nederlandse en Engelse taal niet machtig zijn. Dit is cruciaal in de communicatie tussen het uitvoerend personeel, maar ook in het contact tussen de uitvoerder. De werkzaamheden, de hieraan inherente veiligheidsrisico’s en een veiligheidsinstructie in de vorm van een toolbox dienen minimaal te kunnen worden overgebracht op de inhuurkrachten van de PMC Kabel. De rechtvaardigheid van het management bij veiligheid en ongevallen wordt verbeterd met behulp van een eenduidig belonings- en handhavingsbeleid en door het betrekken van de medewerkers bij de inrichting van een veilige werkplek.
van SSY, waar medewerkers onveilige situaties en ongelukken kunnen melden. Toch leidt dit nog niet tot minder ongevallen. Daarnaast is het veiligheidsbeleid in de eerste twee kwartalen van 2014 grondig geëvalueerd. Mede door deze evaluatie is SSY bewust geworden van de rol die de mens speelt bij veiligheid. Op basis van de interne beleidsevaluatie bij SSY is onder meer aanbevolen om onderzoek te doen naar het veiligheidsbewustzijn van uitvoerend personeel binnen SSY.
68
De uitkomsten van de meting zijn positief. Het uitvoerend personeel scoort op alle zeven dimensies een ruime voldoende. De betrokkenheid van de medewerkers bij veiligheid (8,8) komt het beste uit de bus en de prioriteit van veiligheid en risicoacceptatie (7,2) het slechtst. Bij de vergelijking tussen de vier afdelingen heeft de afdeling Seinwezen & Voedingen (8,8) het hoogst gescoord, op de voet gevolgd door de afdeling Meetdienst (8,7). Kabel (7,7) heeft een punt minder dan afdeling Meetdienst en de afdeling Electric sluit de rij. Ondanks deze prima scores vallen verbeterslagen te halen. Op de dimensies prioriteit van veiligheid en de risicoacceptatie van de medewerkers, de rechtvaardigheid van het management bij veiligheid & ongevallen en het communiceren met, leren van en vertrouwen in de collega’s zijn het merendeel van de aanbevelingen gericht.
Het communiceren tussen de medewerkers verdient ook de aandacht. Voor het uitvoerend personeel is een training geadviseerd voor het aanspreken van collega’s op onveilig gedrag en voor de uitvoerders op de projecten is een leiderschapstraining geadviseerd om het goede voorbeeld te geven aan het uitvoerend personeel. SSY heeft ambities om een groter
Afstudeerprojecten 2015
69
Integrale Veiligheidskunde
Politie Noord-Oost Gelderland, Doetinchem Integrale aanpak van overvallers • Robbert Mellendijk
De scriptie is uitgevoerd voor de politie NoordOost Gelderland. Overvallen zijn door de landelijke overheid tot high-impact-crimes gekwalificeerd, wat inhoudt dat een overval voor een slachtoffer een traumatische gebeurtenis kan zijn en dat er ook op maatschappelijk niveau onrust kan ontstaan na een overval. De scriptie is gemaakt om een integrale aanpak voor de harde kern van de daders van overvallen in de politieregio NoordOost Gelderland. De scriptie heeft zich gericht om de politie te adviseren hoe de integrale aanpak in de regio uitgevoerd kan worden.
Om de integrale aanpak op te stellen is de volgende probleemstelling opgesteld: ‘Op welke manier kan een persoonsgerichte aanpak in de regio Noord-Oost Gelderland door middel van een integrale aanpak ingezet worden om de problematiek veroorzaakt door de harde kern van de overvallers te verminderen?’.
beschreven integrale aanpak effect heeft op de daders van de overvallen. Door de beperkte tijd voor dit onderzoek is het niet mogelijk geweest om de integrale aanpak tot uitvoer te laten komen, maar is wel een sterke basis beschreven over hoe deze integrale aanpak door de betrokken ketenpartners uitgevoerd kan worden.
Onderzoek als voorbeeld Om daders te kunnen identificeren is een onderzoek gebruikt van de politie-eenheid Oost Nederland, waar ook de politieregio Noord-Oost Gelderland onder valt. De informatie uit het onderzoek van de politie-eenheid Oost Nederland is overgenomen uit het Landelijke Overvallen en Ramkraken Systeem van de politie waarin alle kenmerken van daders van overvallen en ramkraken worden vastgelegd. De daders zijn beschreven in verschillende daderprofielen en er is een analyse gemaakt aan de hand van de variabelen gehechtheid, strain en het aanleren van sociale patronen om te achterhalen wat de oorzaken zijn van het criminele gedrag door de daders.
Tot slot zijn er aanbevelingen opgesteld ter behoeve van vervolgonderzoek opgesteld naar aanleiding van de gevonden informatie in deze scriptie. De informatie uit deze scriptie kan bij eventueel vervolgonderzoek als basis en/of naslagwerk gebruikt worden om de aanpak van overvallers nog completer te maken. Zo kan er gericht worden op de overige daderprofielen, het vroegtijdig signaleren door de gemeenten van personen die een Wajong uitkering ontvangen en hoe de integrale aanpak gewaarborgd kan worden in de politieregio Noord-Oost Gelderland.
Na het beschrijven van de kenmerken van de daders en de oorzaken van het waarom zij overgegaan zijn tot een overal, zijn verschillende ketenpartners die actief zijn in Noord-Oost Gelderland in beeld gebracht die de daders uit de daderprofielen kunnen aanpakken. Gelet is op de ketenpartners die affiniteit hebben met het verbeteren van de oorzaken van het overgaan tot crimineel gedrag bij de daders van overvallen, namelijk het verbeteren van gehechtheid, het verminderen van strain en het aanleren van sociaal geaccepteerde sociale patronen. Drie daderprofielen In de resultaten is te zien dat in de politieregio Noord-Oost Gelderland de daderpopulatie voor het grootste gedeelte tussen de 16 en 26 jaar ligt. Er zijn drie daderprofielen zichtbaar in de regio, namelijk daders van 20 jaar en ouder die uit wanhoop een overval plegen, daders van 20 jaar en ouder die meer uit groepsdruk en kick overgaan tot een overval en daders tussen de 16 en 20 jaar die overvallen vaker in duoof groepsvorm plegen. De dadergroep van 20 jaar en ouder die uit wanhoop overgaan tot een overval zorg voor de harde kern van de daders en er is te zien dat zij problemen op het gebied van gebrekkige gehechtheid met de omgeving en zij ervaren strain om aan bepaalde welvaart te voldoen, maar zij hebben niet de middelen om hier via een legale manier aan te voldoen. Daarnaast is te zien dat veel van de daders uit dit daderprofiel een Wajong-uitkering ontvangen. Advies, implementatie en aanbeveling Vervolgens zijn adviezen gegeven voor verschillende ketenpartners zodat de daders uit de harde kern kunnen aangepakt kunnen worden op het gebied van het verbeteren van gehechtheid met de omgeving en het verminderen van strain, om zo de drempel tot het overgaan van een overval te verhogen. Bij deze adviezen is gelet op dat de ketenpartners de urgentie van de problematiek inzien, er gedeeld verlangen kan ontstaan en dan er afhankelijkheidsbesef kan worden bereikt om zo tot genoeg draagvlak te kunnen komen om de integrale aanpak uit te kunnen voeren. De implementatie van de integrale aanpak is beschreven door middel van de Plan, Do, Check en Act-Cyclus van Deming. Hierin is duidelijk geworden dat er nog mogelijkheden liggen voor vervolg onderzoek, namelijk het controleren of de
70
Afstudeerprojecten 2015
71
Integrale Veiligheidskunde Over het bedrijf OutSmart is een organisatie dat zich gespecialiseerd heeft in het projectmatig ondersteunen bij het ontwikkelen, opzetten, constructie en onderhoud van windmolenparken voor zowel de onshore als offshore markt. Als onderdeel van die ondersteuning levert de afdeling Management Services van OutSmart de dienst risicomanagement welke aanleiding geeft voor dit onderzoek. Het doel van het onderzoek is dat de opdrachtgever zich wil verbeteren in de dienstverlening op dit vlak door het invoeren van een software tool ten einde het proces efficiënter te kunnen invullen.
Probleemstelling en onderzoek Naar aanleiding van de vraag van de opdrachtgever is de volgende probleemstelling opgesteld: Welke software tool is geschikt voor de ondersteuning van de dienst risicomanagement van Management Services en hoe kan deze praktisch geïmplementeerd worden in de dienstverlening van OutSmart bv? Het onderzoek is op basis van deze probleemstelling opgezet. Hierin zijn vier onderzoeksvragen geformuleerd welke de beantwoording van de probleemstelling mogelijk maken. De eerste twee onderzoeksvragen zijn gericht op het theoretische kader en dienen de onderzoeker te voorzien van voldoende kennis en achtergrond informatie en tonen daarbij aan welke informatie er reeds beschikbaar is betreffende dit onderwerp.
OutSmart, Velp Verbeteren dienstverlening
• Roy den Turk
omtrent risicomanagement Het is
uiteindelijke een
product
doel leveren
van
het
waarmee
onderzoek OutSmart,
specifiek de afdeling Management Services, de dienstverlening omtrent risicomanagement kan verbeteren. Het eindproduct dient een toevoeging in de projecten van OutSmart te zijn, waarbij gedurende het hele project op een actieve manier en in overeenkomst met door de klant gestelde targets het risicomanagementproces van de klant gemanaged kan worden. Doel van dit onderzoek is om een advies op te stellen voor OutSmart, waarin wordt aangegeven welk softwaretool het meest geschikt is voor het risicomanagementproces bij de activiteiten van OutSmart Management Services en om een advies te geven over hoe deze software tool ingevoerd kan worden.
72
De interne implementatie wordt gerealiseerd door een presentatie van de software tool en de onderzoeksuitkomsten, de ingebruikname van een software manual en door middel van het vormgeven en aanbieden van een workshop van de leverancier. De externe implementatie wordt gerealiseerd door het updaten en advies van ingebruikname van een product sheet, tool presentatie en een project proposal template.
Aanbevelingen Naast de uitwerking van het advies in de vorm van de beantwoording op de probleemstelling is er buiten de ‘scope’ van het onderzoek een potentieel verbeterpunt gevonden. Dit betreft het continue verbeteren van de dienst door middel van evaluatie van projecten en ervaringen. Dit past ook in het projectmatig werken van OutSmart. Hiervoor is als oplossing een ‘Lessons Learned template’ opgesteld en aangedragen om projecten of een deel daarvan te kunnen evalueren en zo mogelijk te verbeteren, door de geëvalueerde leermomenten op gestructureerde wijze te inventariseren en waar relevant te implementeren bij nieuwe projecten.
De derde onderzoeksvraag is gericht op de selectie en analyse van de geschikte software tool: Wat is de meest geschikte tool welke het best past bij de eisen en wensen van OutSmart? Door uitvoerig deskresearch te doen is er een longlist van tools opgesteld. Door middel van de kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden, zoals de interviews en enquêtes, zijn er een aantal selectiecriteria geformuleerd waarop de tools zijn geselecteerd. Dit heeft plaatsgevonden in twee selectierondes waarbij de eerste geënt was op de vaststelling van de minimale functionaliteit van de tool en de tweede door middel van een multicriteria-analyse waaruit de meest geschikte tool bepaald is. De laatste onderzoeksvraag is gericht op de praktische implementatie van de software tool: Op welke praktische wijze past de implementatie van de tool in het projectmatig werken van OutSmart? Om de tool werkbaar te krijgen in het projectmatig werken van OutSmart, zijn er zowel op het gebied van interne als externe implementatie een aantal producten opgesteld. De interne implementatie is gericht op de introductie aan de werknemers en het operationeel krijgen en houden van de software tool. De externe implementatie is gericht op de verkoop en invoering van de tool naar potentiële klanten.
Resultaten Als beantwoording op de probleemstelling is het resultaat van de multicriteria-analyse dat voor het projectmatig werken van OutSmart de software tool RiskScope van de CIT-Group het meest geschikt is. Dit is enerzijds vanwege de overeenstemming met de criteria en anderzijds vanwege de aanschafkosten. OutSmart kan bij het gebruik van RiskScope op een relatief goedkope wijze profiteren van een passende oplossing en zo de dienst risicomanagement verbeteren.
Afstudeerprojecten 2015
73
Integrale Veiligheidskunde Aanleiding onderzoek Voor het duurzaam kunnen blijven aanbieden van grootschalige intensieve dagrecreatie is sociale veiligheid een belangrijke randvoorwaarde. Binnen Leisurelands heeft men gemerkt dat veiligheid een dynamisch begrip is en het denken hierover verandert. Hierdoor is er bij Leisurelands de behoefte ontstaan tot het actualiseren en optimaliseren van de sociale veiligheids benadering. Het doel van dit onderzoek is om inzichtelijk te krijgen welke sociale veiligheidsvraagstukken leven op de gebieden van Leisurelands. Hierbij is gekozen voor de gebieden Zeumeren en de Berendonck. Volgens Leisurelands zijn op deze gebieden de meeste sociale veiligheidsproblemen aanwezig.
Leisurelands. De aanbevelingen bestaan uit een of meerdere maatregelen uit de categorie: ruimtelijke maatregelen, juridische maatregelen, communicatieve maatregelen en toezichten handhavingsmaatregelen. De verwachting is dat wanneer deze aanbevelingen worden toegepast, de sociale onveiligheid op Zeumeren en de Berendonck verder beperkt zal worden. De aanbevelingen kunnen tevens gebruikt worden om de sociale onveiligheid op andere gebieden van Leisurelands verder te beperken.
Probleemstelling Op welke wijze kan de sociale onveiligheid op de recreatiegebieden Berendonck en Zeumeren verder worden beperkt? Onderzoeksvragen -W elke problemen zijn er bij de recreatiegebieden de Berendonck en Zeumeren van Leisurelands op het gebied van sociale onveiligheid? -W elke factoren zijn van invloed op de objectieve en subjectieve veiligheid? -Op welke wijze wordt er door Leisurelands ingespeeld op de sociale onveiligheid op de recreatiegebieden Berendonck en Zeumeren?
Leisurelands, Arnhem
-W elke aanvullende maatregelen kunnen gebruikt worden om de sociale veiligheid op de recreatiegebieden Berendonck en Zeumeren te verbeteren?
Factoren sociale veiligheid Sociale veiligheidsvraagstukken • Ruben Zweekhorst
De opdracht welke is uitgevoerd bij Leisurelands had als doel om inzichtelijk te krijgen welke sociale veiligheidsvraagstukken leven op de gebieden Zeumeren en de Berendonck. Hiervoor is bekeken welke objectieve onveiligheid aanwezig is op de gebieden. Ook zijn de factoren welke invloed hebben op de subjectieve veiligheid voor beide gebieden beschreven. Uiteindelijk heeft deze analyse aanbevelingen opgeleverd waardoor de sociale onveiligheid op de gebieden Zeumeren en de Berendonck verder kan worden beperkt.
74
Doormiddel van literatuuronderzoek zijn de verschillende factoren welke van invloed zijn op de sociale veiligheid in kaart gebracht. Van alle factoren die van belang zijn voor de subjectieve en objectieve veiligheid zijn de factoren van de situationele context het gemakkelijkst te beïnvloeden. Maatregelen die worden voorgesteld om de subjectieve en objectieve veiligheid te verbeteren moeten vooral gericht zijn op het beïnvloeden van factoren uit de situationele context. De factoren die hiermee bedoelt worden zijn: inrichting publieke ruimte, verloedering, criminaliteit, overlast, sociale cohesie en sociale samenstelling. Factoren uit de persoonlijke of sociaal-culturele context zijn niet of zeer moeilijk beïnvloedbaar en zijn hierdoor minder bruikbaar wanneer het verbeteren van de sociale veiligheid op korte termijn het doel is.
Resultaten en aanbevelingen De resultaten van het onderzoek zijn tot stand gekomen doormiddel van interviews met de beheerders van Zeumeren en de Berendonck, een schouw op de gebieden en gesprekken met de operationeel manager van Leisurelands. Deze analyse heeft een groot aantal sociale veiligheidsproblemen opgeleverd. Om de sociale onveiligheid op de gebieden verder te beperken is er gekozen voor een zestal aanbevelingen. Deze aanbevelingen zijn tot stand gekomen naar aanleiding van een gesprek met de operationeel manager van Leisurelands waarbij alle sociale veiligheidsproblemen voor Zeumeren en de Berendonck zijn besproken. De gekozen problemen zijn urgent en breed voortkomend op meerdere gebieden van Leisurelands. Bij het voorstellen van deze aanbevelingen is rekening gehouden met de reeds genomen maatregelen door
Afstudeerprojecten 2015
75
Integrale Veiligheidskunde Uitvoering onderzoek Om dit gedegen te kunnen realiseren was het voor NedTrain allereerst van belang om de huidige veiligheidscultuur in beeld te hebben. Door vast te stellen waar men zich als locatie bevond en daarbij de specifieke knelpunten vast te stellen kon een plan van aanpak worden gemaakt inzake de te nemen vervolgstappen. Het afstudeeronderzoek dat ik heb uitgevoerd moest hier duidelijkheid in verschaffen. Op verzoek van de afdeling VGM is aan de hand van een (veiligheids)cultuurmeting de huidige staat van de veiligheidscultuur van Ob Ldd in kaart gebracht. Tevens zijn de verschillen in veiligheidscultuur tussen de teams en hiërarchische lagen gemeten, zijn de oorzaken van dit veiligheidscultuurniveau alsmede de verschillen hierin per team en/of hiërarchische lagen bepaald en is onderzocht of en zo ja in hoeverre het moment van dienst invloed heeft op het veiligheidsgedrag van de productieteams. Dit alles is gebeurd aan de hand van een drietal verschillende onderzoeksmethoden, te weten de Hearts and Minds – Understanding Your Culture methoden, een surveyonderzoek bestaande uit een op maat gemaakte vragenlijst en de Barrett Value Scan Light, en observatieonderzoek.
NedTrain, Leidschendam Huidige veiligheidscultuur in kaart brengen • Steven van Dalen
De afgelopen jaren is er door NedTrain veel werk verzet om de veiligheid op al haar locaties te vergroten. Binnen de afdeling Veiligheid, Gezondheid en Milieu is echter het idee ontstaan dat ze tegen het zogenaamde glazen plafond aanloopt. Om die reden is er gestart met het implementeren van een aantal nieuwe concepten, zoals human factors en het High Reliability Organizing (HRO) concept op een drietal locaties, waaronder onderhoudsbedrijf Leidschendam (OB Ldd). Om dit gedegen te kunnen realiseren was het voor NedTrain allereerst van belang om de huidige veiligheidscultuur in beeld te hebben. Door vast te stellen waar men zich als locatie bevond en daarbij de specifieke knelpunten vast te stellen kon een plan van aanpak worden gemaakt inzake de te nemen vervolgstappen
76
Afstudeerprojecten 2015
77
Integrale Veiligheidskunde De synagoge van Enschede Een synagoge is het religieuze centrum voor de joodse gemeenschap. Hoelang er precies synagoges bestaan, is onbekend In ieder geval zijn zij in het begin van onze jaartelling in en om het huidige Israël overal aanwezig. Voor het uitbreken van de tweede wereld oorlog waren er ongeveer 300 synagoges in Nederland te vinden. De synagoge van Enschede is een van de dertig overgebleven synagoges in Nederland en staat bekend als de mooiste synagoge van West-Europa. De stichting ‘Vrienden van de synagoge’ organiseert en beheert de openstelling van de synagoge. Elke woensdag en zondag is de synagoge toegankelijk voor bezoekers en worden er rondleidingen gegeven. Daarnaast organiseert de stichting ‘Vrienden van de synagoge’ ook andere evenementen, zoals: schoolbezoeken, lezingen, concerten, exposities en dergelijke activiteiten. De Nederlands Israëlitische Gemeente Twente zet zich in voor de joodse gemeente in Twente en de religieuze bijeenkomsten. De bestuursleden van de Nederlands Israëlitische Gemeente Twente, het bestuur van de stichting ‘Vrienden van de synagoge’ en haar leden vervullen al deze taken op vrijwillige basis.
Context van de opdracht
Nederlands Israëlitische Gemeente Twente, Enschede
• Syll Pelgrom
Veiligheid rondom Joodse gemeenschap en instellingen Deze afstudeeropdracht is uitgevoerd in opdracht van de Nederlands Israëlitische Gemeente Twente en is gericht op de synagoge van Enschede. Door de hedendaagse situatie is het, helaas, noodzakelijk om extra maatgelen te treffen op het gebied van veiligheid rondom de joodse gemeenschap en instellingen. Door de ontwikkelingen op het gebeid van veiligheid ontstond er binnen de organisatie van de synagoge van Enschede een groeide behoefte aan heldere instructies over hoe er gehandeld dient te worden in noodsituaties.
78
Wie de afgelopen tijd het nieuws heeft gevolgd is het vast niet ontgaan dat joodse objecten en –instellingen vaker het doelwit lijken te zijn geworden van gewelddadige incidenten. Door deze ontwikkelingen op het gebied van veiligheid omtrent de joodse gemeenschap en instellingen is het, helaas, noodzakelijk dat er extra veiligheids- en beveiligingsmaatregelen worden getroffen. Partijen die, naast de opdrachtgever, direct betrokken zijn geweest bij dit onderzoek zijn: • Stichting ‘Vrienden van de synagoge’ en haar vrijwilligers; • Team Veiligheid, gemeente Enschede; • Conflict- en crisisbeheersing Oost-Nederland, politie; Deze afstudeeropdracht richt zich op het aanscherpen van de veiligheid op organisatorisch niveau voor de synagoge van Enschede. Het doel van het dit onderzoek betreft het optimaliseren van de huidige planvorming. De huidige planvorming is getoetst aan de wettelijke kaders. De optimalisatie van de huidige planvorming resulteert zich in een integraal veiligheidsplan voor de synagoge van Enschede. Het integrale veiligheidsplan is toegespitst op de hedendaagse veiligheidssituatie rondom de joodse gemeenschap en –instellingen. De veiligheid van personen heeft de hoogste prioriteit in het integrale veiligheidsplan. Het integrale veiligheidsplan biedt handvatten voor de het bestuur van de Nederlands Israëlitische Gemeente Twente en de stichting ‘Vrienden van de synagoge’ over het handelen tijdens noodsituaties. Daarnaast ligt de focus van het onderzoek op het implementeren van dit nieuwe, integrale veiligheidsplan. De huidige mate van security awareness bij de vrijwilligers is het vertrekpunt voor het opstellen van het implementatieplan. Uit het onderzoek vloeien aanbevelingen voort voor de Nederlands Israëlitische Gemeente Twente voor het implementeren van het integrale veiligheidsplan.
Afstudeerprojecten 2015
79
Integrale Veiligheidskunde Winterswijk als gemeente Winterswijk is een redelijk groot drop, gelegen in de meest oostelijke uithoek van de Achterhoek. Mensen uit deze omgeving zijn gastvrij, vredelievend en hebben het begrip noaberschap hoog in het vaandel staan. De beelden van schietpartijen, oorlogen, mishandelingen en andere vormen van geweld flitsen voorbij in menig huiskamer. Uit onderzoek is gebleken dat 43% van de Winterswijkers zich wel eens onveilig voelt.
Probleemstelling ‘Hoe beleeft de Winterswijkse burger zijn of haar veiligheid; hoe wordt Buurtpreventie Winterswijk ervaren? Met deze probleemstelling wordt getracht om zowel de gegevens inzake de veiligheidsbeleving en subjectieve veiligheid inzichtelijk te maken alsmede het burgerinitiatief in de vorm van Buurtpreventie Winterswijk.
Onderdelen veiligheidsbeleving Door een geformuleerd resultaat in het coalitieakkoord is de wens van de gemeente om een helder overzicht te creëren waarin alle aspecten van veiligheidsbeleving belicht worden. Op basis van literatuuronderzoek en analyse van de Veiligheidsmonitor 2014 is bepaald dat de veiligheidsbeleving is beoordeeld op de onderdelen: • • •
Gemeente Winterswijk
Onveiligheidsgevoelens ja of nee; en zo ja hoe vaak dit is Rapportcijfer veiligheid gemeente Gepercipieerde criminaliteit
De veiligheid binnen de gemeente werd beoordeeld met een 7.22, dit is 0.02 punten hoger dan het cijfer waarmee de burger nationaal gezien zijn of haar buurt beoordeelde. Op dit punt is het dus goed gesteld binnen de gemeente.
zoek is ook onderzocht in hoeverre dit project belangrijk is of kan zijn voor het veiligheidsbeleid van de gemeente. Dit is gedaan door de chatlogs van de wijkapp-groepen te onderzoeken en door actief betrokken coördinatoren te interviewen. Het project lijkt vooral succesvol te zijn met de donkere dagen, dit is van oktober tot en met maart. Dan komen er relatief gezien de meeste inbraken voor. Tevens is het project een perfecte aanvulling op het al bestaande Burgernet.. Buurtpreventie Winterswijk moet vooral worden gezien als preventieve maatregel om criminaliteit helpen te voorkomen. Borden met het logo van Buurtpreventie Winterswijk erin kunnen erop attenderen dat een dergelijk project binnen de gemeente aanwezig is. In potentie kunnen deze borden voor een deel de werking van camera’s evenaren, met name het preventieve aspect van camera’s. Je kunt immers beelden bekijken zonder de aanwezigheid van camera’s. Dit blijkt ook uit verdere analyse van de chatlogs, vaak blijven meldingen onbeantwoord door de overige participanten die in dezelfde wijkapp-groep zitten. Hoe langer de wijkappgroep bestaat, hoe minder vaak een doorgezette melding beantwoord wordt. Echte successen met betrekking tot het oplossen van zaken in de zin van het zien van een verdachte en aanhouding hiervan zijn amper tot niet behaald. Minder urgente gebeurtenissen als het vinden van een sleutelbos, het signaleren van een auto waar de lampen en dit mededelen zodat de eigenaar gealarmeerd kan worden blijken succesvoller te zijn.
Criminaliteit Winterswijk • Thijmen te Winkel
De veiligheidsbeleving van de Winterswijkse burger Winterswijks Belang (WB), CDA en VVD hadden in het coalitieakkoord van 2014 ‘Samen verder’ een resultaat opgenomen dat zij een overzicht wilden van de subjectieve veiligheid binnen de gemeente Winterswijk. Mijn taak was het inzichtelijk maken van de veiligheidsbeleving van de Winterswijkse burger, alsmede locaties in kaart brengen waar men zich over het algemeen onveilig
Iets meer dan de helft, te weten 56%, denkt dat er redelijk wat criminaliteit plaatsvindt in Winterswijk. Zij gaven dit aan door de mate van ernst te bestempelen als gemiddeld. Deze criminaliteit kan van elke aard zijn, van diefstal uit de supermarkt tot en met woninginbraken. In totaal zijn drie locaties naar voren gekomen waar mensen zich toch wat sneller en meer onveilig voelen dan overige locaties in Winterswijk. Deze drie zijn: • Omgeving centraal station (inclusief spoorwegtunnel en parkeerplaats onder de gymzaal) • AZC en omgeving AZC • Notaristuin
voelt. Ik heb eveneens onderzocht in hoeverre burgerparticipatie gebruikt kan worden om de leefbaarheid en veiligheid in dorpen te stimuleren.
Om te achterhalen in welke mate van ernst deze plekken worden ervaren is gevraagd naar de mate van onveilig voor de door de respondent aangegeven locatie. De omgeving van het centraal station werd vaak genoemd, achttien keer maar liefst. Al werd vaak aangegeven dat de persoon in kwestie zich redelijk onveilig voelt op die plek. De Notaristuin kon op vijfentwintig notaties rekenen, al gaf men vaker aan zich hier onveilig te voelen. Twintig mensen schoven het AZC naar voren als een voor hun ervaren onveilige plek, van deze twintig gaven vijf mensen aan het AZC als erg onveilig te ervaren.
Buurpreventie als burgerparticipatieproject Buurtpreventie Winterswijk is als burgerparticipatieproject eind vorig jaar uitgerold over de hele gemeente. In dit onder-
80
Afstudeerprojecten 2015
81
Integrale Veiligheidskunde Gedoogbeleid In Nederland geldt een gedoogbeleid voor softdrugs. Dit betekent dat verkoop van softdrugs wordt gedoogd. Dat betekend dat coffeeshops zich in het hele land kunnen vestigen. Gemeenten kunnen het aantal coffeeshops reguleren. Er kan een maximum aantal coffeeshopinrichtingen worden toegestaan in een gemeente (CCV, 2013).
tredingen worden bedrijven ontmoedigd om de Opiumwet te overtreden. Alle partijen hebben zich geconformeerd aan deze handhavingsstrategie. Voordat een handhavingsarrangement in werking kan treden dient er afstemming en draagvlak worden gecreëerd met alle betrokken partijen in het samenwerkingsverband.
Beleid ontwikkelen In de stad Meppel bevinden zich twee coffeeshops. De landelijke overheid stelt verplicht dat er beleid wordt ontwikkeld om deze inrichtingen aan voorwaarden te laten voldoen. Het lokale coffeeshopbeleid wordt ontwikkeld door de gemeente Meppel. Dit beleid dient periodiek te worden geactualiseerd. Het huidige coffeeshopbeleid van de gemeente Meppel dateert uit 2007. Gezien de wetswijzigingen in de landelijke wetgeving is er de noodzaak om het beleid in de gemeente Meppel te actualiseren. Dit afstudeeronderzoek zal zich toespitsen op het ontwerpproces en de voorwaarden voor goed overheidsbeleid. Het coffeeshopbeleid en het bijbehorende handhavingsarrangement wordt ontwikkeld voor de situatie in de gemeente Meppel. Het coffeeshopbeleid wordt als beroepsproduct gepresenteerd.
Gemeente Meppel Actualiseren van het coffeeshopbeleid • Yuri Bruggeman
In de gemeente Meppel is de noodzaak ontstaan om het coffeeshopbeleid te actualiseren. Het huidige beleid dateert uit 2007. Overheidsbeleid dient periodiek te worden geactualiseerd. Tevens zijn er wijzigingen opgetreden in de Opiumwet. Onder andere is het ingezetenen-criterium hierin toegevoegd. Om daadkrachtig te kunnen optreden moet dit criterium in het lokale coffeeshopbeleid worden opgenomen. In het coffeeshopbeleid wordt een handhavingsarrangement opgenomen. Hierin worden de afspraken met de betrokken partijen vastgelegd. Er zijn voorwaarden verbonden aan overheidsbeleid. Deze voorwaarden worden in het onderzoek omschreven.
In de bestudeerde literatuur zijn onderzoeken aanwezig waar de voorwaarden voor goed overheidsbeleid centraal staan. Samenwerken en het creëren van draagvlak bij betrokken partners is een belangrijke voorwaarde van overheidsbeleid. Politie en gemeenten zijn verantwoordelijk voor de lokale veiligheidszorg. Gemeenten zorgen voor het schrijven van het lokale beleid. Beide organisaties beschikken over de juiste middelen om uitvoering te geven aan deze taken. In de samenwerkingsverbanden dient één partij de regie te nemen. De gemeente heeft de regie met betrekking tot het lokale coffeeshopbeleid. De grote lijnen van dit zogenaamde gedoogbeleid zijn uitgezet door de centrale overheid. Gemeenten moeten hier in het lokale beleid invulling aan geven. De wijze waarop de resultaten tot stand komen moeten worden overlegd met alle betrokken partijen.
Wetswijzigingen De landelijke wetgeving ondergaat voortdurend veranderingen op het gebied van de Opiumwet. Er wordt door de landelijke politiek op nationale problemen gereageerd met wetswijzigingen. Deze wijzigingen dienen terug te komen in het lokale coffeeshopbeleid. Op basis van deze informatie worden wijzigingen opgenomen en advies uitgebracht. Tussen 2007 en heden zijn er een aantal wetswijzigingen van kracht geworden. Dit vraagt om aandacht van de gemeente. De gemeente Meppel moet het coffeeshopbeleid actualiseren en de afspraken met alle partijen in het samenwerkingsverband herzien. Het coffeeshopbeleid heeft de volgende doelstelling: “Het coffeeshopbeleid in de gemeente Meppel is adequaat om het gebruik van ‘middelen lijst II’ van de Opiumwet in de gemeente Meppel zo effectief mogelijk te kunnen reguleren en handhaven om de gezondheidsrisico’s van het gebruik van ‘middelen lijst II’ van de Opiumwet minimaal te houden en de openbare orde en veiligheid te kunnen waarborgen.
Handhavingsarrangement Het handhavingsarrangement is onderdeel van het coffeeshopbeleid. Dit arrangement dient als richtlijn voor handhavingsstrategie. Door het toevoegen van sancties voor over-
82
Afstudeerprojecten 2015
83
Enschede M.H. Tromplaan 28 Postbus 70.000 7500 KB Enschede Tel. 053 - 487 11 11
Deventer Handelskade 75 Postbus 70.000 7500 KB Enschede Tel. 0570 - 603 663
Apeldoorn Kerklaan 21 Postbus 10.120 7301 GC Apeldoorn Tel. 0570 - 603 663
saxion.nl