Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleidingen Lerarenopleiding 2e graad Godsdienst Levensbeschouwing voltijd – deeltijd Godsdienst – Pastoraal Werk voltijd – deeltijd
Fontys Hogescholen Theologie Levensbeschouwing – FHTL
1
2
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleidingen Lerarenopleiding 2e graad Godsdienst Levensbeschouwing voltijd – deeltijd Croho 35441 Godsdienst – Pastoraal Werk voltijd – deeltijd Croho 35146
Fontys Hogescholen Theologie Levensbeschouwing – FHTL
Hobéon® Certificering BV Datum: December 2009 Auditteam: drs. R.B. van der Herberg dr. A.J.M.van der Helm drs. C. J. van Eerten R. Schotvanger secretaris drs. R. Stapert
3
4
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen Facet 1.2. Niveau bachelor Facet 1.3. Oriëntatie hbo Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen hbo Facet 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Facet 2.3. Samenhang programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Facet 2.8. Beoordeling en toetsing Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1. Eisen hbo Facet 3.2. Kwantiteit personeel Facet 3.3. Kwaliteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
9 9 9 13 14 15 15 18 20 22 23 24 25 26 29 29 30 31 33 33 35 36 36 38 39 40 40 41
3. 3.3.
OORDEELSCHEMA Integraal oordeel/ advies aan NVAO
43 45
Bijlage I Programma visitatie 04 juni 2009 Bijlage II Curricula vitae en onafhankelijkheidsverklaringen externe auditoren Bijlage III Beoordelingsprocedure en werkwijze
5
1
6
1.
INLEIDING
Algemene gegevens Instelling: Fontys Hogescholen – Tilburg, in casu Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing – FHTL Opleidingen: Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing 2e graad (voltijd en deeltijd) Godsdienst – Pastoraal Werk (voltijd en deeltijd) Locaties: Amsterdam en Tilburg Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing 2e graad (voltijd) Godsdienst – Pastoraal Werk (voltijd) Amsterdam, Hengelo, Sittard en Tilburg Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing 2e graad (deeltijd) Godsdienst – Pastoraal Werk (deeltijd) VBI: Hobéon Certificering b.v. Visitatie: 04 juni 2009 VBI-rapport november 2009 Beoordelingskader Beoordelingskader bestaande opleidingen hoger onderwijs (hbo-bachelor) van de NVAO (Accreditatiekader. StCr 2003.120). Samenstelling auditteam Panelleden
expertise
expertise
expertise
expertise
expertise
- audit
- onderwijs
- werkveld
- vak
- student
- kwaliteitzorg Voorzitter
x
x
drs. R. van der Herberg Expert
x
x
x
x
x
x
dr A.J.M.van der Helm Expert drs. C. J. van Eerten Student
x
x
R. Schotvanger Secretaris
x
x
x
drs. R. Stapert
Drs. R.B. van der Herberg (voorzitter) Van der Herberg was jarenlang eindverantwoordelijk schoolleider in het voortgezet onderwijs (Minkema College). Ook was hij als adviseur verbonden aan het Ruud de Moor Centrum (Professionalisering van onderwijsgevenden) van de Open Universiteit. Van der Herberg heeft reeds veel audits in het kader van accreditatie geleid. Voorts is hij als externe deskundige betrokken bij audits in het beroepsonderwijs (Platform Bèta Techniek) en bij visitatieprocessen in het speciaal voortgezet onderwijs. Zie voor beknopt CV de Bijlage. Drs. C.J. van Eerten, thans beleidsadviseur Identiteit voor het College van Bestuur van ROC ASA, lid Expertise Centrum Federatie Christelijk BVE, heeft in zijn vakgebied (theologie, godsdienst, levensbeschouwing) jarenlange ervaring als docent en opleidingscoördinator alsmede jarenlange ervaring als decaan en vertrouwenspersoon / schoolpastor. Zie voor beknopt CV de Bijlage. Dr. A.J.M. van der Helm, deken van Den Haag en pastoor van de St. Jacobsparochie aldaar en voorts o.a. Rechter van de Kerkelijke Rechtbank van het bisdom Rotterdam, lid van de Commissie Canonieke Vraagstukken, lid van de diocesane Adviescommissie Pastorale organisatie, heeft jarenlange ervaring als docent in het hoger onderwijs (Katholieke Universiteit Leuven, Vu Amsterdam en Radboud Universiteit Nijmegen.) Zie voor beknopt CV de Bijlage.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 1 1
R. Schotvanger Student (2e jaars) Lerarenopleiding Frans, Hogeschool van Amsterdam – HvA Drs. R. F. H.M. Stapert (secretaris, onderwijsdeskundige) Stapert is sinds 1981 betrokken bij de ontwikkeling van het HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusieoperatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft hij in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Thans is hij vooral werkzaam in het kader van de accreditatieonderzoeken die door Hobéon certificering worden uitgevoerd. Zie voor beknopt CV de Bijlage.
Management samenvatting De programma’s van beide opleidingen zijn voor een groot deel identiek. Informeel spreekt Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing – FHTL dan ook over één opleiding met een “educatieve” en een “pastorale” of “geestelijk verzorging”-differentiatie. Beide opleidingen zijn kleinschalig. Totaal aantal voltijd studenten voor beide opleidingen (twee locaties): 62. Totaal aantal deeltijdstudenten voor beide opleidingen (vier locaties): 196. Van die kleinschaligheid maakt FHTL optimaal gebruik in het kader van bijvoorbeeld studiebegeleiding en interne kwaliteitszorg. Maar het leidt er ook toe dat, zo heeft het auditteam geconstateerd, de docenten zich ‘eigenaar’ voelen van de opleidingen en dus ook van de problemen waar de opleidingen mee geconfronteerd worden. Algemeen beeld Beide opleidingen hebben sinds 2003 een grote verandering ondergaan. Waren beide opleidingen toen voornamelijk gericht op vakkennis en theorie, thans hebben zij binnen hun programma’s een stevige beroepgeoriënteerde component. Voor de opleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – G/L is dat het voortgezet onderwijs, voor de opleiding Godsdienst – Pastoraal Werk – GPW is dat het kerkelijk pastoraal werk en de geestelijke verzorging. Toch blijft FHTL trouw aan haar oorspronkelijke doelstelling en kiest zij duidelijk positie. Zij leidt geen beroepsbeoefenaren op met een theologische achtergrond, neen zij leidt bachelor theologen op die ook als beroepsbeoefenaar in het veld waarvoor zij worden opgeleid, kunnen functioneren. Dit betekent dat de versterking van de beroepscomponent niet ten koste is gegaan van de vak(theoretische) scholing. Deze blijft een prominente plaats innemen in de programma’s. Dat is haar eigen keuze, maar het is ook een keuze die is ingegeven door de eisen die de rk-kerkprovincie (i.c. de bisschoppen) stelt aan de opleiding. FHTL heeft van de bisschoppen een ‘nihil obstat’ nodig om er zeker van te zijn dat haar afgestudeerden door de RK-Kerk erkend worden.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 2 2
Het algemeen beeld uit het accreditatieonderzoek is, dat beide opleidingen ten opzichte van (bijvoorbeeld) de visitatie in 2003 een substantiële kwaliteitsverbetering hebben gerealiseerd in termen van bijvoorbeeld (beroeps)oriëntatie, programmastructuur en toetsen & beoordelen. Naar het oordeel van het auditteam komen beide opleidingen, uitgevoerd door een zeer deskundig en betrokken docententeam, in aanmerking voor accreditatie door de NVAO. Oordeel per onderwerp 1. Doelstellingen Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook ‘voldoende’. FHTL heeft voor beide opleidingen via zorgvuldige en intensieve samenwerking met collegainstellingen en met het werkveld de doelstellingen van beide opleidingen geconcipieerd. Deze zijn naar het oordeel van het auditteam werkvelddekkend zowel qua aard als qua niveau. Anders gezegd, de eisen die het werkveld articuleert in de onderscheiden beroepsprofielen, zijn in de doelstellingen zichtbaar gemaakt als eindkwalificaties die voorts vanuit onderwijskundige optiek vertaald zijn in opleidingsdoelstellingen en wel zodanig concreet dat zij inderdaad richting kunnen geven aan de programmatische opbouw en inhoud van beide opleidingen. 2. Programma Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook ‘voldoende’. FHTL heeft het programma van beide opleidingen (mede naar aanleiding van de visitatie in 2003, maar ook als resultante van de evaluaties die zij in het kader van de interne kwaliteitszorg heeft uitgevoerd) substantieel verbeterd. Met name waar het gaat om de oriëntatie op het beroepenveld. In dat opzicht zijn beide programma’s thans geheel in lijn met de (eveneens vernieuwde) doelstellingen. Inhoudelijk en in termen van competenties zijn beide programma’s veeleisend. Ook in dat opzicht komen zij overeen met het hoge niveau van de doelstellingen. Iets wat ook zichtbaar wordt in de zorgvuldige wijze van toetsen en beoordelen. 3. Inzet personeel Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook ‘voldoende’. De kwaliteit van het docentencorps is hoog. Wat vakkennis betreft (een substantieel deel van het corps is gepromoveerd, en een groot aantal docenten publiceert in vaktijdschriften) en wat betreft kennis van het beroepenveld (90% van het corps is ook werkzaam in de beroepspraktijk). Nog belangrijker evenwel is de vaststelling, dat de docenten hun (kennis en) werkervaring actief en systematisch binnen beide opleidingen brengen. Dit heeft niet alleen een zeer positief effect op het programma als zodanig, maar ook en vooral op de opleidingsproces: voor studenten betekent interactie met docenten een interactie met theologen en met ervaren beroepsbeoefenaren. 4. Voorzieningen Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook ‘voldoende’. FHTL kent in beide opleidingsprogramma’s een veelheid aan werkvormen. De ruimtelijke voorzieningen zijn wat dat betreft zeer geëigend. Dat geldt overigens ook voor de mediatheek (breed en diep assortiment) en de ICT voorzieningen die de interne en externe communicatie op professionele wijze instrumenteren. Het systeem van studiebegeleiding is gericht op inhoudelijke begeleiding, stagebegeleiding en studieloopbaan begeleiding.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 3 3
Dankzij deze formele begeleiding (uitgevoerd door getrainde en ervaren begeleiders) heeft FHTL snel zicht op eventuele voortgangsbelemmerende factoren op basis waarvan zij samen met de betrokken student remediërende acties onderneemt. Overigens geschiedt dat laatste ook en vaak op informele wijze. Het zijn immers kleinschalige opleidingen waarbinnen docenten en studenten elkaar frequent ontmoeten. 5. Interne kwaliteitszorg Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook ‘voldoende’. FHTL heeft haar interne kwaliteitszorg goed geregeld. Met name waar het gaat om de vertaling van evaluatieresultaten naar verbeteracties. Sterker nog, FHTL doorloopt de gehele PDCA cyclus: zij analyseert de evaluatieresultaten, vertaalt die vervolgens naar verbeteracties, voert die acties uit en volgt dan zorgvuldig de uitvoering ervan. Die laatste stap heeft bij de vernieuwing van beide curricula aantoonbaar geleid tot herziening van de oorspronkelijke verbeteracties. Het auditteam beveelt FHTL overigens aan de feedback van het werkveld te structuren via de werkveldcommissie die dan wel (voor de opleiding G/L) moet worden gerevitaliseerd en voor de opleiding GPW moet worden opgericht. 6. Resultaten Het auditteam beoordeelt het facet ‘gerealiseerd niveau’ als voldoende en het facet ‘onderwijsrendement’ als onvoldoende. Het oordeel over dit onderwerp is niettemin ‘voldoende’. Bij zijn oordeel over dit onderwerp heeft het auditteam het ‘gerealiseerd niveau’ zwaarder laten wegen dan het facet ‘onderwijsrendement’. Ook heeft het auditteam laten meewegen, dat FHTL sinds 2007 de studiebegeleiding strakker en formeler heeft georganiseerd, iets wat thans reeds leidt tot scherpere afspraken met studenten. Het auditteam beschouwt ‘onderwijsrendement’ overigens niet als een geïsoleerde waarde, niet als een zelfstandige kwaliteitsindicator. Telkens zal een opleiding een evenwicht moeten zoeken tussen kwantiteit, hoge kwaliteit en onderwijsrendement. FHTL is zorgvuldig aan de slag om dit evenwicht te bereiken, maar zij is zich er zich zeer wel van bewust dat het afnemende beroepenveld geen concessies accepteert daar waar het de kwaliteit betreft. Bij de vaststelling of beide opleidingen voldoen aan de vereiste basiskwaliteit, gaat het bij dit onderwerp om de relatie tussen doelstellingen en gerealiseerd niveau. Welnu, de afstudeerwerkstukken weerspiegelen, naar het oordeel van het auditteam, in voldoende mate de reikwijdte, het niveau en de beroepsgeoriënteerdheid van die doelstellingen. Dat FHTL daarin is geslaagd komt mede door het feit, dat zij de doelstellingen, naar het oordeel van het auditteam, ook op voortreffelijke wijze in beide programma’s heeft gematerialiseerd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 4 4
Karakteristiek van de Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing – FHTL Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing (FHTL) verzorgt de hbo bacheloropleidingen Leraar Godsdienst/Levensbeschouwing 2e graad – G/L (voltijd en deeltijd) Godsdienst-Pastoraal Werk – GPW (voltijd en deeltijd) De hogeschool verzorgt voorts de betreffende opleiding Master of Education met de afstudeerrichtingen Onderwijs en Pastoraal Werk. De hogeschool kent ook het lectoraat Waardeneducatie met twee lectoren: lector Praktische Theologie met een eigen kenniskring en lector Filosofie met een Fontysbrede functie. Het lectoraat Waardeneducatie is gevestigd in Tilburg. Tenslotte maakt ook het Centrum voor Theologie en Pastoraat, gevestigd te Sittard, deel uit van de hogeschool. Dit centrum is dienstverlenend voor het pastoraat en de geestelijke verzorging, voor de levensbeschouwelijke vorming in het onderwijs en voor de levensbeschouwelijke en interreligieuze dialoog in de postmoderne samenleving. De directeur van de hogeschool, de twee teamleiders -die ieder twee vestigingen aansturen- en de managementassistent vormen samen het managementteam van FHTL. Voor de hele hogeschool is de Instituutsmedezeggenschapsraad werkzaam, die tevens de Opleidingscommissie vormt, terwijl per vestiging docentenvergaderingen en overlegsituaties met studenten functioneren. De opleidingen Leraar Godsdienst/Levensbeschouwing 2e graad (G/L) Godsdienst-Pastoraal Werk (GPW) worden momenteel nog op vier locaties uitgevoerd. In voltijd en deeltijd in Tilburg en Amsterdam; in Hengelo en Sittard alleen in deeltijd. Vanaf 2009 worden de opleidingen in Sittard en Hengelo afgebouwd. Voor de locatie Sittard wordt geen nieuwe accreditatie aangevraagd en blijft in dit rapport buiten beschouwing. Anders is dat met de locatie Hengelo, waar nog gesprekken gevoerd worden over de mogelijkheid het propedeutisch jaar aldaar te blijven realiseren. Om die reden maakt deze locatie nog onderdeel uit van het accreditatieonderzoek. Voor de propedeuse zijn de programma’s in Amsterdam, Tilburg en Hengelo geheel gelijk. Ook in de hoofd- en afstudeerfase stemmen ze met elkaar overeen in het realiseren van dezelfde eindtermen of opleidingscompetenties. Op het niveau van programmaonderdelen zijn er kleine accentverschillen. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat Tilburg en Amsterdam een verschillende traditie en context hebben en bijgevolg ieder een eigen couleur locale. Waar Tilburg het accent meer legt op het kennisgebied levensbeschouwing en ethiek, kenmerkt de opleiding in Amsterdam zich door uitgebreidere aandacht voor strikt theologische thema’s. Daardoor komen in de conceptuele leerlijn soms andere onderwerpen aan de orde die evenwel gericht zijn op in principe dezelfde of vergelijkbare kwalificaties. Amsterdam besteedt aandacht aan de grondtalen Latijn, Grieks en Hebreeuws voor bijbelstudie, terwijl Tilburg meer aandacht heeft voor ethiek. Daardoor komen in de conceptuele leerlijn soms andere onderwerpen aan de orde.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 5 5
Ook komt het voor dat dezelfde programmaonderdelen in de hoofd- en startbekwaamfase in Tilburg een andere naam hebben dan in Amsterdam, maar vergelijkbare inhouden. Zo zijn er ook verschillen op onderdelen bij de afronding van de opleiding. Ook de deeltijdse varianten van de programma’s wijken op het niveau van de eindtermen en competenties niet af van de voltijdse. De verdeling van de studielast over de competenties is ongeveer gelijk. Waar de deeltijdse variant afwijkt wordt dit in hoofdzaak bepaald door het verschil in instroomniveau ten opzichte van de voltijdstudent. Ook hier zijn er verschillen tussen Tilburg en Amsterdam. Het Tilburgse deeltijdprogramma omvat haast het volledige spectrum aan onderwerpen uit de voltijd, zij het met minder contacturen. Amsterdam maakt een selectie uit het aanbod van de voltijd. Het aanbod richt zich op de meest wezenlijke onderdelen, nodig om de vereiste competenties te verwerven en een goed inzicht in het betreffende kennisgebied te krijgen. Op alle locaties investeren de deeltijders minder in de vaardighedenlijn en meer in de conceptuele lijn. Zo hebben bijvoorbeeld ook stages in de deeltijd een kortere duur. Dit heeft te maken met de aard van de kwalificaties waarmee deeltijders, anders dan voltijdstudenten, instromen.
Bereik van de beoordeling In het onderhavige rapport hebben de bevindingen en de oordelen telkens betrekking op zowel de voltijd- als de deeltijdvarianten, tenzij anders vermeld. Bij de behandeling van de opleiding tot Leraar Godsdienst Levensbeschouwing wordt exemplarisch gekozen voor het Tilburgse programma, bij Godsdienst - Pastoraal werk voor het programma van Amsterdam, de curriculaire verschillen tussen de locaties zijn marginaal. Mutatis mutandis geldt dit ook voor de verschillen tussen de varianten voltijd en deeltijd. De in het onderhavige rapport weergegeven bevindingen en oordelen hebben dan ook telkens betrekking op zowel de voltijd- als de deeltijdvariant van de twee opleidingen, tenzij anders vermeld.
Visitatie 2003 In 2003 vond de visitatie plaats van zowel de opleiding tot Leraar Godsdienst/Levensbeschouwing (G/L) als de opleiding Godsdienst - Pastoraal Werk (GPW). Sindsdien hebben zich belangrijke ontwikkelingen voorgedaan, waarbij FHTL de belangrijkste aanbevelingen uit de visitatierapporten heeft overgenomen. Voor de opleiding Leraar Godsdienst/Levensbeschouwing – G/L werden door de visitatiecommissie als belangrijkste verbeterpunten genoemd: gebrek aan overeenstemming tussen de leslocaties meer aandacht voor de startbekwaamheid van de leraar en voor de vertaalslag van theorie naar praktijk. Beide laatste zouden in gedrang komen door ‘een neiging naar wetenschappelijke diepgang’. Voor de opleiding Godsdienst - Pastoraal Werk – GPW werden als belangrijkste verbeterpunten genoemd: gebrek aan overeenstemming tussen de leslocaties de deeltijdopleiding toetst niet systematisch de EVC’s van instromers om de vrijstellingen in het studieprogramma te rechtvaardigen de relatie met of inbreng vanuit het werkveld is onvoldoende gestructureerd de afstemming tussen vak en beroepspraktijk de uitvoering van toetsen en beoordelen het personeelsbeleid.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 6 6
In haar Stand van Zaken notitie van oktober 2006 heeft FHTL bij de NVAO aangetoond dat ze de genoemde tekortkomingen bij de opleiding Godsdienst - Pastoraal Werk heeft weggewerkt. Op basis van de inhoud van deze notitie heeft de NVAO bij brief van 27 november 2006 geconcludeerd dat het traject van Evaluatie Bestuurlijke Hantering was afgerond. In het onderhavige rapport wordt bij de facetten waar de verbeterpunten betrekking op hebben, nader ingegaan op de verbeteringen die FHTL heeft gerealiseerd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 7 7
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 8 8
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie hbo. Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen De uitvoering van het beleid ten aanzien van de doelstellingen van beide opleidingen kent twee fasen: (i) De cohorten tot en met 2005 worden opgeleid tot eindkwalificaties, geformuleerd als ‘eindtermen’, (ii) De cohorten vanaf 2006 worden opgeleid tot eindkwalificaties, geformuleerd als competenties. Dit betekent, dat het eindtermen gerichte curriculum in afbouw is en het competentiegerichte curriculum in opbouw. Het auditteam beschrijft hieronder de aard van zowel de huidige als de ‘oude’ doelstellingen, alsmede de wijze waarop FHTL vakgenoten en werkveld bij de opstelling ervan heeft betrokken. Daaruit blijkt dat FHTL in termen van doelstellingen een grote vernieuwingsslag heeft gemaakt waarbij zij zeer zorgvuldig te werk is gegaan in samenspraak met vakgenoten en het werkveld. Opleiding G/L De opleiding tot Leraar Godsdienst Levensbeschouwing 2e graad leidt op bachelorniveau theologen op voor beroepen waarin levensbeschouwelijke opvoeding en onderwijs een rol spelen, zoals
• • • •
docent godsdienst/levensbeschouwing docent ethiek schoolbegeleider godsdienst / levensbeschouwing identiteitsbegeleider
Huidige doelstellingen De uitgangspunten voor het beleid ten aanzien van de opleiding van leraren zijn ingrijpend gewijzigd doordat in 2004 de SBL voor alle leraren een landelijk beroepsprofiel heeft opgesteld, dat sindsdien bepalend is voor alle lerarenopleidingen in Nederland. Van dit beroepsprofiel zijn bekwaamheidseisen voor leraren afgeleid. Deze zijn later vastgelegd in de Wet op de Beroepen in het Onderwijs en het Besluit Bekwaamheidseisen Onderwijspersoneel. In dit besluit is aangegeven, dat de bekwaamheid van onderwijspersoneel zeven competenties omvat. Vervolgens heeft FHTL in 2006 de SBL-competenties uitgewerkt als competenties voor de opleiding tot Leraar Godsdienst Levensbeschouwing 2e graad voor het katholiek onderwijs. Daartoe heeft de hogeschool elke competentie gespecificeerd of aangevuld met bekwaamheden die specifiek zijn voor de Leraar Godsdienst Levensbeschouwing 2e graad in het katholiek onderwijs. Omdat FHTL leraren opleidt voor katholieke scholen behoeven de opleidingscompetenties de goedkeuring van de Commissie van Toezicht en Advies inzake de opleiding van Godsdienstleraren (CTA). Dit is een namens de Nederlandse Bisschoppenconferentie opererende commissie. In aansluiting op de bekwaamheidseisen, vastgelegd in de Wet BIO, heeft deze bisschoppelijke commissie (nu ‘Tussen-CTA’ genaamd) een nieuw kernprofiel voor de Leraar Godsdienst Levensbeschouwing 2e graad op katholieke scholen opgesteld in overleg met vertegenwoordigers van het katholiek onderwijs waaronder FHTL. Dit profiel is (mede) richtinggevend voor de G/L doelstellingen:
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 9 9
De professional is in staat: 1 tot levensbeschouwelijke communicatie rond zingeving, geloven en leven a. Leerlingen/studenten/cliënten stimuleren een open oog te hebben voor de christelijke basisoriëntaties van schepping, zonde en vervreemding en verlossing en voltooiing en hen gevoelig, maken voor de sacramentaliteit van het bestaan
Kerntaken / competenties
b. Leerlingen/studenten/cliënten te helpen hun levensbeschouwelijke intuïties te onderkennen en te onderzoeken door ethische en maatschappelijke vraagstukken, als ook hun persoonlijke levensvragen en de consequenties voor het eigen leven, daaraan te relateren.
2 de Bijbel in (godsdienst)historische en hedendaagse betekenis aan de orde te stellen a. Kennismaken met geboorte, leven, dood en verrijzenis van Jezus Christus en met de Evangelische waarden. b. Kennis van belangrijke verhalen uit het Oude en het Nieuwe Testament.
3 de katholieke traditie als relevant te presenteren aan leerlingen/studenten a. Het verstaanbaar maken van de katholieke traditie vanuit een innerlijke betrokkenheid b. De leerlingen/studenten/cliënten kennis laten maken met de katholieke gemeenschap
4 de leerlingen/studenten/cliënten te ondersteunen bij het ontwikkelen van een intercultureel bewustzijn en bij het op gang brengen van een gesprek daarover a. Het, vanuit de katholieke traditie, ter sprake brengen van andere (gelovige) tradities b. Het leerlingen/studenten/cliënten leren respectvol om te gaan met de eigen levensbeschouwing en met die van anderen
5 - Een bijdrage te leveren aan de vormgeving van visie, missie en identiteit van de katholieke school waar hij/zij werkzaam is. [Identiteitsbegeleiders leveren vanuit hun eigen deskundigheid een bijdrage aan visie, missie en identiteit ten behoeve van de school/ het schoolbestuur waarvoor zij werken.] 1 De professional heeft vakkennis voor de onderwijssoort waarvoor hij/zij wordt opgeleid op het
Kernkwaliteiten / kennis
gebied van theologie, ethiek, godsdienstpedagogie en godsdienstdidactiek. 2 De professional is in staat en bereid zich theologisch, ethisch, godsdienstpedagogisch, godsdienstdidactisch en levensbeschouwelijk te (blijven) ontwikkelen vanuit een innerlijke betrokkenheid bij de katholieke geloofsgemeenschap 3 De professional heeft kennis van de (kern)doelen en raamleerplannen die gelden voor de onderwijssoort waar hij/zij lesgeeft c.q. les gaat geven en weet zijn/haar vakkennis te vertalen naar onderwijsdoelstellingen en naar onderwijspraktijken. 4 De professional reflecteert op zijn/haar handelen. Dit betekent voor de katholieke professional dat hij/zij zich voor wat betreft de eigen professionele identiteit, in verbondenheid met de katholieke gemeenschap laat inspireren door Bijbel en perspectieven van katholieke traditie en dat hij/zij het eigen handelen oriënteert op en/of kritisch toetst aan de hand van deze perspectieven. 5 De professional is bereid en in staat om mee te werken aan de invulling van een katholieke schoolvisie en te participeren in de concrete realisering daarvan. 6 De professional is inspirerend voor de leerlingen/studenten/cliënten en collega's. 1 De professional is geïnspireerd en gemotiveerd door het vak dat hij/zij doceert. 2 Voor de professional is de godsvraag ook vanuit Bijbels perspectief relevant. Houding
3 De professional is hierin integer en authentiek. 4 De professional heeft besef van de betekenis van de christelijke basisoriëntaties van schepping, zonden en vervreemding, verlossing en voltooiing voor zijn/haar leven en is gevoelig voor de sacramentaliteit van het bestaan. 5 De professional is er op gericht een inspirerend voorbeeld te zijn in respectvol gedrag en dialoog. 6 De professional kijkt ook met de ogen van zijn/heer leerlingen/studenten naar de leerstof
Het auditteam is van mening, dat deze uitwerking van het opleidingsprofiel volledig recht doet aan zowel de vakdomein onafhankelijke SBL competenties als aan de vakdomein specifieke eisen, gesteld door het werkveld in casu de Commissie van Toezicht en Advies inzake de opleidingen van Godsdienstleraren (CTA). Samenvattend: de eindkwalificaties (die, naar het oordeel van het auditteam, ook geëigend zijn als startkwalificatie voor het beroep) sluiten aan bij de eisen van vakgenoten en werkveld. ‘Oude’ doelstellingen Het gaat hier om vakdidactische eindtermen en om vakinhoudelijke eindtermen. De vakdidactische
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 10 10
eindtermen hebben betrekking op: leerprocessen, lerenden, en schoolorganisatie & -management. In die zin zijn zij algemeen. Zij hebben ook betrekking op onderwijs & identiteit, godsdienstpedagogiek en interreligieuze dialoog. In die zin zij opleidingsspecifiek. De vakinhoudelijke eindtermen zijn geordend naar vakdomeinen (o.a. levensbeschouwing en ethiek) en hebben betrekking op: verhalen & mythen, rituelen & gebruiken, ethiek & sociale omgang, geloofservaring & -uitingen en geloofsleer. Met betrekking tot de ‘oude’ doelstellingen’ (de eindtermen) geldt, dat zij in 1999 zijn opgesteld in samenspraak met werkveld en collega instellingen. Daarbij was het oordeel van drie instanties richtinggevend: de toenmalige Coördinatie Commissie MO-opleidingen (later Vereniging Docenten Levensbeschouwing), het toenmalige Samenwerkingsverband van Theologische Hogescholen (STH) en de Commissie van Toezicht en Advies inzake de opleiding van Godsdienstleraren (CTA). Samenvattend: de ‘oude’ eindkwalificaties (die, naar het oordeel van het auditteam, ook geëigend zijn als startkwalificatie voor het beroep) sluiten aan bij de toenmalige eisen van vakgenoten en werkveld. Opleiding GPW De opleiding GPW leidt op tot kerkelijk pastoraal werker, specifiek binnen de RK-Kerk, geestelijk verzorger of levensbeschouwelijk begeleider in instellingen van gezondheidszorg en maatschappelijk werk, geestelijk verzorger in het leger of het gevangeniswezen, nieuwe beroepen op levensbeschouwelijk en ethisch terrein Huidige doelstellingen Het Landelijk Opleidingsoverleg Theologie Godsdienst – Pastoraal Werk (LOO) heeft voor alle bacheloropleidingen theologie een competentieprofiel opgesteld: ’Een professional met diepgang’. In de LOO competenties zijn de startkwalificaties beschreven voor theologen die op bachelor niveau beroepsmatig werken in het kerkelijk pastoraal werk, in de geestelijke verzorging of in andere sectoren. FHTL heeft haar competentieprofiel ingebracht ten behoeve van de totstandkoming van dit LOO-profiel. De LOO-competenties zijn gevalideerd door de betrokken kerkelijke instanties en werkgevers, onder meer door de Bisschoppen van de Nederlandse Rooms Katholieke Kerkprovincie. Binnen de door de HBO-Raad opgestelde domeinindeling ressorteert de opleiding GodsdienstPastoraal Werk onder het domein Sociaalagogisch Werk. Voor dit domein zijn recentelijk sociaalagogische competenties opgesteld in het document ‘Vele takken, één stam’. Een vergelijking van de LOO-competenties met de sociaalagogische laat zien, dat de opleiding Godsdienst-Pastoraal Werk een volwaardige sociaalagogische opleiding is. Iets wat (dus) ook op landelijk niveau wordt erkend. Daarbinnen richt de opleiding zich op context- en domeinspecifieke competenties die betrekking hebben op hermeneutiek, liturgie, pastoraal werk/leiderschap, gemeente opbouw. Samenvattend: ook hier geldt, dat de eindkwalificaties volledig aansluiten bij de eisen van vakgenoten en werkveld. ‘Oude’ doelstellingen De ‘oude’ doelstellingen (de eindtermen) zijn qua structuur geheel gelijk aan de ‘oude’ doelstellingen van de lerarenopleiding. Qua oriëntatie zijn zij evenwel verschillend. De vakdidactische eindtermen zijn geordend niet naar vakdomeinen, zoals bij de lerarenopleiding, maar naar beroepsdomeinen. Te weten: catechetische leerprocessen, pastorale begeleiding, rituele ondersteuning, maatschappelijke activering, management binnen kerk & instelling. Met betrekking tot de ‘oude’ doelstellingen’ (de eindtermen) geldt, dat zij in 1999 zijn goedgekeurd door (i) Katholieke Theologische Opleidingen (KTO), (ii) Het Samenwerkingsverband van Theologische Hogescholen (STH), (iii) Vereniging Pastoraal Werkenden (VPW) en (iv) Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen. Samenvattend: de ‘oude’ eindkwalificaties (die, naar het oordeel van het auditteam, ook geëigend zijn als startkwalificatie voor het beroep) sluiten aan bij de toenmalige eisen van vakgenoten en werkveld.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 11 11
Opmerking: Het auditteam beveelt FHTL aan de strategische doelstellingen te beleggen bij een Werkveldadviesraad en de onderwijskundige doelstellingen bij de Werkveldcommissies.
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: FHTL heeft bij het opstellen van de eindkwalificaties (G/L en GPW) uitdrukkelijk de respectieve beroepsprofielen als uitgangspunt en als kader genomen. FHTL heeft gezaghebbende stakeholders in vakgebied en werkveld intensief betrokken bij het feitelijk opstellen van de eindkwalificaties. De eindkwalificaties van beide opleidingen sluiten rechtstreeks aan bij de eisen die door vakgenoten worden gesteld. De eindkwalificaties sluiten direct aan bij de eisen die door de beroepspraktijk aan de betreffende opleidingen worden gesteld. De eindkwalificaties zijn, naar het oordeel van het auditteam, een goede afspiegeling van de ontwikkelingen binnen de respectieve domeinen. De eindkwalificaties van beide opleidingen zijn zodanig gedifferentieerd en geconcretiseerd dat zij inderdaad kunnen dienen als richtinggevend kader voor de respectieve opleidingsprogramma’s. Bijzonder in de doelstellingen is het sterke accent op vakdisciplines / theoretische scholing.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 12 12
Facet 1.2. Niveau bachelor Criterium Het facet ‘Niveau bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen Opleiding G/L Onder facet 1.1. zijn de eindkwalificaties beschreven met één uitgewerkt voorbeeld. Uit dit voorbeeld blijken de complexiteit, reikwijdte en de kennis- & attitudedimensies waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen. Het auditteam concludeert na analyse van alle competenties, dat de eindkwalificaties inderdaad bachelor kwalificaties zijn. FHTL heeft e.e.a. bovendien zichtbaar gemaakt in een matrix waarin de dimensies van de Dublin Descriptoren telkens gekoppeld zijn aan de algemene (SBL1) en opleidingsspecifieke competenties met daarbij telkens een verwijzing naar prestatie-indicatoren, programmaonderdeel en toetsvorm. Voortreffelijk. Te meer, daar uit de programmaopbouw en de daarin opgenomen successieve leerdoelen blijkt dat deze matrix werkelijk sturend is voor de inrichting van de opleiding. Voor de ‘oude ‘doelstellingen geldt hetzelfde, met dien verstande dat de algemene (docent) eindtermen en de opleidingsspecifieke eindtermen telkens in verband zijn gebracht met de vakdomeinen, disciplines en toetsvormen. 1
) In het bestuurscharter Lerarenopleidingen is een matrix opgenomen waarin een koppeling wordt gemaakt tussen de Dublin
Descriptoren en de competenties zoals deze door de Stichting Bekwaamheidseisen Leraren zijn opgesteld en in de Wet BIO zijn vastgelegd. Aangezien, zo heeft het auditteam aan de hand van de doelstellingen geconstateerd, de opleiding tot Leraar Godsdienst Levensbeschouwing 2e graad uitgaat van de SBL-competenties, is deze matrix van toepassing op de opleiding Leraar Godsdienst Levensbeschouwing 2e graad van FHTL.
Opleiding GPW Ook hier concludeert het auditteam na analyse van alle competenties, dat de eindkwalificaties inderdaad bachelor kwalificaties zijn. FHTL heeft e.e.a. bovendien zichtbaar gemaakt in een matrix waarin de dimensies van de Dublin Descriptoren telkens gekoppeld zijn aan de algemene (hbo) en beroepsspecifieke competenties en met daarbij telkens een verwijzing naar prestatie indicatoren, programmaonderdeel en toetsvorm. Voortreffelijk. Te meer, daar uit de programmaopbouw en de daarin opgenomen successieve leerdoelen blijkt dat deze matrix werkelijk sturend is voor de inrichting van de opleiding. Voor de ‘oude ‘doelstellingen geldt hetzelfde, met dien verstande dat de algemene (hbo) eindtermen en de opleidingsspecifieke eindtermen telkens in verband zijn gebracht met de beroepsdomeinen, disciplines en toetsvormen.
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: De eindkwalificaties van beide opleidingen bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik, complexiteit en diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen. De opleidingen hebben (in hun competentiematrices) de Dublin Descriptoren telkens zorgvuldig gekoppeld aan prestatie-indicatoren, programma en toetsvormen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 13 13
Facet 1.3. Oriëntatie hbo Criteria Het facet ‘Oriëntatie hbo’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie hbo” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs (zie: facet 1.2.) Het beroepsprofiel en de daaruit afgeleide beroepscompetenties van beide opleiding beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening en sluiten aantoonbaar aan bij de beschrijving van het bachelorniveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee zij gezegd, dat de opleidingen gerekend kunnen worden tot het hoger onderwijs. De bevindingen van het auditteam onder facet 1.2 leidden tot een oordeel goed. Beroepsonderwijs (zie: facet 1.1.) De eindkwalificaties van de opleidingen zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het werkveld geborgd. Anders gezegd: de opleiding is een beroepsopleiding. De bevindingen van het auditteam onder facet 1.1 leidden tot een oordeel goed. De beginnende beroepsbeoefenaar Het begrip ‘beginnende beroepsbeoefenaar’ suggereert -en dat is volkomen terecht- dat dit niveau verschilt van het niveau van de ‘beroepsbeoefenaar’. Het auditteam wil daar echter aan toevoegen, dat beide opleidingen blijkens hun eindkwalificaties, ervan uitgaan dat het niveau van de ‘beginnende’ beroepsbeoefenaar reeds hoog is/moet zijn. Het auditteam is het daar volledig mee eens. In dat opzicht corresponderen de G/L eindkwalificaties met de kerntaken en -competenties van de beginnende 2e graadsleraar Godsdienst / Levensbeschouwing en de GPW eindkwalificaties met de kerntaken van (bijvoorbeeld) een beginnend pastoraal werker.
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: Beide opleidingen hebben de eindkwalificaties rechtstreeks, volledig en op zorgvuldige wijze ontleend aan de respectieve beroepsprofielen. (Zie facet 1.1). In de van de respectieve beroepsprofielen afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar geformuleerd. Beide opleidingen hebben de relatie tussen enerzijds inhoud, bereik en niveau van de eindkwalificaties en anderzijds de respectieve programma’s en de gehanteerde werkvormen volledig en inzichtelijk in kaart gebracht en daaruit blijkt, dat de opleidingen de beroepsprofielen in hun programma’s hebben verankerd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 14 14
Onderwerp 2: Programma Acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing. Facet 2.1. Eisen hbo Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen Inleiding FHTL leidt op bachelorniveau theologen op om zowel in het onderwijs (opleiding tot Leraar Godsdienst Levensbeschouwing 2e graad) als in het kerkelijk-pastoraal werk of in de geestelijke verzorging (opleiding Godsdienst-Pastoraal Werk) hun beroep uit te oefenen. Aangezien zowel de theologische vakinhouden en vaardigheden als de sociaalagogische bekwaamheden voor alle beroepscontexten in hoge mate gelijk zijn, zijn ook de programma’s van beide opleidingen voor een groot deel identiek. In de studiegidsen en de wandelgangen van FHTL wordt dan ook vaak gesproken over één opleiding met een “educatieve” en een “pastorale” of “geestelijk verzorging”-differentiatie. Beide opleidingen hebben ook een gemeenschappelijke propedeuse, identiek in voltijd en deeltijd en op alle locaties. Beide opleidingen maken op dit moment een overgang door van op eindtermen gericht naar competentiegericht opleiden. Dit heeft tot gevolg, dat beide opleidingen op dit moment twee curricula kennen. Eén op eindtermen gericht en één competentiegericht, met ieder zowel een educatieve als een pastorale/geestelijke verzorging differentiatie. Daarnaast kent FHTL voor beide opleidingen ook nog een overgangsprogramma. Er is een curriculum in afbouw, georiënteerd op eindtermen. Thans studeren alleen nog de cohorten 2005 en 2006 (de huidige leerjaren 3 en 4) volgens het curriculum in afbouw. Voor Cohort 2007 is een “overgangscurriculum” ingevoerd dat een competentiegerichte propedeuse heeft en een hoofd- en afstudeerfase die gekenmerkt wordt door een mix van bestaande en nieuwe elementen. Het curriculum in opbouw start in 2008 (cohort 2008) met een opleiding die helemaal (dus ook in hoofd- en startbekwaamfase) competentiegericht is opgezet. Eisen hbo Interactie met het beroepenveld:leeromgeving van de student Centraal in de beroepsvoorbereiding staat het werkveldleren in de stages. Ze scheppen een leeromgeving binnen de beroepspraktijk waarin studenten zich in toenemende mate de vereiste competenties voor de beroepswerkzaamheden eigen kunnen maken. Drie korte stages in de propedeuse (totaal: 5½ ec’s) met een oriënterende functie naar de drie werkvelden: onderwijs, pastoraal werk en geestelijke verzorging.
Drie stages in de vervolgjaren (2e jaar 8 ec’s, 3e jaar 12 ec’s, 4e jaar 12 ec’s) die zich toe spitsen op de praktische beroepsvoorbereiding: voor G/L het lesgeven in het voortgezet onderwijs, voor GPW het functioneren binnen het godsdienst pastoraal werk. Elke stage wordt ondersteund door (bij G/L) een leerplanonderdeel “begeleiding schoolpracticum” of (bij GPW) “werkbespreking, begeleiding en groepssupervisie, waarin de leerervaringen, tijdens het werkplekleren opgedaan, worden verwerkt. Over het resultaat wordt gereflecteerd en in aansluiting daarop worden binnen betreffende kenmerkende situaties weer nieuwe taken gesteld.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 15 15
Zo ontstaat de cirkelbeweging van het ervaringsleren, waarbij de student zich steeds meer de benodigde competenties en beroepseisen eigen maakt. Deze twee componenten (stages en ondersteunende, reflecterende programmaonderdelen), de ‘beroepsproducten’ die studenten daarnaast moeten maken (o.a. ontwerpen van lessenseries, het voeren van levensbeschouwelijke gesprekken), de studiereizen, excursies en de gastlessen, vormen tezamen het meest zichtbare deel van de direct beroepsvoorbereidende dimensie van het opleidingsprogramma. In totaal gaat het hier om ca 40% van het programma. Dat is, vergeleken met de situatie tijdens de visitatie in 2003, een aanzienlijke uitbreiding, mede ten gevolge van de transformatie naar competentiegericht onderwijs. In die zin heeft FHTL een substantiële verbetering gerealiseerd en ziet het auditteam het hbo karakter van de beide opleidingen thans voldoende terug in de programma’s G/L en GPW. Interactie met het beroepenveld:context van de opleiding FHTL maakt speelt een actieve rol in het beroepenveld netwerk, waarvan de belangrijkste spelers reeds onder facet 1.1. zijn genoemd. Dat gebeurt overigens op geheel vanzelfsprekende (‘natuurlijke’) wijze. Immers uit de Portfolioanalyse van Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing blijkt dat: circa 90 % van de docenten ervaring heeft in een voor de opleiding relevante baan in één van de werkvelden waartoe de beide opleidingen van FHTL opleiden; vier medewerkers werken zelf in het voortgezet onderwijs als docent godsdienst / levensbeschouwing; 12 medewerkers werken in het pastoraat; 6 medewerkers hebben andere (kader)functies in het relevante beroepenveld. Een van de belangrijkste ‘bewijzen’, dat de interactie in het beroepenveld ook vruchten afwerpt, is de substantiële curriculumwijziging die FHTL heeft doorgevoerd: in het huidige curriculum is de beroepscomponent thans verankerd. Voorts onderhouden de opleidingen banden met de actuele ontwikkelingen in de betreffende vakgebieden doordat docenten zelf publiceren over actuele themata, lid zijn van de redactie van een vaktijdschrift of betrokken zijn bij symposia en expertmeetings over actuele onderwerpen. Aldus vindt kennisuitwisseling plaats met collega’s uit de wetenschappelijke wereld in binnen- en buitenland. Bijgevolg, zo heeft het auditteam geconstateerd, stellen beide opleidingen in hun onderwijs relevante, actuele en fundamentele theologische thema’s aan de orde. Iets wat ook in de literatuurlijsten zichtbaar wordt, met name in de readers. (Zie hieronder.) Ten slotte: de verbinding tussen opleidingsprogramma en werkveld wordt nog eens versterkt doordat de opleiding veelvuldig gebruik maakt van gastdocenten. Vakliteratuur De klassieke vakken van de theologie, zoals bijbelwetenschappen, systematische theologie, kerkgeschiedenis, filosofie en ethiek hebben een prominente plaats binnen het programma. Daarnaast komen ook andere disciplines aan bod: praktische theologie, godsdienstwetenschappen en sociale wetenschappen (zoals didactiek, sociologie, psychologie, pedagogiek, management en mediakunde). Uit het overzicht van de gehanteerde literatuur blijkt, dat de theologische vakliteratuur zodanig is gekozen dat zij niet alleen inleidt in de betreffende discipline, maar ook gericht is op de beroepspraktijk van de leraar of pastoraal werker. Tekenend in dit opzicht is, dat de opleiding veel gebruik maakt van readers, waarin de docenten van FHTL recente fundamenteel theologische literatuur bruikbaar maken voor de opleiding. Meer in het algemeen merkt het auditteam op, dat literatuur en studiemateriaal in termen van reikwijdte, diepgang, actualiteit en relevantie zeer zeker passen binnen de beoogde bachelor eindkwalificaties met een groot accent op de theologisch body of knowledge. Samenvattend: het facet ‘eisen hbo’ draait in feite om de vraag of de opleidingen hun studenten opleiden in een ambiance waar interactie met de respectieve beroepenveld een van de leidende principes is. Welnu het antwoord op die vraag is ‘ja’.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 16 16
Aanbevelingen Het auditteam geeft FHTL in overweging binnen de beroepsvoorbereidende component van de opleidingen de reële interactie met het beroepenveld (werkplekleren, stages) qua omvang te versterken. Vanuit de visie van FHTL (“wij leiden hbo theologen op, die werkzaam zijn in onderwijs, pastoraal werk en geestelijke verzorging”) is de huidige, relatief geringe reële interactie met het werkveld zeer wel verklaarbaar en verdedigbaar, maar de beroepsvoorbereiding zou op een hoger plan kunnen komen indien FHTL haar studenten meer met de werkelijke beroepspraktijk zou confronteren. Het lectoraat ‘Praktische Theologie’ doet o.a. onderzoek naar nieuwe vormen van religiositeit bij de jeugd en betrekt studenten daarbij. Echter tot op heden is nog geen sprake van een uitgekristalliseerde onderzoekslijn. Reden voor de betreffende lector de programmatische eisen voor zulk een leerlijn te concretiseren, opdat in het huidige curriculum van beide opleidingen studenten systematischer dan tot op heden worden voorbereid in het doen van onderzoek. FHTL zou hier hoge prioriteit aan moeten geven.
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: De beroepscomponent binnen beide opleidingen is, ondanks het feit, dat de kenniscomponent (nog) de hoofdrol speelt, voldoende zichtbaar in beide programma’s. Literatuur en studiemateriaal weerspiegelen zowel de hoge eisen die FHTL stelt aan de kennis van haar studenten als aan het gewicht dat zij hecht aan de beroepsvoorbereiding.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 17 17
Facet 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken? Bevindingen Het auditteam heeft zich op gedetailleerd niveau een beeld kunnen vormen over de inhoud van de beide programma’s. FHTL heeft, het auditteam kan niet anders zeggen, op voorbeeldige wijze de eindkwalificaties (i.c. de competenties) vertaald naar prestatie indicatoren en vervolgens naar leerdoelen per programmaonderdeel met daarbij de wijze waarop de respectieve leerdoelen worden getoetst. Duidelijk is, dat FHTL leerdoelen heeft geformuleerd die herkenbaar aansluiten bij de respectieve opleidingskwalificaties en dat zij die leerdoelen per studiejaar en per programmaonderdeel op een heldere wijze heeft uitgewerkt. Helder voor de studenten. Maar ook helder in die zin, dat zij richtinggevend zijn voor de wijze waarop de opleidingen hun studenten toetsen. FHTL heeft op deze wijze kunnen aantonen, dat de leerdoelen binnen beide programma’s traceerbaar zijn naar de respectieve competenties. Tevens hebben de opleidingen de competenties, werkvormen en inhoud aan elkaar gerelateerd. De vormgeving van de programmaonderdelen gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij hij de door hem verworven kennis dient te activeren (o.a. via een confrontatie met kenmerkende beroepsituaties), wil de student de praktijkopdrachten met succes kunnen uitvoeren. Onderdeel van het leerproces is tevens zelfreflectie en zelfregulatie die de student inzicht geven in zijn eigen leerproces en leerstijl. Inhoud en vormgeving van de afzonderlijke programmaonderdelen bieden de student de gelegenheid om de vereiste competenties en doelstellingen te verwerven, de wijze waarop vervolgens de programmaonderdelen in een in complexiteit opklimmende reeks in het totale programma zijn gepositioneerd, maakt het de student mogelijk de competenties en de hiervan afgeleide leerdoelen te bereiken. Het beeld is duidelijk: beide programma’s zijn een passende concretisering van de eindkwalificaties en de successieve leerdoelen zijn aantoonbaar afgeleid van die eindkwalificaties.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 18 18
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: Beide opleidingen hebben door het hele programma heen op inzichtelijke en zorgvuldige wijze leerdoelen vastgesteld die aantoonbaar zijn af te leiden van de eindkwalificaties. De leerdoelen hebben het bereik en het niveau corresponderend met het bereik en het niveau van de eindkwalificaties. De leerdoelen zijn zodanig geformuleerd, dat zij inderdaad richtinggevend zijn voor de wijze waarop de opleidingen haar studenten toetsten. De binnen beide programma’s gepositioneerde opdrachten (‘beroepsproducten’) zijn telkens gericht op een concreet en meetbaar leerdoel, telkens gedefinieerd in termen die rechtstreeks zijn ontleend aan de eindkwalificaties. De leerdoelen en de opdrachten (‘beroepsproducten’) nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase een niveau te bereiken dat naar het oordeel van het auditteam ontegenzeggelijk bachelorniveau is. (Zie ook onder facet 6.1.) Het auditteam is van oordeel, dat beide opleidingen op consequente en gedegen wijze de functionaliteit van de onderscheiden programmaonderdelen hebben geborgd. Daardoor is het voor elk onderdeel helder waarom het in het respectieve programma is opgenomen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 19 19
Facet 2.3. Samenhang programma Criterium Het facet ‘Samenhang programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen Uit de programmabeschrijvingen van beide opleidingen blijkt, dat beide programma’s zowel in horizontale als verticale zin een duidelijke samenhang vertonen. Horizontale samenhang Voor de opleidingsprogramma’s in jaar 1 en 2 wordt de horizontale samenhang bewerkstelligd door de ordening van het onderwijsaanbod langs vier parallelle leerlijnen. Binnen de conceptuele leerlijn worden inhoudelijke thema’s tegelijk in zowel een theologisch als wijsgerig perspectief aan de orde gesteld. Inhoudelijke samenhang tussen programmaonderdelen wordt ook gerealiseerd door overleg tussen docenten aan het begin van elke periode. Binnen de vaardighedenlijn worden trainingen gekoppeld aan stages. De integrale leerlijn zorgt voor samenhang tussen de conceptuele lijn en de vaardigheidslijn en is gericht op de beroepsuitoefening. Dat gebeurt in de propedeuse door aan de praktijk ontleende opdrachten, waarbij een beroep wordt gedaan op de verworven conceptuele kennis en beroepsvaardigheden. In het overgangscurriculum en het curriculum in afbouw gebeurt dit door integratiecolleges en/of opdrachten gedurende de stages. De gerichtheid op de beroepsuitoefening is het sterkst in de ervaringsreflectielijn en de studieloopbaanbegeleiding. Doordat de student binnen de vier leerlijnen tegelijkertijd werkt aan meerdere competenties, leert de student zelf ook verbanden te leggen. Verticale samenhang De verticale samenhang wordt zichtbaar in de drie niveaus waarin de competenties zijn verdeeld: eind propedeuse (niveau 1), eind hoofdfase (niveau 2) en eind opleiding (niveau 3). De drie niveaus worden bepaald door: de mate van zelfstandigheid de studieloopbaan van de student kenmerkt zich door een steeds grotere zelfstandigheid van leren en werken de mate van complexiteit van de context van leren en werken: studie- en stageopdrachten zijn eerst eenvoudig, later meer complex en tenslotte professioneel. de groeiende complexiteit is ook zichtbaar in het hoger wetenschappelijk niveau van de colleges en toetsen de mate van volledigheid van handeling gestart wordt met observeren en verwoorden, gevolgd door analyseren om te leiden tot toepassen en evalueren De propedeuse is breed en oriënterend. In de hoofdfase bestaat het programma vooral uit een verdiepend vervolg op de propedeuse en bevat het een specialisatie gericht op het eigen werkveld van de opleidingen. Binnen de opleiding tot G/L is deze erop gericht de samenhang tussen het theologisch vakmanschap en het onderwijskundig meesterschap op een steeds hoger plan te brengen. Binnen de opleiding GPW bewerkstelligt de verdieping een steeds verdere integratie van het theologisch vakmanschap en de pastorale professionaliteit. Binnen beide opleidingen ‘zit’ het toegroeien naar een hoger niveau niet alleen in de conceptuele en vaardigheidslijn, maar ook in het werkplekleren. Samenhang binnen- en buitenschool leren De relatie tussen instituutsleren en werkplekleren wordt geïntensiveerd doordat iedere stage wordt voorafgegaan en ondersteund door een eigen leerplanonderdeel. Binnen de opleiding tot Leraar Godsdienst Levensbeschouwing is dat de module Begeleiding Schoolpracticum. In de opleiding Godsdienst-Pastoraal Werk is dat het programmaonderdeel Begeleiding Werkveldleren. In beide wordt op de leerdoelen en de opdrachten, die in de stage aan de orde zijn, gereflecteerd en worden
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 20 20
ervaringen door de student verwerkt zodat deze leiden naar complexere opdrachten. Die samenhang wordt ondersteund door de studieloopbaanbegeleiding.
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: De programmaonderdelen (en de flankerende ‘vakken’) waaruit het programma is opgebouwd, zijn qua onderwerp en inhoud telkens en expliciet gericht op de relatie theorie en praktijk. De programmaonderdelen (en de flankerende ‘vakken’) zijn aantoonbaar gericht op het maken van beroepsproducten, hetgeen impliceert dat studenten leren kennis en vaardigheden uit verschillende deelgebieden te integreren. De programmaonderdelen zijn zodanig ontworpen en via zogeheten leerlijnen in het programma gepositioneerd dat zij ten opzichte van elkaar een anticiperende dan wel verdiepende functie hebben in het leerproces van de student. De leerdoelen en de daaraan gerelateerde opdrachten nemen in complexiteit toe, waardoor de verticale samenhang wordt gewaarborgd. De studieloopbaanbegeleiding richt zich op de samenhang in de individuele leerroute van de student en op zelfreflectie en zelfsturing door studenten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 21 21
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen? Bevindingen Binnen het theologieonderwijs is 'studiebelasting' een complex onderwerp. De aard van het toekomstig beroep en de vakstudie vragen een inzet die vaak hoger is dan de wettelijk voorgeschreven studiebelasting van 42 x 40 uur per studiejaar. Naast het aantal reële uren dat de student besteedt aan theoretische en praktische programmaonderdelen, is er sprake van studiebelasting in de zin van persoonlijke reflectie op zingeving en levensbeschouwing. Deze zijn moeilijk in uren uit te drukken. Er bestaat geen norm voor de tijd die nodig is voor een persoonlijk ontwikkelingsproces. De studie vraagt voortdurende zelfreflectie die aandacht en tijd eist van de student. En de studenten, zo leert de studentenenquête, zijn ook bereid om die tijd in hun studie te investeren en zij hebben (derhalve) geen enkel probleem met de studielast. Niettemin heeft FHTL de studielast zo zakelijk mogelijk ‘berekend’: Voor elk studieonderdeel heeft de opleiding de nominale studielast vastgesteld in sbu’s Voor het realiseren van iedere competentie, voor elke leerlijn en programmaonderdeel zijn de studiebelastinguren vastgesteld in termen van contacturen, voorbereidings - en verwerkingsuren, tijd voor bestudering van de verplichte literatuur en voor toetsing. Voor de bestudering van de literatuur wordt, afhankelijk van de zwaarte, gemiddeld 5 tot 7 pagina’s per uur gerekend. Bij de practica is de verhouding contacturen – voorbereiding – literatuur ca. 1:1:1 met een toets van ¾ uur per ec. Ook de omvang van de stages zijn in studiebelastinguren uitgedrukt. Bijvoorbeeld voor een stage van 200 uur besteedt de student 120 uur aan directe stageactiviteiten en 80 uur aan voorbereiding en afsluiting van de stage. Sterk punt vindt het auditteam, dat de docenten aan het begin van elke lesperiode studenten precies informeren over niet alleen de concrete leerdoelen van hun programma, de relatie met de competenties of eindtermen, de beoordelingscriteria, de te behandelen literatuur en de wijze van toetsing maar ook over de studielast die e.e.a. met zich mee brengt. Aldus worden de studenten bij elke lesperiode direct geconfronteerd met de noodzakelijke tijdinvestering. Het aantal contacturen voor colleges en trainingen in de propedeuse is in de voltijd 16 uur per week, in de deeltijd 8 per week. In de hoofd- en afstudeerfase is dit 14 uur voor de voltijd- en 8 uur voor de deeltijdopleiding. In deze uren zijn echter niet de uren meegeteld voor andere activiteiten die door de opleiding worden georganiseerd, zoals stages, excursies, studieloopbaanbegeleiding e.d. Een belangrijk, de studievoortgang belemmerend, struikelblok in het ‘oude’ curriculum (onvoldoende theoretische voorbereiding op het maken van beroepsproducten) lijkt door de herprogrammering in het huidige curriculum weggenomen. Of dat inderdaad zo is, zal nog moeten blijken.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 22 22
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: De studielast is evenwichtig verspreid over de opleiding: het programma geeft geen aanleiding tot piekbelasting. Mogelijke studievoortgangsbelemmerende factoren worden snel gesignaleerd, deels dankzij de kleinschaligheid van de opleiding die een intensieve communicatie docent-student mogelijk maakt, deels via de verslaglegging van de studieloopbaanbegeleider. Belangrijk is voorts, dat FHTL ook formeel de studielast jaarlijks evalueert om zicht te krijgen op zowel de feitelijke studielast als op de voortgangsbelemmerende factoren met een structureel karakter.
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: VWO, HAVO, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek? Bevindingen De instroom in de propedeuse is zeer divers. Studenten komen binnen met onderling heel verschillende kwalificaties. In de deeltijdopleiding stromen zowel studenten in die al een gehele of bijna gehele universitaire studie achter de rug hebben als ook mensen die de 21+ toets hebben doorlopen. De laatste groep betreft vooral vrijwilligers die al werkzaam zijn in kerk of pastoraat. In de voltijdopleiding is de instroom qua niveau meer homogeen (vooral HAVO en VWO), maar wel weer divers wat betreft motivatie en levensbeschouwing. Een klein deel van de studenten heeft al uitdrukkelijk gekozen voor het beroep van leraar of pastoraal werkende. Het merendeel daarentegen, zowel in voltijd als deeltijd, kiest de studie uit persoonlijke interesse in godsdienst en theologie. Dit was een extra reden om een brede, gemeenschappelijke propedeuse in te richten voor de beide opleidingen van FHTL. Het oriënterend karakter van de propedeuse helpt studenten een bewuste keuze te maken voor een bepaald beroepsperspectief. De selecterende functie biedt de mogelijkheid studenten die onvoldoende scoren, tijdig een bindend negatief studieadvies te geven. De propedeuse is qua programmering, qua inhoud en in termen van begeleiding zodanig ingericht, dat het aanvangsprogramma zeer wel aansluit op de zeer diverse instroomkwalificaties. Studenten krijgen in deze fase veel contacturen en is er veel begeleiding. Indien nodig adviseert de studieloopbaanbegeleider de student over individuele programma’s (maatwerk) ten behoeve van het wegwerken van deficiënties. De groepen zijn overwegend klein. Dat maakt het goed mogelijk rekening te houden met die verscheidenheid. En dat doen de opleidingen dan ook. Zo wordt bij de verdeling van taken bij groepswerk en beroepsproducten sterk gelet op de reeds verworven of nog te verwerven deskundigheid van elke student. Groepssamenstelling en taakverdeling zijn dus ook een vorm van maatwerk. In feite, zo constateert het auditteam, slagen de opleidingen erin de overgang van vooropleiding naar bachelorprogramma geleidelijk te laten verlopen. Voor de voltijdvarianten gaat het dan om het inspelen op de verscheidenheid aan motivatie, voor de deeltijdvarianten om de verscheidenheid aan instroomkwalificaties.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 23 23
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: De realistische voorlichting, de intensieve begeleiding in het 1e gemeenschappelijk jaar en het sterk oriënterend karakter het aanvangsprogramma alsmede de indeling in kleine groepen maken het voor FHTL zeer wel mogelijk de studenten, hoe divers hun achtergrond of motivatie ook moge zijn, zorgvuldig het hbo programma binnen te loodsen. Het auditteam is daar zeer positief over. De studenten ook, zo blijkt uit de Studentenenquête. Alle reden voor een oordeel ‘goed’. Dat het auditteam zich toch beperkt tot een ‘voldoende’ hangt samen met het volgende: (i) Beide opleidingen zijn eo ipso sterk gericht op reflectie. Iets waar de vooropleidingen de instromende studenten niet op hebben voorbereid en waar studenten (dus) moeite mee hebben. FHTL zal per vooropleidingsprofiel onderzoek doen naar de specifieke wensen van de instromers dienaangaande, maar de huidige situatie is nog problematisch. (ii) De effecten van de inspanningen die de opleidingen verrichten om de overgang naar het bachelorprogramma ‘soepel’ te laten verlopen worden niet zichtbaar in het propedeuserendement.
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ec’s) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding? Bevindingen Het totale aantal ec’s van beide opleidingen, zo blijkt uit de documentatie, bedraagt 240.
Oordeel: voldoende Het totale aantal studiepunten van elke opleiding, zo blijkt uit de documentatie, bedraagt 240 ec. Beide opleidingen voldoen dan ook aan de wettelijke vereiste.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 24 24
Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen vormgeving en inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept? Bevindingen Kenmerkend voor het huidige FHTL onderwijs en de didactische werkvormen is, dat ‘oud’ en ‘nieuw’ onderwijs vaak door elkaar heenlopen. Dat ligt ook voor de hand: er is geen waterdichte scheiding tussen het curriculum in afbouw en het competentiegericht opleiden (gestart in de propedeuse en deels voortgezet in het overgangscurriculum). FHTL bevindt zich vanaf 2006 in een proces van transitie van op eindtermen gericht onderwijs, met de daaraan corresponderende werkvormen, naar het nieuwe competentiegericht opleiden. Het is voor het auditteam glashelder, dat de intentie is de opleidingen volledig in te richten volgens de principes van het competentiegericht opleiden, overigens wel met in achtneming van de bijzondere eigenheid van de theologie, die zich evenals de andere geesteswetenschappen, kenmerkt door een hoge mate van reflectie. Voorts is het auditteam van mening, dat het didactisch concept en de werkvormen volledig recht doen aan het karakter van de eindkwalificaties: kennis, beroepsmatig gedrag (handelen) en attitude. Didactisch concept Uitgangspunten Alle leerplanonderdelen zijn gericht op het aanleren van de beroepskwalificaties. In de uitvoering van de leerplannen staat de integratie tussen de opleiding en de beroepspraktijk centraal: theorie en (beroeps)praktijk. De didactiek van de opleidingen wordt bepaald door het bevorderen van het zelfstandig studeren van studenten. Dat brengt differentiatie binnen de uitvoering van de leerplannen met zich mee. Bij de uitvoering van de leerplannen wordt bijzondere aandacht besteed aan de zogeheten “kleine kwaliteit”, een zo optimaal mogelijk studieklimaat voor de studenten. Kennisontwikkeling, spiritualiteit en persoonlijke geestelijke begeleiding hebben expliciet een plaats binnen de opleiding. Bij onderwijsuitvoering wordt gebruik gemaakt van diverse media en ICT-applicaties. Concept De volgende noties bepalen het didactisch concept van beide opleidingen: competentiegericht, beroepsgericht, actief & zelfstandig leren en learning community (i.e. kleinschalige context maakt inspelen op individuele leerstijlen mogelijk.) Met daarbij een belangrijke plaats voor de theologische body of knowledge. En dat is, naar het oordeel van het auditteam terecht. Immers zonder een stevige kennisbasis is het verwerven van (beroeps)competenties onmogelijk. Werkvormen FHTL kent een groter variëteit aan werkvormen: het klassieke introductie- of hoorcollege, responsiecolleges / werkcolleges, individueel of in groepen bestuderen van teksten / cases, presentaties, vaardigheidstrainingen, rollenspelen, simulaties, interviews, stages, lessen waarin onderzoek en toepassing centraal staan, workshops, het maken van beroepsproducten, procesverslagen, het schrijven van procesverslag, werkstuk of essay, praktijkoefeningen, zelfstudie, studium generale bijeenkomsten, meditaties en vieringen, excursies en studiereizen. Een aantal werkvormen, zoals ‘beroepsproducten’ en stages, heeft een geïntegreerde aanpak. Hier leert de student verschillende inzichten en vaardigheden toepassen en competent te handelen in complexe situaties. Kenmerkend voor de beide opleidingen is dat er meestal gewerkt wordt in relatief kleine groepen. Massacolleges komen niet voor. Daardoor kan bij elke werkvorm rekening gehouden worden met de leerstijlen van de betreffende studenten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 25 25
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: Het didactisch concept maakt het mogelijk de student te sturen en hem de ruimte te bieden tot kennisontwikkeling, competentieontwikkeling en persoonlijke ontwikkeling. In die zin past het didactisch concept bij de doelstellingen van de opleiding: hbo bachelor theologen die competent zijn om in de beroepspraktijk werkzaam te zijn. Het didactisch concept leidt tot flexibiliteit in de programmering en tot een grote variëteit in de werk- en interactievormen.
Facet 2.8. Beoordeling en toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd? Bevindingen Toetsvormen In de propedeuse is een competentiegerichte wijze van toetsen ingevoerd met gebruikmaking van individuele portfolio’s en persoonlijk ontwikkelings- en activiteitenplannen culminerend in het competentie-examen aan het einde van de propedeuse. Het handelen in kenmerkende beroepssituaties en het maken van beroepsproducten staan centraal in de toetsing. Er zijn formatieve toetsen, die de student inzicht geven in de voortgang van zijn studieproces en summatieve toetsen die in zijn portfolio bewijsmateriaal leveren voor het competentie-examen. Voorbeelden van summatieve toetsen zijn de beroepsproducten, de stageen reflectieverslagen, alsook de kennistoetsen en het deelnemen aan workshops en trainingen. Bij groepswerk vindt steeds individuele beoordeling plaats. Competentie-examens worden steeds door twee daartoe getrainde assessoren locatieoverstijgend en in wisselende samenstelling afgenomen. Binnen de conceptuele leerlijn vinden in hoofdzaak kennis en inzichttoetsen plaats. Maar ook toetsen in de vorm van een essay. Binnen de vaardighedenlijn zijn het uiteraard vaardigheids- of bekwaamheidstoetsen. Binnen de integrale leerlijn en de ervaringsreflectielijn zijn het de beoordelingen van stages en het afstuderen. Daarnaast zijn er andere toetsvormen. In Tilburg, bijvoorbeeld, door middel van het “leerboek” of in Amsterdam door de koppeling van een theoretische component aan een vaardigheidstoets of aan praktijkleren. Gedurende de afstudeerfase van de opleidingen hebben twee afrondingsopdrachten een bijzondere plaats: de afrondende stage in het werkveld waarvoor wordt opgeleid, waarbij de student de keuze heeft voor een specifiek onderdeel van dat werkveld. Het resultaat wordt zowel beoordeeld door de werkveldbegeleider als de stagebegeleider vanuit FHTL. het afstudeerproject (Tilburg) of de scriptie (Amsterdam/Hengelo) bestaande uit literatuurstudie en het schrijven van een werkstuk. Validiteit en borging De eindkwalificaties zijn landelijk vastgelegd. De prestatie-indicatoren per niveau en het programma waarop getoetst wordt, zijn ontleend aan landelijke afspraken. Met de invoering van het competentiegericht curriculum zijn nog meer dan voorheen de startcompetenties van de beroepsbeoefenaar leidraad voor toetsing. Hier ligt, naar het oordeel van het auditteam, het fundament voor de validiteit van de toetsen:vooraf bij elk programmaonderdeel zijn de doelen, de toetsinhoud, toetsvorm en criteria vastgesteld. Bij het curriculum in afbouw wordt elk programmaonderdeel beoordeeld door de docent(en) die het programmaonderdeel verzorg(t)en. De groepen zijn klein. Hierdoor kan de docent de individuele student tijdens het proces volgen, beoordelen en feedback geven. Toetsresultaten zijn vast agendapunt in de docentenvergadering.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 26 26
Ook van de studieloopbaanbegeleider ontvangt de student regelmatig feedback op zijn leerproces, bedoeld om de effectiviteit van het leerproces en de studievoortgang te verhogen. Dit gebeurt zeker, wanneer de beoordeling van diverse docenten, begeleiders of medestudenten niet sporen met de eigen waarneming van de student zelf. De examencommissie coördineert de kwaliteitsbewaking van de tentamens en examens. Zij formaliseert de studieresultaten en het competentie-examen, formuleert een studieadvies in de propedeuse en bepaalt of de student kan doorstromen naar een volgende fase. FHTL heeft ook een toetscommissie, die het toetsbeleid formuleert en effectueert. Ze doet onderzoek naar de toetspraktijk, doet voorstellen voor verbetering en bevordert de professionaliteit van de toetsing en de beoordelaars. Beoordeling door en met het werkveld. Bij leeropdrachten buiten het instituut, zoals stages en afstudeerprojecten, vindt de beoordeling mede plaats door de begeleider in de beroepspraktijk. Wat betreft de opleiding tot Leraar Godsdienst Levensbeschouwing, in het opleidingsboek Schoolpracticum staan voor de diverse stages de competentieniveaus met prestatie-indicatoren aangegeven, waarop ook de externe begeleider beoordeelt. Voor het afstuderen en de LIO-stage bestaan vaste criteria waarvan ook de externe beoordelaars op de hoogte zijn. Ook bij de opleiding Godsdienst-Pastoraal Werk wordt naar opklimmend niveau beoordeeld aan de hand van de vastgestelde criteria conform de studiehandleidingen voor werkplekleren. Voor beide opleidingen geldt dat bij alle beoordelingen het oordeel van de FHTL-docent uiteindelijk beslissend is. Het katholieke werkveld kijkt, ook via de CTA en KTO, voortdurend over de schouder mee naar de wijze waarop de eindkwalificaties gerealiseerd worden en heeft aldus invloed op de inhoud en de criteria van de toetsing. Zo is vanuit het onderwijsveld gevraagd om bij de toetsing binnen de lerarenopleiding expliciet het ‘lesgeven aan vmbo-leerlingen’ en de competentie ‘samenwerken’ te betrekken. Vanuit het pastorale veld is gevraagd om bij de toetsing binnen de opleiding Godsdienst-Pastoraal Werk expliciet aandacht te schenken aan de competenties betreffende ‘vieren’, ‘samenwerken’ en ‘leidinggeven aan vrijwilligers’. Aanbeveling Het auditteam beveelt FHTL aan de examencommissie jaarlijks een inhoudelijk verslag te laten maken, waarin zij uitspraken doet over het niveau van het betreffende afstudeercohort. Op basis van de successieve jaarverslagen verkrijgt FHTL gegevens over het kwaliteitsniveau van opeenvolgende cohorten. Het beeld dat daaruit ontstaat kan belangrijk zijn om bepaalde significante (positieve of negatieve) ontwikkelingen vast te stellen en om naar aanleiding daarvan eventueel (verbeter)acties uit te voeren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 27 27
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: De huidige praktijk van toetsen en beoordelen wordt op een gestructureerde en controleerbare wijze uitgevoerd. De gehanteerde toetsvormen sluiten zeer nauw aan op de werkvormen. De huidige toetsingsmethoden zijn valide en betrouwbaar en telkens expliciet gerelateerd aan de betreffende (sub)doelstellingen of eindtermen. Het werkveld speelt een substantiële rol in de beoordeling van studenten. De kwaliteit van het proces van ‘beoordelen en toetsen’ is goed geborgd. Enerzijds doordat telkens meerdere docenten er rechtstreeks bij betrokken zijn, anderzijds doordat de beoordeling geschiedt op basis van heldere en relevante criteria waarover bovendien vooraf met de studenten wordt gecommuniceerd. De examencommissie en de toetscommissie spelen een actieve rol in de kwaliteitsbewaking van toetsen en beoordelen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 28 28
Onderwerp 3: Inzet van personeel Drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel. Facet 3.1. Eisen hbo Criterium Het facet ‘Eisen hbo’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen Zie ook onder facet 2.1 waar het auditteam refereert aan het Portfolio van FHTL. De docenten van FHTL onderhouden structurele contacten met de beroepspraktijk. Het zijn ofwel personen die naast hun werk voor FHTL ook een functie hebben in het beroepenveld waartoe de studenten worden opgeleid. Veel docenten zijn namelijk werkzaam in het pastorale veld, de geestelijke verzorging, het onderwijs of in een eigen bedrijf op dit terrein. Ofwel zijn het docenten die door stagebegeleiding, begeleiding bij afstudeerprojecten en door publicaties in vaktijdschriften nauw betrokken zijn bij de beroepspraktijk. Ook werkt een aantal docenten op basis van detachering vanuit de kerkelijke wereld, zoals studierectoren van de bisdommen, predikanten, parochiepriesters en diocesane of dekenale dienstverleners. De docenten hebben daardoor een actueel beeld van de context van het pastorale werk en het onderwijs en de eisen die deze context stelt aan zowel pastoraal werkenden als leraren. De voortdurende bewegingen in beide werkvelden leiden tot aanpassingen in het curriculum. Docenten hebben van de belangrijkste ontwikkelingen in beide beroepsvelden een globaal overzicht en een diepgaander actueel beeld ten aanzien van hun eigen specifieke vakgebied. In de uitvoering van hun taken bouwen docenten zowel aan hun persoonlijke en als aan het collectieve netwerk. Op deze manier houden ze zicht op de beroepspraktijk: Van de werkveldbegeleiders in de stage en de begeleiders bij het afstudeerproject wordt verwacht dat zij goed op de hoogte zijn van hun eigen werkterrein en van de visie en onderwijsuitvoering binnen FHTL. Er bestaan goede contacten met dit netwerk dat voor een deel bestaat uit alumni van de opleiding. Docenten leggen contact met gastsprekers uit de beroepspraktijk en wonen hun lezingen bij. Zij wonen ook lezingen bij die de lectoren, betrokken bij het instituut, uitvoeren in de beroepspraktijk. FHTL biedt ook een aantal personeelsleden de mogelijkheid van een korte stage in één van de werkvelden waartoe wordt opgeleid. De gastlessen/lezingen die de docenten van FHTL zowel zelf geven als die zij binnen FHTL organiseren met mensen uit het werkveld, en de contacten met alumni en beroepsverenigingen maken dat elke docent deel uitmaakt van een netwerk van mensen uit de beroepspraktijk en/of het vakgebied van de theologie.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 29 29
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: de huidige praktijk laat zien dat docenten zeer frequent en intensief contacten onderhouden met het werkveld en door middel van deze contacten een concrete verbinding leggen tussen werkveld en programma. Dit geldt a fortiori voor die docenten (het overgrote deel van het docentcorps) die zelf in de beroepspraktijk werkzaam zijn. Zij brengen hun netwerk en expertise consequent en voortdurend binnen het programma;
Facet 3.2. Kwantiteit personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen? Bevindingen De docenten van FHTL die betrokken zijn bij het onderwijsproces hebben gezamenlijk 17,1 fte met een docent/studentratio van 1:19. In feite gaat het om 50 docenten. In verband met de beschikbare financiële middelen streeft het management naar een docent/studentratio van 1:25. De docent / studentratio is relatief laag als gevolg van de kleine studentenaantallen en te laag gezien het beschikbare budget voor onderwijsuitvoering. De opleiding kan vooralsnog geen structurele verbetering realiseren van het beschikbare budget per student en voorziet bij ongewijzigd beleid op middellange termijn zelfs een verslechtering ervan. De docent / studentratio moet daarom stijgen naar 1: 25. Om negatieve effecten hiervan te voorkomen heeft de opleiding de volgende maatregelen in gang gezet: verlaging van de gemiddelde personele kosten door verjonging van de personeelsformatie en een optimaal gebruik van functiedifferentiatie; clusteren van colleges t.b.v. voltijd en deeltijdstudenten; indien mogelijk, uitvoeren van bepaalde colleges voor meerdere cohorten, zodat deze niet jaarlijks hoeven te worden uitgevoerd; sluiting van de locatie Sittard en Hengelo. Opmerking De werkdruk is thans reeds hoog, zonder dat dat overigens enig effect heeft op het ziekteverzuim (1,89% in 2008). Als de ratio 1: 25 wordt, zal die druk nog eens toenemen. Het auditteam pleit er dan ook voor de voorgenomen verbeteracties met kracht ter hand te nemen. Te weten: strakke prioriteitstelling in de vernieuwingsacties; kritische analyse van het taakplanningsmodel; beperking in de rollen van docenten.
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: De huidige omvang van de formatie is voldoende en stelt de opleiding zeer wel in staat beide opleidingsprogramma’s uit te voeren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 30 30
Facet 3.3. Kwaliteit personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma? Bevindingen Bij het invullen van vacatures selecteert FHTL, zo heeft het auditteam geconstateerd, nadrukkelijk op vakinhoudelijke expertise op theologisch, sociaalwetenschappelijk en filosofisch terrein, maar ook op agogisch en onderwijskundige deskundigheid. Daarnaast is het van groot belang dat de kandidaat past binnen het hbo en relaties heeft met de afnemende velden. Doorslaggevende kwaliteiten zijn inhoudelijke deskundigheid, brede inzetbaarheid, lerend vermogen, competent in samenwerken, flexibiliteit, inlevingsvermogen, uitstraling en het vermogen studenten en collega’s te motiveren. Indien een nieuwe docent geen didactische aantekening heeft, volgt hij zo snel mogelijk de cursus Didactische vaardigheden hbo om deze aantekening alsnog te verwerven. Voor hun aanstelling hebben docenten een zgn. ‘missio canonica’ nodig. Dit houdt in dat de kerkelijke instanties van oordeel zijn dat zij studenten goed opleiden voor het katholieke werkveld, conform de richtlijnen van de kerkelijke documenten voor de opleidingen tot deze beroepen. Daarnaast heeft de Fontysbrede onderwijsinnovatie Biloba geleid tot bijzondere aandacht voor nieuwe docentrollen zoals die van assessor, studieloopbaanbegeleider en coach. Van medewerkers wordt verwacht dat zij aan de minimumnormen van de competenties voldoen voor de desbetreffende rol. Mocht dit niet het geval zijn, dan wordt er een ontwikkelingsrichting ingezet om het gewenste competentieniveau op termijn te realiseren. Met de nieuwe medewerkers zijn afspraken gemaakt over scholing en intervisie. Deskundigheidsbevordering vindt plaats op basis van vakinhoudelijke ontwikkelingen in de beroepspraktijk, van ontwikkelingen in de toegepaste didactische methoden of van organisatorische ontwikkelingen en functiewijzigingen (o.a. Fontysbeleid). (Budget ca. € 60.000.) Op deze wijze borgt FHTL de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische kwaliteit van haar docentencorps. Uit de portfolio’s en de cv’s van alle medewerkers blijkt, dat het docententeam een hoog niveau heeft wat betreft kennis, ervaring en formele kwalificaties met betrekking tot vakinhoud en didactiek. 19 Docenten zijn gepromoveerd in een relevant vakgebied. Drie medewerkers zijn aan hun promotieonderzoek bezig. Veel docenten hebben aanwijsbaar recente publicaties op hun naam. Meer dan de helft van de docenten heeft door studie of ervaring zicht op meerdere disciplines. Vakkennis, beroepservaring (zie facet 3.1.) en onderwijskennis zijn meer dan voldoende in het docentencorps vertegenwoordigd. Het auditteam wil daar nog een belangrijke kwaliteit aan toevoegen. Het team is intellectueel en emotioneel zeer betrokken bij de opleiding (collega’s en studenten).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 31 31
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: qua vakdeskundigheid en inzicht in de werkveldontwikkelingen zijn de docenten ruim voldoende geëquipeerd om de opleiding op een hoog niveau te verzorgen; het zorgvuldig opgezette aannamebeleid, de zogeheten ‘contracteringsgesprekken (die ook tot het definiëren van scholingsbehoeften leiden) en de intervisie zijn belangrijke instrumenten die FHTL inzet om ook de didactische kwaliteit van het docentencorps te borgen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 32 32
Onderwerp 4: Voorzieningen Twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding. Facet 4.1. Materiële voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen Locatie Tilburg Locatie en huisvesting Studenten en docenten beschikken over voldoende ICT faciliteiten om plaats- en tijdonafhankelijk te kunnen studeren en werken. De lesgebouwen bieden werkplekken voor individuele studenten en voor projectgroepen, lokalen voor groepsonderwijs en ruimtes voor besloten overleg voor studieloopbaanbegeleiders. Er zijn voldoende werkplekken voor medewerkers in (flexibele) ruimtes. Voorzieningen en diensten op de campus De mediatheek voorziet in extra studiewerkplekken en werkplekken voor het bewerken van video en het branden van cd’s en dvd’s. De mediatheek biedt alle studenten en medewerkers toegang tot haar collectie boeken en tijdschriften, naslagwerken en andere media. FHTL overlegt met de beheerder ter plekke over de specifieke collectie voor FHTL. De huidige collectie is, naar het oordeel van het auditteam qua breedte, diepgang en actualiteit toereikend. Aan de balie kunnen studenten interbibliothecair lenen bij Fontys mediatheken en universitaire en openbare bibliotheken die aangesloten zijn op Pica. Via de oneline-catalogus hebben de studenten toegang tot: alle Fontys mediatheken, PiCarta, LexisNexis Newsportal, (fulltext databank vijf landelijke dagbladen). Een groot aantal van deze bronnen is ook van thuis uit te benaderen (via www.fontysmediatheek.nl). Studenten kunnen in de mediatheek audiovisuele apparatuur lenen. In de copy-shop kunnen studenten gebruik maken van kleurencopier/printer, sheet-copier, inbind- en kantoorapparatuur. ICT-voorzieningen Er kan overal in de Fontys gebouwen ‘wireless’ gewerkt worden. In verschillende ruimtes en de mediatheek vinden de studenten universele PC- werkplekken. Studenten hebben binnen en buiten de Fontys-gebouwen toegang tot alle software die voor het onderwijs nodig is. Er wordt gebruik gemaakt van de elektronische leeromgeving N@tschool. FHTL zet alle informatie voor studenten (ziektemeldingen, studiemateriaal, lesroosters, studiegidsen enz.) op de eigen ruimte van N@tschool. Tevens gaat alle benodigde informatie per e-mail; iedere medewerker en student beschikt over een eigen account. Locatie Amsterdam Mutatis mutandis geldt het bovenstaande ook voor de locatie Amsterdam. Met een kanttekening: Het gebouw (D’Bruynvis), waar de studenten overigens zeer lovend over zijn, huisvest ook de opleidingen Pedagogiek en Podotherapie en is, daardoor, te klein.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 33 33
Oordeel: goed (Tilburg) Oordeel: voldoende (Amsterdam) Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: (Locatie Tilburg) Huisvesting en materiële voorzieningen zijn ruimschoots toereikend om het programma van beide opleidingen te realiseren. De inrichting is functioneel en aantal en aard van de lokalen maken het mogelijk de diverse werkvormen te realiseren. De ICT-voorzieningen zijn up-to-date, onderwijskundig en ook in het perspectief van interne en externe communicatie. De mediatheek is wel voorzien en van goede kwaliteit, als zelfstandige informatiebron (actuele, brede en diepe collectie) en als toegang tot externe bronnen. (Locatie Amsterdam) Zie locatie Tilburg met uitzondering van de huisvesting. Die is (te) krap.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 34 34
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten? Bevindingen Studiebegeleiding FHTL heeft een systeem van studiebegeleiding opgezet om studenten zodanig te ondersteunen tijdens hun studieloopbaan dat ongewenste studievertraging en vroegtijdige studiestaking zoveel mogelijk worden voorkomen. FHTL gebruikt daarbij de Handleiding Studieloopbaanbegeleiding. Centraal hierin staat de keuze tot het aanstellen van studieloopbaanbegeleiders (SLB’ers). Een SLB’er is, zo heeft het auditteam vastgesteld, een docent van FHTL met veel ervaring op het gebied van begeleiden van studenten. De SLB-docent participeert in intervisiebijeenkomsten met andere SLB-docenten van FHTL. De SLB’er vervult een sleutelrol in het kader van het competentiegericht opleiden. Hij kent de student, weet precies wat de opleiding inhoudt en vereist, kent de competenties, heeft inzicht in de studievoortgang van de student, bewaakt het ontwikkelingsproces èn adviseert de student in het maken van keuzes. Een SLB’er begeleidt gedurende een heel studiejaar een groep studenten. Aldus kunnen in een zo vroeg mogelijk stadium problemen worden gesignaleerd en gediagnosticeerd, en kan gezocht worden naar oplossingen. Sinds 2007 heeft FHTL de studiebegeleiding scherper en vooral formeler ingericht, mede met het oog op het onderwijsrendement, dat FHTL als zeer onbevredigend beschouwt. Die strakke, meer formele benadering acht het auditteam een goede zaak. Informatievoorziening De informatievoorziening over het curriculum, de begeleiding en studievoortgang gebeurt voor een belangrijk deel op digitale wijze. Fontys beschikt over een eigen digitaal netwerk, waarvan FHTL portal en N@tschool belangrijke pijlers zijn in de informatievoorziening naar respectievelijk docenten en studenten. Op N@tschool vinden de studenten de beschrijvingen van studieonderdelen en informatie over zaken betreffende de opleiding, zoals toetscommissie, examencommissie, onderwijs- examenregeling, roosters, vakanties, etc. Op de Fontys portal vinden studenten algemene informatie betreffende de algemene voorzieningen. Met de studenten wordt regelmatig over hun studieresultaten gesproken, waarbij gebruik wordt gemaakt van een toegankelijk studievoortgangregistratiesysteem (Progress en PeopleSoft). De gesprekken vinden plaats met de studieloopbaanbegeleider, de teamleider en in specifieke gevallen met de directeur.
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: de studiebegeleiding vindt gestructureerd plaats via scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen; deze doelstellingen houden verband met studievoortgangsbewaking en bevordering en met het ontwikkelen van professionele competenties.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 35 35
Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld. Facet 5.1. Evaluatie resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen? Bevindingen Uitgangspunt voor de inrichting van het kwaliteitszorgsysteem van FHTL is het algemene kader voor de implementatie van kwaliteitszorg dat geldt voor alle Fontys instituten. Specifiek voor FHTL geldt het volgende. Een belangrijke vorm van evaluatie vindt plaats in het kader van het frequente contact tussen docenten en studenten. Door de kleinschaligheid van de opleidingen gaan studenten vaak informeel en vertrouwelijk om met hun docenten. Ze kunnen hun daardoor gemakkelijk hun kritiek voorleggen. Toch vindt FHTL het belangrijk dat er ook formele momenten van evaluatie bestaan: een extern evaluatie instrument (“visitatie”) en groot aantal interne instrumenten. Bijvoorbeeld: Intern, Fontyscentraal: De tweejaarlijkse Fontys Studentenenquête (FSE) heeft inmiddels een opvolger gekregen in het landelijk Studenten Tevredenheid Onderzoek (STO). De Fontys Personeelsenquête onderzoekt op instituutsniveau acht thema’s in een cyclus van vier jaar. De zesjaarlijks uitgevoerde interne Fontys-audit. Management Contract-cyclus – MACON (jaarlijks) Managementrapportage cyclus – MARAP ( driemaal per jaar) Intern, FHTL: Bij Module-evaluaties bevragen docenten (zowel schriftelijk als mondeling) studenten over een of meerdere leerplanonderdelen. In het Jaargroepoverleg, dat plaatsvindt na elke onderwijsperiode, evalueren (vertegenwoordigers van) de jaargroepen met de daarvoor aangewezen docent, meestal jaarmentor genoemd, het onderwijs van de afgelopen periode. FHTL-locaties hebben bovendien een traditie van geregeld overleg door de teamleider met de jaargroepen afzonderlijk en/of met hun vertegenwoordigers in een locatiebreed overleg. De Studentenjaarevaluatie onderzoekt vooral het studentenoordeel over de kwaliteit van het onderwijs: doelstellingen, programma, samenhang, begeleiding, toetsing en voorzieningen. Deze evaluatie is in september 2008 breed uitgezet op alle locaties om leerjaar 2007-2008 te evalueren. De analyse is in najaar 2008 beschikbaar gekomen. Stage-evaluaties bevragen voorbereiding, begeleiding en kwaliteit van de stages bij studenten, werkveld- en schoolpracticumbegeleiders. Daarbij hanteren studenten en werkveldbegeleiders al sinds jaren bestaande formats. Vanaf 1 september 2008 zijn nieuwe formulieren ingevoerd die op het Fontys format zijn gebaseerd en waartoe ook een nieuw formulier voor de schoolpracticumbegeleider behoort. De stagestaf bespreekt en evalueert jaarlijks de stages in samenhang met de stage ondersteunende vakken, de practica en trainingen. Het Startbekwaamhedenonderzoek (SBO) peilt de mening van de afgestudeerden en hun direct leidinggevende t.a.v. de relevantie en beheersing van startkwalificaties van de afgestudeerden. Het eerste startbekwaamhedenonderzoek voor de opleiding G/L is uitgezet in 2008 (afstudeerders 2000-2008). De startbekwaamheden van de afgestudeerden van de opleiding GPW worden onderzocht via onderzoek door het Landelijk Opleidingsoverleg (LOO).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 36 36
Het FHTL stelt toetsbare streefdoelen op om de gewenste kwaliteit te bereiken. Dit geldt bijvoorbeeld ten aanzien van het leer- en werkklimaat van studenten en medewerkers en de waardering die het beroepenveld (stageplaatsen, alumni en toekomstige werkgevers) heeft voor de opleidingen. Bijvoorbeeld: bij externe evaluaties ten minste een voldoende beoordeling; een score van 3,7 op een vijfpuntschaal in 2008 betreffende de mate van tevredenheid van de studenten over beschikbaarheid van studieloopbaanbegeleiding Aanbeveling FHTL zet een breed scala aan formele evaluaties in (dat is Fontys beleid) en zij gaat daar ook serieus mee om. In dat opzicht beoordeelt het auditteam dit facet dan ook als voldoende. Echter, gelet op de kleinschaligheid van beide opleidingen, vraagt het auditteam zich af, of al deze formele instrumenten werkelijk zinvol zijn. Studenten, docenten en management ontmoeten elkaar frequent in geplande evaluatieve bijeenkomsten. Daar krijgen beide opleidingen reeds, zo heeft het auditteam vastgesteld, substantiële kwalitatieve feedback over alle aspecten van de opleiding. Het auditteam suggereert FHTL dan ook zich nog eens kritisch te bezinnen op het aantal formele evaluaties.
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: het door de opleidingen gehanteerde Fontys kwaliteitszorgsysteem is goed en uitvoerig gedocumenteerd; de implementatie van het systeem vindt controleerbaar plaats via op Fontys-niveau vastgelegde procedures; in de interne managementrapportages van de opleiding staan de (toetsbare) streefdoelen concreet aangegeven; de streefdoelen worden periodiek (per kartaal en per jaar) geëvalueerd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 37 37
Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen? Bevindingen De evaluaties die FHTL uitvoert leiden aantoonbaar tot verbetermaatregelen. Bijvoorbeeld: De transformatie van eindtermengerichte eindkwalificaties naar competentie gerichte eindkwalificaties. De introductie van een formeel gestructureerde studieloopbaanbegeleiding. De substantiële uitbreiding van de beroepspraktijk gerichte component in het curriculum. De versterking van de ondersteunende functie van (theorie) college t.b.v. de ‘beroepsproducten’. Introductie van een uniform format voor de beschrijving van toetsen en criteria. Het inzetten van extra formatie t.b.v. de intensivering van de begeleiding van propedeuse studenten. De evaluaties resulteren inderdaad in verbetermaatregelen, maar het auditteam wil daar nog expliciet aan toevoegen, dat naar zijn inzicht FHTL een majeure prestatie heeft geleverd. Naar aanleiding van de evaluaties (intern en extern) heeft FHTL beide ‘oude’ curricula vernieuwd en terwijl zij met die vernieuwingsslag bezig was, heeft zij op grond van vervolg evaluaties opnieuw een substantiële verbeterslag gemaakt. Daarmee heeft FHTL op voorbeeldige wijze de PDCA cyclus geheel doorlopen.
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: FHTL heeft goed zicht op de zwakke punten van haar organisatie en haar opleidingen. De periodieke evaluaties leiden inderdaad tot het vaststellen, plannen, uitvoeren en monitoren van verbetermaatregelen. FHTL heeft met betrekking tot de programmadoelstelling, -inhoud en -opbouw op basis van de evaluaties de gehele PDCA cyclus doorlopen. Dus ook de C en de A. En dat is een sterk punt.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 38 38
Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding? Bevindingen Zie de bevindingen onder facet 5.1. Daar blijkt, dat medewerkers, studenten en alumni actief betrokken zijn bij interne kwaliteitszorg. Over alumni merkt het auditteam nog het volgende op. Zij en hun direct leidinggevenden zijn in 2008 bevraagd en zullen in het vervolg eens in de drie jaar schriftelijk worden bevraagd in het kader van het startbekwaamhedenonderzoek over de beheersing en de relevantie van de eindkwalificaties. Het startbekwaamhedenonderzoek voor de studenten Godsdienst Pastoraal Werk vindt plaats via het Landelijk Opleidingsoverleg (LOO). Ook het beroepenveld is bij de interne kwaliteitszorg betrokken. In het bijzonder de Commissie van Toezicht en Advies inzake de opleiding van godsdienstleraren (CTA) en de Katholiek Theologische Opleidingen (KTO), is betrokken bij de ontwikkeling van de kwaliteit van de opleidingen. Deze commissies adviseren over strategie en beleid en over ontwikkelingen in het onderwijs, het kerkelijk pastoraal werk en de geestelijke verzorging die van belang zijn voor eventuele bijstellingen in het opleidingsprogramma. De betrokkenheid vanuit het werkveld blijkt ook uit de suggesties en voorstellen tot verbetering die ontvangen worden van stagebegeleiders en alumni. Informatie uit het werkveld krijgt de hogeschool tevens via haar docenten, van wie de meerderheid werkzaam is in de beroepspraktijk of via de deeltijdstudenten (90% van alle FHTL-studenten) die eveneens hun praktijkervaring inbrengen. Ook via het kanaal van het Landelijk Opleidingsoverleg (LOO) ontvangt FHTL van stakeholders en zusteropleidingen informatie en adviezen over maatregelen om de kwaliteit van de opleidingen te verbeteren. Samenvattend: alle stakeholders zijn actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Opmerking: Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende, maar beveelt de opleidingen aan de evaluaties door externen systematischer dan tot op heden aan te pakken. Belangrijke rol ligt hier voor de respectieve werkveldcommissies.
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: Studenten, docenten, alumni en het beroepenveld zijn betrokken bij de evaluatie van de opleidingen. Via (i) interne evaluaties op opleidingsniveau en op FHTL-niveau en (ii) externe onderzoeken en enquêtes.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 39 39
Onderwerp 6: Resultaten
Twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement. Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties? Bevindingen Zoals bij facet 2.8 reeds vermeld wordt de studie nu nog binnen het ‘oude’ curriculum afgerond. De afrondende stage, voor de opleiding G/L in het onderwijsveld, voor de opleiding GPW in het pastoraat of de geestelijke verzorging. In deze stage toont de student aan, dat hij kan functioneren op het niveau van een startbekwaam professional. Een ‘project’ (Tilburg) of ‘scriptie’ (Amsterdam/Hengelo) waarin de student aantoont dat hij de kennis en deskundigheid bezit en kan toepassen op een niveau dat correspondeert met de respectieve eindkwalificaties. Voor de toetsing of ook alle kwalificaties in voldoende mate aanwezig zijn vindt een afrondende beoordeling plaats: het dossieronderzoek door de examencommissie, waarin zij vaststelt of de student heeft voldaan aan alle bekwaamheidseisen, die op grond van de eindtermen van de opleiding worden gesteld. Het dossieronderzoek betreft daarom in hoofdzaak de vraag, of alle leerplanonderdelen in voldoende mate zijn gerealiseerd en getoetst en of dit ook wordt gestaafd met schriftelijke bewijsstukken. Dat betreft zowel de afronding van de propedeutische fase met het propedeusegetuigschrift als de realisering van alle studieonderdelen in de hoofden afstudeerfase. Wanneer aan al deze eisen is voldaan kan met recht vastgesteld worden dat de student de eindtermen van de opleiding heeft gerealiseerd. De zeker stellen van het niveau van de eindkwalificaties krijgt gestalte in de verschillende vormen van toetsing zoals onder facet 2.8 en in deze paragraaf beschreven. Voorts stelt FHTL de volgende eisen aan het eindwerkstuk: systematische en consistente aanpak van het onderwerp; zakelijke positiebepaling; kritische reflectie op gebruikte gegevens; bestudeerde literatuur dient te corresponderen met het bachelorniveau (reikwijdte en diepgang), van recente datum te zijn en een meerzijdigheid te weerspiegelen wat betreft opvattingen en standpunten. Oordeel auditteam over de kwaliteit van de afstudeerwerkstukken Het auditteam heeft (at random) een tiental scripties ingezien. Ook het oordeel daarover is zondermeer positief. De thematiek is relevant in termen van beroepsgerichtheid, is actueel, kent een voldoende complexiteit en diepgang en de benadering is persoonlijk en gedegen. In focus en de (onderzoeks)vorm is hier nog wel wat te winnen. Reden voor het auditteam ook hier te pleiten voor een spoedige programmering van een onderzoekslijn binnen beide opleidingen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 40 40
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: FHTL heeft de kwaliteitsbeoordeling van de studenten in de afstudeerfase voldoende zeker gesteld. Het beroepenveld bevestigt op diverse manieren (stage-evaluaties, enquêtes) dat de afgestudeerden voldoen aan het bachelorniveau en aan de domeinspecifieke eisen. Externe professionals, betrokken bij afrondende stages en werkstukken, tonen waardering voor het niveau ervan. Kortom, het beroepenveld is positief over de kwaliteit van de afgestudeerden. Het auditteam is positief over de kwaliteit van de door hem beoordeelde afstudeerscripties. De afstudeerders beschikken, blijkens hun afstudeerwerk, over een kennisniveau en analytisch vermogen dat normaliter van bachelors verwacht mag worden.
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers? Streefcijfers FHTL hanteert de volgende streefnormen voor de deeltijd opleidingen: Getuigschrift behaald binnen 5 jaar > 30 % Gemiddelde studieduur geslaagden < 4,5 jaar Gemiddelde studieduur studiestakers < 2,0 jaar De hogeschool houdt bij deze streefcijfers rekening met zowel de kleine groep deeltijdstudenten die de opleiding relatief snel kan afmaken vanwege hun EVC’s als met de grotere groep deeltijdstudenten die over het algemeen langer dan normaal over de opleiding doet of in de loop van de studie afhaakt. In verband met de kleine aantallen studenten acht FHTL het niet zinvol streefcijfers te geven voor de voltijd opleidingen. FHTL wordt geconfronteerd met het probleem dat veel voltijdstudenten van de opleiding Godsdienst – Pastoraal Werk te lange tijd over hun studie doen. FHTL heeft hierop actie ondernomen. Op dit moment investeert de opleiding in het versneld afronden van de studie door studenten die inmiddels langer dan vijf jaar de opleiding volgen. Er is in 2008 extra formatie ingezet voor de begeleiding van deze studenten om hen te stimuleren de opleiding af te ronden. Deze aanpak heeft succes gehad en zal in 2009/2010 gecontinueerd worden. Daarnaast wordt extra geïnvesteerd in de begeleiding van vooral propedeusestudenten, zodat zij binnen twee jaar een heldere keuze maken en niet langer met twijfels rondlopen of de opleiding wel voor hen geschikt is. Het feitelijk rendement van de opleiding G/L is onvoldoende. Dat van de opleiding GPW is iets beter, maar nog onbevredigend. Iets wat uit onderstaand overzicht duidelijk wordt. Opleiding G/L Cohort 2002/2003: Cohort 2003/2005: Cohort 2004/2005: Cohort 2005/2006: Cohort 2006/2007: Opleiding GPW Cohort 2002/2003:
VT: 100% studie gestaakt; DT: 59% gestaakt en 36% geslaagd VT: 100% studie gestaakt; DT: 69% gestaakt en 21% geslaagd VT: 67% studie gestaakt; DT: 73% gestaakt en 21% geslaagd VT: 33% studie gestaakt; DT: 64 % gestaakt en 7% geslaagd VT: 50% studie gestaakt; DT: 28 % gestaakt en 28% geslaagd.
VT: 60 % studie gestaakt en 20 % geslaagd DT: 54 % gestaakt en 36% geslaagd Cohort 2003/2004: VT: 33 % studie gestaakt en 50% geslaagd DT: 55% gestaakt en 36 % geslaagd Cohort 2004/2005: VT: 57 % studie gestaakt en 29 % geslaagd DT: 67 % gestaakt en 17 % geslaagd
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 41 41
Cohort 2005/2006: VT: 57 % studie gestaakt en nog geen afgestudeerden DT: 59 % gestaakt en 17% geslaagd Cohort 2006/2007: VT: 60 % studie gestaakt en kent nog geen afstudeerders DT: 47 % gestaakt en nog niemand studie afgerond. Opmerking Het auditteam verwacht, dat de aangescherpte studiebegeleiding effect zal hebben. Maar zolang het aantal studenten dat de opleidingen als een ‘doorgangshuis’ beschouwt, groot blijft, zullen er ook andere maatregelen moeten worden getroffen. Deels in de voorlichting, deels in de propedeuse.
Oordeel: onvoldoende Het oordeel van het auditteam geldt voor beide opleidingen en is gebaseerd op het volgende: De streefcijfers zijn weinig ambitieus en worden niet gerealiseerd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 42 42
3.
OORDEELSCHEMA
hbo bacheloropleiding Leraar Godsdienst/Levensbeschouwing 2e graad (voltijd, deeltijd) De oordelen in hoofdstuk 2 geven wij hieronder schematisch weer. Onderwerp / Facet 1. Doelstellingen opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie hbo 2. Programma 2.1. Eisen hbo 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
Oordeel V1 G G G V V G V V V V V G V1
3. Inzet van personeel 3.1. Eisen hbo 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel
G V G
4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen (Tilburg) Materiële voorzieningen (Amsterdam) 4.2. Studiebegeleiding
G V V
5. Interne kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
1
V
V V G V
V V O V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 43 43
hbo bacheloropleiding Godsdienst – Pastoraal Werk (voltijd, deeltijd). De oordelen in hoofdstuk 2 geven wij hieronder schematisch weer. Onderwerp / Facet 1. Doelstellingen opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie hbo 2. Programma 2.1. Eisen hbo 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
Oordeel V2 G G G V V G V V V V V G V2
3. Inzet van personeel 3.1. Eisen hbo 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel
G V G
4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen (Tilburg) Materiële voorzieningen (Amsterdam) 4.2. Studiebegeleiding
G V V
5. Interne kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
2
V
V V G V
V V O V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 44 44
3.3.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door Fontys Hogescholen, in casu de Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing, verzorgde hbo bacheloropleidingen Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing 2e graad (voltijd en deeltijd) Godsdienst – Pastoraal Werk (voltijd en deeltijd) in aanmerking komen voor accreditatie door de NVAO. Conform de Beslisregels van Hobéon Certificering komen beide opleidingen in aanmerking voor een extra aantekening ‘goed’ bij onderwerp 1 (Doelstellingen opleiding) en bij onderwerp 3 (Inzet van personeel).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 45 45
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 46 46
BIJLAGE I
Programma visitatie 04 juni 2009
- hbo bacheloropleiding Leraar Godsdienst / Levenbeschouwing 2e graad – G/L - hbo bacheloropleiding Godsdienst – Pastoraal Werk – GPW Tijd
Gesprekspartners
08.30 – 09.00 09.00 – 10.15
Directie / Management
Auditoren
Onderwerpen
Auditteam
Voorbespreking auditteam
Auditteam
- Kennismaking
Directeur
- Definitieve vaststelling programma
- Wim Daals, Teamleider
- Visie / Strategisch beleid
- Hanneke Reuling,
- Marktpositie / Instroom / Toelating
Teamleider
- Relatie werkveld
- Anneke van Steenbergen,
- Personeel / Scholing - Resultaten / Onderwijsrendement - Lectoraat - Internationalisering - Innovatie - Kwaliteitszorg - Alumni
10.15 – 10.30 10.30 – 12.00
Interne terugkoppeling, verificatie Curriculumcommissie
Auditteam
- ‘Oude’ en ‘nieuwe’ curriculum
- Hanneke Reuling
- Betrokkenheid werkveld
- Piet Hoogeveen
- Relatie doelstelling – programma
- Tuur de Beer
- Beroepsoriëntatie - Aansluiting instroom en programma - Praktijkcomponent - Afstuderen - Beoordelingskader afstuderen - Studie(loopbaan)begeleiding - Lectoraat - Kenniskring
12.00 – 12.45
Examencommissie
Deel
- Kwaliteitsborging toetsen & beoordelen
Toetscommissie
auditteam
- Bevoegdheden examencommissie
- Jos de Pater
- Taken toetscommissie
- Tuur de Beer
- Kwaliteitsborging afstudeerders
- Piet Hein Dieben 12.00 – 12.45 parallel
- Betrokkenheid werkveld
Coördinatoren
Deel
- Ella Scherpenisse (GPW)
auditteam
- Stage / afstuderen
- Chris ’t Mannetje (GPW) - Henri Rijksen (G/L) - Bert Boumans
- Beroepsoriëntatie propedeuse
- Piet Hoogeveen
- Afstuderen
- Jan Brok 12.45 – 13.30 13.30 – 14.00
Voorzieningen
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam
- Verificatie algemene en
Auditteam
- Relatie werkveld
- Tuur de Beer 14.00 – 15.00
Docenten - Hans Jonker (studieloopbaanbegeleider)
opleidingsspecifieke voorzieningen - Ontwikkelingen werkveld - Onderwijsontwikkeling
- Antonie Zopfi (docent GPW)
- Inhoud programma
- Niek Wiskerke (docent filosofie)
- Samenhang programma
- Jos de Pater (docent G/L)
- Studieloopbaanbegeleiding
- Piet Hoogeveen (docent theologie)
- Toetsen en beoordelen
- Heleen Kommers (promovendus)
- Internationalisering
- Jan Brok (docent GPW)
- Deskundigheidsbevordering
- Tuur de Beer (docent G/L)
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 47 47
14.00 – 15.00 parallel
Studenten
Deel
- Kwaliteit docenten
Propedeuse vt: Ivar v.d. Heide
Auditteam
- Informatievoorziening
Propedeuse dt: Elzinus v.d. Kleij
- Aansluiting vooropleiding / toelating
G/L vt:
Marijke v. Veghel (3e jr)
- Toetsen en beoordelen
G/L dt:
Jet Schut-De Pont (3e jr)
- Studiebegeleiding (incl. stages)
GPW dt: Christel Putters (2e jr)
- Studeerbaarheid / Studielast
GPW vt: Robin de Jong (3e jr)
- Materiële voorzieningen
GPW dt: Bas Bakker (4e jr)
- Praktijkcomponent - Afstuderen
15.00 – 15.45
Lectoraten
Deel
Praktische Theologie
Auditteam
- Doelstelling
- Leo v.d. Tuin, lector
- Onderzoek
Filosofie
- Functie t.o.v. de opleidingen
- Peter van Zilfhout, lector
- Resultaten
Kenniskring - Hans Jonker
- Participatie opleidingen en werkveld
- Antonie Zopfi
- Deskundigheidsbevordering - Resultaten
15.00 – 15.45 parallel
Kwaliteitszorg
Deel
- Evaluatie resultaten
- Anneke van Steenbergen
Auditteam
- Maatregelen tot verbetering
- Piet Hein Dieben
- Betrekken medewerkers, studenten,
- Jan Commissaris
alumni, werkveld - Interne monitoring en rapportages
15.45 – 16.00
Auditteam
- Interne terugkoppeling
Auditteam
- Pending issues
Auditteam
- Verificatie
- Vaststelling ‘pending issues’ 16.00 – 16.30
Nader te bepalen
16.30 – 17.45
- Vaststelling voorlopig oordeel 17.45 – 18.15
Gesprekspartners & genodigden
Auditteam
- Terugkoppeling voorlopig oordeel
Auditteam drs. R. B van der Herberg, voorzitter dr. A.J.M.van der Helm, expert drs. C. J. van Eerten, expert R. Schotvanger, student drs. R.F.H.M. Stapert, secretaris
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 48 48
BIJLAGE II
Curricula vitae en onafhankelijkheidsverklaringen
Drs. R. B. van der Herberg Van der Herberg was jarenlang eindverantwoordelijk schoolleider in het voortgezet onderwijs (Minkema College). Hij heeft daar ruime ervaring opgedaan met bestuurlijke verzelfstandiging, fusieprocessen, convenanten en sponsorcontracten tussen (v)mbo en brancheorganisaties, personeelsbeleid en kwaliteitszorg. Tevens had hij vanuit deze functie nauwe contacten met partijen als gemeente, provincie en bedrijfsleven. Hij was lid van de stuurgroep Stratego van de provincie Utrecht. Deze stuurgroep volgt de uitvoering van het toelatingsbeleid en de afspraken over leerlingenstromen tussen de stad Utrecht en de regio Utrecht. Ook was hij als adviseur verbonden aan het Ruud de Moor Centrum (Professionalisering van onderwijsgevenden) van de Open Universiteit. In het kader van de accreditatie treedt hij thans regelmatig op als voorzitter van de audits die Hobéon Certificering uitvoert. Ook is hij als externe deskundige betrokken bij audits in het beroepsonderwijs (Platform Bèta Techniek) en visitatieprocessen in het speciaal voortgezet onderwijs. Voorts is hij voorzitter a.i. van de stuurgroep dieptepilot Academische Opleidingsschool Utrechts Model van de Hogeschool Utrecht en een twaalftal scholen voor voortgezet onderwijs. Drs. C.J. van Eerten PA ‘Kweekschool met den Bijbel’, MO-A Theologie, MO-B Theologie, Master Faculteit Godgeleerdheid – VU.
Onderwijs & pastoraal 1999 – heden: 2002 – heden: 2000 – 2004: 1977 – 1998:
1985 1992 1992 1989
– – – –
1990: 1998: 1998: 1998:
Overige functies 2003 – heden: 2005: 2002 – 2003:
1997: 1995 – 1999: 1994 – 1998: 1989 – 1994: 1980 – 1998:
werk Beleidsadviseur Identiteit voor het College van Bestuur van ROC ASA: Lid van de Expertise Centrum van de Federatie Christelijk BVE. Parttime docent Theologie, Hs. Windesheim. Docent Godsdienstige Vorming en levensbeschouwelijke ontwikkeling in LBO En MBO: Mercatus College, Rotterdam (lmo. mmo); Chr. Leao te Drachten; Morgenland College te Hoogeveen (lmo,leao,mmo,meao); Alfa- College, Christelijk ROC te Hoogeveen. Schooldecaan LBO te Hoogeveen. Opleidingscoördinator afdeling Handel Alfa College. Vertrouwenspersoon/schoolpastor. Docent aan de opleiding Theologische Vorming Gemeenteleden te Hoogeveen: sociale ethiek, educatie, catechetiek en gemeentetoerusting.
Voorzitter Wijkkerkenraad Kruiskerk te Woerden. Lid werkgroep curriculumontwikkeling NSO (Nederlandse School Onderwijsmanagement). Voorzitter en ontwikkelaar van “Het Leven Leren’: Het 2e kaderdocument Voor het curriculum Levensbeschouwelijke Ontwikkeling Federatie Christelijk BVE. Ontwikkelaar Kaderdocument Godsdienstige Vorming MBO, Federatie Christelijk BVE. Voorzitter van de Federatie van Christelijke Basisscholen in Z.W. Drenthe. Voorzitter P.C.O. afdeling beroepsonderwijs Drenthe (nu CNV Onderwijsbond). Districtsbestuurder Prot. Chr. Onderwijsvakorganisatie in Drenthe; Hoofdbestuur P.C.O; Bestuurslid van Compaz Drenthe/Groningen. Verzorgen van / voorgaan in vieringen bij Recreatie Centra Nederland.
Dr. A.J.M. van der Helm Theologie KTHA/KTUA (1988): Hoofdvak Kerkgeschiedenis. Bijvak Canoniek Recht. Canoniek Recht, Université des Sciences Humaines Strasbourg (1993): Doctoraat in Canoniek Recht. Het promotieonderzoek is gepubliceerd: Un clergé parallèle? Kerkelijk doctoraat In Iure Canonico (1993) van de Aartsbisschop van Strasbourg, kanselier van de Faculteit van Katholieke Theologie.
Kerkelijk werk
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 49 49
1991-1997: 1995 – heden: 1998-2007: 2005 – heden: 2007 – heden:
Pastoraal werker, vervolgens diaken en priester-pastor in het vicariaat Genesareth, Nicolaasparochie te Zoetermeer. Rechter van de Kerkelijke Rechtbank van het bisdom Rotterdam Lid Commissie Canonieke Vraagstukken (adviesorgaan bij de SRKK) Pastoor (sinds 2002 moderator) en teamleider van de parochiefederatie Levend Water, Boskoop-Reeuwijk-Waddinxveen-Bodegraven. Lid van de Diocesane Adviescommissie Pastorale organisatie Deken van Den Haag. Pastoor van de Sint Jacobusparochie (Den Haag).
Docentschappen en cursussen 1993 – heden: Docent Canoniek Recht aan de priesteropleiding Bovendonk 2003 – heden: Docent Kerkelijk Publiekrecht KU Leuven 2008 – heden: Cursus Kerkelijk Recht, Radboud Universiteit Docent aan de kerkelijke opleiding Bisdom Suriname in 2008. Voorts: Cursussen parochiebesturen in de bisdommen Rotterdam en Utrecht. Gastcolleges VU Amsterdam over “De Parochie”. R. Schotvanger Student (2e jaars) Lerarenopleiding Frans, Hogeschool van Amsterdam – HvA Drs. R. F. H.M. Stapert (secretaris, onderwijsdeskundige) Stapert was tot 1981 was hij als docent (Nederlands) werkzaam in Suriname. Nadien is hij betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (Lerarenopleidingen, fusie-operatie, Informatica Stimuleringsplan). Vanaf 1992 tot 2001 heeft hij in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van het hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en coördinatie van het landelijk AXISprogramma gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlandse basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij werkzaam in het kader van accreditatieonderzoeken die door Hobéon Certificering worden uitgevoerd. Daarnaast is hij intensief betrokken bij de beoordeling van EVC aanbieders. Tot voor kort was hij als interim coördinator “Interne kwaliteitszorg” werkzaam bij twee hogescholen (thans bij een hogeschool) die buiten de accreditatieonderzoeken van Hobéon Certificering vallen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 50 50
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 51 51
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 52 52
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 53 53
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 54 54
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 55 55
BIJLAGE III Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de opleiding en de varianten is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Deze Bijlage bevat een beschrijving van de procedure (§ 1 en 2) en van de beslisregels die Hobéon Certificering hanteert (§ 3) . De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: 1. Documentanalyse In de eerste plaats is er sprake van een analyse en beoordeling van door de Tweedegraads lerarenopleiding aangeleverde schriftelijke informatie: Zelfevaluatierapport 2009 Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport 2003 ‘Met Hart en Ziel’, Beleidsvisie FHTL 2005-2007 Onderwijsbeleid FHTL met Bijlagen Bekwaamheidseisen leraren Fontys’ Competentieprofiel en opleidingscompetenties Pastorale Werker Concept nota ‘Naar een vernieuwde toezichtfunctie’ Een professional met diepgang, domeincompetenties voor de bachelor of theology Profiel van de Pastoraal werker in de Nederlandse R.K. Kerk Kader voor de hogere sociaal-agogische opleidingen, 2008 A framework for the bachelor’s programmes for social workers Vergelijking LOO- competenties met profilering sociaal-agogische opleidingen Eindtermen voor de opleiding kerkelijk pastoraal werker Overzicht opleidingsprogramma’s propedeuse, hoofd- en startbekwaamfase Vernieuwing van de bacheloropleidingen, april 2009 Fontys Studentenenquête, 2006, 2008 Resultaten monitor Tevredenheid, 2009 Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement. Op basis van de door FHTL aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van beide opleidingen in hun voltijd- en deeltijdvarianten. Voorafgaand aan de visitatie werd het management van de betreffende opleidingen op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 56 56
2. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten: twee externe onafhankelijke domeindeskundigen en een student alsmede een lead auditor en een secretaris / onderwijsdeskundige, beiden vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en, daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft, ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: verslagen van intakegesprekken; overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleidingen overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studentevaluaties; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; tentamens en de beoordelingen daarvan; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 57 57
3. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;3 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
3
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ec’s) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een hbo Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie bacheloropleidingen Lerarenopleiding Godsdienst 2e graad en Godsdienst-Pastoraal Werk– FHTL, 1.0 ⏐ 58 58