Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera voltijd Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten/Conservatorium Amsterdam en Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans/Koninklijk Conservatorium Den Haag
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera voltijd CROHO nr. 09105 Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten/Conservatorium Amsterdam en Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans/Koninklijk Conservatorium Den Haag
Hobéon® Certificering BV April 2008 Auditteam: Drs. G.J. Stoltenborg Prof. Dr. G. Scholz L. Grunth G. Henderson A. ‘s- Gravesande R. Wassink G.C. Versluis
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.5.4. 1.5.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Visitatierapport ‘Conservatories in Transition’ (25 oktober 2004) Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 16 en 17 december 2007
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Master Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
8 8 8 11 13 15 15 18 21 23 25 27 28 30 33 33 35 37 40 40 42 45 45 47 49 51 51 53
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO master opleiding Opera voltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
55 55 56
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 16 en 17 december 2007
1 1 1 1 2 3 3 5 6 7 7
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO master opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten in casu het Conservatorium van Amsterdam (CvA) en de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans in casu het Koninklijk Conservatorium van Den Haag (KC) verzorgen bachelor, voortgezette en master HBO opleidingen op het brede terrein van muziek (KC en CvA) en dans (KC). Het onderhavige rapport heeft betrekking op: de Voortgezette kunstopleiding Opera, voltijd crohonummer 09105 1.2.2. De opleiding wordt uitgevoerd door de beide conservatoria in een samenwerkingsverband, vastgelegd in een ‘gemeenschappelijke regeling’ onder de naam ‘De Nieuwe Opera Academie’ (DNOA). Daarbij volgen de studenten lessen aan zowel het Conservatorium van Amsterdam als aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. In de gemeenschappelijke regeling zijn afspraken gemaakt over de taken, doelstellingen, onderwijs, selectie en samenwerking. De audit heeft plaatsgevonden op de locatie Den Haag. Voor de beoordeling van de materiële voorzieningen van de locatie Amsterdam heeft een deel van het auditteam een aanvullend bezoek gebracht aan het Conservatorium van Amsterdam. 1.2.3. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
1.3.1. In 1996 hebben de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en de Hogeschool voor Beeldende Kunsten, Muziek en Dans in Den Haag de Voortgezette opleiding Opera ingericht. Zoals al onder 1.2.2. is vermeld is de samenwerking vastgelegd in een ‘gemeenschappelijke regeling’ onder de naam ‘De Nieuwe Opera Academie’ (DNOA). In de praktijk betekent dit een samenwerking tussen de conservatoria van de beide hogescholen. De DNOA is opgericht om de sterke kanten van de twee conservatoria te verenigen en door bundeling van krachten de kwaliteit van de operaopleiding op een hoger (internationaal) niveau te tillen. Door de samenvoeging werden producties als vast onderdeel van het curriculum mogelijk. De directeuren van de conservatoria vormen het tweehoofdig bestuur van het samenwerkingsinstituut. Zij hebben de dagelijkse leiding overgedragen aan een artistiek leider. 1.3.2. DNOA biedt een tweejarige tweede fase opleiding· waarin plaats is voor in totaal ongeveer 14 studenten. Per jaar worden er gemiddeld 7 studenten aangenomen. Potentiële kandidaten komen zowel van de Conservatoria van Den Haag of Amsterdam als van andere opleidingen in Nederland en het buitenland. Studenten schrijven zich in Den Haag of Amsterdam in en ontvangen hun diploma van de hogeschool waar ze staan ingeschreven. Voor het personeel geldt dat men in dienst is van één van de twee conservatoria.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 1
Docenten kunnen zowel aan studenten van DNOA als aan studenten van één van de beide conservatoria lesgeven. Daarnaast trekt de academie ook regelmatig vooraanstaande (internationale) gastdocenten aan voor specifieke onderdelen van het programma. Studenten van DNOA volgen zowel lessen op de locatie Den Haag als de locatie Amsterdam. 1.3.3. Ieder studiejaar worden er twee professioneel opgezette producties op de planken gebracht. Dit is naar de mening van de academie de beste methode om de integrale ontwikkeling van de studenten te waarborgen. Deze operaprojecten nemen telkens twee tot tweeënhalve maand in beslag. Participeren in totaal vier producties tijdens de studie levert de student een schat aan ervaring op terwijl de opleiding scherp zicht krijgt en houdt op de zich ontwikkelende competenties van de studenten. De producties functioneren in een onderwijskundige context daar de gewone lessen parallel aan de repetitieperiode weliswaar in aangepaste vorm, gewoon doorgaan. Alle projecten worden begeleid door (afwisselend) het symfonieorkest of een gespecialiseerd ensemble (bijvoorbeeld van de afdeling oude muziek) van een van de beide conservatoria. (Zie facet 2.1. en 2.3.) Een belangrijk uitgangspunt van de tweejarige opleiding is om per cyclus een zo breed mogelijk repertoire aan bod te laten komen. Van Barok (inclusief de historische uitvoeringspraktijk) tot en met hedendaags werk. 1.3.4. Doel van de opleiding is om studenten allround op te leiden zodat ze geen enkele artistieke uitdaging uit de weg hoeven te gaan. Door deze allround aanpak is DNOA inmiddels een uniek instituut geworden. In veel landen concentreert de operaopleiding zich op een bepaald ‘marktsegment’, vaak een afspiegeling van de operapraktijk in het betreffende land. In die zin is DNOA ook een ‘afspiegeling’ van het eigen land, omdat Nederland internationaal gezien een zeer gevarieerd aanbod aan opera en muziektheater heeft. 1.3.5. Een integrale beoordeling van de negen door DNOA geformuleerde competenties vindt plaatst naar aanleiding van de operavoorstellingen en de daaraan voorafgaande les- en repetitieperiode. Voor de tweedejaars studenten geldt het vierde en laatste operaproject tevens als afstudeerproject. Het uiteindelijke gerealiseerde niveau van de studenten moet tijdens deze operavoorstelling blijken. De beoordeling van de prestaties vindt plaats door een examencommissie bestaande uit de artistiek leider van DNOA, zangdocenten en een aantal andere docenten van DNOA, de directeuren van de beide conservatoria en een externe deskundige. (Zie facet 6.1.)
1.4.
Visitatierapport ‘Conservatories in Transition’ (25 oktober 2004)
1.4.1. In 2001 heeft de visitatie plaatsgevonden van alle conservatoria in Nederland. Omdat De Nieuwe Opera Academie (DNOA) toen nog maar net was gestart heeft de visitatiecommissie in haar visitatierapport geen aanbevelingen voor deze academie opgenomen. In een aanvullend onderzoek in 2004 op bovengenoemde visitatie heeft de commissie Horsburgh ook DNOA beoordeeld. De commissie heeft in haar rapport drie aanbevelingen gedaan: strengthen the academy’s direct relationships with professional practice in order to form reliable links. Form direct links between developments in professional practice and the vision formulated by the programme; position the specialist opera programme within the field of music theatre as a whole and within adjacent developments; intensify involvement and exchange with both parent institutes in a variety of areas. 1.4.2. In de bestuurlijke reactie van maart 2005 is DNOA uitgebreid ingegaan op deze aanbevelingen. (Zie daarover onder facet 5.1). Deze reactie is na twee jaar nog volledig in lijn met de huidige koers van de opleiding:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 2
Met betrekking tot het versterken van de directe relaties met de beroepspraktijk: De structurele relaties met de praktijk zijn verschillend en veelzijdig. Studenten komen op zeer verschillende manieren in contact met de beroepspraktijk. (Zie daarvoor o.a. onder facet 1.1. en 2.1.) Met betrekking tot de positionering van het programma in het brede veld van muziektheater en aangrenzende ontwikkelingen: de positionering van het programma is en blijft een belangrijk onderwerp. DNOA wil een allround operazanger opleiden en zal in de repertoire keuze een zodanige opeenvolging en afwisseling aanbrengen dat jonge zangers de breedte van het werkveld aankunnen. De enscenering van een opera en de regieopvatting zijn echter minstens zo belangrijk. Het accent kan liggen op nieuwe media, crossovers met andere theaterdisciplines of juist op een authentieke uitvoeringspraktijk of een combinatie van deze. (Zie daarvoor o.a. onder facet 2.1.) Met betrekking tot de contacten van DNOA met de moederinstituten: De contacten zijn goed. Er is regelmatig contact tussen de artistieke leider en de directies van de conservatoria. Docenten werken zowel op één van de beide conservatoria als bij de DNOA. Indien mogelijk en relevant wordt ook samengewerkt met andere disciplines binnen de hogescholen. (Zie daarvoor o.a. onderwerp 3 en onderwerp 5)
1.4.3. Het door Hobéon samengestelde auditteam, dat op 16 en 17 december 2007 ten behoeve van de accreditatie de audit uitvoerde bij DNOA, heeft kennisgenomen van de bestuurlijke reactie en van de Management Review van de opleiding die ten behoeve van de audit is opgesteld. In onderhavig adviesrapport is bij de verschillende onderwerpen/facetten aangegeven wat de bevindingen zijn van het auditteam op bovengenoemde punten naar aanleiding van de audit.
1.5.
Aanpak
1.5.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de betreffende opleiding is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleiding geldt het volgende: De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel ‘Opera’ en de globale opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. Op basis van de globale opleidingscompetenties heeft de opleiding vervolgens zelf een eigen opleidingsprofiel voor de masteropleiding Opera geformuleerd. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”.) Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een master opleiding Opera op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 3
Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door De Nieuwe Opera Academie aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport ‘Conservatories in Transition’ - 25 oktober 2004 (zie ook § 1.4); Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement. Op basis van de door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten vier externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van muziek en opera, één student, één lead auditor, één auditor ‘onderwijs’ tevens secretaris vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming, o.a. door het bijwonen van een opera-uitvoering voorafgaand aan de audit.
1
Visitatie heeft op 16 en 17 december 2007 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 4
De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; detailbeschrijving van modules en de daaraan gekoppelde opdrachten; interviews met het werkveld en alumni; ‘beroepsproducten’ en ‘eindproducten’ van de studenten in de vorm van dvd’s van opera-uitvoeringen door de studenten van DNOA van de afgelopen jaren; artikelen over DNOA en recensies van de opera-uitvoeringen. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.5.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 5
1.5.3.
een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
Drs. G. J . Stoltenborg Prof. Dr. G. Scholz L. Grunth G. Henderson A. ‘s-Gravesande R. Wassink G.C. Versluis
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de HBO masteropleiding Opera noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer G. J. Stoltenborg is lead auditor en heeft inmiddels een groot aantal audits in het kader van accreditatie geleid binnen verschillende domeinen, waaronder diverse HBO bachelor en master kunstvakopleidingen. De werkvelddeskundigen en vakdeskundigen Scholz, Grunth, Henderson en ’s-Gravesande hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Zij hebben op grond van hun ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan opera professionals op HBOniveau. De heer Grunth speelde vele jaren als (eerste) violist bij het Tivoli symfonie orkest (Kopenhagen) en kamermuziekensemble Musica Danica. In 1980 werd Grunth benoemd als muziekdirecteur van Tivoli. In deze functie produceerde hij tot zijn pensionering vele concertante uitvoeringen van opera’s en was hij verantwoordelijk voor de casting.
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (minimaal 60 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Master accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 6
De heer Scholz studeerde aan de Universität Wien en aan de toenmalige Akademie für Musik und Darstellende Kunst in Wien (muziek, geschiedenis en germanistiek). Tot zijn pensionering was Scholz als leraar, hoogleraar en (plaatsvervangend) rector verbonden aan de Akademie/ Hochschule/ Universität für Musik und Darstellende Kunst. De heer Henderson studeerde ‘sculpture’ and ‘printmaking’ aan o.a. the Slade School of Fine Art en privé studeerde hij trompet. Zowel als (autonoom) beeldend kunstenaar als als uitvoerend musicus is hij actief geweest op velerlei plaatsen. Hij was o.a. principal of Trinity College of Music. Op dit moment is Henderson principal of the Central School of Speech and Drama aan de Universiteit van Londen en artistic director of Dartington International Summer School. De heer 's-Gravesande studeerde hoorn en piano aan het Conservatorium van Aachen (BRD) en politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij werkte bij verschillende radio- en televisie- omroepen als o.a. programmamaker, eindredacteur en programmadirecteur. Ook was hij directeur van de stichting Bijzondere Kunstmanifestaties en artistiek leider van het Holland Festival. Vanaf 1997 vervulde 's-Gravesande de functie van directeur der Nederlandse Film en Televisie Academie en maakte hij deel uit van het Managementteam van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Thans is 's-Gravesande vooral bestuurlijk actief en werkzaam als adviseur en interim-manager voor kunsten en media. Mevrouw Versluis heeft zich als deskundige ‘onderwijs’ vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Zij heeft in haar vorige en huidige functie ervaring opgebouwd die haar in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBOopleidingen, waaronder bachelor en master kunstvakopleidingen, gesteld worden. Mevrouw Wassink is vierdejaars student zang aan Codarts, Hogeschool voor de Kunsten te Rotterdam. Zij is voorzitter van de Medezeggenschapsraad van Codarts, Hogeschool voor de Kunsten te Rotterdam. Sinds 2005 geeft zij in haar vrije tijd zangles en workshops in individuele en groepssituaties. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.5.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.5.
Programma visitatie 16 en 17 december 2007
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 7
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau master; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen 1.1.1. Vanaf de start van de opleiding in 1996 heeft De Nieuwe Opera Academie (DNOA) zich in interactie met de beroepspraktijk verder ontwikkeld. In 1999 heeft de Projectorganisatie Kunstvakonderwijs het landelijk ‘Beroepsprofiel Opera’ beschreven als specificatie van het profiel ‘Uitvoeren’. Als vervolg op het werk van de Projectorganisatie is door het Netwerk Muziek het ‘Opleidingsprofiel Muziek’ opgesteld voor de eerste fase, de huidige bacheloropleidingen muziek. Voor de tweede fase zijn slechts globale eindkwalificaties opgesteld. Dit was voor DNOA reden om de eindkwalificaties zelf verder uit te werken. (zie 1.1.3.) 1.1.2. De wereld van de opera en muziektheater is in ontwikkeling en DNOA maakt deel uit van die ontwikkeling. Enerzijds brengt een belangrijk deel van de internationaal opererende operaproducenten bekend en geliefd repertoire waar een groot publiek voor is, anderzijds zijn er producenten en operahuizen die zich toeleggen op de creatie van nieuwe opera’s en nieuwe vormen van opera en muziektheater. Dit brengt met zich mee, dat er (steeds hogere) eisen gesteld worden aan de theatrale kwaliteiten van de zangers. DNOA wil de studenten voorbereiden op deze zich deels steeds vernieuwende praktijk omdat het beroepsveld voor de klassieke zanger steeds vaker een breed scala zal zijn tussen traditie en vernieuwing. Dit stelt hoge eisen aan kennis en beheersing van een veelzijdig repertoire en veronderstelt bereidheid om artistieke uitdagingen aan te gaan en grenzen te verleggen. DNOA heeft deze eisen meegenomen bij de uitwerking van de competenties. 1.1.3. DNOA leidt op tot een professioneel operazanger die kan functioneren in de internationale beroepspraktijk. De opleiding heeft de eindkwalificaties in de vorm van competenties uitgewerkt. Competenties worden door de opleiding opgevat als een vermogen ‘taken’ te verrichten die essentieel zijn om te kunnen functioneren in de professionele beroepspraktijk. Daarmee bedoelt de opleiding zowel beroepsspecifieke, als overstijgende persoonlijke competenties. De opleiding heeft de competenties verdeeld in drie domeinen: artistieke domein met de competenties: onderzoekend vermogen, creërend vermogen, expressief vermogen, samenwerkend vermogen, lerend vermogen vaktechnische domein met de competentie: ambachtelijk vermogen professioneel-maatschappelijke domein met de competenties: ondernemend vermogen, communicatief vermogen en vermogen tot kritische reflectie 1.1.4. DNOA onderhoudt veelvuldige en veelzijdige contacten met het werkveld en spreekt daarmee ook over de doelstellingen en het programma. Met name de artistiek leider, die een enorme ervaring heeft in de internationale opera-uitvoeringpraktijk is uitstekend op de hoogte van de (internationale) eisen aan een operaopleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 8
Hij beschikt over een zeer groot netwerk en onderhoudt met belangrijke operahuizen in binnen- en buitenland nog steeds nauwe contacten over de huidige uitvoeringspraktijk en de vereisten. Ook is hij goed op de hoogte van de opzet van opera-opleidingen in het buitenland. Daarnaast hebben ook alle docenten, die lesgeven aan de academie een uitgebreid netwerk in het actuele (opera)werkveld. Met de gastdocenten, die worden aangetrokken voor lessen en projecten (o.a. dirigenten en regisseurs van opera’s) spreekt de artistiek leider ook over de opzet en inhoud van de opleiding en de doelstellingen. En niet in de laatste plaats zijn de alumni van DNOA zelf een belangrijke bron van informatie voor de academie. Zij kunnen als geen ander vertellen of de competenties die DNOA heeft geformuleerd aansluiten bij wat zij in de praktijk nodig blijken te hebben. Het auditteam heeft kennisgenomen van de eindcompetenties die de opleiding heeft opgesteld op basis van de door de Projectorganisatie Kunstvakonderwijs landelijk opgestelde ‘Beroepsprofiel Opera’ en de door het Netwerk Muziek opgestelde globale eindtermen voor het tweede fase onderwijs, en is van mening dat deze goed aansluiten bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld. Het auditteam heeft ook kennisgenomen van de lijst met relaties met de beroepspraktijk. Daaruit blijkt dat DNOA contacten heeft met diverse gezelschappen, theaters, festivals, studio’s en operaopleidingen in zowel binnen- als buitenland. 1.1.5. Wanneer de student is afgestudeerd is hij in hoge mate zelfstandig en leidinggevend beroepsbeoefenaar. Leidinggevend vat de opleiding op als toonaangevend of excellent. Dat afgestudeerden kunnen functioneren in een multidisciplinaire omgeving is onlosmakelijk verbonden met het vak waarvoor ze zijn opgeleid. De academie constateert op basis van de contacten met de alumni en op basis van de CV’s van afgestudeerden sinds 2001, dat zij goed in de (opera) praktijk terecht komen. Het auditteam heeft ook zelf kennis genomen van de CV’s. In hun CV noemen alle alumni operaproducties bij (gerenommeerde) binnen- en buitenlandse gezelschappen waarin ze na hun opleiding hebben geparticipeerd of gaan participeren. Daarnaast zijn zij allen regelmatig werkzaam als liedzanger en/of solist in oratoria, cantates, passionen of in concertante opera-uitvoeringen. Tijdens de audit heeft het auditteam ook met één van de alumni gesproken. Zij was zeer enthousiast over de opleiding. Wat zij geleerd had was voor haar van grote waarde en stelde haar goed in staat te functioneren in de operapraktijk. Dat zij inmiddels is gecontracteerd voor een rol bij één van de Nederlandse operagezelschappen is daarvan een bewijs. Dat er slechts één oud studente beschikbaar was om met het auditteam te komen praten vat het auditteam op als een goed teken: de alumni hadden het te druk met voorbereidingen en/of uitvoeringen of waren voor werk in het buitenland. 1.1.6. Bij de start van de opleiding in 1996 was de ambitie om van DNOA een toonaangevende internationale operaopleiding te maken. Zoals al hierboven is vermeld heeft de artistiek leider een enorme ervaring in de internationale opera-uitvoeringpraktijk en is uitstekend op de hoogte van de internationale eisen aan een operaopleiding. De afgelopen jaren hebben vele buitenlandse gastdocenten, dirigenten en regisseurs aan de opleiding lesgegeven of projecten gedaan. Ook de studentenpopulatie wordt steeds ‘internationaler’. (Zie ook onder 2.5. ‘instroom’.) In het curriculum is volop aandacht voor de historische ontwikkeling van de opera, de historische context en diverse vormen en uitvoeringspraktijken in Nederland en daarbuiten. Ook krijgen de studenten Italiaans en andere taallessen in relatie tot de operaprojecten. Studenten worden voorbereid op een internationale beroepspraktijk en afgestudeerden bouwen in toenemende mate een internationale carrière op zo blijkt uit de CV’s. Zoals al onder 1.1.3. is vermeld is de wereld van opera en muziektheater in ontwikkeling en DNOA maakt daarvan deel uit. DNOA wil de studenten all-round opleiden zodat ze geen enkele artistieke uitdaging uit de weg hoeven te gaan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 9
Door deze all-round aanpak is DNOA inmiddels een uniek instituut geworden. In veel landen concentreert de operaopleiding zich op een bepaald marktsegment, vaak een afspiegeling van de operapraktijk in het betreffende land. Nederland heeft internationaal gezien een zeer gevarieerd aanbod aan opera en muziektheater. DNOA sluit hierop aan en is daarmee een ‘afspiegeling’ van de praktijk in ons land. Het auditteam is op grond van het bovenstaande van mening dat DNOA de studenten op een prima wijze voorbereidt op het kunnen werken in een internationale en zeer gevarieerde hedendaagse opera- en muziektheater-praktijk en constateert dat het DNOA is gelukt een toonaangevende international operaopleiding aan te bieden. Aandachtspunt vorige visitatie: Het versterken van de directe relaties met de beroepspraktijk. Zoals al hierboven is beschreven is er veelvuldig en veelzijdig contact met het werkveld. Met name de artistiek leider van de academie speelt hierin een belangrijke rol. Maar ook de netwerken van de andere docenten, de dirigenten en regisseurs die als gastdocent worden aangetrokken en operaproducties met de studenten instuderen en uitvoeren en de alumni vormen belangrijke contacten met de beroepspraktijk. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De eindcompetenties die de opleiding heeft opgesteld op basis van het landelijk opgestelde ‘Beroepsprofiel Opera’ en de globale eindtermen voor het tweede fase onderwijs sluiten goed aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld. De contacten die DNOA onderhoudt met de beroepspraktijk zijn veelvuldig en veelzijdig. De artistiek leider, die een enorme ervaring heeft in de internationale opera-uitvoeringpraktijk en uitstekend op de hoogte is van de (internationale) eisen aan een operaopleiding speelt hierin een heel belangrijke rol. Daarnaast hebben ook alle docenten die lesgeven aan de academie een uitgebreid netwerk in het actuele (opera)werkveld en trekt DNOA regelmatig gastdocenten aan vanuit het actuele werkveld. DNOA bereidt de studenten op een prima wijze voor op het kunnen werken in een internationale en zeer gevarieerde hedendaagse opera- en muziektheater-praktijk. Uit de CV’s van de alumni en het gesprek tijdens de audit blijkt dat alumni het niveau van het kunnen werken in een multidisciplinaire omgeving en als zelfstandig beroepsbeoefenaar hebben behaald: na hun opleiding hebben zij geparticipeerd of gaan zij participeren in operaproducties bij (gerenommeerde) binnen- en buitenlandse gezelschappen. Daarnaast zijn zij allen regelmatig werkzaam als liedzanger en/of solist in oratoria, cantates, passionen of in concertante opera-uitvoeringen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 10
Facet 1.2. Niveau Master Criterium Het facet ‘Niveau Master’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Master?
Bevindingen 1.2.1. De opleiding heeft het masterniveau beschreven aan de hand van de Dublin Descriptoren. In een matrix is het verband tussen de competenties, de programmaonderdelen en de Dublin descriptoren geëxpliciteerd. Omdat er in Nederland geen bacheloropleiding ‘Opera’ bestaat en de studenten aan DNOA over het algemeen een bacheloropleiding zang als vooropleiding hebben, heeft de opleiding een vergelijking gemaakt tussen het masterniveau van DNOA en het bachelorniveau van de bachelor zang. 1.2.2. De opleiding koppelt de volgende competenties aan de Dublin Descriptoren op masterniveau: Kennis en inzicht Creërend vermogen: De operazanger is in staat om vanuit een gefundeerde artistiek visie zich een eigen (unieke) interpretatie van een operarol te verwerven en te combineren met de wensen en eisen van regisseur en dirigent. De operazanger levert daarmee een originele bijdrage aan een operaproductie en aan de operapraktijk. Onderzoekend vermogen: De operazanger verwerft zich door onderzoek van onder andere de rol, de opera, de componist, de historie, dieper inzicht in de rol en het personage dat hij speelt of van de functie die hij in het dramatische kader vervult. Vermogen tot kritische reflectie: De operazanger werkt vanuit een gefundeerd oordeel over het beroep van operazanger en kan zijn eigen werk en dat van anderen beschouwen, analyseren, duiden en beoordelen. Toepassen Kennis en inzicht Ambachtelijk vermogen: De operazanger bezit het vermogen om een breed scala aan vaardigheden en vaktechnische kennis, zowel vocaal, theatraal als dramatisch, efficiënt en effectief toe te passen. Expressief vermogen: De operazanger is, als ontwikkelde artistieke persoonlijkheid, in staat om zijn eigen artistieke concepten overtuigend en herhaalbaar over te dragen op het publiek. Samenwerkend vermogen: De operazanger is in staat om een zelfstandige bijdrage te leveren aan een operaproductie en het daarbij horende repetitieproces en stimuleert binnen een samenwerkend verband de realisatie van deze productie. Oordeelsvorming Vermogen tot kritische reflectie: zie onder de Descriptor kennis en inzicht. Onderzoekend vermogen: zie onder de Descriptor kennis en inzicht Communicatie Communicatief vermogen: De operazanger kan het resultaat van zijn werk in samenhang met zijn eigen artistieke visie presenteren, toelichten en verantwoorden. Expressief vermogen: zie onder de Descriptor toepassen Kennis en Inzicht. Leervaardigheden Lerend vermogen: De operazanger kan zijn eigen professionaliteit, zowel vocaal als dramatisch, blijvend verder ontwikkelen en verdiepen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 11
Ondernemend vermogen: De operazanger kan op grond van kennis, inzicht en ervaring vorm geven aan een zelfstandige positie binnen het vakgebied.
Het auditteam heeft kennis genomen van de door de opleiding opgestelde matrix en het verband dat daaruit is af te leiden tussen de Dublin Descriptoren en de competenties en de omschrijving van het door de opleiding beschreven masterniveau. Het auditteam is van mening, dat de competenties van DNOA aansluiten bij het niveau master. Ook een vergelijking door leden van het auditteam met vergelijkbare opleidingen in het buitenland ondersteunt deze mening. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft het masterniveau beschreven aan de hand van de Dublin Descriptoren en in een matrix het verband geëxpliciteerd tussen de competenties, de programmaonderdelen en de Dublin descriptoren. Het auditteam is van mening dat de competenties van DNOA goed aansluiten bij het niveau master.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 12
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in het relevante beroepenveld dan wel, dan wel bij het niveau van het ‘functioneren in een multidisciplinaire omgeving’, waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. 1.3.1. Hoger Onderwijs Zoals onder 1.2. is beschreven heeft de opleiding het masterniveau beschreven aan de hand van de Dublin Descriptoren en een vergelijking gemaakt tussen het masterniveau van DNOA en het bachelorniveau van de bachelor zang. Uit die vergelijking blijkt dat de opleiding masterniveau heeft. Het auditteam is van mening dat de opleiding op basis hiervan gerekend kan worden tot het hoger onderwijs (zie ook onder 1.2.) 1.3.2. Beroepsonderwijs Zoals al onder 1.1. is vermeld heeft de opleiding zich voor het opstellen van het eigen opleidingsprofiel en de uitwerking daarvan in competenties gebaseerd op het landelijke ‘Beroepsprofiel Opera’ en de globale eindkwalificaties voor het tweede faseonderwijs. Het auditteam is van mening dat de masteropleiding van DNOA een beroepsopleiding is en heeft geconstateerd dat hierover veelvuldige en veelzijdige contacten over plaatsvinden met het beroepenveld. (zie ook onder 1.1.) De eindkwalificaties sluiten goed aan bij het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend operazanger en het niveau van het ‘functioneren in een multidisciplinaire omgeving’. 1.3.3. Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit het programma van de opleiding. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De eindcompetenties die de opleiding heeft opgesteld op basis van het landelijk opgestelde ‘Beroepsprofiel Opera’ en de globale eindtermen voor het tweede fase onderwijs sluiten goed aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld. Uit de CV ’s van de alumni en uit het gesprek tijdens de audit is gebleken, dat alle alumni participeerden of gaan participeren in operaproducties, regelmatig liedrecitals geven en zingen in cantates, oratoria, passionen en concertante opera-uitvoeringen. Daarmee is aangetoond dat de eindkwalificaties goed aansluiten bij het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend operazanger en het niveau van het ‘functioneren in een multidisciplinaire omgeving’ De eindkwalificaties sluiten goed aan bij het masterniveau en de opleiding kan gerekend worden tot het hoger ondewijs.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 13
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleiding als voldoende.
De opleiding van DNOA is een beroepsopleiding op masterniveau en de eindcompetenties die de opleiding heeft opgesteld sluiten goed aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld. Met het beroepenveld is hierover veelzijdig en veelvuldig contact. Uit de CV ’s van de alumni en uit het gesprek tijdens de audit is gebleken, dat de eindkwalificaties goed aansluiten bij het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend operazanger en het niveau van het ‘functioneren in een multidisciplinaire omgeving’.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 14
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen 2.1.1. De ontwikkeling van de competenties van de operazanger vindt plaats in een setting die een realistische afspiegeling is van de beroepspraktijk en het curriculum van DNOA is daarom praktijkgericht van opzet. Ieder studiejaar worden er twee professioneel opgezette producties op de planken gebracht met 6 tot 8 voorstellingen van een opera. Dit is volgens de opleiding de beste methode om de integrale ontwikkeling van de student te waarborgen. In de projecten leert de student zijn vaardigheden in samenhang in te zetten. Zowel de eerste als de tweedejaars studenten van de opleiding participeren in het project en elke student zingt in drie à vier van elk van de voorstellingen. Participeren in totaal vier producties tijdens de studie levert de student een schat aan ervaring op. Daarnaast moet de student gedurende zijn studie zijn repertoirelijst verder uitbouwen met nog twee volledige operarollen. 2.1.2. In de opleiding verdiept de student zijn kennis en inzicht op de beide terreinen van muziek en theater. Kennisontwikkeling vindt plaats in lessen over spelmethoden, speelstijlen, psychologische aspecten van een rol, de historische context van opera en muziektheorie. Deze kennis leidt tot een verdiepende interpretatie van een rol. Naast het instuderen van de in totaal 6 volledige rollen wordt gedurende de opleiding nog een twintigtal opera’s bestudeerd, waarbij de groep een partituur ontleedt, stukken beluistert en bekijkt en onderdelen zingt. Een belangrijk uitgangspunt van de tweejarige opleiding is om een zo breed mogelijk repertoire aan bod te laten komen. Van Barok (inclusief de historische uitvoeringspraktijk) tot en met hedendaags werk. Literatuur over de opera’s, de componist, de specifieke stijl wordt gelezen en in de groep besproken met als doel de kennis van het totale repertoire te verbreden met aandacht daarbij voor actuele stromingen en ontwikkelingen. Buiten het reguliere aanbod aan lessen worden regelmatig specifieke wokshops en masterclasses aangeboden. Hierbij wordt gewerkt met gastdocenten uit de beroepspraktijk. (Zie verder onder 2.2.4.) Tijdens de audit is ook gesproken over de onderzoeksvaardigheden van de student. Studenten worden gestimuleerd veel zelfstandig onderzoek te doen naar opera’s en de uitvoering daarvan. De docenten vervullen daarin een meer coachende rol, passend bij een opleiding van een masterstudent. Met ingang van cursusjaar 2007-2008 is studenten gevraagd een ‘logboek’ bij te houden. Daarin moesten zij verslag doen van hun onderzoek naar de eigen ontwikkeling binnen de opleiding en daarop reflecteren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 15
Ook de beschrijving van opgedane inzichten naar aanleiding van research, experimenten, literatuur etc. kunnen daarin opgenomen worden. Het logboek is een hulpmiddel voor de student om zijn eigen voortgang te beschrijven. De eerste ervaringen hiermee zijn positief. Met ingang van 2008-2009 wil de academie het logboek structureel deel laten uitmaken van het curriculum. Daarvoor heeft ze op basis van de ervaringen die er nu zijn opgedaan, een plan van aanpak gemaakt en richtlijnen opgesteld. Het auditteam heeft kennis kunnen nemen van het plan van aanpak en de richtlijnen en is van mening dat DNOA met het laten bijhouden van een logboek zorgt dat kennisontwikkeling van de studenten door het uitvoeren van onderzoek op een bij deze opleiding passende wijze plaatsvindt. 2.1.3. Zoals al onder 1.1.2. is vermeld is de wereld van opera en muziektheater in ontwikkeling en maakt DNOA daarvan deel uit. Aan de theatrale kwaliteiten van de zangers worden (steeds hogere) eisen gesteld. DNOA wil de studenten voorbereiden op deze zich deels vernieuwende praktijk omdat het beroepsveld voor de klassieke zanger steeds vaker een breed scala zal zijn tussen traditie en vernieuwing. Dit stelt hoge eisen aan kennis en beheersing van een veelzijdig repertoire en veronderstelt bereidheid om artistieke uitdagingen aan te gaan en grenzen te verleggen. DNOA kiest daarom met enige regelmaat voor bijzonder repertoire (bijvoorbeeld Brecht-Weill, MonteverdiMaderna), staat open voor bijzondere samenwerkingen buiten de kaders van de gevestigde gezelschappen (uitvoering Greek van Mark Antony Turnage voor het ‘Festival Dag in de Branding’) en gaat onalledaagse uitdagingen aan (activiteiten in het kader van het Yo Opera festival of ‘Opera in de Pijp’ in Amsterdam als een vorm van community-art). Het auditteam heeft kennisgenomen van de breedte die de academie nastreeft in de opleiding en van de lijst van tot op heden uitgevoerde operaproducties. Daaruit blijkt dat de academie er goed in is geslaagd aan haar doelstelling invulling te geven. Tijdens de audit bleek wel dat de academie voor wat de keuze van opera’s afhankelijk is van de typen zangers die zijn toegelaten tot de opleiding. Met deze groep studenten moeten de operaprojecten uitgevoerd kunnen worden en soms is de keuze voor een bepaalde opera niet mogelijk omdat er bijvoorbeeld te weinig mannen zijn en/ of veel te veel vrouwen voor de twee à drie vrouwenrollen in de opera. Indien nodig betrekt de academie zangers van buiten de opleiding om een uitvoering toch mogelijk te maken. Daarnaast zorgt de academie ervoor dat wanneer studenten slechts een kleine rol hebben er aanvullende opdrachten voor hen zijn. Het auditteam deelt de opvatting van de academie dat door het echt kunnen uitvoeren van verschillende typen opera’s de studenten op een optimale manier in staat worden gesteld hun beroepsvaardigheden te kunnen ontwikkelen. Dat de academie dit mogelijk maakt binnen de opleiding vindt het auditteam heel bijzonder en uitstekend. 2.1.4. De praktijkgerichtheid van de opleiding blijkt ook uit de keuze voor de (gast)docenten die afkomstig zijn uit of nog werkzaam zijn in het (internationale) werkveld en uit de keuze voor de regisseurs. Zij brengen in alle lessen, trainingen of masterclasses hun eigen professionaliteit, opvattingen en kwaliteitseisen mee. Daarnaast speelt de inbreng van de artistieke leider, die zelf afkomstig is uit de operawereld, een cruciale rol. 2.1.5. Zoals al onder 1.1. is vermeld zijn de contacten met het werkveld veelvuldig en veelzijdig. Alle docenten en de artistiek leider beschikken over een zeer uitgebreid netwerk in het (opera)werkveld. 2.1.6. In het Alumnionderzoek 2005 laten de alumni van DNOA zich positief uit over de aansluiting van de opleiding met de beroepspraktijk. Respondenten waarderen de opleiding als voorbereiding op de beroepspraktijk met 7.9 op een tienpuntschaal. De meerderheid zingt in operaproducties en functioneert op ‘masterniveau’. De alumni hebben vertrouwen in de continuering van een zelfstandige uitvoeringspraktijk in de toekomst. De studenten hebben in het Studenttevredenheidsonderzoek 2006-2007 gemeld dat zij het studieprogramma ‘actueel en praktijkgericht’ vinden en waardeerden dit aspect met een 4.64 op een vijfpuntschaal.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 16
Eén van de geïnterviewde studenten meldde over de masterclasses, dat deze naar haar mening een aanvulling waren vanuit het beroepsleven op het toch al zo complete en gespecialiseerde programma. De studenten en de alumna die het auditteam sprak waren zeer tevreden over de beroepsgerichtheid van de opleiding. De alumna die inmiddels al een aantal jaren actief is bij een Nederlands operagezelschap sprak over een volledig op de beroepspraktijk afgestemde opleiding, die voor haar van grote waarde was. Aandachtspunten vorige visitatie: Het versterken van de directe relaties met de beroepspraktijk. De positionering van het programma in het brede veld van muziektheater en aangrenzende ontwikkelingen. Zoals al eerder vermeld is er veelvuldig en veelzijdig contact met het werkveld, trekt de academie regelmatig gerenommeerde (internationale) gastdocenten aan en komen de studenten via hun eigen docenten en de gastdocenten veelvuldig in contact met de beroepspraktijk. Zoals al onder 1.1.2. en 2.1.3. is vermeld maakt DNOA deel uit van de ontwikkeling die plaatsvindt in de wereld van opera en muziektheater. DNOA wil studenten opleiden tot een allround operazanger en brengt in de repertoire keuze een zodanige opeenvolging en afwisseling aan dat jonge zangers de breedte van het werkveld aankunnen. (Zie 2.1.3.) Het auditteam heeft zoals al hierboven is vermeld kunnen constateren dat DNOA er goed in is geslaagd invulling te geven aan haar doelstelling een brede opleiding te bieden. Uit de CV’s van de (gast)docenten en de gesprekken tijdens de audit is gebleken dat alle (gast)docenten werkzaam zijn (geweest) in het (internationale) werkveld en beschikken over een zeer uitgebreid netwerk. Studenten zijn zeer tevreden over de praktijkgerichtheid van de opleiding. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Kennisontwikkeling rondom opera vindt plaats in lessen over spelmethoden, speelstijlen, psychologische aspecten van een rol, de historische context van opera en muziektheorie en in het uitgebreid bestuderen van een twintigtal opera’s. Kennisontwikkeling vindt daarnaast plaats bij het instuderen en uitvoeren van vier opera’s in de twee jaar dat de student de opleiding volgt. Vanaf studiejaar 2007-2008 houden de studenten een logboek bij van hun onderzoek naar hun eigen ontwikkeling en de opera’s en rollen die zij moeten uitvoeren. Het programma is geheel afgestemd op de hedendaagse beroepspraktijk en uit de speellijst van uitgevoerde opera’s door studenten blijkt dat DNOA er goed in slaagt om een breed scala van opera’s in te laten te studeren en uit te voeren. Door het zelf kunnen uitvoeren van een viertal opera’s stelt de academie de studenten op een uitstekende manier in staat om de benodigde beroepsvaardigheden te ontwikkelen. DNOA zet regelmatig gastdocenten in voor onderdelen van het programma waarbij de studenten kunnen kennismaken met specifieke aspecten uit de operapraktijk en kunnen leren van mensen die daarmee veel ervaring hebben. Alle docenten en de artistiek leider hebben een groot netwerk in het (opera)werkveld. De artistiek leider die vele jaren ervaring heeft in het zelf uitvoeren van opera, speelt een cruciale rol bij de invulling van de praktijkgerichtheid van het programma. De studenten en alumni zijn zeer tevreden over de praktijkgerichtheid van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 17
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen 2.2.1. Zoals al onder 2.1. is vermeld vindt de ontwikkeling van de competenties plaats in een setting die een realistische afspiegeling is van de beroepspraktijk. Het curriculum van DNOA is daarom ook praktijkgericht en de inhoud van het programma is een samenhangend geheel van vakken. Onverlet de integrale benadering worden in de afzonderlijke delen van het curriculum bepaalde accenten gelegd. In de beschrijvingen van de afzonderlijke vakken heeft de opleiding vermeld welke competenties in het betreffende vak vooral aan de orde zijn. In een competentiematrix heeft de opleiding de relatie tussen de competenties en het programma geëxpliciteerd. Het auditteam heeft kennisgenomen van de beschrijvingen van de verschillende programmaonderdelen en constateert dat daarin duidelijk is vermeld welke competenties daarbij aan de orde komen. In het gesprek met de studenten werd duidelijk dat zij heel goed op de hoogte waren waaraan zij moeten werken. Op dit moment staan de doelstellingen voor de studenten nog niet specifiek op papier, maar door de intensieve contacten tussen docenten en studenten die hen vertellen wat de bedoeling is, is dat geen probleem. 2.2.2. De beschreven competenties zijn richtinggevend voor het curriculum en het eindniveau van de masteropleiding opera. Wat iedere student precies moet doen om dat niveau te halen hangt van individuele factoren en kwaliteiten af. Zo moet de vorming van een theaterpersoonlijkheid bij de meeste instromende studenten nog een aanvang nemen, terwijl ze zangtechnisch vaak al een behoorlijke bagage hebben daar ze meestal al een bacheloropleiding zang hebben afgerond. 2.2.3. In de lessen gaat de opleiding zowel op de muzikale als theatrale kanten van het vak in. Studenten gaan zich muzikaal verdiepen in opera met veel aandacht voor de vocale aspecten en ensemblezang, maar ook voor repertoirebehandeling, historische context, interpretaties. Omdat de studenten over het algemeen minder ervaring hebben met de theatrale kant van het vak heeft de opleiding een specifieke theatertraining voor operazangers ontwikkeld met daarnaast aandacht voor drama, spelmethodes en speelstijlen. Het auditteam constateert dat de academie met haar lesaanbod op bovengenoemde wijze zeer nauw aansluit bij de specifieke wensen en behoeften van elke student afzonderlijk in de training van kennis en vaardigheden. 2.2.4. Buiten het reguliere aanbod aan lessen worden regelmatig specifieke workshops en masterclasses aangeboden. Hierbij wordt gewerkt met gastdocenten uit de beroepspraktijk. De aanleiding voor een workshop kan verschillen. Workshops gerelateerd aan specifiek repertoire zoals een workshop ‘retorica’, ‘commedia dell’arte’ of een workshop die in relatie staat met de op handen zijnde operaproductie zoals een workshop ‘Italiaanse Stijl’ in het kader van de opera ‘Alcina’ van Händel. Een workshop kan ook een aanvulling zijn op het reguliere programma, zoals bijvoorbeeld de workshop ‘Performance Practice’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 18
2.2.5. Ieder studiejaar worden twee professioneel opgezette producties op de planken gebracht. Dit is volgens de opleiding de beste methode om de integrale ontwikkeling van de studenten te waarborgen. In deze productie komen alle competenties aan de orde. Participeren in totaal vier producties tijdens de studie levert de student een schat aan ervaring op en de opleiding krijgt en houdt daarmee scherp zicht op de zich ontwikkelende competenties van de studenten. De producties functioneren in een onderwijskundige context daar de gewone lessen parallel aan de repetitieperiode weliswaar in aangepaste vorm, gewoon doorgaan. (Zie daarover onder 2.3.) Het werken aan een productie beslaat per studiejaar twee maal 2 - 2,5 maanden. Alle projecten worden begeleid door (afwisselend) het symfonieorkest of een gespecialiseerd ensemble (bijvoorbeeld van de afdeling oude muziek) van een van de beide conservatoria. (Zie 2.1. en 2.3.) Het auditteam is op grond van bovenstaande van mening dat de studenten door het hele programma te volgen de geformuleerde eindcompetenties kunnen behalen. Met name het tweemaal per jaar gedurende 2,5 tot 3 maanden kunnen werken aan een operaproductie biedt de studenten de mogelijkheid alle voor het operavak vereiste vaardigheden in een integrale setting te ontwikkelen. De ‘gewone’ lessen en de workshops en masterclasses sluiten hierbij zeer nauw aan. Daarin leren de studenten die kennis en vaardigheden die ze nodig hebben bij de uitvoering van opera in zijn algemeenheid en de opera voorstellingen van de academie in het bijzonder. 2.2.6. Beoordeling van de competenties vindt plaats naar aanleiding van de in totaal vier operavoorstellingen en de periode van lessen en repetities die daaraan vooraf gaan. Voor de beoordeling maakt de academie gebruik van een beoordelingsformulier waarop de negen competenties vermeld staan. (Zie daarover onder 2.8. ‘Beoordeling en toetsing’.) 2.2.7. In het Alumnionderzoek 2005 onder de studenten van 2001-2004 waardeerden de respondenten de competentieontwikkeling met ruim voldoende tot goed. De ontwikkeling van ondernemende vermogens was wat minder (krappe voldoende: 5.9) De respondenten gaven gemiddeld een 8.1 voor het studieprogramma van DNOA. De gemiddelde score op de vraag of de opleiding voldeed aan de verwachtingen was een 8.0. In de Studenttevredenheidsmonitor 2006-2007 hebben de studenten over het studieprogramma tien stellingen voorgelegd gekregen. De gemiddelde waardering van de studenten op alle stellingen was daarbij een 4.33 op een vijfpuntschaal. De hoogste score was voor de stelling: het studieprogramma is uitdagend en stimuleert mijn persoonlijke artistieke ontwikkeling: 4.64. Als studenten opnieuw zouden mogen kiezen, dan zou 4.79 opnieuw kiezen voor DNOA, dus nagenoeg iedereen. Tijdens de audit is met de studenten en de alumna ook gesproken over het programma en de competentieontwikkeling. De studenten en de alumna waren zeer tevreden over het programma en de mogelijkheid die het programma hen biedt om de competenties te ontwikkelen. Zoals al onder 2.1. is vermeld meldde de alumna dat de opleiding voor haar van grote waarde is geweest. Met de artistiek leider en de docenten is ook de opmerking van de alumni over de aandacht binnen de opleiding voor ‘ondernemerschap’ aan de orde gesteld. De ervaring van de academie is dat studenten daar in hun opleiding zelf nog niet zoveel belangstelling voor tonen. Dat zijn zaken die dan nog ‘vrij ver van hun bed zijn’. Zijn ze eenmaal afgestudeerd en moeten ze hun eigen werkzaamheden regelen dan blijken zij vaak wel behoefte te hebben aan informatie hierover. DNOA denkt na over de manier waarop ze dit zou kunnen organiseren. Een mogelijkheid is een terugkomdag te beleggen voor alumni waarop o.a. dit thema aan de orde kan komen of het aanbieden van een nascholingscursus ‘ondernemerschap’ . Daarnaast is het ook een optie om alumni uit te nodigen zittende studenten te informeren over hun praktijkervaringen en over de zaken waar zij tegen aanliepen toen zij als (opera)zanger aan het werk gingen. Alumni kunnen overigens altijd met vragen terecht bij de academie, bij de artistiek leider en hun oud docenten. Sommige alumni blijven nog af en toe voor privé les terugkomen bij hun zangdocent.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 19
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: In de beschrijvingen van de verschillende programmaonderdelen is duidelijk vermeld welke competenties daarbij met name aan de orde komen. Studenten zijn goed op de hoogte (gebracht) waaraan ze moeten werken. De academie sluit met haar lesaanbod zeer nauw aan bij de specifieke wensen en behoeften in de training van kennis en vaardigheden van elke student afzonderlijk. Door het hele programma met de twee operaproducties per jaar en de daarmee samenhangende en ondersteunende ‘gewone’ lessen, workshops en masterclasses te volgen, kan de student de geformuleerde eindcompetenties bereiken. De studenten en alumni zijn tevreden over de mogelijkheden die het opleidingsprogramma hen biedt om de competenties te ontwikkelen. Voor de behoefte die alumni na afronding van hun studie blijken te hebben aan ‘ondernemende’ vermogens denkt de academie na over een passend aanbod.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 20
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen 2.3.1. Zoals al vermeld in 2.2. gaat de opleiding in de lessen zowel op de muzikale als theatrale kanten van het vak in. Studenten gaan zich muzikaal verdiepen in opera met veel aandacht voor de vocale aspecten en ensemblezang, maar ook voor repertoirebehandeling, historische context, interpretaties en ze krijgen een specifieke theatertraining met daarnaast aandacht voor drama, spelmethodes en speelstijlen. Het uitvoeren van een productie acht de opleiding de beste methode om de integrale ontwikkeling van de student te stimuleren. In een rol dienen alle afzonderlijke elementen te worden gecombineerd in de confrontatie met het publiek. 2.3.2. De samenhang in het programma zit in de combinatie van het volgen van lessen die ingaan op alle aspecten van de professie en het repeteren voor en uitvoeren van een professionele productie. Zoals al eerder vermeld worden ieder studiejaar twee professioneel opgezette producties op de planken gebracht. Deze producties functioneren in een onderwijskundige context daar de gewone lessen parallel aan de repetitieperiode weliswaar in aangepaste vorm, gewoon doorgaan. Tijdens een productieperiode staan de repetities in de middag gepland, terwijl ‘s morgens een aantal reguliere onderdelen van het curriculum, zoals de individuele ‘zangles’ en ‘coaching opera’ in aangepaste vorm doorgang vinden. Het voordeel is dat in deze lessen kan worden ingespeeld op de op handen zijnde productie, waardoor de lessen en productie voor de studenten een samenhangend geheel vormen. Andere lessen, zoals ‘fysieke theatertraining’ worden in de repetitieperiode ingepast. ‘Drama’ wordt in de vorm van repetities overgenomen door de regisseur en zijn gericht op de te ontwikkelen speelstijl. ‘Ensemble’ lessen staan onder leiding van de dirigent. 2.3.3. In de lesperiode voorafgaand aan de productie gaat de opleiding al zoveel mogelijk in op de uit te brengen productie. Zo wordt bijvoorbeeld in het vak ‘historische ontwikkeling opera’ aandacht besteed aan de komende productie door het stuk in zijn historische context te plaatsen, stijlkenmerken te onderzoeken, na te gaan of er verschillende uitvoeringspraktijken zijn etc. Ook speciale workshops en masterclasses van gastdocenten kunnen in relatie staan met de op handen zijnde operaproductie. Het auditteam constateert, dat de opleiding een zeer samenhangend programma aanbiedt. De ‘gewone’ lessen, die voorafgaand aan en tijdens de productieperioden worden aangeboden hebben een duidelijke relatie met elkaar en met de operaproducties waaraan twee maal per jaar gedurende een periode wordt gewerkt. Muzikale en theatrale aspecten komen in samenhang aan de orde in de verschillende vakken en moeten in de gezongen en gespeelde rol in de operaproducties worden gecombineerd en aan het publiek worden getoond. 2.3.4. Uit de studenttevredenheidsmonitor blijkt dat de studenten zeer tevreden zijn over de samenhang in het programma. Zij waardeerden dit aspect met een 4,31 op een vijfpuntschaal.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 21
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding biedt een zeer samenhangend programma aan. De ‘gewone’ lessen, die voorafgaand aan en tijdens de productieperioden worden aangeboden hebben een duidelijke relatie met elkaar en met de operaproducties waaraan twee maal per jaar gedurende een periode wordt gewerkt. Muzikale en theatrale aspecten komen in samenhang aan de orde in de verschillende vakken en moeten in de gezongen en gespeelde rol in de operaproducties worden gecombineerd en aan het publiek worden getoond. Studenten zijn zeer tevreden over de samenhang in het programma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 22
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen 2.4.1. De opleiding heeft voor alle studieonderdelen per semester het aantal studiepunten en aantal contacturen vastgelegd. Gemiddeld bedraagt het aantal contacturen 20 uur per week en het aantal uren zelfstudie ook 20 uur per week. In de gewone lesperioden ligt het gemiddelde met name in de eerste semesters wat lager. In de productieperiode daarentegen is het aantal contacturen vooral vlak voor de uitvoeringen veelal hoger. (zie hierover onder 2.4.2 en 2.4.3.) 2.4.2. In de gewone lesperioden van de eerste semesters van de beide studiejaren is het aantal contacturen minder, namelijk 17/ 18. Maar dan verwacht de opleiding dat de student individueel zeer intensief studeert. Met name de bestudering van operarepertoire moet dan plaatsvinden. 2.4.3. Zoals al eerder vermeld staan elk studiejaar twee professionele operaproducties gepland, die worden afgesloten met 6 à 8 voorstellingen van een opera. Zowel de eerste als de tweedejaars studenten van de opleiding participeren in het project. Iedere student zingt in drie à vier voorstellingen. Tijdens deze productieperiode gaat een aantal reguliere lessen door. Afhankelijk van de rol en de bezetting bedraagt het aantal contacturen tijdens de productieperioden tussen de 15 en 20 uur. Naast de fysieke aanwezigheid in de verschillende combinaties volgens een vooropgesteld schema, is ook sprake van zelfstudie. Komt de première dichterbij dan worden de repetitiedagen intensiever. In deze periode zijn de studenten een groot deel van de dag aanwezig. 2.4.4. Vergeleken bij andere masteropleidingen is het aantal contacturen hoog. Dit verklaart DNOA uit het feit, dat studenten deels aan een nieuwe studie beginnen. Niet alleen is opera muzikaal gezien een groot en omvangrijk genre, verreweg de meeste studenten hebben weinig ervaring met de theatrale kanten van het vak. Velen gaan voor het eerst acteren en dienen op dat terrein geschoold te worden. Dat maakt het een zware studie, ook in fysieke zin. Het auditteam heeft kennisgenomen van het studierooster en is van mening dat DNOA er door het grote aantal wekelijkse contactmomenten en aantal uren zelfstudie op een voor deze opleiding passende wijze voor zorgt dat de studenten het programma kunnen volgen en in de korte tijdsspanne van twee jaar het masterniveau kunnen bereiken. 2.4.5. De opleiding houdt de studeerbaarheid permanent in de gaten. Dat gebeurt in het vrijwel dagelijkse contact dat de artistieke leider en de vaste docenten hebben met de studenten. Door het geringe aantal studenten valt het direct op of studenten mee kunnen komen en of er een oorzaak is voor eventueel tijdelijk minder presteren. De studiebegeleiding is intensief en de collegialiteit in de student-groep is groot. (zie ook onder 4.2. ‘Studiebegeleiding’.) Daarnaast heeft de opleiding, om er voor te zorgen dat studieprocessen controleerbaar verlopen, bewust officiële beoordelingsmomenten in het programma opgenomen. Naar aanleiding daarvan bespreekt de artistiek leider met de student de aandachtspunten waar de student gedurende de nieuwe les- en productieperiode aan moet werken. (zie hierover verder onder 2.8. ‘Toetsen en beoordelen’.)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 23
Het auditteam is van mening dat de opleiding er door de vele, intensieve en collegiale contacten en door de officiële beoordelingsmomenten goed voor zorgt dat de student weet waaraan hij moet werken en de studievoortgang zo optimaal mogelijk verloopt. 2.4.6. De opleiding merkt, dat de studenten niet klagen over een te grote belasting of over de studeerbaarheid. Studenten zien in dat een dergelijke voorbereiding noodzakelijk is om te kunnen slagen in de beroepspraktijk. Een van de studenten die door de opleiding is geïnterviewd zegt daarover: ‘it’s heavy but not unrealistic. I imagine the profession to be exactly the same: we do the same things in two years as a professional opera singer does in two months.’ In de studenttevredenheidsmonitor 2006-2007 reageerden de studenten positief op een drietal stellingen met betrekking tot de studeerbaarheid met een gemiddelde van 4.12 (op een vijfpuntschaal). Ook de studenten die het auditteam sprak vonden de studeerbaarheid van de opleiding goed. Ze willen een hoog niveau bereiken en zijn gemotiveerd om daar veel energie en tijd in te steken. Dit komt overeen met wat studenten aan andere kunstvakopleidingen ook zeggen: “Wanneer je niet bereid bent heel hard te werken bereik je nooit het hoogste niveau en kun je niet meedoen in de (internationale) wereld van kunst en cultuur en niet concurreren met anderen.” Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: DNOA zorgt er door het grote aantal wekelijkse contactmomenten en aantal uren zelfstudie op een voor deze opleiding passende wijze voor dat de studenten het programma kunnen volgen en in de korte tijdsspanne van twee jaar het masterniveau kunnen bereiken Door de vele, intensieve en collegiale contacten en door de officiële beoordelingsmomenten zorgt DNOA er goed voor dat de student weet waaraan hij moet werken en de studievoortgang zo optimaal mogelijk verloopt. De studenten zijn positief over de studeerbaarheid van de opleiding en gemotiveerd om veel tijd en energie te besteden aan hun studie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 24
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: HBO- en WO-bachelor eventueel gepaard gaande met een (inhoudelijke) selectie?
Bevindingen 2.5.1. DNOA hanteert scherpe selectiecriteria voor de toelating. Alleen kandidaten met een bachelor diploma zang of kandidaten met een vergelijkbaar niveau kunnen zich aanmelden. Kandidaten worden op grond van een uitgebreide auditie van 2 dagen beoordeeld: een vocale auditie, waarbij de kandidaat drie aria’s moet zingen uit verschillende stijlperiodes en in verschillende talen; een auditie met een drietal workshops die meer licht moeten werpen op de mogelijke muziektheatrale talenten van de kandidaten en een verder onderzoek naar de vocale mogelijkheden van de kandidaat. De twaalf kandidaten met de hoogste punten bij de vocale auditie gaan door naar de auditieronde met de workshops op de tweede dag. De workshops leveren van elke kandidaat een completer beeld van het niveau en de ontwikkelbaarheid op tal van aspecten, zodat een goede inschatting gemaakt kan worden van de mogelijkheden om binnen twee jaar te kunnen groeien naar een niveau van all-round operazanger. Uiteindelijk worden er gemiddeld zeven kandidaten gekozen. 2.5.2. De selectiecommissie voor de vocale audit bestaat uit zangdocenten van het KC en het CvA, de artistieke leiding van DNOA, een externe deskundige, aangevuld met docenten van DNOA en directies van de beide conservatoria. De workshops worden gegeven door de vakdocenten van de opleiding o.a. fysieke theatertraining, drama en zang. Daarbij zijn ook de leden van de selectiecommissie weer aanwezig. De uiteindelijke beslissing welke kandidaten een plaats krijgen in DNOA wordt genomen door de directie van de conservatoria en de artistieke leider van DNOA. Het auditteam heeft kennisgenomen van de toelatingscriteria, de inhoud en de beoordelingscriteria bij de vocale auditie en de inhoud en beoordelingscriteria van de drie workshops en concludeert dat de opleiding haar instroombeleid duidelijk heeft vastgelegd. Tijdens de audit is ook gesproken over de toelatingsprocedure. De academie is zelf heel tevreden over het feit dat ze nu audities van twee dagen houdt in tegenstelling tot de beginjaren van DNOA toen er alleen een vocale auditie plaatsvond. De selectiecommissie is nu veel beter in staat om in te schatten of een student in aanleg voldoende vaardigheden bezit om opera te zingen en ook uit te voeren. Een kandidaat met een prachtige stem die in de workshops geen gevoel blijkt te hebben voor theater wordt niet meer toegelaten. Door de selectiecommissie te laten bestaan uit een uitgebalanceerde vertegenwoordiging vanuit het operavak zorgt de opleiding er goed voor dat de kwaliteit van de zich aanmeldende student ook vanuit een brede expertise wordt beoordeeld. Het auditteam is op basis van bovenstaande van mening dat de opleiding er op een goede en zorgvuldige manier voor zorgt dat alleen potentieel geschikte kandidaten starten met de opleiding. 2.5.3. Jaarlijks melden zich ongeveer 30 studenten aan. Ongeveer de helft van de aanmeldingen komt vanuit het buitenland. DNOA heeft de laatste jaren uit deze groep jaarlijks 1 tot 3 studenten toegelaten. De overige studenten die auditie doen studeren al in Nederland, in meerderheid aan het KC of het CvA. 2.5.4. Beide conservatoria bieden studenten de mogelijkheid om in het vierde jaar van de bacheloropleiding ‘zang’ te kiezen voor het zingen van operarepertoire in de zogenoemde ‘basisklas’. Gedurende vijf maanden krijgen zij 1,5 dag per week naast het zingen van opera, ook lessen drama en improviseren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 25
Daarnaast bereiden de lessen hen voor op de audities voor DNOA. De basisklas blijkt een goede voorbereiding te bieden op de voortgezette opleiding. Deelname is geen garantie voor toelating, maar in de praktijk blijkt dat de meeste studenten die worden toegelaten deze lessen hebben gevolgd. Het auditteam is van mening dat de opleiding er samen met de bacheloropleidingen van de beide conservatoria op een prima wijze voor zorgt, dat potentiële kandidaten zich in de basisklas alvast kunnen voorbereiden op delen van het programma door het zingen van operarollen en oefenen van theatervaardigheden. 2.5.5. Werving voor DNOA vindt op verschillende manieren plaats. Aanmeldingen kunnen lopen via de eigen zangdocent op een van de beide conservatoria. Daarnaast melden aspirant-studenten zich aan via het circuit van (met name) zangdocenten uit binnen en buitenland en via workshops die docenten en de artistiek leider van DNOA met enige regelmaat (in het buitenland) geven. Ook wordt er jaarlijks geadverteerd in het internationale toonaangevende operamagazine ‘Opera Now’. Daarnaast speelt de website van DNOA een rol in de voorlichting aan potentiële nieuwe studenten. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft haar instroombeleid duidelijk vastgelegd. De opleiding zorgt er met een auditie van twee dagen waarin zowel naar de vocale als de theatrale mogelijkheden van de zich aanmeldende studenten wordt gekeken, op een goede en zorgvuldige manier voor dat alleen potentieel geschikte kandidaten starten met de opleiding. Door de selectiecommissie te laten bestaan uit een uitgebalanceerde vertegenwoordiging vanuit het operavak zorgt de opleiding er goed voor dat de kwaliteit van de zich aanmeldende student ook vanuit een brede expertise wordt beoordeeld. De opleiding zorgt er samen met de bacheloropleidingen van de beide conservatoria op een prima wijze voor, dat potentiële kandidaten zich in de basisklas alvast kunnen voorbereiden op delen van het programma door het zingen van operarollen en oefenen van theatervaardigheden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 26
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO master opleiding van minimaal 60 ECTS studiepunten?
Bevindingen Blijkens de programmabeschrijving bedraagt het totaal aantal studiepunten van de voltijd opleiding 120 ECTS. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO master opleidingen wordt gesteld. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding een omvang heeft van 120 ECTS, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 27
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen 2.7.1. Zoals al eerder vermeld is het curriculum van DNOA praktijkgericht. De ontwikkeling van de competenties van de operazanger vindt plaats in een setting die een realistische afspiegeling is van de beroepspraktijk. DNOA hanteert het ‘productiemodel’, waarbij het uitvoeren van operaproducties het centrale uitgangspunt is van het curriculum. De opleiding is van mening, dat de voorbereiding op het beroep van operazanger het beste kan plaatsvinden in de realistische leeromgeving. Door tijdens de opleiding in vier producties te participeren krijgt de student de gelegenheid te functioneren in een omgeving, die sterk lijkt op de concrete beroepspraktijk. In essentie gaat het er hierbij om te onderzoeken of een student in staat is om alle competenties aan te spreken tijdens de uitvoering van een opera voor publiek. De vakken in het ‘gewone’ programma gaan in op alle aspecten van de professie en het repeteren voor en uitvoeren van de professionele productie. Tijdens de audit is met de artistiek leider en de docenten gesproken over de bewuste keuze die zij hebben gemaakt om de studenten twee maal per jaar te laten werken aan een echte operaproductie. Aanvankelijk was dat binnen de opera-opleiding namelijk niet het geval en vonden alleen concertante uitvoeringen plaats van opera’s waarbij studenten weliswaar verkleed waren, maar het element van een volledig geregisseerde uitvoering op een toneel met decor ontbrak. Het auditteam is van mening dat de academie hiermee een goede en belangrijke keuze heeft gemaakt. Het auditteam vindt het ‘productiemodel’ zeer passend bij de opleiding Opera. Door de student te laten werken aan projecten waarbij hij met zijn medestudenten concreet bezig is met het realiseren van een opera-uitvoering en door de lessen, workshops en masterclasses die het werken aan deze operaproducties ondersteunen, kan de student de vereiste eindcompetenties goed verwerven. 2.7.2. De onderwijsvormen en werkvormen die de opleiding toepast zijn: in groepslessen zoals o.a. ensemblezang, fysieke theatertraining, toneelspel, taallessen, auditietraining, workshops en masterclasses leren samenwerken, kijken en luisteren naar anderen en elkaar feedback geven (peer-review). Deze werkvormen stimuleren een onderzoekende houding, communicatieve competenties en kritische reflectie; In individuele lessen zoals zangles, coaching opera en coaching productie verder ontwikkelen en verfijnen van de stem en de zangtechniek en onderzoeken wat voor de eigen stem (van de student) geschikt repertoire is; In de twee operaprojecten per jaar, waarin (bijna) alle lessen worden geïntegreerd, werken aan de ontwikkeling van alle competenties; Zelfstudie. Naast de lessen en projecten verwacht de opleiding, dat de student ook nog flink veel tijd besteedt aan het zelf studeren. Het auditteam is op basis van bovenstaande beschrijving van mening, dat de werkvormen nauw aansluiten bij en ondersteunend zijn aan het door de academie gekozen ‘productiemodel’ en de studenten de mogelijkheid bieden de vereiste competenties te verwerven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 28
2.7.3. Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2006-2007 blijkt dat de studenten zeer tevreden zijn over de werkvormen en deze passend vinden. Zij waardeerden dit aspect met een 4.43 (op een vijfpuntschaal). Ook de studenten die het auditteam sprak waren zeer enthousiast over de wijze waarop zij de leerstof krijgen aangeboden, waarbij alles ten dienste staat van het leren van het operavak en wat daarmee samenhangt. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: DNOA hanteert een duidelijk didactisch concept in de vorm van het zogenoemde ‘productiemodel’. Dit model vindt het auditteam zeer passend bij de opleiding Opera. Door de student te laten werken aan projecten waarbij hij met zijn medestudenten concreet bezig is met het realiseren van een operauitvoering en door de lessen, workshops en masterclasses die het werken aan deze operaproducties ondersteunen, kan de student de vereiste eindcompetenties goed verwerven. De gehanteerde werkvormen sluiten zeer nauw aan bij het gehanteerde ‘productiemodel’. De studenten zijn zeer tevreden over de wijze waarop ze de leerstof krijgen aangeboden en vinden de werkvormen passend bij een opera-opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 29
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen 2.8.1. De opleiding heeft in de beschrijving van de verschillende studieonderdelen vermeld aan welke beroepscompetenties er binnen het betreffende onderdeel vooral wordt gewerkt. Beoordeling van deze competenties vindt plaats naar aanleiding van de operavoorstellingen, die twee maal jaar plaatsvinden en de periode van lessen en repetities die daaraan vooraf gaan. (Zie verder onder 2.8.2) 2.8.2 Om er voor te zorgen dat studieprocessen controleerbaar verlopen heeft de opleiding bewust officiële beoordelingsmomenten in het programma opgenomen. Naar aanleiding van de operavoorstelling wordt elke student integraal beoordeeld in een halfjaarlijkse beoordelingsvergadering met de vaste docenten onder leiding van de artistiek leider. Docenten hebben hiervoor hun beoordeling op papier gezet. Uitgegaan wordt van de ‘totale’ student. De student wordt allereerst beoordeeld op zijn prestatie in de operaproductie. Hierbij wordt gekeken hoe de student de afzonderlijke aspecten van het lesprogramma heeft toegepast in zijn rol en performance. Beoordeeld wordt of de student een overtuigende podiumprestatie heeft geleverd waarbij tekst, zang, spel en presence in een goed evenwicht zijn met elkaar. Daarnaast wordt de beroepshouding beoordeeld. De oordelen zijn ook deels gebaseerd op de les- en repetitieperiode, waarbij gekeken wordt naar aspecten als discipline, collegialiteit, vermogen tot zelfstandig creatief werken, fantasie, ontvankelijkheid voor en verwerking van feedback en algehele artisticiteit. De vaste docenten trekken op basis hiervan onder leiding van de artistiek leider gezamenlijk de conclusie of een student door kan naar de volgende les- en productieperiode. 2.8.3. Wanneer er sprake is van een eindexamen wordt de examencommissie van vaste docenten en de artistieke leider uitgebreid met de directeuren van de beide conservatoria, de zangdocenten van de beide conservatoria en een extern gecommitteerde. (Zie ook onder 6.1. ‘Gerealiseerd niveau’.) 2.8.4. Zoals al onder 1.1. is vermeld heeft de opleiding het opleidingsprofiel geëxpliciteerd in de vorm van competenties en de relatie gelegd tussen deze competenties, de Dublin Descriptoren, het studieprogramma en het masterniveau. De opleiding neemt met ingang van januari 2008 in de halfjaarlijkse integrale beoordelingen deze competenties expliciet als uitgangspunt. De eerste maal zal dat gebeuren naar aanleiding van de gegeven voorstellingen in december 2007 van de opera ‘Dialogues des Carmélites’. Daarvoor heeft de opleiding een beoordelingsformulier opgesteld waarop de negen competenties vermeld staan met ruimte voor het geven van feedback op deze punten. 2.8.5. De toetsing van de kennis over opera geschiedt in de vorm van een schriftelijk tentamen. Daarbij moet de student zowel laten zien wat hij weet van de verschillende bestudeerde opera’s als wat zijn interpretatie is van de betreffende operarollen. 2.8.6. De twee complete operarollen die elke student geacht wordt in te studeren naast de vier operarollen voor de halfjaarlijkse voorstellingen, worden beoordeeld door de coach die hier met de student aan heeft gewerkt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 30
Het auditteam heeft kennis genomen van de wijze waarop de academie toetst en beoordeelt of de student de vereiste competenties heeft behaald en is van mening dat dat op een bij deze opleiding passende manier gebeurt. Door de halfjaarlijkse operavoorstelling als uitgangspunt te nemen voor een officiële en integrale beoordeling en daarin ook de prestaties van de student in de ‘gewone’ lessen mee te nemen zorgt de academie er op een prima manier voor dat duidelijk is hoe de competentieontwikkeling van elke student als operazanger en performer verloopt en waaraan hij nog zou moeten werken. Door gebruik te gaan maken van een beoordelingsformulier zorgt de academie ervoor dat er een expliciet oordeel wordt geformuleerd over alle negen competenties. Dat alle vaste docenten en de artistiek leider zijn betrokken bij de beoordeling vindt het auditteam zeer goed. Daarmee borgt de opleiding de objectiviteit van de beoordeling en kan iedereen vanuit zijn eigen discipline zijn mening geven over de geleverde prestaties en de ontwikkeling van elke student. Door in de examencommissie ook de directeuren van de beide conservatoria en een externe gecommitteerde zitting te laten nemen, zorgt de academie er op een zorgvuldige wijze voor dat bij het beoordelen van het eindniveau ook niet direct bij de opleiding betrokkenen en experts vanuit het operawerkveld meebeslissen. 2.8.7. De artistiek leider bespreekt met alle studenten individueel hun beoordeling. Daarin zitten vrijwel altijd specifieke aandachtspunten waar de student gedurende de nieuwe les- en productieperiode aan moet werken. 2.8.8. In de studenttevredenheisdmonitor 2006-2007 waren vijf stellingen opgenomen over toetsen en beoordelen, o.a. over de toetsvormen, de beoordelingscriteria en het functioneren van de examencommissie. Het gemiddelde van deze vijf stellingen was een 4,1 (op een vijfpuntschaal) De respondenten uit het Alumnionderzoek 2005 waardeerden de wijze van toetsen met 8.4 (op een tienpuntschaal). Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: DNOA toetst en beoordeelt op een bij een opleiding opera passende manier of de student de vereiste competenties heeft behaald door de halfjaarlijkse opera voorstelling als uitgangspunt te nemen voor een officiële en integrale beoordeling. Doordat alle vaste docenten en de artistiek leider zijn betrokken bij de beoordeling borgt de academie de objectiviteit van de beoordeling en kan iedereen vanuit zijn eigen discipline zijn mening geven over de geleverde prestaties en de ontwikkeling van elke student. Door in de eindexamencommissie ook de directeuren van de beide conservatoria en een externe gecommitteerde zitting te laten nemen zorgt DNOA er op een zorgvuldige wijze voor dat bij de beoordeling van het eindniveau ook niet direct bij de opleiding betrokkenen en experts vanuit het operawerkveld meebeslissen. De artistiek leider bespreekt met alle studenten individueel hun beoordeling en vermeldt daarbij de aandachtspunten waar de student gedurende de nieuwe les- en productieperiode aan moet werken. De studenten zijn tevreden over het toetsen en beoordelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 31
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor de opleiding als voldoende. Kennisontwikkeling rondom opera vindt plaats in de diverse (theorie)lessen over opera, via het jaarlijks instuderen en uitvoeren van opera’s en door het bijhouden van een logboek. Het programma is geheel afgestemd op de hedendaagse beroepspraktijk. Door het zelf kunnen uitvoeren van opera’s stelt de academie de studenten op een uitstekende manier in staat om de benodigde beroepsvaardigheden te ontwikkelen. DNOA zet ook regelmatig gastdocenten in voor onderdelen van het programma. Alle docenten en de artistiek leider hebben een groot netwerk in het (opera)werkveld. De studenten en alumni zijn zeer tevreden over de praktijkgerichtheid van de opleiding. In de beschrijvingen van de verschillende programmaonderdelen is duidelijk vermeld welke competenties daarbij met name aan de orde komen. De academie sluit met haar lesaanbod zeer nauw aan bij de specifieke wensen en behoeften van elke student afzonderlijk. Door het hele programma te volgen, kan de student de geformuleerde eindcompetenties bereiken. De studenten en alumni zijn tevreden over de mogelijkheden die het opleidingsprogramma hen biedt om de competenties te ontwikkelen. De opleiding biedt een zeer samenhangend programma aan. DNOA zorgt er door het grote aantal wekelijkse contactmomenten, aantal uren zelfstudie en intensieve begeleiding op een voor deze opleiding passende wijze voor dat de studenten het programma kunnen volgen en in de korte tijdsspanne van twee jaar het masterniveau kunnen bereiken. De studenten zijn positief over de studeerbaarheid van de opleiding. De opleiding zorgt er met een auditie van twee dagen op een goede en zorgvuldige manier voor dat alleen potentieel geschikte kandidaten starten met de opleiding. De opleiding zorgt er samen met de bacheloropleidingen van de beide conservatoria op een prima wijze voor, dat potentiële kandidaten zich in de basisklas alvast kunnen voorbereiden op delen van het programma. Het didactisch concept in de vorm van het zogenoemde ‘productiemodel’ is zeer passend bij de opleiding Opera en stelt de student goed in staat de vereiste eindcompetenties te verwerven. De gehanteerde werkvormen sluiten zeer nauw aan bij het gehanteerde ‘productiemodel’. De studenten zijn zeer tevreden over de wijze waarop ze de leerstof krijgen aangeboden en over de werkvormen. DNOA toetst en beoordeelt op een bij een opleiding opera passende manier of de student de vereiste competenties heeft behaald. De objectiviteit van de beoordeling is door de samenstelling van de (eind)examencommissie goed geborgd en de opleiding zorgt er op een prima wijze voor dat ook niet direct bij de opleiding betrokkenen en experts vanuit het operawerkveld meebeslissen over het gerealiseerde eindniveau. De studenten zijn tevreden over het toetsen en beoordelen. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel zeven facetten van het onderwerp ‘Programma’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 32
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen 3.1.1. Alle ‘vaste’ docenten van DNOA zijn afkomstig uit de beroepspraktijk of zijn er nog in werkzaam als bijvoorbeeld zanger, dirigent, regisseur, instrumentalist. Zij nemen hun ervaring continu mee naar de opleiding. Aan de docenten van DNOA worden dezelfde eisen gesteld als aan de docenten die op één van de beide conservatoria lesgeven: docenten komen alleen in aanmerking om les te geven wanneer ze in de beroepspraktijk een uitstekende staat van dienst hebben opgebouwd en over pedagogische kwaliteiten beschikken. (Zie daarover 3.3.) 3.1.2. DNOA beschikt over een docentenbestand dat de hele bandbreedte van de huidige operapraktijk dekt: van standaardrepertoire tot het nieuwste werk, van ervaring met muziektheater in engere zin tot ervaring met de theaterpraktijk in zijn algemeenheid. Een bijzondere plaats neemt daarbij de artistiek leider van DNOA in. Bij zijn aanstelling in 1999 hebben de beide conservatoria gekozen voor een ervaren en succesvolle operazanger uit de internationale operapraktijk. Zijn uitstekende netwerk in de internationale operawereld was tevens een belangrijk punt bij deze keuze, daar zijn netwerk DNOA kan dienen bij het zoeken naar passende gastdocenten voor het programma. Eén van de geïnterviewde studenten zei over de artistiek leider het volgende: ‘Het is erg belangrijk dat DNOA wordt geleid door een zanger die zelf zijn sporen heeft verdiend in de opera beroepspraktijk. De artistiek leider IS voor mij de beroepspraktijk. Hij is door zijn ervaring in staat de studenten van DNOA precies te laten zien hoe de beroepspraktijk werkt.’ 3.1.3. Bij het selecteren en aanstellen van nieuwe docenten wordt ook altijd gekeken naar de bestaande bezetting van de sectie of afdeling. De conservatoria/ de opleiding streven naar diversiteit in het docentencorps zodat studenten van verschillende ‘meesters’ kunnen leren en voor de begeleiding kunnen kiezen voor de docent die het beste bij hen past. (Zie ook onder 3.3.5) 3.1.4. De opleiding trekt zoals al eerder vermeld regelmatig vooraanstaande (internationale) gastdocenten aan voor specifieke onderdelen van het praktijkgerichte programma. Dit zijn zowel gastdocenten uit de wereld van de opera zoals operazangers, regisseurs en dirigenten als ook bijvoorbeeld theatermakers. Met deze laatste groep gastdocenten, die soms voor het eerst met operastudenten werken, wil de opleiding het vernieuwend denken van de studenten stimuleren. (Zie daarover 2.1.3.) Het auditteam is op basis van de CV’s van de docenten, de lijst van gastdocenten en de gesprekken tijdens de audit van mening dat alle betrokkenen uitstekende contacten hebben met de beroepspraktijk. Met elkaar dekken zij aantoonbaar het hele werkveld van de opera. Een groot aantal docenten is nu ook nog actief in de (opera)praktijk, anderen zijn dat heel lang geweest en hebben op basis daarvan een zeer groot netwerk opgebouwd in de wereld van opera, muziek en theater.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 33
Door voor speciale aspecten van het programma, zoals het uitvoeren van een opera-productie, het geven van workshops of masterclass, vooraanstaande (internationale) gastdocenten uit te nodigen zorgt de opleiding ervoor dat studenten les krijgen van of gecoacht worden door mensen uit de (opera)beroepspraktijk. Dat DNOA heeft gekozen voor het aantrekken van een artistiek leider uit de internationale operawereld, die zelf vele jaren in opera’s heeft gezongen, vindt het auditteam zeer goed. Ook in de gesprekken tijdens de audit is gebleken dat deze artistiek leider als geen ander weet wat een operazanger nodig heeft en hoe de beroepspraktijk in elkaar zit. Zijn eigen ervaringen en het grote netwerk waar hij nog steeds over beschikt bewijzen DNOA een grote dienst bij de realisatie van het programma, de nauwe aansluiting daarvan op de huidige (internationale) operapraktijk en bij het aantrekken van gastdocenten. 3.1.5. In de Studenttevredenheidsmonitor 2006-2007 waarderen de studenten de stelling ‘docenten houden voeling met de beroepspraktijk’ met een 4.64 (op een vijfpuntschaal) Oordeel: excellent Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als excellent en wel op grond van de volgende observaties: Alle betrokkenen bij de opleiding hebben uitstekende contacten met de (opera)beroepspraktijk en dekken met elkaar het hele werkveld van de opera af. Een groot aantal docenten is nog werkzaam in de praktijk of is daarin werkzaam geweest als bijvoorbeeld zanger, dirigent, regisseur, instrumentalist. Alle docenten beschikken over een groot netwerk in de relevante praktijk van opera, muziek en theater. De artistiek leider vervult door zijn enorme ervaring in de (internationale) operapraktijk en zijn uitgebreide netwerk, een belangrijke rol voor DNOA bij de realisatie van het programma en de aansluiting daarvan op de huidige (internationale) operapraktijk. DNOA trekt regelmatig vooraanstaande (internationale) gastdocenten aan voor specifieke onderdelen van het praktijkgerichte programma. Ook zij zorgen voor een zeer directe verbinding met de actuele beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 34
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen 3.2.1. DNOA is een kleine opleiding gemeten naar het aantal studenten (gemiddeld zeven per studiejaar). Vergeleken met de andere masteropleidingen van de twee conservatoria worden er in de twee studiejaren relatief veel lessen gegeven. Zoals al onder 2.4. is vermeld is het gemiddeld aantal contacturen 20 uur per week. 3.2.2. Voor de uitvoering van het programma heeft de opleiding voldoende docenten voorhanden. Daarnaast wordt regelmatig met gastdocenten gewerkt. De omvang aan docerend personeel is ongeveer 3,5 fte. Op een studentenpopulatie van 14 studenten is dat een ratio van 1:4 3.2.3. Een aantal lessen wordt gegeven door vaste docenten die speciaal voor DNOA een bepaalde methodiek hebben ontwikkeld, zoals het vak fysieke theatertraining. Andere docenten zoals bijvoorbeeld de zangdocenten of ensembledocenten zijn aan één van de beide conservatoria verbonden en geven binnen hun aanstelling ook les aan DNOA. Het auditteam is op grond van bovenstaande van mening dat de opleiding ruim voldoende personeel inzet om alle onderdelen van het programma met de gewenste kwaliteit te kunnen verzorgen. Studenten worden geacht in de korte tijdsspanne van twee jaar het operavak op masterniveau te leren beheersen. Door het grote aantal wekelijkse contacturen met veel coaching, individuele zangles en lessen in een kleine groep van gemiddeld zeven studenten per studiejaar, regelmatige inzet van gastdocenten en een student: docent ratio van 4:1, maakt de academie dat dit voor elke student in principe realiseerbaar is. De studenten en alumna die het auditteam sprak waren zeer tevreden over de persoonlijke aandacht en begeleiding die zij kregen. (Zie ook onder 4.2. ‘Studiebegeleiding’. ) Aandachtspunt vorige visitatie Intensivering van de betrokkenheid en de uitwisseling tussen DNOA en de moederinstituten. DNOA stelt dat de contacten goed zijn. Zoals al hierboven is vermeld werken veel van de docenten zowel op één van de beide conservatoria als bij de DNOA. Indien mogelijk en relevant wordt ook samengewerkt met andere disciplines binnen de hogescholen, zoals bijvoorbeeld de docenten (en studenten) van de Dansvakopleiding van Den Haag en docenten van de Theatervakschool van Amsterdam. Het auditteam constateert dat afspraken met betrekking tot aanstelling, bekostiging, werving en selectie personeel duidelijk zijn vastgelegd. In de praktijk blijkt de samenwerking goed te verlopen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 35
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding zet ruim voldoende personeel in om alle onderdelen van het programma met de gewenste kwaliteit te kunnen verzorgen. Door het grote aantal wekelijkse contacturen met veel coaching, individuele zangles en lessen in een kleine groep van gemiddeld zeven studenten per studiejaar, regelmatige inzet van gastdocenten en een student: docent ratio van 4:1 maakt de academie dat het behalen van het masterniveau in twee jaar in principe voor elke student realiseerbaar is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 36
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen 3.3.1. Zoals al onder 3.1. is beschreven zijn zowel de ‘vaste’ docenten als de gastdocenten actief in de beroepspraktijk en nemen die ervaring continu mee naar de opleiding. De ‘vaste’ docenten zijn in dienst van één van de twee conservatoria en hebben daar als docent inmiddels hun sporen verdiend. 3.3.2. D NOA eist van de ‘vaste’ docenten die lesgeven aan opleiding, dat zij over pedagogische kwaliteiten beschikken. De docenten die nu verbonden zijn aan de opleiding hebben over het algemeen een ruime leservaring. DNOA/de conservatoria beoordelen dit aspect bij potentiële nieuwe docenten door hen eerst een reeks proeflessen, een workshop of masterclass te laten geven. 3.3.3. Zoals al eerder vermeld heeft DNOA gekozen voor het productiemodel. Dat betekent dat in de productieperioden vaak gastregisseurs en gastdirigenten actief zijn. Zij werken met de studenten vrijwel op dezelfde wijze als ze in de eigen beroepspraktijk ook gewend zijn. Voor producties benadert DNOA alleen gastdocenten die een vooraanstaande positie innemen in de operapraktijk. Uitgebreide didactische scholing van deze gastdocenten is niet aan de orde. DNOA verwacht van hen juist dat zij de studenten confronteren met de mores, gewoonten en standaarden die in de beroepspraktijk gebruikelijk zijn. Vanzelfsprekend nemen zij wel meer tijd voor het repeteren en tijd voor het geven van feedback. DNOA stelt, dat de gastdocenten het een uitdaging moeten vinden om met jonge talentvolle zangers te werken. 3.3.4. Naast gastdocenten voor de producties trekt DNOA ook gastdocenten aan voor workshops en masterclasses. Ook zij moeten een vooraanstaande positie innemen in de relevante beroepspraktijk. Zij worden vaak in verband met een specialisme of bijzonder thema benaderd. In deze werkvorm gaat het in de regel om een kortstondig contact tussen de docent en de groep studenten en ook hierbij wordt zo veel mogelijk gewerkt conform de beroepspraktijk. 3.3.5. Zoals al onder 3.1. is vermeld wordt bij het selecteren en aanstellen van nieuwe docenten ook altijd gekeken naar de bestaande bezetting van de sectie of afdeling zodat studenten de mogelijkheid hebben van verschillende ‘meesters’ te leren. Studenten van DNOA kiezen over het algemeen zelf hun zangdocent, vrijwel altijd een (hoofdvak)docent verbonden aan één van de beide conservatoria. Bij de lessen ‘coaching opera’ zijn vier verschillende coaches betrokken, die allen een eigen benadering van het vak hebben. Studenten krijgen van alle vier de coaches les en werken zo met verschillende benaderingen. Bij het uitnodigen van gastdocenten voor producties streeft de opleiding naar variatie in repertoire keuze en uitvoering. De opleiding gaat daarbij ook flexibel in op de wensen van een groep studenten. Het auditteam is op basis van de CV’s van de docenten, de lijst van gastdocenten en de gesprekken tijdens de audit van mening dat alle betrokkenen over goede tot zeer goede kwaliteiten beschikken om het programma te verzorgen. Door voor specifieke onderdelen van het programma vooraanstaande gastdocenten aan te trekken en daarbij gebruik te maken van hun expertise in het vak, zorgt DNOA er op een goede manier voor dat het opleidingsprogramma op hoog niveau uitgevoerd kan worden. Door studenten zelf een zangdocent te laten kiezen biedt DNOA de student de mogelijkheid les te krijgen van de docent die hem op dat moment het meeste aanspreekt en/ of kan leren. Dat kan ook een docent zijn van buiten de conservatoria, zo is tijdens de audit gebleken. Studenten in Den
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 37
Haag kunnen ook kiezen om van meerdere zangdocenten les te krijgen. De wijze waarop de academie dit heeft georganiseerd vindt het auditteam zeer goed. Ook de inzet van meerdere coaches die allemaal met de student werken vindt het auditteam goed. Zo leert de student op een prima wijze om te gaan met de verschillende manieren om een rol gestalte te geven en om te gaan met verschillen in zienswijze. Dat komen zij straks in de ‘echte’ beroepspraktijk ook tegen. In het gesprek tijdens de audit kwam ook nog naar voren dat DNOA soms een gastdocent aantrekt voor één specifieke student die met een bepaalde vraag/ probleem zit. Dat vindt het auditteam bijzonder. Zoals al onder 3.1. is beschreven vindt het auditteam de keuze voor een artistiek leider uit de internationale operawereld zeer goed. Zijn inbreng in de academie is voor de realisatie van het programma van groot belang en hij doet dat op een uitstekende manier en naar grote tevredenheid van alle interne en externe betrokkenen, zo constateert het auditteam. 3.3.6. De kwaliteit van het personeel wordt primair bewaakt door de artistiek leider van DNOA en de directeuren van de beide conservatoria. De gastdocenten kent de artistiek leider veelal vanuit de uitvoeringspraktijk. De artistiek leider woont veel workshops en repetities bij. Op basis hiervan en van de feedback van studenten en docenten die over het algemeen direct aangeven of een masterclass, een workshop of les wel ‘loopt’, zorgt hij dat de kwaliteit van het te realiseren programma gewaarborgd is en blijft. Tijdens de audit is met de artistiek leider en de docenten gesproken over de bewaking van de kwaliteit van de docenten. Inmiddels zijn de directeuren van het conservatorium van Den Haag en Amsterdam de eerste ronden van functioneringsgesprekken gestart met alle docenten. Met docenten met een kleine aanstelling (zoals o.a. degenen die zijn verbonden aan DNOA) hebben deze gesprekken nog niet plaatsgevonden. Maar in 2008 zullen ook zij aan bod komen. Daarnaast, zo bleek ook in het gesprek tijdens de audit, heeft de artistiek leider goed zicht op de gang van zaken in de lessen. Eventuele signalen worden door hem direct opgepikt. Er was echter tot nu toe weinig tot geen bijsturing nodig. Dat blijkt ook uit de grote tevredenheid van de studenten over de kwaliteit van de docenten in het studenttevredenheidsonderzoek (zie onder 3.3.7.) en uit het enthousiasme waarmee de studenten tijdens de audit over hun docenten spraken. 3.3.7. Uit de Studenttevredenheidsmonitor 2006-2007 blijkt, dat de studenten over de docenten zeer te spreken zijn. Alle vijf de stellingen leveren hoge scores. Docenten zijn deskundig, houden voeling met de beroepspraktijk, zijn didactisch onderlegd, inspirerend, behulpzaam en bereikbaar. De gemiddelde score van de stellingen over de docenten was een 4.62 (op een vijfpuntschaal) De alumni van de studiejaren 2001-2004 waardeerden in het Alumnionderzoek 2005 de hoofdvakdocenten met gemiddeld een 7.9 (op een tienpuntschaal) Aandachtspunt vorige visitatie Intensivering van de betrokkenheid en de uitwisseling tussen DNOA en de moederinstituten. DNOA meldt dat er regelmatig contact is tussen de artistieke leider en de directies van de conservatoria. Zoals al eerder beschreven werken de meeste docenten zowel op één van de beide conservatoria als bij DNOA. Voor de dagelijkse contacten met de docenten binnen DNOA en de gang van zaken in de lessen is de artistiek leider verantwoordelijk. Daarnaast zijn de directeuren gestart met het houden van functioneringsgesprekken. In de gesprekken tijdens de audit heeft het auditteam kunnen constateren dat de samenwerking tussen de beide directeuren en de artistiek leider goed verloopt. Ook de docenten van de beide Conservatoria lieten blijken goed met elkaar samen te werken. Er was geen onderlinge rivaliteit merkbaar en iedereen voelde zich zeer betrokken bij de opleiding en verantwoordelijk voor de kwaliteit daarvan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 38
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De docenten, gastdocenten en de artistiek leider beschikken allen over goede tot zeer goede kwaliteiten om het programma te verzorgen. Met name de inbreng van de artistiek leider met zijn jarenlange operaervaring is voor de realisatie van het programma van groot belang en hij doet dat op een uitstekende manier. Door voor specifieke onderdelen van het programma vooraanstaande gastdocenten aan te trekken en gebruik te maken van hun expertise in het vak, zorgt DNOA er op een goede manier voor dat het opleidingsprogramma op hoog niveau uitgevoerd wordt. DNOA zorgt er goed voor dat studenten van verschillende meesters kunnen leren. Elke student krijgt de gelegenheid zijn eigen zangdocent(en) te kiezen en dus les te krijgen van de docent die hem op dit moment het meeste aanspreekt en/ of kan leren. Studenten worden gecoacht door vier verschillende coaches die allen hun eigen benaderingwijze hebben. De directeuren van de beide conservatoria zijn gestart met het houden van functioneringsgesprekken. Daarnaast heeft de artistiek leider goed zicht op de gang van zaken in de lessen en de kwaliteit van de (gast)docenten. Eventuele signalen vangt hij snel op. Tot nog toe was weinig tot geen bijsturing nodig. De studenten en alumni zijn zeer tevreden over de kwaliteit van alle docenten.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende. Alle betrokkenen bij de opleiding (de artistiek leider, de docenten en de gastdocenten) hebben uitstekende contacten met de (opera)beroepspraktijk en dekken met elkaar het hele werkveld van de opera. De opleiding zet ruim voldoende personeel in om alle onderdelen van het programma met de gewenste kwaliteit te kunnen verzorgen zodat het behalen van het masterniveau in twee jaar in principe voor elke student realiseerbaar is. De docenten, gastdocenten en de artistiek leider beschikken allen over goede tot zeer goede kwaliteiten om het programma te verzorgen. Studenten kunnen van verschillende meesters leren. De directeuren van de beide conservatoria zijn gestart met het houden van functioneringsgesprekken en de artistiek leider heeft goed zicht op de gang van zaken in de lessen en de kwaliteit van de (gast)docenten. De studenten en alumni zijn zeer tevreden over de kwaliteit van alle docenten. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp ‘Personeel’ als goed en één als excellent. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 39
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen 4.1.1. De opleiding wordt deels verzorgd in Den Haag en deels in Amsterdam. Op maandag worden de lessen gegeven in Den Haag, op de andere dagen in Amsterdam. Naar de mening van DNOA heeft de samenwerking tussen beide conservatoria, afgezien van het reizen, op het terrein van de voorzieningen louter voordelen. 4.1.2. De faciliteiten van de beide conservatoria vullen elkaar goed aan, waardoor DNOA over goede faciliteiten beschikt. Het CvA heeft repetitieruimten, waaronder een goed geoutilleerde operastudio, een bewegingszaal en een concertzaal. Het KC heeft een eigen theater naar professionele maatstaven ingericht en bemand, geschikt voor het uitbrengen van operaproducties. Naast de specifieke faciliteiten die voor de operaopleiding zijn gereserveerd, maken opleiding en studenten gebruik van de andere faciliteiten van beide conservatoria, zoals ict-voorzieningen en de bibliotheken. Ook de Sweelinckcollectie oude instrumenten van het CvA is beschikbaar voor de muzikale begeleiding van een opera op authentieke instrumenten. Zo wordt met enige regelmaat een fortepiano uit de collectie voor een operaproject gebruikt. 4.1.3. Met ingang van het studiejaar 2008 – 2009 betrekt het CvA haar nieuwbouw op het Oosterdokseiland vlakbij het Centraal Station van Amsterdam. Dit gebouw, specifiek ontworpen voor muziekonderwijs, zal de voorzieningen voor DNOA zeker ten goede komen. 4.1.4. Voor het uitbrengen van de twee operaproducties stellen de beide conservatoria een productiebudget beschikbaar van in totaal € 125.000. Dit zijn geen bedragen waarmee DNOA zich qua budget kan meten met professionele operagezelschappen. Maar binnen de kaders van het kunstvakonderwijs is het een grote investering, hetgeen aangeeft hoe zeer beide conservatoria belang hechten aan de opleiding. 4.1.5. In het studenttevredenheidsonderzoek 2006-2007 gaven de studenten een iets mindere beoordeling voor de faciliteiten (acht stellingen) dan voor stellingen rondom het programma en het personeel, maar het is wel ruim voldoende met een gemiddelde van 3,56 (op een vijfpuntschaal). De stelling die specifiek betrekking heeft op de onderwijsruimten, is voldoende, maar het is wel de laagste scores van de enquête: 3.21. De vakspecifieke faciliteiten krijgt een iets hogere score: 3.46. In het alumnionderzoek 2005 onder de studenten van 2001 – 2004 kwam naar voren, dat alumni de faciliteiten waardeerden met gemiddeld een 5.6. op een tienpuntschaal. De opleiding meent dat deze relatief lage waardering wordt veroorzaakt omdat het programma van DNOA verspreid is over twee locaties. De opleiding concludeert dat het ongemak van het reizen waarschijnlijk zwaarder heeft gewogen in het oordeel over de faciliteiten in het algemeen dan de waardering voor de beschikbaarheid van een volledig geëquipeerde theaterzaal, waarvoor ze op maandag naar de locatie Den Haag moesten. Het auditteam is op basis van eigen waarneming van mening, dat de voorzieningen van de academie op beide locaties goed toereikend zijn voor de realisatie van het programma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 40
Door de samenwerking van de beide conservatoria en het delen van de voorzieningen heeft de academie alles wat nodig is voor het kunnen bieden van een zeer goede operaopleiding. Met name het nieuwe gebouw van het Conservatorium van Amsterdam is zeer goed toegesneden op de huidige wensen en eisen aan een muziekvak- c.q. operaopleiding. In de bibliotheken van de beide conservatoria is een ruime collectie aanwezig van actuele en relevante muziek- en operaliteratuur, bladmuziek, naslagwerken en dvd’s. Het feit dat de beide conservatoria jaarlijks budget ter beschikking stellen voor het kunnen uitvoeren van twee operaproducties acht het auditteam heel bijzonder en zeer effectief. Op deze manier worden de studenten in staat gesteld in een zo authentiek mogelijke situatie alles te leren wat zij nodig hebben voor het kunnen uitvoeren van opera’s. Tijdens de audit is met de docenten en de artistiek leider ook gesproken over de uitkomsten van de tevredenheidsmetingen onder de studenten en alumni met betrekking tot de materiële voorzieningen. De academie houdt zoveel mogelijk rekening met het feit dat de studenten wekelijks moeten reizen van Amsterdam naar Den Haag of omgekeerd. De roosters zijn daarop afgestemd en studenten hoeven nooit op één dag op beide locaties te zijn. Studenten kunnen ook te allen tijde met hun opmerkingen en met speciale verzoeken bij de docenten en/of de artistiek leider terecht. Ten tijde van de repetities voor de operaproducties geldt een aangepast rooster. Aandachtspunt vorige visitatie Intensivering van de betrokkenheid en de uitwisseling tussen DNOA en de moederinstituten. Zoals al hierboven is vermeld krijgen de studenten zowel op de locatie in Den Haag als in Amsterdam les en vullen de faciliteiten van de beide conservatoria elkaar goed aan, waardoor DNOA over goede faciliteiten beschikt. Het auditteam is zoals hierboven gezegd van mening dat door de samenwerking van de beide conservatoria en het delen van de voorzieningen de academie alles heeft wat nodig is voor het kunnen bieden van een zeer goede operaopleiding. Het jaarlijks beschikbaar gestelde budget door de twee conservatoria kan ook gezien worden als een bijzonder aspect van een goede samenwerking. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De voorzieningen van de academie op beide locaties zijn goed toereikend voor de realisatie van het programma. Door de samenwerking van de beide conservatoria en het delen van de voorzieningen heeft de academie alles wat nodig is voor het kunnen bieden van een zeer goede operaopleiding. In de bibliotheken van de beide conservatoria is een ruime collectie aanwezig van actuele en relevante muziek- en operaliteratuur, bladmuziek, naslagwerken en dvd’s. De beide conservatoria stellen jaarlijks budget ter beschikking voor het kunnen uitvoeren van twee operaproducties en stellen op deze manier de studenten in staat in een zo authentiek mogelijke situatie alles te leren wat zij nodig hebben voor het kunnen uitvoeren van opera’s. Het auditteam vindt dat heel bijzonder en zeer effectief. Studenten zijn, afgezien van het feit dat zij wekelijks moeten reizen, tevreden over de voorzieningen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 41
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen 4.2.1. De docenten en artistieke leiding hebben vrijwel dagelijks contact met de studenten. De begeleiding vindt plaats in en om de lessen. In groepslessen en ensembles wordt gezamenlijk gewerkt en gepresteerd. Ook in de individuele lessen waar de student één op één les krijgt of wordt gecoacht is de begeleiding intensief. De zangles is een individuele aangelegenheid waarbij de persoonlijke relatie tussen docent-student een grote rol speelt. Zoals al onder 3.3. is vermeld kiezen studenten over het algemeen zelf hun zangdocent, vrijwel altijd een (hoofdvak)docent verbonden aan één van de beide conservatoria. Bij de lessen ‘coaching opera’ zijn vier verschillende coaches betrokken, die allen een eigen benadering van het vak hebben. De studenten krijgen van alle vier de docenten les en werken zo met verschillende benaderingen. Tijdens een productieperiode ontsnapt niet veel aan de aandacht van regisseur of dirigent. De sfeer op de opleiding is prestatiegericht, maar tegelijk informeel: studenten kunnen makkelijk hun wensen, ideeën of problemen ter sprake brengen. De samenwerking in de groep vraagt om een grote openheid, inbreng en collegialiteit. Een student die (tijdelijk) minder presteert wordt snel opgemerkt door collega-studenten, de docenten of de artistiek leider. Wanneer een student met een bepaald aspect van het vak moeite heeft, dan wordt hier tijdens de lessen en de begeleiding extra aandacht aan besteed. 4.2.2. Een aparte positie in de studiebegeleiding neemt de artistieke leider in. Hij voert regelmatig gesprekken met alle studenten, vangt snel signalen op. Of het nu gaat om een blessure, een artistieke kwestie of privé problemen. Indien nodig wordt er actie ondernomen. (zie ook 4.2.3.) 4.2.3. Indien een student behoefte heeft aan persoonlijke of fysieke begeleiding kan een beroep worden gedaan op de studentendecaan, de studentenpsycholoog, een docent Feldenkrais en een paramedisch team. 4.2.4. In het kunstvakonderwijs lopen onderwijzen, begeleiden en beoordelen snel in elkaar over. Bij DNOA is dat niet anders. Wanneer een bepaald aspect aan spel of zang nog niet goed is, krijgt de student uiteraard direct feedback. Dit maakt op een vanzelfsprekende en functionele manier deel uit van het leerproces. Om te voorkomen dat deze processen oncontroleerbaar verlopen heeft de opleiding bewust officiële beoordelingsmomenten in het programma opgenomen. Hierdoor is de studiebegeleiding vooral gericht op begeleiden en voortdurend verbeteren en coachen, terwijl toch ten minste vier keer in de opleiding een integrale beoordeling volgt waar alle onderdelen van het vak (competenties) en met name de prestaties tijdens de productie in samenhang worden besproken. (zie hierover onder 2.8. ‘Beoordeling en Toetsing’) In de gesprekken tijdens de audit met de artistiek leider en de docenten is ook de begeleiding bij de studie aan de orde geweest. Het auditteam heeft kunnen constateren dat iedereen zeer betrokken is bij de studenten en goed volgt hoe het met elke student gaat. Ook het kleine aantal studenten per studiejaar brengt met zich mee dat iedereen elke student kent. De artistiek leider vervult in de contacten met de studenten een bijzondere en belangrijke (coördinerende) rol.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 42
Dat de opleiding naast de vele intensieve en zeer persoonlijke contactmomenten een aantal malen per jaar afstand neemt en overgaat tot het geven van een officiële beoordeling acht het auditteam van groot belang. Daarmee geeft de opleiding de student duidelijkheid waar hij staat in zijn ontwikkeling en waaraan hij nog moet werken. Daarnaast zijn de docenten ook heel reëel over de ‘harde’ buitenwereld waar de studenten in terecht zullen komen. Goede prestaties tijdens de opleiding garanderen nog geen succes en een mooie carrière. Daarom beschermen zij de studenten niet te veel, zijn eerlijk in hun oordeel en leren de studenten stevig en zelfstandig op hun benen te staan. Het ‘familiegevoel’ dat er bestaat bij DNOA staat daarbij niet in de weg. De studenten die het auditteam sprak waren zeer tevreden over de persoonlijke aandacht en begeleiding die zij krijgen. 4.2.6. De informatievoorziening naar de studenten loopt voornamelijk via het secretariaat van de DNOA. Op de website en intranet staat algemene informatie over het programma en de toelating. Informatie over roosters, lokalen, projecten, repetitieschema’s, masterclasses wordt allemaal via het secretariaat gecommuniceerd. In verband met het intensieve programma van DNOA dienen studenten voor de lessen en voor de projecten vrijwel dagelijks op de opleiding aanwezig te zijn. Dat is een groot voordeel voor de interne communicatie. Studenten zijn makkelijk bereikbaar en de totale groep studenten is overzichtelijk qua omvang. Het auditteam is op basis van bovenstaande van oordeel dat de informatievoorziening aan de studenten goed geregeld is . Studenten krijgen alle informatie die zij nodig hebben voor een optimaal verloop van hun studie. 4.2.7. Uit de studenttevredenheidsmonitor 2006-2007 kwam naar voren dat studenten zeer tevreden zijn over (individuele) studiebegeleiding (twee stellingen) en de communicatie (vijf stellingen), met respectievelijk gemiddelden van 3.99 en 3.92 (op een vijfpuntschaal). Eén van de door de opleiding geïnterviewde studenten uit het tweede studiejaar zei over de begeleiding door de docenten en de staf “you can come in to talk at any time or you can make an appointment; basically, DNOA listens to its students and is happy to give feedback or discuss your future at all times.” Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De artistiek leider, de coaches, de zangdocenten en de andere (gast)docenten zijn allen zeer nauw betrokken bij de studievoortgang van elke student en volgen goed hoe het met elke student gaat. De artistiek leider vervult hierin een bijzondere en belangrijke (coördinerende) rol. De opleiding neemt een aantal malen per jaar ‘afstand’ om de studenten officieel te beoordelen op hun competenties, zodat zij weten waaraan zij nog moeten werken. Ondanks de grote betrokkenheid bij elke individuele student zijn de docenten in staat niet te veel bescherming te bieden, eerlijk te zijn in hun oordeel en de studenten te leren stevig en zelfstandig op hun benen te staan en zich voor te bereiden op de ‘harde’ wereld die hen te wachten staat na de opleiding. De informatievoorziening aan de studenten is goed. Studenten zijn zeer tevreden over de (individuele) begeleiding en de informatievoorziening/ communicatie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 43
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor de opleiding als voldoende.
Door de samenwerking van de beide conservatoria en het delen van de voorzieningen heeft de academie alles wat nodig is voor het kunnen bieden van een zeer goede operaopleiding. Met de budgettaire mogelijkheid voor het jaarlijks kunnen uitvoeren van twee operaproducties stellen de twee conservatoria de studenten in staat in een zo authentiek mogelijke situatie alles te leren wat zij nodig hebben voor het kunnen uitvoeren van opera’s. Studenten zijn afgezien van het feit dat zij wekelijks moeten reizen, tevreden over de voorzieningen. De artistiek leider, de coaches, de zangdocenten en de andere (gast)docenten zijn allen zeer nauw betrokken bij de studievoortgang van elke student en volgen goed hoe het met elke student gaat. De informatievoorziening aan de studenten is goed. Studenten zijn zeer tevreden over de (individuele) begeleiding en de informatievoorziening/ communicatie.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Voorzieningen” als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 44
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen 5.1.1. DNOA is een kleinschalige opleiding met grote aandacht en zorg voor kwaliteit. Niet in de vorm van procedures of handboeken, maar vooral tijdens het onderwijsproces zelf. Wanneer de organisatie niet goed loopt, bijvoorbeeld een niet kloppend repetitieschema, dan trekken de studenten direct aan de bel. Ook inhoudelijk krijgt de opleiding feedback. Een minder geslaagde workshop is snel bij de leiding bekend en een geslaagde ook. In voortdurende interactie met studenten, docenten en betrokkenen uit het werkveld is de opleiding in 10 jaar steeds verder verbeterd en het resultaat is naar de mening van DNOA een uitdagend en evenwichtig curriculum. Een algemene kritiek op een dergelijk ‘ informeel’ systeem is, dat het vooral reageert op problemen en dat oplossingen ad hoc worden bedacht. Daarom maakt DNOA de laatste jaren waar mogelijk gebruik van kwaliteitszorginstrumenten die voorhanden zijn binnen het CvA en KC, zodat ook meer objectieve gegevens beschikbaar zijn. 5.1.2. In voorjaar 2005 is een alumnionderzoek gehouden onder afgestudeerden van DNOA. Afgestudeerden van de jaren 2002, 2003 en 2004 zijn benaderd. Van de 25 afgestudeerden hebben er uiteindelijk 16 meegedaan aan deze telefonische enquête. Het doel van het onderzoek was om inzicht te krijgen in de aansluiting van de voortgezette opleiding op de beroepspraktijk, het oordeel van de afgestudeerde over deze aansluiting, de beoordeling van de eigen ontwikkeling en de tevredenheid met betrekking tot docenten, programma, organisatie en voorzieningen. DNOA gaat een tevredenheidsonderzoek onder alumni elke vier jaar herhalen. 5.1.3. Studenten van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten vullen met ingang van het studiejaar 2006-2007 de tweejaarlijkse studententevredenheidsmonitor in. In dat kader is ook aan alle studenten van DNOA gevraagd een vragenlijst in te vullen. De vragen met betrekking tot allerlei aspecten van het studieprogramma, de docenten en de faciliteiten zijn in de vorm van stellingen voorgelegd. Studenten konden op een vijfpuntsschaal aangeven in hoeverre ze het met de stelling eens of oneens waren. DNOA gaat deze studenttevredenheidsmonitor elke twee jaar uitvoeren. Het auditteam heeft kennis genomen van de verschillende manieren waarop DNOA evalueert of de studenten en oud-studenten tevreden zijn over de opleiding. Het auditteam heeft in de gesprekken met de studenten en docenten kunnen constateren dat alle betrokkenen bij DNOA door de korte en informele lijnen die er binnen deze kleine opleiding zijn, signalen snel oppikken en voortdurend kritisch kijken naar wat er nog verbeterd/ veranderd kan worden. Met het houden van officiële tevredenheidsonderzoeken zorgt de academie er naar de mening van het auditteam op een doeltreffende manier voor dat de interne kwaliteit van de opleiding ook periodiek op een systematische manier gemeten wordt en in beeld wordt gebracht. 5.1.4. De tevredenheid van de docenten over de kwaliteit van de opleiding komt o.a. aan de orde tijdens de overleggen die het kernteam wekelijks heeft. De lijnen zijn kort en opmerkingen/wensen van alle betrokken docenten zijn daardoor snel bekend bij de anderen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 45
5.1.5. Zoals al eerder beschreven zijn de contacten met het werkveld veelvuldig en veelzijdig, Alle docenten beschikken over een groot netwerk. Gastdocenten die worden uitgenodigd voor het geven van gastlessen, wordt ook gevraagd naar hun mening over (de interne kwaliteit van) de opleiding. De artistiek leider vervult hierin een belangrijke en coördinerende rol. Recentelijk heeft DNOA een aantal belangrijke mensen uit het werkveld en een aantal alumni geïnterviewd en expliciet naar hun mening over de operaopleiding gevraagd. Zoals al hierboven is beschreven heeft het auditteam in de gesprekken met o.a. de docenten kunnen constateren dat alle betrokkenen bij DNOA door de korte lijnen die er zijn binnen deze kleinschalige opleiding, signalen snel oppikken. Ook met het professionele veld spreken de docenten regelmatig informeel over (de kwaliteit van) de operaopleiding. DNOA heeft (nog) geen plannen om ook onder docenten en werkveld systematisch onderzoek te gaan doen, zo is tijdens de audit gebleken. Het auditteam is evenwel van mening dat dit de academie zou kunnen helpen bij het op een gestructureerde wijze in beeld brengen wat deze geledingen vinden van de kwaliteit van de opleiding. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De lijnen binnen deze kleinschalige opleiding zijn kort en alle betrokkenen pikken signalen die er komen van studenten en (gast)docenten snel op en kijken kritisch naar wat er nog veranderd/ verbeterd kan worden. DNOA zorgt er door middel van officiële tevredenheidsonderzoeken onder studenten en alumni op een doeltreffende manier voor dat hun tevredenheid over de interne kwaliteit van de opleiding ook op een systematische wijze wordt gemeten en in beeld wordt gebracht. De contacten met het werkveld zijn veelzijdig en veelvuldig. Alle docenten beschikken over een groot netwerk in het (opera)werkveld waarmee ook informeel gesproken wordt over de kwaliteit van de opleiding. DNOA heeft (nog) geen plannen om ook onder docenten en werkveld systematisch onderzoek te gaan doen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 46
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen 5.2.1. Bij facet 5.1 is vermeld dat de feedback die de opleiding krijgt van studenten en docenten meestal heel direct en concreet is. Verbeteringen of veranderingen worden vaak doorgevoerd zonder dat betrokkenen van de opleiding denken in termen van kwaliteitszorg of verbeterprojecten. Aan de hand van de informele contacten met de studenten, de (gast)docenten en het werkveld en de uitkomsten van de officiële evaluaties onder studenten en alumni heeft de opleiding waar nodig maatregelen tot verbetering genomen. 5.2.2. Zoals al in de inleiding is beschreven heeft de commissie Horsbrugh in het aanvullende onderzoek aan de Conservatoria in 2004 ook DNOA bezocht en beoordeeld. De commissie had een drietal aanbevelingen. In de bestuurlijke reactie van maart 2005 heeft DNOA gemeld op welke wijze zij ingaat op deze aanbevelingen: de directe relaties met de beroepspraktijk versterken: DNOA onderhoudt op verschillende fronten structureel relaties met de beroepspraktijk. Docenten zijn naast hun onderwijstaken in het professionele wereld werkzaam, studenten werken in lessen en workshops met kunstenaars uit het werkveld die als gastdocent optreden en in de tweejaarlijkse operaproducties worden regisseurs en dirigenten uit de beroepspraktijk aangetrokken. Deze personen worden allen nauw betrokken bij het leerproces van de studenten en zorgen voor een direct verband met de beroepspraktijk. Daarnaast vormt de beroepspraktijk waar alumni werken de belangrijkste band met DNOA. de positionering van het programma in het brede veld van muziektheater en aangrenzende ontwikkelingen: De positionering van het programma van DNOA wordt zichtbaar door de repertoirekeuze. Door voor een afwisselend programma te kiezen werkt elke student in de twee jaar van zijn studie aan vier zeer verschillende producties . Het muzikale uitgangspunt is historisch bewust en geldt voor alle stijlperioden. Het dramatisch/scenische uitgangspunt is bij elk repertoire gebaseerd op de jongste ontwikkelingen. DNOA slaagt er altijd in vernieuwende producties op de planken te brengen die gebruik maken van de nieuwste ontwikkelingen, de nieuwste media en dito productietechnieken de intensivering van het contact met de moederinstituten CvA en KC: Het overgrote deel van de studenten komt van de beide moederinstituten. Zowel in Den Haag als Amsterdam worden potentiële DNOAstudenten in het vierde jaar bachelor Zang in staat gesteld de basisklas Opera onder leiding van de artistiek leider van DNOA te volgen. Ook organiseert Den Haag een ‘operaweekend’ waar lagere jaars kunnen kennis maken met deze kunstvorm. Amsterdam zal volgen. Zangstudenten van CvA en KC krijgen in het eerste jaar van de bacheloropleidingen dramalessen. Naast de contacten met de twee conservatoria heeft DNOA ook contact met de overige faculteiten die vallen onder de beide hogescholen, zoals de Dansvakopleiding in Den Haag en de Theaterschool in Amsterdam. Dansstudenten worden waar mogelijk en wenselijk ingeschakeld bij DNOA producties. Docenten van de Theaterschool geven ook les aan DNOA en ook aan de bachelorstudenten van de beide conservatoria. De inbedding van DNOA in beide moederinstituten is hiermee grondig gerealiseerd Zoals al in de inleiding is vermeld is deze reactie na twee jaar nog volledig in lijn met de huidige koers van de opleiding. 5.2.3. Om DNOA als master te laten accrediteren heeft de opleiding de opleidingsdocumenten opnieuw tegen het licht gehouden en waar nodig geëxpliciteerd en geactualiseerd. Zo heeft de opleiding een opleidingsprofiel opgesteld in de vorm van competenties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 47
Daardoor kon de relatie tussen deze eindkwalificaties (de competenties), het studieprogramma en het masterniveau (Dublin Descriptoren) beter worden geëxpliciteerd. Een voorgenomen volgende stap is dat in de halfjaarlijkse integrale beoordelingen deze competenties als uitgangspunt worden genomen. Dit zal voor het eerst gebeuren in januari 2008 naar aanleiding van de voorstellingen in december 2007 van de opera ‘Dialogues des Carmélites’. Een ander gevolg daarvan is dat de onderwijs en examenregeling (OER) hierop zal worden aangepast en vernieuwd. 5.2.4. Het Alumnionderzoek 2005 en de Studenttevredenheidsmonitor 2006-2007 hebben de opleiding een indicatie gegeven van de kwaliteit van de uitvoering van het onderwijsprogramma. Zowel de alumni als de zittende studenten hebben zich positief tot zeer positief uitgelaten over de verschillende aspecten van de opleiding. De alumni waardeerden de opleiding met het cijfer 8.3 en de zittende studenten met het cijfer 8.5. Voor de opleiding is dat een bevestiging van de gekozen aanpak en uitvoering. Veranderingen of verbeteracties zijn op grond van de resultaten van deze enquêtes niet nodig en niet te verwachten. Het enige aspect dat achterbleef bij de andere facetten waren de faciliteiten. Daarnaast waren de alumni nog van mening dat de opleiding meer aandacht zou mogen besteden aan de ondernemende vermogens. Met betrekking tot de voorzieningen is de verwachting van DNOA dat de nieuwbouw in Amsterdam een bijdrage zal leveren aan een hogere score op dit aspect in de toekomst. Zoals al onder 2.2.7. is beschreven is met de artistiek leider en de docenten ook de opmerking van de alumni over de aandacht binnen de opleiding voor ‘ondernemerschap’ en hun behoefte aan informatie hierover op het moment dat ze hun eigen werkzaamheden moeten gaan regelen, aan de orde gesteld. DNOA denkt na over de manier waarop ze dit zou kunnen organiseren. Het auditteam heeft tijdens de audit kunnen constateren dat DNOA door de jaren heen noodzakelijke verbeteringen heeft aangebracht en nog steeds kritisch bekijkt wat nog verbeterd of veranderd kan worden. Het auditteam is van mening dat DNOA hiermee aantoont een dynamische organisatie te zijn, die openstaat voor het voortdurend optimaliseren van de interne kwaliteit van de opleiding. Dat de academie geen officieel kwaliteitszorgplan/verbeterplan heeft opgesteld, heeft er niet toe te geleid dat er geen noodzakelijke verbetermaatregelen genomen zijn/worden. Het auditteam is wel van mening dat (beknopte) vastlegging van wat er gebeurt belangrijk is om de kwaliteitscyclus voor alle betrokkenen inzichtelijk te maken. Ook het auditteam constateert op basis van de gesprekken met de docenten en studenten en de uitkomsten van de evaluaties dat de studenten, alumni en docenten weinig tot niets meer te wensen hebben. Ze zijn allemaal zeer tevreden over de kwaliteit van de opleiding. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: DNOA toont aan een dynamische organisatie te zijn die openstaat voor het voortdurend optimaliseren van de interne kwaliteit van de opleiding en treft naar aanleiding van de feedback van studenten, alumni, docenten en professionals uit het (opera)werkveld waar nodig verbetermaatregelen. DNOA heeft (nog) geen officieel kwaliteitszorgplan/ verbeterplan opgesteld, maar dit heeft er niet toe geleid dat er geen noodzakelijke verbetermaatregelen genomen zijn/worden. Wanneer DNOA de kwaliteitscyclus ook nog (beknopt) zou vastleggen, zodat deze voor alle betrokkenen inzichtelijk wordt, zou het auditteam dit facet kwalificeren met een ‘goed’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 48
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen 5.3.1. Studenten zijn betrokken via het tevredenheidsonderzoek, de evaluatiegesprekken die regelmatig plaatsvinden en natuurlijk door de meer informele mogelijkheden om kritiek, klachten en wensen naar voren te brengen. Uit het gesprek tijdens de audit kwam naar voren dat DNOA geen eigen Opleidingscommissie (OC) kent. De beide Conservatoria hebben elk één OC voor alle muziekstudenten van het betreffende Conservatorium, die de OER van het Conservatorium (inclusief DNOA) vaststelt. In de OC kunnen docenten en studenten van de operaopleiding in principe ook terecht wanneer zij zaken aangaande hun eigen opleiding zouden willen aankaarten. In de praktijk bespreken de docenten en studenten hun opmerking evenwel direct (informeel) met de betrokkenen bij de opleiding. Ook hebben beide Conservatoria een Medezeggenschapsraad. De studenten, die het auditteam sprak voelden zich zeer betrokken bij de opleiding. Het was voor hen alsof ze één grote familie waren. Als er iets was konden zij altijd terecht bij de docent of de artistiek leider. Toch lijkt het het auditteam raadzaam dat de academie nadenkt over een officieel en eigen DNOA overlegorgaan voor docenten en studenten, voor het geval er eens een keer iets binnen de opleiding minder prettig verloopt waarover studenten en/of docenten overleg willen en/of waarover een officieel besluit genomen moet worden. 5.3.2. Alumni hebben via het Alumnionderzoek 2005 kunnen reflecteren op de opleiding en DNOA zal een dergelijk onderzoek elke vier jaar gaan herhalen. Daarnaast denkt de academie na over het opzetten van een ‘Alumni-club’. 5.3.3. DNOA kent een groep van kerndocenten, die wekelijks met elkaar overleg hebben. De overige docenten zitten hier als een buitenkring omheen en worden o.a. via e-mail op de hoogte gehouden van gemaakte afspraken. In het gesprek tijdens de audit met de artistiek leider en de docenten kwam naar voren dat iedereen zich zeer nauw betrokken voelt bij de interne kwaliteit van de opleiding. 5.3.4. Het beroepenveld loopt allereerst via de docenten en gastdocenten op de opleiding rond en is op deze wijze nauw bij de interne kwaliteit betrokken. Tevens betrekt DNOA professionals uit het werkveld bij de examens als externe gecommitteerde. DNOA kent geen officiële Beroepenveldcommissie, maar heeft veelvuldige en veelzijdige contacten met het beroepenveld en overlegt met professionals uit het veld over (de interne kwaliteit van) de opleiding. (Zie hierover ook onder 1.1. en 2.1.)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 49
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: DNOA betrekt op informele wijze studenten, alumni, docenten en beroepenveld bij de interne kwaliteit van de opleiding. De beide Conservatoria hebben een Opleidingscommissie en een Medezeggenschapsraad waar in principe ook zaken met betrekking tot de operaopleiding van DNOA kunnen worden besproken. DNOA kent geen eigen officieel overlegorgaan. Daarnaast kunnen studenten en alumni nog officieel hun mening geven over de kwaliteit van de opleiding via het periodieke tevredenheidsonderzoek en zijn de docenten van het kernteam in het wekelijkse overleg nauw betrokken bij de kwaliteit van de opleiding. De overige docenten worden o.a. via de e-mail geïnformeerd over gemaakte afspraken. Docenten en studenten voelen zich zeer nauw betrokken bij de kwaliteit van de opleiding.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor de opleiding als voldoende. DNOA toont aan een dynamische organisatie te zijn die openstaat voor het voortdurend optimaliseren van de interne kwaliteit van de opleiding en treft naar aanleiding van de feedback van studenten, alumni, docenten en professionals uit het (opera)werkveld waar nodig verbetermaatregelen. DNOA heeft (nog) geen officieel kwaliteitszorgplan/ verbeterplan opgesteld, maar dit heeft er niet toe geleid dat er geen noodzakelijke verbetermaatregelen genomen zijn/worden. De lijnen binnen deze kleinschalige opleiding zijn kort en alle betrokkenen pikken signalen die er komen snel op. Systematische tevredenheidsonderzoeken vinden inmiddels plaats onder studenten en alumni. DNOA betrekt op informele wijze studenten, alumni, docenten en beroepenveld bij de interne kwaliteit van de opleiding. De beide Conservatoria hebben een Opleidingscommissie en een Medezeggenschapsraad waar in principe ook zaken met betrekking tot de operaopleiding van DNOA kunnen worden besproken. DNOA heeft geen eigen officieel overlegorgaan. Docenten en studenten voelen zich zeer nauw betrokken bij de kwaliteit van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 50
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen 6.1.1. Voor de tweedejaars studenten geldt het vierde en laatste operaproject tevens als afstudeerproject. Het uiteindelijke gerealiseerde niveau van de tweedejaars studenten moet tijdens de operavoorstelling blijken. De beoordeling van de prestaties vindt plaats door een examencommissie bestaande uit de artistiek leider van DNOA, zangdocenten en een aantal andere docenten van DNOA, de directeuren van de beide conservatoria en een externe deskundige. Na de examenvoorstelling komt de commissie bij elkaar om de studenten te bespreken en vast te stellen of de student voor zijn ‘meesterproef’ is geslaagd. Met ingang van januari 2008 zal de commissie voor de beoordeling gebruik maken van een beoordelingsformulier waarop de negen competenties staan vermeld met ruimte voor het geven van feedback op deze punten. Het auditteam is van mening, dat de eisen waaraan de studenten moeten voldoen bij hun eindexamen en de wijze waarop de beoordeling plaatsvindt duidelijk zijn beschreven. De opleiding zorgt er goed voor dat voor het beoordelen van het gerealiseerde niveau de benodigde deskundigheid aanwezig is en ook het werkveld in de persoon van een externe gecommitteerde betrokken is. 6.1.2. Uit de reacties vanuit de (internationale) beroepspraktijk, van de alumni zelf, maar ook van publiek en pers, leidt DNOA af dat zij het zeer goed doet. De afgestudeerden van de afgelopen jaren zijn gevraagd naar hun CV’s en de opleiding heeft een lijst gemaakt waar de alumni op dit moment (najaar 2007) aan het werk zijn. DNOA concludeert op basis daarvan dat zij voldoet aan haar eigen doelstelling: succesvolle professionele operazangers opleiden. Het overzicht is een bevestiging van en een vervolg op de onderzoeksgegevens uit het alumnionderzoek uit 2005. Afgestudeerden uit de jaren ervoor (2002 t/m 2004) melden hun inkomen te verwerven met het uitvoeren van muziek, gedeeltelijk in combinatie met lesgeven. Alle geïnterviewden zeggen binnen de operasector werkzaam te zijn. Ook in het geactualiseerde overzicht is dit het geval. 6.1.3. Door de kwaliteit van haar projecten heeft DNOA de aandacht getrokken van pers, publiek en theateren concertzaaldirecties. Dit heeft onder andere als gevolg dat DNOA regelmatig wordt uitgenodigd haar projecten te vertonen in het reguliere theatercircuit. Producties waren bijvoorbeeld te zien in de Schouwburg van Haarlem, Muziekgebouw aan ’t IJ in Amsterdam en Theater aan het Spui in den Haag. Ook operaproducenten willen samenwerken met DNOA. Zo heeft DNOA onder andere met Mark-Antony Turnage zijn productie ‘Greek’ uitgevoerd voor het Festival Dag in de Branding in theater De Regentes in Den Haag. Het auditteam heeft de recensies gelezen die zijn geschreven naar aanleiding van de operavoorstellingen van de academie en concludeert dat daarin lovend wordt gesproken over de uitvoering door de studenten. In de CV’s die het auditteam heeft bekeken, noemen alle alumni operaproducties bij (gerenommeerde) binnen- en buitenlandse gezelschappen waarin ze na hun opleiding hebben geparticipeerd of gaan participeren. Daarnaast zijn zij allen regelmatig werkzaam als liedzanger en/of solist in oratoria, cantates, passionen of in concertante opera-uitvoeringen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 51
Het auditteam concludeert daaruit dat het werkveld zeer tevreden is over het gerealiseerde niveau van de afgestudeerden. Dat het werkveld vindt dat de uitvoeringen door de studenten van DNOA op hoog niveau zijn wordt ook nog eens bevestigd door het feit, dat theaters in het reguliere circuit de opera uitvoeringen van DNOA wensen op te nemen in hun programmering. Het auditteam heeft zelf op 16 december 2007 de uitvoering door de studenten van DNOA van de opera ‘Dialogues des Carmélites’ van Poulenc bezocht. Het auditteam was zeer onder de indruk van deze voorstelling, die zich naar de mening van het auditteam kon meten met (internationale) professionele opera uitvoeringen. De studenten lieten zien dat zij in staat waren op een heel natuurlijke en overtuigende wijze te acteren en velen zongen op internationaal niveau. Daarbij dient nog opgemerkt te worden dat aan deze uitvoering zowel eerste- als tweedejaars studenten meededen en er geen studenten waren die met deze voorstelling eindexamen deden. Naar de mening van het auditteam zijn deze studenten wanneer zij de opleiding hebben afgerond zeker een ‘meester’ in het operavak op zeer hoog niveau. In deze mening werd het auditteam tijdens de audit zelf verder versterkt bij het bekijken van de verschillende DVD’s van uitvoeringen van voorgaande jaren. In alle voorstellingen zijn studenten te zien die excelleren als operazanger en -performer. Dat zij dit niveau hebben weten te bereiken in de korte tijdspanne van twee jaar vindt het auditteam tevens een teken van ‘meesterschap’. De studenten van DNOA kunnen na hun opleiding een belangrijke bijdrage leveren aan de huidige (internationale) wereld van de opera. Oordeel: excellent Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleidingen als excellent. De eisen waaraan de studenten moeten voldoen bij hun eindexamen en de wijze waarop de beoordeling plaatsvindt zijn duidelijk. De opleiding zorgt er goed voor dat voor het beoordelen van het gerealiseerde niveau de benodigde deskundigheid aanwezig is en ook het werkveld in de persoon van een externe gecommitteerde betrokken is. Het werkveld is zeer tevreden over het gerealiseerde niveau van de afgestudeerden, zo blijkt uit recensies en uit de contracten bij (internationale) operagezelschappen die de studenten na hun studie krijgen aangeboden. Het auditteam constateert op basis van eigen waarneming, dat het gerealiseerde niveau van de studenten zeer hoog is. Veel studenten excelleren in het zingen en spelen van operarollen. De voorstelling die het auditteam zag van de opera ‘Dialogues des Carmélites’ kon zich meten met (internationale) professionele opera uitvoeringen. Ook op de DVD’s van operavoorstellingen van voorgaande jaren versterken het beeld dat de studenten na afronding van hun studie een ‘meester’ zijn in het operavak op zeer hoog niveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 52
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen 6.2.1. Een rendement van 80 % is voor de DNOA een redelijk streefcijfer, omdat om uiteenlopende redenen er altijd een student kan stoppen met de opleiding. DNOA maakt veel werk van de toelating, zoals bij facet 2.5 is beschreven. De zware selectie zorgt voor de instroom van een kleine groep gemotiveerde studenten van een hoog niveau. Daarom is de opleiding van mening, dat de lat ook hoog moet liggen: in principe kunnen alle studenten die aangenomen worden de eindstreep halen. Bij sommige cohorten is dat ook gelukt en is het rendement 100%. In de onderstaande tabel is dit in kaart gebracht. Rendementen DNOA Instroom Uitval Afstuderen na 1 jaar Afstuderen na 2 jaar Afstuderen na 3 jaar Rendement cohort totaal
1999 9
6 3 100%
2000 4 1 1 2
2001 8 1
2003 8 1
2004 8
2005 6 1
7
2002 9 1 2 6
7
5
88%
89%
88%
6 2 100%
75%
2006 7
2007 7
83%
6.2.2. Voor de meerderheid van de studenten geldt dat ze in twee jaar afstudeert. Het komt bij hoge uitzondering voor dat de studie een half jaar of jaar langer duurt. 6.2.3. Het aantal studiestakers was tot nu toe beperkt. De redenen voor stoppen zijn bekend bij de opleiding: bij twee studenten lagen er financiële redenen aan ten grondslag, een student had gezondheidsklachten en twee studenten waren uiteindelijk niet goed genoeg. Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding de onderwijsrendementen goed in beeld heeft en een analyse maakt van de resultaten. Hieruit blijkt dat de opleiding goed voldoet aan het gestelde streefcijfer. Slechts éénmaal, in 2000, was het rendement iets lager. Dat de opleiding hoge maatstaven aanlegt vindt het auditteam goed mede gezien in het licht van de hoge eisen die het werkveld stelt aan afgestudeerden. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft streefcijfers opgesteld voor de onderwijsrendementen. De opleiding heeft de rendementen goed in beeld en op basis daarvan een analyse gemaakt. Uit de rendementscijfers blijkt dat de opleiding goed voldoet aan de gestelde streefcijfers.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 53
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor de opleiding als voldoende. De studenten zijn na afronding van hun studie een ‘meester’ in het operavak op zeer hoog niveau. Veel studenten excelleren in het zingen en spelen van operarollen. Ook het werkveld is zeer tevreden over het gerealiseerde niveau van de studenten zo blijkt uit recensies en uit de contracten die de afgestudeerden krijgen aangeboden bij (internationale) operagezelschappen. De opleiding hanteert streefcijfers en heeft de rendementen goed in beeld gebracht. Uit een analyse blijkt dat de opleiding goed voldoet aan de eigen streefcijfers. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel één facet van het onderwerp “Resultaten” als excellent en één als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘excellent’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘excellent’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 54
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO master opleiding Opera voltijd HBO MASTER OPLEIDING OPERA voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V4
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Master
G
1.3. Oriëntatie HBO
G V5
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
G V6
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
E
3.2. Kwantiteit Personeel
G
3.3. Kwaliteit Personeel
G V7
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
G
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V V8
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau
E
6.2. Onderwijsrendement
G
Samenvattend oordeel
4
Extra aantekening: goed.
5
Extra aantekening: goed
6
Extra aantekening: goed
7
Extra aantekening: goed
8
Extra aantekening: excellent
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 55
V
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door De Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten in casu het Conservatorium van Amsterdam (CvA) en de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans in casu het Koninklijk Conservatorium van Den Haag (KC) verzorgde voltijd HBO master opleiding Opera in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Extra aantekening: Conform de ‘Beslisregels Accreditatie’ zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel voor de opleiding alle facetten van de onderwerpen ‘Doelstellingen opleiding’ en ‘Voorzieningen’ als goed, zeven facetten van het onderwerp ‘Programma’ als goed en twee facetten van het onderwerp ‘Personeel’ als goed en één als excellent. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor deze onderwerpen. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen. Daarnaast beoordeelt het auditteam één facet van het onderwerp ’Resultaten’ als goed en één als excellent. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘excellent’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie excellent als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 56
BIJLAGE I: auditoren
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring
L. (Lars) Grunth De heer Grunth studeerde viool en speelde 18 jaar lang als eerste violist in the Tivoli Symphony Orchestra, Copenhagen en 25 jaar als violist in het kamermuziekensemble Muisica Danica. In 1980 werd Grunth benoemd als muziekdirecteur van Tivoli (Copenhagen). Als directeur van the concerthall was hij tot zijn pensionering verantwoordelijk voor de seizoensprogrammering. In de functie van muziekdirecteur produceerde hij vele concertante uitvoeringen van opera’s en was hij verantwoordelijk voor de casting. Grunth heeft een extensieve kennis van opera’s en rollen en veel verstand van zangstemmen. Grunth was bestuurslid en voorzitter bij o.a. the Danish Music Counsel, the IMC-board, Suzuki Society Denmark en Musica Ficta, een vooraanstaand Deens kamerkoor. Grunth zat in de jury van vele muziekcompetities in Denemarken en in het buitenland. Prof. Dr. H.C. (Gottfried) Scholz De heer Scholz studeerde aan de Universität Wien en aan de toenmalige Akademie für Musik und Darstellende Kunst in Wien (muziek, geschiedenis en germanistiek). In 1962 verwierf hij het doctoraat in de Filosofie. Tot zijn pensionering was Scholz als leraar, hoogleraar en (plaatsvervangend) rector verbonden aan de Akademie/ Hochschule/ Universität für Musik und Darstellende Kunst. In het buitenland was hij o.a. actief als oprichter van het muziekonderwijs in Kabul (Afghanistan) en als gastdocent Muziektheorie aan de Indiana University Bloomington (USA) en aan de Chulalongkom University Bangkok (Thailand). In 1980 bekleedde hij de Oostenrijkse leerstoel aan de Stanford University (California) en in 1999 de Midden-Europa leerstoel aan de Rijksuniversiteit van Leiden. Scholz was vele jaren president van de Österreichische Musikrates en heeft vele publicaties op zijn naam. G. (Gavin) Henderson De heer Henderson was leerling kunst en muziek aan the Brighton College of Art en student sculpture and printmaking aan Kingston College of Art en the Slade School of Fine Art, waar hij zijn postgraduate behaalde. Henderson studeerde privé trompet en speelde vanaf 1965 op professioneel niveau. Zowel als (autonoom) beeldend kunstenaar als als uitvoerend musicus is hij actief geweest op velerlei plaatsen. Zo was hij o.a directeur van diverse festivals zoals the York Festival and Mystery Plays, Portsmouth Festival en Brighton Festival en was hij Chief Excecutive of the New Philharmonia Orchestra, director of the South Hill Park Arts Centre en principal of Trinity College of Music en Trinity Laban (na de fusie met Laban Centre of Contemporary Art). Op dit moment is hij principal of the Central School of Speech and Drama aan de Universiteit van Londen en artistic director of Dartington International Summer School. Naast deze werkzaamheden vervulde en vervult Henderson rollen als vrijwilliger en bestuurslid van velerlei organisaties en comités op het brede terrein van kunst en muziek. A. ( Ad) ’s-Gravesande De heer 's-Gravesande studeerde hoorn en piano aan het Conservatorium van Aachen (BRD) en politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij werkte o.a. als programmamaker/eindredacteur bij AVRO-radio en televisie, VARA-radio en VPRO-televisie. Van 1984 tot 1991 was hij directeur van de stichting Bijzondere Kunstmanifestaties en artistiek leider van het Holland Festival. In zijn periode ontstonden nieuwe projecten en festivals, zoals het Theaterfestival, het Holland Dance Festival en Amsterdam Culturele Hoofdstad (1987). Aansluitend was hij als hoofdredacteur verbonden aan het weekblad HP/De Tijd en als interim-hoofdredacteur aan het televisiestation AT5. Als onafhankelijk mediaproducent en -adviseur fungeerde hij in de jaren negentig als initiator, presentator, regisseur, documentairemaker en eindredacteur van producties voor de publieke omroep (NOS, NPS) en Canal+. ©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 57
Vanaf 1997 vervulde 's-Gravesande de functie van directeur der Nederlandse Film en Televisie Academie en maakte hij deel uit van het Managementteam van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Van 1999 tot en met 2004 was hij weer in dienst van de omroep waar hij in 1966 begon, de AVRO, nu als Programmadirecteur radio, televisie en internet. Thans is 's-Gravesande vooral bestuurlijk actief (o.m. als voorzitter van C, omroep voor Kunst en Cultuur en de Vereniging voor Kunst, Cultuur en Erfgoed/Kunsten ‘92) en werkzaam als adviseur en interim-manager voor kunsten en media. In die hoedanigheid is hij op dit moment algemeen directeur van het Asko/Schönberg Ensemble. R. (Renske) Wassink Mevrouw Wassink is vierdejaars student zang aan Codarts, Hogeschool voor de Kunsten te Rotterdam. Binnen de Hogeschool is ze voorzitter van de Medezeggenschapsraad en voorzitter van de Feestcommissie Schoolparty waarbinnen zij verantwoordelijk is voor de muziekprogrammering. Sinds 2005 geeft zij in haar vrije tijd zangles en workshops in individuele en groepssituaties. Drs G.J. (Hans) Stoltenborg De heer Stoltenborg studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en was al gedurende zijn studie werkzaam in projecten op het terrein van onderwijs en opleiding. Na een aantal jaren in de onderwijsresearch werkte hij op het gebied van het post-hbo en andere vormen van commerciële dienstverlening vanuit onderwijsinstellingen. Door een stationering in Brussel leerde hij de EU en het internationale projectenbeleid goed kennen. De afgelopen jaren werkt hij vanuit het kantoor in Den Haag op onderwerpen als marktonderzoek (deels samen met TNS NIPO), ontwikkeling van nieuwe opleidingen, competentiegericht leren, kwaliteitszorg en accreditatie. Ook voert hij het projectmanagement van innovatieprojecten en is hij betrokken bij internationale onderwijsprojecten. Stoltenborg is als leadauditor en deskundige onderwijs betrokken geweest bij audits bij verschillende HBO bachelor en master kunstvakopleidingen. G.C. (Rianne ) Versluis Mevrouw Versluis is in 1979 afgestudeerd aan de Pedagogisch Academie. Tot 2001 is zij werkzaam geweest in verschillende functies binnen het dovenonderwijs als leerkracht, intern begeleider en teamcoördinator. Daarna heeft zij in een gemeente een aantal jaren gewerkt als (senior) beleidsmedewerker Welzijn. Het formuleren van (nieuw) beleid op het brede terrein van welzijn was daar een van haar voornaamste taken. Bij Hobéon is zij nauw betrokken bij de accreditatie van hoger beroepsopleidingen, waaronder verschillende HBO bachelor en master kunstvakopleidingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 58
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 59
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 60
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 61
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 62
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 63
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 64
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 65
BIJLAGE II: Programma Visitatie Panelbezoek DNOA 17 december 2007 - Studio 3, Koninklijk Conservatorium, Den Haag
Tijd
Auditteam*
Groep
9.00-9.30
Voltallig
Aankomst, installeren
Deelnemers
9.30-10.30
Voltallig
Mogelijke onderwerpen o.a.
Artistieke leiding
Alexander Oliver
Samenwerking KC-CvA
en bestuur
Javier López Piñón
Missie/visie
Hans Verbugt
Visie op het beroep
Wim Vos/Frans de
Relaties met beroepenveld
Ruiter
Strategisch beleid Ontwikkelingen, plannen voor de toekomst Internationale profilering Organisatiestructuur Personeelsbeleid Huisvesting en faciliteiten Rendementen
10.30-11.30
Voltallig
Docenten
Javier López Piñón
Inhoudelijk:
Willy Verkuil
Studieprogramma
Peter Nilsson
Samenhang les – productieperiode
Willemien
Individuele begeleiding Toetsing
Beukenhorst Gusta Gerritsen
Als personeelslid:
Jan Slothouwer
Achtergrond docenten
Gerda van Zelm
Samenwerking onderling
Margreet Honig
Aansturing door AL Personeelsbeleid Deskundigheidsbevordering
11.30-11.45
Voltallig
Pauze
11.45-12.45
Deel:
Alumni
(kamer 104)
Francis van
Kwaliteit opleiding
Broekhuizen
Opzet studieprogramma
Hans Stoltenborg
Kwaliteit docenten
Ad ’s-Gravesande
Aansluiting met beroepspraktijk
Lars Grunth
Masterniveau
Renske Wassink
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 66
Tijd
Auditteam*
Groep
Deel:
Leerplancommissie Alexander Oliver
Rianne Versluis
+
Javier López Piñón
curriculum:
Gottfried Scholz
Examencommissie
Plus paar leden
Combinatie muziek en theater
examencie :
Omvang en inhoud vakken
Jan Slothouwer
Bewaken kwaliteit
Gerda van Zelm
Benadering studenten
Gavin Henderson
Deelnemers
Mogelijke onderwerpen o.a. Specifieke aandacht voor:
Willy Verkuil Specifieke aandacht voor: Functioneren examencie Integrale halfjaarlijkse beoordelingen Eindkwalificaties (competenties) Masterniveau 12.45-13.30
Voltallig
Lunch (in de studio)
13.30-14.15
Voltallig
Rondleiding
Wim Vos
14.15-15.15
Deel:
Studenten
Jaar 1
Kwaliteit programma
Hans Stoltenborg
Zhenhua Chang
Kwaliteit docenten en gastdocenten
Gavin Henderson
Maribeth Diggle
Eigen inbreng?
Gottfried Scholz
Jussi Lehtipuu
Informatievoorziening
Lars Grunth
Kai Rüütel
Organisatie onderwijs (kleine
Renske Wassink
Jaar 2
kwaliteit)
Aleksandra
Studeerbaarheid
Anisimovicz
Aansluiting met bachelor Toelating
Karel Ludvik
Toetsing (halfjaarlijks)
Estefanía Perdomo
Niveau
Nogales
Studiebegeleiding
Alistair Shelton-Smith Laila Sbaïti Kwaliteitszorg
Alexander Oliver
Resultaten, rendementen
(kamer 104)
Bridget Kievits
Kwaliteitszorg
Rianne Versluis
Leo Capel
Deel:
Ad ‘s-Gravesande 15.15-15.30
Voltallig
Intern overleg auditteam
15.30-16.30
Deel
Nader te bepalen
(kamer 104) Deel
Pending issues
gesprekspartners Bekijken dvd’s, documentatie, publiciteitsmateriaal
16.30-17.15
Voltallig
Intern overleg
17.15-18.15
Voltallig
Terugkoppeling
Alle betrokkenen (toegankelijk voor allen)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 67
* Auditteam: G. Stoltenborg (Hans) Lead auditor, senior adviseur Hobéon Prof.dr. G. Scholz (Gottfried) Emeritus Hochschulprofessor und Rector Universität für Musik und Darstellende Kunst Wien G. Henderson (Gavin) Principal Central School of Speech and Drama University of London / artistic director Darthington International Summer School L. Grunth (Lars) Music director Tivoli Copenhagen A. ’s-Gravesande (Ad) Adviseur en interim-manager voor kunsten en media / algemeen directeur Asko/Schönberg Ensemble R. Wassink (Renske) Vierdejaars student zang aan Codarts, Hogeschool voor de Kunsten Rotterdam G.C. Versluis (Rianne) Onderwijskundige en secretaris, adviseur Hobéon
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding Opera, Conservatorium Amsterdam en Koninklijk Conservatorium Den Haag 68