Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’ voltijd Design Academy Eindhoven
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’ voltijd CROHO nr. 04759 Design Academy Eindhoven
Hobéon® Certificering BV februari 2007 Auditteam: Drs. A. Betsky Prof.ir. A. Beukers J. Vermeulen G.R.R.M. de Kort Drs. W.G. van Raaijen Drs. R.F.H.M. Stapert Secretaris: G.C. Versluis
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.6.1. 1.6.2. 1.6.3. 1.6.4. 1.6.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Vóórtraject: nulmeting Karakteristiek van de opleiding Visitatierapport ‘Kleur bekennen’- 18 februari 2002 Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 31 januari 2007
1 1 1 1 2 4 5 5 7 9 10 10
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Master Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
11 11 11 14 16 18 18 21 24 26 28 30 31 33 36 36 38 40 44 44 47 50 50 52 54 57 57 59
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO master opleiding Vormgeving voltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
61 61 62
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma audit 31 januari 2007
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO master opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
Design Academy Eindhoven (DAE) verzorgt de HBO bachelor opleiding en de HBO master opleiding ‘Vormgeving’. Het onderhavige rapport heeft betrekking op de HBO master opleiding, die wordt aangeboden in een voltijdvariant. Vormgeving crohonummer 04759 In verband met mogen het verlenen van de titel ‘Master of design’ (Mdes) aan studenten die geslaagd zijn in 2004, 2005 en 2006 heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in zijn brief van 8 december 2006 ingestemd met het voorstel van DAE om tijdens de audit ten behoeve van de accreditatie van de masteropleiding het auditteam te vragen een oordeel te geven over het gerealiseerde niveau van afgestudeerden uit de jaren 2004 tot en met 2006. In de brief die de NVAO op 7 december 2006 stuurde aan DAE wordt ten behoeve van het doel om de mastertitel te mogen verlenen, de aanbeveling gedaan de VBI de eindexamenstukken uit de examenjaren 2004, 2005 en 2006 als bewijsmateriaal te presenteren ter beoordeling van het masterniveau. Gelet op het gestelde in bovengenoemde brieven heeft het auditteam tijdens de audit op 31 januari 2007 expliciet gekeken naar het gerealiseerde niveau van afgestudeerden in de jaren 2004 tot en met 2006 van zowel de specialisatie Identity, Interior, Industrial Design (IM) als van de toen nog pilot Man and Humanity (M&H), die beide tot september 2006 onder de naam post hbo-opleiding ‘Industriële Vormgeving’ werden aangeboden. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door het Zelfevaluatierapport van de opleiding ‘Masters in Conceptual Design’1.
1.3.
Vóórtraject: nulmeting
Ter voorbereiding op de twee trajecten leidend tot een accreditatiebeslissing door de NVAO met betrekking tot de bachelor en de master opleiding, heeft Hobéon Certificering op verzoek van DAE op 22 november 2006 een nulmeting uitgevoerd, die met name gericht was op het door de bachelor en master opleiding gehanteerde kwaliteitszorgsysteem en de onderliggende processen en procedures. Inhoudelijke toetsing door vakspecifieke deskundigen maakte geen onderdeel uit van de nulmeting. Doel van deze nulmeting was na te gaan of de bachelor en master opleiding naar het oordeel van Hobéon Certificering voldoende waren voorbereid op het feitelijke accreditatietraject. Uit de nulmeting concludeerde Hobéon Certificering, dat de master opleiding op hoofdlijnen haar beleid duidelijk heeft geformuleerd en daaraan uitvoering geeft. Een aantal zaken werd door Hobéon in de beschrijvingen in het Zelfevaluatierapport ten behoeve van de 0-meting en de onderliggende documentatie nog gemist. 1
DAE hanteert in haar zelfevaluatierapport de benaming ‘Masters in Conceptual Design’, omdat zij vindt dat deze titel de essentie van
de opleiding het beste dekt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 1
Hobéon heeft de opleiding daarvoor de volgende aanbevelingen gedaan: maak de relatie tussen de Dublin Descriptoren en de competenties inzichtelijk; zet sterker aan hoe de relatie is met het buitenlandse netwerk en geeft weer wat de visie van DAE is op de internationale dimensie met betrekking tot de op te leiden studenten; overleg benchmarkgegevens; geef een verantwoording over hoe de competenties zijn vertaald/zijn terug te vinden in (delen van) het programma; toon aan, dat de gesprekscyclus met de docenten wordt uitgevoerd; maak inzichtelijk welke competenties voor het geven van het onderwijs benodigd zijn, wat de opleiding hiervan al in huis heeft en waar de lacunes voor nu en voor de toekomst zitten; leg de redenering waarom bepaalde materiële voorzieningen wel of niet in huis zijn, vast; geef de PDCA-cyclus schematisch weer; maak een analyse van de rendementscijfers; De nulmeting werd verricht door de heren W.L.M. Blomen als leadauditor en drs. G.J. Stoltenborg als onderwijskundige. De heer Blomen is directeur en de heer Stoltenborg senior adviseur bij Hobéon Certificering. Secretarissen tijdens deze nulmeting waren de dames G.C. Versluis en drs. D.P.M. de Koning. Zij zijn beiden adviseur bij Hobéon. Conform de met de NVAO gemaakte afspraken, heeft het auditteam dat het accreditatieonderzoek heeft verricht, een op de secretaris na geheel andere samenstelling dan het team dat de nulmeting heeft uitgevoerd. Zie § 1.6.3.
1.4.
Karakteristiek van de opleiding
1.4.1. De Design Academy in Eindhoven (DAE) geldt naar internationale maatstaven als één van de meest creatieve en experimentele design academies ter wereld. Gedurende de laatste tien jaar heeft de academie een reputatie opgebouwd als unieke plek waar een aantal van de meest inventieve designers van de wereld lesgeven. Ook levert de academie studenten af die voordat ze zijn afgestudeerd, al werk hebben tentoongesteld en hebben verkocht in een internationale context. Nog belangrijker is echter het feit, dat DAE ook staat voor een nieuwe houding binnen design: de academie stimuleert tot ‘hergebruik’ en ‘herontdekken’ in het zoeken naar iets nieuws, betrekt de sociale context en het milieu bij het vormgeven, legt de nadruk op inventiviteit en conceptuele aanpak en ziet vorm of afbeelding niet altijd als leidend. 1.4.2. De masteropleiding van DAE wil een ‘Centre of Excellence’ zijn, die de bovengenoemde houding binnen design en de benodigde vaardigheden naar een master niveau “wil tillen”. Een dynamische uitwisseling tussen studenten en docenten over de (nieuwe) sociale rollen van de ontwerper en andere, nieuwe gebieden van design staan tijdens de opleiding centraal. Het niveau ‘master’ bij DAE wordt niet bereikt door het pad te volgen langs de meer of minder traditionele designdisciplines, maar komt tot uiting in de geïntegreerde conceptuele en contextuele benadering. Studenten passen vormen van toegepast onderzoek toe waarbij ze starten vanuit de eigen intuïtie bij het interpreteren van socio-economische, ecologische en sociologische gegevens. DAE leidt studenten op tot ‘author-designers’2. 1.4.3. De masteropleiding van DAE duurt twee jaar en kent twee specialisaties: IM (Identity, Interior, Industrial Design) en M&H (Man and Humanity). IM is in augustus 1996 gestart en biedt een geïntegreerd, interdisciplinair post academische trainingsprogramma Identity, Interior, Industrial Design.
2
Een ‘author-designer’ is geen designer die louter werkt als probleemoplosser, maar is iemand die ontwerpt vanuit een persoonlijke
fascinatie en persoonlijke interesse.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 2
M&H is ontstaan vanuit de behoefte in het werkveld aan humanitarian designers. Dit programma functioneerde vanaf 2002 als een pilot-project. Per september 2006 is DAE gestart deze specialisatie als afstudeerrichting aan te bieden. (zie facet 2.1 en 2.2.) IM is al verder dan M&H in het uitwerken van de noodzakelijke cursussen en programma’s om het hoge niveau van excellentie te bereiken, maar bij M&H is in korte tijd al veel in gang gezet. M&H is uniek in de wereld en de behoefte aan dit type designers is evident. Het M&H-programma, maar ook het IM-programma, trekt studenten van over de hele wereld. Tot op heden is ongeveer 95% van de instromende studenten afkomstig uit het buitenland. De masteropleiding wordt uitsluitend in het Engels aangeboden. 1.4.4. IM en M&H worden geleid door twee afdelingshoofden die coryfeeën zijn in hun vakgebied en internationale bekendheid genieten. De beide afdelingshoofden zijn de creatieve stuurders en de dragers van de masteropleiding. Beide specialisaties beschikken over een klein, gedreven en enthousiast team. Alle docenten die verbonden zijn aan één van beide specialisaties hebben een contract voor maximaal anderhalve dag en zijn daarnaast actief in het professionele werkveld. Ondanks deze kleine aanstelling is er sprake van een groot gevoel van verbondenheid met de academie. Op dit moment zijn er totaal 11 docenten, inclusief de afdelingshoofden, gecontracteerd. (zie onderwerp 3 ‘Personeel’) 1.4.5. De masteropleiding heeft een flexibel curriculum, dat berust op de peilers: ‘Source’ en ‘Projects’. ‘Source’, dat in september 2006 van start is gegaan, bevat lezingen en masterclasses met aandacht voor enerzijds praktische en theoretische kennisontwikkeling, anderzijds workshops, waarin de student kan werken aan het opheffen van lacunes in zijn kennis en vaardigheden. Het ‘Source’-programma zal in de komende tijd nog verder worden uitgebouwd. In ‘Projects’ werkt de student aan de ontwikkeling van de beroepsvaardigheden en voert hij toegepast onderzoek uit. (zie facet 2.3.) De afdelingshoofden bepalen jaarlijks het hoofdthema voor hun specialisatie binnen de masteropleiding en overleggen aan het begin van het studiejaar met de coördinator en de docenten van hun specialisatie over uitwerking van het hoofdthema naar thema’s per trimester en het curriculum. 1.4.6. De student volgt zijn eigen pad en bepaalt zijn eigen onderwijsprogramma binnen het aanbod van DAE. Over de projecten in het eerste studiejaar krijgen de studenten per trimester een ‘briefing’, waarin zij op hoofdlijnen worden geïnformeerd over o.a. doel en inhoud van het project/de projecten. Deze projecten bereiden de studenten voor op de thesis-design projecten, waarmee zij in het tweede studiejaar individueel aan het werk gaan. De student ontwikkelt zijn competenties via het principe van het ‘doing to learn’. Door de internationale samenstelling van de mastergroepen leren de studenten niet alleen van hun Nederlandse docenten, die veelal Dutch Designers zijn, maar juist ook heel veel van elkaar. (zie facet 2.2. en 2.3.). Na afloop van elk trimester vinden assessments plaats en presenteren de studenten hun werk aan alle docenten en andere masterstudenten. (zie facet 2.8.) 1.4.7. Voor de toelating heeft de opleiding toelatingseisen opgesteld. Een toelatingscommissie beoordeelt de studenten die zich hebben aangemeld op basis van o.a. een portfolio van vervaardigd werk, ambitie en persoonlijke doelen. Het aantal instromende studenten bij IM varieert tussen de 12 en 30 en bij Man and Humanity tussen de 7 en 12. Zoals hierboven al is beschreven, is tot op heden ongeveer 95% van de instromende studenten afkomstig uit het buitenland. Om te zorgen voor een goede aansluiting op de masteropleiding van DAE wordt het eerste trimester van het eerste studiejaar gewijd aan het leren kennen van de cultuur van Nederland, de wijze van omgaan met elkaar, het discussiëren over het werk en de manier waarop de assessments plaatsvinden. (zie facet 2.5. ‘instroom’.)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 3
1.4.8. Van 2002 tot 2006 kende DAE een lectoraat ‘Ecodesign’. In 2003 ging het officiële programma ‘Duurzaam Ontwerp’ van start. Vanaf september 2006 kent DAE het lectoraat ‘Tomorrow Matters’, waarin onderzoek wordt gedaan naar de rol van materialen in innovatief productontwerp. Het lectoraat en de kenniskring functioneren als een kennisplatform waarbinnen docenten en studenten en partners van buiten de academie een actieve rol spelen. (zie facet 2.1.6) 1.4.9. Met het (internationale) werkveld onderhoudt DAE/de opleiding op velerlei manieren intensief contact over actuele ontwikkelingen in het vakgebied en de inhoud van het curriculum. Dit gebeurt o.a. door gesprekken met de docenten, die allen ook actief zijn als professional, door contact met de Vrienden van de Academie, door bezoek aan beurzen/ exposities en in gesprekken met de bezoekers van de jaarlijkse Graduation Show. (zie facet 1.1.)
1.5.
Visitatierapport ‘Kleur bekennen’- 18 februari 2002
1.5.1. Ten tijde van het bezoek van de visitatiecommissie bood DAE een tweetal voortgezette opleidingen aan: het IM Masterprogramma voor Industrial, Interior en Identity Design (IM) en Funlab Masterprogramma (niet gevisiteerd). Het tweede studiejaar van IM Masters werd op dat moment voor de eerste maal uitgevoerd. Er waren derhalve nog geen alumni. De commissie had een positieve indruk van de opleiding, maar constateerde tegelijkertijd dat de voortgezette opleiding IM Masters nog echt in de steigers stond. De contouren waren duidelijk, “de belangrijkste muren stonden, maar er moest nog veel worden afgewerkt en zelfs bijgebouwd”. De commissie vond dat de koppeling van de drie afstudeerrichtingen aan de drie studio’s leidde tot een beroepsgericht en uitdagend curriculum. De opleiding was naar buitengericht en had (mede door de inbreng van buitenlandse studenten) een internationaal karakter. De beroepsvisie die de opleiding hanteerde was duidelijk; de nadruk lag op het verbinden van intuïtie en emotie met analyse en ratio binnen het beroep van ontwerper. Naast deze positieve punten waren er nog diverse onderdelen, die nadere invulling of uitwerking behoefden. Zo had de opleiding nog geen echte onderwijsvisie. De onderwijskundige uitwerking van het programma behoefde verbetering. Verder was veel impliciet, met name bij de ondersteunende processen. Organisatorisch moest er nog veel geïmproviseerd worden. De bewaking van de kwalificaties moest nader worden uitgewerkt. Het zelfde gold voor kwaliteitszorg. Verder vormden de wetenschappelijke oriëntatie en theorie volgens de commissie een onbegrijpelijke lacune in het programma. Tenslotte was er weinig aandacht voor scholing en ondersteuning van personeel. Het feit, dat de commissie de opleiding bezocht terwijl deze nog geen twee jaar bestond maakte kinderziektes en onvolkomenheden verklaarbaar. Het voornemen van de opleiding om een coördinator voor de voortgezette opleiding te benoemen die de mogelijkheid zou krijgen het programma inhoudelijk en organisatorisch vorm te geven was volgens de commissie absoluut noodzakelijk om de manco’s weg te werken. De commissie heeft de opleiding de volgende aanbevelingen gedaan: de wetenschappelijke oriëntatie en theoretische onderbouwing van het programma verzwaren; een onderwijsvisie formuleren die recht doet aan het onderwijzen aan post-HBO studenten en het onderwijs daarop inrichten; de organisatie verder stroomlijnen en borgen; meer aandacht besteden aan personeelsbeleid; een kwaliteitszorgsysteem opzetten dat in ieder geval informatie genereert waarmee de inhoud en vorm van het curriculum kan worden bijgesteld en bij voorkeur ook informatie waarop de organisatie kan worden bijgestuurd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 4
1.5.2. Naar aanleiding van het visitatierapport heeft DAE/ de opleiding het volgende verbeterbeleid opgesteld en uitgevoerd: wetenschappelijke oriëntatie en theoretische onderbouwing: de opleiding heeft een ‘Source’ programma opgezet met daarin een (verplichtend) onderdeel ‘Mind’, waarin via lezingen en masterclasses aandacht is voor praktische en theoretische kennisontwikkeling. Dit ‘Source’ programma is vanaf september 2006 van start gegaan. In het ‘Projects’ programma vindt toegepast onderzoek plaats. DAE heeft in 2002 een Lectoraat ‘Ecodesign’ en in 2006 een Lectoraat ‘Tomorrow Matters’ met bijbehorende kenniskringen ingesteld; onderwijsvisie: DAE heeft haar visie op het masteronderwijs geformuleerd; organisatie: DAE heeft haar visie op de organisatiestructuur beschreven en de verantwoordelijkheden van de hoofden, coördinatoren, docenten en medewerkers binnen de academie en de opleiding vastgelegd; personeelsbeleid: DAE heeft een intern (senior) onderwijskundig adviseur aangesteld (zie punt ‘kwaliteitszorg’), er is een functieordeningstraject opgesteld en geïmplementeerd, er vinden functioneringsgesprekken plaats met docenten (OP en jaarplangesprekken met het Onderwijsondersteunend personeel (OOP), workshops voor docenten zoals ‘lesgeven op Design Academy Eindhoven’ en ‘coachen en begeleiden van studenten’; kwaliteitszorg: DAE heeft een intern (senior) onderwijskundig adviseur aangesteld, met als taakgebieden onderwijsvernieuwing en kwaliteitszorg en de opdracht procesmatige en onderwijskundige ondersteuning van het proces van onderwijsvernieuwing te geven. Daarnaast intensivering van de overlegstructuren binnen de academie, contacten met de alumnivereniging en het betrekken van het bedrijfsleven bij de opleiding. Het auditteam heeft tijdens de audit die op 31 januari 2007 heeft plaatsgevonden kunnen constateren, dat de opleiding het hierboven beschreven verbeterbeleid aantoonbaar heeft geïmplementeerd. In onderhavig rapport zal bij de verschillende onderwerpen/facetten nader worden ingegaan op de bevindingen van het auditteam met betrekking tot genoemd verbeterbeleid.
1.6.
Aanpak
1.6.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de betreffende opleiding is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleiding geldt het volgende: De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een masteropleiding ‘Vormgeving’ op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 5
De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de HBO-master opleiding ‘Vormgeving’ aangeleverde schriftelijke informatie: Zelfevaluatierapport ‘Masters in Conceptual Design’; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport ‘Kleur bekennen’ -18 februari 2002 (zie ook § 1.4); Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement. Op basis van de door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de audit (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie3, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten drie externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van Design, één student en één leadauditor, één auditor ‘onderwijs’ en één secretaris vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. 3
Visitatie heeft op 31 januari 2007 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 6
De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzicht CV’s van (gast)docenten; verslagen van overleggen van de teambesprekingen; briefings aan studenten met betrekking tot de opzet en inhoud van het programma voor een volgend trimester en de daaraan gekoppelde opdrachten; studentevaluaties; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ en theses van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggende rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.6.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 7
Extra aantekening E.
4
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;4 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (minimaal 60 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Master accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 8
1.6.3.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
Drs. W.G. van Raaijen Drs. R.F.H.M. Stapert Drs. A. Betsky J. Vermeulen Prof. Ir. A. Beukers G.R.R.M. de Kort G.C. Versluis
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding ‘Vormgeving’ noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De voorzitter van het auditteam, de heer Van Raaijen, kan bogen op een jarenlange (lead-) auditervaring in en buiten het hoger (kunst-)onderwijs en is als senior adviseur werkzaam voor de Hobéon Groep De werkvelddeskundigen, J. Vermeulen en A. Betsky hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Vermeulen en Betsky hebben op grond van hun ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het (internationale) werkveld gesteld worden aan professionals met een opleiding Vormgeving. Vermeulen studeerde Graphic Design aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem en is sinds 1989 adviseur voor Graphic Design & Art voor de Koninklijke TNT Post en verantwoordelijk voor de visuele identiteit en de kunstcollectie van TNT Post. Betsky, behaalde zijn bachelors degree aan Yale College, Connecticut met een major in History, the Arts and Letters en behaalde vervolgens zijn Master of Architecture aan Yale School of Architecture. Van 2001-2006 was Betsky directeur van het Nederlands Architectuur Instituut in Rotterdam en sinds 2006 is hij directeur van Cincinnati Art Museum in Cincinnati. De vakdeskundige, professor Beukers, is hoogleraar composiet constructies aan de faculteit Luchtvaart en Ruimtevaarttechniek van de TU in Delft en is parttime hoogleraar aan de Faculteit Ingenieurwetenschappen van de Universiteit van Leuven. Tot 2006 was hij tevens directeur ‘Onderzoek- en ontwikkelingsstrategieën’ bij het Centrum voor Lichtgewicht Constructies, waarbinnen de TU Delft en TNO samenwerken. Sinds 1977 heeft Beukers gewerkt aan ontwerp, analyse en ‘materialisatie’ van samenstellingen voor composiet constructies voor de universiteit en industrie. Beukers heeft zich in zijn beoordeling gericht op de kwaliteit van de opleiding, de actualiteit en relevantie van het richtinggevend domeinspecifieke kader en het gerealiseerde niveau. De heer Stapert heeft zich als deskundige ‘onderwijs’ vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft een grote, ook internationale, onderwijservaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen worden gesteld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 9
De heer De Kort behaalde in 2004 zijn bachelor Architectuur aan de TU. Daarna vervolgde hij aanvankelijk zijn studie aan de masteropleiding van de TU, maar stapte in 2006 over op de masteropleiding ‘Artscience’ van het Koninklijk Conservatorium van Den Haag. Als freelancer werkte De Kort sinds 1995 mee aan tal van exposities en (theater)festivals en nam deel aan projecten en performances op het terrein van architectuur, beeld en geluid. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.6.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.6.5.
Programma visitatie 31 januari 2007
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 10
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau master; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen 1.1.1. De HBO masteropleiding ‘Vormgeving’ van Design Academy Eindhoven (DAE) baseert zich op het beroepsprofiel zoals dat is opgenomen in het Opleidingsprofiel Vormgeving en bouwt daarop verder. Het opleidingsprofiel Vormgeving is in 2002 opgesteld in het Overleg Beeldende Kunstonderwijs, een netwerk waarin alle Nederlandse Kunstacademies zijn vertegenwoordigd. Het profiel sluit aan op het beroepsprofiel van de Projectorganisatie Kunstvakonderwijs en op het beroepsprofiel dat door de Advies Commissie Vormgeving is geformuleerd in 2001. Het opleidingsprofiel Vormgeving is ter validering voorgelegd aan vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk. 1.1.2. DAE stelt, dat het niveau van ‘master’ bij DAE niet wordt bereikt door het pad te volgen langs de meer of minder traditionele design disciplines, maar tot uiting komt in de geïntegreerde conceptuele en contextuele benadering. Het betrekken van de sociale context bij het vormgeven wordt gezien als specifiek en uniek voor de DAE master (en bachelor) opleiding. Dit blijkt o.a. uit een vergelijkend onderzoek in het Frame Magazine, internationaal vakblad voor interieur architectuur en design, onder vier van de beste design opleidingen in de wereld: the Royal College in Londen, Parsons in New York, ECAL in Lausanne en DAE. 1.1.3. De competenties, die de student binnen de masteropleiding moet ontwikkelen hebben betrekking op: research and analysis; conceptual thinking in context; design; visual and oral presentation; managerial qualities; growth and renewal. In het OER geeft de opleiding een omschrijving van deze competenties. 1.1.4. DAE heeft geen officiële beroepenveldcommissie. Hoofden en docenten van de academie zijn voor het overgrote deel van hun werktijd direct betrokken bij actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk en fungeren zodoende voor de opleiding als beroepenveldcommissie. In de overleggen, die de afdelingshoofden van de twee specialisaties van de masteropleiding hebben met de coördinatoren en de docenten worden nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen gesignaleerd en besproken en wordt de geldigheid van de eindtermen en het actuele curriculum ter discussie gesteld. Van deze overleggen worden verslagen gemaakt. (zie ook 2.1.3) De twee afdelingshoofden van de masteropleiding en de coördinatoren hebben tevens halfjaarlijks overleg met de afdelingshoofden en coördinatoren van de bacheloropleiding en het College van Bestuur (CvB) over nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 11
Daarnaast krijgt de opleiding directe feedback vanuit het werkveld wanneer studenten van de specialisatie Identity, Interior, Industrial Design (IM) in het derde semester van het eerste studiejaar een project doen in samenwerking met het bedrijfsleven, de overheid of een non-profit organisatie en wanneer de studenten van de specialisatie Man and Humanity (M&H) in het tweede studiejaar een project doen in het buitenland. (zie ook 2.3.1) 1.1.5. Contacten met het (internationale) werkveld vinden o.a. plaats in de vorm van: contact met de ‘Vrienden van de Academy’. Dit zijn inmiddels 28 sponsors, waarvan het merendeel met een 4 jarig contract, die incidenteel gebruik maken van de mogelijkheden van de academie en studenten de mogelijkheid bieden om te werken aan een project voor het eigen bedrijf van de Vriend; tentoonstellingen en presentaties. Elk jaar organiseert de DAE de Graduation Show met o.a. het doel direct contact te hebben met het beroepsveld. De Graduation Show trekt jaarlijks ruim 13.000 bezoekers. Ook presenteert de DAE zich tijdens de Salone del Mobile in Milaan en tijdens een tentoonstelling in New York, Tokyo of Miami; samenwerking met instellingen als de gemeente Eindhoven, Design Platform Eindhoven, Brainport Eindhoven, TU/e Eindhoven; contacten met beroepsorganisaties als Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers (BNO), Beroepsvereniging Nederlandse Interieurarchitecten (BNI) en Premsela Stichting; contacten met binnen- en buitenlandse kunstopleidingen; lidmaatschap van internationale netwerken als International Council of Societies of Industrial Design (ICSID) en Cumulus. Deze contacten verlopen via alle betrokkenen bij de opleiding (leden van het College van Bestuur, de afdelingshoofden van de masterspecialisaties, coördinatoren en docenten). Actuele ontwikkelingen worden in formele en informele samenkomsten besproken. Het auditteam heeft kennisgenomen van de geformuleerde competenties voor de masteropleiding en is van mening, dat deze aansluiten bij de eisen die door (internationale) vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld. DAE geeft aan de masteropleiding een geheel eigen en bijzondere inkleuring door de conceptuele en contextuele benadering van vormgeving en het verwerven van competenties op dit gebied. Ook uit benchmarkgevens blijkt dat DAE zich met deze keuze onderscheidt van andere masteropleidingen. Met het (internationale) werkveld onderhoudt DAE veelvuldig contact over de behoeften vanuit het werkveld. Een bijzondere rol vervullen daarin zowel de voorzitter van het College van Bestuur, die als bekend trendwatcher een scherp oog heeft voor ontwikkelingen die van belang zijn voor de designwereld en de opleiding, als ook de twee afdelingshoofden, die coryfeeën zijn in hun vakgebied. Uit verslagen van overleggen blijkt, dat binnen de opleiding regelmatig gesproken wordt over de (eind)competenties en het daarmee samenhangende curriculum. Tijdens de gesprekken tussen het auditteam met het CvB, de afdelingshoofden en de docenten kwam duidelijk naar voren dat DAE in casu de opleiding zeer alert is op actuele ontwikkelingen en de gevolgen die deze kunnen hebben voor de doelstellingen en het programma. 1.1.6. Alumni worden via de Alumnivereniging betrokken bij de opleiding. De Alumnivereniging is in 2004 nieuw leven ingeblazen. De vereniging organiseert ‘refreshment courses’, workshops en cursussen onder leiding van ‘oud’-docenten. Met deze opzet hoopt de academie inzicht te krijgen in de behoefte aan (bij)scholing onder alumni en de (eind)competenties, die benodigd zijn. 1.1.7. Van de afgestudeerden vindt 80% werk op HBO-master niveau en bekleedt als designer bijvoorbeeld een sleutelpositie in het bedrijfsleven, in het onderwijs en bij de overheid en/of is actief als zelfstandig designer. Dit blijkt o.a. uit een onderzoek onder alumni.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 12
Het auditteam concludeert op basis van bovenstaand feit en de onderliggende documentatie, dat de eindkwalificaties van de masteropleiding aansluiten bij het niveau van een designer die werkt als zelfstandige, die leiding geeft of werkzaam is in een multidisciplinaire omgeving. 1.1.8. Naast de vele contacten die er zijn met het internationale werkveld blijkt de internationale dimensie van de masteropleiding o.a. ook uit: 95 % van het totaal aantal masterstudenten is afkomstig uit het buitenland. De opleiding stimuleert de studenten de eigen cultuur als authentieke invloed te integreren in hun ontwerp en te combineren met Dutch Design. De wereldwijde context is uitdrukkelijk een van de uitgangspunten van de inrichting van de opleiding; studenten van de specialisatie M&H kunnen tijdens het tweede studiejaar participeren in projecten in het buitenland met internationale bedrijven. Dit leidt voor studenten tot waardevolle internationale contacten die van belang zijn voor hun verdere professionele carrière; een tentoonstelling van werk van afgestudeerden in land van herkomst met als doel de chemie zichtbaar te maken tussen de Nederlandse en de buitenlandse ontwerppraktijk binnen DAE. Zo zal er in 2007 een tentoonstelling zijn in Sjanghai van afgestudeerde Aziatische masterstudenten.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De masteropleiding baseert zich op het beroepsprofiel dat is opgenomen in het landelijk Opleidingsprofiel Vormgeving, dat ter validering is voorgelegd aan vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk, en bouwt daarop verder. De geformuleerde competenties voor de masteropleiding sluiten aan bij de eisen die door (internationale) vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld. DAE geeft aan de masteropleiding een geheel eigen en bijzondere inkleuring door de conceptuele en contextuele benadering van vormgeving en het verwerven van competenties op dit gebied. Met het (internationale) werkveld onderhoudt DAE veelvuldig contact over de behoeften vanuit het werkveld. Actuele ontwikkelingen en de consequenties daarvan voor de eindcompetenties en de inhoud van het programma worden in formele en informele overleggen besproken. Van de afgestudeerden vindt 80% werk op HBO-master niveau. De internationale dimensie van de opleiding blijkt naast de vele internationale contacten o.a. ook uit de wereldwijde context als uitgangspunt van de opleiding, het stimuleren van de vele buitenlandse studenten om de eigen cultuur te combineren met Dutch Design, uit de projecten in het buitenland met internationale bedrijven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 13
Facet 1.2. Niveau Master Criterium Het facet ‘Niveau Master’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Master?
Bevindingen 1.2.1. Vanuit contacten die DAE heeft met design academies in binnen en buitenland zoals the Royal College in Londen, Parsons in New York, scholen in Lausanne en Finland, ArtEZ Arnhem en het Sandberg Instituut blijkt dat het niveau dat bereikt wordt, voldoet aan de vereisten. Zoals al onder 1.1.2. is vermeld heeft in het Frame Magazine een vergelijkend onderzoek gestaan, waarin ook het masterniveau is beschreven. Het auditteam heeft kennisgenomen van verschillende artikelen die bij de documentatie zaten, waaronder het vergelijkend onderzoek in het blad Frame, en concludeert, dat de opleiding, die DAE biedt dus (internationaal) erkend wordt als een masteropleiding. In de gesprekken tijdens de audit is ook het onderscheid tussen de bacheloropleiding en de masteropleiding van DAE aan de orde geweest. Daaruit is naar voren gekomen dat de bachelorstudenten weliswaar ook leren een geïntegreerde conceptuele en contextuele benadering toe te passen, maar de masterstudenten moeten hierin verder komen, researchgedreven en vrijer. De studenten worden in de masteropleiding dieper intellectueel uitgedaagd. Leiderschap is wezenlijk voor de master. 1.2.2. De opleiding heeft in een matrix weergegeven op welke wijze de zes eindcompetenties aansluiten bij de vijf Dublin Descriptoren. Enkele voorbeelden hiervan voor de competentie ‘Ability for research and design’ zijn:
‘Ability for research and analysis’ sluit op de volgende wijze aan bij de Descriptor ‘kennis en inzicht’: the student is informed of different kinds of research (empirical, user oriented, literature analysis), knows what literature is available on his specialisation, and is able to search and judge this literature in the light of his particular field.
‘Ability for research and analysis’ sluit op de volgende wijze aan bij de Descriptor ‘toepassing van kennis en inzicht’: the student is able to initiate different kinds of research based on his own principles, in support of the development of his concept and design and makes a critical difference between assumptions and clichés on the one hand and authentic motives and results on the other.
Ability for research and analysis’ sluit op de volgende wijze aan bij de Descriptor ‘communicatie’: the student is able to present his judgement as to the analysis of literature, results of empirical research, user research and the application of visual and oral principles in a consice, clear and inviting way to a group of critical listeners.
Op een vergelijkbare manier heeft de opleiding voor elk van de zes afzonderlijke eindcompetenties de relatie met iedere Dublin Descriptor in beeld gebracht. Het auditteam heeft kennisgenomen van bovengenoemde matrix en is op basis hiervan van mening, dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de vijf Dublin Descriptoren en dus op masterniveau zijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 14
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Uit de matrix blijkt, dat de zes eindcompetenties van de opleiding aansluiten bij de vijf Dublin Descriptoren. De opleiding, die DAE biedt, wordt (internationaal) erkend als een masteropleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 15
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in het relevante beroepenveld, dan wel bij het niveau van het ‘functioneren in een multidisciplinaire omgeving’, waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. 1.3.1. Hoger Onderwijs Zoals onder 1.2. is beschreven blijkt uit contacten met academies uit binnen en buitenland dat de opleiding, die DAE biedt, een masteropleiding is. In een matrix heeft de opleiding weergegeven op welke wijze de zes eindcompetenties aansluiten bij de vijf Dublin Descriptoren. Het auditteam is van mening dat de opleiding op basis hiervan gerekend kan worden tot het hoger onderwijs (zie ook onder 1.2.) 1.3.2. Beroepsonderwijs Zoals onder 1.1. is beschreven baseert de masteropleiding zich op het beroepsprofiel zoals dat is opgenomen in het Opleidingsprofiel Vormgeving en bouwt daarop verder. Hoofden en docenten van de academie fungeren als een beroepenveldcommissie voor de opleiding en bespreken de geldigheid van de eindtermen en het actuele curriculum. Contacten met het (internationale) werkveld worden op velerlei manieren gelegd. Uit onderzoek onder alumni blijkt, dat 80% van de afgestudeerden werk vindt op HBO master niveau als designer. Het auditteam is van mening dat de masteropleiding ‘Vormgeving’ een beroepsopleiding is en heeft geconstateerd dat hierover afstemming plaats heeft gevonden met het (internationale)beroepenveld. (zie ook onder 1.1.) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij het niveau van een designer die werkt als zelfstandige, die leiding geeft of werkzaam is in een multidisciplinaire omgeving. 1.3.3. Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit het programma van beide opleidingen. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 16
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Uit de matrix blijkt, dat de eindcompetenties aansluiten bij de Dublin Descriptoren. De masteropleiding baseert zich op het beroepsprofiel dat is opgenomen in het landelijk Opleidingsprofiel Vormgeving, dat ter validering is voorgelegd aan vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk, en bouwt daarop verder. De geformuleerde competenties voor de masteropleiding sluiten aan bij de eisen die door (internationale) vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld. De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij het niveau van een designer die werkt als zelfstandige, die leiding geeft of werkzaam is in een multidisciplinaire omgeving.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleiding als voldoende.
De geformuleerde competenties voor de masteropleiding sluiten aan bij de eisen die door (internationale) vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld. Met het (internationale) werkveld onderhoudt DAE veelvuldig contact over de behoeften vanuit het werkveld. Actuele ontwikkelingen en de consequenties daarvan voor de eindcompetenties en de inhoud van het programma worden in formele en informele overleggen besproken. De zes eindcompetenties van de opleiding sluiten aan bij de vijf Dublin Descriptoren. De opleiding, die DAE biedt, wordt (internationaal) erkend als een masteropleiding. Van de afgestudeerden vindt 80% werk op HBO-master niveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 17
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen 2.1.1. De masteropleiding van DAE kent twee specialisaties: Identity, Interior, Industrial Design (IM ) en Man and Humanity (M&H). Zoals al in de inleiding is beschreven is IM in augustus 1996 gestart met het bieden van een geïntegreerde, interdisciplinaire post academische trainingsprogramma Identity, Interior, Industrial Design. M&H is in 2001 ontstaan vanuit de visie van DAE dat er behoefte zou komen aan training van humanitarian designers. Organisaties als UNICEF, Haans, Fair Trade, OXFAM-NOVIB, Emmaus hebben zich vervolgens gericht tot DAE met de vraag om advies, hulp en design om gedegen te investeren in de sociale, economische, culturele en ecologische achtergronden van design. DAE heeft de masteropleiding M&H in gang gezet, die eerst als pilot project sinds september 2002 binnen de Masters is aangeboden en per september 2006 als specialisatie van de Masters van start is gegaan. 2.1.2. De curricula van deze twee specialisaties zijn gebouwd op twee pijlers: ‘Source’ en ‘Projects’. In ‘Source’ wordt gewerkt aan ‘Mind’ en aan ‘Matter’. Binnen ‘Mind’ is via lezingen en masterclasses aandacht voor praktische en theoretische kennisontwikkeling. Hiervoor nodigt DAE gastsprekers uit van o.a. andere academies en post-doctorale opleidingen en organisaties als BNO, Premsela. Het ‘Mind’ programma is flexibel van opzet vanwege het streven naar constante verbetering en het bewerkstelligen van de aansluiting bij de actuele ontwikkelingen. Binnen ‘Matter’ werkt de student in workshops met name aan het opheffen van lacunes in zijn kennis en vaardigheden. Zoals al in de inleiding is beschreven is dit ‘Source’ programma in september 2006 van start gegaan en zal in de komende tijd nog verder worden uitgebouwd. In ‘Projects’ wordt gewerkt aan de ontwikkeling van de beroepsvaardigheden en het uitvoeren van toegepast onderzoek. (zie over ‘Source’ en ‘Projects’ ook 2.3.) De opleiding borgt de actualiteit van de opdrachten en de lezingen door de inzet van docenten die ook werkzaam zijn in de praktijk en door het aantrekken van gastdocenten voor lezingen. Voor het systematisch bewaren en toegankelijk maken van informatie zoals standaardwerken, lezingen, artikelen, readers, studenten theses, zal de opleiding een digitale kennisbank gaan opzetten. Het auditteam heeft kennisgenomen van de opzet en de inhoud van de curricula van de twee masterspecialisaties, van de literatuur die binnen IM en M&H wordt geraadpleegd en van de lezingen en workshops die sinds september 2006 binnen het ‘Source’ programma worden gegeven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 18
Het auditteam is van mening, dat de opleiding er door het ‘Source’ programma en de Projecten voldoende voor zorgt, dat ontwikkeling van kennis en (beroeps)vaardigheden plaatsvindt. Toegepast onderzoek komt aan bod binnen alle projectopdrachten, waarbij de student in z’n tweede studiejaar werkt aan zijn eigen thesis design project. IM is al verder in het uitwerken van de noodzakelijke cursussen en programma’s om het hoge niveau van excellentie te bereiken dan M&H, maar er is bij M&H in korte tijd al veel in gang gezet. Uit de CV’s van de docenten, de overzichten van de betrokken gastdocenten en uit de gesprekken tijdens de audit blijkt, dat alle (gast)docenten actief zijn in het relevante werkveld. 2.1.3. De afdelingshoofden van de twee specialisaties binnen de masteropleiding zijn internationaal werkzaam. Zij borgen dat het opleidingsprogramma up-to-date en dynamisch is. Elk afdelingshoofd bepaalt jaarlijks het hoofdthema voor zijn specialisatie. Vervolgens overlegt hij met de coördinator en de docenten over de invulling van de thema’s per trimester en het curriculum. Dit curriculum is flexibel en ligt niet voor jaren vast. Daardoor heeft de opleiding de mogelijkheid direct in te spelen op actualiteiten en kunnen studenten – eigen aan een masteropleiding - hun eigen traject kiezen. 2.1.4. DAE daagt studenten binnen de masteropleiding uit te reflecteren op de (nieuwe) sociale rollen van de designer en vraagt hen als een ‘pionier’ andere, nieuwe gebieden van design te onderzoeken. De afdelingshoofden en docenten proberen continu de scope van het beroep te verbreden en een nieuwe horizon voor design en de veranderende rol van design in de samenleving in kaart te brengen. Een dynamische uitwisseling hierover tussen de docenten en de studenten staat centraal. Studenten passen vormen van toegepast onderzoek toe waarbij ze starten vanuit de eigen intuïtie bij het interpreteren van socio-economische, ecologische en sociologische gegevens. DAE stelt dat het creatieve proces tijdens het doen van onderzoek niet mag blokkeren. Het auditteam constateert dat de opleiding er op een adequate wijze voor zorgt dat het programma actueel is en blijft. De afdelingshoofden van de twee specialisaties spelen daarin een belangrijke rol. Door studenten uit te dagen te reflecteren op de rol van designer en als een ‘pionier’ onderzoek naar nieuwe gebieden van design te doen, zorgt de opleiding er op een heel goede manier voor dat studenten ook zelf gaan bijdragen aan nieuwe ontwikkelingen binnen de beroepspraktijk. 2.1.5. Zoals onder 1.1.5. is beschreven onderhoudt de opleiding op velerlei manieren contacten met het (internationale) werkveld, waarbij ook gesproken wordt over actuele ontwikkelingen in het vakgebied en de inhoud van het curriculum. 2.1.6. Van 2002 tot 2006 kende DAE een lectoraat ‘Ecodesign’. In 2003 ging het officiële programma ‘Duurzaam Ontwerp’ van start. DAE heeft binnen de structuur van de academie gezocht naar een eigen opzet van een kenniskring, met experts op het gebied van Ecodesign. Het lectoraat heeft ook bijgedragen aan de master M&H. De lector participeerde in de ontwikkeling van inhoud en evaluatie van het programma en lezingen over duurzaamheid en ecodesign in de master cursussen. Na afsluiting van het lectoraat in 2006 is de lector als docent verbonden gebleven aan de academie. Vanaf september 2006 kent DAE het lectoraat ‘Tomorrow Matters’, waarin onderzoek wordt gedaan naar de rol van materialen in innovatief productontwerp. De lector die dit domein vorm geeft houdt zich enerzijds bezig met het ontwikkelen van onderwijs en onderzoek binnen de academie op het terrein van nieuwe materialen en nieuwe technologieën. Anderzijds bouwt zij een kennisnetwerk op zodat de academie zich kan ontwikkelen tot een ‘center of excellence’. Het lectoraat en de kenniskring functioneren als een kennisplatform waarbinnen docenten en studenten en partners van buiten de academie een actieve rol spelen. Het lectoraat voor nieuwe materialen focust zich in eerste instantie met name op de masteropleiding, als zijnde de belangrijkste plek waar deze nieuwe rol voor designers kan worden onderzocht en uitgewerkt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 19
Het auditteam is van mening dat de beide lectoraten een belangrijke rol spelen binnen DAE/ de masteropleiding. Met name het doen van onderzoek naar duurzaam ontwerpen en het gebruik van nieuwe materialen en technieken en het verspreiden van reeds opgedane kennis door middel van lezingen en workshops dragen bij aan de relevantie van het masterprogramma.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding zorgt er door het ‘Source’ programma en de Projecten voldoende voor, dat ontwikkeling van kennis en (beroeps)vaardigheden plaatsvindt. Toegepast onderzoek komt aan bod binnen alle projectopdrachten, waarbij de student in z’n tweede studiejaar werkt aan zijn eigen thesis design project. De opleiding zorgt er op een adequate wijze voor dat het programma actueel is en blijft. De afdelingshoofden spelen daarin een belangrijke rol. Door studenten uit te dagen te reflecteren op de rol van designer en als pionier onderzoek te doen, zorgt de opleiding ervoor dat studenten ook zelf gaan bijdragen aan nieuwe ontwikkelingen binnen de beroepspraktijk. Alle docenten zijn ook actief in de praktijk. Dit geldt eveneens voor de gastdocenten, die bij de opleiding betrokken zijn. De beide lectoraten spelen een belangrijke rol spelen binnen DAE/ de masteropleiding. Met name het doen van onderzoek naar duurzaam ontwerpen en het gebruik van nieuwe materialen en technieken en het verspreiden van reeds opgedane kennis door middel van lezingen en workshops dragen bij aan de relevantie van het masterprogramma. Het auditteam heeft kunnen constateren, dat DAE afgelopen jaren actief op zoek is geweest naar een goede invulling en verbetering van het masteraanbod, zodat de opleiding optimaal aansluit bij de eisen die het werkveld stelt. Het auditteam is van mening, dat het programma zoals dat er nu ligt van voldoende kwaliteit is. De reden om dit facet nog niet met een ‘goed’ te beoordelen is gelegen in het feit, dat het programma in ontwikkeling is en zich nog moet bewijzen. ‘Source’ is pas in september 2006 van start gegaan en zal verder worden uitgebouwd. Ook de programma’s van M&H draaien nog niet zo lang in hun huidige opzet. Het auditteam is van mening dat het programma zoals dat nu wordt aangeboden in de komende jaren kan uitgroeien tot een programma dat (zeer) goed aan de HBO-eisen zal voldoen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 20
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen 2.2.1. Zoals in 2.1.1. is beschreven zijn er twee specialisaties in de masteropleiding: IM leidt studenten op tot een ‘author-designer’5 die werkt in een multidisciplinair team, werkt aan complexe design problemen of is autonoom specialist in een design omgeving. M&H leidt studenten op tot een ‘author-designer’, die zich wijdt aan de verbetering van de kwaliteit van leven in de wereld met respect voor omgeving, duurzaamheid en natuur. Hieronder vallen ‘Humanitarian Design’ en ‘Sustainable Style’. 2.2.2. Studenten van de masteropleiding volgen een eigen pad en bepalen hun eigen onderwijsprogramma binnen het aanbod van DAE. De studenten moet daartoe aan het begin van de opleiding drie vragen beantwoorden: Waarom ben ik hier/wat is mijn motivatie? Wat ga ik hier doen? Wat wil ik bereiken? Gedurende de twee studiejaren evalueert de student samen met de mentor en zijn medestudenten regelmatig of hij nog op de goede weg is en stelt hij waar nodig zijn eigen doelen bij. De student houdt een portfolio bij waarin zijn werkprocessen inzichtelijk worden gemaakt. 2.2.3. Het ontwikkelen van de competenties vindt plaats in de ‘Projects’, waarbij het ‘doing to learn’ centraal staat. De student is deelnemer in een project of heeft als projectleider een centrale positie. In alle trimesters komen alle te ontwikkelen competenties aan bod. In een schema heeft de opleiding inzichtelijk gemaakt op welke competenties de opleiding zich per trimester specifiek focust. De inhoud en de opbouw van de (trimester)thema’s zijn hierop afgestemd. Zo voert de student van de specialisatie IM bijvoorbeeld in het derde trimester een projectopdracht uit in samenwerking met een bedrijf, de overheid of een organisatie. Dit project is van een grotere complexiteit dan de eerdere projecten. Dit is terug te vinden in de inhoud van de opdracht, het proces, de communicatie en de presentatie. Ook moet de student in dit project een leidende positie innemen als designer. Studenten van de specialisatie M&H voeren in het tweede studiejaar een opdracht uit in het buitenland. In het tweede studiejaar werkt de student aan zijn eigen thesis-design project, dat is gebaseerd op eigen doelen en voorkeuren. Door de internationale samenstelling van de mastergroepen leren de studenten niet alleen van hun Nederlandse docenten, die veelal Dutch Designers zijn, maar juist ook heel veel van elkaar. In het OER staat beschreven wat de student moet kunnen aan het eind van het eerste studiejaar en aan het eind van het tweede studiejaar. Per competentie is een omschrijving gegeven. Aan het begin van elke trimester ontvangen de studenten in het eerste studiejaar een ‘briefing' van de coördinator waarin o.a. het projectprogramma beschreven staat, de bijbehorende opdrachten en de te bereiken resultaten.
5
Een ‘author-designer’ is geen designer die louter werkt als probleemoplosser, maar is iemand die ontwerpt vanuit een persoonlijke
fascinatie en persoonlijke interesse.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 21
Zoals in 2.1.3 is vermeld bepaalt het afdelingshoofd jaarlijks een nieuw en actueel hoofdthema. De inhoud van het programma ligt dus niet voor jaren vast, maar wordt telkens opnieuw ingevuld. 2.2.4. In de ‘Source’ lessen kan de student binnen het ‘Matter’ gedeelte werken aan competenties die hij nog onvoldoende heeft ontwikkeld in zijn vooropleiding. Wat in deze lessen geleerd wordt is dus per student verschillend. In het ‘Mind’ gedeelte, dat door alle studenten moet worden gevolgd, werkt de student aan zijn praktische en theoretische kennisontwikkeling. De opleiding heeft in een schema beschreven aan welke competenties in het ‘Mind’ gedeelte wordt gewerkt. Het ‘Mind’ programma is evenals de projecten flexibel van opzet. De opleiding zal steeds aansluiting zoeken bij de actuele ontwikkelingen. (zie over ‘Source’ verder onder 2.1. en 2.3.) Het auditteam heeft kunnen concluderen, dat in het aangeboden programma alle te ontwikkelen (eind) competenties aan bod komen. Uit de schema’s, die de opleiding heeft opgesteld wordt duidelijk op welke competenties gefocust wordt in elk trimester en in de verschillende lezingen en workshops binnen ‘Source’. Uit de schema’s en de omschrijvingen van de thema’s blijkt ook de opbouw in de te ontwikkelen competenties. Door de implementatie van het ‘Matter’ gedeelte zorgt de opleiding er op een adequate wijze voor, dat studenten hiaten in hun vaardigheden weg kunnen werken. Het auditteam concludeert, dat de studenten, door het hele programma te doorlopen, uiteindelijk de geformuleerde eindcompetenties kunnen bereiken. Het auditteam heeft ook inzage gehad in een aantal briefings aan studenten van IM en M&H en constateert dat daarin duidelijk is beschreven wat er van de studenten in het betreffende trimester wordt verwacht. 2.2.5. Na elk trimester vinden assessments plaats, waarbij de student de gelegenheid krijgt al zijn werk te presenteren. Voor deze assessments maken de beoordelaars gebruik van een format, waarop de zes competenties staan vermeld. Tijdens deze assessments bespreken afdelingshoofden en docenten/mentoren, niet alleen het werk en het bereikte niveau van de student, maar ook de gegeven opdrachten. Naar aanleiding daarvan worden afspraken gemaakt over de bijdrage van de docenten en het bijstellen van het programma voor de volgende onderwijsperiode. Deze afspraken worden vastgelegd. Ook met externe opdrachtgevers en organisaties bespreekt de opleiding de opdrachten. De opgedane vaardigheden binnen het ‘Source’ programma worden (nog) niet getoetst. (zie ook 2.8.) Het CvB houdt vinger aan de pols met betrekking tot de kwaliteit van de docenten en de algemene kwaliteit van de opleiding. Dit gebeurt o.a. door het gepresenteerde werk van de studenten te bekijken tijdens de trimesterbeoordelingen, bij het afstuderen en door middel van enquêtes. Het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding de studenten elk trimester beoordeelt aan de hand van de zes te ontwikkelen (eind)competenties. Het auditteam heeft kennisgenomen van een aantal verslagen van overleggen na afloop van een trimester en constateert dat daarin afspraken over de opzet, inhoud van het programma zijn vastgelegd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 22
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: In het aangeboden programma komen alle te ontwikkelen (eind) competenties aan bod. Uit de schema’s, die de opleiding heeft opgesteld wordt duidelijk op welke competenties in elk trimester en in de verschillende lezingen en workshops in het ‘Source’ programma gefocust wordt. Door de implementatie van het ‘Matter’ gedeelte zorgt de opleiding er op een adequate wijze voor, dat studenten lacunes in hun kennis en vaardigheden kunnen opheffen. Uit de opzet van het programma en de schema’s blijkt de opbouw in de te ontwikkelen competenties. In de briefings aan studenten van IM en M&H is duidelijk beschreven wat er van de studenten in het betreffende trimester wordt verwacht. De opleiding beoordeelt elk trimester het niveau, dat de studenten hebben bereikt aan de hand van een format met de zes te ontwikkelen (eind)competenties. Door het hele programma te doorlopen kunnen de studenten uiteindelijk de geformuleerde eindcompetenties bereiken. Zoals al bij de bevindingen bij facet 2.1. is beschreven heeft het auditteam geconstateerd, dat het programma nog in ontwikkeling is en zich nog moet bewijzen. ‘Source’ en de competenties, die daarin worden verworven is pas een half jaar geleden gestart en wordt nog verder uitgebouwd. Reden om ook facet 2.2. voor dit moment te beoordelen met een ‘voldoende’ die, zo verwacht het auditteam, in de nabije toekomst kan veranderen in een ‘goed’, wanneer met name het ‘Source’ programma volledig is geïmplementeerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 23
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen 2.3.1. Zoals eerder vermeld heeft de masteropleiding een flexibel curriculum, dat op twee de peilers ‘Source’ en ‘Projects’ berust. ‘Source’ is letterlijk een theoretische en praktische bron en bestaat uit drie onderdelen: Mind: een min of meer standaard programma met praktisch en theoretische onderdelen die voor alle studenten van belang zijn in de vorm van lezingen en masterclasses in de beide studiejaren; Matter: verschillende programma’s waarmee de studenten, die voor het overgrote deel vanuit diverse vooropleidingen uit het buitenland komen, in het eerste studiejaar in de vorm van workshops hun kennis en vaardigheden kunnen uitbreiden of verdiepen, dan wel hun lacunes op die terreinen kunnen dichten; Coaching bij de individuele competentieontwikkeling gedurende de twee jaar van de studie (zie verder 4.2.) ‘Projects’ in de specialisaties IM en M&H vormen het hart van het programma. Elk project bevat alle componenten van het hele design proces: formuleren van het probleem – oriëntatie – research – analyse – brainstormen – design – realisatie – communicatie – presentatie. Zoals al beschreven is onder 2.2.3. krijgen de studenten in het eerste studiejaar voorafgaand aan elk trimester een briefing, waarin zij op hoofdlijnen worden geïnformeerd over o.a. doel en inhoud van het project/de projecten. Deze projecten bereiden de studenten voor op de thesis-design projecten, waarmee zij in het tweede studiejaar onafhankelijk aan het werk gaan. In het derde trimester van het eerste studiejaar voert de student van de specialisatie IM een project uit in samenwerking met een bedrijf, de overheid of een non-profit organisatie. De studenten van de specialisatie M&H voeren in het tweede studiejaar een project uit in het buitenland. 2.3.2. Zoals al eerder is beschreven bepaalt het afdelingshoofd jaarlijks het hoofdthema. Vervolgens overlegt hij met de coördinator en de docenten over de invulling van de thema’s per trimester en het curriculum. In de concrete uitwerking van de thema’s hebben docenten een behoorlijke vrijheid. Zij kunnen hun eigen onderwijsmateriaal maken en methodes gebruiken die overeenkomen met de eigen inzichten, benaderingen en interesses. Naar aanleiding van de assessments na elk trimester vindt overleg plaats tussen de afdelingshoofden, de coördinatoren en de docenten/ mentoren van de beide specialisaties over o.a. de inhoud en samenhang van het programma. Het auditteam heeft kennisgenomen van de opzet van het programma en constateert dat dit programma een duidelijke samenhang vertoont. Elk project is opgebouwd uit dezelfde componenten van het designproces, waarbij vaardigheden en kennis op een steeds hoger/complexer niveau aan bod komen. In het tweede studiejaar bepaalt de student vooral zijn eigen samenhang. De lessen uit het ‘Source’ programma werken ondersteunend voor de uitvoering van de projectopdrachten. Samenhang tussen het binnenschools en buitenschools programma komt met name tot uiting in het project in het derde trimester van het eerste studiejaar bij IM en in het project in het buitenland in het tweede studiejaar bij M&H en daarnaast in de thesis-design projecten in het tweede studiejaar.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 24
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het binnenschools programma vertoont een duidelijke samenhang. Elk project is opgebouwd uit dezelfde componenten van het designproces, waarbij vaardigheden en kennis op een steeds hoger/complexer niveau aan bod komen. ‘Source’ werkt hierbij ondersteunend. Samenhang tussen binnen- en buitenschools curriculum komt tot uiting in het project met externe (buitenlandse) partners en in de thesis-design projecten. Ook dit facet kwalificeert het auditteam nog niet als ‘goed’ om dezelfde redenen, die al genoemd zijn bij facet 2.1. en 2.2. Het auditteam is van mening, dat het programma zoals dat nu wordt aangeboden kan uitgroeien tot een (zeer)goed samenhangend geheel.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 25
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen 2.4.1. Het masterprogramma heeft een trimesterstructuur. Per studieonderdeel is het aantal te behalen ECTS vastgelegd in het OER. 2.4.2. De standaards van DAE zijn hoog en de wijze van werken is intensief. Meteen bij aanvang van de masteropleiding is de studielast behoorlijk. De opleiding verwacht motivatie en commitment van de student. In de regel blijkt, dat de student na één, twee trimesters weet of hij bij DAE op de juiste plek zit. Door het houden van exitgesprekken weet de opleiding waarom studenten uitvallen. (zie hierover onder 6.2. ‘rendementen’. 2.4.3. Na afloop van elk trimester vindt een assessment plaats, waarbij de student zijn werk presenteert. In de zogenoemde ‘mid-term’ meetings die gekoppeld zijn aan deze assessments worden de vorderingen besproken. Aan het eind van het 1e studiejaar en voordat de student mag starten met de afstudeeropdracht voor het eindexamen vindt een ‘groen licht’ bespreking plaats. De ‘mid-term’ en ‘groen licht’ besprekingen hebben een matigende invloed op de gevoelde werkdruk, omdat de student weet waaraan hij nog moet werken. (zie ook 2.8. ‘Beoordeling en Toetsing’) 2.4.4. Studenten die aan het eind van het 1e studiejaar niet genoeg punten hebben behaald hoeven niet een heel jaar, maar slechts één trimester over te doen, voordat zij mogen doorstromen naar het 2e studiejaar. Indien het gaat om het moeten ‘afmaken’ van opdrachten of het geven van aanvullende informatie en de opleiding voldoende vertrouwen heeft in de mogelijkheden van de student, mag de student in dit trimester tegelijkertijd starten met zijn thesis-design project. Dit kan hij dan koppelen aan het thema van het trimester waarin hij nog moet meedraaien. Hiermee kan de student de opgelopen studievertraging inlopen. Het auditteam is van mening, dat de opleiding er op bovengenoemde wijze voldoende voor zorgt, dat de studievoortgang van de student zo min mogelijk wordt belemmerd. 2.4.5. Een knelpunt voor de voortgang van de studie is de druk op de werkplaatsen en tentoonstellingsruimtes, omdat de planning van de individuele student niet altijd strookt met het geboden programma. In de werkplaatsen vinden ook groepslessen plaats van de bachelor-opleiding en workshops voor de studenten van het eerste studiejaar van de master. Daarnaast is in bepaalde werkplaatsen in verband met de veiligheidseisen het aantal beschikbare werkplekken gelimiteerd. De dagen vlak voor de assessments zijn altijd piekdagen, omdat dan zeer veel (bachelor en master) studenten nog werk willen afmaken. Bij de ingang van de werkplaatsen hangen roosters, waarop studenten kunnen intekenen. De opleiding stelt, dat de studenten zelf verantwoordelijk zijn voor een goede planning en neemt daarom geen actie op dit door bepaalde studenten ervaren knelpunt. Het auditteam deelt de mening van de opleiding, dat de studenten zelf verantwoordelijk zijn voor een goede planning en beschouwt dit niet als een onoplosbaar knelpunt voor de studievoortgang.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 26
2.4.6. Uit de evaluaties onder de studenten blijkt, dat de studenten vinden, dat in het algemeen de werkdruk voldoende gespreid is. Dit zelfde beeld gaven de studenten die het auditteam tijdens de audit sprak. De studenten vonden de studielast acceptabel en afhankelijk van de eigen ambities. Kwaliteit vonden ze belangrijker dan kwantiteit. Soms zijn ze er 24 uur per dag mee bezig. 2.4.7. De mentoren van de masteropleiding monitoren en coachen alle studenten individueel. Zij bespreken ook de studielast en studievoortgang met de student. (zie verder 4.2. ‘Studiebegeleiding’).
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft de studeerbaarheid van het programma voldoende in beeld. De opleiding zorgt er voldoende voor, dat de studievoortgang van de student zo min mogelijk wordt belemmerd door o.a. ‘mid-term’ en ‘groen licht’ besprekingen te houden naar aanleiding van de assessments en door studenten die in het eerste studiejaar onvoldoende studiepunten hebben behaald onder bepaalde voorwaarden alvast te laten starten met het thesis-design project, terwijl nog onderdelen van het eerste jaar moeten worden afgerond. Studenten vinden de studielast acceptabel. De last is afhankelijk van de ambities van de student. De mentoren van de masteropleiding bespreken ook de studielast en studievoortgang met de student.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 27
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: HBO- en WO-bachelor eventueel gepaard gaande met een (inhoudelijke) selectie ?
Bevindingen 2.5.1. De opleiding stelt als eis aan de vooropleiding, dat de student een bacheloropleiding op het gebied van design, art, (interieur)architectuur, mode, grafische vormgeving in Nederland of een vergelijkbare studie in het buitenland heeft afgerond. Voor toelating moet de student een portfolio inleveren van eigen werk. Daaruit moet blijken over welke talenten de student beschikt en wat zijn mogelijkheden zijn zich verder te kwalificeren in conceptueel design volgens de standaard van DAE. Daarnaast vraagt de opleiding aan de student bij het inschrijfformulier in maximaal 2 pagina’s te motiveren waarom hij de masteropleiding van DAE wil volgen. De toelatingseisen zijn vastgelegd in het OER. 2.5.2. De toelatingscommissie beoordeelt de studenten, die zich aanmelden, op basis van: de kwaliteit van de presentatie; ambitie, persoonlijke doelen; verbeeldingskracht en mogelijkheden tot groei en ontwikkeling; potentiële kwaliteit van ideeën, concepten en gedachten die in het masterprogramma kunnen worden verdiept en verrijkt; beheersing van het Engels; referenties. Het auditteam heeft kennisgenomen van de opleidingseisen en de toelatingsprocedure en concludeert, dat de opleiding haar instroombeleid duidelijk heeft vastgelegd. Hiermee borgt de opleiding dat alleen potentieel geschikte kandidaten starten met de masteropleiding. Uit de gesprekken tijdens de audit kwam naar voren dat vooral het goed beheersen van het Engels cruciaal is om instructies en de continue feedback op de uitgevoerde opdrachten te begrijpen. De algemeen coördinator van de masteropleiding checkt bij twijfel voorafgaand aan de toelating of een student de Engelse taal echt goed beheerst en docenten/mentoren verifiëren vooral in het begin van de studie of alle studenten hetgeen gezegd is echt hebben begrepen. Dit speelt met name voor Aziatische studenten. Het auditteam constateert dat de opleiding er hierdoor voldoende voor zorgt dat alle studenten het programma, dat uitsluitend in het Engels wordt aangeboden, kunnen volgen. 2.5.3. De meeste studenten, die instromen in de masteropleiding, volgden een bacheloropleiding ‘Design’. 2.5.4. Tot op heden is ongeveer 95% van de instromende studenten afkomstig uit het buitenland. Om te zorgen voor een goede aansluiting op de masteropleiding van DAE wordt het eerste trimester van het eerste studiejaar gewijd aan het leren kennen van de cultuur van Nederland, die open en direct is. DAE hecht er groot belang aan, de student te laten wennen aan de wijze van omgang, aan het discussiëren over het werk en aan de manier waarop de assessments plaatsvinden. Het feit, dat er zoveel studenten uit andere culturen komen doet ook een groot beroep op de docenten/mentoren. (zie ook 4.2. ‘Studiebegeleiding) Het auditteam is van mening, dat de opleiding door de opzet van dit eerste trimester in het eerste studiejaar er op een zeer adequate wijze voor zorgt, dat het masterprogramma aan de DAE in beginsel aansluit bij
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 28
mogelijkheden en vooral de culturele achtergrond van de instromende studenten. 2.5.5. Werving van nieuwe masterstudenten gebeurt o.a. door het zenden van aankondigingen naar andere academies in binnen- en buitenland. DAE heeft een film gemaakt over de inhoud van de opleiding, die o.a. wordt vertoond op presentaties en tentoonstellingen in New York, Tokyo, Milaan en Eindhoven. Werving vindt ook plaats door middel van advertenties in (internationale) magazines en vakbladen. De DAE website speelt ook een belangrijke rol bij de werving van nieuwe masterstudenten. Daarnaast zijn alumni ‘ambassadeur’ voor de masteropleiding. Het auditteam is van mening, dat de vele verschillende manieren waarop DAE bekendheid geeft aan de masteropleiding adequaat zijn. Met name door het presenteren van een film en het inzetten van alumni als ambassadeur, zorgt de academie ervoor dat potentiële kandidaten een duidelijk beeld kunnen krijgen van de opzet en inhoud van de opleiding. 2.5.6. De instroom van de bacheloropleiding van DAE naar de masteropleiding van DAE is niet groot. Dit komt voor een deel, omdat de DAE in vergelijking met andere bacheloropleidingen een bachelor-plus opleiding biedt. Studenten zijn na het volgen van de bacheloropleiding aan DAE voldoende competent in het conceptueel vormgeven en hebben veelal geen grote behoefte om hier in de master van DAE nog twee jaar aan verder te werken. Afgestudeerden van de bachelor van DAE, die een masterstudie willen volgen gaan daarom liever naar het buitenland om zich internationaal te oriënteren en kiezen bijvoorbeeld voor the Royal College in Londen of Parsons in New York. Dit zijn instituten die, zo blijkt uit het onderzoek van het blad Frame, een master bieden van een zelfde niveau als bij DAE. (zie 1.2.1.) Tijdens de audit is met het CvB en de hoofddocenten gesproken over de herkomst van instromende studenten. DAE onderschrijft de keuze van de afgestudeerden van de bacheloropleiding van DAE om een masteropleiding in het buitenland te gaan volgen en is van mening, dat dit tevens goed is voor de internationale oriëntatie van de student op de ‘’designwereld’’. Studenten die vanuit het buitenland instromen hebben veelal een traditionele opleiding gevolgd en komen naar DAE om kennis te nemen van de conceptuele wijze van vormgeven. In de gesprekken kwam verder naar voren, dat de DAE zich ten doel heeft gesteld studenten van de TU Delft en TU Eindhoven te gaan trekken. Ook hoopt de opleiding door steeds meer naamsbekendheid te krijgen, dat jaarlijks meer studenten zich gaan aanmelden. Dan kan de opleiding strenger gaan selecteren en kwalitatief steeds betere studenten aannemen. Daarmee kan de opleiding ook een voordurende verbetering van de kwaliteit van de afgestudeerden en vermindering van uitval bereiken. (zie ook 6.1. en 6.2.) Het auditteam is van mening, dat DAE een duidelijk beeld heeft van de kwaliteit van de instromende studenten en van hun motivatie de masteropleiding bij de academie te gaan volgen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft haar instroombeleid duidelijk vastgelegd en borgt hiermee dat alleen potentieel geschikte kandidaten starten met de masteropleiding. DAE heeft een duidelijk beeld van instromende studenten en hun motivatie de masteropleiding bij de academie te komen volgen. De opleiding heeft goed oog voor de mogelijke knelpunten voor de instromende buitenlandse studenten en zorgt er op een adequate wijze voor dat het masterprogramma in beginsel aansluit bij mogelijkheden en vooral de culturele achtergrond van de instromende studenten. Ook besteden de algemeen coördinator en de docenten/mentoren extra aandacht aan het aspect of alle studenten de Engelse taal wel echt goed beheersen. Werving voor de opleiding vindt op veel verschillende manieren en op een adequate wijze plaats
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 29
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:6 Voldoet de opleiding aan de formele eis m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO master opleiding van minimaal 60 ECTS studiepunten?
Bevindingen Blijkens de programmabeschrijving bedraagt het totaal aantal studiepunten van de opleiding 120 ECTS. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO master opleidingen wordt gesteld.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding een omvang heeft van 120 ECTS, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
6
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 30
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen 2.7.1. Het didactisch concept gaat uit van ‘doing to learn’. Naast min of meer klassieke vormen van kennisoverdracht in met name het ‘Source’ programma, staan in het eerste studiejaar vooral onderwijsvormen centraal die de student in staat stellen door ‘ondervinding’ de vereiste kennis en vaardigheden te verwerven. Daarvoor moeten de studenten het proces van het ontwerpen doorlopen, er vervolgens op reflecteren en er van leren. Alle activiteiten zijn gericht op het verwerven van de competenties. In het tweede studiejaar kiest de student zijn eigen pad en werkt aan zijn eigen thesis design opdrachten 2.7.2. De rol van de docent in het eerste studiejaar is om de student in situaties te brengen waarin hij leert specifieke problemen op te lossen, vanuit persoonlijke intuïtie conceptueel te denken en een eigen methode van ontwerpen te ontwikkelen. De opdrachten doen tegelijkertijd een beroep op de kennis, de vaardigheden, de ambitie en de beroepshouding van de ontwerper. De opdrachten zijn afgestemd op de toekomstige beroepspraktijk van de studenten. Er is in het contact tussen docent en student geen top-down benadering. De opleiding heeft in een ‘Description model’ voor het maken van het onderwijsmateriaal de richtlijn opgenomen, dat de opdrachten die de (gast)docenten geven een connectie moeten hebben met de (eigen) professionele praktijk. In het tweede studiejaar begeleiden de docenten de student bij het uitwerken van zijn eigen opdrachten en het doen van toegepast onderzoek. 2.7.3. Door in contact te komen met zeer verschillende docenten maakt de student kennis met diverse opvattingen over en uitingen van het beroep van ontwerper. Op deze wijze leert de student zijn eigen mening en opvatting te bepalen en te scherpen. Het auditteam heeft kennisgenomen van het didactisch concept van de opleiding en is van mening, dat dit concept van het ‘doing to learn’ zeer passend is bij de masteropleiding ‘Vormgeving’ van DAE. Door de student in het eerste studiejaar te laten werken aan reële projectopdrachten, waarbij hij het volledige ontwerpproces doorloopt en daarop reflecteert en door hem in het tweede studiejaar te laten werken aan zijn eigen thesis-designopdrachten, kan hij de vereiste (eind)competenties verwerven.
2.7.4. Kenmerkende werkvormen binnen de masteropleiding zijn: masterclasses en lezingen in het ‘Source’ programma; gerichte instructies en cursussen in de digitale, textiele en machinale werkplaatsen in met name het ‘Matter’ deel van het Source programma; discussie; socratisch vraaggesprek, waarbij het samen onderzoeken wat je te weten wilt komen over een thema en het zelfstandig leren denken centraal staat; individuele en groepsgerichte bespreking en feedback naar aanleiding van gemaakt werk; individuele en groepgerichte zelfbeoordeling; werken aan (eigen) projecten en projecten in opdracht van organisaties en bedrijven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 31
Zoals in 2.1.4. beschreven discussiëren studenten en docenten regelmatig over (nieuwe) sociale rollen van de designer en nieuwe gebieden van design. Ook het debatteren over een project vindt veelvuldig plaats. Daarbij analyseren studenten samen met de docenten het ontwerpproces, het gemaakte werk en bekritiseren dit werk ten einde resultaten te perfectioneren. Ook geven studenten elkaar les, vanuit de gedachte dat je zaken zelf ook beter gaat begrijpen als je in staat bent het uit te leggen aan anderen. Deze werkvormen zijn favoriet bij studenten en docenten. Het auditteam is van mening, dat de gehanteerde werkvormen goed passen bij het didactisch concept van het ‘doing to learn’. De studenten, die het auditteam sprak waren tevreden over vormgeving en inhoud. Naar hun mening, was het een ware ontdekking, dat er veel manieren zijn waarop je je kunt uiten. In de bacheloropleiding leer je de skills, maar in de master krijg je meer verdieping/verbreding, naar de mening van één van de studenten.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het didactisch concept van het ‘doing to learn’ is zeer passend bij de masteropleiding ‘Vormgeving’ van DAE. Door de student in het eerste studiejaar te laten werken aan reële projectopdrachten, waarbij hij het volledige ontwerpproces doorloopt en daarop reflecteert en door hem in het tweede studiejaar te laten werken aan zijn eigen thesis-designopdrachten, kan hij de vereiste (eind)competenties verwerven. De gehanteerde werkvormen passen goed bij het didactisch concept van het ‘doing to learn’. De studenten, die het auditteam sprak waren tevreden over vormgeving en inhoud.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 32
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen 2.8.1. De realiteit binnen het kunstonderwijs is dat subjectieve criteria even zwaar wegen als objectieve. Daarom zijn het werkproces en de artistieke ontwikkeling belangrijk. Normen en beoordelingscriteria zijn veelal lastig vast te leggen. Streven naar het ongewone en ontvankelijkheid voor het verrassende zijn gewaardeerde uitgangspunten. Vaak is niet te meten via de manier waarop in het algemeen getoetst en beoordeeld wordt. 2.8.2. De opleiding toetst elke student na afloop van elk trimester op basis van de 6 criteria, die voortkomen uit de 6 competenties. (zie 1.1.3). Aan het eind van het eerste studiejaar houdt de opleiding een finalassessment. De opleiding eist, dat de student na afloop van elk project een presentatie geeft van zijn werk in een visuele, gesproken en geschreven vorm. De opleiding toetst kennis en theorie van specifieke onderwerpen integraal. De opgedane vaardigheden binnen het ‘Source’ programma worden (nog) niet getoetst. 2.8.3. Zoals vermeld in 2.2.2. volgt de student van de masteropleiding een eigen pad. Naast de min of meer formele vereisten die horen bij de assessments van de projecten, kiest de student ook eigen doelen voor elk project. Begeleid door een mentor evalueert de student in hoeverre die persoonlijke doelen zijn bereikt, waardoor hij inzicht krijgt in zijn persoonlijke groei. Sinds 2005-2006 experimenteert de opleiding met self-assessments. De student beoordeelt voorafgaand aan het formele assessment eerst zichzelf op basis van de officiële criteria. Deze zelfkritische en reflectieve houding heeft de student in zijn latere carrière uiteraard ook nodig. 2.8.4. De docentenstaf en alle masterstudenten van de betreffende specialisatie wonen de presentatie bij van de student na afloop van elk trimester. Daarbij wordt bekeken in welke mate de student de competenties heeft bereikt. Daarna discussiëren de mentoren over de individuele resultaten en schrijven op een evaluatieformulier een advies met aandachtspunten voor elke student voor het volgende trimester. Studenten maken een verslag van deze discussie, dat weer kan dienen als referentie voor volgende assessments. Zo worden de assessments een onderdeel van het totale leerproces van elke student. Het auditteam is van mening, dat de opleiding op een valide en betrouwbare wijze toetst en beoordeelt of de student de vereiste competenties heeft bereikt. Door de hele docentenstaf van de specialisatie te betrekken bij de assessments na afloop van elk trimester borgt de opleiding bovendien de objectiviteit van de beoordeling. Dat de opleiding de studenten vraagt zichzelf te beoordelen en medestudenten actief betrekt bij de assessments, beschouwt het auditteam als een waardevol element in het ontwikkelingsproces van de studenten. Door het op schrift zetten van de beoordeling, het advies met aandachtspunten van de mentoren en door het verslag, dat de student zelf moet maken van de discussie, zorgt de opleiding er goed voor dat het voor de student duidelijk is aan welke zaken hij nog moet werken. De manier waarop het toetsen en beoordelen plaatsvindt binnen DAE spreekt het auditteam bijzonder aan. 2.8.5. Zowel docenten als studenten ervaren deze werkwijze als inspirerend.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 33
2.8.6. De student mag op voor zijn eindexamen nadat hij ‘groen’ licht heeft gekregen van de docenten naar aanleiding van het assessment van het werk dat de student na afloop van het 5e semester heeft gepresenteerd. Daarmee spreken de docenten hun vertrouwen uit in de mogelijkheden van de student. Bij het eindexamen geeft de student een presentatie van zijn thesis-design project in de vorm van en masterproof voor een groep geïnteresseerde gasten, experts, gecommitteerden en kritische collega’s. (zie verder 6.1.) 2.8.7. De student maakt van elk project een eigen verslag, dat hij bewaart in het portfolio. Zelfevaluatie en zelfreflectie maken daarvan deel uit. Ook de waarde van de verschillende ‘Source’ lessen voor het eigen proces en het resultaat van het product legt hij vast. Zoals in 2.2.2. vermeld bespreekt de student met de mentor en zijn medestudenten regelmatig zijn voortgang. 2.8.8. Elke module kan tenminste éénmaal per studiejaar worden beoordeeld. Een student mag pas beginnen aan de 4e module in het tweede studiejaar als de voorgaande modulen 1, 2 en 3 van eerste studiejaar met een voldoende zijn afgesloten. Zoals reeds bij 2.4.4. is vermeld moeten studenten die niet genoeg punten hebben behaald in het eerste studiejaar deze studieonderdelen in het eerste trimester van het nieuwe studiejaar overdoen. Onder bepaalde voorwaarden mag de student in dit trimester tegelijkertijd starten met zijn thesis-design project dat hij dan kan koppelen aan het thema van het eerste trimester. (zie ook 2.4.4). Hiermee kan de student de opgelopen studievertraging inlopen. Studenten, die het auditteam sprak, waren tevreden over de wijze waarop geëvalueerd wordt en over het evaluatieformulier dat ze krijgen en bespreken met de mentor. Ze zien daardoor ook de verbeteringen in hun eigen leerproces. Samenvattend is het auditteam van mening, dat het systeem dat de opleiding nu hanteert voor het toetsen en beoordelen goed functioneert. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding toetst en beoordeelt op een valide en betrouwbare wijze of de student de vereiste competenties heeft bereikt. Door de hele docentenstaf van de specialisatie te betrekken bij de assessments na afloop van elk trimester borgt de opleiding de objectiviteit van de beoordeling. De wijze waarop het beoordelen en toetsen plaatsvindt, spreekt het auditteam bijzonder aan. De mentoren schrijven op een evaluatieformulier een advies met aandachtspunten voor elke student voor het volgende trimester en bespreken dit met de student. Sinds 2005-2006 experimenteert de opleiding met self-assessments. Het auditteam beschouwt dit als een waardevol element in het ontwikkelingsproces van de studenten. Docenten en studenten zijn tevreden over de wijze van evalueren.
Buiten de beoordeling van het door de NVAO gestelde criterium om wil het auditteam over het toetsen en beoordelen van het eindexamen door de opleiding nog het volgende opmerken: Wanneer de DAE zegt te gaan voor ‘excellence’ zal zij naar de mening van het auditteam ook moeten eisen van de studenten dat alle vastgestelde eindcompetenties ten minste met een voldoende worden afgesloten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 34
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor de opleiding als voldoende.
De opleiding zorgt er door het ‘Source’ programma en de Projecten voldoende voor, dat ontwikkeling van kennis en (beroeps)vaardigheden plaatsvindt en zorgt er op een adequate wijze voor dat dit programma actueel is en blijft. De beide lectoraten spelen een belangrijke rol spelen binnen DAE/ de masteropleiding. In het aangeboden programma komen alle te ontwikkelen (eind) competenties aan bod. Door de implementatie van het ‘Matter’ gedeelte zorgt de opleiding er op een adequate wijze voor, dat studenten lacunes in hun kennis en vaardigheden kunnen opheffen. De opleiding beoordeelt elk trimester het niveau, dat de studenten hebben bereikt. Door het hele programma te doorlopen kunnen de studenten uiteindelijk de geformuleerde eindcompetenties bereiken. Het binnenschools programma vertoont een duidelijke samenhang. Samenhang tussen binnen- en buitenschools curriculum komt tot uiting in het project met externe (buitenlandse) partners en in de thesis-design projecten. De opleiding heeft de studeerbaarheid van het programma voldoende in beeld en zorgt er voldoende voor, dat de studievoortgang van de student zo min mogelijk wordt belemmerd. Studenten vinden de studielast acceptabel en afhankelijk van de eigen ambities. De mentoren van de masteropleiding bespreken de studielast en studievoortgang met de student. De opleiding heeft haar instroombeleid duidelijk vastgelegd en borgt hiermee dat alleen potentieel geschikte kandidaten starten met de masteropleiding. De opleiding heeft goed oog voor de mogelijke knelpunten voor de instromende buitenlandse studenten en zorgt er op een adequate wijze voor dat het masterprogramma in beginsel aansluit bij mogelijkheden en vooral de culturele achtergrond van de instromende studenten. Het didactisch concept van het ‘doing to learn’ is zeer passend bij de masteropleiding ‘Vormgeving’ van DAE en de gehanteerde werkvormen sluiten daarbij goed aan. De opleiding toetst en beoordeelt op een valide en betrouwbare wijze of de student de vereiste competenties heeft bereikt. Door de hele docentenstaf van de specialisatie te betrekken bij de assessments na afloop van elk trimester borgt de opleiding de objectiviteit van de beoordeling. De mentoren schrijven op een evaluatieformulier een advies met aandachtspunten voor elke student voor het volgende trimester en bespreken dit met de student.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 35
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen 3.1.1. Het onderwijs op DAE wordt ontwikkeld en verzorgd door docenten die midden in de professionele beroepspraktijk staan. De afdelingshoofden van de twee masterspecialisaties zijn internationaal werkzaam en zijn coryfeeën op hun vakgebied. Alle docenten en gastdocenten in de masteropleiding zijn actief in het (internationale) werkveld van o.a. autonome en toegepaste kunst, geschiedenis, cultuur, architectuur, mode, theater, muziek of (industrieel) design. Samen vormen de docenten een geschakeerde bron van inspiratie voor het beroep van vormgever. De docenten/mentoren hebben een contract voor één of anderhalve dag en zijn benoemd onder de conditie dat zij ook nog werkzaam zijn/ betrokken zijn bij het professionele werkveld. 3.1.2. De afdelingshoofden bepalen jaarlijks het hoofdthema. Dit thema en de links die daarin gelegd kunnen worden naar de beroepspraktijk, zijn voor het afdelingshoofd medebepalend voor de samenstelling van het afdelingsteam voor dat betreffende studiejaar. Voor werving van nieuwe docenten en gastdocenten maakt het afdelingshoofd gebruik van zijn eigen netwerk en het netwerk van DAE. (zie hierover verder onder 3.2.) In de concrete uitwerking van de thema’s hebben docenten een behoorlijke vrijheid. De opleiding hanteert als richtlijn dat de opdrachten die de (gast)docenten geven een connectie moeten hebben met de (eigen) professionele praktijk. Het auditteam constateert dat de opleiding duidelijk eisen stelt aan de verbinding, die het personeel heeft met het professionele werkveld. Door jaarlijks, mede op basis van het hoofdthema, de afdelingsteams samen te stellen zorgt de opleiding er op een adequate wijze voor dat het voor dat betreffende studiejaar gecontracteerde personeel vanuit het eigen werkveld kan aansluiten bij het binnen het hoofdthema te verzorgen onderwijs. Door te kiezen voor docenten met verschillende opleidingen en praktijkervaring, zorgt de opleiding ervoor dat studenten kennismaken met een breed palet van invalshoeken met betrekking tot design. Uit de CV’s blijkt, dat alle docenten werkzaam zijn in het professionele werkveld. 3.1.3. Het lectoraat en de kenniskring van DAE functioneren als een kennisplatform waarbinnen docenten en studenten van de masteropleiding en de bacheloropleiding en partners van buiten de academie een actieve rol spelen. Zoals al onder 2.1.6. is beschreven kende DAE van 2002-2006 een Lectoraat ‘Ecodesign’. Na afsluiting van dit lectoraat is de lector als docent verbonden gebleven aan de academie. Vanaf september 2006 kent DAE het lectoraat ‘Tomorrow Matters’, dat zich in eerste instantie met name focust op de masteropleiding. De lector is voor 1,5 dag verbonden aan de academie. (zie verder onder 2.1.6.) Tijdens het auditgesprek met docenten en de lector is ook het lectoraat en de kenniskring binnen de masteropleiding aan de orde geweest. Het auditteam is van mening dat de lector/het lectoraat een belangrijke rol speelt in het leggen van ‘een link met morgen’ en het onderzoek naar de invloed van design, het opzetten en uitvoeren van onderzoeksprojecten vanuit de kenniskring.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 36
Ook geeft de lector workshops waarin zij de studenten leert hoe ze research moeten doen voor bijvoorbeeld hun thesis-design project. 3.1.4. In 1.1.5. is een overzicht gegeven van contacten welke DAE o.a. heeft met het (internationale) werkveld. Deze contacten verlopen via alle betrokkenen bij de opleiding (leden van het CvB, de afdelingshoofden, coördinatoren en docenten). Actuele ontwikkelingen worden in formele en informele overleggen binnen de opleiding besproken. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De docenten/mentoren hebben bij de opleiding een contract voor één of anderhalve dag en zijn daarnaast, evenals de gastdocenten, actief in het (internationale) werkveld, dat relevant is voor de masteropleiding. Door jaarlijks, mede op basis van het hoofdthema, de afdelingsteams samen te stellen zorgt de opleiding er op een adequate wijze voor dat het voor dat betreffende studiejaar gecontracteerde personeel vanuit het eigen werkveld kan aansluiten bij het binnen het hoofdthema te verzorgen onderwijs. Door te kiezen voor docenten met verschillende achtergronden (opleiding en praktijkervaring), zorgt de opleiding ervoor dat studenten kennismaken met een breed palet van invalshoeken met betrekking tot ‘design’. Docenten (van de bachelor en de masteropleiding) spelen samen met studenten en partners van buiten de academie een actieve rol in het lectoraat en de kenniskring. De lector van het lectoraat ‘Ecodesign’ is na 2006 als docent verbonden gebleven aan de academie, waardoor de opgedane kennis niet verloren gaat. De lector van het lectoraat ‘Tomorrow Matters’ speelt een belangrijke rol in de masteropleiding en ondersteunt o.a. de kenniskring in het opzetten en uitvoeren van onderzoeksprojecten en geeft aan studenten workshops waarin ze leren hoe ze research moeten doen. Contacten met het werkveld verlopen via alle betrokkenen van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 37
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen 3.2.1. DAE is al enkele jaren bezig met het opzetten van haar nieuwe personeelsbeleid. De afdeling Personeelszaken heeft een personeelsplanning gemaakt waarbij veel aandacht is besteed aan de opvolgingsproblematiek van hoofden van afdelingen van de bachelor en de masteropleiding. Het afdelingshoofd is verantwoordelijk voor de keuze van de docenten/mentoren en mag docenten, die niet (meer) passen binnen het afdelingsteam vervangen. DAE hecht er aan, dat er altijd passend personeel van zeer goede kwaliteit wordt aangetrokken. Dat heeft soms tot gevolg dat er gewacht wordt en een vacature niet direct wordt ingevuld. (zie hierover ook onder 3.3.) 3.2.2. De beide specialisaties van de masteropleiding beschikken over een klein, gedreven en enthousiast team. Er zijn op dit moment 11 docenten, inclusief de afdelingshoofden, parttime verbonden aan de masteropleiding. De beide afdelingshoofden hebben een aanstelling van 1 dag per week, mentoren hebben een contract van 1,0/1,5 dag per week. Ondanks deze kleine aanstelling is er sprake van een groot gevoel van verbondenheid met de academie. Voor lezingen en wokshops worden voornamelijk gastdocenten aangetrokken. Voor het studiejaar 20062007 zijn dat er ruim 30. 3.2.3. Student-docent ratio schommelt tussen 1: 23 (2004) en 1: 26,2 (2005) Het auditteam is op basis van het overzicht dat de opleiding heeft gegeven van de inzet van het personeel van mening, dat er voor zowel de differentiatie IM als de differentiatie M&H voldoende personeel aanwezig is om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Door het aantrekken van gastdocenten voor lezingen en workshops, zorgt de opleiding er ook voor dat het behandelen van specifieke onderwerpen mogelijk is. Tijdens de audit is met de studenten gesproken over de beperkte aanwezigheid van de docenten op de academie. Studenten stelden, dat ze goed op de hoogte zijn welke docent er op welke dag is en dus direct benaderd kan worden voor advies en vragen. Daarnaast maken de studenten gebruik van e-mail en telefoon voor overleg met de docenten/mentoren op tijdstippen dat zij niet aanwezig zijn op de academie. Studenten zijn tevreden over dit punt. 3.2.4. Naast de afdelingshoofden, coördinatoren en docenten, die zich richten op de opzet en uitvoering van het curriculum, kent DAE Onderwijsondersteunend personeel (OOP) en niet onderwijzend personeel (NOP). Het OOP en NOP bestaat uit een hoofdenteam dat verantwoordelijk is voor de ondersteunende diensten Onderwijs, Personeelszaken, Externe Zaken, Financiën en een aantal medewerkers. Een overzicht van het aantal medewerkers bij deze diensten is beschikbaar. Met deze taakverdeling zorgt DAE er voor, dat de docenten zich voor 100% kunnen inzetten voor de uitvoering van het curriculum.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 38
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Voor zowel de differentiatie IM als de differentiatie M&H is voldoende personeel aanwezig om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Studenten zijn tevreden over de kwantiteit van het personeel. Ze zijn goed op de hoogte wanneer docenten aanwezig zijn en dus direct benaderd kunnen worden. Daarnaast kunnen zij op andere tijdstippen altijd met de docenten via de e-mail en de telefoon overleggen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 39
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen 3.3.1. DAE heeft functiebeschrijvingen en functiewegingen opgesteld overeenkomstig het FUWASYS-HBO. 3.3.2. De opleiding hanteert als uitgangspunt, dat de beide afdelingshoofden van de specialisaties coryfeeën moeten zijn in hun vakgebied en internationale bekendheid moeten genieten. De afdelingshoofden zijn de creatieve stuurders en de dragers van de masteropleiding. Zij bepalen jaarlijks het hoofdthema voor hun specialisatie binnen de masteropleiding. Studenten komen o.a. ook op de naam van het afdelingshoofd af om een master te volgen aan DAE. Daarnaast heeft elke masterspecialisatie een mix van verschillende typen docenten nodig voor het verzorgen van het ‘Projectprogramma’ van de specialisatie en de diverse workshops, lezingen en masterclasses binnen het ‘Sourceprogramma’. Daarbij wordt gedacht aan docenten die inspireren, conceptueel denken, creatief zijn, industrieel ontwerper, uitvinder, filosoof, coach of instructeur zijn. Bij de keuze van docenten/mentoren staan naast pedagogische kwaliteiten, vooral de beroepspraktijk en de inhoudelijke kwaliteit van de betreffende persoon voorop. Gezocht wordt naar docenten, die de student veel te bieden hebben vanuit hun eigen persoonlijke en professionele ervaring. Docenten krijgen binnen het door het afdelingshoofd opgegeven hoofdthema veel vrijheid voor het uitwerken van de thema’s per trimester. De opleiding heeft een overzicht gemaakt van de ‘core’ competenties van de docenten, waaruit kan worden afgeleid waar de sterke kanten van elke docent liggen en voor welke aspecten van het onderwijs hij/zij kan worden ingezet. Het gaat hierbij om de zes eindcompetenties die ook de student zich eigen moet maken. (zie 1.1.3.). Ook voor het ‘Source’ programma (Mind en Matter) zijn deze zes competenties voor de betreffende gastdocenten in kaart gebracht. Op basis van de CV’s en het overzicht van de ‘core’ competenties is het auditteam van mening, dat het personeel tezamen voldoende competent is om het onderwijs te verzorgen. Docenten vullen elkaar goed aan. Door de bijzondere opzet van de opleiding, waarin docenten vanuit hun eigen specialisme en ervaring lesgeven en begeleiding geven aan de studenten, zorgt de opleiding ervoor dat de inhoudelijke en onderwijskundige realisatie van het programma mogelijk is. 3.3.3. De medewerkers van de werkplaats zijn vakspecialist en allround inzetbaar in de werkplaatsen. Onder hun leiding kunnen de studenten in principe alle opdrachten binnen de DAE zelf uitvoeren. Alleen wanneer een student specialistische bewerkingen wil uitvoeren, doen de medewerkers een beroep op hun netwerk en verwijzen de student door naar een van de (regionale) werkplaatsen of academies, waarmee zij contact hebben. (zie daarover 4.2.) Het auditteam is van mening dat de opleiding er door bovengenoemde opzet op voldoende wijze voor zorgt dat het programma door de werkplaatsmedewerkers in de werkplaatsen zelf of op een voor deze medewerkers bekende plek buiten de academie gerealiseerd kan worden. 3.3.4. DAE hanteert een getrapte organisatievorm. Het CvB benoemt de afdelingshoofden. Met name het vertrek van afdelingshoofden, ook bij de bacheloropleiding, betekent verlies aan kennis. Daarom besteden het CvB en de afdeling Personeelszaken veel aandacht aan personeelsverloop om ervoor te zorgen, dat de benodigde kwaliteit behouden blijft.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 40
Het afdelingshoofd is verantwoordelijk voor de keuze van de docenten/mentoren. DAE hecht er groot belang aan, dat er altijd passend personeel van zeer goede kwaliteit wordt aangetrokken. Dat heeft soms tot gevolg dat er gewacht wordt en een vacature niet direct kan worden ingevuld. Het afdelingshoofd mag docenten, die niet (meer) passen binnen het afdelingsteam, vervangen. Dit kan zowel te maken hebben met de inhoud van het gekozen hoofdthema en de benodigde kwaliteiten van de docenten als met het persoonlijk functioneren van de docent zelf. Geen enkele docent/mentor heeft een vaste aanstelling. Het CvB houdt ‘’een vinger aan de pols’’ met betrekking tot de kwaliteit van de docenten. Dit gebeurt o.a. door het gepresenteerde werk van de studenten te bekijken tijdens de trimesterbeoordelingen, bij het afstuderen en door middel van enquêtes. (zie ook 2.2.5.) Het auditteam is van mening, dat de opleiding er op de hierboven beschreven wijze goed voor zorgt, dat het programma van het betreffende cursusjaar altijd wordt verzorgd door personeel, dat de door de opleiding gewenste kwaliteiten heeft. 3.3.5. Docenten/mentoren werken in multidisciplinaire teams. Het geven van collegiale feedback bevordert de kwaliteit van de individuele docent. Vooral tijdens trimesterbeoordelingen bespreken docenten/mentoren en hoofden uitgebreid met elkaar de gegeven opdrachten en het gerealiseerde niveau van de student. Naar aanleiding daarvan worden afspraken gemaakt over de bijdrage van de docenten en de bijstelling van het programma voor de volgende onderwijsperiode. (zie ook 2.2.5.) 3.3.6. DAE heeft een gesprekscyclus opgezet voor functioneringsgesprekken. In deze cyclus nemen alle docenten en medewerkers op basis van de nieuwe functieprofielen deel aan jaarlijkse evaluatiegesprekken, individueel of in groepsverband. De afdelingshoofden zijn in december 2006 - januari 2007 gestart met het organiseren van deze gesprekken met de docenten/mentoren aan de hand van een door het afdelingshoofd en de docent ingevuld (zelf)evaluatieformulier. Samen met de evaluatie van studenten heeft de academie daarmee op termijn twee waardevolle kwaliteitsinstrumenten in handen. Met het Onderwijsondersteunend personeel (OOP) en niet onderwijzend personeel (NOP) houden de hoofden van de ondersteunende diensten jaarplangesprekken. Daarnaast is DAE gestart met de ontwikkeling en invoering van een beoordelingssystematiek voor hoofden, docenten/mentoren en medewerkers. Uit de (zelf)evaluatieformulieren blijkt, dat een aantal docenten ‘zeer goed’ tot ‘uitstekend’ scoort op bijna alle gevraagde onderdelen en een aantal docenten gemiddeld ‘normaal/goed’ functioneert en nog een aantal noodzakelijke verbeterpunten heeft. Ten tijde van de audit hadden de gesprekken op basis van deze evaluaties nog niet plaatsgevonden. Wel, zo bleek in de gesprekken tijdens de audit, hebben in het verleden naar aanleiding van de ingevulde trimesterevaluaties door de studenten, gesprekken plaatsgevonden tussen afdelingshoofd en docent. Het auditteam is van mening dat de opleiding met de opzet van de gesprekscyclus zorgt, dat er periodiek gesproken wordt met de docenten over hun functioneren en afspraken daarover worden vastgelegd. Uit de evaluatieformulieren 03-04, 04-05 en 05-06 blijkt, dat de studenten over het algemeen tevreden zijn over de meeste docenten. Wel is het antwoord op de vraag naar ‘begeleiding door de docent’ per docent en per trimester en per student wisselend van (very) good tot voor sommigen in één van de trimesters (very) bad. In de gesprekken tijdens de audit met de studenten kwam ook naar voren, dat studenten over het algemeen tevreden zijn. De docenten hebben allen een andere achtergrond en met name de variatie spreekt de studenten aan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 41
3.3.7. Om de kwaliteit van het personeel te borgen en te verbeteren organiseert DAE regelmatig activiteiten. Genoemd worden o.a.: introductiebijeenkomsten voor startende docenten/mentoren; workshops ‘Lesgeven op de DAE’; docenten/mentorendagen gericht op inhoudelijke ontwikkelingen van het vak van ontwerper en de consequenties daarvan voor de opleiding; teambijeenkomsten voor elk van de masterspecialisaties met inhoudelijke discussie en uitwisseling van ervaringen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Alle docenten bezitten op hun eigen vakgebied (zeer) goede kwaliteiten. De opleiding heeft zich in haar keuze goed laten leiden door de verschillende specialismen, waarin deze docenten uitblinken en zorgt er goed voor dat het programma van het betreffende cursusjaar altijd wordt verzorgd door personeel, dat de door de opleiding gewenste kwaliteiten heeft. Docenten vullen elkaar goed aan en door de bijzondere opzet van de opleiding, waarin docenten vanuit hun eigen specialisme en ervaring lesgeven en begeleiding geven aan de studenten, zorgt de opleiding ervoor dat de inhoudelijke en onderwijskundige realisatie van het programma mogelijk is. De opleiding zorgt er goed voor dat het programma door de werkplaatsmedewerkers in de werkplaatsen zelf of op een voor deze medewerkers bekende plek buiten de academie gerealiseerd kan worden. De opleiding is gestart met een gesprekscyclus, waardoor ze er voor zorgt, dat met alle docenten en medewerkers periodiek gesproken wordt over hun functioneren en afspraken daarover worden vastgelegd. Om de kwaliteit van het personeel te borgen en te verbeteren organiseert DAE regelmatig activiteiten zoals introductiebijeenkomsten voor startende docenten, workshops over lesgeven op DAE, mentordagen en teambijeenkomsten waarin ervaringen worden uitgewisseld. Het auditteam komt in haar uiteindelijke oordeel tot een ‘voldoende’ en (nog) niet tot een ‘goed’. Dit heeft te maken met het gegeven, dat een heel goede vakspecialist niet automatisch ook een heel goede docent/pedagoog is. Uit de gesprekken tijdens de audit met docenten en studenten, uit de trimesterevaluaties onder de studenten en uit de ingevulde (zelf)evaluatieformulieren ten behoeve van het functioneringsgesprek kwam het beeld naar voren, dat de docenten op dit moment gemiddeld ‘voldoende’ scoren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 42
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor de opleiding het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende. De docenten/mentoren hebben bij de opleiding een contract voor één of anderhalve dag en zijn daarnaast, evenals de gastdocenten, actief in het (internationale) werkveld, dat relevant is voor de masteropleiding. Het voor een bepaald studiejaar gecontracteerde personeel kan vanuit het eigen werkveld aansluiten bij het binnen het hoofdthema te verzorgen onderwijs. Docenten spelen samen met studenten en partners van buiten de academie een actieve rol in het lectoraat en de kenniskring. De vroegere en de huidige lector zijn zelf ook werkzaam in het onderwijs. Contacten met het werkveld verlopen via alle betrokkenen van de opleiding. Voor zowel de differentiatie IM als de differentiatie M&H is voldoende personeel aanwezig om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Studenten zijn tevreden over de kwantiteit van het personeel. Alle docenten bezitten op hun eigen vakgebied (zeer) goede kwaliteiten. Docenten vullen elkaar goed aan en zijn gezamenlijk voldoende competent om de inhoudelijke en onderwijskundige realisatie van het programma mogelijk te maken. Door de gesprekscyclus zorgt de opleiding ervoor, dat met alle docenten en medewerkers periodiek gesproken wordt over hun functioneren en afspraken daarover worden vastgelegd. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de meeste docenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 43
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen 4.1.1. DAE is gevestigd in de ‘Witte Dame’, een voormalig fabriekspand van Philips In Eindhoven. Er zijn geen klaslokalen en nauwelijks binnenmuren in de grote lichte ruimten. DAE hanteert als uitgangspunt, dat de inrichting van het gebouw een directe en open omgang tussen studenten, docenten, medewerkers en directie mogelijk moet maken. Open ruimtes en flexibele werkplekken nodigen uit tot ongedwongen contact. De masteropleiding heeft de helft van een etage met eigen ingang ter beschikking. Daar is studie- en werkruimte, ruimte voor het geven van lezingen, een ‘handwerkplaats’, een eetplek en een Masters office. Het auditteam is van mening, dat het gebouw van de ‘Witte Dame’ en de wijze waarop DAE de ruimten heeft ingericht zeer stimulerend is voor studenten die zich willen ontwikkelen in ‘conceptual design’. Er is ruim voldoende plaats voor alle studenten om alleen of samen met anderen te werken aan hun opdrachten en hun werk ten toon te stellen. 4.1.2. Naast flexibele en open werkplekken voor studenten en docenten, beschikt DAE o.a. over een bibliotheek en mediatheek, een digitale, machinale, textiele en keramische werkplaats, werk- en studieruimtes, een auditorium met 120 zitplaatsen voor lezingen/ colleges en grote expositieruimtes op verschillende etages van het gebouw. De werkplaatsen zijn van maandag tot en met vrijdag geopend van 9.00 tot ‘s avonds 21.45, uitgezonderd vrijdagavond.
4.1.3. In 2004 en begin 2005 hebben het management, de docenten, de studenten en het personeel van de werkplaatsen, uitgebreide gesprekken gevoerd om tot een inrichting en opzet van de werkplaatsen te komen die meer aansloot bij de ambities van de bachelor- en masteropleiding en de praktische behoeften van de werkplaatsinstructeurs. De werkplaatsen zijn vervolgens aangepast en de infrastructuur is sterk verbeterd. Ter ontlasting van de machinale werkplaatsen is er met ingang van het studiejaar 2005-2006 op de 5e etage een ruimte bijgekomen waar studenten vrij kunnen werken aan hun producten. DAE hanteert als uitgangspunt, dat de werkplaatsen in de basis een voorziening zijn ter ondersteuning van het onderwijs van de academie. De medewerkers van de werkplaats zijn vakspecialist en allround inzetbaar in de werkplaatsen. Wanneer een student specifieke, specialistische bewerkingen wil uitvoeren, bijvoorbeeld voor een eindexamen, doen de werkplaatsmedewerkers een beroep op hun netwerk buitenshuis of kan een student terecht bij één van de relaties van de academie zoals de Koninklijke Academie in Den Bosch, het Textielmuseum in Tilburg, de TU/e in Eindhoven en het Europees Keramisch Werkcentrum in Bosch. DAE heeft een overzicht gemaakt van de aanwezige en benodigde materialen en apparatuur en machines. Docenten van DAE zijn door hun eigen contacten met het bedrijfsleven goed op de hoogte van gangbare en noodzakelijke programmatuur en machinerie en kunnen DAE adviseren wat de werkplaatsen in de basis zouden moeten aanbieden. Binnen de (financiële) mogelijkheden van de academie kunnen (hoofd)instructeurs en docenten voorstellen doen voor aanschaf en investeringen. In overleg met de werkplaatsen, het hoofd Onderwijs en het hoofd Financiën wordt de uiteindelijke investering vervolgens bepaald.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 44
Het auditteam is op basis van eigen waarneming van mening dat de werkplaatsen voldoende doch tamelijk klassiek zijn geoutilleerd. Zoals het auditteam in de documentatie heeft kunnen lezen en tijdens de audit heeft kunnen vernemen is niet alle specifieke apparatuur aanwezig. Maar de studenten kunnen, indien gewenst, voor specialistische bewerkingen terecht bij andere bedrijven of opleidingen. Het is het auditteam evenwel tijdens de audit opgevallen dat niet alle studenten dat ook doen. Daardoor is de uitvoering en afwerking van sommige ontwerpen niet zo perfect als die had kunnen zijn wanneer wel gebruik was gemaakt van specialistische apparatuur. Het auditteam is van mening, dat de DAE, die zegt excellentie na te streven, de studenten moet stimuleren gebruik te maken van de meest geavanceerde apparatuur en hen daarbij goed moet informeren over de ‘uitwijkmogelijkheden’. Tijdens de audit vertelden de werkplaatsinstructeurs over de ‘filevorming’, die er soms ontstaat vlak voor de assessments wanneer studenten op het laatste moment nog werk willen afmaken en op de gang moeten wachten. Het auditteam onderschrijft de mening van de opleiding, dat de studenten zelf verantwoordelijk zijn voor een goede planning. (zie ook 2.4. ‘studielast’.) Dat DAE de studenten faciliteert door de werkplaatsen ook vier avonden per week open te stellen, vindt het auditteam heel positief. Het auditteam heeft ook kunnen constateren, dat er voldoende en verschillende typen computers aanwezig zijn. De studenten, die het auditteam sprak tijdens de audit zijn tevreden over de materiële voorzieningen. Wel hebben zij kritiek op het feit, dat er geen mogelijkheid wordt geboden voor draadloos internet, waardoor ze niet langer gebonden zijn aan de ICT werkplaats en overal in het gebouw zouden kunnen werken. 4.1.4. De collectie boeken, tijdschriften/ vakbladen in de bibliotheek wordt maandelijks aangevuld. Docenten en studenten kunnen daarvoor suggesties doen bij de bibliothecaris. Zoals al onder 2.1.2. is vermeld, zal de opleiding voor het systematisch bewaren en toegankelijk maken van informatie zoals standaardwerken, lezingen, artikelen, readers, studenten theses, een digitale kennisbank gaan opzetten. De bibliotheek is bovendien online te raadplegen via http://library.tue.nl/TDA/Vubis.csp. Het auditteam heeft tijdens haar bezoek aan de bibliotheek kunnen constateren dat DAE beschikt over een standaard collectie van boeken en tijdschriften met betrekking tot ‘design’. In het gesprek met de masterstudenten kwam naar voren, dat in de bibliotheek evenwel niet alle benodigde boeken voor hen aanwezig zijn. Met name Engeltalige specialistische boeken over onderwerpen die niet direct gerelateerd zijn aan ‘design’ zitten veelal niet in de DAE collectie. Het management reageert hier desgevraagd op met de mededeling, dat in het gebouw van de Witte Dame ook de grote stadsbibliotheek gevestigd is. De online catalogus van Design Academy Eindhoven geeft daarnaast toegang tot de uitgebreide technisch georiënteerde bibliotheek van de Technische Universiteit Eindhoven. Op beide plekken kunnen de studenten terecht voor alle mogelijke onderwerpen. Het auditteam is van mening, dat de opleiding hierover goed dient te communiceren met de masterstudenten. Docenten, die het auditteam sprak, zijn tevreden over de bibliotheek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 45
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het gebouw beschikt over zeer grote en lichte ruimten met ruim voldoende plek voor alle studenten om te werken aan hun opdrachten en voor het tentoonstellen van het werk. Voor de masteropleiding is er een eigen etage ingericht. De werkplaatsen zijn voldoende, maar wel tamelijk klassiek geoutilleerd. Wanneer er specialistische apparatuur nodig is kunnen studenten ‘uitwijken’ naar andere bedrijven of academies in de buurt. Niet alle studenten maken hier nog gebruik van, waardoor de uitvoering en afwerking van sommige ontwerpen niet zo perfect is als die had kunnen zijn wanneer wel gebruik was gemaakt van specialistische apparatuur. DAE faciliteert studenten door de werkplaatsen ook vier avonden per week open te stellen. De bibliotheek voldoet aan de basiseisen. Engelstalige specialistische boeken op met name een terrein, dat valt buiten ‘design’, zitten veelal niet in de DAE-collectie. Daarvoor kunnen studenten terecht bij de bibliotheek van de TU in Eindhoven en bij de stadsbibliotheek. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de voorzieningen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 46
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen 4.2.1. Studenten volgen hun eigen pad, werken aan hun eigen mogelijkheden, specifieke ambities en wensen. Elke student is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen leerproces. De hoofden en de docenten/mentoren en de stafdiensten zijn verantwoordelijk voor de leeromgeving, waarin het voor de student mogelijk is zijn eigen programma te volgen. Dit betekent dat elke docent elke student volgt en coacht in dit leerproces. De afdelingshoofden benoemen jaarlijks een aantal docenten tot mentor. Deze mentoren hebben één of meerder trimesters de specifieke taak wekelijks met de studenten de studievoortgang en persoonlijke doelen te bespreken. (zie over de ‘persoonlijke doelen’ onder 2.2.2.). Door de student elk trimester te laten wisselen van mentor, wordt de mogelijkheid gecreëerd dat de student gedurende zijn studie intensief contact heeft met verschillende personen, die hem vanuit een eigen invalshoek en specialisme begeleiding en feedback geven. Studenten vinden dit heel plezierig. Het auditteam is van mening, dat de opleiding op een zeer goede wijze zorgt voor (individuele) studiebegeleiding van elke student. Alle docenten zijn nauw betrokken bij het leerproces van alle studenten. Door elk trimester een andere mentor te benoemen zorgt de opleiding ervoor dat de student gedurende zijn studie kan profiteren van intensieve begeleiding door verschillende personen, die allemaal vanuit hun eigen invalshoek en eigen specialismen kijken naar het ontwikkelingsproces van de student. De studenten en docenten, die het auditteam sprak tijdens de audit prijzen de open sfeer waarin gesproken kan worden over de studievoortgang en de resultaten van het werk. Studenten zeggen dat ze goed terecht kunnen bij de docenten/mentoren. Vaak maken zij ook gebruik van e-mail of telefoon, omdat docenten beperkt aanwezig zijn. Studenten weten op welke dagen/uren welke docent aanwezig is en proberen dan optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden om met de docent/mentor te overleggen. 4.2.2. Voor de studenten in het eerste jaar, die voor 95% uit het buitenland afkomstig zijn, speelt ook de algemeen coördinator van het masterprogramma een belangrijke rol. Zij geeft ondersteuning bij het vinden van de eigen weg binnen Nederland in het algemeen en binnen DAE en de masteropleiding in het bijzonder. Ook de afdelingshoofden en de docenten/mentoren zijn zich bewust van de voor veel studenten grote verandering van omgeving. Daarom besteden de docenten in het eerste trimester veel aandacht aan het leren kennen van de cultuur in Nederland en op de DAE/de opleiding. Docenten moedigen de studenten aan zich hiervoor professioneel en persoonlijk open te stellen. (zie ook 2.5.4.) Zoals al bij 2.5. is vermeld is het auditteam van mening, dat de opleiding op een zeer adequate wijze zorgdraagt, dat het masterprogramma aan de DAE aansluit bij mogelijkheden en vooral de culturele achtergrond van de instromende studenten en daardoor de studievoortgang zo min mogelijk wordt belemmerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 47
4.2.3. Gedurende de studie krijgt de student informatie over zijn vorderingen. Vrijwel direct na afloop van het assessment wordt de student officieel geïnformeerd over de resultaten. Aan het begin van het volgende trimester krijgt de groep studenten van de coördinator een rapport over de vorderingen van de hele groep. 4.2.4. Bij het onderwijsbureau kunnen studenten terecht voor zaken als wet- en regelgeving en andere regelingen en organisatorische zaken als visa- en verblijfsvergunningen. Maar ook voor problemen met de studievoortgang, studievertraging, stoppen/onderbreken van de studie. Het decanaat adviseert daarbij en werkt daarin curatief. De student neemt zelf initiatief voor een gesprek. Bij complexe problematiek wordt door het decanaat doorverwezen naar eerstelijns hulp. 4.2.5. Ook kunnen studenten of groepen studenten te allen tijde met het CvB spreken over alle zaken aangaande de opleiding en DAE. 4.2.6. Informatievoorziening voor de studenten is vastgelegd in het Student manual en in het OER. Het auditteam is op grond van bovenstaande van mening, dat de opleiding er door de verschillende vormen van begeleiding/ondersteuning en door het geven van duidelijke informatie, goed voor zorgt, dat de studievoortgang van alle studenten zo optimaal mogelijk kan verlopen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De afdelingshoofden benoemen jaarlijks een aantal docenten tot mentor. Deze mentoren hebben één of meerder trimesters de specifieke taak wekelijks met de studenten de studievoortgang en persoonlijke doelen te bespreken. De opleiding draagt op een zeer adequate wijze zorg, dat het masterprogramma aan de DAE aansluit bij mogelijkheden en vooral de culturele achtergrond van de instromende studenten, waardoor de studievoortgang zo min mogelijk wordt belemmerd. Naast de mentoren en de coördinator is er een decaan waar studenten terecht kunnen voor specifieke zaken. Studenten en docenten prijzen de open sfeer, waarin gesproken kan worden over de studievoortgang en de resultaten van het werk. Studenten zeggen, dat ze met vragen goed terecht kunnen bij de docenten/mentoren. Dat kan zowel op de dagen dat de docent aanwezig is op de academie als via email en telefoon.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 48
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor de opleiding als voldoende. De materiële voorzieningen zijn voldoende toereikend om het programma te realiseren. Er zijn zeer grote en lichte plekken met ruim voldoende mogelijkheden voor alle studenten om te werken aan hun opdrachten en voor het tentoonstellen van het werk. De werkplaatsen zijn voldoende geoutilleerd en DAE faciliteert studenten door de werkplaatsen ook vier avonden per week open te stellen. De bibliotheek voldoet aan de basiseisen. Voor specialistische apparatuur en specialistische documentatie kunnen studenten elders terecht. De opleiding zorgt er door de verschillende vormen van begeleiding/ondersteuning en door het geven van duidelijke informatie, goed voor, dat de studievoortgang van alle studenten zo optimaal mogelijk kan verlopen. Extra aantekening: Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel facet 4.1. van het onderwerp “Voorzieningen’ als voldoende en facet 4.2. als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 49
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen 5.1.1. Door haar organisatievorm is de academie in staat snel en adequaat te reageren op signalen vanuit het beroepenveld en vanuit de maatschappij. Curriculumontwikkeling vereist geen uitgebreide beleidsnotities, signalen van uit de designwereld worden herkend, begrepen en snel omgezet in inhoudelijk beleid. Zoals beschreven in 2.1.3. bepaalt het afdelingshoofd jaarlijks het hoofdthema voor zijn specialisatie en overlegt vervolgens met de coördinator en de docenten over de invulling van de thema’s per trimester en het curriculum. Veel kwaliteitszorg vindt plaats in de wandelgang, onder de koffie, tijdens spreekuren. De academie verkiest een eerlijk gesprek boven een schriftelijke enquête. De opleiding heeft geen streefdoelen vastgelegd, maar verkiest een werkwijze van ‘’vinger aan de pols’’ en direct contact en terugkoppeling. Het auditteam acht zowel de formele als informele contacten over de kwaliteit van de opleiding belangrijk. 5.1.2. De opleiding kent o.a. de volgende (periodieke) evaluatiemomenten: evaluaties onder de masterstudenten (zie 5.1.2.); overleg met de Opleidingscommissie/Medezeggenschapsraad (zie 5.1.3.); overleg met organisaties waarvoor in het derde trimester opdrachten worden uitgevoerd en overleg met bezoekers aan de jaarlijkse Graduationshow (zie 5.1.4.); overleg naar aanleiding van de assessements (zie 5.1.5.). 5.1.3. Masterstudenten evalueren hun studie elk trimester. Anoniem geven zij een oordeel over o.a. aspecten van het trainingsprogramma, kwaliteit van het afdelingshoofd/docenten, coaching, de Source lessen, de organisatie van de opleidingen de ondersteuning door het Masterbureau. Uitkomsten van deze onderzoeken worden besproken in het docententeam o.l.v. het afdelingshoofd en worden opgestuurd naar de betreffende docent en naar het CvB. Onderzoek naar studenttevredenheid is tevens onderwerp van gesprek met de mentor tijdens de studiebegeleiding. Het auditteam heeft inzage gehad in de evaluatieformulieren, die de studenten na elk trimester hebben ingevuld en concludeert dat de opleiding hiermee duidelijk zicht krijgt op de studenttevredenheid met betrekking tot de hierboven genoemde aspecten van de opleiding. In de gesprekken met de docenten tijdens de audit is gebleken dat het afdelingshoofd met hen over de uitkomsten spreekt. 5.1.4. De Opleidingscommissie en Medezeggenschapsraad (MR) van de academie fungeren als verzamelplaats van kritiek en verbetervoorstellen vanuit de verschillende geledingen. Voor de masteropleiding wordt op korte termijn een aparte Opleidingscommissie opgericht, daar een gezamenlijke Opleidingscommissie voor de bachelor én de masteropleiding in de praktijk niet goed functioneerde. Omdat er wel vragen leefden onder de masterstudenten met betrekking tot de inhoud en organisatie van de opleiding heeft het hoofd Onderwijs de afgelopen jaren een aantal gesprekken met deze studenten gevoerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 50
Daarvan zijn verslagen gemaakt. Het auditteam heeft de verslagen van de besprekingen met het CvB en een aantal verslagen van besprekingen met de MR ingezien en constateert, dat met de studenten gesproken is over de organisatie en inhoud van de opleiding, ervaren knelpunten en voorstellen tot verbetering. 5.1.5. Organisaties die samen met de masteropleiding in het derde trimester projecten realiseren, vormen een belangrijke bron van informatie over de inhoud en relevantie van het programma en de kwaliteit van de opdrachten. Ook de bezoekers van de jaarlijkse Graduation Show vormen een zelfde bron van informatie voor de opleiding. 5.1.6. Zoals is beschreven onder 2.2.5. bespreken de afdelingshoofden en docenten/mentoren tijdens de assessments na elk trimester en na afloop van het eerste studiejaar het programma, de gegeven opdrachten en de bijdrage van de docenten. Naar aanleiding daarvan worden afspraken gemaakt. (zie 5.2.3) Het College van Bestuur houdt ‘’de vinger aan de pols’’ met betrekking tot de kwaliteit van de docenten en de algemene kwaliteit van de opleiding o.a. door eigen waarneming van het door de studenten gepresenteerde werk. 5.1.7. Per 1 april 2004 heeft DAE een parttime senior adviseur onderwijsvernieuwing en kwaliteitszorg aangesteld met als speciale taak het proces van invoering van onderwijsvernieuwingen te structureren en onderwijskundig te begeleiden. Hij moet ook signaleren waar behoefte is aan verbeteringen. Een eerste aanzet tot een kwaliteitszorgsysteem heeft hij inmiddels gedaan aan de hand van een PDCA cyclische benadering. (zie verder hierover onder 5.2.2.)
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding evalueert formeel door het houden van studentevaluaties na elk trimster. Daarnaast wordt in het overleg met de Medezeggenschapsraad, in de gesprekken van het CvB met de masterstudenten en tijdens overleg tijdens de assessments de organisatie van de opleiding en de inhoud van het programma expliciet aan de orde gesteld. De opleiding evalueert informeel in gesprekken in de wandelgangen tussen docenten, studenten, CvB en gesprekken met de organisaties die samen met de masteropleiding een project realiseren en op basis van gesprekken tijdens de Graduation Show. De opleiding heeft geen streefdoelen vastgelegd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 51
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen 5.2.1. Zoals al onder 5.1.1. staat vermeld is de academie door haar organisatievorm in staat snel en adequaat te reageren op signalen vanuit het beroepenveld en vanuit de maatschappij. Veel kwaliteitszorg vindt plaats in de wandelgang. Belangrijke veranderingen legt de opleiding vast, waarbij ze gebruik maakt van een PDCA- cyclische benadering. Daarbij beschrijft de opleiding o.a. wie waarvoor verantwoordelijk is, wat er achtereenvolgens moet gebeuren, hoe het geformuleerde beleid geëvalueerd en indien nodig bijgesteld zal worden. 5.2.2. Een aantal voorbeelden van verbeteringen: Om ervoor te zorgen dat er binnen de opleiding voldoende aandacht is voor praktische en theoretische kennisontwikkeling en om tegemoet te komen aan de verschillende ambities van de masterstudenten en de terreinen waarmee de betreffende studenten affiniteit hebben, is het Source programma opgezet met het onderdeel ‘Mind’ en het onderdeel ‘Matter’ en met ingang van september 2006 geïmplementeerd. (zie 2.3.1.) Ter verbetering van de communicatie- en informatieprocessen van DAE is de academie in september 2005 gestart met het project ‘digitaal domein’ ten einde intranet/ internet te professionaliseren. DAE besteedt daarbij aandacht aan alle personen en groepen die deel uitmaken van de academiegemeenschap. Naar aanleiding van de gesprekken die in 2004 en begin 2005 zijn gevoerd tussen het management, de docenten, de studenten en het personeel van de werkplaatsen, zijn de werkplaatsen aangepast en is de infrastructuur sterk verbeterd. (zie 4.1.3.) Het auditteam heeft kunnen constateren, dat DAE een start heeft gemaakt met het opzetten van een kwaliteitszorgsysteem. Het auditteam heeft kennisgenomen van een aantal documenten waarin verbeterbeleid is vastgelegd en constateert, dat de opleiding daarin helder verwoordt aan de hand van de PDCA cyclus hoe en door wie dit beleid moeten worden uitgevoerd en hoe de interne kwaliteit wordt bewaakt. De opleiding toont hiermee aan, dat evaluaties leiden tot verbetermaatregelen. Tevens heeft het auditteam kunnen zien, dat het hierboven beschreven verbeterbeleid ook is gerealiseerd. In de gesprekken tijdens de audit heeft het auditteam kunnen constateren dat docenten, coördinatoren en afdelingshoofden regelmatig contact met elkaar hebben over de interne kwaliteit van de opleiding en wenselijke/noodzakelijke verbeteringen. 5.2.3. Tijdens de assessments na elk trimester bespreken afdelingshoofden en docenten/mentoren niet alleen het werk en het bereikte niveau van de student, maar ook de gegeven opdrachten. Naar aanleiding daarvan worden afspraken gemaakt over de bijdrage van de docenten en het bijstelling van het programma voor de volgende onderwijsperiode. Deze afspraken worden vastgelegd. (zie ook 2.2.5.) Zoals al onder 2.2.5. is beschreven heeft het auditteam een aantal verslagen van besprekingen ingezien en heeft kunnen constateren, dat de opleiding afspraken voor wijzigingen en verbeteringen in de inhoud en organisatie van de opleiding duidelijk heeft vastgelegd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 52
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: DAE heeft een start gemaakt met het opzetten van een kwaliteitszorgsysteem. De opleiding heeft inmiddels het beleid voor een aantal belangrijke verbeteringen aantoonbaar vastgelegd, waarbij ze gebruik heeft gemaakt van een PDCA-cyclische benadering. Het auditteam heeft kunnen constateren dat het beschreven verbeterbeleid aantoonbaar is gerealiseerd. Daarnaast vindt veel kwaliteitszorg ‘in de wandelgangen’ plaats.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 53
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen 5.3.1. Zoals in 5.1.1. is beschreven gebeurt veel kwaliteitszorg in de wandelgangen en tijdens spreekuren. De communicatielijnen binnen de academie zijn kort en de manier van werken is informeel en persoonsgericht. Ook door de indeling van het gebouw van DAE, de Witte Dame, wil de academie deze directe en open omgang tussen studenten, docenten, medewerkers en directie mogelijk maken. Studenten, medewerkers, alumni en afnemend beroepenveld worden op de volgende wijze bij de interne kwaliteitszorg betrokken: 5.3.2. Studenten: Zoals al onder 5.1.2. is beschreven houdt de opleiding na elk trimester een tevredenheidonderzoek onder de studenten. (zie 5.1.2.) Studenten worden officieel bij interne kwaliteitszorg van de opleiding betrokken via de Medezeggenschapsraad en de Opleidingscommissie, waarin acht studenten en docenten namens de bachelor en masteropleiding zitting hebben. Zoals al in 5.1.3. is beschreven wordt er voor de masteropleiding op korte termijn een aparte Opleidingscommissie opgericht. Het CvB heeft met de masterstudenten de afgelopen jaren een aantal aparte gesprekken gevoerd. (zie 5.1.3.) Tevens heeft iedere student de mogelijkheid onderwerpen met betrekking tot de kwaliteitszorg te bespreken met de mentor, met wie hij wekelijks contact heeft, met de algemeen coördinator van de master of de afdelingscoördinator en met het decanaat. Ook nemen studenten met docenten en stafdocenten deel aan projectteams en buigen zich over actuele inhoudelijke en onderwijskundige ontwikkelingen. Zo hebben bijvoorbeeld drie studenten geparticipeerd in de zogenoemde ‘Assessmentgroep’, die in 2004-2005 het assessmentsysteem heeft geanalyseerd en suggesties heeft gegeven voor verbeteringen. 5.3.3. Docenten: Docenten worden evenals studenten officieel bij de interne kwaliteitszorg betrokken via de Medezeggenschapsraad en de Opleidingscommissie. Docenten van de opleiding maken deel uit van één van de twee masterspecialisatieteams, waarbinnen zij zowel formeel als informeel contact hebben met het afdelingshoofd, de coördinator en met elkaar. Van de formele overleggen worden verslagen gemaakt. De twee afdelingshoofden en de coördinatoren hebben tevens halfjaarlijks overleg met de hoofden en coördinatoren van de bacheloropleiding en het College van Bestuur (CvB) over nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. Tijdens de assessments na elk trimester zien docenten de resultaten van alle gegeven opdrachten, evalueren de kwaliteit daarvan en wisselen ideeën uit voor verbetering en aanscherping. (zie 2.2.4.) 5.3.4. Overige medewerkers/staf: Ook de overige medewerkers zijn vertegenwoordigd in de Medezeggenschapsraad en de Opleidingscommissie. In de individuele jaarplangesprekken kunnen zij onderwerpen met betrekking tot de interne kwaliteit van de academie/opleiding bespreken met hun direct leidinggevende. Tevens is er tijdens de maandelijkse gezamenlijke lunch de mogelijkheid om (informeel) de kwaliteit van de opleiding te bespreken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 54
Het auditteam heeft kennisgenomen van de manier waarop DAE/ de opleiding de studenten, docenten en overige medewerkers betrekt bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding en heeft verslagen ingezien van zogenoemde ‘mastermeetings’ met de docenten, van vergaderingen van de MR en van de gesprekken die het CvB heeft gehouden met de masterstudenten. Ook uit de gesprekken met de hoofden, docenten en coördinatoren tijdens de audit is gebleken, dat de docentenstaf nauw betrokken is bij de kwaliteit van de opleiding. Het auditteam is op basis hiervan van mening, dat de opleiding de bovengenoemde gremia op een adequate wijze betrekt bij de inhoud en de organisatie van het onderwijs. 5.3.5. Alumni DAE heeft met alumni contact over de opleiding via de Alumnivereniging, die ongeveer 750 leden telt, via de website, die is opgezet om de onderlinge communicatie tussen alumni, academie en bedrijfsleven te bevorderen, en op de ‘thuiskomdag’ tijdens de jaarlijkse Graduation Show, die bezocht wordt door ongeveer 200 van de leden. (zie voor de Alumnivereniging ook 1.1.6.). Masteralumni maken deel uit van een intensief netwerk. Leden van het netwerk functioneren als ambassadeurs van DAE in het internationale designveld. De alumniwebsite zal ook worden aangepast voor de masteralumni. In 2006 heeft ten behoeve van de accreditatie een klein onderzoek plaatsgevonden om alvast een eerste beeld te krijgen van de werkplekken waar deze alumni terecht zijn gekomen. (zie onder 1.1.7) In de tweede helft van 2007 gaat de academie een uitgebreid onderzoek doen onder de alumni van de master- en de bacheloropleiding met betrekking tot de kwaliteit van het curriculum in relatie tot de positie die de alumni nu vervullen in het professionele beroepenveld. Het auditteam constateert, dat DAE/de opleiding er voldoende voor zorgt dat alumni betrokken worden bij de kwaliteit van de opleiding. Met name de Alumnivereniging speelt daarin een belangrijke rol. 5.3.6. Werkveld Zoals in 1.1.4. is beschreven zijn alle docenten van de opleiding zelf nog professioneel actief en vormen als het ware één grote werkveldcommissie, die nauw betrokken is bij de interne kwaliteit van de opleiding. Daarnaast heeft DAE/de opleiding, zoals in 1.1.5. is vermeld, velerlei contacten met mensen uit de (internationale) designwereld o.a. via de Vrienden van de Academie, op presentaties, beurzen en tijdens de jaarlijkse Graduation Show, waarbij ook de organisatie en inhoud van de opleiding ter sprake komt. Deze contacten verlopen via alle betrokkenen bij de opleiding. Zoals al onder 1.1.5. is vermeld heeft het auditteam kunnen constateren, dat DAE veel (informeel) contact heeft met het professionele (internationale) werkveld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 55
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding betrekt op formele en informele wijze studenten en docenten bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding door o.a. de studentevaluaties, de Medezeggenschapsraad, gesprekken met de masterstudenten, docentvergaderingen en veel gesprekken in de zogenoemde ‘wandelgang’. DAE/de opleiding zorgt er voldoende voor dat alumni betrokken worden bij de kwaliteit van de opleiding. De Alumnivereniging speelt daarin een belangrijke rol. DAE heeft veel (informeel) contact heeft met het professionele (internationale) werkveld, waarbij ook de organisatie en inhoud van de opleiding ter sprake komt. Deze contacten verlopen via alle betrokkenen bij de opleiding.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor de opleiding als voldoende.
DAE heeft een start gemaakt met het opzetten van een kwaliteitszorgsysteem. Daarnaast vindt veel kwaliteitszorg plaats in de zogenoemde ‘wandelgangen’. De opleiding evalueert formeel en informeel o.a. door het houden van studentevaluaties na elk trimster, overleg met de Medezeggenschapsraad, gesprekken van het CvB met de masterstudenten, overleg tijdens de assessments en gesprekken met velerlei organisaties. De opleiding heeft nog geen streefdoelen vastgelegd. De opleiding heeft inmiddels het beleid voor een aantal belangrijke verbeteringen vastgelegd, waarbij ze gebruik heeft gemaakt van een PDCA cyclische benadering. Het beschreven verbeterbeleid is aantoonbaar gerealiseerd. De opleiding betrekt op formele en informele wijze studenten en docenten bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding en zorgt er in voldoende mate voor dat met alumni en het professionele (internationale) werkveld contact is over de organisatie en inhoud van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 56
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen 6.1.1. Voor het uitvoeren van het thesis-design project heeft de opleiding een thesis guideline voor IM masters en een thesis guideline voor M&H masters opgesteld. Daarin wordt uitgelegd wat er van de student wordt verwacht gedurende het tweede studiejaar, welke stappen er achtereenvolgens genomen dienen te worden, wat er uiteindelijk opgeleverd moet worden voor het examen en wat de criteria zijn waarop beoordeeld wordt. 6.1.2. Het eindexamen bestaat uit: het thesis-design project, dat is ontstaan op basis van grondig onderzoek, relevant voor het ontwerp, in de culturele, ecologische, socio-economische en sociale context van design; een geschreven presentatie en een 20 minuten durende mondelinge presentatie voor een gehoor van collega’s en masterstudenten met beantwoording van kritische vragen: de finale masterproof. 6.1.3. Op het examenformulier geeft de examencommissie een cijfer voor: research/analyses; vision/ concept; design/visual presentation; oral presentation; written thesis. In de examencommissie hebben het hoofd en de docenten/mentoren van de betreffende specialisatie zitting. Daarnaast zitten er één of meerdere externe gast-examinatoren in de commissie. Met elkaar bepalen de leden van de examencommissie het eindcijfer voor elk van de competenties en het finale oordeel. Het CvB en het hoofd Onderwijs zijn bij de eindexamens aanwezig. Het auditteam is van mening, dat de opleiding duidelijk heeft vastgelegd waaruit de afstudeeropdracht, het thesis-design project, bestaat en op basis van welke criteria de opleiding de student tijdens zijn eindexamen toets. Door het hoofd en alle docenten/mentoren van de specialisatie te betrekken bij het eindexamen borgt de opleiding de objectiviteit van de beoordeling. Door het betrekken van een of meerdere externen als gastexaminator bij de beoordeling zorgt de opleiding ervoor dat het actuele werkveld mee kan bepalen of een student het gewenste masterniveau heeft behaald. Tijdens de auditgesprekken is met het CvB ook gesproken over het ambitieniveau van DAE en het willen zijn van een ‘Center of Excellence’. DAE denkt dit te kunnen bereiken door de steeds grotere naamsbekendheid van de masteropleiding en het daardoor stijgende aantal aanmeldingen. Dan kan de opleiding strenger gaan selecteren en een voortdurende verbetering van de kwaliteit van de afgestudeerden bereiken. 6.1.4. Zoals al onder 1.1.7. is vermeld vindt 80% van de afgestudeerden werk op HBO-master niveau en bekleedt bijvoorbeeld als designer een sleutelpositie in het bedrijfsleven, in het onderwijs en bij de overheid en/of is actief als zelfstandig designer.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 57
Het auditteam heeft tijdens de audit kennisgenomen van de theses van studenten van de afgelopen jaren en van de ontwerpen, die zijn gemaakt naar aanleiding van het onderzoek. Het auditteam concludeert op basis van eigen waarneming dat de afgestudeerden beschikken over een HBO-master niveau.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende. De opleiding heeft duidelijk vastgelegd waaruit de afstudeeropdracht, het thesis-design project, bestaat en op basis van welke criteria de opleiding de student tijdens zijn eindexamen toets. De opleiding borgt de objectiviteit van de beoordeling door de examencommissie te laten bestaan uit het hoofd en alle docenten/mentoren van de betreffende specialisatie. Het actuele werkveld is betrokken bij de beoordeling van de student doordat één of twee externen als gast-examinator zitting hebben in de commissie. Uit onderzoek blijkt dat 80% van de afgestudeerden werk vindt op HBO-master niveau. Op basis van eigen waarneming van de theses en ontwerpen van de afgelopen jaren concludeert het auditteam, dat de afgestudeerden beschikken over een HBO-master niveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 58
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen 6.2.1. De opleiding houdt per studiejaar en per specialisatie rendementscijfers bij van: aantal studenten per 1 oktober; aantal afgestudeerden; aantal uitvallers; instroom. 6.2.2. DAE beschouwt rendement niet als een louter cijfermatige weergaven van studieduur, doorstroming en resultaat binnen de wettelijke termijn, maar stelt dat werkelijk rendement blijkt uit het gerealiseerde inhoudelijke niveau en uiteindelijk in het verloop van de loopbaan van de afgestudeerde. Daarom biedt DAE de student de mogelijkheid zich optimaal te ontwikkelen, waarbij het tempo waarin dit gebeurt niet noodzakelijkerwijs samenvalt met de geplande beoordelingsmomenten, inclusief het eindexamen. De afgelopen jaren heeft DAE de verhoging van het inhoudelijk en cijfermatig rendement nadrukkelijk als een van de centrale beleidsvoornemens gehanteerd. Voor de masteropleiding is daarom het ‘Source’ programma ontwikkeld ter verbetering van de inhoudelijke kwaliteit en is met ingang van september 2006 geïmplementeerd. Daarnaast streeft de opleiding naar meer aanmeldingen zodat zij in staat is betere studenten aan te nemen en te selecteren op kwaliteit en een voordurende verbetering van de kwaliteit van de afgestudeerden. De opleiding wil dat iedere student afstudeert met een eigen profiel binnen de termijn van 2 jaar. 6.2.3. Het aantal studenten, dat tussen 1999 en 2005 is ingestroomd bij IM varieerde tussen de 12 en 30. De instroom tussen 2001 en 2005 bij M&H lag tussen de 7 en 12 studenten. Uit de rendementscijfers blijkt dat per studiejaar gemiddeld 20% van M&H uitvalt en 30% van IM uitvalt. Uit de rendementscijfers van het aantal studenten dat instroomt en afstudeert is af te lezen dat bijna alle studenten in twee jaar afstuderen (0,08% is langer bezig). 6.2.4. De opleiding heeft een analyse gemaakt van de redenen voor uitval van IM masterstudenten vanaf 2003 aan de hand van gevoerde exitgesprekken. Daaruit blijkt, dat de populatie masterstudenten is veranderd. In de eerste jaren stroomden nog een relatief groot aantal bachelorstudenten van DAE door, die een goede aansluiting hadden op de master. Daardoor was de uitval niet zo hoog. In latere jaren bestond de populatie steeds meer uit internationale studenten. Voor hen bleek de aansluiting onvoldoende te zijn. Ook veranderingen in de opzet van de opleiding heeft geleid tot het voortijdig stoppen van een aantal studenten, omdat de opleiding niet aansloot bij hun verwachting of te moeilijk was. Door de verbetermaatregelen in het programma met betrekking tot de aansluiting (zie 2.5.) en een strengere selectie denkt de opleiding dat het aantal uitvallers zal gaan dalen. Het auditteam concludeert, dat DAE de rendementsgegevens jaarlijks in kaart brengt. Concrete streefcijfers hanteert DAE niet, maar de academie heeft de laatste jaren wel aantoonbaar gewerkt aan het verhogen van de rendementen. De oorzaken van uitval zijn bekend op basis van de exitgesprekken, die de opleiding houdt met studenten. DAE heeft naar aanleiding daarvan met ingang van september 2006 verbeteringen aangebracht in het programma, waardoor het aantal uitvallers kan dalen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 59
Met betrekking tot de studieduur en het te behalen niveau heeft DAE haar visie duidelijk verwoord. Het auditteam acht het aannemelijk, dat studenten van een kunstopleiding zoals de DAE, die wel de potentie hebben om het masterniveau te bereiken, niet allemaal in staat zijn binnen twee jaar het gewenste niveau te bereiken en af te studeren.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: DAE brengt de rendementsgegevens met betrekking tot instroom, uitval, aantal afgestudeerden jaarlijks in kaart . De opleiding heeft door het houden van exitgesprekken voldoende zicht op de oorzaken voor uitval. De opleiding heeft verbetermaatregelen genomen om het aantal uitvallers te laten dalen. DAE heeft een duidelijke visie op de benodigde studieduur en het te behalen niveau door de student.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor de opleiding als voldoende.
De opleiding heeft duidelijk vastgelegd waaruit de afstudeeropdracht bestaat en op basis van welke criteria getoetst wordt. De examencommissie bestaat uit het hoofd, alle docenten/mentoren van de betreffende specialisatie en één of twee externen vanuit het actuele werkveld. Op basis van eigen waarneming van de theses en ontwerpen van de afgelopen jaren concludeert het auditteam, dat de afgestudeerden beschikken over een HBO-master niveau. Uit onderzoek blijkt dat 80% van de afgestudeerden werk vindt op HBO-master niveau. DAE brengt de rendementsgegevens met betrekking tot instroom, uitval, aantal afgestudeerden jaarlijks in kaart . De opleiding heeft door het houden van exitgesprekken voldoende zicht op de oorzaken voor uitval en heeft naar aanleiding daarvan verbetermaatregelen genomen om het aantal uitvallers te laten dalen. DAE heeft een duidelijke visie op de benodigde studieduur en het te behalen niveau door de student.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 60
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO master opleiding Vormgeving voltijd HBO MASTER OPLEIDING VORMGEVING voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding
V
1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Master
V
1.3. Oriëntatie HBO
V
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
V
2.3. Samenhang Programma
V
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
G
3. Inzet van Personeel
V
3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
V V7
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
G
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
7
V
Extra aantekening: goed
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 61
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door Design Academy Eindhoven verzorgde voltijd HBO master opleiding Vormgeving in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Extra aantekening: Conform de ‘Beslisregels Accreditatie’ zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel facetten 4.1. van het onderwerp ‘Voorzieningen’ voldoende en facet 4.2. als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor deze onderwerpen. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 62
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs. A. (Aaron) Betsky De heer Betsky behaalde zijn bachelors degree aan Yale College, New Haven, Connecticut met een major in History, the Arts and Letters en behaalde vervolgens zijn Master of Architecture aan Yale School of Architecture. Momenteel studeert Betsky aan de Technische Universiteit van Delft voor een Ph.D. Architectural History. Betsky is o.a. werkzaam geweest als designer en project manager bij Frank O. Gerry & Associates en Hodgetts + Fung Design Associates. Als visiting professor heeft hij lesgegeven aan de Graduate School of Architecture van Columbia University en aan de School of Architecture van Rice University in Houston. Als adjunct assistant professor was hij zes jaar verbonden aan California College of Arts & Crafts. Van 2001-2006 was Betsky directeur van het Nederlands Architectuur Instituut in Rotterdam. Sinds 2006 is hij directeur van Cincinnati Art Museum in Cincinnati, OH. Daarnaast is hij freelance schrijver, heeft vele publicaties en een aantal boeken op zijn naam staan en treedt op als jurylid en assessor bij architectuur wedstrijden en bij het toekennen van een aantal belangrijke internationale (architectuur)prijzen. J. (Julius) Vermeulen De heer Vermeulen studeerde Grafische Vormgeving aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem. Sinds 1989 is Vermeulen adviseur voor Graphic Design & Art voor de Koninklijke TNT Post en verantwoordelijk voor de visuele identiteit en de kunstcollectie van TNT Post. Parallel aan deze werkzaamheden was hij o.a. (co) curator voor een aantal design exposities in binnen en buitenland en ontwierp hij verschillende postzegels. Van 1990 tot heden heeft Vermeulen lezingen gegeven op de kunstacademies in Amsterdam, Arnhem, Utrecht en Den Haag en lezingen en workshops in o.a. Oslo, Istanbul, Edinburgh en op Yale University over (graphic) design. Prof. Ir. A. (Adriaan) Beukers Professor Beukers is hoogleraar composiet constructies aan de faculteit Luchtvaart en Ruimtevaarttechniek van de TU in Delft. Tevens is hij parttime hoogleraar aan de Faculteit Ingenieurwetenschappen van de Universiteit van Leuven. Tot 2006 was hij tevens directeur ‘Onderzoek- en ontwikkelingsstrategieën’ bij het Centrum voor Lichtgewicht Constructies, waarbinnen de TU Delft en TNO samenwerken. Sinds 1977 heeft Beukers gewerkt aan ontwerp, analyse en ‘materialisatie’ van samenstellingen voor composiet constructies voor de universiteit en industrie met klanten als Airbus, Bombardier Boeing en Extra. Ook doet hij op uitnodiging van de Doshisha Universiteit van Kyoto onderzoek naar natuurvezel versterkte composieten die van belang zijn voor lichtgewicht constructies. Beukers heeft vele prijzen en onderscheidingen ontvangen voor zijn werk als wetenschapper, ondernemer en leraar. Op 29 juni 2006 is Beukers uitgeroepen tot de meest ondernemende wetenschapper van Nederland. Hij kreeg deze prijs o.a. vanwege het grote aantal octrooien, die er basis van zijn werk zijn aangevraagd, het grote aantal promovendi die hij naast zijn ondernemerschap weet te begeleiden en zijn betrokkenheid bij het onderwijs over ondernemerschap. Beukers heeft vele publicaties en boeken op zijn naam staan en heeft over de hele wereld lezingen gegeven. G.R.R.M. (Gosse) de Kort De heer De Kort behaalde in 2004 zijn bachelor Architectuur aan de Technische Universiteit . Daarna vervolgde hij aanvankelijk zijn studie aan de masteropleiding van de TU, maar stapte in 2006 over op de masteropleiding ‘Artscience’ van het Koninklijk Conservatorium van Den Haag. Als freelancer werkte hij sinds 1995 mee aan tal van exposities en (theater)festivals, waaronder in 2005-2006 bij de productieleiding locatiehouder bij het Theaterfestival ‘Boulevard’ in Den Bosch, in 2006 bij de inrichting en opbouw van de expositie ‘Life and die’ in het Chabot museum Rotterdam en vanaf 2004 als assistent beeldhouwer bij de Studio Dre Wapenaar Rotterdam. Daarnaast nam De Kort deel aan projecten en performances op het terrein van architectuur, beeld en geluid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 63
Drs. W. G. (Willem) van Raaijen De heer Van Raaijen was jarenlang aan het Luzac College verbonden als rector. Hij was daar tevens voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de landelijke vakgroep Nederlands. Verder bekleedde Van Raaijen een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waartoe het Luzac College als één van de 25 werkmaatschappijen behoorde. Vóór de overstap naar Hobéon werkte hij nog als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, bij ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak publiek en privaat zoals onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatieadvies, marktonderzoek en certificering. Drs. R. F. H.M. (Rob) Stapert De heer Stapert is afgestudeerd aan de (toenmalige) Katholieke Universiteit Nijmegen: Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen. Van 1976 tot 1981 was hij als docent (Lerarenopleiding en Athenaeum) werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het Nederlands HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusieoperatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft Stapert in enkele Oost-Europese landen als long-term resident technical advisor de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en coördinatie van het landelijk AXIS-programma gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlandse basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral werkzaam in het kader van de accreditatieonderzoeken die door Hobéon Certificering worden uitgevoerd. G.C. (Rianne ) Versluis Mevrouw Versluis is in 1979 afgestudeerd aan de Pedagogisch Academie. Tot 2001 is zij werkzaam geweest in verschillende functies binnen het dovenonderwijs als leerkracht, intern begeleider en teamcoördinator. Daarna heeft zij in een gemeente een aantal jaren gewerkt als (senior) beleidsmedewerker Welzijn. Het formuleren van (nieuw) beleid op het brede terrein van welzijn was daar een van haar voornaamste taken. Bij Hobéon is zij nauw betrokken bij de accreditatie van hoger beroepsopleidingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 64
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 65
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 66
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 67
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 68
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 69
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 70
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 71
BIJLAGE II: Programma audit 31 januari 2007
08.15 - 08.30 uur
Ontvangst en koffie
08.30 - 09.30 uur
Hoofden
Gijs Bakker Satyendra Pakhalé
Hoofd IM Hoofd Man and Humanity
09.30 - 10.15 uur
Coördinatoren
Hester Ezra Wendel ten Arve Anna Crosetti
Coördinator Man and Humanity Coördinator IM Studiecoördinator
Verificatie documenten door commissie 10.15- 10.30 uur
Intern overleg Accreditatiecommissie
10.30 - 11.30 uur
College van Bestuur en Hoofd Onderwijs
Lidewij Edelkoort Anne Mieke Eggenkamp
Voorzitter College van Bestuur Hoofd Onderwijs
11.30 - 12.15 uur
Hoofdenteam
Nol Manders Annette Noks Tet Reuver Yolande van Kessel Arjo de Vries
Hoofd Financiën Hoofd Personeel en Organisatie Hoofd Externe zaken Onderwijsmanager Adviseur onderwijsvernieuwing en kwaliteitszorg
Verificatie documenten door commissie 12.15 - 13.00 uur
Lunch NB Commissie luncht apart
Bezichtiging expositie met werk van de Masters van de afgelopen jaren: thesissen, trimester -en eindexamenwerk e.d.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 72
13.00 - 14.00 uur
Rondleiding werkplaatsen, bibliotheek en de Master verdieping
Jacques Blankwater Pierluigi Pompei Hans van der Mars Evie Piepers
Instructeur Kunststoffen Instructeur Keramiek en Gips Hoofd Digitale werkplaats Bibliothecaris
14.00 - 14.45 uur
Docenten I
Erna Beumers Joost Grootens Chris Kabel Louise Schouwenberg
Docent IM Docent IM Docent IM Docent IM en Source
Docenten II
Jurrienne Ossewold Frans Parthesius
Lector Tomorrow Matters Docent Man &Humanity en programmacoördinator Source Docent Man & Humanity Docent IM
Hester Ezra Madje Vollaers
14.45 - 15.30 uur
Studenten
15.30 - 15.45 uur
Intern overleg commissie
15.45 - 16.15 uur
Eventueel extra ruimte voor vragen van de commissie
16.15 - 16.45 uur
Intern overleg commissie
16.45 uur
Terugkoppeling resultaten door commissie
Agatha Jawerska Alain Peauroi Yuh-Hunn Wai Wouter Haarsma Lise Lefebre Esin Nalbantoglu Suvi-Tuuli Junttila
Student IM Student IM Student IM Afgestudeerd Man & Humanity 2006 Student IM Student Man & Humanity Student Man and Humanity
De coördinatoren en de stafmensen (hoofdenteam) zijn beschikbaar voor beantwoording van eventuele vragen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO master opleiding ‘Vormgeving’, Design Academy Eindhoven 73