Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn voltijd - deeltijd Tweedegraads lerarenopleiding Omgangskunde voltijd - deeltijd Hogeschool Leiden
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn voltijd - deeltijd CROHO nr: 35388 Tweedegraads Lerarenopleiding Omgangskunde voltijd - deeltijd CROHO nr: 35421 Hogeschool Leiden
Hobéon® Certificering BV December 2007 Auditteam: drs. G.J. Stoltenborg M. Christopoulos mw J. van der Heijden drs.R.F.H.M. Stapert mw M. van Hilten Secretaris: drs. G.W.M.C. Broers
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.4.1. 1.4.2. 1.4.3. 1.4.4. 1.4.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie Tweedegraads Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn en Omgangskunde 9 oktober 2007
1 1 1 1 2 2 5 6 7 7
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
8 8 8 11 13 15 15 18 21 24 26 28 29 32 35 35 37 38 40 40 42 45 45 47 48 50 50 52
3. 3.1.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor Tweedegraads lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn voltijd Oordeelschema HBO bachelor Tweedegraads lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn deeltijd Oordeelschema HBO bachelor Tweedegraads lerarenopleiding Omgangskunde voltijd Oordeelschema HBO bachelor Tweedegraads lerarenopleiding Omgangskunde deeltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
54
3.2. 3.3. 3.4. 3.5.
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 9 oktober 2007.
54 55 56 57 58
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool Leiden , in casu het cluster Educatie verzorgt de HBO bachelor opleidingen Lerarenopleiding PABO en de Tweedegraads Lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn en de Tweedegraads Lerarenopleiding Omgangskunde . Het onderhavige rapport heeft betrekking op:
Tweedegraads Lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn, voltijd. CROHO nr.: 35388 Tweedegraads Lerarenopleiding Omgangskunde Naam opleiding, voltijd. CROHO: 35421
Tweedegraads Lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn, deeltijd. CROHO nr.: 35388 Tweedegraads Lerarenopleiding Omgangskunde Naam opleiding, deeltijd. CROHO: 35421
Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de beide varianten van de opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn en de Tweedegraads Lerarenopleiding Omgangskunde in één rapport samengevat omdat beide varianten gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de twee varianten zichtbaar gemaakt. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn en de Tweedegraads Lerarenopleiding Omgangskunde.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
Hogeschool Leiden is organisatorisch ingedeeld in vier clusters. Het Cluster Educatie heeft twee afdelingen: de afdeling Educatie in Leiden en de afdeling Thomas More in Rotterdam. De Tweedegraads Lerarenopleidingen Gezondheidszorg & Welzijn en Omgangskunde maken deel uit van de afdeling Educatie in Leiden, samen met de Lerarenopleiding basisonderwijs. Per 1 september 2006 is een apart managementteam voor de Tweedegraads Lerarenopleidingen gevormd, bestaande uit de clusterdirecteur Educatie, het hoofd clusterbureau en het hoofd opleidingen van de Tweedegraads Lerarenopleidingen. Door de komst van de bachelor-masterstructuur, waarbij de bacheloropleidingen een verplichte studieduur hebben van vier jaar, moeten de opleidingen kort-hbo uiterlijk op 31 december 2007 zijn beëindigd. Ook de Lerarenopleiding Verpleegkunde van Hogeschool Leiden, die een twee-jarige deeltijdopleiding was, moest worden afgebouwd. De instroom van de Lerarenopleiding Verpleegkunde kon, worden opgenomen in de bestaande Tweedegraads Lerarenopleidingen Gezondheidszorg & Welzijn. Voor deze opleiding en voor de Lerarenopleiding Omgangskunde bezat Hogeschool Leiden een 'slapende' Croho-registratie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 1
In Leiden is toen besloten om beide Croho-registraties te effectueren. De ontwikkeling van de curricula van deze lerarenopleidingen is vanaf januari 2004 project-matig aangepakt. De projectorganisatie bestond uit een stuurgroep: clusterdirecteur, afdelingshoofd en een OEC-lid (het latere hoofd opleiding), en een projectgroep: vijf docenten van de Lerarenopleiding Verpleegkunde en de pabo. De Lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn is gestart in 2005-2006, de Lerarenopleiding Omgangskunde in 2006-2007. Inmiddels zijn de curricula voltooid. Per 2007-2008 zullen de curricula volledig zijn geïmplementeerd. Vrijwel alle studenten (95% in 2006-2007) volgen de opleiding in deeltijd en hebben een aantal vrijstellingen, afhankelijk van hun vooropleiding en werkervaring. Voor gediplomeerden van (half) verwante opleidingen zijn zes standaard verkorte trajecten ontwikkeld, variërend van 6 maanden tot 3 à 3,5 jaar. Voor overige instromers die voor vrijstellingen in aanmerkingen komen, wordt een maatwerktraject samengesteld. Het programma is dermate flexibel dat vrijwel elk leertraject mogelijk is
1.4.
Aanpak
1.4.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de betreffende opleidingsvarianten voltijd en deeltijd is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende: De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een Tweedegraads Lerarenopleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 2
Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement. Op basis van de door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van {aantal} opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleidingen op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van het betreffende werkveld, één student, één lead auditor, één auditor ‘onderwijs’ vanuit Hobéon Certificering en één secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming.
1
Visitatie heeft op 9 oktober 2007 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 3
De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleidingen werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 4
1.4.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
2
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 5
1.4.3.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Studentlid Secretaris:
drs G.J. Stoltenborg M. Christopoulos (vakdeskundige) J. O. van der Heijden (werkvelddeskundige) drs. R.F.H.M. Stapert M. van Hilten drs. G.W.M.C.Broers
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de Tweedegraads Lerarenopleidingen noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer G. J. Stoltenborg was tijdens deze audit de lead auditor en heeft inmiddels een groot aantal audits in het kader van accreditatie geleid binnen verschillende domeinen. De werkvelddeskundigen/vakdeskundigen mevrouw Van der Heijden en de heer Christopoulos hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld gelet op de eisen vanuit het werkveld. Mevrouw Van der Heijden en de heer Christopoulos hebben op grond van hun ervaring en positie in het werkveld goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals op het terrein van management in de zorg. De heer Christopoulos was van 1977-1987 adjunct directeur van de Academie voor Fysiotherapie Amsterdam en van 1987-1997 algemeen directeur van de Faculteit Gezondheidszorg Hogeschool van Amsterdam. De laatste tien jaar vervulde de heer Christopoulos management functies binnen verschillende clusters van het Medisch Spectrum Twente. Mevrouw Van der Heijden heeft ervaring binnen het voortgezet onderwijs sinds 1981. Zij heeft zelf ruime onderwijservaring binnen het VMBO en ROC’s, zowel als docent als begeleider van zij-instromers voor de docentenopleiding Zorg & Welzijn in samenwerking met de Hogeschool Utrecht. Zij is werkzaam geweest aan de Espritscholengroep vestiging NOVA in Amsterdam, het Katholiek Lyceum ’t Gooi en thans aan het Minkema College in Woerden. Vanuit haar praktijkervaring heeft zij een goed beeld van de eisen/kwalificaties waarover afgestudeerden van de Tweedegraads Lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn en Omgangskunde dienen te beschikken. Mevrouw Van Hilten heeft aan het auditteam deelgenomen als student-lid. Zij is thans deeltijdstudent aan tweedegraads lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn aan de Hogeschool Rotterdam. De deskundige op het terrein van onderwijs, Stapert, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft in zijn vorige en huidige functie ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 6
De heer Broers heeft zich als deskundige ‘onderwijs’ vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft in zijn vorige en huidige functie ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBOopleidingen gesteld worden. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.4.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleidingen: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.4.5.
Programma visitatie Tweedegraads Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn en Omgangskunde 9 oktober 2007
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 7
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen De Tweedegraads Lerarenopleidingen leiden studenten op tot startbekwame leraren, met een lesbevoegdheid voor de onderbouw van havo/vwo, het VMBO en het BVE. De leraar Omgangskunde is sinds maart 2005 bovendien bevoegd om les te geven in het leerwegondersteunend onderwijs van het VMBO en in het Praktijkonderwijs. De afgelopen jaren, zo blijkt uit de documentatie, is er gewerkt aan het opstellen en verder actueel houden van de competenties van de lerarenopleidingen. Zo heeft de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL), in opdracht van de minister van OCW, in samenwerking met de beroepsgroep het competentieprofiel geformuleerd voor de leraar primair onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Werkgroepen van leraren hebben onder leiding van de SBL sinds september 2000 gewerkt aan een voorstel voor bekwaamheidseisen door kenmerkende beroepssituaties, beroepshandelingen en beroepsverantwoordelijkheden te inventariseren. Hieruit ontstond een model met zeven lerarencompetenties. Deze bekwaamheidseisen bepalen het programma van de lerarenopleidingen en zijn richtinggevend voor de professionalisering van zittende leraren die hun bekwaamheid moeten onderhouden en verder ontwikkelen. Het gaat hierbij om zowel generieke kennis (die in de kennisbasis van alle schoolvakken wordt opgenomen) als vakspecifieke kennis. Het generieke gedeelte wordt ingevuld door een groep onderwijskundigen, het vakspecifieke gedeelte door vakdocenten van diverse lerarenopleidingen. De bekwaamheidseisen zijn geordend naar zeven competentiegebieden: • interpersoonlijk competent; • pedagogisch competent; • vakinhoudelijk en didactisch component; • organisatorisch competent; • competent in samenwerking met collega’s; • competent in samenwerking met de omgeving; • competent in reflectie en persoonlijke ontwikkeling. Gelet op recente ontwikkelingen in het beroepenveld maar ook op maatschappelijk terrein, hebben beide lerarenopleidingen er voor gekozen om een brede kennisbasis te ontwikkelen voor de schoolvakken. De Leidse lerarenopleiding is een daarmee een breed georiënteerde opleiding, waarbij het begeleiden van leeren ontwikkelingsprocessen centraal staat.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 8
De lerarenopleidingen hebben een gezamenlijke begeleidingscommissie en een werkveldcommissie. Tot deze commissies behoren vertegenwoordigers van met name VMBO’s en ROC’s in de wijde omgeving van Leiden, tot aan Zoetermeer en Rotterdam. Beide commissies zorgen voor zowel vakinhoudelijke en vakdidactische input ten behoeve van beide lerarenopleidingen. Voor het vakinhoudelijke deel van de Tweedegraads Lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn heeft de opleiding zich gebaseerd op het rapport 'Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn' (december 2002). Hierin staan tien competentiekaarten voor de leraar Gezondheidszorg & Welzijn die tot stand zijn gekomen met alle toenmalige lerarenopleidingen op dit terrein. Ook het werkveld was destijds betrokken bij het bepalen van de vakinhoud. Onderdeel van het project was een onderzoek naar de behoeften en wensen van het werkveld en hun toekomstverwachtingen. De competentiekaarten hebben onder andere betrekking op de omgang met ziekte en gezondheid, het organiseren van praktijk: zorg en hulpverlening, het organiseren van praktijk: voeding, leefstijl en zorgzelfstandigheid en gezondheidsvoorlichting en -opvoeding aan specifieke doelgroepen. De kaarten, die elk zijn uitgewerkt in kennis, vaardigheden en attitude, zijn in de vakinhoudelijke modulen van de opleiding terug te vinden. Het hoofd opleidingen van beide tweedegraads Lerarenopleidingen is actief lid van het landelijk opleidingsoverleg Gezondheidszorg & Welzijn (zeven opleidingen en een achtste opleiding in oprichting), dat twee tot drie keer per jaar bijeenkomt. Het afgelopen jaar stond dit overleg in het teken van de kennisbasis. Voor Gezondheidszorg & Welzijn is de kennisbasis inmiddels gereed, al moet nog wel een slag worden gemaakt om de kennisbasis inzichtelijker en gebruiksvriendelijker te maken. De kennisbasis voor de Tweedegraads Lerarenopleiding Omgangskunde is oorspronkelijk samengesteld door Utrecht, Leeuwarden en Leiden waren hierbij niet betrokken omdat de opleiding Omgangskunde aan deze hogescholen nog in ontwikkeling was. Het overleg van de drie opleidingen Omgangskunde (Utrecht/Leeuwarden/Leiden) is in september 2006 opgericht. Binnen dit overleg is de kennisbasis regelmatig besproken, wat zal leiden tot een bijstelling eind 2007. Alle drie de hogescholen hebben het werkveld hierbij betrokken, in Leiden via de begeleidingscommissie. In het beleidsplan 'Internationalisering 2004-2008’ formuleert het Cluster Educatie zijn visie op internationalisering. Studenten van beide lerarenopleidingen krijgen bij de start van de opleiding voorlichting over de mogelijkheden van een studie of stage in het buitenland. Een docent van de opleiding heeft internationalisering als aandachtsgebied. Hij onderhoudt de contacten met buitenlandse partners, heeft afstemmingsoverleg met de pabo (die binnen het cluster het meest ver is gevorderd met internationalisering) en participeert in het hogeschoolbrede overleg dat wordt verzorgd door de centrale afdeling International Project Services. De opleiding heeft door middel van werkbezoeken bestaande contacten verstevigd met scholen voor basisonderwijs, gezondheidszorg-instellingen en opleidingsscholen in Suriname en de Nederlandse Antillen. Om het onderwerp ‘Internationalisering’ nog meer expliciet onder de aandacht van studenten te brengen, wordt in 2007-2008 op Blackboard een course internationalisering operationeel, met bijvoorbeeld handreikingen, een overzicht van stagemogelijkheden in het buitenland, verslagen van internationale ervaringen van studenten en nieuwsberichten. Voor deeltijdstudenten, veelal werkenden met een gezin, zijn er echter vaak praktische belemmeringen om enkele maanden in het buitenland te verblijven. Daarom ligt het accent op internationalisering at home. Dit betekent onder meer dat studenten worden gestimuleerd voor internationale bijeenkomsten leersituaties te organiseren, bijvoorbeeld in de vorm van een workshop of een studiedag. Zo heeft een student Omgangskunde in april 2007 geparticipeerd in de organisatie van een internationale studieweek van de Hogeschool Utrecht, die Youth at Risk als thema had. Verder besteedt de opleiding in het curriculum veel aandacht aan intercultureel onderwijs.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 9
Het leren omgaan met culturele verscheidenheid komt in vrijwel elke module aan de orde. Met name voor de beroepsuitoefening in het VMBO en het BVE acht de opleiding dit van groot belang. Uit de documentatie en tijdens de audit is gebleken dat de opleiding in het kader van de internationalisering aandacht besteedt aan het onderwerp multiculturalisatie, een onderwerp dat binnen het onderwijstype waar de tweedegraads leraar terecht komt zoals het VMBO van belang is. De opleiding heeft in een activiteitenplan 'Activiteiten internationalisering lero Gz&W/Ogk Hogeschool Leiden' dit als volgt beschreven: de afgestudeerde tweedegraads docent kan beschrijven en verklaren wat de communicatiepatronen zijn in de (cultureel heterogene) groepen waarmee hij werkt en hoe de sociale verhoudingen liggen; hij weet hoe hij het een en ander kan verbeteren; de afgestudeerde tweedegraads docent kan verantwoorden hoe hij met zijn groepen en individuele deelnemers omgaat; de afgestudeerde tweedegraads docent doet recht aan culturele verschillen. Het cluster Educatie is lid van ETEN (European Teaching Education Network), een netwerk van lerarenopleidingen binnen en buiten Europa, dat jaarlijks een meerdaagse conferentie organiseert. Sinds het studiejaar 2005-2006 neemt een docent van de opleiding jaarlijks aan deze conferentie deel. Tijdens de conferentie wisselen docenten kennis uit in zogeheten Theme Interested Groups. Ook buiten de ETENconferentie onderhoudt men contact met elkaar, zodat internationale uitwisseling structureel plaatsvindt. In november 2007 neemt een docent van de opleiding deel aan de Second European Practice-based and Practitioner Research Conference on Learning and Instruction. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als goed en wel op grond van de volgende observaties: • de opleidingen bieden een curriculum aan dat geënt is op landelijk overeengekomen eindkwalificaties, die aantoonbaar met collega tweedegraads lerarenopleidingen zijn overeengekomen en door het beroepenveld zijn gevalideerd; • de opleidingen onderhouden gestructureerde contacten met het beroepenveld, i.c. het onderwijsveld waar de afgestudeerde tweedegraads docenten terechtkomen, onder andere via deelname aan relevante vormen van overleg op landelijk en regionaal niveau zoals via de beroepenveldcommissie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 10
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen De generieke hbo-competenties en de Dublin Descriptoren zijn geconcretiseerd in indicatoren, die per 20072008 zijn opgenomen in de handleiding portfolio . Ook hebben de opleidingen in twee competentie matrixen de relatie aangegeven tussen de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) vakinhoudelijke competenties, de generieke hbo-competenties, de Dublin Descriptoren en de onderwijseenheden van beide tweedegraads lerarenopleidingen. Uit beide matrixen blijkt dat alle competenties door het programma worden gedekt. Combineren we het competentieprofiel zoals opgesteld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren met de competentiematrix, dan ontstaat het volgende beeld: beide tweedegraads lerarenopleidingen onderscheiden zeven competenties. Deze zeven competenties zijn vervolgens onderverdeeld in deelcompetenties. Zo is competentie 3: ‘Vakinhoudelijke en didactische component’ onderverdeeld in drie deelcompetenties: • Vaststellen van de beginsituatie van de leerlingen (voorkennis, mate van beheersing leerinhoud, studieaanpak); • Ontwerpen van afwisselende leeractiviteiten en krachtige leeromgeving, rekeninghoudend met keuzemogelijkheden en gericht op zelfwerkzaamheid; • Leeractiviteiten uitvoeren en evalueren, effecten vaststellen dam met leerlingen; • Signaleren leerproblemen en belemmeringen, samen met collega’s passend plan van aanpak opstellen. Vervolgens kunnen de verschillende deelcompetenties worden ondergebracht onder de verschillende Dublin descriptoren: Kennis en inzicht • Verantwoording afleggen over het handelen vanuit recente (wetenschappelijke) ontwikkelingen binnen het vakgebied; • Integreren van kennis, inhoud en vaardigheden van verschillende vakgebieden; • Ontwerpen van afwisselende leeractiviteiten en krachtige leeromgeving, rekeninghoudend met keuzemogelijkheden en gericht op zelfwerkzaamheid. Toepassen van kennis en inzicht • Aantoonbaar gebruik maken van relevante theorieën en modellen bij de verschillende taken als leraar; • Toepassen van uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek in de uitoefening van het beroep als leraar; • Systematisch reflecteren en inschakelen van professionele leervormen; • Aantoonbaar meewerken aan nieuwe werkwijzen ter verbetering van bestaande methoden en technieken. Oordeelsvorming • Vaststellen van de beginsituatie van leerlingen; • Herkennen van probleemgedrag van jongeren en opstellen van een begeleidingsplan; • Beoordelen van de kwaliteit van onderwijs met behulp van meetinstrumenten en voorstellen doen voor verbetering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 11
Communicatie • Afstemmen van leren binnen en buitenschools in overleg met leerling en andere betrokkenen; • Constructieve bijdrage leveren aan verschillende vormen van overleg en samenwerken buitenschools; • Leiding geven aan taakgerichte groepen. Leervaardigheden • Bewaken van eigen grenzen van deskundigheid en verantwoordelijkheid; • Geven en ontvangen van collegiale consultatie en intervisie. Bestudering door het auditteam laat zien dat ook de studenten in het studiemateriaal op de hoogte worden gebracht van de Dublin descriptor waar zij aan werken. De opleiding ‘gebruikt bijvoorbeeld in de module ‘Jongeren’ de volgende beschrijving onder ‘Dublin Descriptoren’: ‘De Dublin Descriptoren zijn Europese kwaliteitseisen die zijn vastgesteld voor het bepalen van het niveau van een bachelor opleiding. Deze descriptoren zijn mede bepalen geweest bij het invullen van deze module. In deze module is expliciet aandacht voor de volgende Dublin Descriptor: A. Kennis en inzicht.’
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: • de opleiding heeft in twee matrixen op een duidelijke wijze de Dublin Descriptoren in verband gebracht met de SBL- en de HBO-competenties. • de (deel)competenties van de opleidingen voldoen aan het niveau bachelor zoals weergegeven in de Dublin Descriptoren; • de competenties zijn uitgewerkt in deelcompetenties die een concreet referentiekader vormen dat aansluit bij en gevalideerd is door de beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 12
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen Het landelijk vastgestelde SBL-competentieprofiel is in nauwe samenwerking met het werkveld tot stand gekomen. De eindkwalificaties zijn beschreven in termen van beroepscompetenties. De competenties zijn gerelateerd aan vier beroepsrollen: de interpersoonlijke, de pedagogische, de vakinhoudelijke de didactische en de organisatorische rol. Het SBL-profiel is richtinggevend voor de beide lerarenopleidingen van de Hogeschool Leiden. Van belang is om op te merken dat de SBL-competenties in de Wet BIO zijn opgenomen, waarmee zij de norm zijn voor het eindniveau van de lerarenopleidingen en het startniveau van de beginnende leraar. Afgestudeerden kunnen functies vervullen die min of meer in het verlengde liggen van het docentschap: praktijkopleider bij instellingen voor gezondheidszorg, welzijn en dienstverlening; opleidingscoördinator in gezondheidszorg en welzijn; consulent en voorlichter in onderwijsinstellingen en ontwikkelingslanden; coach of freelance opleider; voorlichter binnen de gezondheidszorg (b.v. Hartstichting) Afgestudeerden komen daarnaast terecht in andere beroepenvelden waar vraag is naar: trainingen in communicatie. coaching bij teambuilding, omgaan met stress, omgaan met conflicten. counseling en begeleiden van groepen. De relatie met het beroepenveld ziet er als volgt uit voor de tweedegraads lerarenopleidingen: beide lerarenopleidingen hebben een gezamenlijke begeleidingscommissie. Deze commissie bestond al ten tijde van de Lerarenopleiding Verpleegkunde en is uitgebreid met vertegenwoordigers van het beroepsonderwijs. De commissie bestaat nu uit zeven leden, die op managementniveau functioneren in ROC's, VMBO-scholen en instellingen voor gezondheidszorg en welzijn. Zij komen twee keer per jaar bijeen en hebben een adviserende rol. De SBLcompetenties zijn besproken en vastgesteld in de begeleidingscommissie op 10 maart 2005. Tijdens vergaderingen met de begeleidingscommissie worden voor de lerarenopleiding relevante onderwerpen behandeld. de werkveldcommissie van beide opleidingen is in 2003 opgericht en bestaat momenteel uit tien leden: docenten/opleiders van vmbo-scholen, ROC's en instellingen voor gezondheidszorg en welzijn. Zij komen twee keer per jaar bijeen en adviseren vooral over de inhoud van het curriculum (bijvoorbeeld modulen, portfolio, proeven van bekwaamheid). Voor een recent overzicht van de samenstelling van de commissie en de betrokken organisaties wordt verwezen naar Blackboard, waar ook alle notulen te vinden zijn. De SBL-competenties zijn besproken en vastgesteld in de werkveldcommissie op 21 februari 2005.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 13
Elke vergadering van de begeleidingscommissie en werkveldcommissie wordt bijgewoond door het hoofd opleidingen en twee docenten. Vanuit de voormalige Lerarenopleiding Verpleegkunde zijn de docenten al goed bekend met het werkveld zorg en welzijn. Om ook een goed beeld te krijgen van het brede werkveld van de tweedegraads bevoegde leraar, brengen docenten jaarlijks werkbezoeken aan VMBO-scholen, Praktijkscholen en ROC's. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft de competenties rechtstreeks en volledig ontleend aan het door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel; de opleiding heeft goede contacten met het regionale beroepenveld. Leden van dit beroepenveld hebben zitting in de werkveldcommissie en de begeleidingscommissie. Hierdoor is de opleiding in staat om ontwikkelingen in het beroepenveld op te pakken en onder te brengen in het curriculum.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor beide varianten van de opleidingen als voldoende: de opleiding heeft goed zicht op de actuele ontwikkelingen binnen het domein lerarenopleiding. Het werkveld wordt uitdrukkelijk betrokken bij het opstellen van competenties en deelcompetenties; de opleidingsdoelstellingen voldoen aantoonbaar aan de niveaueisen die aan een HBO bachelor gesteld worden. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4.2.) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 14
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen De beide Tweedegraads Lerarenopleidingen zijn duidelijk praktijkgericht. Alle studenten moeten van meet af aan minimaal twee dagen per week in de beroepspraktijk aan de competenties werken. Het praktijkdeel omvat dus ongeveer de helft van de studie. Een toelatingseis is dan ook dat studenten een beroepsrelevante werkplek of stageplek hebben van 16 uur per week. Ongeacht vooropleiding en vrijstellingen moeten studenten in ieder geval praktijkopdrachten en proeven van bekwaamheid uitvoeren op het gebied van lesgeven en lessen ontwikkelen, coachen en begeleiden van leerlingen en ontwikkelingsproblemen bij jongeren/ pedagogisch klimaat. De module 'Oriëntatie op het beroep van leraar Gezondheidszorg & Welzijn en Omgangskunde’ biedt startende studenten een overzicht van de leraarcompetenties en de relatie tussen de eigen competenties en de benodigde leraarcompetenties. In de module wordt verder aandacht besteed aan de betekenis van nieuwe onderwijsontwikkelingen, werkwijzen en visies, de organisatie van het onderwijs en het overheidsbeleid. Tevens dient de student drie presentaties te verzorgen over het beroep en het werkveld, op basis van literatuurstudie en ander bronnenonderzoek. Ook brengt de student een bezoek van minimaal vier uur aan een zelf te kiezen klas (vmbo, mbo of Praktijkonderwijs). Voor deze module worden gastdocenten uit vmbo en mbo uitgenodigd. De relatie met de praktijk borgt de opleiding op een aantal manieren: praktijkopdrachten worden uitgevoerd voor de instelling waar de student werkzaam is of stage loopt. Van die instellingen zijn de meeste opdrachten afkomstig. Ook van leden van de begeleidingscommissie en werkveldcommissie komen opdrachten. Verder bedenken studenten zelf opdrachten, die ter goedkeuring worden voorgelegd aan de portfoliobegeleider en de instelling. Voorwaarde is dat de opdrachten geschikt zijn voor het ontwikkelen van de SBL-competenties. Ook worden opdrachten op Blackboard geplaatst, waaruit studenten kunnen putten. Voorbeelden zijn: een lessencyclus verzorgen voor een ROC, een implementatieplan maken voor een vmbo-school, en een protocol opstellen voor het NIGZ (Nederlands Instituutvoor Gezondheidsvoorlichting en Ziektepreventie). de opleiding heeft een formulier ‘werkplek-leerplaatsprofiel’ ontwikkeld, dat is afgestemd met de begeleidingscommissie. Hiermee wordt in kaart gebracht of de werkplek geschikt is om de competenties te kunnen verwerven en de vereiste brede deskundigheid te kunnen aantonen. Het formulier is opgenomen in de handleiding werkplekleren. Het wordt ten minste ingevuld bij de start van het werkplekleren en bij iedere nieuwe werkplek, en wordt ondertekend door de leidinggevende, een
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 15
opleidingsfunctionaris en de student. Het ingevulde formulier wordt opgenomen in het portfolio en beoordeeld door de studieloopbaanbegeleider. Daarnaast kent de propedeuse een oriënterende module werkplekleren. Een belangrijke doelstelling van deze module is dat studenten hun motivatie en geschiktheid voor het beroep kunnen verwoorden. Zij oriënteren zich op mogelijke stageplaatsen in school en werkveld en maken afspraken met deze organisaties over stageactiviteiten en begeleiding. In een oriëntatieplan geven ze aan hoe ze de opdrachten van het werkplekleren plannen en aanpakken. Studenten voeren drie praktijkopdrachten uit: oriëntatie op de beroepscompetenties van de leraar in de school, oriëntatie op het werkveld, uitvoeren van vijf onderwijssituaties. Voor de activiteiten die de student in de praktijk uitvoert, maakt hij een planning in zijn Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP), onder begeleiding van zijn studieloopbaanbegeleider. Het verwerven van competenties in de praktijk wordt binnenschools ondersteund met modulen op het gebied van vakinhoud en pedagogiek en didactiek. Er wordt veel gewerkt met casussen die studenten zelf vanuit hun beroepspraktijk inbrengen. Praktijkervaringen worden onder andere gebruikt bij de modulen 'Pedagogische leer- en werkomgeving', 'Ontwikkelingsproblemen bij jongeren' en 'Toetsen en evalueren'.
Interessant vindt het auditteam het initiatief van de opleidingen om studenten de gelegenheid te bieden om hun inbreng vanuit de praktijk om te zetten in concrete actie: vakinhoudelijke modulen worden ontwikkeld door studenten. Deeltijdstudenten hebben door opleiding en werkervaring vaak al veel vakinhoudelijke kennis. De opleiding heeft in feite het werkveld in de klas. Hiervan wordt maximaal gebruik gemaakt door studenten in te schakelen bij de ontwikkeling van vakinhoudelijke modulen. Met uitzondering van de modulen 'Omgaan met verlies en rouw' en 'Facilitaire dienstverlening' zijn alle vakinhoudelijke modulen door studenten ontwikkeld. Zij doen dit in groepjes van drie tot vijf studenten, in het kader van de modulen 'Ontwerpen leereenheid' en 'Implementatie van vernieuwing'. Minimaal één student binnen zo'n groepje heeft de nodige vakkennis in huis. Een docent van de opleiding is de opdrachtgever, die de vakinhoudelijke kwaliteit bewaakt. De moduleleider bewaakt dat de studenten de competenties verwerven die nodig zijn voor het ontwerpen van een leereenheid en de implementatie. Studenten worden ook ingeschakeld voor het bijstellen van modulen. Voor elk curriculumonderdeel moeten studenten bronnen raadplegen. Dit betreft niet alleen de verplichte (en aanbevolen) literatuur van de boekenlijst, maar ook aanvullende bronnen (waaronder internationale) als elektronische vakartikelen, databanken met wetenschappelijke literatuur, websites, dvd's en video. Wetenschappelijke oriëntatie/ toegepast onderzoek. Tijdens de startmodule ‘Oriëntatie op het beroep van leraar Gz&W/ Ogk’ maken studenten kennis met het zoeken van vakliteratuur in de databanken van de Hogeschool Leiden. Bestudering door het auditteam laat zien dat in de modulebeschrijvingen verwezen wordt naar verplichte literatuur en aanbevolen literatuur. Het auditteam constateert dat er sprake is van adequate (verwijzingen naar) literatuur, dat wil zeggen, de literatuur is relevant voor de module en ‘’up to date’’. Verder kennen de opleidingen twee onderzoeksmodulen (elk van 4 ECTS), die alle studenten volgen. In ‘Onderzoek van onderwijs’ raken studenten bekend met basisbegrippen uit wetenschappelijk onderzoek en statistiek. In deze module oriënteren studenten zich op het doen van onderzoek en de waarde hiervan voor het handelen als docent. De module ‘Kwaliteit van onderwijs’ borduurt hierop voort doordat studenten vaardigheden verwerven als redeneren en formuleren, en onderzoeksmethoden als enquêteren en participerende observatie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 16
In aanvulling op deze twee onderzoeksmodulen kunnen studenten kiezen voor de minor ‘Action research’, die voor een groot deel is gebaseerd op de minor ‘De docent als onderzoeker’ van het lectoraat en de kenniskring Professional Development Schools van het Cluster Educatie. In deze minor voeren studenten een onderzoek uit volgens de methodiek van ‘Action research’, waarbij het onderzoeken van de eigen praktijksituatie en het verwerven van bruikbare en toepasbare kennis centraal staat. Bij de ontwikkeling van het minorprogramma sluit de opleiding aan bij de drie profielen die alle tweedegraads lerarenopleidingen in het bestuurscharter hebben afgesproken: beroepspraktijkvorming, vakinhoudelijke vorming en zorgontwikkeling. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het programma van de opleiding biedt aan de studenten via de projecten/de beroepsopdrachten voldoende gestructureerde mogelijkheden om hun kennis te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de studieonderdelen komen tot stand op basis van actuele ontwikkelingen, praktijkbehoeften en problemen en is ook aantoonbaar ontworpen in samenwerking met het werkveld; het door de opleiding gehanteerde studiemateriaal is relevant, actueel, werkvelddekkend en op HBOniveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 17
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen Uit de documentatie is afleidbaar dat de opleiding beschikt over een team ontwikkelaars met als taak de opzet, uitvoering, evaluatie en aanpassing van het programma. Verder is duidelijk dat het studieprogramma tot stand komt in nauw overleg met vertegenwoordigers van de praktijk, i.h.b. de het onderwijswerkveld. De opleiding ziet verder toe op de vertaling van competenties in het studieprogramma, geconcretiseerd in studiehandleidingen voor studenten. Dit wordt bevorderd doordat de opleiding met vaste formats voor ontwikkelopdrachten werkt. Studenten zijn op de hoogte van de leerdoelen voor het betreffende onderwijsdeel. Het auditteam heeft een aanzienlijk deel van het curriculum inhoudelijk bestudeerd. Dat wil zeggen, het auditteam heeft 10 modules inhoudelijk bestudeerd waaronder: • Oriënteren op het beroep van leraar; • Didactische vaardigheden; • Assertiviteit, conflict en agressie; • Voeding; • Omgaan met gezondheid en ziekte; • Zorg en hulpverlening. Uit bestudering is het volgende beeld ontstaan: • het studieprogramma is in veertien leereenheden verdeeld, die over de vier fasen zijn verspreid. De kennisverwerving in fase 1 en 2 betreft zowel vakinhoudelijke kennis als pedagogisch-didactische kennis. In fase 3 en 4 ligt de nadruk op pedagogisch-didactische kennis. De veertien leereenheden zijn elk onderverdeeld in één of meer modulen. Het format voor de modulen bepaalt dat in de modulebeschrijving wordt aangegeven: de plaats in het curriculum en de samenhang met andere modulen, de SBL-competenties, generieke hbo-competenties en Dublin Descriptoren waarop de module aansluit, benodigde voorkennis, beoordelingswijze, verplichte en aanbevolen literatuur en leermiddelen, geplande studielast, studieactiviteiten en werkvormen; • punt van aandacht is dat de tweedegraads lerarenopleiding het aanbod van de vakinhoud zo breed mogelijk moet houden, immers het gaat niet alleen om de gezondheidszorg maar ook om welzijn en omgangskundige aspecten; • het programma van beide tweedegraads lerarenopleidingen wordt gestuurd door praktijkbehoeften en –problemen en bereidt studenten voor op het functioneren in de onderwijspraktijk. De tweedegraads lerarenopleiding heeft de doelstellingen vastgesteld, per doelstelling leerinhouden benoemd en in leerlijnen geplaatst. Na overleg met het docententeam en de praktijkvertegenwoordigers, zijn de leerinhouden vastgesteld, in programma’s vertaald en in leerplanschema’s geprogrammeerd. De opleiding heeft dit proces op een duidelijk wijze beschreven in de documentatie. Hierin is beschreven in welke programma’s en/of langs welke weg de verschillende SBL-competenties en HBO-kernkwalificaties behaald dienen te worden. Tevens blijkt hieruit dat het programma de beroepscompetenties dekt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 18
Het auditteam constateert, dat de opleiding de competenties goed heeft uitgewerkt en op programmaniveau zodanig heeft gespecificeerd, dat het voor het auditteam goed mogelijk was zich een beeld te vormen van de inhoud van de opleiding en van de eisen die de tweede graads lerarenopleiding stelt aan haar afgestudeerden. Daarnaast constateert het auditteam op basis van de documentatie dat de opleiding de competenties en doelstellingen op een zorgvuldige en daardoor traceerbare wijze vertaald heeft naar de inhoud van de opleiding en dat zij daarbij ook expliciet het didactisch concept en de studeerbaarheid betrekt. Geconstateerd kan worden dat de opleiding studenten in staat stelt na afronding van de bachelorstudie de vereiste competenties van de opleiding te verwerven. Zo heeft de opleiding in het door het auditteam bestudeerde Raamleerplan de competenties verder uitgewerkt in ‘bekwaamheidseisen’ die op een zodanige wijze geformuleerd zijn, dat deze goed toetsbaar zijn (zie hierna) . Bij het ontwikkelen van het Raamleerplan is gebruik gemaakt van de volgende, volgens het auditteam relevante, documenten: Handboek voor de competente onderwijsvernieuwer; de Bie, 2003 (inrichting van competentiegericht onderwijs); Eindrapport deelproject EPS: lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn (hierin staan de competentiekaarten; SBL: Bekwaamheidseisen leraren: concept eindversie mei 2004 (Landelijk vastgestelde competenties; SPACE in gebruik: Hogeschool Leiden: Major-minor beleid. Voorbeelden van bekwaamheidseisen (2e leerjaar) zijn: individuele leerprocessen of in kleine groepjes leiden en begeleiden; leerklimaat scheppen; beeldvorming sociaal klimaat van groep en individueel welbevinden; vaststellen problemen in leerklimaat en in samenwerking met collega’s ontwerpen van plan van aanpak, uitvoeren, evalueren en bijstellen (kleine groepen); in kaart brengen van vorderingen op het gebied van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid; signaleren van stagnatie op het gebied van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid (ook leerstoornissen); eigen handelen m.b.t. opvoeding en leren kunnen kiezen en verantwoorden; leerinhouden afstemmen op leerlingen en rekening houden met verschillen; houden aan regels en afspraken; bijdrage leveren aan overleg en samenwerken op school. Inhoud en vormgeving van de afzonderlijke studieonderdelen bieden de student de gelegenheid om de vereiste deelcompetenties te verwerven. De modules die door het auditteam bestudeerd zijn, laten een heldere opbouw zien: na een inleiding en verantwoording wordt bij iedere module onder andere aandacht besteed aan de te verwerven competenties en doelstellingen, de beginvereisten, de wijze van beoordeling, de benodigde leermiddelen en literatuur, de moduleorganisatie en een lesvoorbereidings- en lesbegeleidingsformulier. De wijze waarop de opleiding vervolgens de studieonderdelen in een in complexiteit opklimmende reeks in het totale programma heeft ondergebracht, maakt het de student mogelijk de in het landelijk profiel geformuleerde competentieset te verwerven. Uit de documentatie blijkt, dat de tweedegraads lerarenopleiding de competenties en de afgeleide kennisaspecten en docentvaardigheden heeft verdeeld over de totale opleiding waardoor het studenten mogelijk wordt gemaakt de competenties (SBL- en HBO-competenties) tot het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar i.c. tweedegraads docent te bereiken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 19
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het programma van beide tweedegraads lerarenopleidingen biedt aan de studenten voldoende gestructureerde mogelijkheden om hun kennis te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; het onderdeel welzijn verdient meer aandacht binnen het curriculum. Het auditteam vraagt zich af of de inhoud niet teveel bepaald is vanuit Verpleegkunde; het door het auditteam bestudeerd studiemateriaal is helder van opzet en daardoor voor studenten inzichtelijk gemaakt; de studieonderdelen komen tot stand op basis van actuele ontwikkelingen, praktijkbehoeften en problemen en is ook aantoonbaar ontworpen in samenwerking met het werkveld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 20
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen De voor de tweedegraads lerarenopleiding geldende competenties zijn aantoonbaar ontleend aan het op landelijk niveau vastgestelde competentieprofiel. De eisen die aan een afgestudeerde tweedegraads leraar worden gesteld, zijn beschreven in een onderling samenhangende set competenties. De eerste fase van beide tweedegraads lerarenopleiding is oriënterend. De student doet voldoende theoretische (vakdidactisch en vakinhoudelijk) kennis op om tot de tweede fase van de studie toegelaten te worden. De tweede fase is verdiepend en verbredend en komt overeen met het tweede studiejaar. Deze periode toetst de opleiding in welke mate de student voldoende ‘handelingsbekwaam’ is voor het docentschap. De derde fase van de opleiding functioneert de student steeds vaker op het niveau van de verantwoordelijke beroepsbeoefenaar/docent. De ontwikkeling van de student is dan gericht op het voldoen aan de eisen die vanuit de beroepspraktijk aan hem worden gesteld. Uit de documentatie, in het bijzonder de verschillende door het auditteam bestudeerde modules, is afleidbaar welke relatie het betreffende studieonderdeel heeft met andere studieonderdelen van de opleiding. Omdat het studieprogramma duidelijk vanuit beroepsvaardigheden is ontwikkeld, sluiten het binnen- en buitenschools programma op elkaar aan. De inhoudelijke samenhang heeft zowel betrekking op de horizontale samenhang (tussen studieonderdelen gedoceerd binnen een bepaalde studiefase) als de verticale samenhang, waarbij sprake is van een gedurende de opleidingsjaren toenemende complexiteit van opdrachten (zie hierna). Horizontale samenhang vindt plaats door programmatische afstemming tussen de verschillende onderwijseenheden en/of elementen uit onderwijseenheden. Uit de documentatie blijkt dat er voor het pedagogisch didactisch deel van beide lerarenopleiding sprake is van een concentrische opbouw waarbij de verschillende modules afhankelijk van elkaar zijn en op elkaar voortbouwen. Het vakinhoudelijk deel van de opleiding kent geen concentrische opbouw. Dit betekent dat modules onafhankelijk van elkaar kunnen worden gevolgd. De horizontale samenhang is verder sterk verankerd in het studieprogramma van beide tweedegraads lerarenopleidingen door de koppeling van de theorie op de onderwijsinstelling en de onderwijs praktijk waar de student werkzaam is. Daarnaast is er sprake van horizontale dwarsverbanden tussen leerlijnen onderling zoals de parallel verlopende conceptuele leerlijn en vaardighedenleerlijn (zie hierna voor een beschrijving van deze leerlijnen). De opleiding heeft de competenties per opleidingsjaar concreet uitgewerkt op een steeds complexer niveau. Deze programmaopbouw waarbij onderwerpen, probleemstellingen, opdrachten e.d. telkens op een hoger niveau van abstractie en complexiteit terugkomen, bepaalt eveneens de samenhang van het studieprogramma. Studenten vinden informatie over de te verwerven competenties en doelstellingen in de modulebeschrijvingen en krijgen op basis hiervan zelf inzicht in de wijze waarop de verschillende studieonderdelen met elkaar samenhangen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 21
De verticale samenhang komt tot uitdrukking in onderscheiden fasen, waarbij sprake is van een opbouw: van micro (bijvoorbeeld leerdoelen van een les formuleren) naar meso (leerdoelen van een grote leereenheid formuleren). van laag complexe situaties (bijvoorbeeld motivatieproblemen van een individuele leerling) naar hoog complexe situaties (beleid initiëren om motivatieproblemen aan te pakken). Zo oriënteert de student zich tijdens de propedeuse op de opleiding en het beroep leraar. In deze fase legt de opleiding de nadruk op basiskennis, op basisvaardigheden en op de specifieke beroepshouding. De nadruk op basiskennis vertaalt zich in studieonderdelen gericht op het verwerven van vakdidactische en vakinhoudelijke kennis. De nadruk op basisvaardigheden vertaalt zich in vaardigheidstrainingen en communicatieve- en sociale vaardigheden. De stage draagt bij aan de integratie van deze elementen en biedt de student en de opleiding de gelegenheid om de geschiktheid van de student voor het beroep leraar te beoordelen (oriënterende en selecterende functie van de propedeuse). Bestudering van studiemateriaal laat zien dat binnen de kaders van de conceptuele lijn in de propedeuse met name aandacht wordt besteed aan het verwerven en verwerken van kennis. Deze lijn omvat: Vakinhoud Gezondheidszorg & Welzijn en Omgangskunde. Oriëntatie op het beroep van leraar Gezondheidszorg & Welzijn en Omgangskunde Leerlingbegeleiding: jongeren. Leren en onderwijzen: voorbereiden van onderwijs. Deze lijn omvat in de postpropedeuse: Vakinhoud Gezondheidszorg & Welzijn en Omgangskunde Leerlingbegeleiding: ontwikkelingsproblemen bij jongeren. Leren en onderwijzen: pedagogische leer- en werkomgeving; toetsen en evalueren. Onderwijsvernieuwing: ontwerpen van een leereenheid; onderzoek van onderwijs; kwaliteit van onderwijs; implementatie van vernieuwing. In de vaardighedenlijn gaat het om toepassen van kennis en trainen van vaardigheden. Deze lijn omvat in de propedeuse: Communicatie. Didactische vaardigheden. Verzorging/EHBO (Gezondheidszorg & Welzijn). Omgaan met groepen/samenwerkend leren (Omgangskunde). Deze lijn omvat in de postpropedeuse: Gespreksvoering. Groepsdynamica. Actuele onderwijsmethoden. De integrale lijn is de integratie van de conceptuele lijn en de vaardighedenlijn in de studieloopbaanbegeleiding (hierna: SLB) en het werkplekleren. Werkplekleren, SLB en portfolio zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden doordat in SLB de producten en praktijkervaringen van studenten worden besproken, waarbij de SLB-docent zorgt voor de koppeling met de competenties, de theorie, de vaardigheden en de persoonlijke ontwikkeling van de student.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 22
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de inhoud en de opbouw van het programma tonen een verticale structuur waarbij leerlijnen parallel aan elkaar lopen; door de afstemming tussen basismodulen en de praktijkcomponent tijdens een onderwijsperiode is er sprake van horizontale samenhang; de verticale afstemming van de opleidingsonderdelen is vertaald in leerlijnen, die bestaan uit een aanééngesloten reeks onderwijseenheden en/of elementen uit onderwijseenheden. Het curriculum van beide opleidingen beschikt over een aantal doorlopende leerlijnen die geïntegreerd worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 23
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen De uitvoering van het onderwijs zelf is beschreven in de studiegids. Hierin zijn de organisatie en regelingen van de opleiding beschreven alsmede de opbouw van het voltijdse- en duale curriculum. Het auditteam heeft de studiegids van de tweedegraads lerarenopleiding bestudeerd en constateert dat deze de studenten een voldoende beeld geeft van de inhoud van de opleiding. Uit de studiegids is af te leiden dat tijdens de opleiding aandacht wordt besteed aan een zelfstandige studiehouding, aan studiebegeleiding en studieadvisering. De studieloopbaanbegeleiding is gericht op het vergroten van de zelfsturendheid, op proactief en lerend gedrag van de student. Voor de student moet binnen de propedeuse duidelijk worden wat de meerwaarde van studieloopbaanbegeleiding is. De opleiding wordt gekenmerkt door een hoge mate van flexibilisering. Dit blijkt uit het feit dat er sprake is van zeven leertrajecten voor zowel Gezondheidszorg & Welzijn Omgangskunde afhankelijk van vooropleiding. Tien modulen kunnen op afstand worden gevolgd, waarvan de helft projectonderwijs en de andere helft zelfstudiepakketten (gerealiseerd in november 2007). Deze modulen worden via opdrachten en materiaal op Blackboard begeleid. De student kan tot op zekere hoogte zijn eigen studietempo bepalen, zo geven zij tijdens de audit aan. Op vijf momenten in het jaar wordt de mogelijkheid tot afstuderen geboden. Studiebelemmerende factoren worden gesignaleerd in de studieloopbaanbegeleiding. Een van de taken van de studieloopbaanbegeleider is naar oplossingen te zoeken voor studenten als studievertraging dreigt. Vertraging heeft bijna altijd te maken met de grote tijdsinvestering die portfolio-opdrachten met zich meebrengen, dus de opdrachten en proeven van bekwaamheid die de student in de praktijk uitvoert. Binnen de beide varianten van de opleiding is het eerste jaar gestructureerd volgens verschillende herkenbare vakken. De onderwijsactiviteiten worden relatief sterk gestuurd door de opleiding. Er is sprake van een studieprogramma dat de studievoortgang van studenten bevordert, zoals blijkt uit het opleidingsplan van de opleiding. Dit is georganiseerd door roosters, werkvormen en aandacht voor persoonlijke begeleiding. In de voorlichting (vijf open dagen/avonden) wordt expliciet aandacht besteed aan de zwaarte van de studie. Bij deze voorlichting worden studenten ingeschakeld. Bestudering van het curriculum laat wat betreft dit facet verder zien dat: • studenten nooit meer dan twee modulen uit de conceptuele lijn of vaardighedenlijn (tweemaal 4 uur) op een onderwijsdag hebben. Zoveel mogelijk worden twee verschillende typen modulen op één dag geprogrammeerd, bijvoorbeeld een practicum gevolgd door een theoriemodule. Huiswerkopdrachten zijn begroot in de studielast. De afronding van modulen loopt niet parallel met de start van nieuwe modulen; • een binnenschoolse module een studielast heeft van 4 ECTS. Het werkplekleren is ingedeeld in eenheden van 15 ECTS; • in de modulebeschrijving de studielast is aangegeven in uren; • de modulebeschrijving voldoende helder zijn waardoor de student op voorhand al zelf in inschatting kan maken van de tijdsinvestering; • iedere groep op jaarbasis zes tot acht toetsen heeft. Er is een evenwichtige verdeling van verschillende toetsvormen, zoals open- en gesloten boek tentamen, werkstukken, readers en presentaties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 24
De studielast van de pedagogisch-didactische modulen, die grotendeels zijn overgenomen van de voormalige Lerarenopleiding Verpleegkunde, is altijd met ICLON-enquêtes gemeten. Uit de moduleevaluaties en uit de verantwoording van de bestede uren in het portfolio kan worden geconcludeerd dat de feitelijke studielast niet te hoog is. Toch blijkt uit mondelinge evaluaties onder studenten dat de studie als zwaar wordt ervaren. Studenten die het auditteam gesproken heeft, bevestigen dit. Piekbelasting ontstaat als gevolg van het voorbereiden en uitvoeren van de proeven van bekwaamheid en het verzamelen van bewijslast voor het portfolio, in combinatie met de onderwijsdag. Naast de uren voor de onderwijsdag wordt tevens 10 tot 15 uur zelfstudie verondersteld. De opleiding is zwaar voor wie een zo kort mogelijk traject wil volgen. De opleiding geeft bij elk traject een minimale en maximale duur aan. Ongeveer de helft van de studenten kiest ervoor langer over de opleiding te doen dan minimaal mogelijk is. De opleiding onderzoekt thans of de eisen aan het portfolio zodanig kunnen worden bijgesteld dat het de studenten minder tijd kost, uiteraard met handhaving van de kwaliteit. Met ingang van dit studiejaar start studieloopbaanbegeleiding eerder in het programma (begin oktober in plaats van medio november), met als doel zo snel mogelijk aandacht te schenken aan de manier waarop studenten kunnen anticiperen op de opbouw en zwaarte van het programma en eerder kunnen starten met het werken aan het portfolio. Per 2007-2008 worden alle modulen geëvalueerd met een standaardvragenlijst, waarvan studielast een vast onderdeel is. Studenten geven aan dat de opleiding veel tijd vraagt. Het aantal contacturen is hoog (met name voor de deeltijdvariant) en de lessen zijn intensief. Daarnaast dienen studenten ook thuis veel te studeren (lessen voorbereiden en de theorie eigen maken) hetgeen niet altijd eenvoudig is, gelet op de privé-situatie van veel studenten. Aan de andere kant, zo geven zij aan, ‘’weet je waar je aan begonnen bent’’ en vinden de studenten dat ze de opleiding, ondanks de belasting, moeten afmaken. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het auditteam heeft kunnen constateren dat de opleiding zowel op studentniveau als op programmaniveau evalueert of de formele studielast structureel afwijkt van de feitelijke studielast; de opleiding kenmerkt zich door flexibiliteit voor studenten; de opleiding beschikt over een goed instrument om de studiebelemmerende factoren in kaart te brengen en treft op basis daarvan remediërende maatregelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 25
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen De beide lerarenopleiding kenmerken zich door een sterk in leeftijd variërende instroom: de leeftijd varieert van 22 tot 50 jaar. De gemiddelde leeftijd is 35 jaar. Het merendeel van de studenten is vrouw. De instroom bestaat voor 80 procent uit studenten met een mbo- of hbo-diploma Verpleegkunde. Studenten met een pabo-diploma, een mbo- of hbo-diploma Social Work, een hbo-diploma Fysiotherapie en een diploma Lerarenopleiding Verpleegkunde vormen 15 procent van de instroom. Al deze groepen krijgen vrijstellingen op basis van hun diploma en op basis van eerder verworven competenties in de werksituatie. Dit is in de OER geregeld. De vrijstellingen per doelgroep leiden tot standaard verkorte trajecten, variërend van 6 maanden (afgestudeerden van de Lerarenopleiding Verpleegkunde) tot 3 à 3,5 jaar (mbo'ers met bijvoorbeeld een diploma Sociaal Pedagogisch Werk). Deze trajecten zijn beschreven in onder meer het rooster- en procedureboek de handleiding werkplekleren en de OER. Afhankelijk van de vooropleiding betreffen de vrijstellingen de pedagogiek en didactiek of de vakinhoud. De vrijstellingen zijn gebaseerd op verschillende bronnen, zoals landelijke afspraken, de inhoud van vooropleidingen en adviezen van de begeleidingscommissie. Door onderscheid te maken in een pedagogisch-didactisch deel en een vakinhoudelijk deel heeft de opleiding een traject voor specifieke doelgroepen. Zo kunnen studenten die al een lesbevoegdheid hebben, vrijstelling krijgen voor het pedagogisch-didactisch deel. Met uitzondering van de startmodule 'Oriëntatie op het beroep van leraar’ is het vakinhoudelijk deel volledig flexibel: de student kan zelf beslissen welke module hij/zij wanneer gaat volgen. Voor studenten met een afgeronde hbo/wo-opleiding geldt een verkort traject. Naast vrijstellingen op basis van vooropleiding zijn extra vrijstellingen mogelijk op grond van werkervaring. Dit wordt beoordeeld door de examencommissie aan de hand van een werkgeversverklaring. De aanvraagprocedure voor vrijstellingen is beschreven in Blackboard. Studenten die buiten de hierboven genoemde doelgroepen vallen (5% in 2006-2007), kunnen vrijstellingen verwerven op basis van een beroepsgericht assessment, waarna een individueel traject wordt samengesteld. Met dit assessment is in mei/juni 2006 een pilot uitgevoerd (vier studenten). Opvallend is dat meerdere studenten waarmee het auditteam gesproken heeft niet op de hoogte waren van de mogelijkheden van dit assessment. Het assessment is aangepast en bestaat nu uit een portfoliogesprek en opdrachten met betrekking tot gespreksvaardigheid en lesvaardigheid. De Handleiding Werkplekleren beschrijft de eisen voor diverse instroomgroepen met vrijstellingen. Voor bijvoorbeeld studenten met een diploma mbo-verpleegkunde (niveau 4) geldt dat zij 43 ECTS in de beroepspraktijk werken, waarvan 21 ECTS in het portfolio moet worden verantwoord. Studenten met een hbo-diploma verpleegkunde (niveau 5) werken 30 ECTS.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 26
Ook geldt voor elke student dat uit de bewijslast in het portfolio moet blijken dat deze: aan minstens twee typen onderwijsinstellingen heeft lesgegeven (voor werkenden betekent dit dat zij een stage volgen in een andere instelling van 140 tot 196 uur); aantoonbaar verschillende onderwijsmethoden kan hanteren; diverse vakinhouden (ook voor de student nog onbekende leerinhouden) in lessituaties kan vertalen; op minimaal twee niveaus onderwijssituaties kan begeleiden; onderwijssituaties voor zowel groepen als individuen kan verzorgen; een plan kan maken voor een ontwikkelingsprobleem of het pedagogisch klimaat (bijvoorbeeld in de klas of op school). Het Cluster Educatie participeert in de voorlichtings- en wervingsactiviteiten van de Hogeschool Leiden, zoals open dagen, proefstuderen en meeloopdagen. Docenten en studenten geven voorlichting in scholen voor voortgezet onderwijs, in Regionale Opleidingscentra en op beurzen. Potentiële studenten kunnen deelnemen aan de studieconferentie met workshops die studenten van de opleiding jaarlijks in april organiseren. Per 2007-2008 geldt hogeschoolbreed een nieuw model onderwijs- en examenregeling. Volgens dit model zijn opleidingen verplicht een bindend studieadvies te geven. Dit bindend studieadvies omvat een minimaal aantal studiepunten, maar hoeft niet gerelateerd te zijn aan de propedeusevakken. Aan studenten van de vraaggerichte en flexibele opleidingen is de eis: minimaal 40 EC behaald in één jaar (voltijd) of binnen twee jaar (deeltijd). minimaal 15 EC aantoonbaar aan werkplekleren besteed. de startmodule 'Oriëntatie op het beroep van leraar Gezondheidszorg &Welzijn en Omgangskunde behaald.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleidingen hebben voldoende inzicht in de beginsituatie van de groep instromende studenten; de opleidingen hebben een vrijstellingsregeling die strikt wordt toegepast waardoor het voor studenten duidelijk is voor welk studieonderdeel zij wel en voor welk studieonderdeel zij geen vrijstelling krijgen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 27
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen De opleiding heeft per programmaonderdeel de studiebelasting geformuleerd in ECTS. De totale omvang van het curriculum bedraagt 240 ECTS voor beide tweedegraads lerarenopleidingen. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat beide varianten van beide opleidingen een omvang hebben van 240 ECTS, reden dit facet voor de beide opleidingen en hun varianten als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 28
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen De tweedegraads lerarenopleiding sluit aan bij SPACE (Studentgerichte aanpak, Persoonlijke leerroute, Assessment, Competentiegericht, Effectief en eigenzinnig), de onderwijsvisie van de hogeschool. SPACE beschrijft de wijze waarop de Hogeschool Leiden een competentiegerichte leer- en werkomgeving wil vormgeven (zie hierna), en biedt daarmee een gemeenschappelijk kader voor innovatie van onderwijs en organisatie. Uit de documentatie van de opleiding blijkt dat men zich profileert als een competentiegerichte opleiding door in de programmering veel aandacht te besteden aan de volgende kernpunten: een sterke relatie met de beroepspraktijk; vernieuwingen maken onderdeel uit van het curriculum; het in toenemende mate toetsen van competenties; een opbouw in zelfsturing van het leerproces door de student. Competentiegericht opleiden is richtinggevend voor de didactische vormgeving van de beide tweedegraads lerarenopleidingen, waarbij de student leert om de opleiding beroepskennis, beroepsvaardigheden en beroepshouding te integreren tot beroepscompetenties. Dit komt tot uiting in het programma, dat voorziet in werkvormen met behulp waarvan de kennisverwerving, het aanleren en verwerven van beroepsgerelateerde houdingen en handelen telkens plaatsvinden in een praktijkcontext. De opleiding heeft de leerstof geordend in leerlijnen die ondersteunend zijn voor het competentieleren. Het auditteam heeft het opleidings/leerplan bestudeerd en constateert dat hierin de leerlijnen voldoende helder beschreven zijn. Competentieleren doet een beroep op verschillende leerstijlen en draagt bij aan het doorlopen van de leercyclus door de student. Daarnaast geeft het richting aan de opleiding bij de keuze van werkvormen. Voor het ‘binnenschools leren’ gebruikt de opleiding de volgende werkvormen: een conceptuele leerlijn: cursussen (bij moeilijk toegankelijke theorieën en concepten); een vaardighedenleerlijn: trainingen (bij het leren en inoefenen van de vaardigheden); een integrale leerlijn: projecten (bij het in een beroepscontext integreren van de deelgebieden en het zelf verwerven van toegankelijke kennis en vaardigheden; een praktijkleerlijn, waarbij de student in een reële praktijksituatie zijn kennis en kunde toont. Bovengenoemde uitgangspunten hebben geleid tot een curriculum met een vakinhoudelijk en een pedagogisch-didactisch deel. Het pedagogisch-didactisch gedeelte is gelijk voor Gz&W en Ogk en wordt gezamenlijk gevolgd. Het vakinhoudelijk deel heeft een gezamenlijk gedeelte en een afzonderlijk deel waarin de specifieke vakinhoud van ofwel Gezondheidszorg & Welzijn of Omgangskunde centraal staat. Het voordeel van een dergelijke opsplitsing in een gezamenlijk pedagogisch-didactisch deel en een vakinhoudelijk gescheiden deel ten opzichte van een volledig geïntegreerd curriculum, is dat veel flexibele trajecten mogelijk zijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 29
Ook voor beide delen van het curriculum (didactisch en vakinhoudelijk) zijn onderwijskundige uitgangspunten geformuleerd. Voor het pedagogisch-didactisch deel zijn deze onderwijskundige uitgangspunten: een concentrische opbouw, waarbij verschillende modulen afhankelijk van elkaar zijn en op elkaar voortbouwen; opbouw van micro (lessituatie) naar meso (schoolsituatie); van laag complexe leersituaties naar hoog complexe leersituaties; van aanbodgestuurde naar vraaggestuurde onderwijsmethoden; toepassing van didactiek op de specifieke vakinhoud van beide lerarenopleidingen. Voor het vakinhoudelijk deel zijn de onderwijskundige uitgangspunten: geen concentrische opbouw: de modulen kunnen onafhankelijk van elkaar gevolgd worden; een deel van de modulen kan onbegeleid (begeleid op afstand) behaald worden, door middel van zelfstudieopdrachten. Naarmate de opleiding vordert, neemt de complexiteit van de opdrachten toe en wordt bovendien in toenemende mate een beroep gedaan op het eigen initiatief van de student. De zelfwerkzaamheid van studenten neemt toe, de begeleiding neemt in intensiteit af. Studieonderdelen zoals ‘Voorbereiden onderwijs’, ‘Kwaliteit van onderwijs’, ‘Ontwikkelingsproblemen bij jongeren’ zijn bij uitstek om theorie en praktijk met elkaar in verband te brengen en in een bepaald product te integreren en bovendien zijn zij een krachtige werkvorm om het vermogen individueel én in teamverband te werken te ontwikkelen: competenties waar in de beroepskwalificaties sterk de nadruk op wordt gelegd. Het zowel individueel als in groepsverband werken is niet alleen een effectieve didactische werkvorm, maar het doet ook recht aan de beroepspraktijk, waar docenten zowel gezamenlijk als alleen voor de klas problemen moeten oplossen. Uit de door het auditteam bestudeerde documentatie blijkt dat de opleiding een grote variatie kent aan werkvormen en methoden waarmee de student ook als leraar in aanraking komt. Met andere woorden, de werkvormen en studieactiviteiten zijn voorbeelden van de beroepstaken van de leraar: practica, probleemgestuurd onderwijs, projectonderwijs, afstandsleren en aanbiedende werkvormen (colleges, onderwijsleergesprek, discussies). Zo gebruikt de opleiding de module ‘Kwaliteit van onderwijs’ voor beide tweedegraads lerarenopleidingen in het tweede cursusjaar. Hierin wordt uiteengezet de doelstellingen en competenties die centraal staan, de beginvereisten, de beoordelingswijze, de benodigde literatuur, de moduleorganisatie, de studieactiviteiten, de module evaluatie en de beoordelingslijsten, voorzien van een toelichting. De inhoud van de module is gericht op het verwerven en verwerken van kennis (theorie, concepten en modellen). Het kunnen toepassen van deze kennis in concrete beroepssituaties is hierbij een belangrijk kenmerk. Onderdeel van de conceptuele leerlijn. De verschillende studieactiviteiten worden uitgewerkt voor deze module. Door modules op deze wijze uit te werken, krijgt de student voldoende zicht op de te verwerven doelstellingen en de didactische route op weg naar deze doelstelling(en). Afstandsleren binnen de opleiding wordt in toenemende mate mogelijk gemaakt. Inmiddels kunnen vijf modulen op afstand worden gevolgd via Blackboard. In november 2007 komen hier vijf vakinhoudelijke zelfstudiepakketten bij. Verder worden alle modulen door Blackboard ondersteund doordat studenten daar onderwijsmateriaal (sheets, opdrachten, moduleboek) en aanvullende leermiddelen (elektronische artikelen en boekhoofdstukken, websites, filmpjes) kunnen vinden. Ook communiceren en discussiëren studenten en docenten met elkaar via Blackboard en wisselen ze bestanden en actuele informatie uit.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 30
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het didactisch concept is voldoende helder uitgewerkt en in alle moduleonderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding en voorziet in een integratie van basismodulen en projecten; analyse van het studieprogramma laat zien dat de werkvormen direct, op het didactisch concept aansluiten; de centrale plaats die de beroepsopdrachten in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de opleidingen tot stand wordt gebracht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 31
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen Binnen de lerarenopleiding wordt een onderscheid gemaakt tussen de toets/curriculumcommissie en de examencommissie. Eerstgenoemde gaat over het samenstellen van de toetsen en het bestuderen vooraf van de toetsen op validiteit/betrouwbaarheid. De examencommissie houdt zich bezig met de uitvoering en aanvragen van vrijstellingen e.d. De opleiding heeft een examencommissie bestaande uit twee leden. Met ingang van volgend studiejaar heeft het hoofd van de opleiding geen zitting meer in de examencommissie. Het hogeschoolbeleid gaat op dit punt wijzigen. In artikel 7.2 van het OER zijn op een duidelijke wijze de taken en bevoegdheden van de examencommissie uitgewerkt. De uitgangspunten voor toetsing heeft het Cluster Educatie beschreven in het Toetsbeleidsplan. De opleiding heeft de uitgangspunten en kwaliteitscriteria voor toetsen en beoordelen geformuleerd in het inhoudelijk opleidingskader. Uitgangspunt van toetsing bij het competentiegericht onderwijs is om de ontwikkeling van de student te volgen, de student te helpen zijn leerproces te sturen en om de competentieontwikkeling van de student te beoordelen. De inhoud van de toetsen staat in een zichtbare relatie tot de competenties, het niveau, de zwaarte, de omvang en de leerdoelen van de module. In principe, zo geeft de opleiding aan, moeten studenten uit de door hen gemaakte opdrachten/toetsen voldoende informatie kunnen halen over de voortgang van hun leerproces. Docenten verschaffen hen hieromtrent verdere feedback. Daarnaast staat binnen de toetsing de beroepspraktijk, voor zover mogelijk en relevant, centraal. De toetsen sluiten aan op de gehanteerde onderwijsvormen waarbij in toenemende mate integrale toetsen worden afgenomen gedurende de vier opleidingsjaren. Toetsen op deelgebieden (kennis, vaardigheden, houding) blijven in alle opleidingsjaren aan de orde. Het geven en ontvangen van feedback zijn onderdeel van toetsing en studenten leren elkaar te beoordelen. Beoordeling van het professioneel handelen vindt in toenemende mate plaats in de beroepspraktijk. Een kernpunt in het didactisch concept van de opleiding is dat er in toenemende mate sprake is van competentietoetsing. Een van de uitgangspunten van het toetsbeleid van de opleiding is dat toetsen op deelgebieden en integrale toetsen in alle jaren afgenomen worden, maar dat de verhouding tussen deze twee toetsvormen verandert. Naarmate de opleiding vordert, neemt het aandeel van integrale toetsing toe. In het derde en vierde opleidingsjaar is in steeds grotere mate sprake van competentietoetsing. Van de gehanteerde toetsvormen per onderwijseenheid heeft de opleiding in een matrix een overzicht gemaakt waaruit blijkt dat de wijze van toetsen divers is, afhankelijk van de leerdoelen en werkvorm van de betreffende onderwijseenheid: schriftelijke tentamens (open boek toets, gesloten toets, multiple choice), casustoets, presentatie, verslag, praktijkopdrachten, beroepsproduct, assessment. In de propedeuse is de toetsing voornamelijk individueel. Naarmate de student in de opleiding vordert is er vaker sprake van een groepsbeoordeling, maar ook dan wordt het individuele aandeel beoordeeld. De beoordeling betreft zowel het product en indien relevant ook het proces. De beoordeling van elke module gebeurt op basis van een cijfer en van concrete criteria die in de module beschreven zijn. Ter adstructie citeren wij hier uit de module ‘Jongeren’. ‘
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 32
De module wordt met een voldoende afgesloten indien: De student 100 procent aanwezig is tijdens de studieactiviteiten op school; De student zich actief heeft getoond tijdens de voorbereiding en de studiebijeenkomsten; De toets op school minimaal voldoende is. De toets is een schriftelijke toets en bestaat uit 40 vragen. In deze toets worden MC vragen, korte antwoordvragen en ja/nee vragen gesteld; Het evaluatieformulier van de module is ingevuld. Vanaf het eerste studiejaar houdt de student een portfolio bij, waarmee hij zijn eigen leerproces stuurt en dat de opleiding de mogelijkheid biedt om zijn competentieontwikkeling te monitoren en te beoordelen. Dit portfolio neemt een belangrijke plaats in bij het volgen van de competentiegroei van studenten tot de startbekwaamheidseisen zijn bereikt. Het inzichtelijk maken van deze groei kan worden verbeterd. Bij het starten van een tweede proeve van bekwaamheid kunnen leervragen vanuit de evaluatie van een eerste proeve worden benoemd. Dit kan de helderheid bij de beoordeling ten goed komen. Bij de beoordeling van portfolio-onderdelen is verder altijd sprake van 360-graden-feedback aan de hand van beoordelingsformulieren. Dat wil zeggen dat uitgevoerde praktijkopdrachten en proeven van bekwaamheid worden beoordeeld door: de student zelf, twee medestudenten, de praktijkbegeleider en collega's op de werkplek, en (in geval van beoordeling lessen) leerlingen, deelnemers of studenten aan wie is lesgegeven. Het eindoordeel ligt bij de studieloopbaanbegeleider. Met een proeve van bekwaamheid toont de student de beheersing van de competenties aan. Voor iedere proeve schrijft de student zelf een voorstel, waarin hij aangeeft hoe hij de competenties wil bewijzen en toetsen. De student stelt ook zelf de beoordelingscriteria voor de proeve op, met behulp van voorbeeldlijsten op Blackboard, scorelijsten met criteria per competentie in de handleiding portfolio, en richtlijnen voor beroepshandelen uit de diverse moduleboeken en de vakliteratuur. Het voorstel voor de proeve wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de studieloopbaanbegeleider, twee medestudenten en de praktijkbegeleider. Voorbeelden van producten van de proeven zijn: zelf ontwikkelde lessen en lesmateriaal, lesvoorbereidingen, uitvoering van lessen, analyseverslag van individuele leerlingbegeleiding, deelname aan vergaderingen. De opleiding betrekt externe professionals uit de onderwijspraktijk bij het beoordelingsproces. De beroepspraktijk wordt in een adviserende rol betrokken bij het beoordelen van de competentieontwikkeling. Daar waar het gaat om de beoordeling van de proeve van bekwaamheid, is de betrokkenheid van het werkveld ook bedoeld om te kunnen bepalen of het nagestreefde niveau overeenkomt met het gerealiseerde niveau. Daarbij is het oordeel van het onderwijsveld van groot belang. De OER en het rooster- en procedureboek geeft de student alle informatie over rechten en plichten ten aanzien van toetsing. Bezwaar- en beroepsprocedures zijn opgenomen in de OER en vermeld op Blackboard. Eveneens staan op Blackboard de toetsdata en data van herkansingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 33
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding kent een variatie aan toetsvormen afgestemd op het studieonderdeel en het doel van de toetsing; via de huidige beoordeling en toetsing wordt adequaat getoetst of studenten de leerdoelen van het programma hebben gerealiseerd; het inzichtelijk maken van de ontwikkeling van de student tijdens de opleiding op basis van het portfolio kan inzichtelijker gemaakt worden; het werkveld is betrokken bij de beoordeling van stage- en afstudeeropdrachten.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor beide varianten van de opleidingen als voldoende: naar het oordeel van het auditteam kennen de beide varianten van de tweedegraads lerarenopleiding een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling op HBO-niveau is gesitueerd en dat wat oriëntatie en organisatie duidelijk gericht is op het domein lerarenopleiding; het studieprogramma biedt een adequate concretisering van de eindcompetenties wat niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen betreft; leerlijnen, de thematische ordening, de praktijkgerichtheid en de gerichtheid op beroepstaken bieden voldoende waarborg voor de interne samenhang van het programma; de opleiding biedt studenten via praktijkgerichte opdrachten, stage- en afstudeeropdrachten de mogelijkheid kennis te ontwikkelen via interactie met het onderwijsveld; de opleiding kent een variatie aan toetsvormen afgestemd op het studieonderdeel en het doel van de toetsing.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 34
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen Uit de cv’s van docenten blijkt dat veel docenten ervaring in de beroepspraktijk hebben. De meeste docenten van de opleiding hebben een aan de verpleegkunde gerelateerde achtergrond, hetgeen voor dit type opleidingen als een pré beschouwd kan worden: de docenten zijn zowel wat vakinhoud als wat praktijkervaring voldoende geschoold. De docenten en medewerkers en de stagebegeleiders hebben ieder hun eigen relatienetwerk. Deze netwerken worden ingezet om de eigen professionaliteit te bevorderen, voor programma-uitvoering, beoordeling van studenten, verwerven van stageplaatsen en vacaturestellingen. De opleiding maakt, waar gewenst gebruik van gastdocenten. Deze zijn zelf werkzaam of recent werkzaam geweest op minimaal HBO-niveau en werken in een onderwijsorganisatie. Het netwerk wordt dus ingezet voor de uitvoering van het onderwijs. Elke docent woont minimaal eenmaal per jaar een vergadering bij van de begeleidingscommissie en de werkveldcommissie. Elke docent bezoekt minimaal eenmaal per jaar een VMBO school, een ROC of een andere werkveldinstelling. De docenten wonen congressen en symposia bij, zoals het jaarcongres van de hbo-raad, het jaarcongres van VELON en het jaarlijks ETEN-congres van het European Teaching Education Network. Alle docenten zijn lid van een relevante beroeps- of vakvereniging, zoals de Landelijke Vereniging Supervisoren (LVSB), Vereniging Lerarenopleiders Nederland, Opleiders Verpleging en Verzorging. Vrijwel alle docenten voeren contractactiviteiten uit, binnen en buiten de hogeschool, met name op het gebied van supervisie en coaching. Drie docenten zijn ook werkzaam bij andere opleidingen binnen Hogeschool Leiden, zoals Verpleegkunde, Social Work en pabo. Eén docent onderhoudt contacten met onderwijs- en gezondheidszorginstellingen in Suriname en de Nederlandse Antillen. Het streven is dat in 2007-2008 één of twee docenten gaan deelnemen aan de kenniskring van het cluster. Verder zijn er via de deeltijdstudenten contacten met het werkveld. De begeleiding in het kader van de afstudeeropdracht tijdens het laatste studiejaar vindt plaats door docenten in samenwerking met vertegenwoordigers uit de organisaties waar de student zijn opdracht uitvoert. Deze contacten zijn eveneens een belangrijk middel waarmee de docenten een substantiële verbinding leggen met het werkveld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 35
Tenslotte hebben de leden van het docententeam een uitgebreid professioneel netwerk via de stagebegeleiding. Zij blijven daardoor zonder meer op de hoogte van de actuele ontwikkelingen in het werkveld. Er is bij dit type opleiding een sterke wisselwerking tussen opleiding en onderwijspraktijk. Studenten die in de praktijk stage lopen of werkzaam zijn, nemen hun ervaringen uit de praktijk mee in de les. Docenten kunnen hier, zo geven de studenten aan, in voldoende mate op anticiperen. Hun ervaringen uit de onderwijspraktijk worden zo deel van het studieprogramma. Uit gesprekken met studenten blijkt dat het zij het van belang vinden dat de groep docenten ook voldoende op de hoogte is van hetgeen zich in de praktijk afspeelt: de docent van de opleiding is voor studenten een sparringpartner. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een duidelijke rechtstreekse verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk; de beroepspraktijk heeft een aantoonbare en actieve inbreng in de uitvoering van het opleidingsprogramma; studenten waarderen het dat docenten beschikken over praktijkervaring en dat zij bij docenten terecht kunnen met hun problemen uit de onderwijspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 36
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Jaarlijks wordt de formatie bepaald door het aantal studenten van het vorige jaar en de prognose voor het komende jaar, op basis van inschrijvingen bij de IB-Groep en de belangstelling die blijkt uit open dagen, aanvragen van brochures, e-mail en telefoon. Het team bestond in 2006-2007 uit acht docenten, inclusief het opleidingshoofd dat ook lestaken heeft (twee fulltime en zes parttime aanstellingen). De totale formatie voor het onderwijs is 4,4 fte. Met 107 studenten (peildatum oktober 2006) is de docent-student ratio 1 op 24,3. Deze capaciteit is naar mening van het auditteam voldoende voor de uitvoering van het onderwijs en de begeleidingstaken. Ook studenten geven tijdens de audit aan dat het aantal docenten voldoende is: zij kunnen er met hun vragen terecht en krijgen in de regel snel een antwoord. De leeftijdsopbouw van het team is onevenwichtig, zo geeft de opleiding zelf aan: vijf van de zeven docenten is 50 jaar of ouder (er is één vacature). Het voordeel hiervan is echter dat zij over ervaring beschikken en voor vrijwel het hele programma inzetbaar zijn waardoor de uitval van lessen, zo gaven de studenten aan, gering is. Elke docent kan een reeks onderwijsvormen hanteren en kan in principe alle curriculumonderdelen uitvoeren. Bovendien is elke docent studieloopbaanbegeleider (van minimaal vijftien studenten bij een fulltime aanstelling); onderdeel hiervan is het begeleiden bij het portfolio, waarvoor de docent breed moet worden ingezet. Daarnaast heeft elke docent een specifiek aandachtsgebied, zoals ict, toetsing, internationalisering of werving en pr. Uit de documentatie en tijdens de audit is verder gebleken dat: de meeste docenten ook ontwikkeltaken hebben. Voor de ontwikkeling van onderwijs was in november en december 2006 0,5 fte beschikbaar. Sinds januari 2007 is 0,9 fte beschikbaar voor onderwijsontwikkeling, kwaliteit & accreditatie en contractactiviteiten; in de jaartaakbelasting voor elke docent is aangegeven: het aantal uren voor onderwijsvoorbereiding, onderwijsuitvoering, bijstellen van modulen, toetsing, studieloopbaanbegeleiding, begeleiden portfolio, maken van een persoonlijk ontwikkelingsplan en, waar van toepassing: uren voor de minor, onderwijsvernieuwing en specifieke taken. Elke docent krijgt een overzicht van de inzet die van hem wordt verwacht volgens de normering taakbelasting en wordt concreet vertaald naar de formatie; het clusterbureau van de hogeschool met ingang van november 2006 is ingeschakeld voor organisatorische en logistieke processen rondom het onderwijs, zoals roostering, reserveren lokalen, organisatie diplomering, secretariële ondersteuning en archiefbeheer.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: studenten geven aan dat het aantal docenten dat de opleidingen verzorgd voldoende is; de docent/student ratio van beide opleiding ligt rond het gemiddelde voor een hbo-opleiding; door de ervaring van het docententeam is de opleiding in voldoende mate in staat om de lesuitval tot een minimum te beperken, voor studenten een belangrijk punt tijdens de audit.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 37
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen De docenten van de opleiding hebben een hbo- of universitaire opleiding en vaak een aanvullende opleiding. Alle docenten zijn onderwijskundig geschoold. In november 2006 heeft een docent een PDVcursus (pedagogisch-didactische vaardigheden) opgezet voor hbo- en mbo-docenten. Een aantal docenten coacht nieuwe collega's (hogeschoolbreed). Daarnaast zijn drie docenten van de opleiding ook werkzaam bij een andere opleiding binnen Hogeschool Leiden. De hogeschool heeft een nieuw functiewaarderingssysteem ingevoerd, waarbij de verschillende niveaus duidelijk zijn omschreven. Bij docentfuncties is onderscheid gemaakt in niveau A, B, C, D en E (van laag naar hoog). Vervolgens zijn docenten (zonder negatieve salarisconsequenties) in één van deze niveaus ingedeeld op basis van hun takenpakket in het anderhalf jaar tot aan februari 2006. Het opleidingshoofd is ingeschaald als E-docent en zes docenten als C-docent. Er is één vacature voor een B- of C-docent. Deze vrij hoge inschaling heeft te maken met de ‘…hoge kwaliteit van de docenten en het brede takenpakket’ zo geeft de opleiding aan. De opleiding heeft C-docenten nodig omdat zij in ieder geval practica, PGO- en projectmodulen moeten kunnen begeleiden, zij studieloopbaanbegeleider zijn, ontwikkeltaken hebben en taken van elkaar moeten kunnen overnemen. Uit het ‘Medewerkersonderzoek 2006’ blijkt dat de sfeer onder de medewerkers van het cluster Educatie goed is. De medewerkers voelen zich veilig, hebben plezier in hun werk en vinden hun baan gevarieerd. Wel is de beleefde werkdruk redelijk hoog. Ook komt uit het managementoverleg naar voren dat de leiderschapsstijl meer inspirerend is dan sturend. Naar aanleiding van het managementoverleg is onder leiding van de beleidscoördinator van de Hogeschool Leiden in september 2006 een traject voor management development ingezet, gericht op transparantie en sturing in het leidinggeven. Het cluster heeft naar aanleiding van het medewerkersonderzoek acties geformuleerd om de werkdruk te verminderen. Ziekteverzuim wordt op hogeschoolniveau bijgehouden en geanalyseerd. Overleg met het sociaal-medisch team vindt plaats als het vermoeden bestaat dat het verzuim wordt veroorzaakt door arbeidsgerelateerde problematiek. In het team van de opleiding is vrijwel geen ziekteverzuim. In 2006 is met de medewerkers van de opleiding een functioneringsgesprek gevoerd volgens de oude systematiek. In de nieuwe systematiek vinden jaarlijks aan de hand van een gespreksformulier met elke medewerker twee gesprekken plaats: een functioneringsgesprek en een beoordelingsgesprek. Binnen de Hogeschool Leiden wordt een gesprekscyclus functioneren en beoordelen ingevoerd. Doel hiervan is dat leidinggevende en medewerker een dialoog aangaan dat is gericht op verbetering van de kwaliteit van het werk, (brede) inzetbaarheid, ontwikkeling van de professionaliteit en verhoging van de aantrekkelijkheid van het werk. De ambities van de hogeschool worden afgestemd op de ambities van de medewerker, binnen de mogelijkheden van de Hogeschool Leiden. Door de gesprekscyclus zal het management beter zicht krijgen op de capaciteiten, mogelijkheden en wensen van medewerkers en daarop kunnen sturen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 38
De opleiding inventariseert op basis van de cv's en functioneringsgesprekken de scholingsvragen van docenten. Op basis daarvan wordt een scholingsplan gemaakt . Voorwaarde is dat de scholingsvraag een relatie heeft met de taken van de docent. Het scholingsplan geeft een overzicht van opleidingen, cursussen, bijscholingen, congressen en werkbezoeken in 2005-2006 en 2006-2007. Verder bevat het scholingsplan een visie op deskundigheidsbevordering en de daaruit voortvloeiende activiteiten in de periode 2007-2009. De thema's in die periode zijn: Orthopedagogisch leerklimaat en de daarop afgestemde didactiek. Assessment/toetsing en competentiegericht opleiden. Praktijkgericht onderzoek in het hbo. Hanteren van zoekmachines bij literatuurstudies. De elektronische leeromgeving passend bij de opleidingen Gz&W/Ogk. Didactiek en de leerwerkplaats. De opleiding hanteert een procedure die studenten betrekt bij de evaluatie van docenten. Deze evaluaties vinden meerder keren per jaar plaats. Bijvoorbeeld in het kader van module evaluaties door studenten. Ook op die wijze verkrijgt de opleiding inzicht in de kwaliteit van haar personeel. Uit deze evaluaties blijkt, dat studenten op vragen met betrekking tot de kwaliteit van de docenten hoog scoren. Het oordeel van de studenten is niet alleen positief over de vakkennis en de werkveldgerichtheid van docenten, maar ook over hun vakdidactische en begeleidingsexpertise, zo blijkt tijdens de audit. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: op onderwijs- en vakdeskundigheid en inzicht in werkveldontwikkelingen zijn de docenten voldoende gekwalificeerd om de opleiding adequaat te verzorgen, mede dankzij hun ervaring, kennisniveau en relaties met het werkveld; studenten zijn tevreden over de kwaliteit van hun docenten wat betreft de vakkennis, werkveldgerichtheid, vakdidactische- en begeleidingsexpertise.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor beide varianten van de opleidingen het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende: het auditteam is van mening, dat het huidige docentencorps voldoende gekwalificeerd is (vakinhoudelijk, onderwijskundig) om het programma van de beide tweedegraads lerarenopleidingen inhoudelijk en organisatorisch te realiseren; het onderwijzend personeel legt een duidelijke verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 39
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen De Hogeschool Leiden kampt met ruimtegebrek. Momenteel worden plannen uitgewerkt voor nieuwbouw aan de hogeschool. Dit betreft een uitbreiding van 12.000 tot 15.000 vierkante meter. De plannen voorzien in uitbreiding van diverse voorzieningen, in een ‘’onderwijsboulevard’’ en in een herkenbare eigen plek voor alle clusters. Het streven is om op 1 januari 2008 de eerste paal te slaan en een jaar later de nieuwbouw in gebruik te nemen. Tussentijds worden portocabins als lesruimte gebruikt, waardoor werkruimte vrij komt voor het personeel. Uit het medewerkersonderzoek 2006 blijkt dat medewerkers ontevreden zijn over het klimaat in het gebouw en de flexplekken (teveel mensen in één ruimte). De nieuwbouw moet deze situatie verbeteren. Het cluster Educatie heeft naar aanleiding van het medewerkersonderzoek de knelpunten geïnventariseerd en acties geformuleerd om te komen tot een optimaal gebruik van de beschikbare ruimte en een meer gewenste situatie te realiseren voor de werkplekken en de inrichting daarvan. Uit de documentatie blijkt dat de Hogeschool Leiden en het cluster Educatie zorgdragen voor het ontwikkelen en uitvoeren van het beleid voor de voorzieningen. Voor huisvesting en materiële voorzieningen worden centraal normen gesteld. Eventuele specifieke materiële eisen worden op het niveau van de afdeling of het cluster vastgesteld. De clusters doen binnen de budgetmogelijkheden voorstellen voor aanschaf van materiële voorzieningen. In de clusteraanvragen is ruimte voor specifieke wensen van afdelingen. Het cluster kan boven de centrale norm investeren, maar moet dit dan vanuit het eigen budget financieren. Dat heeft het Cluster Educatie gedaan ten aanzien van ict: computers, laptops, palmtops, smartboards, USBsticks, digitale camera's, beamers, draadloze microfoons. De opleiding geeft aan dat men ter waarde van ongeveer € 3000 boeken aangeschaft heeft, toegespitst op de (vakinhoud van de) lerarenopleiding, die door zowel docenten als studenten te raadplegen zijn. Studenten maken wensen voor ruimtelijke en facilitaire voorzieningen rechtstreeks kenbaar aan het opleidingshoofd en de docenten. Klachten hebben vooral betrekking op één lokaal (te klein) en icthulpmiddelen (die niet altijd goed werken). In een hogeschoolbrede studentenenquête naar de tevredenheid met de voorzieningen (april 2007) geven de respondenten het cijfer 7,6 voor de huisvesting. Lesruimten, klimaat en studieplekken worden als 'gemiddeld' tot 'goed' beoordeeld. Faciliteiten krijgen het cijfer 6,5. Audiovisuele dienst, ict-helpdesk en mediatheek worden als 'gemiddeld' tot 'goed' beoordeeld. In de mediatheek kunnen docenten en studenten boeken, tijdschriften, video's en cd-roms lenen. Daar zijn tevens studiewerkplekken, waarvan enkele zijn voorzien van een computer. Het auditteam beoordeelt de voorzieningen, in het bijzonder de mediatheek, met een voldoende. Tegen geringe vergoeding stelt de hogeschool laptops beschikbaar. Bij de centrale ict-helpdesk kunnen studenten en medewerkers laptops en beamers reserveren. Bij de audiovisuele dienst kunnen docenten en studenten apparatuur lenen. Tevens kunnen ze hier digitale video bewerken voor presentaties en andere opdrachten. Tot slot kan het hele gebouw van de hogeschool worden gebruikt als studie- en werkruimte door de mogelijkheden van mobiel ict-gebruik.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 40
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de ruimtelijke voorzieningen zijn van een voldoende niveau om de opleiding te realiseren. Daar waar ruimtegebrek is, heeft de hogeschool voor alternatieven ruimten gezorgd, in afwachting van de nieuwbouw; de opleiding beschikt over een mediatheek met een uitgebreide sociaalagogische/educatieve collectie, digitale abonnementen en bestanden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 41
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen De module Studieloopbaanbegeleiding (hierna: SLB) loopt als een rode draad door de opleiding. Dit betekent dat SLB in alle jaren terugkeert. De module is als volgt opgebouwd: per studiejaar staan de studieactiviteiten vermeld. Hierbij wordt aangegeven waar de activiteit plaatsvindt, met wie, hoeveel tijd de activiteit in beslag neemt, of de activiteit docent(on)afhankelijk wordt aangeboden en wat de inhoud van de activiteit is. Tevens is, zo nodig, een opdracht beschreven. De module is bedoeld voor alle leertrajecten: havisten, vwo’ers, zij-instromers, hbo-v’ers, welzijnswerkers en leraren basisonderwijs. Met studenten uit de verkorte trajecten wordt individueel een SLB-traject samengesteld in overleg met de begeleider. De module SLB is ondersteunend bij het leren op de werkplek, het maken van het portfolio en bij de studie binnenschools. Gedurende vier jaar staan binnen de module de ontwikkeling van de zeven SBL competenties en de daarbij behorende bekwaamheidseisen uit de bekwaamheidseisen voor leraren centraal. Zoals eerder gemeld loopt de module SLB als een rode draad door de gehele opleiding. Dit betekent dat studieloopbaanbegeleiding in alle studiejaren terugkomt. Hierbij zal sprake zijn van afnemende sturing en zal intensief gebruik gemaakt worden van self- en peerassessment. SLB omvat 12 EC, waarvan 4 ECTS in de propedeuse en 8 ECTS in de postpropedeuse. Elke student heeft een vaste studieloopbaanbegeleider (SLB-docent) gedurende de opleiding en wordt in een SLB-groep van circa zes studenten ingedeeld. Deze begeleider kan hierdoor een goed inzicht krijgen in de competentiegroei van de student. SLB-bijeenkomsten vinden minimaal driemaal per kwartaal plaats. Verder kunnen studenten de SLB-docent consulteren. Op de werkplek kan de begeleiding van de student door verschillende personen worden uitgevoerd, afhankelijk van het type activiteiten. De begeleider is een docent of praktijkopleider met een onderwijsbevoegdheid of een gelijkwaardig getuigschrift op hbo-niveau. De werkplek moet studenten de gelegenheid bieden de gewenste competenties te verwerven. SLB ondersteunt het leren op de werkplek en het samenstellen van het portfolio. De door het auditteam bestudeerde handleiding op het terrein van SLB bevat een groot aantal individuele en groepsactiviteiten, gericht op introductie op studie en beroep, leerstijltesten, ict-vaardigheden, samenwerkingsvaardigheden, reflectieve vaardigheden, ontwikkelen en bijstellen van het POP, ontwerpen van voorstellen voor een proeve van bekwaamheid, beoordelen en evalueren van praktijkopdrachten en proeven van bekwaamheid. In de propedeuse fase is de SLB-begeleider prominent aanwezig, dit neemt af in de hoofdfase van de opleiding. De SLB-begeleider heeft de rol als coach en fungeert gedurende het eerste jaar als rolmodel voor de rol van coach. Hij/zij “doet het coachen voor”. In de hoofdfase coacht de SLB-begeleider op afstand en ligt het accent op het coachen van en door studenten. Je coacht als student dan je medestudent. De SLBbegeleider is gedurende de gehele studie te consulteren. Het propedeutisch deel van de module SLB moet met een voldoende zijn afgerond alvorens gestart kan worden met het hoofdfase onderdeel van de module SLB.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 42
Omdat de opleiding voor diverse doelgroepen verschillende verkorte trajecten heeft, maakt de SLB-docent, in overleg met zijn groep, een selectie van geschikte activiteiten. De taken van de SLB-docent zijn: Informatie verschaffen over werkplekleren en het portfolio. De student stimuleren tot een zelfstandige en actieve omgang met het portfolio. Zonodig overleggen met praktijkbegeleiders op de werkplek. Bespreken van POP, praktijkopdrachten, voorstellen voor proeven van bekwaamheid en de uitvoering daarvan. Motiveren, coachen en feedback geven in algemene zin. De studievoortgang bewaken en naar oplossingen zoeken als een student studievertraging dreigt op te lopen. Coachen op persoonlijke doelstellingen van een student. Begeleiden van de persoonlijke ontwikkeling van het leren. Daarnaast coachen studenten elkaar bij een groot deel van het leerproces, doordat ze elkaars persoonlijk opleidingsplan, praktijkopdrachten, voorstellen voor proeven van bekwaamheid en de uitvoering daarvan beoordelen tijdens de bijeenkomsten en via Blackboard. Gedurende de opleiding is er sprake van afnemende sturing door de docent en komt het accent meer en meer te liggen op peer coaching. Studenten geven tijdens de audit aan tevreden te zijn over de begeleiding gedurende de opleiding. Docenten zijn in de regel beschikbaar en geven adequaat input wat betreft de begeleiding: ‘je wordt niet met een kluitje het riet ingestuurd’. Dat de begeleiding afneemt naarmate studenten verder komen in hun opleiding vinden ze nadrukkelijk geen bezwaar: als je een docent nodig hebt of als je de SLB’er nodig hebt, dan zijn ze beschikbaar. Elke docent heeft één of meer vaste onderwijsdagen en is op die dag(en) altijd beschikbaar voor studenten. Studenten krijgen elke week per e-mail een overzicht van de behaalde studieresultaten. De hogeschool gaat een nieuw informatiesysteem (Pandia) implementeren, dat onder andere het proces van studievoortgangsadministratie verder moet verbeteren. Wat betreft de informatievoorziening is het auditteam het volgende gebleken. Blackboard wordt veel gebruikt als leverancier van informatie. Alle studie-informatie staat op Blackboard, zoals jaarplanning, onderwijs- en toetsroosters, roosterwijzigingen, informatie over toetsen en onderwijsopdrachten, toetsuitslagen en de onderwijs- en examenregeling. Het rooster- en procedureboek bevat alle roosters voor het hele jaar, de leertrajecten, de onderwijsschema's en een uitleg over wat studenten op Blackboard kunnen vinden. Het rooster- en procedureboek wordt naar alle nieuwe studenten gestuurd en staat ook op Blackboard. Roosters voor het onderwijs, de toetsingen en herkansingen zijn in juni voor het hele studiejaar bekend. Er is zelden of nooit een roosterwijziging. Elk module staat ruim van te voren op Blackboard.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding hanteert een goed uitgewerkt systeem van studiebegeleiding; uit de documentatie ontstaat een goed beeld op welke wijze de opleiding de studieloopbaanbegeleiding inhoudelijk vorm heeft gegeven; studenten geven aan tevreden te zijn over de wijze waarop de opleiding de studieloopbaanbegeleiding heeft opgezet en invulling heeft gegeven; de opleiding beschikt over verschillende vormen van informatievoorziening, zodat studenten up to date geïnformeerd zijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 43
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor beide varianten van de opleidingen als voldoende. de ruimtelijke voorzieningen zijn toereikend en maken het mogelijk de opleidingen op een adequate wijze te realiseren; de opleiding hanteert een goed uitgewerkt/vormgegeven systeem van SLB. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel één facet van het onderwerp ‘Voorzieningen’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ 1.4.2) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 44
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen De Hogeschool Leiden heeft middelen vrijgemaakt voor het verder bevorderen en borgen van kwaliteitszorg. Het cluster Educatie heeft een kwaliteitscoördinator. Daarnaast is een kwaliteitszorgcoördinator aangesteld bij het centraal bureau. De coördinator vormt met zijn collega coördinatoren van de andere Leidse clusters het netwerk kwaliteitszorg, onder voorzitterschap van de beleidscoördinator onderwijs en kwaliteit, dat het kwaliteitszorgsysteem voor de verschillende niveaus van de hogeschool vormgeeft en onderhoudt. De kwaliteitscoördinator houdt de stand van zaken bij met betrekking tot de accreditatie van de opleidingen, ontwikkelt een kwaliteitsinstrumentarium, geeft de opleidingshoofden en de clusterdirecteur gevraagd en ongevraagd advies over kwaliteit en onderhoudt externe contacten op het gebied van kwaliteitszorg. Een projectgroep Kwaliteitsborging Educatie, onder leiding van de kwaliteitscoördinator, ondersteunt het clustermanagement bij de verdere ontwikkeling van de kwaliteitszorg en de voorbereiding op de accreditatie. De projectgroep werkt een aantal thema's op het gebied van kwaliteitszorg uit. Daartoe is een projectplan opgesteld (mei 2006). Dit projectplan sluit aan bij het clusterplan en de daarin verwoorde visie op kwaliteit, doelstellingen en beoogde resultaten. Binnen het cluster Educatie is een documentenbeheersysteem ontwikkeld, waarin alle relevante documenten worden opgeslagen, geordend en beheerd volgens de onderwerpen uit het accreditatiekader. Het cluster Educatie heeft in een procesbeschrijving een aantal 'kwaliteitsstromen' geïntegreerd om tot een geïntegreerde beleidscyclus en borging van de kwaliteit te komen. Input voor de kwaliteit van het cluster leveren: Het instellingsplan (strategisch) en het jaarverslag. Het clusterplan (strategisch) en de clusterbegroting. De Management Reviews van de opleidingen en daaruit voortvloeiende activiteitenplannen en begroting. Docenten en medewerkers van het cluster, studenten en het werkveld. De eindresultaten (studievoortgang, studierendement, personele samenstelling, etc.). Clusterbreed is een concept evaluatieplan ontwikkeld, waarin staat beschreven welke doelgroepen op welke wijze en volgens welke procedures worden geëvalueerd. Onderdelen hiervan zijn in ieder geval: doelstelling en visie met betrekking tot de onderwijsevaluaties. procedures voor de verschillende typen onderwijsevaluaties. planning. benodigde evaluatieformulieren, lijsten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 45
Jaarlijks wordt er bij iedere opleiding van de hogeschool een korte audit gehouden. Het kwalitatieve gedeelte loopt de facetten van het accreditatiekader af en het kwantitatieve gedeelte wordt verzameld en geanalyseerd door de kwaliteitscoördinator. Naar aanleiding van de audit wordt in het managementteam een jaarlijks kwaliteitsgesprek gehouden dat weer input levert voor het afdeling(activiteiten)plan en de Management Review. Bij beide opleidingen heeft de eerste interne audit op 20 december 2006 plaatsgevonden. De auditcommissie heeft haar bevindingen beschreven in een door het auditteam bestudeerd auditrapport. De opleiding heeft naar aanleiding van deze rapportage verbetermaatregelen geformuleerd. Het netwerk kwaliteitszorg van de Hogeschool Leiden werkt aan een Kwaliteitswijzer. Hierin worden alle instrumenten die binnen de Hogeschool Leiden beschikbaar en geschikt zijn voor het meten van de tevredenheid van medewerkers, studenten, alumni en werkveld, verzameld en geordend volgens de onderwerpen en facetten van het NVAO-kader. Binnen het cluster Educatie wordt vanaf juni 2007 jaarlijks gewerkt met streefdoelen, die richtinggevend zijn voor de opleidingen voor het formuleren van ambities en beleid. De opleiding betrekt studenten actief bij het evalueren van de opleiding, in het bijzonder bij het evalueren van modules. De opleiding heeft een klachtenprocedure voor de studenten, waarin de student informatie vindt hoe te handelen bij een andersoortige klacht of een probleem.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding hanteert een voldoende uitgewerkt en functionerend kwaliteitszorgsysteem; de opleidingen zijn in 2006 geaudit. Tijdens de audit is gebleken dat de opleiding op basis van dit rapport verbeterpunten heeft geformuleerd; de opleiding maakt jaarlijks gebruik van hogeschool brede standaardonderzoeken naar de tevredenheid van studenten, docenten en niet-onderwijzend personeel en verwerkt de resultaten in verbeterplannen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 46
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen Het cluster Educatie beoogt dat elke opleiding een geïntegreerd systeem hanteert, met een evaluatiekalender waarin is aangegeven wat wordt geëvalueerd, wanneer en op welke wijze. De evaluatieresultaten leiden tot een verbeterkalender, waaraan projecten worden gekoppeld in de vorm van een PDCA-cyclus. Op dit moment vindt hogeschoolbreed een pilot plaats met LOEI (Leids Onderwijs Evaluatie Instrument). Deze pilot is in oktober 2007 afgerond. Daarna wordt een plan van aanpak geschreven voor de implementatie van de evaluatiekalender, die vanaf het studiejaar 2007-2008 gebruikt gaat worden. Het auditteam heeft het 'Plan van Aanpak 2007-2009' van de opleiding bestudeerd. Dit document kan beschouwd worden als een evaluatie- en verbeterkalender waarin verbeteracties zijn opgenomen naar aanleiding van de interne audit, aangevuld met verbeteracties naar aanleiding van studentenevaluaties, studiedagen en input uit het landelijk opleidingsoverleg en het werkveld. Concreet is hier per onderwerp en facet aangegeven welke verbeteringen dienen te worden doorgevoerd, wie hiervoor verantwoordelijk is en binnen welke termijn de verbeteringen afgerond zijn. De kwaliteitscoördinator van de opleiding is bij het effectueren van deze verbetermaatregelen nauw betrokken. Ter adstructie geven wij een aantal voorbeelden van te verbeteren thema’s:
In het kader van de brede in- en uitstroom is het belangrijk om de verschillende trajecten (gekoppeld aan het OER) helder te kunnen presenteren. Hiervoor zal een digitaal instrument worden ontwikkeld met doorklik mogelijkheden, dat laat zien op welke dag een student welk programma moet volgen Er wordt een visie geformuleerd over de vakinhoudelijke, didactische, praktijkgerelateerde, begeleidende en ondersteunende) kwaliteiten waarover de docenten en medewerkers zouden moeten beschikken. Er wordt een instrument ontwikkeld om onderzoek uit te voeren binnen het werkveld naar het gerealiseerd (hbo) niveau van de studenten en afgestudeerden. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd in het studiejaar 2007– 2008.
De bijstelling van het curriculum, in december/januari van elk jaar, is de verantwoordelijkheid van het opleidingshoofd. Input hiervoor zijn de evaluatieresultaten en de feedback uit het teamoverleg, de werkveldcommissie, de begeleidingscommissie, de werkbezoeken aan scholen en het landelijk opleidingsoverleg.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de uitkomsten van periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete, meetbare en haalbare verbeterdoelstellingen; de verbetermaatregelen zijn vertaald naar concrete verbeteracties die worden geïmplementeerd. De kwaliteitscoördinator speelt bij deze laatste activiteit een belangrijke functie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 47
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen Er wordt hogeschoolbreed gewerkt aan een gemeenschappelijke aanpak van onderwijsevaluaties met behulp van het Leids Onderwijs Evaluatie Instrument (LOEI). LOEI heeft een versie die de algemene tevredenheid van studenten meet op het gebied van onderwijs, studiebegeleiding en voorzieningen (jaarevaluatie) en een verkorte versie voor het evalueren van modulen. De LOEI-jaarevaluatie is in juni 2007 onder alle studenten van de opleiding uitgezet. Deze evaluatie wordt jaarlijks herhaald. Ook heeft het opleidingshoofd aan het eind van elk studiejaar een mondelinge evaluatie met alle groepen studenten. De opleiding evalueert jaarlijks een aantal modulen. Criteria voor de selectie van te evalueren modulen zijn: de module is nieuw, de module is grondig herzien, de module is lange tijd niet geëvalueerd. In 2005-2006 zijn vier nieuwe modulen geëvalueerd. Verder wordt elke module door studenten geëvalueerd met een evaluatieformulier dat in de modulehandleiding is opgenomen. Deze evaluatie is voornamelijk bedoeld om na te gaan of de module goed in elkaar zit. Is er een duidelijke relatie tussen behandelde stof, opdrachten en leerdoelen? Zijn de opdrachten haalbaar? Is de moeilijkheidsgraad goed? De moduleleider is verantwoordelijk voor de uitvoering van de evaluatie en de analyse van de uitkomsten, op basis waarvan hij de module bijstelt. Een medewerkersonderzoek is voor het eerst uitgevoerd onder docenten van het cluster Management en Bedrijf in het najaar van 2005. Het onderzoek betreft onderwerpen als organisatiecultuur, leiderschapsklimaat, motivatie en tevredenheid. Vanwege de positieve ervaringen (hoge respons, goede betrouwbaarheid en validiteit) is dit onderzoek hogeschoolbreed ingevoerd. Het wordt om het jaar uitgevoerd. Het Cluster Educatie heeft het medewerkersonderzoek uitgevoerd in mei 2006. De uitkomsten zijn met alle medewerkers besproken; over enkele onderwerpen zijn vervolgbesprekingen gehouden. In september 2006 zijn de beleidsmatige consequenties vastgesteld. Op drie terreinen zijn acties geformuleerd: werkdruk, huisvesting, en externe oriëntatie en kennisontwikkeling. De kwaliteit van het onderwijs komt regelmatig aan de orde in periodiek overleg. Vier keer per jaar is teamoverleg ingeroosterd, drie keer per jaar intervisie/ontwikkeling van de opleiding. Jaarlijks wordt minstens eenmaal een studiedag georganiseerd, bijvoorbeeld over de betrouwbaarheid en validiteit van portfoliobeoordelingen en de rol van de studieloopbaanbegeleider. Ook zijn er brainstormsessies, bijvoorbeeld over minoren. Verder worden extra vergaderingen ingelast wanneer daar aanleiding toe is (drie tot vijf keer per jaar). Gezien de kleine omvang van het team is er ook veel informeel overleg. De opleiding heeft nauwe contacten met het werkveld, zowel formeel maar vaak ook informeel. De opleiding en het onderwijswerkveld wisselen regelmatig ervaringen uit waarbij nadrukkelijk aandacht wordt besteed aan kwaliteitszorg. Ook studenten spelen hierbij een belangrijke rol door op- en aanmerkingen vanuit het onderwijsveld (waar zij werken/stagelopen) door te geven aan de verantwoordelijken binnen de opleiding. De opleidingscommissie, bestaande uit twee docenten en twee studenten, brengt gevraagd en ongevraagd advies uit over het onderwijs. Momenteel echter heeft deze commissie twee vacatures. Onder studenten zijn geen kandidaten te vinden, hoewel hen meermalen om medewerking is gevraagd, zo geeft de opleiding aan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 48
Alumnibeleid van het cluster is in ontwikkeling. De centrale doelstelling van het alumnibeleid is: het leggen en onderhouden van contacten met afgestudeerden in het kader van kennisontwikkeling en kenniscirculatie, waarbij de afgestudeerde wordt benaderd in zijn rol van ambassadeur en kennisbron.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: medewerkers en studenten worden systematisch betrokken bij evaluaties in het kader van kwaliteitszorg; de relatie met het werkveld is meer informeel, maar ook vanuit dit beroepenveld wordt input geleverd wat betreft de kwaliteit van de opleidingen.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor beide varianten van de opleidingen als voldoende: de opleiding hanteert een voldoende uitgewerkt en functionerend systeem van kwaliteitszorg; onder andere uit het kwaliteitsrapport dat is opgesteld voor deze audit en de onderliggende documenten blijkt dat de opleiding actief werkt aan het verbeteren van de interne kwaliteit van de opleiding; de opleiding betrekt verschillende partijen zoals medewerkers, studenten en het beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 49
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen In de documentatie is aangegeven dat beide eerstegraads lerarenopleidingen geen afsluitend examen kennen. Studenten krijgen een diploma als ze alle curriculumonderdelen van de major en tevens de minor met een voldoende hebben afgesloten. Studenten die al een hbo-diploma hebben, zijn vrijgesteld van de minor. Het portfolio wordt met 'voldaan' afgetekend als alle competenties voldoende zijn ontwikkeld, wat moet blijken uit de bewijslast in het portfolio. Het beroepenveld is actief betrokken bij de beoordeling en begeleiding van de (producten van) studenten. Zowel het voorstel voor de proeve als de uitvoering daarvan wordt beoordeeld door de begeleider van de instelling. Het geheel van bewijzen moet aantonen dat de student bekwaam heeft gehandeld en de studieloopbaan competenties heeft behaald, zo geeft de opleiding aan. In januari 2007 zijn de eerste studenten van de Tweedegraadse opleiding Gezondheidszorg en Welzijn afgestudeerd, de eerste afgestudeerden van de Tweedegraads lerarenopleiding Omgangskunde verlaten in het najaar van 2007 de opleiding, zo was de verwachting van het management tijdens de audit. De opleidingen zijn onderwerp geweest van een interne audit in het studiejaar 2006/2007. Hieruit is naar voren gekomen, na een uitgebreide en zeer gedegen analyse van afstudeerwerkstukken en portfolio’s, dat het gerealiseerd niveau ‘…niet in orde was’, zoals de opleiding aangeeft in de notitie ‘Plan van aanpak versterking gerealiseerd niveau tweedegraads lerarenopleiding met behulp van de lectoraten van Educatie en Zorg en Welzijn’. Eén van de auteurs hiervan was de kwaliteitscoördinator van de beide opleidingen. In het plan van aanpak wordt op een duidelijke wijze aangegeven welke acties de opleidingen dienen te nemen om de kwaliteit van de afstudeerwerkstukken te verbeteren wat betreft wetenschappelijke oriëntatie, gebruik van (buitenlandse) literatuur, onderzoeksvaardigheden en schrijfvaardigheden. De te ondernemen acties zijn chronologisch in kaart gebracht in een plan van aanpak. Ook is aangegeven dat de lectoraten die verbonden zijn aan het cluster Educatie een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van het gerealiseerde niveau. Uit het plan van aanpak blijkt dat aandacht besteed dient te worden aan: het maken van een handleiding waaruit blijkt dat de werkstukken een logische en consistente opbouw behoeven zodat de portfolio’s en proeven zelfstandig leesbare documenten worden met een inleiding, betoog en conclusie; de controle op een doorlopend verhaal, persoonlijke ontboezemingen, waardeoordelen, ongefundeerde uitingen en spelfouten; een goed onderbouw theoretisch betoog met voldoende verwijzingen en (buitenlandse) vakliteratuur; reflectie op betrouwbaarheid en validiteit van de gehanteerde methode (evidence based); het borgen van het evidence based karakter van de gehanteerde methode en inhoud.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 50
De opleiding geeft aan dat er veel aandacht besteed wordt aan verbeteracties die in het plan van aanpak zijn beschreven. Zo wordt er binnen de werkveldcommissie van de opleiding aandacht besteed aan de kwaliteit van de portfolio’s. Ook binnen de begeleidingscommissie, het docententeam en binnen het landelijk overleg is de kwaliteit van portfolio’s een thema (geweest). Deze bijeenkomsten hebben geleid tot een aantal afspraken waaronder het volgen van een workshop door docenten van het team met als thema ‘Efficiënt beoordelen’, er wordt een nieuwe handleiding opgesteld voor portfolio’s waarin o.a. de beoordelingssystematiek gewijzigd is. Voor de cohorten die in 2005 en 2006 gestart zijn, zijn de criteria van de pedagogische opdracht aangescherpt op de hbo-competenties Tijdens de audit heeft het auditteam, gelet op het bovenstaande veel tijd ingeruimd voor het beoordelen van de eindwerkstukken en portfolio’s. Het auditteam constateert dat de werkstukken uit 2006 niet voldoen aan het hbo-niveau. Het auditteam sluit zich hierbij aan bij de conclusies van het team dat in 2006 de interne audit bij de tweedegraads lerarenopleidingen heeft uitgevoerd. Ook de eerste werkstukken die zijn opgeleverd in 2007 zijn nog niet op hbo-niveau. De laatst opgeleverde eindwerkstukken en portfolio’s (zomer 2007) laten naar het oordeel van het auditteam een duidelijke verbetering zien, dat wil zeggen: hieruit blijkt wel het hbo-niveau van de afgestudeerde. Zo is de theoretische diepgang verbeterd, de opbouw van het betoog helder en is het aantal spelfouten afgenomen.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende gelet op de volgende bevindingen: de opleidingen hebben de eindwerkstukken en portfolio’s door een intern auditteam in 2006 laten bestuderen hetgeen op een gedegen manier is gebeurd. de negatieve bevindingen ten aanzien van de eindwerkstukken en portfolio’s van dit intern auditteam neemt het huidige accreditatie auditteam na bestudering van de eindwerkstukken uit 2006 én na bestudering van de eerste werkstukken en portfolio’s opgeleverd in 2007 over; de analyse en het plan van aanpak dat is opgesteld door de opleidingen is helder en heeft ertoe geleid dat het niveau van laatstelijk opgeleverde eindwerkstukken en portfolio’s is toegenomen tot hbo-niveau zo constateert het auditteam.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 51
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen Op basis van het studentenaantal van de voormalige lerarenopleiding Verpleegkunde is voor de beide tweedegraads lerarenopleidingen een streefcijfer vastgesteld van minimaal honderd studenten. Dit wordt, zo blijkt uit de cijfers, ruimschoots gehaald. In de documentatie geeft de opleiding aan dat het niet mogelijk is om op de gebruikelijke wijze streefcijfers op te stellen, omdat de opleiding zeven leertrajecten kent, afhankelijk van vooropleiding en/of instroomniveau. Zo krijgen veel studenten vrijstelling voor een groot deel van de propedeuse. Bovendien kunnen studenten vakinhoudelijke modulen uit de propedeuse op een later tijdstip volgen. Voor het onderwijsrendement hanteert de opleiding 55 procent als streefcijfer. Onderwijsrendement is gedefinieerd als: het percentage geslaagden binnen het aantal jaren dat voor het leertraject staat plus één jaar. Voor de gemiddelden studieduur van het aantal geslaagden is het streefcijfer: het aantal jaren dat voor een leertraject staat plus een half jaar. Voor de gemiddelde studieduur van studiestakers is het streefcijfer: maximaal één jaar. Om te kunnen nagaan of de streefcijfers worden gehaald, registreert de opleiding de volgende gegevens per leertraject/instroomniveau: instroom en totaal aantal studenten; aantal studiestakers, moment van uitval en de motieven van de studenten om de studie te staken; aantal geslaagden en studieduur van de geslaagden. Op basis hiervan, zo geeft de opleiding aan, is het mogelijk om per instroomniveau een analyse te maken van het percentage geslaagden, de gemiddelde studieduur geslaagden en studiestakers. De opleiding heeft het auditteam de notitie ‘Kwantitatieve instroom, doorstroom en uitstroom’ overhandigd. Het betreft het instroom cohort 2005, 2006 en 2006 van de Tweedegraads lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn en het instroomcohort 2006 en 2007 van de Tweedegraads lerarenopleiding Omgangskunde. Uit de gegevens blijkt dat studenten die de studie voortijdig verlaten hiervoor in de regel persoonlijke omstandigheden als reden aangeven. Het percentage studiestakers van het cohort Gz&W 2005 bedroeg 26 procent, voor het cohort Gz&W 2006 bedroeg dit 9 procent en voor het cohort OGK 2006 was dit percentage 37 procent. Het auditteam is nagegaan wat de oorzaak is van dit laatste, hoge percentage. Uit de documentatie blijkt dat één studiestaker aangaf dat de studie teveel tijd kostte, twee studenten gaven de aan de opleiding te verlaten omdat er sprake was van ‘Demotivatie voor het beroep’, een vijf studenten verlieten de opleiding om persoonlijke redenen. Gelet op het feit dat de opleiding nog jong is en het aantal afgestudeerden beperkt, is het op dit moment weinig zinvol om op basis van de door de opleiding geleverde kwantitatieve gegevens conclusies te trekken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 52
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding houdt de kwantitatieve instroom, doorstroom en uitstroom bij; de opleiding hanteert streefcijfers, echter, het aantal afgestudeerden is thans nog te gering voor beide opleidingen om hieraan conclusies dan wel specifiek te nemen maatregelen aan te verbinden.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor beide varianten van de opleidingen als voldoende: het gerealiseerde niveau van de recentelijk geschreven eindwerkstukken en portfolio’s zijn van een hboniveau; de opleidingen houden de vinger nadrukkelijk aan de pols wat betreft het rendement en hanteert hierbij streefcijfers; de beide opleidingen, die in de regel gevolgd worden door deeltijdstudenten, ziet zich geconfronteerd met een groep uitvallers die de opleiding verlaten om persoonlijke motieven. Een gegeven waar de opleiding weinig invloed op heeft en moeilijk op te sturen valt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 53
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor Tweedegraads lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn voltijd
HBO BACHELOR OPLEIDING TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING GEZONDHEIDSZORG & WELZIJN voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V4
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
V
1.3. Oriëntatie HBO
G
2. Programma 2.1. Eisen HBO
V V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
V
2.3. Samenhang Programma
V
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
V
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van Personeel
V
3.1. Eisen HBO
V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
V V5
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
G
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
4
Extra aantekening: goed.
5
Extra aantekening: goed.
V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 54
3.2.
Oordeelschema HBO bachelor Tweedegraads lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn deeltijd
HBO BACHELOR OPLEIDING TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING GEZONDHEIDSZORG & WELZIJN deeltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V6
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
V
1.3. Oriëntatie HBO
G
2. Programma 2.1. Eisen HBO
V V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
V
2.3. Samenhang Programma
V
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
V
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van Personeel
V
3.1. Eisen HBO
V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
V V7
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
G
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
6
Extra aantekening: goed.
7
Extra aantekening: goed.
V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 55
3.3.
Oordeelschema HBO bachelor Tweedegraads lerarenopleiding Omgangskunde voltijd
HBO BACHELOR OPLEIDING TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING OMGANGSKUNDE voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V8
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
V
1.3. Oriëntatie HBO
G
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
V
2.3. Samenhang Programma
V
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
V
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van Personeel
V
3.1. Eisen HBO
V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
V V9
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
G
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
8
Extra aantekening: goed.
9
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 56
3.4.
Oordeelschema HBO bachelor Tweedegraads lerarenopleiding Omgangskunde deeltijd
HBO BACHELOR OPLEIDING TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING OMGANGSKUNDE deeltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V 10
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
V
1.3. Oriëntatie HBO
G
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
V
2.3. Samenhang Programma
V
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
V
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van Personeel
V
3.1. Eisen HBO
V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
V V 11
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
G
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
10
Extra aantekening: goed.
11
Extra aantekening: goed.
V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 57
3.5.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-‘Accreditatiekader’ vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de voltijd- en deeltijdopleidingen Tweedegraads Lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn en de Tweedegraads Lerarenopleiding Omgangskunde van de Hogeschool Leiden in aanmerking komen voor accreditatie door de NVAO. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel:
12 13
twee van de drie facetten van onderwerp 1 (“Doelstellingen Opleiding”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. 12 één van de twee facetten van onderwerp 4 (“Voorzieningen”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. 13
Zie §1.4.2. onder D en E. Zie §1.4.2. onder D en E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 58
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs G.J. (Hans) Stoltenborg De heer Stoltenborg studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en was al gedurende zijn studie werkzaam in projecten op het terrein van onderwijs en opleiding. Na een aantal jaren in de onderwijsresearch werkte hij op het gebied van het post-hbo en andere vormen van commerciële dienstverlening vanuit onderwijsinstellingen. Door een stationering in Brussel leerde hij de EU en het internationale projectenbeleid goed kennen. De afgelopen jaren werkt hij vanuit het kantoor in van Hobéon Den Haag op onderwerpen als marktonderzoek (deels samen met TNS NIPO), ontwikkeling van nieuwe opleidingen, competentiegericht leren, kwaliteitszorg en accreditatie. Ook voert hij het projectmanagement van innovatieprojecten en is hij betrokken bij internationale onderwijsprojecten. M. (Milto) Christopoulos De heer Christopoulos studeerde Fysiotherapie en volgde diverse trainingen en cursussen op het gebied van management. Van 1977-1987 was hij adjunct directeur van de Academie voor Fysiotherapie Amsterdam en van 1987-1997 algemeen directeur van de Faculteit Gezondheidszorg Hogeschool van Amsterdam. Sinds 1997 is de heer Christopoulos werkzaam als manager van het ziekenhuis Medische Spectrum Twente, binnen verschillende clusters. Momenteel is hij manager van het Medisch Technisch Centrum (MTC) . Binnen het MTC zijn ondergebracht: de apotheek, het laboratorium, het OK-complex, de intensive care, de afdeling radiotherapie, radiologie, nucleaire geneeskunde, infectiepreventie en paramedische dienst. J.O. (Josephine) van der Heijden-van der Sluis Mevrouw Van der Heijden studeerde in 1981 af aan de lerarenopleiding ‘d Witte Leli op het terrein van gezondheidszorg en Nederlands. Vanaf 1981 tot heden is zij werkzaam in het middelbaar onderwijs. Vanaf 1981 tot 2000 was zij verbonden aan de Espritscholengroep vestiging NOVA in Amsterdam als afdelingscoördinator, stagebegeleider, contactdocent ROC en voorzitter MR. Van 2000-2002 was zij o.a. teamleider Zorg & Welzijn bij het Katholiek Lyceum ’t Gooi vestiging Groot Goylant (VMBO). Van 2002 tot heden is zij werkzaam bij het Minkema College in Woerden (VMBO-locatie) waar zij o.a. verantwoordelijk is voor het opbouwen van het team Zorg en Welzijn, lid is van de werkgroep doorstroming VMBO-ROC onder leiding van het Platform Midden Nederland. Binnen het Minkema College begeleidt zij zij-instromers voor de docentenopleiding Zorg & Welzijn in samenwerking met de Hogeschool Utrecht. Drs. R. F. H.M. Stapert Rob Stapert is in 1975 afgestudeerd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen). Tot 1981 was hij als docent werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusie-operatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft Stapert in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en coördinatie van het landelijk AXIS-programma gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlandse basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral werkzaam in het kader van de accreditatie-onderzoeken die door Hobéon certificering worden uitgevoerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 59
Drs. G. (Ger) W.M.C. Broers De heer Broers werkt sinds 1997 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt heer Broers zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAO-kaders en het beoordelen van de kwaliteit van restauratie bouwbedrijven. M. (Mirelle) D. van Hilten Mevrouw Van Hilten heeft als studentlid deelgenomen aan de audit. Vanaf september 2006 studeert zij aan de Hogeschool Rotterdam ‘Leraar Gezondheidszorg en Welzijn’. Aan dezelfde hogeschool studeerde zij ‘Management, organisatie en marketing’, een studie die zij in 1996 succesvol afrondde. In 1991 is zij als verpleegkundige-Z afgestudeerd bij een inservice opleiding in Rotterdam. Zij heeft onder andere werkervaring binnen het onderwijs, als praktijkopleider in zorgcentra en verpleeghuizen, en als verpleegkundige.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 60
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 61
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 62
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 63
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 64
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 65
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 66
BIJLAGE II: Programma Visitatie Programma accreditatie-audit Tweedegraads Lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn en Tweedegraads Lerarenopleiding Omgangskunde. 9 oktober 2007.
Lokaal
Tijd
Gesprekspartners Hogeschool Auditoren Leiden
08.15 – 08.30 08.30 – 09.00
Auditteam:
09.00 – 09.15
H. Stoltenborg R. Stapert M Christopoulos J. van der Heijden M. van Hilten G. Broers Auditteam
09.15 – 10.15
10.15 – 11.15
Directeur / Hoofd Afdeling Dominique Hoozemans Tonny van Dobbenburgh Directeur / Hoofd Afdeling Dominique Hoozemans Tonny van Dobbenburgh
Leerplancommissie/ coördinatoren Tonny van Dobbenburgh Anke Beijer Gerard Driessen
Auditteam
Deel auditteam: R. Stapert G. Broers
Onderwerpen Inloop door en ontvangst van auditteam Voorbespreking auditteam
- Kennismaking - Definitieve vaststelling programma - Strategisch beleid, visie, missie - Marktpositie / instroom / toelating - Internationalisering - Innovatie - Kwaliteitszorg - Relatie beroepenveld - Personeel / scholing - Resultaten / onderwijsrendement - Alumnibeleid - Lectoraat - Curriculum - Toetsen en beoordelen - Instroom - Praktijkcomponent/ stage en afstuderen - Studie(loopbaan)begeleiding - Vrijstellingen / EVC
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 67
Docenten Anke Beijer Gerard Driessen Brigitte Gerritsen Leny Leferink Marjolein Rienties Nicolien van Halem
11.15 – 11.30 11.30 – 12.30
Deel auditteam: H. Stoltenborg M Christopoulos J. van der Heijden M. van Hilten
Auditteam Studenten Linda van den Berg Mariette van Haaster Jolanda Bouwmeester Robbert Jan de Jonge Arja van der Sar Sarah Ackrill Laura Oprel Rachida Azough Ans van der Westen Judith van Veen Kwaliteitszorg & Clusterbureau Marion Corte Niek Borgsteijn Saskia van der Ham Rebecca van der Gaag Caroline Siecker Karin Hubeek Lunch
Deel auditteam:
13.30 – 14.00
Rondleiding voorzieningen/presentaties
Auditteam
14.00 – 15.00
Toets- en examencommissie Auditteam: Tonny van Dobbenburgh Gerard Driessen H. Stoltenborg R. Stapert M Christopoulos
12.30 -13.30
Docenten (onder voorbehoud)
H. Stoltenborg M Christopoulos J. van der Heijden M. van Hilten
Deel auditteam R. Stapert G. Broers
- Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Instroom / propedeuse - Aansluiting instroom en programma - Vrijstellingen - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Bezwaar en beroep - Eindkwalificaties - Praktijkcomponent / stage - Internationalisering - Scholing - Studiebegeleiding Interne terugkoppeling, verificatie - Informatievoorziening - Aansluiting vooropleiding / toelating - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. buitenschoolse component / stages) - Studeerbaarheid / studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent - Afstuderen
- Evaluatie van resultaten - Maatregelen tot verbetering - Betrekken van medewerkers, studenten,alumni, werkveld
- Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen - Toetsen en beoordelen - Bezwaar en beroep - Vrijstellingen / EVC - Onderwijsontwikkeling - Studeerbaarheid, studielast - Gerealiseerd niveau
G. Broers J. van der Heijden M. van Hilten
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 68
15.00 – 15.15
15.15 – 15.30
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen Pending issues
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling Terugkoppeling voorlopige beoordeling
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
15.30 – 16.30 16.30 – 17.00
Auditteam
Alle gesprekspartners & genodigden
Auditteam
Leadauditor: de heer drs. G.J. Stoltenborg Werkvelddeskundige: mevrouw J. van der Heijden Vakdeskundige: de heer M. Christopoulos Onderwijsauditor: de heer drs. R.F.H.M. Stapert Studentlid: mevrouw M. van Hilten Secretaris: de heer drs. G.W.M.C. Broers
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Tweedegraads Lerarenopleiding, Hogeschool Leiden 69