Adviesrecht van het slachtoffer Een onderzoek naar de gevolgen van de uitbreiding van het spreekrecht en eventuele aanpassingen of alternatieven van het wetsvoorstel adviesrecht die deze consequenties kunnen mitigeren.
Bart Tip 649671 Tilburg University, augustus 2014 Afstudeerscriptie master Nederlands recht: accent strafrecht In het openbaar te verdedigen ten overstaan van de examencommissie van de faculteit rechtswetenschappen aan de universiteit van Tilburg Dr. Mr. A.L.M. de Brouwer Mr. Drs. B. Van der Vorm
1
Inhoudsopgave Voorwoord
5
1. Inleiding
6
1.1 Probleemstelling
6
1.2 Onderzoeksvraag
6
1.3 Opbouw van het onderzoek
6
1.4 Onderzoeksmethoden
7
1.5 Beperkingen van het onderzoek
8
2. Hoe hebben de rechten van het slachtoffer in het strafproces zich ontwikkeld?
8
2.1 Ontwikkeling van de positie van het slachtoffer in het strafprocesrecht
9
2.2 Het spreekrecht
11
2.2.1 De inhoud van het spreekrecht
12
2.2.2 Doelstellingen spreekrecht
13
2.3 Kritiek op het spreekrecht
14
2.3.1 De gevolgen voor de positie van de verdachte
15
2.3.2 De bijdrage van het spreekrecht aan het welzijn van slachtoffers
15
2.3.3 Bevorderen herstel van emotionele schade slachtoffer: functie van het strafrecht?
15
2.3.4 Overige kritiekpunten?
16
2.4 Het spreekrecht in de praktijk 2.4.1 Kenmerken van de sprekers
16
2.4.2 De therapeutische werking
17
2.4.3 De secundaire victimisatie
18
2.4.4 Geen vertraging of emotionalisering
18
2.5 Conclusie 3. Het wetsvoorstel adviesrecht
19 19
3.1 De aanleiding van het wetsvoorstel adviesrecht
19
3.2 De inhoud van het wetsvoorstel adviesrecht
20
3.2.1 De beoogde wettelijke wijzigingen in het strafprocesrecht 3.3 Conclusie 4. Wat zijn de gevolgen van het adviesrecht voor het strafproces? 4.1 De gevolgen voor het slachtoffer
16
20 22 23 23 2
4.1.1 De voordelen
24
4.1.2 De nadelen
26
4.1.2.1 Secundaire victimisatie
26
4.1.2.2 Juridisering slachtofferrol
28
4.1.2.3 Slachtoffer verliest bescherming Openbaar Ministerie: drie-partijenproces? 4.1.2.4 Volwaardig advies door het slachtoffer
29 29
4.1.2.5 Het adviesrecht ten opzichte van huidige middelen voor het slachtoffer 4.1.2.6 Merkwaardigheden t.a.v. verhoor slachtoffer als getuige 4.1.3 Tussenconclusie: afweging van de voor- en de nadelen 4.2 De gevolgen voor de verdachte/verdediging
30 31 32 33
4.2.1 Actievere rol van de verdediging
33
4.2.2 Veronderstellingen met betrekking tot de actievere rol
33
4.2.3 Drie-partijenproces
34
4.2.4 Ongelijkheid
35
4.2.5 Het ‘vermoedelijk’ slachtoffer
36
4.2.6 Tussenconclusie
36
4.3 De gevolgen voor het Openbaar Ministerie
37
4.3.1 Afzwakking uitoefening van de zorgfunctie
37
4.3.2 Het adviesrecht als een prikkel voor de officier van justitie
38
4.3.3 Tussenconclusie
38
4.4 De gevolgen voor de rechtspraak
39
4.4.1 Aantasting gezag rechterlijke macht
39
4.4.2 Vertraging strafrechtspleging en verhoging werklast
39
4.4.3 Kosten
40
4.4.4 Tussenconclusie
40
4.5 Conclusie
40
5. Hoe is de procespositie van het slachtoffer in andere landen geregeld met betrekking tot een adviesrecht? 5.1 Duitsland
41 41
5.1.1 Het slachtoffer als Privatkläger en als Nebenkläger
41
5.1.2 Evaluatie Nebenklage
43
5.1.3 Tussenconclusie
45 3
5.2 België
45
5.2.1 Drie slachtofferstatuten
45
5.2.2 De sterke rechtspositie
47
5.2.3 Tussenconclusie
48
5.3 Conclusie 6. Aanpassingen of alternatieven met betrekking tot het wetsvoorstel 6.1 Een gewenste uitbreiding van het spreekrecht? 6.1.1 De doelen van het straf(proces)recht 6.2 Aanpassingen aan het wetsvoorstel 6.2.1 Aanbevelingen met betrekking tot het wetsvoorstel 7. Conclusie
48 49 49 50 51 51 52
7.1 De voordelen
53
7.2 De nadelen
53
7.3 Het slotpleidooi van het slachtoffer
54
Literatuurlijst
56
Lijst van afkortingen
64
4
Voorwoord Voor u ligt mijn afstudeerscriptie ter afronding van de studie rechtsgeleerdheid aan Tilburg University. Al in een vroege fase van mijn studie werd interesse gewekt voor het strafrecht, mede ingegeven door de periodes die ik mee mocht lopen met strafrechtadvocaat mr. Ton van den Biezenbosch. Om deze reden koos ik twee jaar geleden het strafrecht als hoofdrichting van mijn masterfase. De aanvankelijke zoektocht om een scriptieonderwerp te vinden kwam ten einde, zodra ik van het wetsvoorstel adviesrecht kennis nam. Dit onderwerp wekte direct mijn nieuwsgierigheid. Vooral de verscheidenheid aan meningen omtrent het onderwerp trok mij erg aan. Het werd gedurende het schrijven van de scriptie een aangename bezigheid nog meer mogelijke gevolgen van het wetsvoorstel te ontdekken. Na een intensieve, soms zware, maar leerzame periode wil ik u met trots mijn scriptie presenteren.
Tot slot wil ik graag een aantal mensen bedanken. Ten eerste mijn ouders, voor alle steun en het vertrouwen dat zij gedurende mijn gehele studietijd in mij hebben gehad. Daarnaast wil ik mijn begeleidster, mevrouw de Brouwer, bedanken voor haar feedback en ondersteuning. Tevens wil ik graag mijn vader, opa en de heer Jan van der Put bedanken voor de laatste controle van mijn scriptie. Tot slot grote dank aan mijn vriendin Aimee voor haar steun en geduld tijdens het schrijven van deze scriptie. Bart Tip Eindhoven, 02-09-2014.
5
1. Inleiding 1.1 Probleemstelling Begin 2014 is er door staatssecretaris Fred Teeven van Veiligheid en Justitie een nieuw wetsvoorstel ingediend, te weten het voorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter aanvulling van het spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden (hierna: wetsvoorstel adviesrecht). De intentie is om het bestaande spreekrecht aan te vullen met een adviesrecht. Momenteel mogen spreekgerechtigden slechts praten over de gevolgen die het misdrijf bij hen teweeg heeft gebracht. Het adviesrecht moet slachtoffers en overige spreekgerechtigden echter de mogelijkheid geven ter terechtzitting uitspraken te doen met betrekking tot de vragen van art. 350 Sv. Het gaat dan om uitspraken inzake de bewijsmiddelen en de feiten, de schuld van de verdachte en de strafhoogte. Hoewel het in het licht van de emancipatie van het slachtoffer als een enorme stap vooruit kan worden gezien, is het wetsvoorstel ook onderhevig aan de nodige kritiek. De heftige discussies en meningsverschillen zijn echter geen verrassing gezien de mogelijke positieve dan wel negatieve effecten op het strafproces. Maar wat zijn dan precies de gevolgen van het wetsvoorstel adviesrecht en zijn deze overwegend positief of negatief? Vervult het beoogde adviesrecht inderdaad eventuele wensen van slachtoffers in de praktijk of is er wellicht doorgeschoten in de emancipatie van het slachtoffer? 1.2 Onderzoeksvraag Bovenstaande kwesties hebben de volgende vraag doen rijzen: “Wat zijn de gevolgen van de uitbreiding van het spreekrecht door middel van het wetsvoorstel adviesrecht op het huidige strafproces en wat zijn mogelijke alternatieven of aanpassingen die eventuele consequenties kunnen mitigeren?” 1.3 Opbouw van het onderzoek Ter beantwoording van de onderzoeksvraag is het van belang eerst de juiste achtergrondkennis te hebben met betrekking tot de emancipatie van het slachtoffer. De ontwikkeling van de slachtofferrechten komt daarom aan bod in het eerstvolgende hoofdstuk. Centraal hierin staat het spreekrecht, aangezien uitbreiding daarvan aanleiding is geweest tot het wetsvoorstel adviesrecht. In hoofdstuk drie zal het wetsvoorstel besproken worden. Ingegaan wordt op de aanleiding van het wetsvoorstel en de voorgestelde wettelijke wijzigingen. Alleen dan wanneer de veranderingen in het strafprocesrecht door het wetsvoorstel duidelijk zijn, is het mogelijk mijzelf te buigen
6
over de voor- en nadelen. In hoofdstuk vier zal ik de gevolgen van het wetsvoorstel onderzoeken. De voor- en nadelen voor de verschillende procesdeelnemers komen aan bod, alvorens deze beoordeeld en tegen elkaar afgewogen worden. In hoofdstuk vijf wordt rechtsvergelijkend onderzoek gedaan naar een eventueel adviesrecht in Duitsland en België. Wanneer uit de vorige deelvraag zou blijken dat het wetsvoorstel vooral negatieve gevolgen heeft voor het Nederlandse strafproces, is het voor beantwoording van het tweede deel van de onderzoeksvraag namelijk van belang te onderzoeken wat mogelijke alternatieven of aanpassingen zijn voor het voorgestelde adviesrecht. Onderzocht wordt hoe een adviesrecht van het slachtoffer in Duitsland en België is vormgegeven en wat mogelijke voordelen daarvan zouden kunnen zijn voor het Nederlandse strafprocesstelsel. In hoofdstuk zes zal met behulp van onder andere de gegevens uit hoofdstuk vijf onderzocht worden of aanpassing van het wetsvoorstel adviesrecht wenselijk is en wat de eventuele aanpassingen of alternatieven zouden kunnen zijn. Hierbij wordt ook gekeken naar de doelen van het straf(proces)recht in verhouding tot het adviesrecht: welke aanpassingen aan het wetsvoorstel of het strafproces zijn nodig om deze doelen te bewerkstelligen? Hoofdstuk zeven is tenslotte een concluderend hoofdstuk. Gegevens en conclusies uit de voorgaande hoofdstukken zullen worden gebruikt om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. 1.4 Onderzoeksmethoden Ter beantwoording van de vraag naar de ontwikkeling van de emancipatie van het slachtoffer, waaronder met name het tot stand komen van het spreekrecht, is literatuuronderzoek verricht. Daarnaast is empirisch materiaal1 gebruikt om het huidige spreekrecht te kunnen beoordelen; denk hierbij aan eventuele kritiek op het spreekrecht en de werking in de praktijk. De inhoud van het wetsvoorstel en de toelichting hier op wordt besproken door middel van literatuurstudie. Het wetsvoorstel zelf is hierbij van groot belang. Onderzoek naar de gevolgen van het wetsvoorstel gebeurt ook door middel van literatuurstudie. De voor- en nadelen komen voornamelijk voort uit recente artikelen, rapporten en adviezen. Daarnaast heb ik ter gelegenheid van dit onderzoek een symposium2 bezocht, waar voor- en nadelen aan ontleend zijn. In hoofdstuk vijf vindt rechtsvergelijkend onderzoek naar Duitsland en België plaats. Er is gekozen voor deze 1
Belangrijk hierbij is het onderzoek van Lens e.a. 2010 waarin het huidige spreekrecht in Nederland is onderzocht. 2 Symposium: ‘Het slachtoffer aan het woord: spreekrecht of adviesrecht’, Groningen, 7 april 2014.
7
twee landen omdat zij buurlanden zijn van Nederland en zij een soortgelijk rechtssysteem hebben. Daarnaast heeft het slachtoffer in deze beide landen een sterke positie toebedeeld gekregen, maar op twee verschillende wijzen. Dit zal later in het onderzoek verduidelijkt worden. Hoofdstuk zes zal vervolgens ingaan op dit rechtsvergelijkend onderzoek en ook hier is tenslotte literatuurstudie verricht bij het zoeken naar eventuele aanpassingen of alternatieven. 1.5 Beperkingen onderzoek In het oorspronkelijke conceptwetsvoorstel adviesrecht werd naast het adviesrecht ook de invoering van een tweefasenproces voorgesteld. Hoewel in het wetsvoorstel besloten is van het tweefasenproces af te zien, is het nog steeds onderwerp van discussie. Centraal in deze discussie staat of het tweefasenproces een noodzakelijke voorwaarde is voor verruiming van het spreekrecht voor slachtoffers.3 Dit onderzoek beperkt zich echter tot de discussies omtrent het adviesrecht zelf. Dit in verband met de beperkte omvang van het onderzoek en de afwijzing van het tweefasenproces in het huidige wetsvoorstel. Tevens beperkt het rechtsvergelijkend onderzoek zich tot Duitsland en België, eveneens vanwege de beperkingen in de omvang van het onderzoek. Indirect is door middel van bestudering van algemene onderzoeken met meerdere landen wel gekeken naar andere landen4, maar slechts Duitsland en België zijn daadwerkelijk zelf onderzocht. 2. Hoe hebben de rechten van het slachtoffer in het strafprocesrecht zich ontwikkeld? Gezien de huidige stand van zaken en de aanhoudende en zelfs nog groeiende aandacht voor slachtofferrechten wordt het steeds moeilijker in te beelden dat deze aandacht lang niet altijd vanzelfsprekend is geweest. Sterker nog, de versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces betreft een ontwikkeling die pas vrij recent in gang is gezet. Om onderzoek te kunnen doen naar de wenselijkheid van het adviesrecht is het noodzakelijk goed inzicht te hebben in de huidige rechten van het slachtoffer in het strafproces en de ontwikkeling hiervan. In dit hoofdstuk wordt daarom de ontwikkeling van deze slachtofferrechten besproken. Hierbij wordt vooral ingaan op het spreekrecht, aangezien uitbreiding hiervan de aanleiding is tot het wetsvoorstel adviesrecht voor slachtoffers. 3 4
MvT Wetsvoorstel adviesrecht, p. 14. Zie bijvoorbeeld MvT Wetsvoorstel adviesrecht, Lens e.a. 2010 en Keulen e.a. 2013.
8
2.1 Ontwikkeling van de positie van het slachtoffer in het strafprocesrecht Het strafproces heeft in de loop der eeuwen verscheidene vormen aangenomen. Zo werd bij de Germanen door het volk een voorstel tot uitspraak gedaan aan de stamvergadering. De eigenlijke rechtsprekende bevoegdheid berustte derhalve bij het volk en de stamvergadering sprak vervolgens slechts goed- of afkeuring uit.5 In de latere Frankische periode werd de stamvergadering vervangen door een territoriale rechterlijke organisatie. Het aanklagen en de vervolging had een publiek karakter en vond plaats in naam van de koning.6 Na het uiteenvallen van het Frankische rijk werd de rechtspleging opnieuw een grotendeels private aangelegenheid.7 De vergelding van het delict lag in handen van het slachtoffer. Hij diende er zelf voor te zorgen dat de dader werd vervolgd, berecht en bestraft.8 Vanaf de Late Middeleeuwen kreeg de strafrechtspleging weer steeds meer een publiek karakter.9 Omstreeks de zeventiende eeuw ontstond het klassieke strafproces. Indien de gedupeerde werd aangemerkt als slachtoffer, werd hij voortaan uitgesloten als procespartij. Doordat het slachtoffer per definitie geen procedures meer voer, behoefde hij ook geen rechten te genieten.10 Tot ongeveer medio jaren tachtig van de vorige eeuw beperkte de rol van het slachtoffer zich slechts tot aangever en getuige.11 Het slachtoffer diende ter ondersteuning van de overheid, een zelfstandige rol in het strafproces was hierbij niet weggelegd.12 De verklaring hiervoor ligt in het feit dat een misdrijf voornamelijk werd gezien als aantasting van de publieke rechtsorde13 en niet zozeer als schending van de rechten en belangen van het slachtoffer.14 Het strafrecht was traditioneel gezien een aangelegenheid tussen de overheid en de verdachte van een misdrijf.15 Voorop stond de waarheidsvinding, het vaststellen van de schuld van de verdachte en het opleggen van een passende straf.16 De regels in het strafprocesrecht stonden daarom in het teken van een eerlijke procedure
5
Broers 2012, p. 45. Broers 2012, p. 45-47. 7 Broers 2012, p. 48. 8 Broers 2012, p. 53. 9 Broers 2012, p. 53. 10 Van Dijk 2009, p. 71. 11 Groenhuijsen 2008, p. 121. 12 Groenhuijsen 2008, p. 121. 13 Een misdrijf is namelijk traditioneel gezien een vervulling van een wettelijke delictsomschrijving door een persoon/meerdere personen, waardoor het de taak van de overheid is deze persoon of personen op te sporen, te vervolgen en te berechten. 14 Reynaers 2006, p. 462; Van der Aa & Groenhuijsen 2012, p. 603. 15 Groenhuijsen 2008, p. 121. 16 Groenhuijsen 2008, p. 122. 6
9
tussen de verdachte en de oppermachtige overheid.17 Ruimte voor de financiële en emotionele gevolgen voor het slachtoffer waren er derhalve niet, hiervoor bestond namelijk het privaatrecht. Het slachtoffer kon zijn schade verhalen via een civiele procedure.18 Vanaf halverwege jaren tachtig kwam hier verandering in. Hoewel een delict nog steeds als een inbreuk op de publieke rechtsorde werd gezien, is het zwaartepunt in de loop der jaren verlegd. Tegenwoordig staat de inbreuk op de rechten en belangen van het slachtoffer meer centraal en deze worden derhalve ook meegewogen bij de opsporing, vervolging en berechting.19 De toegenomen aandacht voor het slachtoffer is het gevolg van enkele sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen.20 Denk bijvoorbeeld aan de toegenomen mondigheid van de burgers tegenover de overheid21, de vrouwenbeweging22 en de druk van internationale regelgeving23, maar ook aan de reeks terroristische aanslagen met een politiek motief24 en de stijging van de criminaliteit. Deze stijging had meer slachtoffers tot gevolg, waaronder ook mensen werkzaam in het strafrechtelijke systeem. Hierdoor ondervonden zij aan den lijve de slechte positie die het slachtoffer in het strafproces kan aannemen, waardoor het besef kwam dat deze situatie veranderd moest worden.25 De emancipatie van het slachtoffer26 is tot uitdrukking gekomen in een aantal ontwikkelingen. In 1987 zijn de zogenaamde richtlijnen-Vaillant ingevoerd. Deze richtlijnen bevatten aanwijzingen voor politie en het Openbaar Ministerie omtrent de wijze waarop zij met het slachtoffer dienen om te gaan; slachtoffers dienen voortaan met begrip en respect te worden bejegend.27 In 1992 werd vervolgens de wet-Terwee ingevoerd.28 Deze wet had een verruiming van de voegingsprocedure tot gevolg en creëerde een nieuwe strafrechtelijke sanctie29, namelijk de schadevergoedingsmaatregel.30 17
Groenhuijsen 2008, p. 122. Groenhuijsen 2008, p. 122. 19 Groenhuijsen 1996, p. 1527-1537. 20 Van der Aa & Groenhuijsen 2012, p. 603; Groenhuijsen 2008, p. 122; Kool & Moerings 2001, p. 4. 21 Van der Aa & Groenhuijsen 2012, p. 603; Groenhuijsen 2008, p. 122; Kool en Moerings 2001, p.4. 22 Zie Groenhuijsen 2008, p. 122: door de vrouwenbeweging kwam er aandacht voor slachtoffers van zedendelicten. Dit opende echter ook de ogen van slachtoffers van ander soort delicten, die in een zelfde soort positie zaten als de slachtoffers van zedendelicten. 23 Van der Aa & Groenhuijsen 2012, p. 603 24 Zie Groenhuijsen 2008, p. 122 waar enkele voorbeelden van deze aanslagen worden genoemd, zoals de treinkaping bij Wijster, de bezetting van de Franse ambassade in Den Haag en de bezetting van de kleuterschool in Boven Smilde. 25 Groenhuijsen 2008, p. 122. 26 Kooijmans 2011, p. 38. 27 Groenhuijsen & Kooijmans 2010, p. 438. 28 Wet van 23 december 1992, Stb. 1993, 29. 29 Kooijmans 2011, p. 38; Groenhuijsen & Kooijmans 2010, p. 438-439. 30 Art. 36f Sr. 18
10
Hiermee werden de mogelijkheden van het slachtoffer om schadevergoeding binnen het strafproces te vorderen aanzienlijk verbeterd.31 De wet had een grote (symbolische) bijdrage aan de versterking van de positie van het slachtoffer, omdat voor het eerst een aparte afdeling in het Wetboek van Strafvordering werd opgenomen waarin de ‘benadeelde partij’ als volwaardig deelnemer aan het strafproces werd erkend.32 Daarnaast had vooral deze wet de verlegging van het eerder genoemde zwaartepunt tot gevolg. In de parlementaire geschiedenis van de wet-Terwee is namelijk benadrukt dat een misdrijf niet alleen als inbreuk op de publieke rechtsorde en als schending van het algemeen belang kan worden gezien. Het is daarnaast ook een duidelijke inbreuk op de rechten en belangen van het slachtoffer, waar rekening mee dient te worden gehouden in de behandeling van het misdrijf.33 De volgende grote stap vooruit kwam in 2004, toen de schriftelijke slachtofferverklaring werd ingevoerd. Slachtoffers van ernstige delicten kunnen voortaan schriftelijk een verklaring indienen waarin zij de gevolgen van het misdrijf voor hen beschrijven.34 In 2005 werd voor deze groep slachtoffers vervolgens het spreekrecht ingevoerd; het recht om ter terechtzitting te spreken over de gevolgen van het misdrijf.35 Het spreekrecht komt uitgebreid aan bod in de volgende paragraaf. Tot slot is in 2011 het slachtoffer als zodanig voor het eerst erkend als deelnemer in het strafproces door de Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces (hierna: Wet versterking positie slachtoffers).36 Voortaan brengt de hoedanigheid van slachtoffer eigen rechten37 en correcte bejegening38 met zich mee. De omschrijving van het slachtoffer als ‘de vergeten persoon’ zal, in vergelijking met dertig jaar geleden, in het huidige tijdsbeeld niet meer volstaan.39 2.2 Het spreekrecht In 2005 is het voor slachtoffers van ernstige delicten mogelijk geworden tijdens de terechtzitting te spreken over de gevolgen van het misdrijf.40 Dit wordt ook wel het 31
Slachtofferhulp Nederland 2011, Inleiding. Groenhuijsen 2008, p. 122. 33 Kooijmans 2011, p. 38; Kamerstukken II 1989/90, 21345, 4, p. 6; Groenhuijsen & Kooijmans 2010, p. 439. 34 Slachtofferhulp Nederland 2011, Inleiding. 35 Wet van 21 juli 2004, Stb. 382, in werking treding op 1 januari 2005. 36 Wet van 17 december 2009, Stb. 2010, in werking treding op 1 januari 2011. 37 Bijvoorbeeld het recht op inzage van processtukken, het recht op informatie, het recht op bijstand. Zie art. 51a t/m art. 51h Sv. 38 Zie hiervoor art. 51a lid 2 Sv en art. 288a lid 2 Rv. 39 Lens e.a. 2010, p. 7, Van der Aa & Groenhuijsen 2012, p. 1. 40 Corstens 2008, p. 86; Mevis 2009, p. 474; Slachtofferhulp Nederland 2011, Inleiding. 32
11
spreekrecht genoemd. Het spreekrecht is, samen met de schriftelijke slachtofferverklaring, van groot belang geweest voor de slachtofferemancipatie. Het slachtoffer kreeg eindelijk een stem in de strafzaak.41 Het spreekrecht is echter niet zonder slag of stoot ingevoerd. In deze paragraaf wordt de inhoud van het spreekrecht besproken, de kritiek op het spreekrecht behandeld en onderzocht of het spreekrecht in de praktijk doel treft. 2.2.1 De inhoud van het spreekrecht Het spreekrecht is, sinds de invoering van de Wet versterking positie slachtoffers, geregeld in art. 51e Sv.42 Op grond van het eerste lid kan het slachtoffer of een nabestaande op de terechtzitting een verklaring afleggen over de gevolgen die het misdrijf bij hem of haar teweeg hebben gebracht. Het gaat hier echter alleen over de consequenties van het delict, het slachtoffer mag geen uitspraken doen met betrekking tot de bewijsmiddelen, de schuld van de verdachte en de op te leggen straf.43 Er is derhalve slechts sprake van een zogenaamd ‘victim impact statement’ (VIS)44, zoals vaak voorkomend in bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Australië. Het spreekrecht kan uitgeoefend worden in de gevallen van art. 51e lid 1 Sv: indien het tenlastegelegde feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, dan wel één van de specifiek in dit lid opgesomde misdrijven waarbij te verwachten is dat er een concreet slachtoffer is.45 In 2012 is de uitoefening van het spreekrecht, onder andere naar aanleiding van het strafproces tegen Robert M.46, verruimd door de Wet uitbreiding spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces.47 Voorheen mocht slechts één nabestaande het spreekrecht uitoefenen, sinds de inwerkingtreding van de wet mogen naast de (voormalige) partner van het overleden slachtoffer maximaal drie nabestaanden het spreekrecht uitoefenen. Daarnaast is de kring van spreekgerechtigden verruimd tot de nabestaanden in de rechte lijn en in de zijlijn tot in de vierde graad.48 Dit betekent dat naast broers en zussen, ook grootouders, kleinkinderen, neven, nichten, ooms en tantes ter terechtzitting over de gevolgen kunnen 41
Slachtofferhulp Nederland 2011, p. 1. Het spreekrecht was voorheen neergelegd in art. 302 Sv. 43 Groenhuijsen & Kooijmans 2010, p. 440; Corstens 2008, p. 616; Mevis 2009, p. 474. 44 Corstens 2008, p. 616. 45 Mevis 2009, p. 474. 46 Robert M. was hoofdverdachte in de grote Amsterdamse zedenzaak. De slachtoffers in deze zaak waren te jong om zelf het spreekrecht uit te oefenen, maar de ouders hadden geen wettelijke bevoegdheid dit voor hen te doen. De rechters besloten de ouders echter toch spreekrecht te geven. 47 Wet van 12 juli 2012, Stb. 2012, 345, in werking treding op 1 september 2012. 48 Zie art. 51e lid 4 Sv. 42
12
praten.49 Daarnaast zijn ouders of voogden bij minderjarigen jonger dan 12 jaar gerechtigd tot spreken op grond van art. 51e lid 6 Sv. Tot slot kan het spreekrecht door middel van een machtiging ook worden uitgeoefend namens het slachtoffer, die zelf als gevolg van het misdrijf hiertoe fysiek of geestelijk feitelijk niet bij machte is. Zie hiervoor art. 51e lid 7 Sv. Het slachtoffer of de nabestaande heeft als spreekgerechtigde een eigenstandige wettelijke positie. Dit betekent dat hij niet de status heeft van getuige en dus niet als een getuige kan worden ondervraagd.50 Reden hiervoor ligt in het feit dat optreden als getuige blootstelling aan het ondervragingsrecht van het Openbaar Ministerie en de verdediging tot gevolg heeft, hetgeen mogelijk nadelige gevolgen voor het slachtoffer of de nabestaande zou hebben.51 Wel is het voor de verdachte toegestaan iets terug te zeggen en mag hij het slachtoffer zelfs vragen stellen op grond van art. 302 lid 1 Sv.52 Om het slachtoffer te beschermen worden deze vragen door tussenkomst van de voorzitter gesteld.53 Het slachtoffer wordt echter niet beëdigd en hoeft niet te reageren op de vragen. Andersom hoeft de rechter ook geen rekening te houden met de mededelingen van het slachtoffer en hoeft daarop niet te reageren in het vonnis.54 Tot slot zou de spreker wel als getuige opgeroepen kunnen worden, bijvoorbeeld in het geval dat zijn verklaring betwist wordt55, hij (nieuwe) informatie over de feiten naar voren brengt, of de grenzen van zijn spreekrecht te buiten gaat.56 2.2.2 Doelstellingen spreekrecht Uit de Memorie van Toelichting57 blijkt dat er vier doelen aan het spreekrecht verbonden zijn.58 Het spreekrecht heeft in de eerste plaats een informerende functie; de rechter kan direct van het slachtoffer vernemen wat de consequenties van het misdrijf voor hem zijn en hier rekening mee houden bij zijn beslissing.59 Ten tweede draagt het bij aan de speciale preventie. Door de verdachte te confronteren met het slachtoffer en de gevolgen van zijn daad bij het slachtoffer, kan recidive voorkomen worden. Als derde doel van het 49
Slachtofferhulp Nederland 2011, p. 2. Kamerstukken II, 2001/02, 27632, 5, p. 9; Corstens 2008, p. 87; Fernhout & Spronken 2005, p. 150. 51 Kamerstukken II, 2001/02, 27632, 5, p. 9. 52 Mevis 2009, p. 480: dit recht zou hem nimmer ontzegd kunnen worden, aangezien de strafprocedure is gericht op een eerlijke berechting van de verdachte. 53 Mevis 2009, p. 475. 54 MvT Wetsvoorstel Adviesrecht, p. 16. 55 Corstens 2008, p. 87. 56 Slachtofferhulp Nederland 2008, p. 17. 57 Wet van 21 juli 2004, Stb. 382, in werking treding op 1 januari 2005, Memorie van Toelichting. 58 Kamerstukken II, 2001/02, 27632, 5, p. 5-6; Lens e.a. 2010, p. 8; Pemberton 2005, p. 36. 59 Lens e.a. 2010, p. 8. 50
13
spreekrecht wordt de algemene preventie genoemd. De zichtbaarheid van het slachtoffer wordt vergroot en dit heeft daardoor een preventieve werking. Dit moet een bijdrage leveren aan het vertrouwen in de rechtsstaat. Het belangrijkste doel van het spreekrecht is echter dat het dient als een bijdrage aan het herstel van emotionele schade van het slachtoffer, veroorzaakt door het delict.60 Dit doel is dus als enige doel direct gericht op de belangen van het slachtoffer. Het spreekrecht zou hen erkenning van de situatie opleveren en het gevoel geven serieus genomen te worden. In de Memorie van Toelichting staat deze bijdrage nader beschreven61. 2.3 Kritiek op het spreekrecht Het strafrecht is van oudsher een aangelegenheid tussen de overheid en de verdachte van een misdrijf. Ter terechtzitting staat nog niet vast of de verdachte het ten laste gelegde misdrijf ook daadwerkelijk begaan heeft.62 In dit licht bezien is het niet merkwaardig dat de participatie van het slachtoffer in het strafproces door middel van het spreekrecht onderdeel van discussie is (geweest); het slachtoffer is namelijk nog geen vastgesteld slachtoffer.63 Er zijn drie belangrijke discussiepunten.64 Ten eerste wordt betwist of een sterkere positie van het slachtoffer ten koste zou gaan van de positie van de verdachte. Ten tweede is het de vraag in hoeverre de participatie van het slachtoffer daadwerkelijk bijdraagt aan het welzijn van het slachtoffer. Derde punt van discussie is of het bevorderen van het welzijn van het slachtoffer wel een doel van het strafrecht is. Met andere woorden: zijn ‘therapeutische’ doeleinden wenselijk in het strafrecht? Deze punten 60
Zie in dit kader ook Mevis 2009, p. 480. Kamerstukken II, 2001/02, 27632, 5, p. 5-6: “De mondelinge verklaring van het slachtoffer of diens nabestaande kan bijdragen aan het begin van herstel van de emotionele schade, die bij het slachtoffer of diens nabestaanden is aangericht. In het openbaar een verklaring afleggen kan sommige van hen helpen de gevolgen van het misdrijf geheel of gedeeltelijk te verwerken. Ouders van een vermoord kind hebben bijvoorbeeld aangegeven dat zij het belangrijk vinden in het openbaar over hun kind te spreken en over hoe hun leven na het misdrijf is veranderd. Door te verschijnen op de openbare terechtzitting en het woord te mogen voeren voelen zij zich serieus genomen. Zij ervaren het spreekrecht als een erkenning van de situatie, waarin zij onvrijwillig als gevolg van het misdrijf terecht zijn gekomen, wanneer zij de rechter en de andere procesdeelnemers kunnen informeren over de gevolgen van het misdrijf in hun leven.”. 62 Mevis 2009, p. 481. 63 Veraart 2005, p. 249. Er is echter veel kritiek op het ‘vermoedelijke slachtoffer’. Uit de onschuldpresumptie van de verdachte zou niet moeten volgen dat het slachtoffer nog geen vastgesteld slachtoffer is. Zie Groenhuijsen & Letschert 2012, p. 148 en Brienen & Hoegen 2000, p. 30: “... if the presumption of being a ‘non-victim’ is being used, it does not advance the interests of the victim. On the contrary, it prevents him from effectively exercising the defence of his rights, and has a definite detrimental effect on his position in the pre-trial and trial stages. For this very reason, the analogy with the defendant’s status of a ‘non-offender’ until proven otherwise should not be followed with respect to the victim of crime. A person who reports to the authorities and claims to be a victim should be presumed as such until proven otherwise in order to safeguard his legal rights.” 64 Lens e.a. 2010, p. 12. 61
14
worden in de volgende hoofdstukken toegelicht . Deze discussiepunten zijn onderdeel van de Victim Impact Statements (VIS)-discussie, waar het spreekrecht ook onder valt.65 Dit onderzoek beperkt zich echter tot het begrip spreekrecht in plaats van VIS. 2.3.1 De gevolgen voor de positie van de verdachte Een belangrijk punt van kritiek was dat het spreekrecht invloed uit zou kunnen oefenen op de straf van de dader. Wanneer dit daadwerkelijk het geval zou zijn, zou dit kunnen leiden tot hogere straffen en disproportionaliteit.66 Afhankelijk van het verhaal van het slachtoffer zouden in dezelfde gevallen verschillende straffen opgelegd kunnen worden.67 Denk bijvoorbeeld ook aan het geval waarin het slachtoffer beslist van het spreekrecht af te zien. De rechter zou in zo’n geval een lagere straf op kunnen leggen dan in hetzelfde geval waarin het spreekrecht wel benut is. Ook de proportionaliteit kan in het gedrang komen, wanneer het ene slachtoffer vergevingsgezind en het andere sterk vergeldend blijkt te zijn.68 Daarnaast was er kritiek op het feit dat sommige slachtoffers enkel van het spreekrecht gebruik zouden maken omdat dit wellicht de strafmaat zou beïnvloeden69. Dit zou namelijk niet de bedoeling moeten zijn van het spreekrecht. 2.3.2 De bijdrage van het spreekrecht aan het welzijn van slachtoffers. Kort gezegd gaat deze discussie over of het spreekrecht wel of niet bijdraagt aan het welzijn van het slachtoffer.70 Sommige slachtoffers wensen het spreekrecht alleen te gebruiken wanneer ze daarmee invloed kunnen uitoefenen op de strafmaat. Wanneer deze invloed daadwerkelijk uitgeoefend kan worden zal dit een positieve uitwerking hebben op het welzijn van het slachtoffer. In de tegenovergestelde situatie heeft dit logischerwijs een negatieve uitwerking. Critici stellen zichzelf daarom de vraag of het spreekrecht daadwerkelijk een positieve uitwerking heeft op het welzijn van het slachtoffer. 2.3.3 Bevorderen herstel van emotionele schade slachtoffer: functie van het strafrecht? Het spreekrecht komt sterk voort uit de gedachte dat het een begin is voor het herstel van de emotionele schade van het slachtoffer.71 Dit is een therapeutisch doeleinde. Critici 65
Lens e.a. 2010, p. 12. Lens e.a. 2010, p. 12 i.s.m. Buruma 2004. 67 Pemberton 2005, p. 36-37; Lens 2010, p. 12. 68 Pemberton 2005, p. 37. 69 Pemberton 2005, p. 37; Lens e.a. 2010, p. 13. 70 Lens e.a. 2010, p. 15. 71 Kamerstukken II, 2001/02, 27632, 5, p. 5. 66
15
vragen zich af of dit wenselijk is in het strafrecht, het zou niet de functie van het strafrecht zijn om het welzijn van het slachtoffer te bevorderen.72 Het risico zou bestaan dat dergelijke slachtoffergerichte doelen de strafrechtelijke principes overvleugelt.73 Daarnaast zou het spreekrecht juist kunnen leiden tot secundaire victimisatie.74 Zo zou opnieuw traumatisering kunnen ontstaan wanneer de spreker bijvoorbeeld opgeroepen wordt als getuige. 2.3.4 Overige kritiekpunten Naast bovenstaande belangrijkste discussiepunten waren er nog enkele andere punten van kritiek. Zo waren critici bang dat invoering van het spreekrecht zou leiden tot aanzienlijke vertragingen in het strafproces en tot een sterke emotionalisering tijdens de terechtzitting.75 2.4 Het spreekrecht in de praktijk Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (hierna: WODC) heeft in 2010 onderzoek verricht naar het spreekrecht in Nederland.76 Onderstaande gegevens met betrekking tot het spreekrecht in de praktijk zijn allemaal aan dit onderzoek ontleend. 2.4.1 Kenmerken van de sprekers Geschat werd dat het aantal gebruikers van het spreekrecht op jaarbasis rond de 230 tot 260 ligt. De schriftelijke slachtofferverklaring (hierna: SSV) betreft hiervan een veelvoud. Het gaat dus om relatief kleine aantallen. Tevens blijkt uit het onderzoek dat de meeste spreekgerechtigde slachtoffers hier bewust vanaf zien. Motieven hiervoor zijn dat het slachtoffer bang is door emoties overmand te raken, hij angstig is voor een confrontatie met de dader en omdat hij het delict niet ernstig genoeg vindt om de gevolgen kenbaar te 72
Pemberton 2007, p. 37. Lens e.a. 2010, p. 14. 74 Zie Herman 2003, p. 159-160 (via Pemberton 2005, p. 36) voor een omschrijving van het risico op secundaire victimisatie: “Slachtoffers hebben sociale erkenning en steun nodig; de rechtszaal verplicht hen een publieke aanval op hun geloofwaardigheid te ondergaan. Slachtoffers moeten opnieuw een gevoel van macht en controle over hun leven opbouwen; de rechtszaal vraagt hen zich te onderwerpen aan een complexe set van regels en procedures die zij wellicht niet begrijpen en waarover ze geen controle kunnen uitoefenen. Slachtoffers hebben de behoefte om hun verhalen te vertalen op hun eigen wijze, in een setting van hun eigen keuze; de rechtszaal vereist dat ze antwoord geven op een set ja/ nee vragen die elke persoonlijke poging om een betekenisvol en coherent narratief op te bouwen onmogelijk maken. Veel slachtoffers hebben het nodig om specifieke herinneringen aan het trauma te controleren of te beperken; de rechtszaal vereist dat zij de ervaring herbeleven door de directe confrontatie met de dader.”. 75 Groenhuijsen & Kooijmans 2010, p. 440. 76 Lens e.a. 2010. 73
16
maken.77 Wat betreft de kenmerken van de sprekers bleek dat dit vaker vrouwen waren en slachtoffers zonder een betaalde baan. Andere achtergrondkenmerken bleken hierbij niet of nauwelijks van belang. Daarnaast was het delict bij de spreker gemiddeld anderhalf jaar geleden gebeurd. Bij de respondenten die het voornemen hadden gebruik te maken van de SSV was het delict gemiddeld een jaar geleden gebeurd en bij de niet-deelnemers een half jaar. Daarnaast bleken veel van de sprekers en SSV’ers een posttraumatische stressstoornis of ernstige angstklachten te hebben. Ook de visie op het spreekrecht blijkt van belang voor deelname. Slachtoffers die het belangrijk vinden om ‘hun zegje te kunnen doen’ maken gebruik van het spreekrecht; slachtoffers die denken hun emoties niet onder controle te kunnen houden stellen een SSV op. Daarnaast hangt de keuze voor het spreken of het opstellen van een SSV af van wat het slachtoffer het beste middel voor expressie vindt. De belangrijkste reden dat slachtoffers gebruik maken van het spreekrecht is omdat zij graag willen communiceren met de dader en de rechterlijke autoriteit. Daarnaast hopen zij door uitoefening van het spreekrecht de strafmaat te kunnen beïnvloeden. De straf vinden zij vaak te licht en nooit te zwaar. Het verwerken van het delict blijkt maar bij een klein gedeelte de reden tot deelname te zijn. Niet-deelname aan het spreekrecht of de SSV blijkt vooral wanneer het slachtoffer het delict niet ernstig genoeg vindt of wanneer hij of zij vindt dat het spreekrecht niet veel of niets toevoegt aan het proces verbaal. Het communiceren met de dader en de rechterlijke autoriteiten wordt pas van belang geacht wanneer de gevolgen voor het slachtoffer voldoende ernstig zijn. 2.4.2 De therapeutische werking78 Uit het onderzoek bleek dat de afname van emotionele schade, waaronder vooral posttraumatische stressstoornis en ernstige angstklachten, bij de sprekers en SSV’ers niet afwijkt ten opzichte van de niet-deelnemers. Het bleek echter dat deze twee groepen slechts beperkt vergelijkbaar zijn. Niet-deelnemers zijn veelal slachtoffers waarbij het delict gemiddeld zes maanden geleden plaatsvond en die bij de voormeting al grotendeels hersteld waren van hun klachten. Bij de sprekers en SSV’ers was het delict al langer geleden en was het klachtenniveau bij de voormeting hoog. Zij vertoonden symptomen van chronische posttraumatische stressstoornis. Dat het klachtenniveau bij de niet 77 78
Lens e.a. 2010, p. 75. Lens e.a. 2010, p. 100.
17
deelnemers niet verder afnam was dus te verwachten, terwijl de afname van de klachten bij de sprekers en SSV’ers mogelijk toch het gevolg is van de deelname. Of de afname daadwerkelijk kwam door het uitoefenen van het spreekrecht kon echter niet uit het onderzoek opgemaakt worden en is vooralsnog slechts een aanname. 2.4.3 De secundaire victimisatie79 Bij de invoering van het spreekrecht is vaak kritiek geweest op de kans op secundaire victimisatie, bijvoorbeeld wanneer sprekers zouden worden opgeroepen als getuige. Daarnaast zou het spreekrecht therapeutisch gevaarlijk kunnen zijn. Uit het onderzoek van het WODC is echter gebleken dat deze angst ongegrond is. In het onderzoek zijn geen negatieve effecten voor hertraumatisering gevonden en het merendeel van de slachtoffers is erg tevreden over het spreekrecht; ze zouden het zelfs aanraden aan andere slachtoffers. Sprekers vinden dat deelname erkenning oplevert en geeft ze het gevoel serieus te zijn genomen. Daarnaast vinden zij dat het spreken heeft bijgedragen aan het verwerkingsproces, maar zijn zij niet van mening dat angst of boosheid ten opzichte van de dader is afgenomen.80 De bijdrage aan het verwerkingsproces ligt daarom misschien in het feit dat de deelnemers vinden een betere controle over het herstelproces te hebben gekregen en zij meer procedurele rechtvaardigheid ervaren. Het verdient echter opmerking dat slachtoffers niet of nauwelijks worden opgeroepen als getuige.81 De kans op secundaire victimisatie zou wellicht groter zijn indien het slachtoffer vaker als getuige zou worden opgeroepen. 2.4.4 Geen vertraging of emotionalisering Uit empirisch onderzoek van landen die reeds langer van het spreekrecht gebruik maken zou blijken dat dit nauwelijks vertraging tot gevolg heeft.82 Daarnaast zijn Groenhuijsen en Kooijmans van mening dat de rechters in Nederland bijzonder goed in staat zijn met emoties om te gaan.83
79
Lens e.a. 2010, p. 99; Kamerstukken II, 2010/11, 32500 VI, 9, p. 2. N.B.: de afname van angst en boosheid zou ook in een later stadium kunnen optreden, maar dit is niet door het WODC onderzocht. Wellicht zou het spreekrecht meer aan het verwerkingsproces kunnen bijdragen dan momenteel bekend is. Een later onderzoek zou dit uit moeten wijzen. Vgl. Paragraaf 4.1.2.1 met betrekking tot het risico op secundaire victimisatie bij het adviesrecht. 81 Lens e.a. 2010, p. 86. 82 Groenhuijsen & Kooijmans 2010, p. 440. 83 Groenhuijsen & Kooijmans 2010, p. 440. 80
18
2.5 Conclusie De emancipatie van het slachtoffer is de laatste decennia in een stroomversnelling geraakt. Een belangrijke ontwikkeling hierin was de invoering van het spreekrecht. Hoewel dit in eerste instantie aan behoorlijke kritiek onderhevig was, blijken deze bezwaren in de praktijk geen stand te houden. Uit de praktijk is niet gebleken dat het spreekrecht leidt tot vertragingen of emotionalisering in het strafproces. De slachtoffers die gebruik maakten van het spreekrecht bleken hier doorgaans erg tevreden over en vonden deelname zelf een succes. Hoewel de therapeutische waarden van het spreekrecht niet duidelijk uit het onderzoek naar voren kwamen, voelden de slachtoffers zich serieus genomen, erkend en ervoeren zij een significante bijdrage aan hun emotionele verwerkingsproces. Met voorzichtigheid kan daarom gesteld worden dat het spreekrecht zijn doel in de praktijk treft. Uit het onderzoek van het WODC bleek echter ook een leemte in het spreekrecht. Hierover in het volgende hoofdstuk meer. 3. Het wetsvoorstel adviesrecht Eind 2013 kondigde staatssecretaris Fred Teeven van Veiligheid en Justitie aan dat het spreekrecht opnieuw uitgebreid gaat worden. In maart 2014 is vervolgens het wetsvoorstel naar de Raad van State verzonden. In dit hoofdstuk wordt de aanleiding van het wetsvoorstel besproken, gevolgd door een inhoudelijke uiteenzetting. 3.1 De aanleiding van het wetsvoorstel adviesrecht Slachtoffers mogen momenteel op de terechtzitting slechts over de gevolgen van het misdrijf praten. Uit het hiervoor besproken onderzoek van het WODC bleek dat, ondanks dat de sprekers over het algemeen erg tevreden zijn, bijna de helft van de sprekende slachtoffers ook graag de strafmaat zou willen beïnvloeden84 en de straf voor de dader (veel) te licht vinden.85 Daarnaast bleek dat de helft van de slachtoffers die gebruik maakte van het spreekrecht, de reikwijdte ervan te beperkt vindt en ook graag zou willen spreken over de vragen betreffende art. 350 Sv.86 Opvallend hierbij is dat de meeste slachtoffers in de praktijk wel degelijk over deze onderwerpen spreken, maar hierin door de rechter veelal niet worden belemmerd.87 Daarnaast zouden ook daadwerkelijk meer slachtoffers gebruik maken van het spreekrecht als zij ook mogen spreken over de 84
Lens e.a. 2010, p.87. Lens e.a. 2010, p.89. 86 MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 6; Lens e.a. 2010, p. 99. 87 Kamerstukken II, 2010/11, 32500 VI, 9, p. 2. 85
19
strafmaat.88 De voorgestelde uitbreiding van het spreekrecht voorziet dus in de behoeften van deze groep slachtoffers. Tevens komt het tegemoet aan de reeds gangbare praktijk dat rechters veelal slachtoffers niet belemmeren in een uitgebreider spreekrecht. 3.2 De inhoud van het wetsvoorstel adviesrecht 3.2.1 De beoogde wettelijke wijzigingen in het strafprocesrecht In deze paragraaf wordt artikelsgewijs de voorgestelde wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter aanvulling van het spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden in het strafproces besproken.89 Ik beperk me hierbij tot de belangrijkste artikelen en wijzigingen. -Art. 51e Sv: aan art. 51e Sv wordt een nieuw lid toegevoegd, namelijk lid 8. Dit lid bepaalt dat alle spreekgerechtigden, naast het spreekrecht, een advies aan de rechtbank kunnen uitbrengen betreffende de vragen van art. 350 Sv. Deze wijziging stelt alle spreekgerechtigden in staat zich uit te laten over de beslissingen die de rechter moet maken in een strafzaak.90 Het gaat hierbij om de feiten en het bewijs in de zaak, de schuld van de verdachte en de strafhoogte. Dit wordt het adviesrecht genoemd. Deze verruiming moet gescheiden worden van het huidige spreekrecht, aangezien er andere processuele gevolgen aan verbonden zijn. Het gaat dus echt om een nieuw figuur in het strafproces: het slachtoffer als adviseur over de te nemen beslissingen van art. 350 Sv. 91 -Art. 302 Sv: aangezien een advies betreffende de vragen van art. 350 Sv belastende opvattingen bevat, worden hier processuele gevolgen aan verbonden. In het voorgestelde art. 302 lid 3 Sv is daarom bepaald dat de officier van justitie en de verdachte in de gelegenheid worden gesteld zich over het advies uit te laten. Zij kunnen de verklaring van het slachtoffer betwisten. In tegenstelling tot het spreekrecht, wordt het slachtoffer dan als getuige beëdigd. De officier van justitie en de verdachte mogen vervolgens, met tussenkomst van de voorzitter, vragen aan de getuige stellen. Zie hiervoor het voorgestelde art. 302 lid 4 Sv. Let op dat het hier alleen gaat over de belastende verklaringen. Wanneer enkel het spreekrecht wordt uitgeoefend kan het slachtoffer niet als getuige worden beëdigd en gehoord. Tot slot wordt art. 302 Sv aangevuld met lid 5; de spreekgerechtigde kan in zijn advies aangeven dat er nader onderzoek vereist is in het 88
MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 6. Zie voor de wetswijzigingen het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter aanvulling van het spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden in het strafproces 2013.. 90
. 91 MvT Wetsvoorstel Adviesrecht, p. 17. 89
20
licht van de beantwoording van de vragen van art. 350 Sv. De rechtbank moet vervolgens beslissen of nader onderzoek in het belang van de waarheidsvinding strikt noodzakelijk is. De rechter is dus, in tegenstelling tot het spreekrecht, verplicht op het advies te reageren. -Art. 288a en 289 Sv: art. 288a lid 2 Sv wordt aangevuld zodat de voorzitter niet alleen zorg draagt voor een correcte bejegening van de spreekgerechtigden uit art. 51e lid 6 en 7 Sv, maar alle gerechtigden die het spreekrecht of adviesrecht willen uitoefenen. Op grond van het nieuwe art. 289 lid 4 Sv kan ambtshalve, op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de in art. 288a lid 2 Sv genoemde personen worden afgeweken van het in art. 292 lid 1-3 Sv bepaalde. Dit houdt in dat het slachtoffer in dat geval niet als getuige kan worden gehoord. -Art 359 Sv: een belangrijke aanvulling is die van art. 359 lid 2 Sv. Wanneer de spreekgerechtigde zijn advies van uitdrukkelijk onderbouwde standpunten voorziet, moet de rechtbank met redenen omkleed op deze standpunten beslissen. De rechtbank kan, in tegenstelling tot het spreekrecht, niet aan een uitdrukkelijk onderbouwd advies voorbij gaan. De rechter moet motiveren waarom hij met het advies mee gaat of hiervan afwijkt. In eerste instantie werd aangekondigd dat de invoering van het adviesrecht gepaard zou gaan met een tweefasenproces. Het werd namelijk als een nadeel gezien dat het slachtoffer zich zou uitlaten over de schuld van de verdachte, terwijl het daderschap nog niet rechterlijk was vastgesteld. Voorgesteld werd om de strafzaak in twee fasen te behandelen; de rechter zou zich in de eerste fase uitlaten over de bewezenverklaring en de schuld van de verdachte, alvorens het slachtoffer zijn belastende advies geeft met betrekking tot de schuld van de verdachte en de strafmaat in de tweede fase.92 Na uitgebreid onderzoek93 is echter besloten hier van af te zien en het adviesrecht binnen de huidige structuur van het onderzoek ter terechtzitting te plaatsen.94 Een tweefasenproces zou geen noodzakelijk voorwaarde zijn voor verruiming van het spreekrecht voor het slachtoffer.95 Het zou tevens niet stroken met de algemene gedachte dat het slachtoffer in alle fasen van het geding met respect bejegend dient te worden.96 Een tweefasenproces zou tot gevolg hebben dat het slachtoffer pas zijn rechten in volle omgang mag uitoefenen
92
MvT Wetsvoorstel Adviesrecht, p. 6-7. Keulen e.a. 2013. 94 MvT Wetsvoorstel Adviesrecht, p. 16. 95 MvT Wetsvoorstel Adviesrecht, p. 14. 96 Groenhuijsen & Letschert 2012, p. 148. 93
21
nadat de bewezenverklaring is uitgesproken. Het slachtoffer zou dan als vermoedelijk slachtoffer worden aangemerkt en onvoldoende worden erkend.97 Dit is niet wenselijk.98 Tot slot verdient het opmerking dat in de uitoefening van het adviesrecht het slachtoffer slechts een procesdeelnemer blijft, en niet de hoedanigheid van zelfstandige procespartij krijgt: het slachtoffer wordt geen ‘Nebenkläger’99 en krijgt dus geen eigen bevoegdheden om de uitkomsten van het onderzoek te beïnvloeden. Daarnaast kan het slachtoffer niet zelfstandig tot vervolging overgaan maar blijft het vervolgingsmonopolie bij het Openbaar Ministerie. De rol van het slachtoffer blijft beperkt tot het spreekrecht en het adviesrecht.100 3.3 Conclusie Een duidelijke omschrijving van het wetsvoorstel volgt uit de Memorie van Toelichting.101 Het adviesrecht betreft de introductie van een nieuwe figuur in het strafproces, namelijk die van slachtoffer als adviseur. Het gaat hierbij echter nog steeds om het slachtoffer als procesdeelnemer en niet als zelfstandige procespartij. Doordat het advies van het slachtoffer belastende verklaringen met betrekking tot de vragen van art. 350 Sv bevat, heeft het andere processuele gevolgen dan het spreekrecht. Het slachtoffer kan na het uitbrengen van advies beëdigd en gehoord worden als getuige. Daarnaast is de rechter verplicht met redenen omkleed op het advies te beslissen, indien het advies uitdrukkelijk onderbouwde standpunten bevat. Hoewel dit een enorme stap vooruit in de emancipatie van het slachtoffer lijkt te zijn is het, net zoals bij de invoering van het spreekrecht, haast vanzelfsprekend dat het onderhevig is aan kritiek. Om tot een juiste beantwoording van de onderzoeksvraag te komen, worden in het volgende hoofdstuk de voor- en nadelen van het wetsvoorstel besproken.
97
Groenhuijsen & Letschert 2012, p. 148. Vgl. de aangehaalde discussie omtrent het ‘vermoedelijke slachtoffer’ in paragraaf 2.3. 99 Voor een uitgebreide uitwerking van de Nebenklage, zie paragraaf 5.1. 100 MvT Wetsvoorstel Adviesrecht, p. 17. 101 MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 5: “Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe mogelijk te maken dat degenen die bevoegd zijn gebruik te maken van het spreekrecht op de terechtzitting ook hun opvatting over de omvang van de bewezenverklaring, de kwalificatie van het feit, de schuld van de verdachte en de passende straftoemeting kenbaar kunnen maken. Omdat op deze wijze nieuwe belastende verklaringen kunnen worden afgelegd, is ten behoeve van een verheldering en markering van de processuele gevolgen voor het slachtoffer en voor de verdachte gekozen deze verruiming te benoemen als een adviesrecht dat kan worden uitgeoefend in aanvulling op het bestaande spreekrecht.” 98
22
4. Wat zijn de gevolgen van het adviesrecht voor het strafproces? Tot nu toe hebben vooral kritische geluiden zich laten horen met betrekking tot het wetsvoorstel. Zowel de Raad voor de Rechtspraak, het Openbaar Ministerie, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak als de Orde van Advocaten hebben afwijzend gereageerd op het voorgestelde adviesrecht.102 Slachtofferhulp Nederland is echter wel positief over het wetsvoorstel.103 Daarnaast is volgens sommige critici het huidige spreekrecht te beperkt en is verruiming zonder meer gewenst. Zo is bijvoorbeeld Korver van mening dat aan het spreekrecht geen enkele beperking verbonden zou moeten zijn104 en noemt van Dijk het huidige spreekrecht een ‘muilkorfspreekrecht’.105 In dit hoofdstuk worden alle voordelen en nadelen van het voorgestelde adviesrecht besproken om zodoende de gevolgen voor het gehele strafproces te kunnen beoordelen. Ten eerste worden de gevolgen voor het slachtoffer besproken, daarna de gevolgen voor de verdachte, ten derde de gevolgen voor het Openbaar Ministerie, ten vierde de gevolgen voor de rechtspraak en ten slotte de overige gevolgen voor het strafproces. Tot slot volgt een conclusie met een afweging van alle voordelen en nadelen; wat zijn precies de gevolgen van het adviesrecht voor het strafproces en aan welke gevolgen (de positieve dan wel negatieve) moet het meeste gewicht worden toegekend? 4.1 De gevolgen voor het slachtoffer Voordat wordt ingegaan op de gevolgen van het adviesrecht dient opgemerkt te worden dat het adviesrecht niet geheel voorziet in de uit onderzoek blijkende behoeften van spreekgerechtigde slachtoffers. Kritiek op de grenzen van het spreekrecht komt zoals eerder genoemd voort uit het feit dat slachtoffers ook zouden willen praten over de strafmaat en de feiten van het misdrijf.106 Het adviesrecht gaat echter verder dan dit en omvat alle vragen betreffende art. 350 Sv, dus ook de vragen met betrekking tot welke kwalificatie het bewezen verklaarde volgens de wet oplevert en de schuld van de verdachte. Daarnaast gaven slachtoffers aan ook graag te willen praten over de gevoelens betreffende de verdachte.107 Aan deze behoefte komt het voorgestelde adviesrecht echter
102
Groenhuijsen 2014, p. 179. Ook op het symposium: ‘Het slachtoffer aan het woord: spreekrecht of adviesrecht’, Groningen, 7 april 2014 was men overwegend kritisch op het wetsvoorstel. 103 Slachtofferhulp Nederland 2013. 104 Korver 2012, p. 311. 105 Van Dijk 2012; Groenhuijsen 2014, p. 174; Groenhuijsen & Letschert 2012, p. 138. 106 Lens e.a. 2010, p. 78, 99. 107 Lens e.a. 2010, p. 78.
23
niet tegemoet. Hierbij rijst de vraag of het adviesrecht in zijn huidige voorgestelde vorm wenselijk is en effectief voorziet in de behoeften van slachtoffers.108 4.1.1 De voordelen Uit het eerder aangehaalde onderzoek van Lens bleek dat ongeveer de helft van de slachtoffers die gebruik maakt van het spreekrecht de reikwijdte ervan te beperkt vindt. Zo zouden zij ook graag willen praten over de feiten van het misdrijf en de strafmaat.109 Voor sommige slachtoffers is deze beperking zelfs reden om geen gebruik te maken van het spreekrecht.110 Slachtoffers voelen zich niet genoeg erkend. Het strafrecht gaat tenslotte vooral over de berechting van de verdachte en niet over het slachtoffer en wat hem is aangedaan.111 Het voorgestelde adviesrecht lijkt tegemoet te komen aan de wensen en grieven van bovenstaande groep slachtoffers, wat op zichzelf al als een voordeel voor het slachtoffer te beschouwen is. Vanuit een bepaald oogpunt zou een dergelijke uitbreiding ook logisch genoemd kunnen worden. Hoe kun je immers over de gevolgen van een delict spreken als je niet bevoegd bent uit te leggen of en hoe het misdrijf daadwerkelijk heeft plaatsgevonden?112 Het belangrijkste voordeel van het adviesrecht blijkt uit onderstaand citaat, afkomstig uit de Memorie van Toelichting.113: “Als voordeel zou kunnen gelden dat de rol van het slachtoffer op de terechtzitting bij volledig advies over bewijs en strafmaat wordt versterkt; zijn rol als procesdeelnemer krijgt meer gewicht en groeit naar die van procespartij; hij kan zijn wensen en opvattingen beter tot uitdrukking brengen en de andere actoren binnen het strafproces zullen er rekening mee moeten houden.”
Het adviesrecht betekent dus een versterking van de positie van slachtoffers in het strafproces, hetgeen gezien de ontwikkelingen van de afgelopen decennia past in de emancipatie van het slachtoffer. Het zal het slachtoffer ruimere mogelijkheden geven om deel te nemen aan het strafproces. In het citaat wordt gesproken over het beter tot uitdrukking brengen van de wensen en opvattingen door het slachtoffer. Het belang hiervan zal hieronder worden toegelicht. Door invoering van het adviesrecht zullen slachtoffers niet langer gedwongen worden zich te laten vertegenwoordigen door de officier van justitie. Dit kan van groot belang zijn 108
Raad voor de Rechtspraak 2013, p. 6. Lens e.a. 2010, p. 78, 99. 110 MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 6. 111 MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 21. 112 Groenhuijsen 2014, p. 174. 113 MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 20. 109
24
in bijvoorbeeld de situatie waarin het slachtoffer het strafdossier op een andere wijze interpreteert dan het Openbaar Ministerie. Het slachtoffer kan zich dan onvoldoende vertegenwoordigd voelen door de officier van justitie wanneer hij of zij een andere visie op de strafzaak heeft.114 Het adviesrecht zou hierbij uitkomst kunnen bieden, zodat het slachtoffer alsnog zijn mening kenbaar kan maken ter terechtzitting. Het belang hiervan blijkt bijvoorbeeld uit de zaak-Cevat.115 Het Openbaar Ministerie achtte, in tegenstelling tot wat zij in eerste aanleg aanvoerde, in hoger beroep niet bewezen dat de verdachte wist dat hij op een politieagente schoot. De familie van Cevat interpreteerde de bewijsmiddelen anders en was ervan overtuigd dat zij zich had gelegitimeerd als agente. De officier van justitie deelde deze mening niet en was niet bereid hiervoor te betogen ter terechtzitting. Dit was echter van essentieel belang, aangezien de legitimering de strafverzwarende omstandigheid van art. 304 sub 2 Sr tot gevolg zou hebben: de straf zou met een derde kunnen worden verhoogd. De verdachte wist dan namelijk dat hij op een agente schoot. Door het ontbreken van het adviesrecht heeft de familie van Cevat hun visie op het dossier in hoger beroep nooit kenbaar kunnen maken, terwijl de rechter toch een beslissing moest nemen over de zaak. Ze deelden derhalve niet de mening van de officier van justitie, maar waren niet gerechtigd dit naar voren te brengen. In het kader van het beter kenbaar maken van wensen en opvattingen door het slachtoffer is ook de situatie van belang waarin de verdachte de feiten ter terechtzitting op een onjuiste wijze omschrijft of onwaarheden verkondigt. Wanneer de officier van justitie vervolgens niet voldoende op de feiten in gaat zoals het slachtoffer ze heeft omschreven, kan het slachtoffer hierdoor het gevoel hebben dat er geen recht wordt gedaan aan zijn mening of dat hij niet serieus genomen wordt. Ook hier kan het adviesrecht uitkomst bieden zodat het slachtoffer zijn visie kenbaar kan maken. Deze sterkere positie kan derhalve een positieve uitwerking hebben op het herstel van slachtoffers en nabestaanden.116
114
Slachtofferhulp Nederland 2013, p. 2. Besproken door mr. R.A. Korver op Symposium: ‘Het slachtoffer aan het woord: spreekrecht of adviesrecht’, Groningen, 7 april 2014. In deze zaak gaat het over de moord op politieagente Gabrielle Cevat. Zij zou de verdachte, Franklin F., slingerend op de openbare weg hebben zien rijden en hem tot stilstand hebben gedwongen. Volgens ooggetuigen stapten beide personen uit de auto en schoot Franklin F. Gabrielle Cevat vrijwel direct door het hoofd. Zij overleed aan haar verwondingen. 116 Dit is afgeleid van één van de doelen van het spreekrecht, namelijk dat het afleggen van een mondelinge verklaring ter terechtzitting kan bijdragen aan het herstel van emotionele schade bij het slachtoffer. Het adviesrecht zou zo’n zelfde invloed kunnen hebben op het herstel. Zie Lens e.a. 2010, p. 8. 115
25
4.1.2 De nadelen Uit de vorige paragraaf blijkt dat het adviesrecht in bepaalde gevallen van groot belang kan zijn en positief gewaardeerd kan worden. Naast de zojuist besproken voordelen kent het adviesrecht in zijn voorgestelde vorm echter ook nadelen voor het slachtoffer. De nadelen van het adviesrecht voor slachtoffers zullen hieronder besproken worden. 4.1.2.1 Secundaire victimisatie Het adviesrecht brengt het risico op secundaire victimisatie met zich mee. Secundaire victimisatie kan in dit kader op twee manieren optreden. Ten eerste door verhoor van het slachtoffer als getuige en ten tweede door verkeerde verwachtingen gewekt bij het slachtoffer. Momenteel is het al mogelijk dat het slachtoffer als getuige wordt beëdigd en gehoord, bijvoorbeeld in het geval dat hij zijn spreekrecht te buiten gaat. In de praktijk lijkt dit echter relatief weinig voor te komen.117 Invoering van het adviesrecht zal echter vaker leiden tot een verhoor van het slachtoffer als getuige.118 Het slachtoffer krijgt meer ruimte om te spreken, maar loopt tegelijkertijd meer risico kritisch en scherp ondervraagd te worden. Belastende verklaringen kunnen namelijk alleen door de rechter als bewijsmiddel worden aangewend wanneer het voor de verdediging mogelijk is deze verklaringen te betwisten.119 Betwisting is voor de verdediging bovendien van groot belang; de rechter zou het advies immers kunnen volgen.120 Wanneer het gegeven advies afwijkt van de bewoordingen in de aangifte zal er voor de verdediging reden zijn het slachtoffer als getuige te horen en commentaar te leveren. Het verweer zou betrekking kunnen hebben op de onjuiste of ongeloofwaardige verklaring of zelfs het liegen van de aangever.121 In het ergste geval zou het verhoor zelfs kunnen leiden tot een meineedprocedure, wanneer het onder ede gehoorde slachtoffer eerder iets anders verklaarde.122 Het slachtoffer is namelijk verplicht de vragen naar waarheid te beantwoorden.123 Het verhoor als getuige zou het slachtoffer zodoende rauw op het dak kunnen vallen en secundaire victimisatie tot gevolg hebben.124 117
Raad voor de Rechtspraak 2013, p. 6. Raad voor de Rechtspraak 2013, p. 6. 119 MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 21. 120 NJB 2014/193. 121 Raad voor de Rechtspraak 2013, p. 7. 122 Raad voor de Rechtspraak 2013, p. 7. 123 MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 17. 124 MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 21. 118
26
Het tweede risico op secundaire victimisatie komt voort uit de verkeerde verwachtingen van het slachtoffer. De mogelijkheid tot het geven van een juridisch-inhoudelijk advies aan de rechter wekt al snel de verwachting dat daarmee daadwerkelijk het verloop van het strafproces wezenlijk beïnvloed kan worden. Een van het advies afwijkende rechterlijke beslissing zal dientengevolge het slachtoffer het gevoel kunnen geven dat hem tekort is gedaan.125 De kans dat de beslissing afwijkt van het advies is overigens groot. Het advies zal in de praktijk namelijk niet veel toe kunnen voegen, aangezien van het Openbaar Ministerie verwacht mag worden een compleet dossier samengesteld te hebben waarin de visie en de wensen van slachtoffers en nabestaanden reeds zijn opgenomen.126 Bovendien zal over het algemeen een advies met betrekking tot de strafmaat überhaupt niet gevolgd kunnen worden. Slachtoffers wensen namelijk vaak een hogere straf127 dan door de rechter kan wordt opgelegd, gezien het feit dat de rechter met meer dan alleen de wens van het slachtoffer rekening moet houden.128 Ook een advies met betrekking tot aanvullend onderzoek op grond van art. 302 lid 5 Sv zal in de praktijk nauwelijks doel treffen. Ten eerste wordt hieraan de strenge eis verbonden dat het nader onderzoek in het belang van de waarheidsvinding strikt noodzakelijk moet zijn. Ten tweede is het niet aannemelijk dat, voorafgaand aan de zitting, werkelijk aanvullende noodzakelijke onderzoekshandelingen niet reeds naar voren zijn gebracht door andere procesdeelnemers.129 De voorgestelde uitbreiding van het spreekrecht lijkt in theorie toe te komen aan de wensen van de slachtoffers met betrekking tot het huidige spreekrecht, maar in werkelijkheid zullen zij maar minimale invloed uit kunnen oefenen. Het adviesrecht zou dus verkeerde verwachtingen tot gevolg kunnen hebben en leiden tot een grote kans op teleurstellingen.130 Het risico op secundaire victimisatie zal overigens per slachtoffer verschillend zijn en kan mogelijk verkleind worden door goede inlichtingen en advisering voorafgaand aan de zitting.131 Op deze manier kan het slachtoffer voor zichzelf een afweging maken om wel of niet van het adviesrecht gebruik te maken: hij is hier immers niet tot verplicht en kan ook slechts van het spreekrecht gebruik maken.132 Desondanks blijf er een wezenlijke kans op het optreden van secundaire victimisatie. Het 125
Raad voor de Rechtspraak 2013, p. 7. Raad voor de Rechtspraak 2013, p. 7. 127 Lens e.a. 2010, p. 89. 128 Raad voor de Rechtspraak 2013, p. 7/8: denk bij deze factoren aan het wettelijke strafmaximum, de straffen in vergelijkbare zaken, de persoonlijkheid van de dader en de eis van de Officier van Justitie. 129 Raad voor de Rechtspraak 2013, p. 7. 130 Raad voor de Rechtspraak 2013, p. 8. 131 Slachtofferhulp Nederland 2013, p. 2. 132 Sas 2014; Slachtofferhulp Nederland 2013, p. 2. 126
27
zal namelijk waarschijnlijk niet gemakkelijk zijn om de risico’s en de impact van een scherp verhoor op voorhand in te schatten.133 Het blijft daarom een moeilijke afweging of het risico op secundaire victimisatie als reëel nadeel voor het adviesrecht gewaardeerd moet worden of dat het door inlichtingen en adviezen te voorkomen is. 4.1.2.2 Juridisering slachtofferrol In de Memorie van Toelichting wordt als voordeel genoemd dat de rol van het slachtoffer groeit van procesdeelnemer naar procespartij.134 Hoewel dit een positieve uitwerking op de positie van het slachtoffer in het strafproces kan hebben, kleeft er ook een belangrijk nadeel aan. Het adviesrecht leidt namelijk tot juridisering van de rol van slachtoffers en nabestaanden.135 Momenteel ligt de rol van het slachtoffer besloten in het praten over de persoonlijke ervaringen en gevolgen van het misdrijf.136 De nadruk ligt dus sterk op de gevoelens van het slachtoffer. Het adviesrecht heeft echter een juridisch karakter, het gaat niet over het slachtoffer persoonlijk maar over de vragen betreffende art. 350 Sv. Deze juridische aard brengt de verwachting met zich mee dat het adviesrecht veelal door de advocaat zal moeten worden uitgeoefend in plaats van door het slachtoffer zelf.137 Het zal het doorsnee slachtoffer namelijk aan de nodige juridische kennis ontbreken. Dit heeft tot gevolg dat persoonlijke ervaringen van het slachtoffer en nabestaanden in het strafproces naar de achtergrond verdwijnen, hetgeen niet in het belang van hen wordt geacht.138 4.1.2.3 Slachtoffer verliest bescherming Openbaar Ministerie: drie-partijenproces?139 Momenteel heeft het Openbaar Ministerie een zorgfunctie. Het Openbaar Ministerie heeft als taak de slachtoffers zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, hen voor te bereiden op de strafzaak en hen daarin te begeleiden. Via het Openbaar Ministerie krijgt het slachtoffer, naast het spreekrecht, een stem in de zaak. Wanneer het adviesrecht wordt uitgeoefend vreest het Openbaar Ministerie de zorgfunctie niet meer te kunnen vervullen. Zij zou dan namelijk tegenover het slachtoffer komen te staan. Het slachtoffer zal immers 133
MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 21. MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 20. N.B. Het slachtoffer wordt geen zelfstandige procespartij, maar groeit in de richting van procespartij. Zie in dit kader ook p. 17 van de Memorie van Toelichting. 135 Raad voor de Rechtspraak 2013, p. 8. 136 Zie hoofdstuk 2.2.1 m.b.t. de inhoud van het spreekrecht. 137 Raad voor de Rechtspraak 2013, p. 8. 138 Raad voor de Rechtspraak 2013, p. 8. 139 Besproken door mr. M.C. Weel op Symposium: ‘Het slachtoffer aan het woord: spreekrecht of adviesrecht’, Groningen, 7 april 2014. Mr. M.C. Weel is advocaat-generaal bij het Openbaar Ministerie; Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak 2013, p. 3. 134
28
alleen van het adviesrecht gebruik maken wanneer hij of zij van mening is dat het Openbaar Ministerie zijn of haar belang niet voldoende vertegenwoordigt. Met andere woorden, wanneer zij een verschil van mening hebben met betrekking tot het dossier en de beantwoording van de vragen van art. 350 Sv. Het adviesrecht maakt van het slachtoffer een medeaanvaller, die niet naast maar tegenover het Openbaar Ministerie staat.140 Is het wenselijk een slachtoffer in een dergelijke offensieve positie te brengen?141 Bovendien krijgt zowel de officier van justitie als de verdachte de mogelijkheid zich over het advies uit te laten op grond van het voorgestelde art. 302 lid 3 Sv. De mogelijke impact hiervan is uitgebreid door Groenhuijsen beschreven.142 4.1.2.4 Volwaardig advies door het slachtoffer? Het adviesrecht geeft het slachtoffer de mogelijkheid op te treden als adviseur. De vraag rijst of het slachtoffer hier eigenlijk wel toe in staat is. Waar een adviseur precies aan moet voldoen is uitgebreid omschreven door de Savornin Lohman.143 Een adviseur moet onder andere deskundig, betrouwbaar en onafhankelijk zijn. Een slachtoffer is niet in staat aan deze basiseisen te voldoen. Hij mist juridische deskundigheid, is door emotionele betrokkenheid niet onafhankelijk en kan niet voldoen aan het betrouwbaarheidscriterium. Tevens is de rechter niet in staat de antecedenten van het slachtoffer na te trekken.144 Het ontbreken van juridische deskundigheid roept de vraag op of het slachtoffer wel in staat is een volwaardig advies uit te brengen.145 Ook de Memorie van Toelichting onderkent dat 140
Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak 2013, p.3 Groenhuijsen 2014, p. 175. 142 Groenhuijsen 2014, p. 177: “Het slachtoffer heeft zich – volgens het voorliggende voorstel – net uitgesproken omtrent ‘de vragen van artikel 350’. Vervolgens gaan de anderen over dezelfde onderwerpen spreken. Het ligt voor de hand – nee: in de meeste gevallen is het vrijwel zeker – dat beide volgende sprekers minstens op aanmerkelijke onderdelen een ander standpunt naar voren gaan brengen. Het vereist weinig empathisch vermogen hoe dit op het slachtoffer zal overkomen. Hij heeft iets gezegd, en – jawel – vervolgens gaan zowel de verdediging als het OM iets anders bepleiten. In de beleving van het slachtoffer brengt dit onvermijdelijk met zich mee dat hij het gevoel krijgt niet alleen met een tegenpartij te maken te krijgen, maar zelfs met twee opponenten te worden geconfronteerd. De dynamiek van de situatie leidt er dus vrijwel zeker toe dat het slachtoffer dit als een driepartijen-proces zal gaan ervaren (hetgeen, zoals eerder betoogd, al een riskante onderneming is), maar ook nog eens als een driepartijen-proces waarin hij door de twee andere tegenpartijen wordt tegengesproken en dus tegengewerkt.”. 143 De Savornin Lohman 2014, p. 392/393: “Een adviseur moet deskundig, betrouwbaar en onafhankelijk zijn. Degene die advies nodig heeft moet vooraf diens antecedenten adequaat kunnen natrekken, zodat hij weet wat hij van de adviseur kan verwachten. Deze basisprincipes voor adviseurs worden door de overheid zó belangrijk geacht dat voor beroepsgroepen van adviseurs, zoals notarissen, advocaten, accountants en artsen, wettelijk beroepsregels zijn gesteld die de deskundigheid, betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van adviseurs moeten waarborgen. Deze beroepsregels impliceren dat adviseurs de nodige distantie hebben ten aanzien van het onderwerp van hun advies en dat zij geen persoonlijk belang mogen hebben.” 144 De Savornin Lohman 2014, p. 393. 145 Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, p. 2. 141
29
het adviesrecht beter kan worden uitgeoefend door een advocaat.146 Vertegenwoordiging door een advocaat wordt in het wetsvoorstel echter niet verplicht gesteld.147 Het adviesrecht kan daarom een dode mus blijken wanneer het slachtoffer niet in staat blijkt tot volwaardige beantwoording van de vragen van art. 350 Sv.148 Wellicht dat goede informatieverschaffing en advisering aan het slachtoffer deze kans kunnen verminderen. Desondanks zal het lastig blijven het slachtoffer voldoende inzicht te verschaffen in de vele regels en jurisprudentie die ons land rijk is en lijkt verplichte vertegenwoordiging door een advocaat onontkoombaar. 4.1.2.5 Het adviesrecht ten opzichte van huidige middelen voor het slachtoffer Het slachtoffer heeft momenteel al meerdere middelen om zich uit te laten over de inhoud van de strafzaak.149 Denk bijvoorbeeld aan de aangifte, die in de meeste strafzaken als een van de belangrijkste bewijsmiddelen geldt.150 Daarnaast kan het slachtoffer op grond van art. 51b lid 2 Sv stukken toevoegen aan het dossier, die hij relevant acht voor de beslissing in de zaak.151 Op grond van art. 344 lid 1 onder 5 Sv kunnen deze stukken bovendien worden aangewend als bewijs. Art. 334 Sv kent het slachtoffer vervolgens wettelijke bevoegdheden toe indien hij zich voegt als benadeelde partij, ter onderbouwing en toelichting van zijn vordering.152 Lid 3 van dit artikel geeft de benadeelde de bevoegdheid zijn vordering toe te lichten. Uit de rechtspraak blijkt dat aan het begrip toelichten zelfs een heel ruime interpretatie wordt gegeven.153 Ook heeft het slachtoffers reeds de mogelijkheid zijn visie kenbaar te maken in het slachtoffergesprek voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting. Hij kan zelfs nog contact opnemen met de officier van justitie of een advocaat-generaal indien hij opmerkingen heeft of van mening is dat nader onderzoek dient plaats te vinden.154 Tot slot kan het slachtoffer worden opgeroepen als getuige en op deze manier zijn bijdrage leveren.155 Al met al zijn er voldoende middelen voor het slachtoffer om zich uit te laten over het bewijs in de strafzaak. Het voorgestelde adviesrecht is wellicht minder verstrekkend dan het in eerste instantie doet 146
MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 10; zie ook Spronken 2014, punt 4. MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 18/19. 148 Vergelijk in dit kader het optreden van secundaire victimisatie door verkeerd opgewekte verwachtingen. 149 Slachtofferhulp Nederland 2013, p. 3. 150 Groenhuijsen 2014, p. 175. 151 Slachtofferhulp Nederland 2013, p. 3. 152 Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, p. 3. 153 Groenhuijsen 2014, p. 175: zie bijv. ECLI:NL:HR:2010:BM2449. 154 Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, p. 3. 155 Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, p. 3. 147
30
vermoeden156 en lijkt daarmee ten aanzien van het bewijs zelfs overbodig te noemen.157 Hier kan echter niet de conclusie uit getrokken worden, dat het volledige adviesrecht overbodig is. Het adviesrecht komt zoals eerder is gebleken wel degelijk tegemoet aan bepaalde behoeften van slachtoffers, maar ten opzichte van het bewijs heeft het slachtoffer reeds voldoende middelen ter beschikking. 4.1.2.6 Merkwaardigheden t.a.v. verhoor slachtoffer als getuige Het wetsvoorstel heeft een trendbreuk ten aanzien van het getuigenverhoor tot gevolg. Deze breuk blijkt uit de volgende twee punten. Ten eerste is het advies uitbrengende slachtoffer reeds ter terechtzitting aanwezig alvorens hij, ten aanzien van het advies, als getuige zal worden gehoord.158 Dit is in strijd met art. 289 Sv. De getuige moet op grond van dit artikel buiten de zittingszaal verblijven teneinde mogelijke beïnvloeding van zijn verklaring te voorkomen. Ten tweede wordt een getuige normaliter eerst als getuige beëdigd alvorens hij een verklaring aflegt. Het adviesrecht geeft het slachtoffer echter de mogelijkheid eerst te verklaren om daarna pas, indien een verzoek wordt gedaan, als getuige te worden beëdigd en opnieuw te kunnen verklaren dan wel vragen te moeten beantwoorden.159 Het adviesrecht kan tot slot leiden tot een zeer opmerkelijke situatie.160 Het slachtoffer kan namelijk bepalen dat hij, bijvoorbeeld in verband met de complexiteit van de zaak, een advocaat het adviesrecht uit laat oefenen. Naar aanleiding van dit advies kan het slachtoffer echter zelf alsnog worden beëdigd als getuige om vragen gesteld te krijgen; vragen die hij naar alle waarschijnlijk niet kan beantwoorden. 4.1.3 Tussenconclusie: afweging van de voor- en de nadelen Uit de vorige twee paragrafen blijkt dat aan het voorgestelde adviesrecht zowel belangrijke voordelen als nadelen verbonden zijn voor het slachtoffer. Het adviesrecht voorziet grotendeels in de behoeften van slachtoffers, het versterkt de positie van het slachtoffer in het strafproces door zijn rol in de richting van procespartij te sturen en het geeft het slachtoffer de mogelijkheid zijn wensen en opvattingen kenbaar te maken, wanneer deze afwijkend zijn van de visie van het Openbaar Ministerie. In sommige gevallen, zoals bijvoorbeeld bij de zaak-Cevat, zou het adviesrecht van enorme 156
Slachtofferhulp Nederland 2013, p. 3. Groenhuijsen 2014, p. 175. 158 Nederlandse Orde van Advocaten 2012, p. 3. 159 Nederlandse Orde van Advocaten 2012, p. 4. 160 Nederlandse Orde van Advocaten 2012, p. 4. 157
31
toegevoegde waarde kunnen zijn en kunnen bijdragen aan het herstel van het slachtoffer en nabestaanden. Het adviesrecht heeft echter ook enkele keerzijden. Zo komt het ten eerste niet op alle aspecten tegemoet aan de behoeften van slachtoffers. Slachtoffers krijgen nog steeds niet de mogelijkheid te spreken over hun gevoelens over de verdachte. Onzeker is of het huidig voorgestelde adviesrecht daarom voldoende toereikend zal zijn. Daarnaast is er een groot risico op secundaire victimisatie, zowel door het getuigenverhoor als door verkeerd gewekte verwachtingen. De kans op secundaire victimisatie zou mogelijk verkleind kunnen worden door goede inlichtingen en advisering voorafgaand aan de zitting161, maar ook dan zal het niet gemakkelijk zijn de risico’s en de impact van een scherp verhoor op voorhand in te schatten.162 Het derde nadeel is dat het adviesrecht juridisering van de slachtofferrol tot gevolg heeft. Dit zal mogelijk de persoonlijke ervaringen van het slachtoffer in de strafzaak naar de achtergrond laten verdwijnen. Daarnaast heeft het adviesrecht een drie-partijenproces tot gevolg. Het Openbaar Ministerie zal niet meer in staat zijn haar zorgfunctie behoorlijk uit te oefenen en kan het slachtoffer niet meer in bescherming nemen. Door middel van het adviesrecht uit het slachtoffer mogelijk zijn afwijkende visie en plaatst zichzelf zowel tegenover de verdachte als het Openbaar Ministerie, hetgeen onwenselijk is. Ten vierde is een gemiddeld slachtoffer niet in staat aan de basiseisen van een adviseur te voldoen. Hij is niet deskundig, betrouwbaar en onafhankelijk. Zonder zeer goede inlichtingen en advisering in combinatie met verplichte vertegenwoordiging zal het voor het gemiddelde slachtoffer lastig zijn tot een juiste beantwoording van de vragen van art. 350 Sv te komen. Ten vijfde heeft het slachtoffer reeds meerdere middelen om zich uit te laten over het bewijs in de zaak. Het voorgestelde adviesrecht is daardoor minder verstrekkend dan het in eerste instantie doet vermoeden en lijkt ten aanzien van het bewijs zelfs overbodig te noemen. Tot slot heeft het verhoor van het slachtoffer als getuige een trendbreuk tot gevolg. Daarnaast kan het slachtoffer ook bij vertegenwoordiging door een advocaat als getuige worden beëdigd en gehoord, waardoor hij alsnog geconfronteerd kan worden met alle juridische moeilijkheden in de strafzaak. Geconcludeerd kan worden dat aan het adviesrecht in zijn huidig voorgestelde vorm behoorlijk wat nadelen voor het slachtoffer verbonden zijn. Desondanks kunnen de voordelen van grote betekenis zijn voor de behoeften van slachtoffers en de emancipatie van het slachtoffer ten goede komen. Het 161 162
Slachtofferhulp Nederland 2013, p. 2. MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 21.
32
verdere onderzoek zal uitwijzen of bovenstaande nadelen van ondergeschikt belang zijn, of juist doorslaggevend zijn voor aanpassing dan wel afwijzing van het wetsvoorstel. 4.2 De gevolgen voor de verdachte/verdediging 4.2.1 Actievere rol van de verdediging In hoofdstuk 4.1.1 werd al gewezen op de sterkere positie van het slachtoffer: het slachtoffer krijgt de mogelijkheid zijn wensen en opvattingen beter tot uitdrukking te brengen.163 De andere procespartijen zullen hier rekening mee moeten houden. Het adviesrecht heeft daarom tot gevolg dat de verdediging ter terechtzitting een actievere rol aan moet nemen. Zij moet kritisch kijken naar wat het slachtoffer naar voren brengt.164 Afwijkende beweringen van het slachtoffer kan zij niet ongemoeid voorbij laten gaan maar moet zij in haar eigen belang weerspreken, zeker wanneer zij van mening is dat het slachtoffer niet de juiste versie van de waarheid naar voren brengt. De verdediging is dan genoodzaakt een standpunt in te nemen dat zich meer afzet tegen het standpunt van het slachtoffer.165 De actievere houding heeft dus betrekking op het actief deelnemen aan het strafproces: kritisch luisteren, een afwijkend standpunt aannemen en desnoods het slachtoffer scherp ondervragen om beweringen van het slachtoffer onderuit te halen. 4.2.2 Veronderstellingen met betrekking tot de actievere rol Een actievere rol voor de verdediging betekent niet direct dat dit een positief of negatief gevolg is van het adviesrecht. Het roept een aantal vragen en overwegingen op die nu besproken zullen worden. Ten eerste is het twijfelachtig of het werkelijk in het belang van de verdediging is als zij fel ingaat op afwijkende standpunten van het slachtoffer. Het zal voor de verdediging lastig zijn de grens te bepalen tussen kritisch voor je eigen belang opkomen en je niet schuldig willen maken aan schijn van ‘slachtofferpersing’.166 Het zou namelijk ook in het nadeel van de verdachte kunnen werken wanneer hij een 163
MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 20. Besproken door prof. mr. dr. M.J. Borgers op Symposium: ‘Het slachtoffer aan het woord: spreekrecht of adviesrecht’, Groningen, 7 april 2014. Prof. mr. dr. M.J. Borgers is hoogleraar straf(proces)recht aan de vrije universiteit Amsterdam. 165 MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 20. 166 Besproken door prof. mr. dr. M.J. Borgers op Symposium: ‘Het slachtoffer aan het woord: spreekrecht of adviesrecht’, Groningen, 7 april 2014. Met ‘slachtofferpersing’ wordt bedoeld dat de dader het slachtoffer probeert te dwingen tot het geven van een andere verklaring dan het slachtoffer oorspronkelijk voor ogen heeft. Een felle ondervraging kan het slachtoffer wellicht angstig maken waardoor hij niet bij zijn oorspronkelijke verklaring durft te blijven: het slachtoffer wordt onder druk gezet. Zie ook Keulen 2013, p. 296. 164
33
onsympathieke indruk bij de rechter maakt.167 Ten tweede is het onduidelijk of de verdediging daadwerkelijk belang heeft bij een getuigenverhoor van het adviserende slachtoffer. Wanneer een slachtoffer in de uitoefening van het adviesrecht belastende feiten en omstandigheden naar voren brengt, doet de verdediging er wellicht beter aan van een verhoor af te zien. Wat het slachtoffer onbeëdigd verklaart kan de rechter niet als bewijs gebruiken, wat hij beëdigd verklaart wel.168 Ten derde zou het mogelijk juist in het voordeel van de verdachte kunnen werken als het slachtoffer zich mag uitlaten over de straftoemeting. Door het slachtoffer goed te informeren kan hij zich wellicht realiseren dat zowel de verdachte als het slachtoffer zelf baat hebben bij een mildere, maar effectievere straf.169 Voorkomen van recidive werkt ook in het voordeel van het slachtoffer, waardoor het adviesrecht in sommige gevallen mogelijk zou kunnen leiden tot lagere straffen. Tot slot zou de actievere rol van zowel het slachtoffer als de verdediging mogelijk de waarheidsvinding van het strafproces kunnen verbeteren, aangezien beide partijen beter hun best zullen doen hun eigen standpunt te verdedigen. Op deze manier kan de waarheid beter en wellicht sneller aan het licht komen. 4.2.3 Drie-partijenproces In paragraaf 4.1.2.4 is het risico van een drie-partijenproces besproken. Een dergelijk proces kan echter ook negatieve gevolgen hebben voor de positie van de verdachte. In het geval dat het slachtoffer aandringt op een veroordeling heeft de verdachte, naast de officier van justitie, twee partijen tegenover zich: twee partijen waar hij zich tegen moet verdedigen en die hij tegen moet spreken. Dit kunnen er zelfs meer zijn indien er meerdere slachtoffers in de strafzaak het adviesrecht willen uitoefenen.170 4.2.4 Ongelijkheid Het adviesrecht heeft mogelijk ongelijkheid tot gevolg. Dit kan op twee manieren optreden: door ongelijkheid tussen het slachtoffer en de verdachte en door ongelijkheid in de jurisprudentievorming. Het adviesrecht wekt mogelijk de indruk dat het slachtoffer en de verdachte ongelijke partijen zijn. De ene partij mag de rechter adviseren over de andere partij en deze partij moet zich dan verdedigen ten opzichte van dit advies. De 167
Groenhuijsen & Letschert 2012, p. 146. Raad voor de Rechtspraak 2013, p. 12; Besproken door prof. mr. dr. M.J. Borgers op Symposium: ‘Het slachtoffer aan het woord: spreekrecht of adviesrecht’, Groningen, 7 april 2014. 169 In plaats van een zware straf, enkel ter vergelding en wraakneming. 170 Keulen 2013, p. 295. 168
34
verdachte komt zo direct op een achterstand te staan, terwijl nog niet eens vaststaat dat deze verdachte daadwerkelijk de dader is. Daarnaast krijgt het slachtoffer de vrije ruimte zich uit te laten over de verdachte, terwijl de verdachte zich op grond van het voorgestelde art. 302 lid 4 Rv slechts mag verdedigen met tussenkomst van de voorzitter. Het slachtoffer geniet derhalve meer bescherming van de rechter. Dit geeft de pretentie dat het slachtoffer belangrijker is en serieuzer genomen moet worden dan de verdachte. Er ontstaat zo een disbalans.171 De tweede vorm van ongelijkheid komt voort uit de jurisprudentievorming. Het adviesrecht geeft het slachtoffer de mogelijkheid de rechter te adviseren over de straf(hoogte). Een sterk vergeldend slachtoffer zal naar verwachting een zwaardere straf adviseren dan een vergevingsgezind slachtoffer.172 Wanneer de rechter rekening houdt met het advies in zijn beslissing, kan dit in vergelijkbare zaken leiden tot verschil in rechtspraak: een dader kan hierdoor een zwaardere straf opgelegd krijgen dan een dader in een vergelijkbare zaak. Of dit in de werkelijkheid ook het geval zal zijn is op dit moment echter moeilijk te zeggen. Het is namelijk niet duidelijk welke invloed een slachtofferverklaring momenteel daadwerkelijk heeft op de beslissing van de strafrechter.173 Een rechtstreeks verband tussen het uitoefenen van het spreekrecht en toename van de schuldigverklaringen en straftoemeting is echter nooit aangetoond.174 Desondanks doet men er verstandig aan rekening te houden met de verandering in houding van het slachtoffer gedurende het strafproces. Traumaverwerking van het slachtoffer vraagt tijd en gedurende dit verwerkingsproces is de houding van het slachtoffer aan veranderingen onderhevig.175 Om deze reden zou de rechter niet meer dan een betrekkelijke waarde aan het advies toe moeten kennen.176 4.2.5 Het ‘vermoedelijk’ slachtoffer Sommige critici177 betogen dat er in een strafproces slechts sprake is van een ‘vermoedelijk’ slachtoffer. Zijn slachtofferschap is immers nog niet vastgesteld. Derhalve zou het toekennen van dermate belangrijke rechten aan het slachtoffer, zoals een 171
Besproken door prof. mr. dr. D.V.A. Brouwer op Symposium: ‘Het slachtoffer aan het woord: spreekrecht of adviesrecht’, Groningen, 7 april 2014. 172 De Savornin Lohman 2014, p. 391. 173 Groenhuijsen 2014, p. 179. 174 Groenhuijsen & Letschert 2012, p. 147. 175 De Savornin Lohman 2014, p. 391/392. 176 De Savornin Lohman 2014, p. 392. 177 Zie bijvoorbeeld prof. mr. dr. D.V.A. Brouwer op Symposium: ‘Het slachtoffer aan het woord: spreekrecht of adviesrecht’, Groningen, 7 april 2014. Mr. dr. D.V.A. Brouwer is advocaat bij CMS Derks Star Busmann N.V; Groenhuijsen 2014, p. 178-179.
35
adviesrecht, ongewenst zijn en oneerlijk ten opzichte van de verdachte.178 Een dergelijk argument houdt echter geen stand. Vanaf het moment dat een persoon betrokken raakt in een strafrechtelijke procedure dient hij behandeld te worden als een slachtoffer en krijgt hij rechten toegewezen.179 Zelfs al zou er inderdaad gesproken moeten worden van een ‘vermoedelijk’ slachtoffer, dan blijkt dit in werkelijkheid een zeer kleine groep te zijn. In Nederland wordt slechts 9% van de verdachten vrijgesproken180 en ook in deze gevallen zou het slachtoffer daadwerkelijk slachtoffer kunnen zijn.181 4.2.6 Tussenconclusie Het adviesrecht leidt tot een gedwongen actievere rol van de verdediging. Het is echter moeilijk dit als positief of negatief te bestempelen. Een actieve rol kan de verdediging de kans geven haar eigen visie beter kenbaar te maken, maar het blijft de vraag of een actievere rol daadwerkelijk in het belang van de verdediging kan worden geacht. Zo zou een felle ondervraging door de verdediging een onsympathieke indruk bij de rechter achter kunnen laten en zouden beëdigde verklaringen van het slachtoffer zelfs als bewijs tegen de verdachte kunnen dienen. Daarnaast heeft het adviesrecht mogelijk ongelijkheid tot gevolg. Het kan de pretentie geven dat het slachtoffer belangrijker is en serieuzer genomen moet worden dan de verdachte. Dit leidt tot een disbalans. Daarnaast kan het leiden tot verschil in rechtspraak. Verdachten kunnen in vergelijkbare zaken verschillende straffen opgelegd krijgen, afhankelijk van de vergevingsgezindheid van het slachtoffer. Tot slot kan een drie-partijenproces ook voor de verdachte erg nadelig uitwerken. Geconcludeerd kan worden dat aan het wetsvoorstel behoorlijk wat nadelen verbonden zijn voor de verdachte. Het adviesrecht kan grote gevolgen hebben voor de verdachte met betrekking tot zijn indruk bij de rechter, het bewijs, zijn procespositie en de uiteindelijke straf. 4.3 De gevolgen voor het Openbaar Ministerie 4.3.1 Afzwakking uitoefening van de zorgfunctie182 Momenteel oefent het Openbaar Ministerie een zorgfunctie uit. Zij vertegenwoordigt de belangen van het slachtoffer en begeleidt hen in het strafproces. Het Openbaar Ministerie 178
Zie in dit kader ook paragraaf 4.4.1. Groenhuijsen 2014, p. 178: dit volgt o.a. uit internationaal recht zoals bijvoorbeeld Richtlijn 2012/29/EU, i.h.b. overweging 19 en het Kaderbesluit 2001/220/JBZ. 180 Groenhuijsen & Letschert 2012, p. 147. 181 Groenhuijsen 2014, p. 178. 182 Zie in dit kader ook paragraaf 4.1.2.4. 179
36
geeft het slachtoffer, naast het spreekrecht, een stem ter terechtzitting. Het adviesrecht werkt dit echter tegen. Slachtoffers zullen waarschijnlijk alleen het adviesrecht uitoefenen wanneer zij een verschil van mening hebben met het Openbaar Ministerie. Zij voelen zich dan niet voldoende vertegenwoordigd en willen graag hun eigen visie kenbaar maken. Het Openbaar Ministerie komt hierdoor echter tegenover het slachtoffer te staan; zij moet namelijk ook het belang van de samenleving in het algemeen behartigen.183 Dit is niet direct problematisch wanneer het in de beslotenheid van het slachtoffergesprek gebeurt: het Openbaar Ministerie krijgt dan de mogelijkheid om in een besloten setting uit te leggen waarom zij niet dezelfde visie delen, waarom een bepaald standpunt als onhaalbaar of irreëel moet worden beschouwd184 en hoe het strafrechtelijk systeem werkt. Op deze manier kan worden getracht het slachtoffer een reëel beeld van de zaak te geven en mogelijk zijn of haar visie bij te stellen. Echter, wanneer het slachtoffer een eigen adviesrecht krijgt wordt hem ter terechtzitting een eigen positie toebedeeld en geniet hij niet meer de bescherming van het Openbaar Ministerie. Voor sommige slachtoffers kan dit voordelig uitwerken, maar verwacht wordt dat het merendeel van de slachtoffers hier geen belang bij heeft:185 het proces zal namelijk verruwen en het slachtoffer zal hierdoor kwetsbaarder worden.186 Het adviesrecht in verhouding tot de zorgfunctie is echter ook op een andere manier problematisch te noemen.187 Momenteel staat het Openbaar Ministerie redelijk op een lijn met het slachtoffer, zij behartigt immers zijn belangen. Het adviesrecht heeft echter tot gevolg dat het slachtoffer zijn visie zelf kenbaar kan maken. Het Openbaar Ministerie zou derhalve het slachtoffer aan zijn lot over kunnen laten, aangezien hij bij een afwijkende mening deze maar kenbaar moet maken door uitoefening van zijn eigen adviesrecht. 4.3.2 Het adviesrecht als een prikkel voor de officier van justitie Toch kan er ook gewezen worden op een positief gevolg van het adviesrecht voor het Openbaar Ministerie en daarmee ook het slachtoffer. Zo zou het een prikkel kunnen vormen voor de officier van justitie om het slachtoffer beter te betrekken bij het
183
Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak 2013, p. 3. Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak 2013, p. 3. 185 Besproken door mr. M.C. Weel op Symposium: ‘Het slachtoffer aan het woord: spreekrecht of adviesrecht’, Groningen, 7 april 2014; Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, p.3. 186 Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, p.3. 187 Besproken door prof. mr. dr. M.J. Borgers op Symposium: ‘Het slachtoffer aan het woord: spreekrecht of adviesrecht’, Groningen, 7 april 2014. 184
37
vooronderzoek en zich zodoende goed op de hoogte te stellen van zijn mening.188 De officier van justitie zal immers ter zitting niet graag met nieuwe feiten worden geconfronteerd door het slachtoffer omdat hij eerder niet wilde luisteren.189 Ditzelfde argument geldt in het licht van een straf of maatregel. Ook in dit geval zal de officier van justitie niet graag op de zitting worden geconfronteerd met een goed onderbouwd afwijkend advies van het slachtoffer om bijvoorbeeld een contactverbod of straatverbod als bijzondere voorwaarde op te leggen.190 4.3.3 Tussenconclusie Enerzijds zal het adviesrecht uitoefening van de zorgfunctie door het Openbaar Ministerie belemmeren. Het slachtoffer komt hierdoor tegenover het Openbaar Ministerie te staan en verliest daarmee bescherming. Dit zal echter voor sommige slachtoffers ook voordelig kunnen zijn. Er zou daarom ook naar de slachtoffers zelf gekeken kunnen of zelfs moeten worden: zij zijn volwassen mensen die in staat zijn zelf een afweging te maken met betrekking tot hun belangen en dienen niet tegen zichzelf in bescherming genomen te worden.191 Eerder in het onderzoek192 is echter al gewezen op het feit dat het niet gemakkelijk zal zijn de werkelijke risico’s en de impact van een scherp verhoor op voorhand in te schatten.193 Daarnaast kan het adviesrecht ook tot gevolg hebben dat het slachtoffer bij een afwijkende mening aan zijn lot overgelaten wordt, hij heeft immers zijn eigen adviesrecht om dit kenbaar te maken. De grens tussen beschermen en ruimte geven blijft derhalve onduidelijk en dus lastig te bepalen. Anderzijds zal het adviesrecht juist een positieve prikkel aan het Openbaar Ministerie kunnen geven, wat een betere betrokkenheid en eerbiediging van de mening van het slachtoffer bij het vooronderzoek tot gevolg heeft. Het Openbaar Ministerie zal dus beter haar best kunnen gaan doen om de visie van het slachtoffer te verwoorden. Hierbij rijst echter de vraag of het dan nog nodig is dat het slachtoffer de mogelijkheid heeft zelf een adviesrecht uit te oefenen. Met andere woorden: kan hetzelfde effect niet op een andere manier kan worden bereikt, die minder ingrijpend zal zijn voor de positie van het slachtoffer en het strafproces? 188
Slachtofferhulp Nederland 2013, p. 2. Slachtofferhulp Nederland 2013, p. 3; Sas 2014. 190 Slachtofferhulp Nederland 2013, p. 3; Sas 2014. 191 Van Dijk 2008, p. 163/165. 192 Zie paragraaf 4.1.2. 193 MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 21. 189
38
4.4 De gevolgen voor de rechtspraak 4.4.1 Aantasting gezag rechterlijke macht In paragraaf 4.1.2.1 werd al benadrukt dat de rechters bij hun beslissing met meer factoren rekening moeten houden dan slechts de wensen van het slachtoffer. Zij zijn daarom niet in staat (altijd) aan de wensen van het slachtoffer te voldoen. Hierin schuilt echter het risico op aantasting van het gezag van de rechterlijke macht, indien de rechter anders beslist dan het slachtoffer zich had voorgesteld. Velen zullen dit mogelijk beschouwen als het opnieuw geen rekening houden met de expliciet uitgesproken wensen van het slachtoffer door de rechter.194 Deze aantasting zou mogelijk voorkomen kunnen worden door het slachtoffer van tevoren goed in te lichten over slechts de beperkte invloed die hij kan uitoefenen op het verloop van het strafproces. 4.4.2 Vertraging strafrechtspleging en verhoging werklast Door uitoefening van het adviesrecht krijgt het slachtoffer de mogelijkheid zich uit te laten over juridisch-inhoudelijke kwesties. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot nadere discussies, getuigenverhoor van het slachtoffer en motivering van de rechter bij afwijking van het advies. De zittingstijd en afhandeling van de strafzaak zal dus toenemen. Kortom: het adviesrecht belemmert mogelijkerwijs de voortvarende strafrechtspleging en leidt tot een verhoogde werklast van de rechters.195 Daarnaast heeft het ook een verhoogde werklast van het Openbaar Ministerie en de verdediging tot gevolg. In paragraaf 4.3.2 is gewezen op de prikkel voor de officier van justitie. Hij zal niet voor verassingen willen komen te staan en zal proberen het slachtoffer beter te betrekken bij het vooronderzoek en zich zodoende beter op de hoogte proberen te stellen van zijn mening. De verdediging ten slotte heeft meer werkdruk door de actievere rol uit paragraaf 4.2.1. Zij zal zich nog beter moeten voorbereiden op eventuele beweringen van het slachtoffer. Als alle partijen tot een goede voorbereiding willen komen is het tevens niet ondenkbaar dat strafzaken langer worden uitgesteld. 4.4.3 Kosten Bovenstaande vertragingen en verhoging van de werklast kan ook leiden tot een verhoogde kostenpost. De Raad voor de Rechtspraak heeft de toename van de kosten 194 195
Kwakman 2013. Raad voor de Rechtspraak 2013, p. 8.
39
geschat op achthonderd- tot negenhonderdduizend euro per jaar.196 Uit de Memorie van Toelichting blijkt echter de verwachting dat het adviesrecht leidt tot een beperkte aantal slachtoffers dat tot advisering overgaat en dat de extra kosten voor informatievoorziening en bejegening van deze slachtoffers binnen de huidige financiële kaders kunnen worden opgevangen.197 Of in deze verwachting ook rekening is gehouden met mogelijke vertragingen in de strafzaak en de gevolgde werklasttoename is onduidelijk, waardoor lastig te bepalen is wat de precieze kostentoename zal zijn en of dit werkelijk binnen de huidige financiële kaders opgevangen kan worden. 4.4.4 Tussenconclusie Het adviesrecht heeft slechts negatieve consequenties voor de rechtspraak tot gevolg. Het zal, indien het slachtoffer niet goed wordt voorgelicht, kunnen leiden tot aantasting van het gezag van de rechterlijke macht. Daarnaast heeft het vertraging van de strafrechtspleging en verhoging van de werkdruk voor de rechters, het Openbaar Ministerie en de verdachte tot gevolg. Tot slot is het onduidelijk of het leidt tot hogere kosten, maar de Raad van de Rechtspraak verwacht van wel. 4.5 Conclusie Uit het voorgaande blijkt dat aan het wetsvoorstel adviesrecht zeer veel gevolgen verbonden zijn. Er zijn zowel voordelige als nadelige gevolgen en het is derhalve lastig het wetsvoorstel in zijn geheel als goed of slecht te bestempelen. Toch zal het wetsvoorstel in zijn huidige vorm teveel nadelige gevolgen met zich meebrengen. Het adviesrecht zou tegemoet moeten komen aan de belangen en wensen van het slachtoffer, maar brengt ook voor hen veel risico’s en gevolgen mee. Desondanks zijn er aan een uitbreiding van het spreekrecht ook vele belangrijke voordelen verbonden, wat onderzoek naar een alternatieve vorm of aanpassingen wel degelijk interessant maakt. Het zal weliswaar lastig zijn een vorm te vinden die alle nadelige gevolgen mitigeert, maar het is wel mogelijk een alternatief of aanpassingen te vinden die de voordelen zwaarder laten wegen dan de nadelen. In het volgende hoofdstuk zal daarom, met behulp van rechtsvergelijking, getracht worden dit alternatief of de aanpassingen te vinden die de negatieve gevolgen kunnen mitigeren. 196 197
Raad voor de Rechtspraak 2013, p. 10. MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 25.
40
5. Hoe is de procespositie van het slachtoffer in andere landen geregeld met betrekking tot een adviesrecht? In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de procespositie van het slachtoffer met betrekking tot een (soortgelijk) adviesrecht in Duitsland en België. Door een vergelijk te maken met deze twee landen kan derhalve op een zo goed mogelijke en brede manier worden gezocht naar mogelijke aanpassingen of alternatieven die de negatieve gevolgen van het voorgestelde adviesrecht kunnen mitigeren. 5.1 Duitsland 5.1.1 Het slachtoffer als Privatkläger en als Nebenkläger In hoofdstuk twee is gebleken dat er de laatste decennia groeiende aandacht is gekomen voor de slachtofferrechten in Nederland. Ook in Duitsland is een dergelijke ontwikkeling te zien en heeft het slachtoffer de laatste decennia meer rechten in het strafproces verkregen.198 Het tekort van de marginale rol van het slachtoffer werd in Duitsland echter eerder onderkend dan in Nederland, namelijk al bij de invoering van de Reichsstrafprozessenordnung in 1877.199 Het slachtoffer kan sindsdien in Duitsland op verschillende wijzen deelnemen aan het strafproces: onder andere als Privatkläger en als Nebenkläger. Het ontstaan van deze slachtoffer-gerelateerde voorzieningen is echter grotendeels te wijten aan toevalligheden. Er was eerder sprake van politieke compromissen dan duidelijke gerichtheid op het slachtoffer.200 In de twintigste eeuw volgden hervormingen aan deze voorzieningen ter voorkoming van secundaire victimisatie en ter versterking van de positie van het slachtoffer, voornamelijk door de opkomst van victimologie.201 Het slachtoffer heeft in de bovengenoemde hoedanigheden meer ruimte voor eigen initiatief dan het slachtoffer in Nederland heeft. Het optreden als Privatkläger volgt uit § 374 e.v. StPO.202 Privatklage houdt een soort private berechting in waarbij het slachtoffer als enig aanklager optreedt, echter slechts in de gevallen dat de openbaar aanklager afziet van vervolging.203 Deze vorm geldt voor de limitatief opgesomde 198
Lindenberg 2013, p. 253. Kilchling & Kury 2014, p. 44. 200 Kilchling & Kury 2014, p. 44. 201 Voor een uitgebreide beschrijving van de hervormingen en versterking van de slachtofferpositie in Duitsland, zie Kilchling & Kury 2014, p. 45-49. 202 De Strafprozessordnung (StPO) is de belangrijkste bron van het Duitse strafproces. Het is het federale Wetboek van strafprocesrecht. Zie van Daele 2000, p. 30. 203 Lindenberg 2013, p. 253-254. 199
41
delicten uit § 374 StPO.204 Het gaat hierbij om betrekkelijk lichte delicten, die over het algemeen niet leiden tot een geschokte rechtsorde en derhalve belasting van het justitieel apparaat niet automatisch rechtvaardigen.205 Het slachtoffer zou in deze gevallen als Privatkläger binnen het strafrechtelijk traject alsnog genoegdoening kunnen halen.206 Ten behoeve hiervan kan het slachtoffer op grond van § 390 StPO zelf rechtsmiddelen instellen en komt hem nagenoeg dezelfde rechten toe als de openbaar aanklager.207 Dossierinzage kan daarentegen alleen door de raadsman en enkel indien er geen zwaarwegende en beschermingswaardige belangen van de verdachte of andere betrokkenen zich hiertegen verzetten.208 Er moet echter wel eerst een Sühneversuch hebben plaatsgevonden: het slachtoffer moet geprobeerd hebben buiten de rechtszaal tot een oplossing te komen alvorens hij tot Privatklage over kan gaan.209 De hoedanigheid van Privatkläger brengt echter een groot financieel risico voor het slachtoffer mee en is derhalve onaantrekkelijk.210 § 379a StPO verplicht de Privatkläger namelijk een proceskostenvoorschot te betalen en in bijzondere gevallen zekerheid te stellen voor de kosten van de verdachte. Hij krijgt deze bedragen echter alleen terug indien de rechter tot een veroordeling komt.211 Daarnaast kan het slachtoffer ingevolge § 395-402 StPO optreden als Nebenkläger. Deze hoedanigheid is destijds ingevoerd zodat de Privatkläger niet met lege handen bleef staan ingeval het Openbaar Ministerie zelf een vervolging instelde of de reeds door de Privatkläger ingestelde strafvervolging overnam.212 Het slachtoffer zou zich dan als Nebenkläger bij de strafvervolging, ingesteld door het Openbaar Ministerie, kunnen voegen. Hij kan in deze hoedanigheid niet zelf een vervolging instellen.213 De Nebenkläger is een zelfstandige procespartij214 en is derhalve niet ondergeschikt aan de officier van justitie.215 Dit geeft het slachtoffer de mogelijkheid voor zijn persoonlijke belangen op te komen. Daarnaast kan op deze manier het optreden van het Openbaar Ministerie gecontroleerd worden.216 Uit § 395 StPO volgen de delicten waarbij het slachtoffer als Nebenkläger op kan treden. Het gaat hierbij om zware delicten 204
Zie ook van Daele 2000, p. 169; Lindenberg 2013, p. 253. Van Daele 2000, p. 169; Lindenberg 2013, p. 253. 206 Koewius 1974, p. 28-29. 207 Lindenberg 2013, p. 254. 208 Zie § 406e I en II StPO; van Daele 2000, p. 174; Groenhuijsen 2011, p. 133. 209 Zie § 380 StPO. 210 Lindenberg 2013, p. 255. 211 Lindenberg 2013, p. 255. 212 Lindenberg 2013, p. 255; Kramer 2009, p. 309. 213 Lindenberg 2013, p. 255. 214 Van Daele 2000, p. 175; Lindenberg 2013, p. 256. 215 Lindenberg 2013, p. 256. 216 Van Daele 2000, p. 175. 205
42
zoals zware mishandeling, zedendelicten en poging tot moord of doodslag. Dit maakt de rechtsfiguur van Nebenkläger interessanter voor het onderzoek dan de Privatklage. Het voorgestelde adviesrecht betreft namelijk tevens zware delicten. De rechten van de Nebenkläger zijn voornamelijk in § 397 I StPO neergelegd. Het gaat om zeer omvangrijke rechten waar het slachtoffer normaliter niet over beschikt. De Nebenkläger heeft derhalve een vergelijkbare positie met het Openbaar Ministerie.217 Enkele voorbeelden van de rechten van de Nebenkläger zijn het recht op aanwezigheid ter terechtzitting218, het mogen stellen van vragen aan de verdachte, deskundigen of getuigen, de mogelijkheid om rechters te wraken of zich tegen deskundigen te verzetten, het recht om bewijs aan te dragen en om bewijsgaring te verzoeken en het recht om verklaringen af te leggen ter terechtzitting.219 Naast het aandragen van bewijs is hij gerechtigd zich over het bewijs uit te laten en bijvoorbeeld uitspraken te doen met betrekking tot de betrouwbaarheid daarvan.220 Daarnaast kan hij op grond van § 395 IV en § 400-401 StPO rechtsmiddelen instellen tegen het eindvonnis en heeft hij recht op gefinancierde rechtshulp ingevolge § 397a StPO. Tot slot kan de Nebenkläger uitspraken doen met betrekking tot de straftoemeting.221 Dit zal hij doen in de schlussvortrag, waarin hij een verklaring af kan leggen en vervolgens een advies aan de rechter uit kan brengen.222 Bij de uitoefening van bovenstaande rechten kan hij zich laten bijstaan of zelfs laten vertegenwoordigen door een raadsman.223 Aangezien Duitsland een inquisitoir procesmodel kent is het gemakkelijk een rechtsfiguur als de Nebenklage in te voeren zonder verstoring van de balans tussen de verdediging en de vervolging tot gevolg te hebben.224 Nederland kent echter een gematigd inquisitoir procesmodel. Het vooronderzoek heeft een inquisitoir karakter, terwijl het onderzoek ter terechtzitting tegenwoordig steeds meer accusatoire karaktertrekken vertoont.225 Het zal derhalve lastiger zijn een dergelijk systeem in Nederland in te voeren. Daarnaast wijken de doelen van het Duitse strafrecht af van de doelen van het Nederlandse strafrecht. De hoofddoelen van het Duitse strafrecht zijn algemene preventie, speciale preventie en 217
Van Daele 2000, p. 176. Zelfs indien de Nebenkläger als getuige zal worden gehoord heeft hij recht op aanwezigheid tijdens de terechtzitting. 219 § 397 I StPO; Van Daele 2000, p. 176; Lindenberg 2013, p. 257. 220 § 397 jo. § 257 StPO; Lindenberg 2013, p. 257. 221 Lindenberg 2013, p. 258. 222 Keulen e.a. 2013, p. 301. 223 Van Daele 2000, p. 176. 224 Kilchling & Kury 2014, p. 49. 225 Zie ook Reijntjes & Minkenhof 2009, p. 11-12. 218
43
verzoening226, terwijl de hoofddoelen van het Nederlandse strafrecht preventie, vergelding en wellicht genoegdoening aan het slachtoffer zijn.227 Het Duitse strafrecht is derhalve meer gericht op een vredige samenleving228 in plaats van vergelding van de dader. Desondanks zou een rechtsfiguur als de Nebenklage mogelijk ook in het Nederlandse rechtssystemen te rechtvaardigen zijn. Een dergelijke sterke positie van het slachtoffer kan namelijk invloed hebben op de vergelding van de dader en genoegdoening aan het slachtoffer. 5.1.2 Evaluatie Nebenklage Uit onderzoek229 is gebleken dat juristen over het algemeen vooral positief zijn over de Nebenklage. Zij wijzen met name op de betekenis van het systeem voor de slachtoffers. Positief aspect van de Nebenklage is namelijk dat het slachtoffers de mogelijkheid geeft actief in het proces te participeren. Zij zijn hierdoor niet meer verplicht passief toe te zien hoe het proces verloopt.230 Daarnaast zou het regelmatig voorkomen dat advocaten van Nebenklägers een belangrijke bijdrage aan de zaak leveren, die door de openbaar aanklager over het hoofd werd gezien.231 Desondanks is de Nebenklage een enigszins omstreden rechtsfiguur.232 Allereerst wordt kritiek geleverd op de Nebenklage en het klassieke strafprocessuele systeem van Duitsland. De Nebenkläger zou hier niet in passen waardoor deze gedoemd is “erbij te hangen”.233 Daarnaast blijkt dat slachtoffers vaak misbruik maken van de Nebenklage. Het zou met name gebruikt worden ter veiligstelling van de burgerrechtelijke belangen; het zou vooral dienen ter vereenvoudiging van de bewijsvoering en ter voorbereiding op de later te voeren civielrechtelijke procedure tegen de verdachte.234 Ten derde zou uit empirisch onderzoek niet blijken dat het slachtoffer daadwerkelijk geholpen wordt door uitoefening van de Nebenklage.235 Uit ander onderzoek236 blijkt dat Nebenklägers nauwelijks gebruik maken van hun actieve rechten. Slechts 9% levert bewijs aan, 14% verzoekt onderzoeksmaatregelen, 16% legt verklaringen af en 18,5% doet een verzoek. Geen één van de Nebenklägers wraakt de 226
Schramm 2010, p. 237. Zie ook paragraaf 6.1.1. voor de doelen van het Nederlandse strafrecht. 228 Schobert 2012, p. 163. 229 Lindenberg 2013, p. 259. 230 Lindenberg 2013, p. 259. 231 Lindenberg 2013, p. 259. 232 Van Daele 2000, p. 176. 233 Lindenberg 2013, p. 259. 234 Kühne 2010, p. 166; Van Daele 2000, p. 176; Lindenberg 2013, p. 259. 235 Groenhuijsen 2011, p. 133; Lindenberg 2013, p. 259. 236 Barton 2011, p. 163. 227
44
rechter of zet zich af tegen deskundigen. Het recht op pleidooi wordt daarentegen wel vaak gebruikt: 84% van de Nebenklägers houdt een pleidooi. Het verdient echter opmerking dat dit vaak niet meer voorstelt dan bevestiging van wat de officier van justitie tijdens het proces naar voren brengt.237 Van de passieve rechten wordt ook veel gebruik gemaakt. 86,5% is aanwezig ter terechtzitting en 72,5% verzoekt dossierinzage. Overigens maakt 99% van de Nebenklägers gebruik van een raadsman.238 Verder blijkt uit het onderzoek van Barton dat de Nebenklage niet of nauwelijks invloed uitoefent op de beslissing in de strafzaak, maar dat een actieve Nebenkläger wel vertraging van het proces en verhoging van de financiële lasten tot gevolg heeft.239 Tot slot zou het invloed hebben op de rechten van de verdachte. De verdachte moet zich namelijk intensief verweren tegen de visie en beweringen van de Nebenkläger of diens raadsman.240 Dit zou de overzichtelijkheid en kwaliteit van de verdediging kunnen schaden en bovendien ongerechtvaardigde proceskostenstijging voor de verdediging tot gevolg kunnen hebben.241 Het gebruik van de Nebenklage blijkt de laatste jaren sterk te stijgen: momenteel wordt het in dubbel zo veel strafzaken gebruikt als in 1986.242 Deze stijging is waarschijnlijk te wijten aan de ruimhartige gefinancierde rechtshulp van Nebenklägers.243 Desondanks wordt er nog steeds niet op grote schaal gebruik van gemaakt.244 5.1.3 Tussenconclusie Het slachtoffer kan in Duitsland op twee wijzen deelnemen aan het strafproces: als Privatkläger en als Nebenkläger. Interessant in dit onderzoek is de rechtsfiguur van Nebenkläger. Net als bij het adviesrecht is dit namelijk slechts van toepassing bij zware delicten. De Nebenkläger heeft zeer omvangrijke rechten waar het slachtoffer normaliter niet over beschikt. Hij heeft in wezen een vergelijkbare positie met het Openbaar Ministerie. De Nebenkläger heeft derhalve een zelfstandigere en sterkere positie dan het adviesrecht aan het slachtoffer beoogt te geven. Enkele van de belangrijkste rechten zijn het recht op het stellen van vragen aan verdachte(n), deskundigen of getuigen, het 237
Lindenberg 2013, p. 260; Kühne 2010, p. 166. Kilchling & Kury 2014, p. 53. 239 Barton 2011, p. 164; Lindenberg 2013, p. 260, Kilchling & Kury 2014, p. 53. 240 Lindenberg 2013, p. 260. 241 Lindenberg 2013, p. 260. 242 Barton 2011, p. 161; Lindenberg 2013, p. 258. 243 Lindenberg 2013, p. 258. 244 MvT Wetsvoorstel Adviesrecht p. 13. 238
45
aandragen van bewijs, het recht zich uit te laten over het bewijs, alsmede verklaringen af te leggen en de rechter te adviseren met betrekking tot bijvoorbeeld de straf. In de praktijk blijkt echter dat van de toegekende actieve rechten nauwelijks gebruik wordt gemaakt en dat de Nebenklage niet tot nauwelijks invloed heeft op de uitkomst van de strafzaak. Daarnaast lijkt actieve deelname wel tot vertragingen te leiden. Ook wordt er vaak misbruik van gemaakt ter voorbereiding op een later te voeren civielrechtelijke procedure. Het zou namelijk vooral dienen ter vereenvoudiging van de bewijsvoering hiervan. Tot slot kent Nederland een gematigd inquisitoir procesmodel terwijl Duitsland een inquisitoir procesmodel heeft. Derhalve kan Duitsland makkelijker een rechtsfiguur als de Nebenklage invoeren zonder de balans tussen de partijen te verstoren. In Nederland zal dit, gezien de accusatoire karaktertrekken van het onderzoek ter terechtzitting, lastiger zijn. Daarnaast verschillen de doelen van het Duitse en Nederlandse strafrecht, maar kan een rechtsfiguur als de Nebenklage mogelijk toch in Nederland gerechtvaardigd worden. Een dergelijke sterke positie van het slachtoffer kan namelijk de doelen van vergelding van de dader en genoegdoening aan het slachtoffer dienen. 5.2 België 5.2.1 Drie slachtofferstatuten Tot 1998 kon het slachtoffer in België slechts aan het proces deelnemen als burgerlijke partij. Hier was echter veel kritiek op: wanneer het slachtoffer zich niet als burgerlijke partij had gesteld kon hij namelijk geen enkel recht uitoefenen in de strafzaak.245 In 1998 volgde daarom een uitbreiding van de slachtofferstatuten.246 Voortaan bestaan er drie statuten en derhalve drie verschillende juridische hoedanigheden die het slachtoffer aan kan nemen.247 Ten eerste kan het slachtoffer een klacht indienen bij de politie of het parket en heeft dan de hoedanigheid van slachtoffer in het algemeen.248 Hij krijgt dan echter slechts een minimum aan rechten249 en is geen partij in het proces.250 De klacht houdt tevens geen schadeclaim in, maar dient slechts ter melding van een strafbaar feit. Om deze reden wordt een klacht-indienend slachtoffer niet op de hoogte gehouden van
245
Van den Wyngaert 2006, p. 543. Wet 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, B.S. 2 april 1998. 247 Vermeulen 2002, p. 439. 248 Van den Wyngaert 2006, p. 541. 249 Zie art. 3bis VTSv. Het slachtoffer heeft als slachtoffer in het algemeen recht op correcte bejegening. 250 Vermeulen 2002, p. 439. 246
46
het verdere verloop van de strafzaak.251 Indien het slachtoffer een verklaring aflegt waarin hij te kennen geeft schade te hebben geleden door een misdrijf, krijgt hij de hoedanigheid van benadeelde persoon.252 Ook de benadeelde persoon is geen procespartij, maar hij geniet wel meer bescherming dan het slachtoffer in het algemeen.253 Dit kan derhalve als een tussenstatuut worden beschouwd.254 Op grond van art. 5bis VTSv bestaan de rechten van de benadeelde persoon uit het geven en krijgen van informatie. Hij kan informatie geven door ieder document dat hij nuttig acht aan het dossier te laten toevoegen. Daarnaast krijgt hij informatie met betrekking tot het verloop van de zaak. Hij wordt op de hoogte gebracht van eventuele seponering en de reden daarvan, van het instellen van een gerechtelijk onderzoek en van de vaststelling van een zittingsdag.255 Het slachtoffer geniet echter de meeste rechten als burgerlijke partij. Alleen in deze hoedanigheid wordt het slachtoffer procespartij256 en kan de financiële schade verhaald worden. Het slachtoffer kan zich burgerlijk partij stellen door een verklaring af te leggen bij de onderzoeksrechter.257 Het slachtoffer neemt zodoende plaats in een bestaand gerechtelijk onderzoek. Is een dergelijk onderzoek voor het strafbare feit niet reeds gevorderd, dan dient de verklaring van het slachtoffer als opening van het onderzoek en instelling van de strafvordering.258 Gevolg is dat de rechterlijke macht vervolgens uitspraak moet doen over zowel de burgerlijke vordering als de strafvordering. Het statuut van de burgerlijke partij kan zodoende als belangrijke aanvulling en correctiemiddel worden gezien op het principe van het strafvervolgingsmonopolie door het Openbaar Ministerie.259 Dit correctiemiddel past gezien de doelen van het Belgische strafrecht in het Belgische rechtssysteem. De doelen van het Belgische strafrecht zijn onder invloed van verscheidene theorieën regelmatig aan veranderingen onderhevig geweest.260 Volgens de modernere opvattingen zijn de hoofddoelen echter bescherming van de maatschappij en resocialisatie van de dader. Leedtoevoeging is slechts in mindere mate doel van het Belgische strafrecht.261 Instelling van een strafvordering door de burgerlijke partij kan derhalve mogelijk bijdragen aan een betere bescherming van de maatschappij. De rol van 251
Verstraeten 2007, p. 88. Van den Wyngaert 2009, p. 595; Vermeulen 2002, p. 439. 253 Van den Wyngaert 2009, p. 595; Vermeulen 2002, p. 439. 254 Vermeulen 2002, p. 439. 255 Van den Wyngaert 2009, p. 595. 256 Van den Wyngaert 2009, p. 595. 257 Declercq 2007, p. 1156. 258 Declercq 2007, p. 1156. 259 Verstraeten 2007, p. 88. 260 Zie van den Wyngaert 2006, p. 21-34 voor een uitgebreide omschrijving van deze theorieën. 261 Vanhoudt & Calewaerth 1976, p. 829. 252
47
de burgerlijke partij heeft enkel betrekking op de schadevergoeding en niet op de uitoefening van de strafvordering. De burgerlijke vordering heeft dus alleen betrekking op de vergoeding van de schade veroorzaakt door het misdrijf.262 Er wordt echter verondersteld dat sommige slachtoffers via deze weg tevens invloed willen uitoefenen op de bestraffing van de verdachte.263 De burgerlijke partij heeft dezelfde rechten als de verdachte.264 Het slachtoffer kan in deze hoedanigheid bijvoorbeeld inzage vragen in het strafdossier (art. 61ter VTSv), opheffing van bepaalde onderzoekshandelingen vragen (art. 61quater VTSv) en indien een gerechtelijk onderzoek na een jaar nog niet is afgerond kan hij het weer vlot trekken door het onderzoek aan te brengen bij de kamer van inbeschuldigingstelling (art. 136 VTSv). Daarnaast kan de burgerlijke partij de onderzoeksrechter op grond van art. 61quinquies VTSv verzoeken een bijkomende onderzoekshandeling te verrichten. Door hier op aan te dringen kan het slachtoffer het gerechtelijk vooronderzoek en de vervolgingsbeslissing beïnvloeden. Bij afwijzing van het verzoek door de onderzoeksrechter kan de burgerlijke partij vervolgens hoger beroep instellen op grond van art. 61quinquies §5 VTSv. Hij kan zich derhalve actief met de besluitvorming bemoeien.265 Doordat het doel slechts herstel is van de geleden schade is het spreekrecht van het slachtoffer beperkt tot zijn civielrechtelijke schadeclaim.266 Het slachtoffer heeft dus een sterke positie in het Belgische proces en vooronderzoek, maar mag zich niet uitlaten over de schuld en de straf van de verdachte.267 Soms worden in de praktijk opmerkingen met betrekking tot de straf van de dader die los staan van deze claim toch toegestaan, maar dit is alleen bij uitzondering.268 Tot slot kan de burgerlijke partij zich laten vertegenwoordigen of slechts laten bijstaan door een raadsman.269 5.2.2 Discussies omtrent de sterke rechtspositie Doordat het slachtoffer als burgerlijke partij in staat is zelf een gerechtelijk vooronderzoek te openen en daardoor een grote rol kan spelen in dit onderzoek geniet hij een sterke rechtspositie. Van Dijk noemt de rechtspositie van de slachtoffers bij de strafuitvoering zelfs superieur aan die in Nederland.270 De sterke rechtspositie van het 262
Van den Wyngaert 2009, p. 595-596. Verstraeten 2007, p. 171-172. 264 Van den Wyngaert 2009, p. 596. 265 Van Dijk 2009b, p. 30. 266 Van Dijk 2009b, p. 26-27. 267 MvT Wetsvoorstel adviesrecht, p. 12; van Dijk 2009b, p. 31. 268 Van Dijk 2009b, p. 27. 269 Van den Wyngaert 2009, p. 595. 270 Van Dijk 2009b, p. 31. 263
48
slachtoffer zorgt echter ook voor veel discussie. Kern van deze discussies is dat de sterke positie het beleid van het Openbaar Ministerie zou doorkruisen, het een grote claim zou leggen op de beperkte zittingscapaciteit en dat er misbruik van wordt gemaakt om de procespositie in een eventueel latere civielrechtelijk proces te verbeteren.271 Met betrekking tot de eerste twee discussiepunten geldt dat er veel gerechtelijke vooronderzoeken worden geopend door burgerlijke partijen, terwijl deze zaken eerder door het Openbaar Ministerie geseponeerd werden omdat ze niet belangrijk genoeg waren.272 Dit leidt tot tegenstrijdigheden. 5.2.3 Tussenconclusie België kent drie slachtofferstatuten: het slachtoffer in het algemeen, de benadeelde persoon en de burgerlijke partij. De burgerlijke partij heeft in België een zeer sterke positie in de strafzaak, met name in het gerechtelijk vooronderzoek. Het slachtoffer is in deze hoedanigheid een volwaardige procespartij. Door een verklaring af te leggen neemt hij plaats in een bestaand gerechtelijk onderzoek of, indien een dergelijk onderzoek niet reeds is gevorderd, wordt een gerechtelijk onderzoek geopend. De burgerlijke partij is op deze manier in staat zelf een strafvordering in te stellen. Het voorwerp van de burgerlijke vordering is de schadeclaim. De burgerlijke partij heeft veel belangrijke rechten zoals bijvoorbeeld het recht op inzage van het dossier en aandringen op bijkomende onderzoekshandelingen om op deze manier de vervolgingsbeslissing te kunnen beïnvloeden. Hij kan zich derhalve actief met de besluitvorming bemoeien. Het slachtoffer mag zich echter niet uitlaten over schuld en de straf van de dader, hoewel dit in de praktijk soms toch toegestaan wordt. De sterke positie van het slachtoffer brengt echter ook veel kritiek met zich mee. Zo zou het beleid van het Openbaar Ministerie doorkruist worden, het een grote claim leggen op de beperkte zittingscapaciteit en zou er misbruik van gemaakt worden om de procespositie in een civiel proces te verbeteren. 5.3 Conclusie Rechtsvergelijking wijst uit dat het slachtoffer zowel in Duitsland als in België een sterke positie in het strafproces heeft. In Duitsland onder andere door de Nebenklage, in België door de burgerlijke partij. Het slachtoffer is in beide hoedanigheden volwaardig procespartij en geniet derhalve veel rechten. Hij is niet ondergeschikt aan het Openbaar 271 272
MvT Wetsvoorstel adviesrecht, p. 12; Nederlandse Orde van Advocaten 2012, p. 2. Keulen e.a. 2013, p. 385.
49
Ministerie en heeft in België zelfs de bevoegdheid een gerechtelijk vooronderzoek te openen. Uit hoofdstuk twee is gebleken dat het slachtoffer in Nederland slechts procesdeelnemer is en tijdens het proces alleen het spreekrecht uit kan oefenen. Hij mag alleen praten over de gevolgen die het misdrijf bij hem teweeg hebben gebracht en mag zich niet uitlaten over de bewijsmiddelen, de schuld van de verdachte en de op te leggen straf. Zowel in Duitsland als in België mag het slachtoffer zich daarentegen wel uitlaten over de bewijsmiddelen. Duitsland gaat echter nog verder: het slachtoffer mag ook verklaringen afleggen en zich uitlaten over de straf van de dader. Er zijn derhalve geen beperkingen verbonden aan het spreekrecht van het slachtoffer in Duitsland. Geconcludeerd kan worden dat een slachtoffer in Duitsland en België momenteel een sterkere positie heeft dan een slachtoffer in Nederland. Toch zijn er aan de sterke positie ook veel nadelen verbonden. Zo heeft de Nebenklage niet of nauwelijks invloed op de beslissing in de strafzaak, maar blijkt dat een actieve Nebenkläger wel voor vertragingen in het proces zorgt. Daarnaast wordt er slechts in geringe mate gebruik gemaakt van de actieve rechten. Zou daarom niet volstaan kunnen worden met minder vergaande rechten? In het volgende hoofdstuk volgen aanbevelingen met betrekking tot aanpassingen of alternatieven van het wetsvoorstel adviesrecht. De voorgaande rechtsvergelijking zal hier bij betrokken worden. 6. Aanpassingen of alternatieven met betrekking tot het wetsvoorstel 6.1 Een gewenste uitbreiding van het spreekrecht? Uit hoofdstuk twee is gebleken dat het spreekrecht in de praktijk doel treft en dat slachtoffers doorgaans zeer tevreden zijn over de uitoefening ervan. Zij vinden het spreekrecht echter te beperkt. In het licht van de emancipatie van het slachtoffer is uitbreiding van het spreekrecht haast logisch te noemen. Uit hoofdstuk vijf is gebleken dat het slachtoffer in zowel Duitsland als België een sterke positie heeft. Het slachtoffer heeft namelijk de mogelijkheid volwaardig procespartij te zijn. In België heeft het slachtoffer als burgerlijke partij zelfs de mogelijkheid zelf een strafvordering in te stellen. Hier is echter veel kritiek op: het zorgt voor vertragingen, het zou het beleid van het Openbaar Ministerie doorkruisen en het legt een grote claim op de beperkte zittingscapaciteit. In dit licht bezien is het onwenselijk het slachtoffer in Nederland dergelijke vervolgingsbevoegdheden toe te kennen. Het vervolgingsmonopolie dient derhalve bij het Openbaar Ministerie te blijven.
50
Wat betreft het voorgestelde adviesrecht heeft het slachtoffer in Duitsland en België een vergelijkbare positie. In beide landen is het slachtoffer gerechtigd zich over het bewijs uit te laten en invloed uit te oefenen op het gerechtelijk vooronderzoek. In België mag het slachtoffer zich echter niet uitlaten over de schuld van de verdachte en de straf. Dit komt omdat zijn inbreng in de strafzaak zich beperkt tot zijn civielrechtelijke claim. Duitsland kent een onbeperkt spreekrecht. Het slachtoffer mag de rechter adviseren en derhalve uitspraken doen over de schuld van de verdachte en de strafoplegging. Betrokken juristen zijn doorgaans positief over de rol van het slachtoffer als Nebenklage.273 Vooral voor slachtoffers zou het van grote betekenis zijn, aangezien het hen de mogelijkheid geeft actief aan het strafproces deel te nemen. Uit onderzoek274 blijkt echter dat Nebenklägers slechts in geringe mate gebruik maken van hun actieve rechten. Anderzijds, de behoefte aan een uitgebreider spreekrecht in Nederland en het hebben van actieve rechten bestaat slechts bij een kleine groep. Wat is precies het bezwaar op een uitgebreider spreekrecht indien slechts een kleine groep hiervan gebruik gaat maken? Doordat de groep een betrekkelijke omvang heeft zal het waarschijnlijk slechts tot minimale vertragingen leiden. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat de Nebenklage niet of nauwelijks invloed uitoefent op de beslissing van de rechter. Het risico op ongelijkheid in rechtspraak is derhalve zeer klein, zelfs al zou het slachtoffer in Nederland toch actief gebruik maken van het adviesrecht. 6.1.1 De doelen van het straf(proces)recht De hoofddoelen van het Nederlandse strafrecht zijn vergelding en gedragscontrole.275 De hoofddoelstelling van het strafprocesrecht is te zorgen voor een juiste verwezenlijking van het materiële strafrecht.276 Door het slachtoffer een eigen adviesrecht te laten uitoefenen is het niet ondenkbaar dat hierdoor nieuwe gegevens of inzichten naar voren komen. Uitoefening van het adviesrecht kan dus bijdragen aan een juiste toepassing van het materiële strafrecht en kan zodanig de doelstellingen van het strafrecht dienen. Dit kan een uitbreiding van het spreekrecht in zekere zin rechtvaardigen. Tevens beogen veel strafrechtelijke instrumenten het welzijn van het slachtoffer positief te beïnvloeden.277 Zie in dit kader bijvoorbeeld het spreekrecht. Het belangrijkste doel van het spreekrecht is 273
Lindenberg 2013, p. 259. Barton 2011, p. 163. 275 Lens 2010, p. 14. 276 Keulen e.a. 2013, p. 293; Crijns & van der Meij 2005, p. 45. 277 Lens 2010, p. 14. 274
51
namelijk een bijdrage leveren aan het herstel van emotionele schade van het slachtoffer, veroorzaakt door het delict.278 Daarnaast zouden de therapeutische effecten van het strafrecht voor het slachtoffer zich goed verhouden met de hoofddoelen van het strafrecht.279 Uit de literatuur blijkt tevens herhaaldelijk dat genoegdoening aan het slachtoffer reeds als erkend strafdoel aangemerkt kan worden.280 Hierdoor kan wellicht aangenomen worden dat genoegdoening aan het slachtoffer wel degelijk een doel van het Nederlandse strafrecht is. Een uitbreiding van het spreekrecht sluit derhalve aan bij de emancipatie van het slachtoffer. Uit hoofdstuk vier is echter gebleken dat het huidige wetsvoorstel overwegend nadelen met zich meebrengt. Toch zijn er ook belangrijke voordelen aan verbonden voor het slachtoffer. Het voorziet in de behoefte van slachtoffers om te praten over de feiten van het misdrijf en de strafmaat en het geeft het slachtoffer de mogelijkheid een van het Openbaar Ministerie afwijkend standpunt toch kenbaar te maken. Tevens kan de sterkere positie een positieve uitwerking hebben op het herstel van slachtoffers en nabestaanden. Geconcludeerd kan worden dat een uitbreiding van het spreekrecht wenselijk is, alleen niet op de momenteel voorgestelde wijze. Aanpassingen aan het wetsvoorstel zijn mijns inziens nodig om de negatieve gevolgen te mitigeren. 6.2 Aanpassingen aan het wetsvoorstel Gezien de vele nadelen van het wetsvoorstel in hoofdstuk vier, is het schier onmogelijk aanpassingen of alternatieven te bedenken die al deze nadelen tegengaan. Het is echter wel mogelijk een uitbreiding van het spreekrecht op een wijze vorm te geven die grotendeels de negatieve consequenties op een aanvaardbare wijze mitigeert. 6.2.1 Aanbevelingen met betrekking tot het wetsvoorstel Het slachtoffer lijkt niet te kunnen voldoen aan de basiseisen van een adviseur; hij is immers niet deskundig, betrouwbaar en onafhankelijk. Een uitbreiding van het spreekrecht dient derhalve geen adviesrecht, maar een slotpleidooi van het slachtoffer genoemd te worden. Dit sluit tevens aan bij onderzoek in Duitsland, waaruit blijkt dat 84% van de Nebenklägers een pleidooi houdt.281 Daarnaast geeft een slotpleidooi van het slachtoffer niet de indruk van ongelijkheid tussen het slachtoffer en de verdediging, 278
Zie paragraaf 2.2.2. Lens 2010, p. 14, Pemberton & Reynaers 2010, p. 9. 280 Zie ook Keulen e.a. 2013, p. 10 en 41, De Hullu 2012, p. 5. 281 Barton 2011, p. 163. 279
52
aangezien ook de verdediging gerechtigd is het woord te houden en de verdachte zelfs het laatste woord. Het slotpleidooi van het slachtoffer dient uitgeoefend te worden door een raadsman. Er moet dus sprake zijn van verplichte vertegenwoordiging. Dit brengt meerdere voordelen met zich mee. Ten eerste beschikt een raadsman over juridische kennis. Hij zal derhalve beter in staat zijn tot een juiste beantwoording van de vragen betreffende art. 350 Sv te komen. Dit draagt meer bij aan de hoofddoelstelling van het strafprocesrecht; een juiste toepassing van het materiële strafrecht.282 Ten tweede krijgt het slachtoffer zelf de mogelijkheid een advocaat te kiezen. Hij kan zo voor een advocaat kiezen die zijn visie het beste vertegenwoordigt en is niet meer afhankelijk van een toegewezen officier van justitie die mogelijk zijn visie niet deelt. Tot slot sluit verplichte vertegenwoordiging aan bij de Nebenklage in Duitsland; 99% van de Nebenklägers blijkt gebruik te maken van een raadsman.283 Ter voorkoming van secundaire victimisatie moet het slachtoffer van tevoren goed ingelicht en geadviseerd worden over de betrekkelijke invloed van het slotpleidooi op de beslissing van de rechter. Ook de raadsman kan hierbij van belang zijn en eventuele verwachtingen van het slachtoffer temperen. Teleurstellingen en tegelijk aantasting van het gezag van de rechterlijke macht kunnen op deze manier worden voorkomen. Daarnaast moet het slachtoffer niet als getuige beëdigd en gehoord kunnen worden. De raadsman is doorgaans beter in staat de discussie met de officier van justitie en de verdediging aan te gaan dan het slachtoffer en dient daarom vragen in naam van het slachtoffer te beantwoorden. Op deze manier wordt het slachtoffer een kritisch en scherp verhoor bespaard. Ook voor de verdachte zal dit voordelen hebben: hij loopt minder risico een onsympathieke indruk achter te laten of zich schuldig te maken aan ‘slachtofferpersing’. Om juridisering van de slachtofferrol te voorkomen moet het slotpleidooi van het slachtoffer apart worden gezien van het spreekrecht. Het spreekrecht wordt voorafgaand aan het slotpleidooi uitgeoefend en het slachtoffer doet dit zelf, zonder vertegenwoordiging van een raadsman. Het huidige spreekrecht blijft dus ongewijzigd en het slachtoffer mag hierbij slechts praten over de gevolgen van het misdrijf. Het verdient vervolgens voorkeur om het slotpleidooi van het slachtoffer na het requisitoir uit te oefenen. Op deze manier weten het slachtoffer en de raadsman wat de visie van de officier van justitie is en zouden zij zich hier grotendeels bij aan kunnen sluiten. Dit vermindert de kans op een drie-partijenproces, hetgeen zowel voor het slachtoffer, verdediging en het Openbaar Ministerie voordelig is. 282 283
Keulen e.a. 2013, p. 300. Kilchling & Kury 2014, p. 53.
53
Wat betreft de inhoud van het slotpleidooi volstaat het huidige wetsvoorstel nagenoeg. Wat betreft het bewijs zal het, gezien de overige middelen van het slachtoffer, wellicht niet veel toevoegen, maar kan het wel als extra toelichting dienen. Alleen met betrekking tot de straf zou het slachtoffer de rechter slechts mogen adviseren over straffen en maatregelen die hem rechtstreeks aangaan, zoals bijvoorbeeld een contactverbod, gebiedsverbod enzovoort. Het beslissen over de straf is namelijk een taak voor de rechter en de straf dient ter voorkoming van ongelijkheid ook alleen door de rechter bepaald te worden. Tot slot gaven slachtoffers aan ook graag te willen praten over de gevoelens betreffende de verdachte. Hier is terecht geen gehoor aan gegeven. Dit zou namelijk te veel emoties in het strafproces brengen, hetgeen onwenselijk is. 7. Conclusie De centrale vraag van dit onderzoek luidde als volgt: “Wat zijn de gevolgen van de uitbreiding van het spreekrecht door middel van het wetsvoorstel adviesrecht op het huidige strafproces en wat zijn mogelijke alternatieven of aanpassingen die eventuele consequenties kunnen mitigeren?” In dit hoofdstuk zal een antwoord op deze vraag worden gegeven. Eerst worden de gevolgen en de rechtsvergelijking besproken. 7.1 De voordelen Allereerst komt het adviesrecht tegemoet aan behoeften van slachtoffers in de praktijk; slachtoffers mogen straks ook praten over de feiten van het misdrijf en de strafmaat. Tevens betekent de verruiming van het spreekrecht een versterking van de rol van het slachtoffer. De rol van het slachtoffer groeit in de richting van een procespartij. Slachtoffers krijgen een betere mogelijkheid om hun wensen en opvattingen tot uitdrukking te brengen. Dit heeft tot gevolg dat andere partijen meer rekening met het slachtoffer zullen moeten houden. Wanneer het slachtoffer niet dezelfde visie als de officier van justitie deelt, betreffende de beantwoording van de vragen van art. 350 Sv, wordt hij toch in staat gesteld zijn visie aan de rechter kenbaar te maken. Slachtoffers zijn derhalve niet langer verplicht zich te laten vertegenwoordigen door een officier van justitie en lopen niet langer het risico hun visie en wensen verloren te zien gaan. Hierdoor krijgen zij meer het gevoel serieus genomen te worden en dat er recht wordt gedaan aan hun mening. Het zou de emancipatie van het slachtoffer wellicht ten goede komen wanneer het slachtoffer niet meer slechts het ‘muilkorfspreekrecht’ uit kan oefenen. Daarnaast moet de verdediging een actievere rol aannemen, wat wellicht de
54
waarheidsvinding ten goede zal komen. Tevens zal bij goed informeren en voorbereiden het advies van het slachtoffer juist ten voordele van de verdachte kunnen zijn, indien het slachtoffer inziet, dat ook hij of zij gebaat is bij een straf of maatregel ter voorkoming van recidive. Tot slot zou het adviesrecht een prikkel kunnen vormen voor het Openbaar Ministerie. Zij wordt niet graag ter terechtzitting verrast met nieuwe feiten en argumenten van het slachtoffer. Het slachtoffer zal daarom beter betrokken worden bij het vooronderzoek en er zal beter naar zijn mening worden geluisterd. 7.2 De nadelen Betwijfeld wordt of het voorgestelde adviesrecht toereikend genoeg is ten aanzien van de wensen van slachtoffers. Zij zouden namelijk ook graag willen praten over de gevoelens betreffende de verdachte. Daarnaast brengt het adviesrecht een risico op secundaire victimisatie met zich mee. Dit kan op twee manieren optreden. Ten eerste doordat het adviserende slachtoffer gehoord kan worden als getuige. Dit verhoor zou het slachtoffer rauw op het dak kunnen vallen. Ten tweede doordat het slachtoffer verkeerde verwachtingen heeft met betrekking tot zijn advies en daarmee de strafzaak wezenlijk denkt te kunnen beïnvloeden. Wanneer de beslissing van de rechter afwijkt van het advies kan het slachtoffer het gevoel hebben dat hem te kort is gedaan. Ook kan het adviesrecht leiden tot juridisering van de slachtofferrol: bij vertegenwoordiging door een advocaat kunnen de persoonlijke ervaringen van het slachtoffer naar de achtergrond verdwijnen. Daarnaast zal de meerderheid van de slachtoffers niet aan de basiseisen van een adviseur kunnen voldoen en derhalve niet in staat zijn een volwaardig advies uit te brengen. Wellicht dat voorlichting, advisering en verplichte vertegenwoordiging dit nadeel kunnen mitigeren. Het adviesrecht lijkt bovendien overbodig ten opzichte van het bewijs. Het slachtoffers heeft reeds meerdere middelen om zich over het bewijs uit te laten. Tevens heeft het verhoor van het slachtoffer als getuige trendbreuk tot gevolg. Verder kan het slachtoffer ook bij vertegenwoordiging door een advocaat als getuige worden beëdigd en gehoord, waardoor hij alsnog geconfronteerd kan worden met alle juridische moeilijkheden in de strafzaak. Het adviesrecht heeft ook tot gevolg dat het de uitoefening van de zorgfunctie door het Openbaar Ministerie belemmert. Het slachtoffer zou hierdoor zowel tegenover de verdediging als het Openbaar Ministerie kunnen komen te staan. Dit drie-partijenproces zal niet in het belang van de meeste slachtoffers zijn en een grote impact op hen hebben. Het lijkt derhalve verstandiger als het slachtoffer zijn visie naar voren brengt in het slachtoffergesprek, zodat hem in een besloten setting een reëel beeld
55
van de zaak gegeven kan worden. Wat betreft de actievere rol van de verdediging moet men zich afvragen of het werkelijk in haar belang is wanneer zij fel ingaat op de standpunten van het slachtoffer. Dit zou namelijk een onsympathieke indruk bij de rechter achter kunnen laten. Daarnaast is het niet helemaal duidelijk of de verdachte wel belang heeft bij het verhoor van het slachtoffer als getuige. Tevens leidt het tot ongelijkheid. Het zorgt voor een disbalans tussen het slachtoffer en de verdachte en heeft verschil in jurisprudentievorming tot gevolg. Tot slot heeft het gevolgen voor de rechtspraak. Namelijk een belemmering van de voortvarende strafrechtspleging en aantasting van het gezag van de rechterlijke macht. Daarnaast moet er goed gekeken worden naar de extra kosten ten gevolgen van de mogelijke vertragingen en het inlichten dan wel adviseren van het slachtoffer voorafgaand aan het adviesrecht. 7.3 Rechtsvergelijking Duitsland en België Onderzoek naar het recht in Duitsland en België toonde aan dat het slachtoffer in beide landen een sterkere positie heeft dan het slachtoffer in Nederland. In Duitsland onder andere door de Nebenklage, in België door de burgerlijke partij. In beide hoedanigheden is het slachtoffer volwaardig procespartij en geniet hij veel rechten. In Nederland mag het slachtoffer momenteel, door middel van het spreekrecht, slechts praten over de gevolgen die het misdrijf bij hem teweeg hebben gebracht. Zowel in Duitsland als in België mag het slachtoffer zich echter ook uitlaten over de bewijsmiddelen en invloed uitoefenen op het gerechtelijk vooronderzoek. In Duitsland mag het slachtoffer zelfs verklaringen afleggen en zich uitlaten over de straf en schuld van de dader. Deze sterke hoedanigheid van het slachtoffer als Nebenklage wordt door betrokken juristen doorgaans als positief ervaren. Het zou voor slachtoffers van grote betekenis zijn actief deel te nemen aan het strafproces. Een sterke positie van het slachtoffer brengt echter ook nadelen met zich mee. Zo zou het eigen vervolgingsrecht van het slachtoffer in België zorgen voor vertragingen, het beleid van het Openbaar Ministerie doorkruisen en een grote claim op de beperkte zittingscapaciteit leggen. Een dergelijke vervolgingsbevoegdheid voor het slachtoffer in Nederland is daarom niet wenselijk. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat Nebenklägers slechts in geringe mate gebruik maken van hun actieve rechten. 84% van de Nebenklägers houdt daarentegen wel een pleidooi. Tevens is uit onderzoek gebleken dat 99% van de Nebenklägers gebruik blijkt te maken van een raadsman.
56
7.4 Het slotpleidooi van het slachtoffer Het wetsvoorstel adviesrecht brengt overwegend nadelen met zich mee. In het licht van de emancipatie van het slachtoffer, de hoofddoelstelling van het strafprocesrecht zijnde de juiste toepassing van het materiële strafrecht, de rechtsvergelijking met Duitsland en België en de zeer belangrijke voordelen van het wetsvoorstel is het naar mijn mening toch wenselijk het huidige spreekrecht uit te breiden. Om de vele nadelen te mitigeren is echter aanpassing van het wetsvoorstel adviesrecht noodzakelijk. Alle voor- en nadelen afwegende stel ik de volgende aanpassingen voor: Het adviesrecht dient te worden vervangen door een slotpleidooi van het slachtoffer. Ter voorkoming van juridisering van de slachtofferrol staat dit slotpleidooi los van het huidige spreekrecht. Het huidige spreekrecht blijft dus ongewijzigd en het slachtoffer mag hierbij slechts praten over de gevolgen van het misdrijf. In het slotpleidooi mag het slachtoffer daarentegen zijn mening betreffende de vragen van art. 350 Sv kenbaar maken. In de uitoefening van dit slotpleidooi dient het slachtoffer verplicht vertegenwoordigd te worden door een raadsman naar keuze. Op deze manier wordt juridische deskundigheid van het slotpleidooi gegarandeerd. Ter voorkoming van secundaire victimisatie en in het belang van de juiste toepassing van het materiële strafrecht kan het slachtoffer niet als getuige worden beëdigd en gehoord. Het slachtoffer wordt zo een kritisch en scherp verhoor bespaard. De raadsman voert het woord voor het slachtoffer en is beter in staat de discussie met de officier van justitie en de verdediging aan te gaan. Daarnaast dient het slachtoffer van tevoren goed voorgelicht en geadviseerd te worden. De raadsman kan hier aan bijdragen. Op deze manier worden teleurstellingen bij het slachtoffer voorkomen. Het slotpleidooi vindt plaats na het requisitoir van de officier van justitie. Het slachtoffer en zijn raadsman krijgen zo de mogelijkheid zich (gedeeltelijk) bij de officier van justitie aan te sluiten. Een drie-partijenproces kan zo voorkomen worden. Wat betreft de inhoud van het slotpleidooi behoeft het wetsvoorstel enkel wijziging ten opzichte van de straf. In het slotpleidooi mag slechts geadviseerd worden over straffen en maatregelen die het slachtoffer rechtstreeks aangaan, zoals bijvoorbeeld een contactverbod en een gebiedsverbod. Op deze manier blijft de beraadslaging over de strafoplegging de taak van de rechter en kan ongelijkheid in rechtspraak voorkomen worden. Met bovenstaande aanpassingen meen ik dat er een belangrijke stap gemaakt kan worden in de emancipatie van het slachtoffer, geheel in de geest van het oorspronkelijke wetsvoorstel, waarbij nu echter wel de belangrijkste nadelen van dit voorstel gemitigeerd zijn. Dit brengt ons dan weer terug bij de onderzoeksvraag.
57
Literatuurlijst Boeken Broers 2012 E.J.M.F.C. Broers, Geschiedenis van het straf- en schadevergoedingsrecht: een inleiding, Apeldoorn-Antwerpen: Maklu 2012. Corstens 2008 G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2008. Van Daele 2000, D. van Daele, Het openbaar ministerie en de afhandeling van strafzaken in Duitsland, Leuven: Leuven University Press 2000. Declercq 2007 R. Declercq, Beginselen van strafrechtspleging, Mechelen: Kluwer Belgium 2007. Van Dijk 2008 J.J.M. van Dijk, Slachtoffers als zondebokken. Over de dubbelhartige bejegening van gedupeerden van misdrijven in de westerse cultuur, Apeldoorn-Antwerpen: Maklu 2008. De Hullu 2012 J. de Hullu, Materieel strafrecht. Over algemene leerstukken van aansprakelijkheid naar Nederlands recht, Deventer: Kluwer 2012 . Keulen e.a. 2013 B. Keulen, A. Van Dijk, E. Gritter, N. Kwakman, K. Lindenberg, Naar een tweefasenproces? Over voor- en nadelen van een strafproces in twee fasen, in relatie tot de posities van slachtoffer en verdachte, Zutphen: Paris 2013. Koewius 1974 R. Koewius, Die Rechtswirklichkeit der Privatklage, Berlin: Duncker & Humblot 1974.
58
Kool & Moerings 2001 R. Kool & M. Moerings, De Wet Terwee. Evaluatie van juridische knelpunten, Deventer: Gouda Quint 2001. Korver 2012 R.A. Korver, Recht van spreken. Slachtoffers in het Nederlandse strafproces, Amsterdam: De Arbeiderspers 2012. Kramer 2009 B. Kramer, Grundbegriffe des Strafverfahrensrechts, Stuttgart: W. Kohlhammer 2009. Kühne 2010 H.H. Kühne, Strafprozessrecht – Eine systematische Darstellung des Deutschen und Europäischen Strafverfahrensrechts, Heidelberg/München: C.F. Müller 2010. Lens e.a. 2010 K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Intervict/Prisma Print 2010. Mevis 2009 P.A.M. Mevis, Capita Strafrecht. Een thematische inleiding, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2009. Reijntjes & Minkenhof 2009 J.M. Reijntjes & A. Minkenhof, Nederlandse Strafvordering, Deventer: Kluwer 2009. Schoberth 2012 I. Schoberth, Urteilen lernen. Grundlegung und Kontexte ethischer Urteilsbildung, Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht 2012. Schramm 2010 A. Schramm, Haftung für Tötung, Mohr Siebeck: Tübingen 2010.
59
Vermeulen 2002 G. Vermeulen, Aspecten van Europees formeel strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn: Maklu 2002. Verstraeten 2007 R. Verstraeten, Handboek strafvordering, Antwerpen-Apeldoorn: Maklu 2007. Van den Wyngaert 2006 C. van den Wyngaert, Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht in hoofdlijnen’, Antwerpen-Apeldoorn: Maklu 2006. Van den Wyngaert 2009 C. van den Wyngaert, Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht in hoofdlijnen’, Antwerpen-Apeldoorn: Maklu 2009. Vanhoudt & Calewaerth 1976 C. Vanhoudt & W. Calewaerth, Belgisch strafrecht, Antwerpen: Wetenschappelijke uitgeverij Story-Scientia 1976. Artikelen Barton 2011 S. Barton, ‘Nebenklagevertretung im Strafverfahren. Empirische Fakten und praktische Konsequenzen’, StraFo 2011, afl. 5, p. 161-168. Buruma 2004 Y. Buruma, ‘Doubts on the upsurge of the victim’s role in criminal law’, in: Crime, Victims and Justice. Essays on Principles and Practice, Aldershot UK: Ashgate 2004. Crijns & van der Meij J.H. Crijns & P.P.J. van der Meij, ‘Over de grenzen van de materiële waarheidsvinding’, in: R.H. Haveman & H.C. Wiersinga, Langs de randen van het strafrecht, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2005, p. 45-69.
60
Van Dijk 2009a J. van Dijk, ‘De herrijzenis van het slachtoffer in het strafproces’, Tijdschrift voor Herstelrecht 2009, afl. 9, p. 71. Van Dijk 2009b J. van Dijk, ‘De komende emancipatie van het slachtoffer: Naar een verbeterde rechtspositie voor gedupeerden van misdrijven, Tijdschrift voor Herstelrecht 2009, afl. 9, p. 20-39. Fernhout & Spronken 2005 F. Fernhout & T. Spronken, ‘Spreekrecht voor slachtoffers, aspirientjes voor de rest’, NJB 2005, afl. 3, p. 150-156. Groenhuijsen 1996 M.S. Groenhuijsen, ‘Het juridisch tekort in het strafrecht’, NJB 1996/71, afl. 37, p. 15271537. Groenhuijsen 2008 M.S. Groenhuijsen, ‘Slachtoffers van misdrijven in het recht en in de victimologie. Verslag van een intellectuele zoektocht’, DD 2008/10, afl. 2, p. 121-145. Groenhuijsen & Kooijmans 2010 M.S. Groenhuijsen & T. Kooijmans, ‘Probleemoplossing door voortschrijdende wetgeving in het strafrecht?’, DD 2010/25, afl. 4, p. 419-457. Groenhuijsen 2011 M.S. Groenhuijsen, ‘Verleden en heden van de geïntegreerde strafrechtswetenschap’, in: A.C.M. Spapens, M.S. Groenhuijsen, & T. Kooijmans (Eds.), Universalis: Liber Amicorum Cyrille Fijnaut, Antwerpen/Cambridge: Intersentia 2011, p. 125-139. Groenhuijsen en Letschert 2012 M.S. Groenhuijsen & R.M. Letschert, 'Over spreekrecht plus en een twee fasen proces: Dilemma's bij een verantwoorde hervorming van het strafprocesrecht', in: M.S.
61
Groenhuijsen, R.M. Letschert & S. Hazenbroek (eds.), KLM van Dijk. Liber amicorum prof. dr. mr. J.J.M. van Dijk, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2012. Groenhuijsen 2014 M.S. Groenhuijsen, ‘Aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces: naar een adviesrecht omtrent ‘de vragen van artikel 350’?’, DD 2014/15, afl. 3, p. 171-179. Herman 2003 J.L. Herman, ‘The Mental Health of Crime Victims: Impact of Legal Intervention’, Journal of Traumatic Stress 2003/16, afl. 2, p. 159-166. Kilchling & Kury 2014 M. Kilchling & H. Kury, ‘Het Duitse recht op nevengeschikt belang. De volledige integratie van het slachtoffer in het strafproces’, Tijdschrift voor Herstelrecht 2014, afl. 1, p. 44-66. Kooijmans 2011 T. Kooijmans, ‘De versterkte positie van het slachtoffer in het strafproces en de kernrolrechtspraak’, in: F.W. Bleichrodt, J. A. W. Lensing, & P. C. Vegter, De rechter in het geding. Liber amicorum J.P. Balkema, Deventer: Kluwer 2011, p. 37-48. Kwakman 2013 N. Kwakman, ‘Het slachtoffer betrekken bij de strafoplegging: (g)een goed plan?’, NJBlog 2013 (Online, laatst bijgewerkt 27 februari 2013). Lindenberg 2013 K. Lindenberg, 'Duitsland', in: B.F. Keulen, A.A. van Dijk, E. Gritter, N.J.M. Kwakman & K. Lindenberg, Naar een tweefasenproces? Over voor- en nadelen van een strafproces in twee fasen, in relatie tot de positie van slachtoffer en verdachte, Zutphen: Paris 2013, p. 253-280.
62
Nederlandse Orde van Advocaten Adviescommissie strafrecht, ‘Preadvies van de Adviescommissie Strafrecht Inzake het Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, Nederlandse Orde van Advocaten 2013. Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak Bestuur NVvR, ‘Advies uitbreiding spreekrecht slachtoffer’, Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak 2013. NJB 2014/193 ‘Nadelen adviesrecht slachtoffers’, NJB 2014, afl. 193. Pemberton 2005 A. Pemberton, ‘Het spreekrecht: vergelding of herstel?’, Tijdschrift voor Herstelrecht 2005/5, afl. 3, p. 34-44. Pemberton 2007 A. Pemberton, ‘De Nederlandse slachtoffer-dadergesprekken: een theoretische verkenning’, Tijdschrift voor Herstelrecht 2007, afl. 04, p. 37-52. Pemberton & Reynaers 2010 A. Pemberton & S. Reynaers, ‘The controversial nature of victim participation: Therapeutic benefits in victim impact statements’, in: J.A. Wemmers & E. Erez, Therapeutic Jurisprudence and Procedural Justice, Oxford: Hart publishing 2010. Raad voor de Rechtspraak 2013 Raad voor de rechtspraak, ‘Advies Conceptwetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces en wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter uitbreiding van de mogelijkheid van uitkering aan nabestaanden’, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl op 19 december 2013.
63
Reynaers 2006 S. Reynaers, ‘Slachtofferrechten in een dadergeoriënteerd strafrecht. Over mensenrechten, verdachten en systeemtheorieën’, Ars Aequi 2006/55, afl. 7/8, p. 461-470. Sas 2014 A. Sas, ‘Het belang van het adviesrecht voor slachtoffers’, NJBlog 2014 (Online, laatst bijgewerkt 30 juni 2014). De Savornin Lohman 2014 A. de Savornin Lohman, ‘Advies voor slachtoffers: Grenzen aan slachtofferrechten in het strafproces’, NJB 2014, afl. 6. Slachtofferhulp Nederland 2008 S.B.L. Leferink & K.H. Vos, ‘Spreekrecht en schriftelijke slachtofferverklaring: recht of kans? Een onderzoek naar het Victim Impact Statement in de praktijk van het Nederlandse strafrecht’, Slachtofferhulp Nederland 2008, p. 1-63. Slachtofferhulp Nederland 2011 ‘Uitgebreide toelichting Wet versterking positie slachtoffers’, Slachtofferhulp Nederland 2011. Slachtofferhulp Nederland 2011 A. Crielaars, ‘Advies concept wetsvoorstel uitbreiding spreekrecht slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, Slachtofferhulp Nederland 2011. Slachtofferhulp Nederland 2013 A. Crielaars, ‘Advies conceptwetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces en wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter uitbreiding van de mogelijkheid van uitkering aan nabestaanden’, Slachtofferhulp Nederland 2013. Spronken 2014 T. Spronken, ‘Kroniek van het straf(proces)recht, NJB 2014, afl. 792.
64
Veraart 2005 W.J. Veraart, ‘De vervaging van het rechtssubject; de opmars van het slachtoffer’, Ars Aequi 2005/4, afl. 54, p. 246-251. Van der Aa & Groenhuijsen 2012 S. Van der Aa & M.S. Groenhuijsen, ‘Slachtofferrechten in het strafproces: drie stapjes naar voren en een stapje terug?’, Ars Aequi 2012, afl. 9, p. 603-611. Van Dijk 2012 J.J.M. van Dijk, 'Spreekrecht slachtoffer moet geen gunst van de rechter worden', Trouw 3 maart 2012. Regelingen -Wet van 23 december 1992, Stb. 1993, 29. -Wet van 21 juli 2004, Stb. 2004, 382. -Wet van 17 december 2009, Stb. 2010. -Wet van 12 juli 2012, Stb. 2012, 345. -Wet van 12 maart 1998, B.S. 1998. Parlementaire stukken -Kamerstukken II 1989/90, 21345, 4, p. 6. -Kamerstukken II, 2001/02, 27632, 5. -Kamerstukken II, 2010/11, 32500 VI, 9. MvT Wetsvoorstel Adviesrecht Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces en wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter uitbreiding van de mogelijkheid van uitkering aan nabestaanden (MvT). Internationale regelgeving Kaderbesluit 2001/220/JBZ Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure (PbEG 2001, L 82/1).
65
Richtlijn 2012/29/EU Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU 2012, L 315/57). Symposium Symposium: ‘Het slachtoffer aan het woord: spreekrecht of adviesrecht’, Groningen, 7 april 2014. Jurisprudentie -ECLI:NL:HR:2010:BM2449
66
Lijst van afkortingen afl.
aflevering
art.
artikel
bijv.
bijvoorbeeld
B.S.
Belgisch Staatsblad
DD
Delict en Delinkwent
dr.
dokter
e.a.
en andere
e.v.
en verder
i.h.b.
in het bijzonder
i.s.m.
in samenhang met
m.b.t.
met betrekking tot
mr.
meester
MvT
Memorie van Toelichting
N.B.
Nota bene
NJB
Nederlands Juristenblad
o.a.
onder andere
p.
pagina
prof.
professor
Sr.
Wetboek van Strafrecht
SSV
schriftelijke slachtoffer verklaring
stb.
staatsblad
StPO
Strafprozessordnung
StraFo
Strafverteidiger-Forum
Sv.
Wetboek van Strafvordering
vgl.
vergelijk
VTSv
Voorafgaande Titel van het wetboek van Strafvordering
WODC
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
67