Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Management in de Zorg - deeltijd Hogeschool INHOLLAND
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Management in de Zorg - deeltijd CROHO nr. 34538 Hogeschool INHOLLAND
Hobéon® Certificering BV Versiedatum rapport: December 2007 Auditteam: R.J.M. van der Hoorn H. Frederik drs. K. Boonstra drs. J.K. Cappon G. Hommes Secretaris: ing. M. in ‘t Veld
INHOUDSOPGAVE 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.5.1 1.5.2 1.5.3 1.5.4 1.5.5
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Algemene informatie opleiding Karakteristiek van de opleiding Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie opleiding Management in de Zorg, 24 mei 2007
2
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
10 10 10 13 16 18 18 22 25 28 30 32 33 35 39 39 41 43 45 45 46 49 49 51 52 54 54 56
3 3.1
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding MiZ, deeltijd
58 59
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 24 mei 2007
1 1 1 1 3 5 5 7 8 9 9
1
INLEIDING
Het rapport is opgesteld naar aanleiding van de audit die het auditteam van Hobéon Certificering op 24 mei 2007bij de opleiding Management in de Zorg, verzorgd door de Hogeschool INHOLLAND, heeft uitgevoerd. Ten tijde van de audit waren nog geen afstudeerwerkstukken beschikbaar voor beoordeling. Deze zijn op een later moment door de opleiding aan het auditteam toegestuurd. De bevindingen uit het onderzoek van het auditteam naar de werkstukken zijn op een later moment aan de rapportage toegevoegd. Voor zover mogelijk is hier op een eenduidige wijze mee omgegaan in de rapportage. Wat niet wegneemt dat de kans aanwezig is dat ogenschijnlijke vreemde tijdsprongen in de rapportage voorkomen. De reden hiervoor ligt in het voorstaande.
1.1
Functie van het rapport
Dit rapport bevat het advies van Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instelling (VBI) aan de NVAO over de accreditatie van de HBO bachelor opleiding Management in de Zorg met CROHO nummer 34538.
1.2
Bereik van de beoordeling
De scope van de beoordeling betreft de deeltijd bachelor opleiding Management in de Zorg met als CROHO nummer 34538. Deze opleiding wordt aangeboden door Hogeschool INHOLLAND op de vestiging Amsterdam. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de opleiding bachelor Management in de Zorg in dit rapport samengevat. Door de opleiding is een zelfevaluatie geschreven. Deze zelfevaluatie heeft als basis voor het onderzoek gediend.
1.3
Algemene informatie opleiding
Vóórtraject In januari 2001 is de toenmalige opleiding Kader in de Gezondheidszorg, voorganger van de huidige opleiding Management in de Zorg, gevisiteerd. In de paragraaf ‘Beschrijving van traject n.a.v. Visitatierapport 2001’ wordt verder ingegaan op de daaruit voortgevloeide rapportage. In het kader van de ‘’Evaluatie bestuurlijke hantering visitatie kaderopleiding’’, is in opdracht van de NVAO een ‘’Stand van zaken’’ notitie geschreven (d.d. juni 2004). Bij de accreditatieaanvraag van de opleiding is gebruik gemaakt van deze notitie. Dat heeft ertoe geleid dat op 29 november 2004 de NVAO heeft gemeld dat de opleiding bestuurlijk adequaat heeft gehandeld. In mei 2006 heeft de concerndienst OKR (Onderwijs Kwaliteit en Research & Development) van INHOLLAND een integrale accreditatiescan afgenomen, op basis waarvan de opleiding een projectplan voor de accreditatie heeft opgesteld. Het voor de accreditatie benodigde zelfevaluatierapport is opgesteld door een projectteam bestaande uit de opleidingsmanager, een projectleider, de kwaliteitscoördinator en een schrijver. Het concept- zelfevaluatierapport is besproken met de directie van de School of Health (SoH) en voorgelegd aan de opleidingscommissie en een werkveldvertegenwoordiging en in maart 2007 formeel vastgesteld. Visitatierapport ‘Met zorg gewogen’ Het visitatierapport heeft betrekking op de opleiding Kader in de Gezondheidszorg, en dateert van januari 2001. Conclusies uit het Visitatierapport De belangrijkste aanbevelingen uit het visitatierapport zijn hieronder, puntsgewijs weergegeven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 1
Ten aanzien van de beroepsvoorbereiding en –kwalificatie: In het beroepsbeeld, de eindtermen en het curriculum van de opleiding meer aandacht besteden aan de coördinatie van de directe zorg en de actuele ontwikkelingen op dat terrein; De kwaliteit van het curriculum borgen door de opbouw, inhoud en samenhang ervan te expliciteren; Komen tot een structurele bewaking van de kwalificaties van de afgestudeerden. Ten aanzien van de effectiviteit en efficiëntie De relatie van het onderwijs met de werksituatie van de student versterken in overleg met de instelling waar deze werkzaam is, met name de begeleiding en de toetsing in de praktijksituatie; De onderwijsvisie en de werkvormen beter schriftelijk vastleggen; De formulering van een integraal toetsbeleid met voortvarendheid ter hand nemen; Het beleid ten aanzien van instroom, doorstroom en uitstroom van studenten verbeteren; Een efficiënte leerroute van studenten waarborgen door o.a. betere spreiding van de toetsen en betere logistieke organisatie; Systematisering van de studiebegeleiding. Ten aanzien van de organisatieontwikkeling Verdere ontwikkeling en uitvoering van het kwaliteitsbeleid op academie- en opleidingsniveau concreet en voortvarend ter hand nemen; Het transformatieproces naar de taakgroepenstructuur voorzien van een stappenplan; Het personeelsbeleid op planmatige wijze vorm geven en daarin een heldere beschrijving van de taken en verantwoordelijkheden van de diverse geledingen opnemen; Een heldere overleg- en besluitvormingsstructuur realiseren met het oog op de onderwijsontwikkeling en – uitvoering; Actuele wetenschappelijke ontwikkelingen in het onderwijs integreren; o.a. meer recente nationale en internationale wetenschappelijke literatuur en onderzoeksresultaten in de mediatheek opnemen. Beschrijving van traject n.a.v. Visitatierapport 2001 Sinds 2001 heeft de opleiding het volgende bereikt. Ten aanzien van de beroepsvoorbereiding en -kwalificatie: Een uitgewerkt curriculum, waarbij de opbouw, inhoud en samenhang in het curriculum geëxpliciteerd en de eindkwalificaties structureel worden bewaakt. Sinds 2003 alle afstudeeropdrachten met de student, de docent en de opdrachtgever van de student besproken. Er wordt gekeken in welke mate het afstudeerproject actueel is, of het een middel is tot verbetering en of het een hulpmiddel is voor de desbetreffende instelling. Ten aanzien van de effectiviteit en efficiëntie: De relatie van het onderwijs met de werksituatie van de student is versterkt. De begeleiding in de praktijk is verbeterd. De praktijk heeft een adviserende rol gekregen bij de toetsing. De onderwijsvisie en de werkvormen zijn schriftelijk vastgelegd in het opleidingsprofiel, de studiegids, respectievelijk de periodeboeken. Aan het beleid ten aanzien van instroom, doorstroom en uitstroom van studenten is veel aandacht besteed. Er is een toetsbeleid ontwikkeld. De opleiding geeft systematische studiebegeleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 2
Ten aanzien van de organisatieontwikkeling: Het kwaliteitsbeleid is uitgewerkt. INHOLLAND werkt naar een integraal kwaliteitssysteem toe, waarbij het doorlopen van de Plan-Do-Check-Act (PDCA)-cyclus op alle niveaus en in alle onderdelen van de organisatie richtinggevend is. De school of Health heeft een personeelsbeleid waarvan onder meer een personeelsplan, scholingsplan en een taaktoedelingsplan deel uitmaken. In de ICT-omgeving van INHOLLAND kunnen de studenten gebruikmaken van vele wetenschappelijke databanken. Vanaf 2004 wordt jaarlijks een studenten tevredenheidonderzoek (STO) uitgevoerd. Uit het STO 2005 kwam bijvoorbeeld naar voren dat de studenten hun klachten over de opleiding nergens konden neerleggen. Dit probleem is aanleiding geweest voor het instellen van een klachtenprocedure en de benoeming van een klachtencoördinator. De cijfers van het STO 2006 wijzen uit dat het probleem naar tevredenheid van de studenten is opgelost. De resultaten van het STO 2006 zijn vergelijkbaar met die van 2005. De volgende onderwerpen zijn opgenomen in het Jaarplan kwaliteitszorg 2006-2007: studieloopbaancoaching, cijferregistratie, afhandeling problemen/klachten, tevredenheid lesroosters, internationalisering en inhoudelijke terugkoppeling op toetsen. Op het moment van de audit werden in relatie tot de onderwijsontwikkeling de volgende knelpunten aangepakt: 1. meer internationale aandacht, 2. wetenschappelijke kennis inbedden via een lectoraat en 3. met hulp van gastdocenten financieel management beter in het programma inbrengen. Vanaf september 2006 is de minor “budgettering en kostenbeheersing” herschreven. Oordeel auditteam over opvolging bevindingen visitatie Het auditteam heeft kennisgenomen van het zelfevaluatierapport, april 2007,dat is opgesteld ten behoeve van de audit op 24 mei 2007 en de onderliggende documenten waarin de opleiding het verbeterbeleid heeft beschreven. In onderhavig rapport is bij de verschillende onderwerpen/facetten aangegeven wat de aandachtspunten waren vanuit de vorige visitatie, en wat de bevindingen hieromtrent zijn van het auditteam naar aanleiding van de audit die op 24 mei 2007 heeft plaatsgevonden.
1.4
Karakteristiek van de opleiding
Plaats binnen de instelling De Hogeschool INHOLLAND is één van de grootste onderwijsinstellingen in Nederland en biedt met 2800 medewerkers aan ongeveer 38.000 studenten onderwijs aan. Zij doet dit verspreid over 23 locaties. Binnen de instelling wordt de filosofie gehanteerd: klein van voren, groot van achteren. De student moet een kleine leeromgeving ervaren, die wordt gestuurd en ondersteund vanuit een grote organisatie. Om ervoor te zorgen dat de student daadwerkelijk deze ‘kleine schaal’ ervaart is de hogeschool onderverdeeld in acht ‘Schools’. Alle zorggerelateerde opleidingen zijn in de School of Health ondergebracht. Zo ook de opleiding MiZ. Binnen de School of Health worden acht bacheloropleidingen & drie masteropleidingen aangeboden: De bacheloropleidingen zijn: 1. Management in de Zorg; 2. Medische Beeldvormende & Radiotherapeutische Technieken; 3. Pedagogiek; 4. Verpleegkunde; 5. Sport & beweging; 6. Biologie & laboratoriumonderzoek; 7. Chemie;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 3
8. Mondzorgkunde. De masteropleidingen zijn: 1. Hogere kaderpleiding Pedagogiek; 2. Advanced Nursing Practice; 3. Physician Assistant. Ontstaansgeschiedenis De bacheloropleiding Management in de Zorg (MiZ) is als erkende deeltijdopleiding in september 2005 van start gegaan. De ontstaansgeschiedenis van MiZ is terug te voeren tot de Kaderopleiding in de Gezondheidszorg (KGZ). Bij de omzetting van KGZ naar de bacheloropleiding MiZ is in het Landelijk Overleg Kaderopleidingen (LOK), in samenwerking met de brancheorganisaties, overeenstemming bereikt over de beroepskwalificaties en het opleidingsprofiel van de (operationeel - of procesmanager) middenmanager in de zorg- en dienstverlening. Toen is ook de instroomeis van de deelnemende studenten geformuleerd: de instromende student is minimaal tweeënhalve dag per week werkzaam in de zorg- of maatschappelijke dienstverlening en heeft minimaal twee jaar werkervaring in het relevante werkveld. Op basis hiervan vindt een generieke vrijstelling eerste studiejaar plaats. Huidige situatie Op het moment van de audit, 24 mei 2007, namen 89 studenten deel aan de opleiding. Dit is een kleiner aantal dan de voorgaande jaren. Er zijn nog onvoldoende gegevens beschikbaar om te spreken van een trend. De ratio docent – student is voor de School of Health vastgesteld op 1:30, de opleiding MiZ kent (gezien de specifieke doelgroepen die zij bedient) verhoudingsgewijze een grotere docentinzet per student (1:22). Tijdens de audit waren er nog geen afgestudeerde studenten van de bacheloropleiding Management in de Zorg, welke in september 2005 is gestart. Gegevens over het functioneren van deze afgestudeerden zijn derhalve niet in de rapportage opgenomen. Structuur van de opleiding De opleiding is onderverdeeld in drie onderdelen: de major, de specialisatieminor en de differentiatieminor. Het majorprogramma beslaat de eerste helft van de opleiding. De specialisatieminor is gericht op het vakgebied van de student en loopt gedurende de gehele opleiding. De differentiatieminor is het vervolg op de major en kan of een vervolg zijn op de specialisatieminor of een verdieping geven in een andere richting. De major Het programma is gericht op brede ontwikkeling van Health-domeincompetenties binnen de context van het beroepshandelen als operationeel manager in de gezondheidszorgsector. De student leert te denken vanuit vraaggerichte zorgprocessen en klantgericht werken; hij leert de belangrijkste werkprocessen en (management-)vraagstukken in de zorgsector kennen en leert zich in toenemende mate als hboberoepsbeoefenaar binnen de sector op te stellen. De specialisatieminor Het programma van de specialisatieminor is gericht op thema’s en competenties in specifieke managementdomeinen, zoals het coachen en begeleiden van medewerkers, en het organiseren van werkprocessen. De differentiatieminor Het programma van de differentiatieminor is afgestemd op de wensen uit het werkveld en individuele profilering van de student als middenmanager. Tot op heden volgen de studenten MiZ allen dezelfde verdiepende differentiatieminoren, mede omdat het aanbod voor deeltijdstudenten momenteel nog zeer beperkt is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 4
Onderwijsvisie De onderwijsvisie en het didactisch model van de opleiding zijn gebaseerd op competentiegericht onderwijs. Kenmerkend hiervoor is dat het onderwijs beroepsgerelateerd is; het is gericht op het adequaat handelen in kritische beroepssituaties. Voor het ontwikkelen van competenties is het oefenen in een reële context essentieel. De student leert actief en is zelf verantwoordelijk voor zijn leerproces. De beoordeling is gericht op het functioneren in een authentieke beroepssituatie. Om systematische competentieontwikkeling te stimuleren moeten kenmerkende situaties of beroepsproblemen gekoppeld zijn aan specifieke competenties. Het didactische model van de opleiding is gebaseerd op het leerlijnenmodel van De Bie en De Kleijn (Wat gaan we doen? Het construeren en beoordelen van opdrachten, 2001). De opleiding kent de volgende leerlijnen: de conceptuele leerlijn in de vorm van cursussen, gericht op het kunnen verantwoorden van het handelen als manager met behulp van theorieën; de vaardighedenleerlijn in de vorm van trainingen, gericht op het ontwikkelen en verbeteren van beroepsvaardigheden; de integrale leerlijn in de vorm van projecten, gericht op het ontwikkelen van beroepsproducten met een praktisch theoretische verantwoording; de ervarings- en reflectielijn met o.a. de studieloopbaancoaching (SLC), is enerzijds gericht op toenemende zelfsturing in het toepassen van kennis, vaardigheden en houding in de beroepspraktijk (door middel van praktijkopdrachten welke de student uitvoert op de eigen werkplek) en anderzijds op reflectie op het zelfstandig en verantwoord handelen in de beroepspraktijk. Opbouw van het programma De opleiding heeft uitgewerkt welke competenties in de major- en minoronderdelen worden getoetst. De competentie-indicatoren zijn in de periodeboeken uitgewerkt naar kleinere eenheden, de leerdoelen. In de periodeboeken is voor iedere periode terug te vinden aan welke competenties gewerkt wordt, welke opdrachten en leertaken gedefinieerd zijn en welke leerdoelen daarbij horen. Ook zijn de werkvormen en de toetsen in de periodeboeken beschreven.
1.5
Aanpak
1.5.1
Beoordelingsprocedure en werkwijze
De opleiding is door Hobéon Certificering beoordeeld op basis van de criteria in het “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Dit kader is door de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie vastgesteld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de deeltijd bacheloropleiding Management in de Zorg, CROHO 34538, geldt het volgende: De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een bachelor Management in de Zorg, deeltijd, opleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zoals blijkt uit facet 1.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 5
Voor de totstandkoming van het zelfevaluatierapport van de opleiding ten behoeve van de accreditatie is een projectteam samengesteld, bestaande uit de opleidingsmanager, een projectleider, de kwaliteitscoördinator en een schrijver. De NVAO-criteria zijn onder regie van de projectleider aan de hand van de PDCA-cyclus door het team van de MiZ opleiding uitgewerkt. Daarna zijn de resultaten besproken met de directie van de School of Health (SoH) en voorgelegd aan de opleidingscommissie en een werkveldvertegenwoordiging. Op basis van hun commentaar is in maart 2007 een definitieve versie gerealiseerd en door het College van Bestuur vastgesteld. In de systematiek van de PDCA-cyclus is voor het ’Act’-deel overwegend gekozen voor de term ‘Verbeteracties /ontwikkelpunten’. Bij enkele facetten is de term ‘Borging’ gebruikt, omdat dit meer bij de aard van de betreffende facetten past. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding aangeleverde schriftelijke informatie: Zelfevaluatie, april 2007; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport “Met Zorg Gewogen”, januari 2001; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: - strategische keuzen en de positie in de markt, - interne organisatie, - de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, - ontwikkelingen in het beroepenveld, - beroeps- en opleidingsprofielen, - (validatie) eindkwalificaties, - curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, - werkvormen, - toetsing en beoordeling, - kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, - internationalisering, - instroombeleid, - studiebegeleiding, - onderwijsrendement. Op basis van deze informatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsborging, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van het werkveld en het vakgebied, één student, één auditor ‘onderwijs’, een lead-auditor vanuit Hobéon Certificering en één secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering.
1
Visitatie heeft op 24 mei 2007 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 6
Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam vond plaats door enerzijds, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht van docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortganggesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld. Op basis hiervan is een samenvattend oordeel per onderwerp gegeven. Hobéon Certificering heeft een conceptrapport aan de opleiding voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. In dit rapport geeft het auditteam haar accreditatieadvies over de accreditatiewaardigheid van de opleiding MiZ aan de NVAO. Dit advies komt voort uit de oordelen van het auditteam op de verschillende onderwerpen. De oordelen van het auditteam zijn in dit rapport onderbouwd. Bij het vormen van een oordeel zijn de onderstaande beslisregels gehanteerd.
1.5.2
Beslisregels
Door Hobéon Certificering zijn beslisregels opgesteld die worden gehanteerd bij het vellen van een oordeel. Door de NVAO zijn in het document ‘NVAO-Beslisregels Accreditatie’ de randvoorwaarden gesteld die als kader voor de beslisregels van Hobéon Certificering gelden. Volgens de NVAO Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet daarentegen kan ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 7
Facet A. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening B.
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
1.5.3
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
Dhr. R.J.M. van der Hoorn Dhr. H. Frederik (onderwijsdeskundige) Dhr. drs. K. Boonstra (vakdeskundige) Dhr. drs. J.K. Cappon (werkvelddeskundige) Dhr. G. Hommes (student-lid) Dhr. ing. M. in ’t Veld
Hobéon Certificering heeft ervoor gezorgd dat de noodzakelijke expertise voor het beoordelen van de opleiding MiZ in het auditteam vertegenwoordigd is. De heer Frederik is ingeschakeld voor zijn expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en de expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De werkvelddeskundige de heer Cappon heeft zich in zijn beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien heeft hij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld.
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 8
De heer Boonstra heeft in zijn vorige en huidige functies een aanmerkelijke ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. De ‘deskundige onderwijs’ heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. De heer Hommes is als studentlid verbonden aan het auditteam en heeft zich tijdens de audit vooral gericht op de studeerbaarheid van het programma, de studielast, toegankelijkheid, de (informatie) voorzieningen en de aansluiting van de opleiding op de instroom. Als voorzitter van het auditteam heeft de heer Van der Hoorn opgetreden. Hij heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de doelstellingen, organisatie, personeel en resultaten van de opleiding. De heer Van der Hoorn is al sinds 1976 actief in het hoger onderwijs op het gebied van bestuur, strategie en organisatie en combineert die kennis met jarenlange ervaring op het gebied van audits en certificering. De heer In ‘t Veld heeft in dit team de rol van secretaris vervuld. Hij heeft als kwaliteitscoördinator en adviseur binnen Hobéon Certificering aanzienlijke ervaring op het gebied van kwaliteitszorg en auditting. Voor de curricula Vitae: zie Bijlage I.
1.5.4
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. In het visitatieprogramma is een volledig overzicht gegeven van de deelnemers aan de visitatie. Zie Bijlage II.
1.5.5
Programma visitatie opleiding Management in de Zorg, 24 mei 2007
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 9
2
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen Ontstaan van de opleiding De bacheloropleiding Management in de Zorg (MiZ) is als een erkende deeltijdopleiding in september 2005 van start gegaan. De ontstaansgeschiedenis van MiZ is terug te voeren tot de Kaderopleiding in de Gezondheidszorg (KGZ). In de periode voorafgaand aan de omzetting van KGZ naar de Bacheloropleiding MiZ is in het Landelijk Overleg Kaderopleidingen (LOK), in samenwerking met de brancheorganisaties, overeenstemming bereikt over de beroepskwalificaties en het opleidingsprofiel van de middenmanager in de zorg- en dienstverlening. De voormalig opleiding Kader in de Gezondheidszorg (KGZ) is in 2002, in samenwerking met Hogeschool Zeeland en Fontys Hogeschool, gestart met de ontwikkeling van een competentiegericht curriculum vanuit het landelijk beroepsprofiel, het zogeheten project OKKO (project OpleidingsKwalificatie KaderOpleiding). In het studiejaar 2004/2005 is het onderwijsprogramma van de deeltijdopleiding opnieuw aangepast aan het bachelorniveau, het project MiZ (Project Onderwijsontwikkeling Bacheloropleiding Management in de Zorg). De opleiding Management in de Zorg wordt alleen in deeltijd aangeboden en leidt studenten op tot operationeel - of procesmanager in de zorg (middenmanager). Op dit moment volgen 89 studenten de opleiding. De eerste studenten van de bachelor Management in de Zorg studeren in juni 2007 af. Bepaling landelijk opleidingsprofiel Het opleidingsprofiel is afgeleid van het landelijk beroepsprofiel. Het opleidingsprofiel is omschreven in het Opleidingsprofiel MiZ, gedateerd op november 2006. Door het auditteam is het opleidingsprofiel als volledig en adequaat beoordeeld. In het opleidingsprofiel vangt de opleiding aan met haar visie op de sector voor Zorg en Welzijn. Daarin betrekt zij drie benaderingen, die vanuit de vraagkant (klanten), vanuit de aanbodkant en vanuit de bedrijfsvoering. Uit deze visie zijn het beroepsprofiel en de competenties van de middenmanager in deze sector gedestilleerd. Ook actuele trends binnen de gezondheidszorg zijn hierin opgenomen. De opleiding heeft het door haar gehanteerde onderwijskundig kader omschreven op basis van een analyse van het beroepsprofiel en de vertaling hiervan naar het opleidingsprofiel. In het onderwijskundig kader, zo omschrijft de opleiding, gaat zij uit van competentiegericht onderwijs. Voor de invulling van het onderwijskundige kader maakt de opleiding gebruik van het onderwijsmodel van De Bie en De Kleijn. Bepaling van vakgebied Het beroepsprofiel is het resultaat van een intensieve samenwerking van de gezamenlijke opleidingen (vertegenwoordigd in het Landelijk Overleg van opleidingen voor Kader in Zorg (LOK)) en een brede groep afgevaardigden uit de werkvelden zorg- en dienstverlening. Daarnaast is het opleidingsprofiel en de invulling die INHOLLAND daaraan heeft gegeven met de werkveldcommissie besproken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 10
Overleg met werkveld, spiegeling en goedkeuring De werkveldcommissie is een gremium van evenwichtige vertegenwoordiging van het werkveld. De werkveldcommissie komt minimaal twee keer per jaar bijeen. Tijdens de bijeenkomsten worden relevante ontwikkelingen in de beroepspraktijk besproken en van welke invloed deze zijn, of zouden moeten zijn, op de opleiding. In het verslag wordt een advies geformuleerd op basis waarvan de 0nderwijsontwikkelcoördinator het curriculum aanpast. Bij de afstemming met het werkveld over de beoordeling van de afstudeeropdracht bespreken de docenten de inhoud en de actualiteit van de opleiding. De gegevens die voortkomen uit deze gesprekken worden gedocumenteerd en besproken in het team. Internationalisering De opleiding heeft gekozen voor een behoudende visie met betrekking tot internationalisering. De nadruk ligt daarbij op ‘internationalisering at home’, waarmee ingespeeld wordt op de multiculturele samenleving. Binnen het Landelijk Overleg Kaderopleidingen (LOK) is vastgesteld dat de MiZ opleidingen de aansluiting bij internationale ontwikkelingen als onvoldoende ervaren. Het LOK organiseert daarom in oktober 2007 een dag voor studenten MiZ met als thema internationalisering. Ook gaat de opleiding een project “internationalisering” starten, waarbij de verschillende aspecten van internationalisering aan de orde komen. Hierin wordt een relatie gelegd tussen internationalisering, globalisering en diversiteit. De opleiding zoekt verder nog in het landelijk overleg (LOK) naar mogelijkheden om internationalisering te bevorderen, bijvoorbeeld door uitwisseling van studenten. De School of Health werkt met twee buitenlandse universiteiten samen: de London South Bank University en de Katholieke Universiteit Leuven. De laatste werkt nauw samen met twaalf Vlaamse hogescholen. Studenten MiZ kunnen een stageplaats in het buitenland vinden via het netwerk van de School. De vraag naar buitenlandse stageplaatsen heeft zich echter nog niet voorgedaan. Internationalisering vindt grotendeels “at home” plaats door onder meer leeropdrachten binnen een internationaal kader te plaatsen, zoals internationale en interculturele casuïstiek, gebruik van buitenlandse vakliteratuur, inbreng van de buitenlandervaring van docenten en aandacht voor diversiteit. Een aanzienlijk deel van het docentencorps heeft uitgebreide werkervaring in het buitenland en kan deze werkervaring binnen lesactiviteiten inbrengen. De studenten kunnen gebruik maken van nationale en internationale databanken via de bibliotheek van INHOLLAND en de VU. De opleiding onderzoekt de verdere mogelijkheden in de samenwerking tussen School of Health en de London South Bank University. De opleiding heeft zich voorgenomen reizen te organiseren naar het buitenland voor studenten, te beginnen met een bezoek aan de universiteit in Leuven. Voor het komende jaar staat de studiereis als zodanig reeds gepland. Oordeel: Voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het beroepsprofiel is vrij recent opgesteld in samenwerking met relevante partijen uit de beroepspraktijk. De door de opleiding gehanteerde eindkwalificaties zijn een adequate vertaling van dit beroepsprofiel. De landelijk overeengekomen kwalificaties zijn aantoonbaar door het beroepenveld gevalideerd: landelijk en door een aan de opleiding verbonden beroepenveldcommissie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 11
De beroepenveldcommissie bestaat uit vertegenwoordigers van het werkveld en is betrokken bij de opleiding. Alle aspecten van de opleiding (doelstellingen, curriculum, werkvormen, maar ook wijze van begeleiden, toetsvormen en toetsniveaus) worden afgestemd op de wensen van de beroepspraktijk. De aanpak van het programma sluit voldoende aan bij het opleidingsprofiel en de kerntaken van een afgestudeerde. Actuele ontwikkelingen worden in voldoende mate verwerkt in de opleidingsmodules. De opleiding neemt een voorzichtig standpunt in ten opzichte van internationalisering. Het netwerk is voldoende uitgebreid voor realisatie van deze visie. Internationalisering zal in de komende periode vaker aan de orde komen en verder worden ontwikkeld. De eerste stappen hierin zijn aantoonbaar genomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 12
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen De opleiding heeft haar eindkwalificaties, zoals blijkt uit de beschrijvingen bij het vorige facet, gebaseerd op de competenties zoals die in het landelijk profiel zijn opgenomen. Deze competenties voldoen volgens het auditteam aan het niveau dat het werkveld van de opleiding vereist. Op europees niveau is het hbo-niveau beschreven in de Dublin Descriptoren. De opleiding heeft in een tabel de vergelijking getrokken tussen deze Dublin Descriptoren en de eindkwalificaties van de opleiding. Dit is in het document op de intranetsite van de opleiding helder weergegeven. Het auditteam heeft dit document bestudeerd en geconstateerd dat de daarin gemaakte vergelijking adequaat is. Met andere woorden: de eindcompetenties die door de opleiding zijn opgesteld komen, blijkens de gegeven vergelijking, overeen met de Dublin Descriptoren. Bij het maken van de vergelijking tussen het eindniveau van de opleiding en de internationaal gestelde eisen aan het niveau van een hbo-afgestudeerde, komt het auditteam met betrekking tot de verschillende onderwerpen uit de Dublin Descriptoren tot de volgende constateringen: Kennis en inzicht Na het afronden van de opleiding heeft de bachelor aantoonbaar kennis van en inzicht in het vakgebied. Daarbij wordt voortgebouwd op het niveau dat is bereikt in het voortgezet onderwijs. Met behulp van relevante vakliteratuur wordt kennis vergaard met betrekking tot actuele ontwikkelingen binnen het vakgebied. Actuele ontwikkelingen worden door beleidscyclische afstemming opgenomen in het programma. De praktische vertaling vindt plaats in de periodeboeken. De relevantie en actualiteit wordt continu bewaakt door een daarvoor aangestelde medewerker. Toepassen Kennis en inzicht In het programma zijn onderdelen opgenomen op basis waarvan verwacht mag worden, zo oordeelt het auditteam, dat de bachelor in staat is om zijn kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn werkzaamheden of beroep aantoont. De bachelor bezit de competenties van het opstellen en staven van argumenten en het oplossen van problemen op zijn/ haar vakgebied. De onderwerpen die vanuit het onderwijsprogramma hier betrekking op hebben zijn: 1. het plannen en organiseren van inzet van personeel, 2. het plannen en beheren van financiële middelen, en 3. het bevorderen van de taakvervulling. Oordeelsvorming Aan het einde van de studie is de student in staat om relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Binnen de opleiding is dit vertegenwoordigd in de volgende eindcompetenties: 4. het ontwikkelen van innovatief beleid voor de werkeenheid, passend binnen het strategische beleid van de organisatie; 5. het initiëren, faciliteren en implementeren van dit beleid; en 6. het stimuleren van individuele medewerkers tot verandering; voorwaarden scheppen voor een lerende organisatie van veranderingsprocessen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 13
Communicatie De bachelor is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten. In de opleiding komt dit terug in de volgende eindkwalificaties: 7. Ontwikkelen, implementeren en evalueren van het opleidingsbeleid (als onderdeel van het HRM-beleid) van de eigen werkeenheid, afgestemd op het strategische beleid van de organisatie. 8. Stimuleren van samenwerking en ontwikkeling van samenwerkingsverbanden. 9 Coachen van medewerkers. Leervaardigheden De Dublin Descriptoren stellen de volgende eis met betrekking tot de te ontwikkelen leervaardigheid: de bachelor bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. Deze eis is door de opleiding in de volgende eindkwalificaties vertaald: 10. Ontwikkelen van het eigen beroepsmatig handelen, 11. Persoonlijke effectiviteit op peil houden; 12. Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en professionalisering van het management in de zorg- en dienstverlening. Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding geanalyseerd. Voor het bepalen van het bachelorniveau zijn de kernbegrippen van zowel de internationaal geaccepteerde Dublin Descriptoren als de nationaal geaccepteerde generieke kernkwalificaties voor de hbo-bacheloropleidingen van de HBO-raad in het opleidingsprofiel herkenbaar meegenomen. Het onderwijs voldoet volgens het auditteam aan het bachelorniveau. De opleiding heeft de (i) Dublin Descriptoren, (ii) de hbo-kwalificaties, (iii) de Health domeincompetenties en (iv) de ‘Landelijke Opleidingscompetenties en (v) rollen van de middenmanager’ in de zorg- en dienstverlening met elkaar verbonden. Dit is uitgewerkt in een tabel. De titelbalk van deze tabel is hieronder opgenomen. Van links naar rechts staan de verschillende vertalingen opgenomen, in de tabel wordt de relatie hiertussen weergegeven. Dublin-descriptor hbo-kwalificaties Competentiekaarten Opleidingscompetenties LOK Rollen LOK
De opleiding heeft de Dublin Descriptoren en de hbo-kernkwalificaties vertaald naar niveauaanduidingen in het onderwijsprogramma. Voor deze niveauaanduiding is gebruik gemaakt van drie kernbegrippen van het hbo-niveau: verantwoorden, transfer en complexiteit. Op basis van deze kernbegrippen heeft de opleiding vier competentieniveaus uitgewerkt niveau 4 is het bachelorniveau ofwel het startniveau van een beginnende beroepsbeoefenaar. Dit eindniveau wordt in de loop van het opleidingsprogramma gerealiseerd in een proces van: (a) toenemende complexiteit van taken/context en kennisontwikkeling; b. toenemende zelfsturing en verantwoordelijkheid; en (c.) toenemende reflectie en transfer. Deze niveaus zijn op de volgende wijze vertaald in het onderwijsprogramma: Niveau
Accent
Fase
Jaar
Beginner (niveau 1)
Oriënteren en kiezen
Propedeuse fase
Jaar 1
Aspirant (niveau 2)
Begrijpen/toepassen
Kernfase 1
Jaar 2
Junior (niveau 3)
Beslissen/verantwoorden
Kernfase 2
Jaar 3
Bachelor (niveau 4)
Innoveren/verbeteren
Afstudeerfase
Jaar 4
Deze niveaus zijn verder uitgewerkt in facet 2.3.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 14
Oordeel: Goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft haar eindkwalificaties verantwoord ten opzichte van de hbo-kernkwalificaties en de Dublin Descriptoren. Het niveau van de eindkwalificaties van de opleiding is op zijn minst vergelijkbaar met het hbo niveau. de Dublin Descriptoren, de hbo-kwalificaties, de Health domeincompetenties en de landelijke opleidingscompetenties en rollen van de middenmanager in de zorg- en dienstverlening zijn systematisch met elkaar in verband gebracht. In het programma wordt gestructureerd het niveau opgevoerd tot dat van bachelor.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 15
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen Zoals onder facet 1.1. reeds beschreven is het opleidingsprofiel afgeleid van het beroepsprofiel dat is opgesteld in het Landelijk Overleg van opleidingen voor Kader in Zorg (LOK). Bij dit overleg was zowel het relevante beroepenveld aanwezig (en actief betrokken) als andere opleidingen MiZ. Het beroepsprofiel is uitgewerkt in: een beschrijving van de ontwikkelingen in het beroepenveld; een positionering van het beroep manager en een typering van taken en activiteiten; en de beroepskwalificaties en generieke kwalificaties op bachelorniveau. Het beroepsprofiel is goedgekeurd door de HBO-raad in november 2006. Uit de bevindingen onder facet 1.2. blijkt reeds dat de eindkwalificaties van de opleiding (uitgewerkt in competenties) voldoen aan het bachelor niveau zoals bepaald in de Dublin Descriptoren en de hbokwalificaties. In het opleidingsprogramma is het niveau in drie oplopende levels verdeeld (zie facet 1.2.). Er vindt directe sturing plaats op de ontwikkeling van dit niveau. Uit gesprekken met ondermeer het werkveld en uit evaluaties blijkt dat het behaalde eindniveau voldoet aan dat wat door de opleiding wordt beoogd. De bachelor als beginnend beroepsbeoefenaar beschikt over de beroepscompetenties die in het beroepsprofiel zijn omschreven. Omdat ook het werkveld is betrokken bij het opstellen van het beroepsprofiel sluit dit goed aan bij de praktijk. Dit blijkt tevens uit de evaluaties die onder het werkveld en alumni zijn gehouden. In het LOK (Landelijk Overleg Kaderopleidingen) wordt periodiek het beroepsprofiel tegen het licht gehouden. Wijzigingen worden gebruikt voor de actualisatie van het programma. De opleiding heeft, naast het LOK, een werkveldcommissie ingesteld. Deze werkveldcommissie geeft advies over het opleidingsprogramma en de eindcompetenties en de relatie tot actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Door de opleiding worden gesprekken gevoerd met de werkveldcommissie en gesprekken met de instellingen waar studenten werken. Daaruit wordt geconcludeerd dat de student na zijn afstuderen een startbekwame middenmanager is, wat door het alumnionderzoek wordt bevestigd. Daarbij moet opgemerkt worden dat deze gegevens gebaseerd zijn op de studenten die afgestudeerd zijn van de voormalige kaderopleiding, die zoals te lezen in de toelichting op de opleiding, voorganger was van het huidige en in deze audit beoordeelde programma. Daarmee is de opleidingsdoelstelling met betrekking tot de oriëntatie op het relevante werkveld geborgd, te weten: het opleiden van studenten tot middenmanager die opereert in functies op hbo-niveau in de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening. Daarbij is hij met name toegerust om functies te vervullen op het gebied van operationeel management, procesmanagement en human resource management.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 16
Studenten kunnen, na het afronden van de MiZ-opleiding, ervoor kiezen om verder te studeren, bijvoorbeeld door het volgen van een masteropleiding. De opleiding overweegt binnen de School of Health in de toekomst een hbo-Masteropleiding in Management te starten. Oordeel: Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft actief deelgenomen aan het Landelijk Overleg van opleidingen Kader in Zorg. Bij dat overleg is ook het werkveld betrokken, in de vorm van de beroepsvereniging en vertegenwoordigers van relevante instellingen. In dit overleg is het beroepsprofiel opgesteld en overeengekomen. Dit beroepsprofiel is als basis gebruikt bij het opstellen van de eindkwalificaties van de opleiding. De eindkwalificaties zijn enerzijds afgestemd op het niveau en het profiel van een beginnend beroepsbeoefenaar (operationeel - of procesmanager middenmanager in de zorg- en dienstverlening) en anderzijds op het hbo niveau zoals dat is afgesproken in de Dublin Descriptoren en de hbokernkwalificaties. Uit evaluaties en gesprekken met relevante partijen blijkt dat studenten daadwerkelijk het beoogde niveau bereiken.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” als voldoende. Alle facetten zijn als voldoende of goed beoordeeld. De opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen in het werkveld. De opleiding heeft haar inzicht qua thematiek en diepgang adequaat vertaald naar opleidingsdoelstellingen waarbij zij het werkveld nadrukkelijk heeft betrokken. De opleidingsdoelstellingen voldoen aantoonbaar aan de niveaueisen die aan een bachelor gesteld worden. De oriëntatie is aantoonbaar gericht op hoger beroepsonderwijs. De opleiding is aantoonbaar bezig met het nadrukkelijker ‘’op de kaart zetten’’ van internationalisering binnen de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 17
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? Bevindingen Ter inleiding De hoofddoelstelling van de opleiding is het voorbereiden van de studenten op hun functioneren in de beroepspraktijk. Daarvoor zijn, zoals onder het voorgaande onderwerp beschreven, de eindkwalificaties van de opleiding afgestemd op de kwalificaties van een beginnend beroepsbeoefenaar. Het opleidingsprogramma is zo ingericht dat de studenten aan het einde van hun opleiding aan deze kwalificaties voldoen. INHOLLAND beschrijft in het document Backbone in beeld (2003) haar visie op competentiegericht onderwijs. Hierop aansluitend heeft de opleiding het volgende didactische beleid en uitgangspunten geformuleerd (Deel 1 van het Opleidingsprofiel Bachelor Management in de Zorg, 2006): competentiegericht onderwijs is gericht op het adequaat handelen in kritische beroepssituaties; de beroepscompetenties en de daarbij behorende beroepsvaardigheden van de middenmanager bepalen de inhoud van de leerlijnen zoals deze in de opleiding worden gehanteerd; basisconcepten staan centraal binnen de cursussen die in de conceptuele leerlijn worden aangeboden; kennis is altijd gekoppeld aan de beroepspraktijk en beroepscompetenties. De opleiding leert de student op systematische wijze kennisbronnen te beoordelen op wetenschappelijke waarde, professionele waarde en praktijkrelevantie; leren is een actief constructief proces, waarbij de student continu interacteert met zijn omgeving en reflecteert op zijn leerproces; de MiZ opleiding is een deeltijdopleiding, dit betekent voor de visie op kennisontwikkeling dat de student werkend leert en lerend werkt; de ontwikkeling van beroepscompetenties vindt plaats in aan de beroepspraktijk gerelateerde opdrachten. Kennisontwikkeling door studenten via vakliteratuur Actuele vakliteratuur in relatie tot andere kennisbronnen vormt de basis voor kennisoverdracht aan studenten en is bron voor vaststelling van een verplichte boekenlijst. De boekenlijst omvat enerzijds literatuur gericht op management, kwaliteit en communicatie, anderzijds boeken die betrekking hebben op relevante ontwikkelingen binnen het terrein zorg- en dienstverlening. Eén van de docenten is belast met het samenstellen en up-to-date houden van de boekenlijst. Uitgangspunt bij het vaststellen van de boekenlijst is dat de boeken niet ouder zijn dan vijf jaar, behoudens bepaalde standaardwerken. Jaarlijks wordt in het docententeam de boekenlijst gescreend op actualiteit en relevantie en wordt de boekenlijst voor het nieuwe studiejaar samengesteld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 18
Het auditteam merkt op dat de getoonde boeken allen rond de vijf jaar oud waren. Actualisering van de lijst is dus voor het komende jaar gewenst. In de periodeboeken staat dat de voorbereiding van lesonderdelen bestaat uit leesopdrachten. Met deze leesopdrachten worden studenten gestimuleerd zich theoretisch te verdiepen. Daarnaast worden de studenten naar andere kennisbronnen verwezen, zoals: vakspecifieke Nederlandse en internationale sites. Daarbij kunnen studenten gebruikmaken van elektronische databanken (LexusNexus, Invert, Picarta en Pubmed) welke via de digitale bibliotheek van INHOLLAND ter beschikking worden gesteld. Daarnaast is samenwerking overeengekomen met de bibliotheken van het VU medisch centrum (VUmc) en de Vrije Universiteit. Ook de bibliotheken (en andere faciliteiten) op de andere vestigingen van de Hogeschool INHOLLAND zijn vrijelijk toegankelijk. In de bibliotheek van de hogeschool zijn de volgende informatiebronnen aangetroffen: boeken, tijdschriften, scripties, digitale bestanden, audiovisuele materialen en websites. Collectievorming gebeurt in overleg met docenten van de opleiding. De opleiding leert de studenten kritisch te zijn naar de informatie die ze gebruiken. Zowel een kritische reflectie op gebruikte bronnen als gebruikmaking van meerdere bronnen is een expliciet onderdeel van de opdrachten. Dit is als zodanig opgenomen als beoordelingscriterium in de toetsen. Kennisontwikkeling door studenten via aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal De combinatie van werken en leren levert zowel praktijkervaringen als casuïstiek op, welke door de opleiding ingebed worden in het onderwijsprogramma. Concreet gebeurt dit in de voorbereidende praktijkopdrachten zoals die zijn omschreven in de periodeboeken waarbij de studenten beroepsgerelateerd materiaal moeten gebruiken. Daaronder wordt bijvoorbeeld verstaan: jaarverslagen, kwaliteitsdocumenten, beleids- en visieplannen en resultaatcontracten. De docenten stimuleren de studenten hun praktijkervaringen te koppelen aan theorie en de relevantie daarvan te vertalen naar de praktijk. De studenten maken gebruik van persoonlijke actieplannen om de verworven kennis en beroepsvaardigheden toe te passen en te oefenen in de praktijk. Kennisontwikkeling via interactie met de beroepspraktijk De studenten zijn werkzaam in de verschillende velden van gezondheidszorg en (maatschappelijke) dienstverlening. Hierdoor brengen zij werkervaringen in vanuit verschillende organisaties en bovendien leveren ze daarmee informatie aan over ontwikkelingen en trends binnen de eigen organisatie. Daarnaast dragen de docenten informatie aan over nieuwe trends en ontwikkelingen op gebied van management en leidinggeven. De docenten hebben een belangrijke rol in de transfer van deze informatie naar bestaande theorieën en werkmodellen. De verworven inzichten worden in de praktijk beoordeeld op toepasbaarheid en haalbaarheid. Daarnaast maakt de opleiding regelmatig gebruik van gastdocenten die afkomstig zijn uit de sectoren zorg- en dienstverlening. De kwaliteit van de gastdocenten wordt structureel getoetst middels onderwijsevaluaties. Kennisontwikkeling via toegepast onderzoek De afstudeerfase is geheel gericht op praktijkgericht onderzoek. Het afstuderen wordt door de opleiding gezien als een laatste ‘proeve van bekwaamheid’, waarin de student aantoont het bachelor niveau te hebben bereikt. Studenten verwerven een projectopdracht vanuit het werkveld (veelal bij de eigen instelling/ werkgever) en werken deze uit naar een onderzoeksvoorstel met probleemstelling. Het onderzoeksvoorstel wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de begeleidende docent en de opdrachtgever. Na goedkeuring wordt gedurende de afstudeerfase gewerkt aan de realisatie hiervan. Om goed aan de afstudeerfase te kunnen beginnen, leren studenten al vroeg in hun opleiding te werken met theoretische modellen en het interpreteren van toegepast onderzoek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 19
De docenten geven aan dit als één van de sterke punten van de opleiding te zien. Kennis en kennisontwikkeling spelen een belangrijke rol in het leerlijnenmodel van De Bie en De Kleijn. Met name in de conceptuele leerlijn leren de studenten in het onderdeel ‘cursussen’ theorieën en werkmodellen te hanteren. Tegelijkertijd leren zij te redeneren als een beroepsbeoefenaar en maken ze zich de achterliggende (wetenschappelijke) theorieën eigen. In de periodeboeken staan opdrachten waarin studenten leren systematisch gebruik te maken van de verschillende informatiebronnen. Een belangrijk beoordelingscriterium voor het afstudeerproject is de mate waarin actuele ontwikkelingen in en theorieën over management in het project verwerkt zijn. Verbanden met de actuele beroepspraktijk Bij de uitvoering van het onderwijs wordt gebruik gemaakt van recente artikelen uit vaktijdschriften en recente literatuur. Vanuit contacten met het werkveld worden actuele ontwikkelingen in het programma geïntegreerd. Ook vindt er structureel en ad hoc overleg plaats met leidinggevenden (van studenten) uit het werkveld. De aansluiting van het studieprogramma op actuele ontwikkelingen in het vakgebied wordt besproken met leidinggevenden van studenten. Van de structurele gesprekken wordt een analyse gemaakt, die met de werkveldcommissie wordt besproken. In de vergaderingen met de werkveldcommissie en in het LOK vormen actuele en te verwachten toekomstige ontwikkelingen in het werkveld een vast agendapunt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen actualiteiten en ontwikkelingen. Actualiteiten worden als ondersteunend materiaal in het onderwijs ingebracht, terwijl relevante ontwikkelingen in het onderwijsprogramma worden opgenomen. Uit de gesprekken met docenten bleek dat zij goed zijn ingevoerd in de beroepspraktijk doordat ze managementervaring en/of ervaring in de sectoren zorg- en dienstverlening hebben. De meeste docenten geven naast hun aanstelling bij de instelling ook trainingen in het werkveld en blijven hierdoor goed op de hoogte van de actuele ontwikkelingen. Het gehele team heeft een uitgebreid relatienetwerk in de sector zorg- en dienstverlening. Dit relatienetwerk is overigens nog niet in bijvoorbeeld een database verzameld en in kaart gebracht. Tijdens de audit is dit ter overweging aan de opleiding meegegeven. Binnen INHOLLAND is op dit moment voor de MiZ nog geen beroepsrelevant lectoraat aanwezig. De opleiding is in gesprek met de lector van het GGZ-lectoraat om te onderzoeken welke meerwaarde een eventuele samenwerking met dit lectoraat kan hebben voor de opleiding. Tevens is het lectoraat i.o. ‘Kwaliteit in de intramurale gezondheidszorg’ een mogelijk goed aansluitend lectoraat voor de opleiding MiZ. Sinds de verhuizing naar het OZW (Opleidingsinstituut Zorg en Welzijn) aan de Boelelaan is het contact met de Vrije Universiteit (VU) geïntensiveerd. Met de VU wordt inmiddels verkend of er kan worden samengewerkt op het gebied van wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek in zake management. Tijdens de audit waren hier nog geen uitkomsten van bekend. De studenten ontwikkelen beroepsvaardigheden in de trainingen (vaardighedenleerlijn) en passen deze toe in hun eigen werksituatie. Voorafgaand formuleren ze een persoonlijk, professioneel ontwikkelplan en een persoonlijk actieplan waarin zij de beroepsvaardigheden beschrijven die zij moeten oefenen in kritische beroepssituaties. Over de resultaten schrijven de studenten reflectieverslagen. In de opleiding wordt het zogenaamde (digitale) portfolio gebruikt waarin de studenten reflectieverslagen en bewijsmateriaal plaatsen waarmee zij de beheersing van beroepsvaardigheden aantonen. In de ervarings- en reflectieleerlijn wordt in coachingsbijeenkomsten de voortgang van de beroepsvaardigheden gevolgd. Het handelen in de beroepspraktijk en het leren worden door de opleiding direct aan elkaar gekoppeld. Docenten bevragen per definitie in de lessen studenten naar hun actuele beroepspraktijk om deze te koppelen aan theorieën en werkmodellen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 20
Oordeel: Goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: In haar didactisch beleid neemt de opleiding expliciet het standpunt in dat zij zich richt op het voorbereiden van de student op het functioneren in de beroepspraktijk En dat derhalve deze praktijk een belangrijke plaats inneemt binnen het onderwijs. Dat komt terug in de vorm van het onderwijs: competentiegericht. Hetgeen is gericht op het adequaat handelen in beroepssituaties. De onderwerpen van projecten en opdrachten zijn ontleend aan de praktijk. Studiemateriaal zoals literatuur wordt hierop afgestemd. Ook moeten studenten informatie/ documenten uit hun beroepssituatie (zoals beleidsplannen) betrekken bij hun studie. Actuele ontwikkelingen worden in de opleiding ingebracht door gastdocenten die specifiek daarvoor worden aangetrokken. De docenten beschikken over een adequaat netwerk van relaties uit het werkveld en koppelen hun kennis en ervaring direct terug naar het onderwijs. De docenten zijn goed ingevoerd in de beroepspraktijk doordat ze ervaring in de sectoren zorg- en dienstverlening hebben. De meeste docenten zijn naast hun aanstelling op de hogeschool ook in het werkveld werkzaam en blijven hierdoor goed op de hoogte van de actuele ontwikkelingen. De aanwezige vakliteratuur in bibliotheek/mediatheek is up to date en aanvullend op de boekenlijst, waardoor studenten voldoende in aanraking komen met actuele vakgebieden en -kennis. Binnen INHOLLAND is op dit moment voor de MiZ geen beroepsrelevant managementlectoraat aanwezig. Hierover is men wel aan het nadenken, maar dat heeft nog niet geleid tot ver ontwikkelde planvorming. Het curriculum is opgezet vanuit de volgende uitgangspunten - competentiegericht onderwijs is gericht op het adequaat handelen in kritische beroepssituaties; - de beroepscompetenties en de daarbij behorende beroepsvaardigheden van de middenmanager bepalen de inhoud van de leerlijnen zoals deze in de opleiding worden gehanteerd; - de ontwikkeling van beroepscompetenties vindt plaats in aan de beroepspraktijk gerelateerde opdrachten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 21
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen Concretisering van de eindkwalificaties Het kunnen vervullen van functies van management in de zorg en maatschappelijke dienstverlening vraagt om een aantal beroepskwalificaties en generieke kwalificaties op bachelorniveau. De beroepskwalificaties zijn gericht op het plannen, voorbereiden, uitvoeren en evalueren van leidinggevende- en managementtaken op een aantal essentiële taakgebieden die worden uitgevoerd binnen verschillende contexten. Dit is door de opleiding in een tabel uitgewerkt, waarin de kerntaakgebieden (resultaatgerichte processturing, veranderen, leren en ontwikkelen, persoonlijke effectiviteit en beroepsontwikkeling) worden uitgezet tegen de werksituatie (de relatie met omgeving, in teamsituatie, met individuele medewerkers). De resultaten zijn de geformuleerde beroepskwalificaties die zijn vertaald in opleidingscompetenties. De competenties zijn reeds onder facet 2.1. beschreven. De competenties (lees: eindkwalificaties) zijn uitgewerkt in de volgende onderdelen: De context; Het handelen (plus handelingscriteria); Product (plus productcriteria); en Effect van competentie in praktijk. In het beroepsprofiel en de landelijke opleidingskwalificaties Bachelor ‘Management in zorg en dienstverlening’ zijn 11 centrale rollen uitgewerkt. Bij elke rol zijn één of meerdere competenties beschreven, die de middenmanager in staat stelt de beschreven rollen adequaat en met succes te kunnen uitoefenen. Naast de omschrijving van de rol, en de daaraan gekoppelde competenties, zijn in deel 2 van het opleidingsprofiel indicatoren beschreven, waaraan de competentie getoetst kan worden. De opleiding heeft deze rollen, competenties en indicatoren als uitgangspunt genomen voor het uitwerken van vijf competentiekaarten: Competentiekaart 1 : Zorg- en dienstverlening op maat Competentiekaart 2 : Regisseren van zorg- en dienstverlening Competentiekaart 3 : Ontwerpen van zorg- en dienstverlening Competentiekaart 4 : Begeleiden en coachen Competentiekaart 5 : Professionaliseren Leerdoelen Op de competentiekaarten wordt de samenhang tussen Health-competentiegebieden, de beroepskwalificaties, de LOK-rollen & competenties inzichtelijk gemaakt):
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 22
Health Domeincompetentie
Beroepskwalificaties en rollen Manager in Zorg (LOK)
Opleidingscompetenties Manager in Zorg (LOK)
Context
Beroepsspecifieke indicatoren (Handelingskenmerken)
Kritische beroepssituaties
Per onderwijsperiode is aangegeven aan welke competenties op welk niveau gewerkt gaat worden. De verschillende competentie(niveau)s en bijbehorende beroepsspecifieke indicatoren staan centraal binnen de eerder genoemde vier leerlijnen. Per leerlijn zijn de beroepsspecifieke indicatoren vertaald naar leerdoelen. Middels toetsing wordt beoordeeld of de student de leerdoelen heeft bereikt. De concretisering van de competenties naar de leerdoelen per onderwijsonderdeel is helder verantwoord in het opleidingsprofiel van de opleiding. Bereiken van geformuleerde eindkwalificaties Uit de Alumni-evaluatie 2006 blijkt dat 50% van de respondenten vindt dat de opleiding voldoende aandacht besteedt aan noodzakelijke beroepsvaardigheden. De overige 50% geeft aan ook tevreden te zijn over de noodzakelijk beroepsvaardigheden, maar meldt bij de vraag of zij aanvullingen hebben op de opleiding, dat zij meer aandacht wensen op onder meer schrijfvaardigheden, resultaatgericht managen en budgettering. Hier wordt door de opleiding opvolging aan gegeven. In het volgende jaar komen deze onderwerpen nadrukkelijker aan de orde in het onderwijsprogramma. De planvorming hiervoor, en voor zover mogelijk de resultaten hiervan zijn door het auditteam ingezien en als vertrouwenwekkend beoordeeld. Ook uit de ‘Analyse uitkomsten werkbezoeken 2005-2007’ blijkt dat de opleiding voldoende aansluit bij de beroepspraktijk en dat de student voldoende competenties ontwikkelt waarmee hij aan de slag kan in de beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 23
Oordeel: Voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De doelstelling van de opleiding is in een aantal stappen vertaald naar het onderwijsprogramma. Dit is middels een tabel inzichtelijk gemaakt en door het auditteam als adequaat beoordeeld. In de competentiekaarten worden de doelstellingen vertaald naar concrete leerdoelen en indicatoren. Deze leerdoelen en indicatoren zijn direct gekoppeld aan onderdelen uit het onderwijsprogramma, wat blijkt uit de periodeboeken. Uit alumni-evaluaties blijkt dat studenten over het algemeen vinden dat de opleiding voldoende aandacht besteedt aan beroepsvaardigheden. De opleiding heeft zich in het verleden meer gericht op de zachte kant van management (leiderschap, zelfontplooiing, coaching, communicatie) dan op de harde kant daarvan (resultaat gericht managen en budgettering). Inmiddels heeft de opleiding maatregelen genomen en ook deze aspecten in het programma ondergebracht. Een meer structurele vorm hiervan is in ontwikkeling. De leerdoelen zijn vertaald naar concreet professioneel gedrag dan wel naar professionele ‘producten’ c.q. afstudeeropdrachten. Inhoud en vormgeving van de afzonderlijke onderdelen van het curriculum en met name de projecten uit de integrale leerlijn stellen de student in de gelegenheid de geformuleerde eindkwalificaties op het vereiste niveau te verwerven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 24
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen Horizontale samenhang De thematische opzet van het curriculum vormt de basis van de horizontale samenhang. De inhoud van de leerlijnen wordt via thema’s zoveel mogelijk gerelateerd aan de beroepspraktijk. Op deze manier draagt iedere onderwijseenheid bij aan het doel, namelijk dat studenten de competenties verwerven die relevant zijn voor de functies en taken die zijn afgeleid van het beroepsprofiel. De thematisering is ‘opgehangen’ aan de kerntaken en kerntaakgebieden (ook wel domeinen genoemd) uit het Beroepsprofiel en de Landelijke opleidingskwalificaties Bachelor Management in de Zorg- en dienstverlening (2004). De thema’s zijn: klantgericht werken; beleid en management; organisatie en management; gedrag en resultaat in organisaties; procesmanagement; operationeel management; individueel profilering operationeel management; individueel profilering procesmanagement. Verticale samenhang Om de verticale samenhang van het programma te borgen, is het curriculum ontwikkeld aan de hand van drie criteria (schema 3.2.3.1): toenemende complexiteit van taken/context en kennisontwikkeling; toenemende zelfsturing en verantwoordelijkheid; toenemende reflectie en transfer. De toename vindt plaats volgens de niveau-indeling zoals die reeds omschreven is onder facet 1.2. Deze niveau-indeling is in onderstaande tabel uitgewerkt.
Criteria
Complexiteit
Niveau 2 = Aspirant Begrijpen en toepassen
Niveau 3 = Junior Niveau 4 = Bachelor Beslissen/ Verantwoorden Innoveren en verbeteren
Kennisverwerving en toepassing
Kenniscreatie
Kennisproductiviteit
De student is in staat expertise te verwerven en toe te passen in nietcomplexe, voorspelbare en mono-disciplinaire situaties
De student is in staat expertise op te opsporen, te integreren, te analyseren en toe te passen in complexe, onvoorspelbare en multidisciplinaire situaties
De student is in staat expertise te produceren ter verbetering of vernieuwing van werkprocessen en beleid in veranderende organisaties en omgeving
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 25
De student is in staat één rol te vervullen op operationeel en procesniveau
De student is in staat meerdere (minimaal 4) rollen te vervullen op operationeel en procesniveau
De student is in staat alle (9) rollen te vervullen op operationeel en procesniveau
Operationeel niveau
Tactisch niveau
Strategisch niveau
De student kan managementtaken / opdrachten uitvoeren onder begeleiding
De student kan zelfstandig werken aan management taken/ opdrachten binnen een organisatorische werkeenheid
De student kan zelfsturend, met eigen koers en eigen verantwoordelijkheid, werken aan vernieuwingen, c.q. verbeteringen
De student is in staat één rol te vervullen op operationeel en procesniveau
De student is in staat meerdere (minimaal 4) rollen te vervullen op operationeel en procesniveau
De student is in staat alle (9) rollen te vervullen op operationeel en procesniveau
Beroepsoriënterend
Beroepsbekwaamheid
Startbekwaamheid
De student is in staat op basis van een realistische inschatting van verworven competenties zichzelf doelen te stellen en verder te ontwikkelen en weloverwogen keuzes te maken voor de verdere studieloopbaan
De student is in staat op basis van een realistische inschatting van benodigde competenties in de beroepspraktijk, een weloverwogen keuze te maken voor het uitbreiden van competenties
De student is in staat om op basis van een eigen competentieprofiel een weloverwogen keuze te maken voor de verdere loopbaanplanning
Zelfsturing & verantwoordelijk heid
Reflectie en transfer
Het niveau 1; dat van een ‘beginner’ (zie ook facet 1.2.) is niet in deze tabel opgenomen omdat deze van toepassing is op dat stuk van het onderwijsprogramma dat valt onder de generieke vrijstelling. Studenten die de opleiding MiZ volgen worden verwacht al enige werkervaring te hebben en derhalve is de schaal ‘beginner’ op hen en binnen de huidige praktijk van de opleiding niet van toepassing. Het auditteam is van mening dat bovenstaande criteria systematisch zijn toegepast in de programmering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 26
Oordeel: Voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft geconstateerd dat de horizontale samenhang van het programma wordt geborgd door de thematische opzet van het curriculum. De vier leerlijnen borgen de structuur van het programma. De ‘Integrale leerlijn’ (projecten voor het maken van typische beroepsproducten) van het curriculum vormt de rode draad waarin de overige leerlijnen worden geïntegreerd. De verticale samenhang wordt gevormd door de toenemende complexiteit, zelfsturing, reflectie en transfer. De competentiematrix verschaft een systematisch overzicht van de relatie tussen de onderscheiden beroepsspecifieke en algemene competenties en de modulen en dekt alle onderdelen van het programma, middels competentie-indicatoren in de periodeboeken. Naarmate de opleiding vordert neemt de mate waarin de projecten uit de integrale leerlijn zijn voorgestructureerd af en moet de student meer zelfstandig werken naar een eindresultaat.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 27
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen Informatieverstrekking aan studenten De studielast per studiejaar, per periode en per programmaonderdeel staat beschreven in de studiegids en periodeboeken. De periodeboeken worden gepubliceerd en gecommuniceerd met de studenten middels Blackboard. Blackboard is een digitaal platform waar informatie uitgewisseld kan worden. De opleiding programmeert het onderwijs in elke onderwijsperiode zodat de studenten voldoende gelegenheid hebben om te werken aan (groeps-) opdrachten en aan hun persoonlijke leerdoelen. De opleiding beschrijft in de periodeboeken de toetsing per programmaonderdeel, inclusief de criteria waarop studenten worden beoordeeld. Tevens is het beleid van Hogeschool INHOLLAND om uiterlijk twee weken na de start van een onderwijsperiode het toetsrooster bekend te maken. Tegemoetkoming bij toetsen Het OER (Onderwijs- en Examen Reglement) biedt de mogelijkheid tot aangepaste tentamenregels voor bijvoorbeeld studenten met een lichamelijke of zintuiglijke handicap, maar ook voor anderstalige en dyslectische studenten. De maatregelen variëren van een verlengde toetstijd en het gebruik van hulpmiddelen, zoals een laptop met een woordenboek, tot een geheel aangepaste toetsvorm. Op deze wijze wordt voorkomen dat deze studenten als gevolg van hun handicap of taalachterstand studievertraging oplopen. Het decanaat van de hogeschool speelt hierin een coördinerende en bemiddelende rol. Coaching Alle studenten hebben een coach. De coach stelt zich proactief op met betrekking tot de studievoortgang van studenten. In het kader van de coaching reflecteert de student iedere periode op zijn studie in regelmatig terugkerende coachingsgesprekken. Dit is onderdeel van de vierde leerlijn: de reflectieleerlijn. Bij persoonlijke problemen die de studievoortgang belemmeren, verwijst de coach de student naar het studentendecanaat. Studenten geven in de gesprekken aan tevreden te zijn over de informatievoorziening. Herkansingen Studievertraging wordt voorkomen door het aantal toetsen in een onderwijseenheid zo beperkt mogelijk te houden, te weten: (zie studiegids 2006-2007) twee summatieve toetsen per onderwijseenheid van vijf EC’s . Het OER (Onderwijs- en Examen Reglement) voorziet in twee kansen per toets per jaar. In individuele gevallen, bijvoorbeeld bij ziekte of andere bijzondere omstandigheden, kan de examencommissie een extra herkansing verlenen. Het beleid van Hogeschool INHOLLAND is dat toetsen uiterlijk binnen twee weken zijn nagekeken en dat toetsuitslagen uiterlijk binnen drie weken na afname van de toets zijn verwerkt in het digitale studievoortgangsysteem Peoplesoft. Naar de studenten worden de resultaten gecommuniceerd met het programma Blackboard.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 28
Feitelijke studieduur Sinds de start van de bacheloropleiding in 2005 is er een hogere uitval van studenten. De oorzaak hiervan wordt nog nader onderzocht. Het vermoeden bestaat dat dit komt door, zo blijkt uit gesprekken met studenten, de als ‘ zwaar’ ervaren studielast. Ook in het LOK is geconstateerd dat er de hogere uitval bij meerdere MiZ-opleidingen is. Sommige werkgevers geven aan de indruk te hebben dat de studie te zwaar is voor hun werknemer, maar wel realistisch is gelet op het gewenste eindniveau. Met name de hoeveelheid schrijfwerk en de vereiste kwaliteit van het afstudeerproject worden als te belastend ervaren. Op grond van de – zoals die blijkt uit de verschillende evaluaties en exit-interviews – werkdruk heeft het management van de opleiding besloten om met ingang van september 2007 studenten die een hbo vooropleiding hebben, of zij die een mbo opleiding hebben en daarbij een leidinggevende functie bekleden, in te laten stromen in het begin van het tweede studiejaar, in plaats van halverwege. Dit wordt opgenomen in het OER (Onderwijs- en Examen Reglement) van 2007-2008. Uit de periode-evaluaties blijkt dat studenten de verschillende onderdelen van het programma studeerbaar achten. Ook de eindevaluaties geven een positief beeld: de studenten beoordelen de opleiding als zwaar maar niet als té zwaar. De combinatie werken – studeren wordt vaak als zwaar ervaren. De studenten die uit het mbo afkomstig zijn, geven aan de grootste moeite te hebben met de studeerbaarheid van de opleiding. Oordeel: Voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft mogelijk vertragende en belemmerende factoren geanalyseerd en van beleid voorzien. De informatievoorziening richting studenten is adequaat en voldoet aan de behoefte van de studenten. De mogelijkheid wordt geboden voor ‘studenten met een handicap’ om een aangepaste toets, qua voorzieningen of vorm, te doen. De opleiding geeft aan dat zij het signaal heeft gekregen dat in vergelijking met de vroegere kaderopleiding de uitval hoger is en de studielast als zwaarder wordt ervaren. Hier worden door de opleiding maatregelen op getroffen. Een bekend fenomeen is dat het combineren van een studie en een baan ‘zwaar’ is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 29
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen Generieke vrijstelling In het LOK zijn de generieke vrijstellingen voor het eerste studiejaar vastgesteld op basis van de instroomeis dat “ instromende studenten minimaal tweeënhalve dag per week werkzaam moeten zijn in de zorg- of maatschappelijke dienstverlening en minimaal twee jaar werkervaring hebben in het relevante werkveld. De studenten moeten tevens minimaal een mbo of hbo vooropleiding hebben genoten en een leidinggevende functie binnen het werkveld invullen, of op zijn minst zicht daarop hebben.” De minister is akkoord gegaan met het voorstel van het LOK om alleen zij-instromers die voldoen aan het voorgestelde profiel (zie hierboven) een generieke vrijstelling te verlenen voor het eerste jaar. Instroom met hbo- of mbo-diploma & leidinggevende functie Studenten die instromen met een hbo-diploma én studenten die instromen met een mbo-diploma en werkzaam zijn in een leidinggevende functie, krijgen naast de generieke vrijstelling voor de propedeuse, 60 EC’s vrijstelling op basis van eerder verworven competenties (EVC’s). De EVC’s worden vastgesteld middels een intake-gesprek. Voorafgaand aan dit intakegesprek vult de student een portfolio in, waarin hij informatie geeft over eerder gevolgde opleidingen, cursussen en trainingen, en eerder verworven werkervaring. Ook geeft de student informatie over zijn huidige werksituatie. In een criteriumgericht interview wordt getoetst of de kandidaat de competenties waarvoor hij vrijstelling krijgt, beheerst. De examencommissie verleent de vrijstellingen. De hogeschool is aangewezen als voorlopig erkende EVC-instelling. Het auditteam is van mening dat de procedure adequaat is en in de praktijk naar behoren wordt uitgevoerd. Instroom met mbo-diploma Studenten die instromen met een mbo-diploma (niveau 4) krijgen, naast de generieke vrijstelling voor de propedeuse, 30 EC’s vrijstelling op basis van EVC’s. Ook voor deze doelgroep wordt gebruik gemaakt van onderstaande beschreven EVC-procedure. Overigens blijkt dat studenten met een mbo-diploma relatief meer moeite hebben met de studie dan andere instromers. In opvolging van dit signaal is nieuw beleid geformuleerd, zoals is omschreven in de voorgaande paragraaf 2.4. Overige instroom Instromende studenten die aan de instroomeis voldoen (minimaal twee jaar relevante werkervaring en minimaal tweeënhalve dag per week werkzaam in een relevant beroep) maar niet beschikken over een mboof hbo-diploma, kunnen op basis van een intakegesprek individuele vrijstelling krijgen, volgens de onderstaande beschreven EVC-procedure. Voor het volgen van een individuele studieroute is toestemming van de examencommissie vereist. Toelatingsonderzoek De EVC’s worden vastgesteld door middel van een intakegesprek. Voorafgaand aan dit intakegesprek vult de student een portfolio in, waarin hij informatie geeft over eerder gevolgde opleidingen, cursussen en trainingen, en eerder verworven werkervaring. Ook geeft de student informatie over zijn huidige werksituatie. In een criteriumgericht interview wordt getoetst of de kandidaat de competenties waarvoor hij vrijstelling krijgt, beheerst. De examencommissie verleent uiteindelijk de vrijstellingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 30
Uit de aansluitevaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de aansluiting van de opleiding op hun instroomkwalificaties. Eveneens blijkt uit het Aansluitonderzoek 2005-2006, dat studenten van mening zijn dat de opleiding zowel qua niveau als qua inhoud goed aansluit op hun vooropleiding. Oordeel: Goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het instroombeleid is adequaat en het beleid en de middelen worden waar nodig ingezet om de instroom en aansluiting te verbeteren. De instelling heeft een voorlopige erkenning als EVC-instelling. Eerder Verworven Competentie worden in een intakegesprek vastgesteld. Deze informatie wordt gebruikt in de opleiding. Voor instromers met EVC’s zijn individueel verkorte trajecten mogelijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 31
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Totale omvang van het programma van de Bachelor opleiding Management in de Zorg bedraagt 240 EC’s. In de praktijk bedraagt de omvang van het curriculum maximaal 180 EC’s vanwege de generieke vrijstelling voor de propedeuse. Een verzoek om vrijstellingen wordt door de student schriftelijk aangevraagd bij de examencommissie. Deze geeft op haar beurt een schriftelijke reactie aan de student. De verdeling van de “credits” staat beschreven in het Onderwijs- en Examen Reglement dat is opgenomen in de studiegids. Deze wordt jaarlijks bijgesteld. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding een omvang heeft van 240 ECTS, inclusief de gehonoreerde vrijstelling, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 32
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen Didactisch concept De opleiding heeft gekozen voor het leerlijnen-model gebaseerd op De Bie en De Kleijn (2001). Bij het inrichten van de leerlijnen is uitgegaan van een aantal principes: praktijkproblemen of authentieke beroepsproblemen sturen het leren aan; kennis beklijft beter indien deze direct wordt toegepast, toepassing en reflectie op gebruikte werkmodellen leidt tot nieuwe overwegingen, inzichten en conclusies; zonder reflecteren is er geen leren, reflecteren leidt tot inzichten van allerlei soort; mensen leren ‘al doende’; studenten leren door interactie met elkaar. Het leerlijnen-model van De Bie en De Kleijn is specifiek ontworpen om inrichting te geven aan competentiegericht onderwijs en is volgens het auditteam geschikt om het onderhavige onderwijsprogramma vorm te geven. Werkvormen In de verschillende leerlijnen en werkvormen zien we de uitgangspunten van de opleidingsvisie terugkomen. De conceptuele leerlijn (cursus). Kennisverwerving staat in deze leerlijn centraal. De cursus bestaat uit hoorcolleges en werkcolleges. Voorbeelden van cursussen zijn: gedragsbenadering en leiderschapsstijlen. De vaardigheden leerlijn (trainingen). Elke onderwijsperiode bevat een training die specifiek gericht is op één van de rollen van de middenmanager, direct gerelateerd aan de beroepssituatie. Voorbeelden van trainingen: onderhandelen, sturen op resultaten en slechtnieuwsgesprekken. De integrale leerlijn (projectopdrachten). Als invulling van de integrale leerlijn is gekozen voor projectonderwijs. Studenten werken daarbij in kleine groepjes projectmatig aan hun competentieontwikkeling. De projectopdrachten zijn zo geformuleerd dat de student zich grondig moet verdiepen in theorieën (De context van de projectopdracht wordt beschreven in de periodeboeken), waarmee de relevantie voor de student duidelijk wordt. De ervarings- en reflectieleerlijn (opdrachten, SLC, P2OP, PAP). Binnen de ervarings- en reflectieleerlijn werkt de student aan opdrachten binnen de eigen beroepspraktijk. Daarnaast reflecteert de student op zijn eigen (competentie-)ontwikkeling. Het reflecteren wordt gestuurd met bijvoorbeeld praktijk- en verwerkingsopdrachten uit de verschillende leerlijnen. In de studieloopbaancoaching schrijft de student een persoonlijk, professioneel ontwikkelingsplan (P2OP) en een persoonlijk actieplan (PAP). De aansluiting tussen het didactisch concept en de uitwerking in werkvormen is evident. In de conceptuele leerlijn krijgen studenten de benodigde kennis aangereikt. Volgens het didactisch concept beklijft de kennis het beste als gebruik gemaakt wordt van reflectie. Het ‘al doende’ leren komt terug in de integrale en ervaringsleerlijnen. Daarmee wordt aan alle primaire uitgangspunten van De Bie en De Kleijn voldaan en zijn de werkvormen, zo concludeert het auditteam in lijn met het didactische concept.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 33
Oordeel: Goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het didactische concept is gebaseerd op het leerlijnenmodel van ‘De Bie en De Kleijn’, wat opgesteld is om vorm te geven aan competentiegericht onderwijs. Het sluit daardoor uitstekend aan op de doelstellingen van de opleiding. Ook de werkvormen komen voort uit het leerlijnenmodel en sluiten goed aan op het didactische concept en de doelstellingen van de opleiding. De opleiding heeft volgens het auditteam een adequate vertaling gemaakt van theoretisch model naar praktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 34
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen In aansluiting op de definitie van competentiegericht leren, wordt competentiegericht toetsen door de opleiding als volgt gedefinieerd; “Het beoordelen of de student in staat is om bekwaam te handelen, dat wil zeggen dat zij in relevante beroepscontexten beoogde beroepstaken kan vervullen en hierop kan reflecteren; daarbij gebruikmakend van en voortbordurend op de expertise zoals deze in de vorm van kennis, inzicht, vaardigheden en attitude binnen het beroepsdomein is opgebouwd.” De uitgangspunten van het toetsen zijn door de opleiding beschreven in het document ‘Toets- en afstudeerbeleid MiZ dec 2005’. In een onderwijsperiode wordt gebruikgemaakt van een complementaire mix van toetsvormen. Het werken met verschillende toetsvormen vergroot de validiteit en betrouwbaarheid van de beoordeling van de competentieontwikkeling van de student. Centraal staat dat de beroepscontext terug komt in de toetsvorm om zodoende het onderwijs, de beroepspraktijk en de beoordeling op elkaar te laten aansluiten. Deze uitgangspunten komen ook terug in de wijze van toetsen en beoordelen. De focus ligt op een ontdekkende, ontwikkelingsgerichte benadering van toetsen en beoordelen waarin de steekwoorden zijn: het leerproces centraal, integratie, contextrijke omgeving, zelfsturing en reflectie. Toetsing wordt niet alleen gebruikt om de prestaties achteraf te meten, maar ook om de prestaties van de student te sturen. Het auditteam is van mening dat deze visie op een adequate wijze in de praktijk is gebracht middels de door de opleiding gebruikte toetsvormen. Toetsvormen Er wordt gebruikgemaakt van summatieve en formatieve toetsen. Per onderwijseenheid worden twee summatieve toetsen gehouden en voor iedere onderwijsleerperiode/segment één formatieve toets. De toetscriteria zijn afgeleid van de handelingscriteria/ leerdoelen van de onderwijseenheid. Deze zijn op hun beurt afgeleid van de rol en kerncompetenties die centraal staan in de desbetreffende periode. De validiteit van competentietoetsen wordt bevorderd door de beoordelingscriteria af te leiden van de competentiekaarten. De validiteit van de toetsen wordt gecontroleerd door de toetsen na elke studieperiode te evalueren. Het toevoegen van wegingsfactoren aan de beoordelingscriteria is bevorderlijk voor de betrouwbaarheid van de toets. Door de competentieontwikkeling van studenten met behulp van verschillende toetsen te onderzoeken ontstaat een genuanceerd totaalbeeld. Hier geldt dat het geheel meer is dan de som der delen. De summatieve toetsvormen waar de opleiding gebruik van maakt zijn: Kennistoets (conceptuele leerlijn) Vaardighedentoets (vaardigheidsleerlijn) Projecttoets (integrale leerlijn) Afstuderen (integrale leerlijn) De formatieve toetsvormen van de opleiding zijn: Studieloopbaancoaching (SLC) (reflectieleerlijn) Toetsing beroepshouding (reflectieleerlijn)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 35
De afstudeeropdracht nader toegelicht De afstudeeropdracht bestaat uit: een concreet product met als inhoud: de reden tot verandering, de gewenste verandering, de concrete beleidsaanbevelingen en het realisatie- en stappenplan; een proces- en reflectieverslag waarin het veranderproces beschreven staat, evenals de reflectie van de student daarop. Bij de beoordeling van afstudeeropdrachten zijn experts betrokken: de begeleiders van de studenten in de praktijk. De opleiding hecht veel waarde aan het beoordelingsadvies van de expert om te waarborgen dat de opdrachten een hoog realiteitsgehalte hebben en getoetst worden aan uit de beroepswerkelijkheid ontleende criteria. De experts uit het werkveld geven een beoordelingsadvies, de docent geeft de eindbeoordeling en het product wordt op een projectmarkt, op de hogeschool, gepresenteerd. De eindresultaten zullen besproken worden onder facet 6.1. ‘gerealiseerd eindniveau’. De formulieren die gebruikt worden bij de totstandkoming van het gerealiseerde eindniveau, stimuleren een ongewenste bureaucratie waardoor de inhoudelijke beoordeling onvoldoende inzichtelijk kan worden gemaakt. Studieloopbaancoaching In de studieloopbaancoaching (SLC) staat de competentieontwikkeling van de student centraal. Er is sprake van formatieve toetsing, waarbij het gaat het om het verzamelen van competentiebewijzen in het portfolio, het (laten) invullen van (zelf-) assessments en het op- en bijstellen van het P²OP. Het auditteam heeft voorbeelden hiervan tijdens de audit ingezien en vindt de portfolio en P2OPlannen goed gestructureerd opgezet en toegepast. De student heeft een inspanningsverplichting van 35 SBU (studie belastingsuren) per periode. Het voldoen aan deze inspanningsverplichting is voorwaardelijk voor het behalen van de studiepunten van de reflectieleerlijn. De beoordeling gebeurt door een andere docent dan de SLC-docent . Informatie Alle toetsvormen, toetsmomenten, beoordelingswijzen en toetscriteria staan beschreven in de studiegids en zijn nader uitgewerkt in de periodeboeken van de opleiding. Uitgangspunt van beoordelen en toetsen is dat aan het einde van de opleiding alle competenties aantoonbaar zijn behaald op het niveau van een startbekwame beroepsbeoefenaar en dat voldaan is aan de indicatoren van het hbo-bachelorniveau als uitwerking van de Dublin Descriptoren. In het OER (Onderwijs- en Examen Reglement) is vastgesteld dat de opleiding binnen twee werkweken na de toetsing de resultaten bekend maakt. Deze worden op Blackboard gepubliceerd. Borging De opleiding heeft procedures en systemen om validiteit, betrouwbaarheid, procedures en zorgvuldigheid van de toetsen te garanderen. De examencommissie borgt in een Plan-Do-Check-Act-cyclus de kwaliteit van de toetsing door: regels te stellen voor de constructie van de toetsen en examens; voor de afname zich te verzekeren van de kwaliteit van toetsen en examens; adequate regelingen voor het afnemen van toetsen en examens; kwaliteitscontrole achteraf van toetsen en examens en het opstellen van verbeterplannen. De “lokale” toetscommissie let, namens de examencommissie, op de volgende zaken: controle op de realisatie van toetsen, het afnemen en de beoordeling van toetsen (steekproefsgewijs); advisering over de vormgeving van de toetsen en het toetsbeleid binnen de opleiding; bewaken van de kwaliteit van de toetsen en de werkprocessen rond de toetsing.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 36
Het Onderwijs- en Examen Reglement (OER) Het OER voorziet in twee kansen per toets per jaar. In individuele gevallen (ziekte, bijzondere omstandigheden van persoonlijke aard) kan de examencommissie een extra herkansing verlenen. Herkansingen worden als regel geprogrammeerd in de toetsweken van de volgende onderwijsperiode om te voorkomen dat er concurrentie optreedt tussen herkansingen en lopend onderwijs. Bij de toetsvormen wordt de constructie aangestuurd door inhoudelijke beoordelingscriteria die ontleend zijn aan beroepskwalificaties, competentiekaarten en vormcriteria die samenhangen met de toetsvorm. Evaluaties van toetsing en beoordeling De toetsen en beoordelingen worden iedere periode geëvalueerd onder studenten. Uit het vergelijken van de verschillende (recente) periode-evaluaties zijn enkele tendensen herleid. Hieruit blijkt ondermeer dat: voor studenten de relatie tussen toetsopdracht en te behalen competenties duidelijk is; studenten de toetswijzen goed vinden aansluiten bij de inhoud van de lessen; de beoordelingscriteria helder zijn; de studenten het leerrendement van de toetsen als hoog duiden. Studenten gaven daarnaast tijdens mondelinge evaluaties (Evaluatieverslag 2004 – 2006) aan dat: ze behoefte hebben aan duidelijker projectopdrachten; de praktijk meer inspraak wil hebben op de inhoud van de praktijkopdrachten; de toetsen van de onderwijseenheden erg veel tijd kosten; ze het prettig vinden dat de toetsvorm, de toetscriteria en de beoordelingswijze bij aanvang van de lesperiode in het periodeboek beschreven staan; zij tevreden zijn over de wijze waarop beoordeeld wordt en op de wijze waarop feedback gegeven wordt door de docenten. Het commentaar wordt als ondersteunend en richtinggevend ervaren.
Oordeel: Voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende op grond van de volgende observaties: De afwisselend formatieve en summatieve toetsen sluiten aan op het didactische concept van de opleiding. De instelling is voorlopig erkend als EVC-instelling, waardoor ze ook op opleidingsniveau bekend zijn met de principes van competenties. Het toets- en afstudeerbeleid is helder en voorzienend. De informatievoorziening omtrent de toetsing is snel en volledig. De toetsing wordt systematisch geborgd in het kwaliteitssysteem van de opleiding. De opleiding conformeert zich aan het hogeschoolbrede toetsbeleid. Werkvelddeskundigen zijn rechtstreeks betrokken bij de beoordeling van afstudeeropdrachten. Studenten zijn tevreden over de spreiding van de toetsmomenten en de kwaliteit van toetsen.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor de opleiding als voldoende en wel vanuit de volgende overwegingen: Alle tot dit onderwerp behorende facetten zijn als voldoende of goed door het auditteam beoordeeld. De instroom van de opleiding is gereguleerd en sluit in voldoende mate aan bij vooropleidingen van studenten. Het programma is een concrete vertaling van de opleidingsdoelstellingen. De beroepspraktijk en het werkveld zijn in voldoende mate betrokken bij de ontwikkeling, evaluatie en verdere ontwikkeling van het programma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 37
Voor de vormgeving van de opleiding is gekozen voor het leerlijnenmodel van De Bie en De Kleijn. Dit is een passende vorm voor competentiegericht onderwijs. Kennisontwikkeling van studenten vindt plaats aan de hand van aan de beroepspraktijk ontleende praktijkvoorbeelden, studiemateriaal en vakliteratuur, in combinatie met voldoende interactie met de beroepspraktijk. De opleiding heeft de vertaling van de eindkwalificaties naar leerdoelen helder weergegeven in een competentiematrix, inclusief koppeling naar de algemene HBO-competenties, de Dublin Descriptoren en voorbeelden van toepassing uit het curriculum. Het bachelorniveau kan, het programma volgend, door de studenten worden bereikt. Zowel de horizontale als verticale samenhang in het programma zijn door het auditteam herkend. De toetsing en beoordeling is afgestemd op het competentiegerichte onderwijs en volstaat om op een adequate wijze te toetsen of studenten daadwerkelijk de leerdoelen hebben bereikt. Het afstudeertraject is gedegen uitgewerkt in periodeboeken. Voor alle deelproducten zijn beoordelingsformulieren opgesteld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 38
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen De beroepspraktijk staat centraal in de opleiding. De binding van de docenten met de beroepspraktijk is dan ook een essentiële vereiste. Doordat de omvang van het docententeam vrij beperkt is, kent men elkaar goed. Men weet wie welke kennis en ervaring heeft, en is tevens op de hoogte van het netwerk van de collega’s. Formeel zijn er personeelsdossiers aangelegd. Hierin is de werkervaring van de medewerkers opgenomen en de genoten opleidingen en scholing. Hoewel men bekend is met elkaars netwerk, is dit niet gestructureerd. Tijdens de audit is door het auditteam de tip gegeven om het netwerk vast te leggen (in een database) zodat de volledigheid hiervan inzichtelijk gemaakt kan worden en gericht gewerkt kan worden aan het vullen van eventuele hiaten. Als beleid heeft de opleiding gesteld dat in ieder geval 70% van het personeel een directe relatie moet hebben met het werkveld. Die relatie kan op verschillende manieren worden ingevuld: enkelen hebben een eigen bedrijf en anderen hebben een deeltijd aanstelling bij een (zorg-)instelling. Dit is door de opleiding aangetoond in de curricula vitae van de verschillende docenten en de gesprekken die het auditteam met de docenten heeft gevoerd. Bijna alle docenten, zo bleek ook uit de gesprekken, zijn aangesloten bij de beroepsvereniging. Ook via de stage- en afstudeerbegeleiding komt een groot deel van de docenten op regelmatige basis in contact met de beroepspraktijk. Voor docenten die daar behoefte aan hebben en die dit aangeven tijdens de functioneringsgesprekken, bestaat de mogelijkheid om stage te lopen bij een praktijkinstelling. Hiervan wordt door één á twee docenten per jaar gebruik gemaakt. Naast het vaste docententeam worden ook gastdocenten ingehuurd. Deze docenten worden ingehuurd om een specifiek deel van de opleiding te verzorgen. Zij worden voornamelijk ingehuurd om actuele ontwikkelingen uit het werkveld, of specifieke ervaring die zij hebben, te onderwijzen. Al deze docenten zijn werkzaam in de beroepspraktijk. De lijst van gastdocenten is door het auditteam ingezien. Daaruit bleek dat de gastdocenten in de praktijk een relevante positie invullen. Bij de werving van nieuwe docenten is recente praktijkervaring – en de mogelijkheid die in stand te houden – een onderdeel van het competentieprofiel en een belangrijk selectiecriterium. Jaarlijks worden functionerings-, beoordelings- en ontwikkelingsgesprekken gevoerd met het personeel. Daarin worden alle relevante onderwerpen structureel besproken. Dit leidt in de praktijk, zo heeft het auditteam geconstateerd, tot adequate bijsturing op inhoud en inzet (kwaliteit en kwantiteit). Studenten geven de docenten een ruime voldoende voor praktijkgerichtheid. In de Periode-evaluatie geven studenten aan dat de docent goed is voorbereid op zijn rol (gemiddelde score 4.6 in een schaal van 1 tot 5).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 39
Oordeel: Goed Het auditteam kwalificeert dit facet de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het overgrote deel van de docenten heeft naast hun aanstelling op de hogeschool tevens een betrekking in de beroepspraktijk. Gastdocenten worden benaderd voor hun specifieke kennis en ervaring. Het docententeam is klein, waardoor men goed bekend is met elkanders netwerk. Bij ontwikkelingen van meer structurele aard worden aanpassingen gemaakt in het curriculum. Recente curriculumontwikkelingen zijn hiervan een voorbeeld. Informatie over ontwikkelingen in de beroepspraktijk worden gebruikt ter ondersteuning van het onderwijs. Bijvoorbeeld om onderwerpen, projecten en opdrachten te illustreren en te verduidelijken. Studenten beoordelen de beroepsgerichtheid van de docenten als voldoende. De docenten van de opleiding beschikken over voldoende contacten met de beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 40
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen De opleiding heeft in 2006 een analyse gemaakt van het toenmalige personeelsbestand. Daarbij zijn te verwachten knelpunten geanalyseerd en verdeeld in risiconiveaus. Op basis van deze analyse, die door het auditteam is ingezien, is een personeelsplan ontwikkeld. Hierin staat voor de komende periode tot 2009, de gewenste ontwikkeling van het personeelsbestand omschreven. Daarbij is de gewenste ontwikkeling mede afhankelijk gesteld van de groei van de opleiding. Het personeelsplan is een afgeleide van het beleidsplan van de School. Het beleidsplan van de School is ingekaderd door de randvoorwaarden die op instellingsniveau zijn vastgesteld. De ontwikkelingen op instellingsniveau hebben op die manier gevolgen gehad voor de School of Health en voor de opleiding MiZ. De docent – studentratio is voor de School vastgesteld op 1:30, de opleiding MiZ kent verhoudingsgewijze een grotere docentinzet per student, namelijk 1:22. Dit vanwege de specifieke doelgroep die zij bedient (zo schrijft zij in de zelfevaluatie). Eén van de belangrijkste consequenties is de nieuwe toewijzing van het budget aan de verschillende categorieën van activiteiten. De toewijzing is als volgt: 70% aan Onderwijs, 20% aan Ondersteuning, 5% aan Professionalisering en 5% aan Innovatie. Deze verdeling is doorvertaald naar de functieomschrijvingen/ taakverdelingen van het docentencorps. Uit de gesprekken met de medewerkers bleek dat deze verdeling strak wordt aangehouden in de praktijk. Bijvoorbeeld de 5% professionalisering wordt door iedere docent ingevuld met cursussen, opleidingen, seminars en stages. Rollen Het competentiegerichte onderwijs stelt andere eisen aan de docent dan het traditionele onderwijs. De onderwijstaken zijn verdeeld in de volgende rollen: Expert kennisdomein, Tutor, Assessor, Studieloopbaanbegeleider, en De rol van coördinator (valt wel onder de categorie Onderwijs, maar bij Overige taken, en dus niet onder de uitvoering van het onderwijs.) De totale contacttijd voor de propedeuse voltijd is door de opleiding gesteld op 15 uren. Voor het 2e jaar is de minimale contacttijd 12 en voor de daaropvolgende jaren 3 en 4 is deze gesteld op 7 uren. De deeltijd/duaal heeft een andere norm omdat de studenten maar 1 dag per week op school zijn. De totale contacttijd voor de propedeuse deeltijd/duaal wordt gesteld op 7 uren voor alle studiejaren. Vanwege de geringe omvang van het team heeft de opleiding externe ondersteuning ingehuurd om een volledig nieuw onderwijsprogramma te ontwikkelen. Ondanks de gemiddeld grotere docent – studentratio geeft 76,1% van de docenten in het MTO 2005 aan de werkdruk als hoog te ervaren. Docenten melden in functioneringsgesprekken dat werken in een klein team een relatief hoge belasting met zich meebrengt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 41
Ze moeten immers alle taken en voorkomende rollen vervullen. Als voordeel noemen ze het feit dat elke docent alle studenten kent en dat meldingen, opmerkingen en vragen van studenten, door de korte lijnen, snel besproken en behandeld kunnen worden. Ook de toetsbeoordelingen veroorzaken een hoge werklast. Ondanks de ervaren werklast (die tijdens de gesprekken met docenten overigens werd gerelativeerd), kent de opleiding normaliter een laag ziekteverzuim. Negatief afwijkend hiervan was het jaar 2004/ 2005. Dit is inmiddels opgelost. De School heeft in het Personeelsplan 2006 de doelstelling geformuleerd de werkdruk onder de docenten te verminderen en wil dit realiseren door: optimalisatie van werkprocessen en procedures; optimalisatie van de personeelplanning. Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de bereikbaarheid van docenten, zowel buiten als tijdens de lesdagen (score 4.6 op schaal van 1 tot 5). Tevens spreken ze een grote mate van tevredenheid uit over de geringe lesuitval. Oordeel: Voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding kent een docent-student ratio van 1:22, wat hoger is dan de gebruikelijke 1:30 binnen de instelling. De randvoorwaarden voor de kwantitatieve invulling wordt gegeven op instellingsniveau. Diezelfde structuur op instellingsniveau borgt tegelijkertijd dat er voldoende middelen zijn voor de invulling van het personeelsdossier. De opleiding heeft in 2006 een analyse gemaakt van het huidige personeelsbestand en dat uitgezet tegenover de behoefte nu en in de toekomst. Wat de opleiding in staat stelt ook op toekomstige ontwikkelingen adequaat in te spelen. Voor extra taken, buiten het verzorgen van het onderwijs, wordt wanneer nodig externe ondersteuning ingehuurd. Studenten geven aan tevreden te zijn over de inzet en bereikbaarheid van de docenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 42
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen In het document ‘’Kiezen voor Professionals’’, heeft de opleiding uitgangspunten geformuleerd met betrekking tot de kwaliteit van instromend personeel op basis van de behoefte zoals die blijkt uit de analyse die in het voorgaande facet wordt besproken. Dit sluit aan bij het onderwijsconcept dat de opleiding en de School of Health hanteren. De competentieprofielen zijn uitgewerkt op basis van een rolverdeling, daarin worden de volgende rollen onderscheiden: 1. expert kennisdomein, 2. onderwijsontwikkelaar, 3. toetsontwikkelaar, 4. assessor, 5. studieloopbaanbegeleider, 6. tutor, 7. onderzoeker en 8. coördinator. Deze wijziging is natuurlijk van invloed op het docentencorps en de competenties die deze personen moeten hebben. De competentieprofielen worden als leidraad gebruikt bij de verschillende hulpmiddelen zoals functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken. Omdat dit systeem vrij recent is ingevoerd, bevindt de opleiding zich wat dit betreft nog in een ontwikkelfase. De docenten worden voorbereid en getraind op het invullen van de verschillende rollen. Zo heeft één docent een coachingopleiding met succes afgerond. Deze docent heeft het afgelopen jaar collega’s begeleid in hun rol van studieloopbaanbegeleider. Uit de curricula vitae blijkt dat vrijwel alle docenten academisch geschoold zijn. Ook hebben ze allemaal hun onderwijsbevoegdheid. Aan gastdocenten wordt de mogelijkheid geboden een cursus didactiek te volgen, om zo de kwaliteit te kunnen waarborgen. Ook aan praktijkbegeleiders wordt deze cursus aangeboden. Deze cursus is voor hen overigens niet verplicht, maar wordt wel sterk aanbevolen. Jaarlijks worden ten minste twee gesprekken met elke medewerker gehouden, waarbij in het eerste gesprek het functioneren en de ontwikkeling aan de orde komen. Het tweede gesprek is het beoordelingsgesprek. Uit deze gesprekken worden de scholingsnoodzaak en -wensen geïnventariseerd. De afgelopen jaren heeft in het scholingsplan de nadruk op het competent ‘’opleiden’’ gelegen. Naast training en scholing bezoeken de docenten relevante congressen en conferenties om nieuwe ontwikkelingen in het beroepenveld en in het eigen vakgebied te volgen. De docenten geven in het MTO 2005 aan dat ze zich voldoende kunnen verdiepen in de ontwikkelingen in hun vakgebied en ook in de beoordelings- en functioneringsgesprekken geven ze aan dat er voldoende tijd is om ‘bij te lezen over de nieuwe ontwikkelingen’. Zoals eerder vermeld is hier 5% van hun aanstelling in tijd voor gereserveerd. Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de kwaliteit van de docenten. Dit oordeel wordt ondersteund door de Alumni-evaluatie 2006, waarin 80% van de respondenten de deskundigheid van de docenten als goed tot uitstekend beoordeelt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 43
Oordeel: Goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed op grond van de volgende observaties: In het document ‘’Kiezen voor Professionals’’ heeft de opleiding uitgangspunten geformuleerd volgens welke zij de komende jaren personeel gaat selecteren en aantrekken. Hiermee wordt door de opleiding ingespeeld op de analyse zoals die onder facet 3.1. is beschreven. Het overgrote deel van het personeel is academisch geschoold. Allen hebben een onderwijsbevoegdheid, of zijn bezig deze te behalen. De docenten ontvangen adequate scholing om zich voor te bereiden op de ‘nieuwe rollen’ die zij zich, in het kader van het competentiegerichte onderwijs, eigen moeten maken. De kwaliteit en het presteren van de docenten wordt bewaakt in functionerings- en beoordelingsgesprekken die jaarlijks worden gevoerd. In evaluaties tonen studenten en alumni zich positief over de kwaliteit van de docenten.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE
Alle tot dit onderwerp behorende facetten zijn als voldoende beoordeeld door het auditteam. De docent-student ratio is goed, en wijkt positief af van het gebruikelijke. De inzet van het personeel wordt geborgd doordat vanuit de instelling voldoende middelen ter beschikking hiervoor worden gesteld. Door de opleiding is een analyse gemaakt van het personeelsbestand en dit is naast de verwachtingen voor de toekomst gelegd. Daarmee kan de opleiding inspelen op de toekomst en eventuele hiaten die in het personeelsbestand zouden kunnen ontstaan. Studenten geven aan dat docenten in voldoende mate de verbinding leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Dit kunnen zij ook doen doordat een groot deel van hen, naast hun aanstelling bij de instelling ook nog een baan hebben in de beroepspraktijk. Het docentencorps heeft een goed en uitgebreid netwerk. Waar in voldoende mate gebruik van wordt gemaakt. Het overgrote deel van de docenten heeft een academische opleiding genoten. Bovendien hebben alle docenten hun onderwijsbevoegdheid, of zijn deze aan het behalen. In evaluaties beoordelen de studenten de docenten positief.
Overeenkomstig de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee van de drie facetten van het onderwerp “Inzet van personeel” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5 onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 44
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen De opleiding MiZ is in februari 2006 verhuisd van Diemen naar het nieuwe Opleidingsinstituut Zorg en Welzijn (OZW), gelegen op de VU-campus aan de Boelelaan in Amsterdam. Met de nieuwbouw van het OZW zijn de voorzieningen afgestemd op de behoefte van de opleiding. De primaire verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de afdeling Facilitaire zaken, een centrale dienst van de hogeschool. De voorzieningen zijn afgestemd op het onderwijsconcept. Kenmerkend daaraan is dat minder behoefte bestaat aan collegezalen en meer aan kleinere werkruimtes waarin met groepen aan opdrachten gewerkt kan worden. Deze werkruimtes zijn voorzien van computeraansluitingen en stopcontacten. Ook kunnen studenten bij de Servicedesk (decentraal onderdeel van de afdeling Facilitaire zaken) laptops, beamers, videocamera’s en andere benodigdheden lenen of huren (afhankelijk van de tijd). Het is tevens de taak van de Servicedesk om de ruimtehuur te organiseren. Studenten kunnen daar aangeven welke ruimte ze wanneer nodig hebben. Binnen het gebouw zijn ruim voldoende ruimtes met pc’s, welke allemaal zijn aangesloten op het intranet van de hogeschool. Op dit intranet heeft de student tevens de beschikking tot diverse nationale en internationale digitale bibliotheken waarop de hogeschool is geabonneerd. Naast de digitale bibliotheken heeft de instelling een eigen, zij het beperkte, bibliotheek tot haar beschikking. Daarnaast heeft de instelling een samenwerking met de VU en kunnen studenten van INHOLLAND ook gebruik maken van de veel uitgebreidere mediatheek van de VU. Uit de periodieke evaluaties blijkt dat de studenten de voorzieningen als zeer positief beoordelen. Oordeel: Goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: De huisvesting en de materiele voorzieningen zijn voldoende toereikend om het programma te realiseren. De vaklokalen, collegelokalen en studieruimten hebben voldoende (ICT) voorzieningen en via uitleen kunnen studenten beschikken over verschillende multimediale toepassingen. Het lesmateriaal en de beschikbare apparatuur zijn voldoende actueel, beschikbaar en sluiten aan bij de stand van zaken in de beroepspraktijk. De beschikbare vakliteratuur is voldoende actueel, voldoende beschikbaar en sluit aan bij de beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 45
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen De studiebegeleiding neemt een prominente plaats in binnen de opleiding. De vierde leerlijn (de reflectieleerlijn of aandachtsleerlijn) is hier geheel aan gewijd. In de filosofie van de opleiding (en het verlengde van competentiegerichte onderwijs) wordt de student geacht steeds zelfstandiger te kunnen opereren. Daarom is in het programma opgenomen dat de studiebegeleiding geleidelijk afneemt. Binnen de vierde leerlijn wordt een aantal gereedschappen gebruikt om de studieloopbaan te monitoren en te sturen. Deze gereedschappen zijn afgestemd op het competentiegerichte leren. Eén van die gereedschappen is het P2OP (Persoonlijk Professioneel OntwikkelingsPlan) waarin de student omschrijft hoe hij/zij voornemens is zich te ontwikkelen (wanneer welke competenties op welk niveau). Uiteraard wordt dit geleid door het opleidingsprogramma, waarin de lijn is uitgezet. Dit wordt systematisch vertaald in een PAP (Persoonlijk ActiePlan). Waarin concreet de acties staan omschreven die de student gaat uitvoeren om dit te bereiken. De realisatie van deze acties wordt verantwoord in reflectieverslagen. De reflectieverslagen worden verzameld in het portfolio, waar dus het bewijs voor de beoogde competentieontwikkeling in is opgenomen. Naast deze opleidingspecifieke studiebegeleiding worden op instellingsniveau de volgende vormen van ‘studentbegeleiding’ aangeboden: studentendecanaat; vertrouwenspersoon; diverse begeleidingscursussen (faalangst- en assertiviteitstraining). Uit de Periode-evaluaties blijkt dat de studenten SLC (studieloopbaancoaching) met een ruim voldoende tot een zeer goed beoordelen. Vooral over de begeleiding bij studieproblemen zijn studenten zeer tevreden. Wel geven studenten aan een persoonlijk gesprek te missen in hun eerste studiejaar om verwachtingen en aansluiting met de beginsituatie door te kunnen spreken. De huidige werkwijze, inclusief verslaglegging in de vorm van reflectieverslagen, wordt als zinvol gekwalificeerd. De verslagen fungeren voor de student en voor de opleiding als tastbaar bewijs van de beoogde competentieontwikkeling (Periode-evaluaties). Afstudeerbegeleiding De afstudeerbegeleiding beslaat (de laatste) twee perioden van het opleidingstraject, acht uur per periode, zestien uur in totaal. Voor de begeleiding van het afstuderen worden er afstudeergroepjes gevormd van maximaal zes studenten. De SLC stopt als aparte leerlijn wanneer het afstudeertraject ingezet wordt. De begeleidende docent van een afstudeergroep is niet de coach van de SLC. Vanuit het werkveld wordt de student begeleid door een werkbegeleider. Met ingang van 2006 heeft de opleiding de begeleiding tijdens het afstuderen gestructureerd. De afgestudeerden zijn positief over de gestructureerde begeleiding en feedback tijdens het afstuderen. Dit heeft te maken met de door de studenten geuite klacht dat zij, naast de begeleiding in de afstudeergroep, ook individueel contact wilden hebben met de begeleidende docent.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 46
Informatie Met het inschrijvings- of herinschrijvingspakket voor het nieuwe cursusjaar ontvangt de student op zijn huisadres een brochure met informatie over regelingen voor inschrijven, stoppen, tussentijds uitschrijven en afstuderen (met voorbeelden toegelicht) en alle relevante informatie die direct aan de studie gekoppeld is. Elke student krijgt een account en e-mailadres toegewezen. De student ontvangt een algemene en een specifieke ICT-gids over webmail, webdata, en betaald printen. Studenten worden vier keer per jaar (na elke periode) schriftelijk geïnformeerd over hun resultaten. In de hal van de gebouwen zijn postvakjes voor studenten voor zaken die niet per e-mail verstuurd kunnen worden. Studenten krijgen schriftelijk uitslag van iedere toets. Tevens krijgt elke student de uitslag gemotiveerd op papier via een individueel feedbackformulier waarop de student de eigen score op de toets als geheel en de score per vak kan vergelijken met die van het gehele cohort. Bij andere toetsvormen ontvangt de student een door de beoordelaar ondertekend beoordelingsformulier met schriftelijke feedback. Twee weken voor aanvang van elke onderwijsperiode worden de roosters gepubliceerd. Roosterwijzigingen worden (naast intranet) ook bekendgemaakt via de roosterschermen die op strategische plekken in de gebouwen zijn opgehangen. Uiterlijk twee weken na aanvang van een onderwijsperiode wordt het toetsrooster van de desbetreffende periode gepubliceerd op Blackboard. Via Portal kunnen studenten hun studievoortgang zoals deze geregistreerd is in het studievoortgangsysteem Peoplesoft inzien. Via Blackboard krijgen studenten de periodeboeken en ander onderwijsmateriaal en worden er mededelingen (announcements) gedaan over organisatorische zaken. In 2005 waren er aanzienlijke aanloopproblemen met de digitale informatievoorziening. Deze zijn adequaat aangepakt met als resultaat dat de studenten in 2006 een positieve waardering uitspreken.
Oordeel: Goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: De gehele vierde leerlijn (reflectielijn of aandachtslijn) is gericht op de studiebegeleiding. Studiebegeleiding neemt dus een prominente plek in binnen de opleiding. Voor de effectuering van de studiebegeleiding is door de opleiding een aantal gereedschappen ontwikkeld: Persoonlijk Professioneel OntwikkelPlan (P2OP), Persoonlijk Actieplan, reflectieverslagen en portfolio. Op instellingsniveau zijn een studentendecanaat en een vertrouwenspersoon aangesteld. Daarnaast worden diverse begeleidingscursussen aangeboden. Uit periode evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de studiebegeleiding. De afstudeerbegeleiding is voldoende, al geven studenten aan meer persoonlijke begeleiding te wensen. De docenten van de opleiding zijn betrokken bij de begeleiding van hun studenten, zo blijkt uit gesprekken met docenten en studenten, en de drempels zijn laag. De studievoortgang van de studenten wordt geborgd met het portfolio en het persoonlijk ontwikkelingsplan (P2OP), dat aan elke (studieloopbaan)begeleider van de student duidelijke informatie geeft over de studievoortgang. Studenten zijn tevreden over de begeleiding en ondersteuning bij de opleiding De opleiding informeert de studenten over de organisatie en de inhoud van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 47
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende. De huisvesting is relatief nieuw, en sluit goed aan bij de behoefte van de opleiding. De ruimtelijke en materiele voorzieningen maken het goed mogelijk de opleiding te realiseren. De informatievoorziening is voldoende. Ook de digitale informatievoorziening is verbeterd, nadat in 2005 enkele aanloopproblemen zich voordeden. Studiebegeleiding neemt een prominente plek in binnen het onderwijs. Het is goed uitgewerkt in de vierde leerlijn, de reflectie- of aandachtslijn. Op instellingsniveau worden basisvoorzieningen aangeboden voor studenten, zoals een studentendecanaat en ondersteuningscursussen. Overeenkomstig de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel beide facetten van het onderwerp “Voorzieningen” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5 onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 48
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen Kwaliteitszorg binnen de hogeschool is gebaseerd op twee principes: 1. het EFQM model en 2. de PDCA cyclus. Binnen de EFQM methodiek, worden verschillende niveaus onderscheiden. De instelling streeft ernaar in 2010 op niveau 3 te zitten, waarbij het primaire proces systeemgericht is opgesteld. Uit gesprekken tussen het auditteam en de kwaliteitscoördinator van de instelling bleek dat deze principes worden nageleefd. Het houden van evaluaties maakt een essentieel onderdeel uit van de gehanteerde kwaliteitssystematiek. De volgende evaluaties worden structureel uitgevoerd: 1. periode-evaluaties, 2. kwaliteitsonderzoek, 3. eindevaluaties onder studenten, 4. evaluatie ‘leren op de werkplek in de afstudeerfase’, 5. alumni-onderzoek, 6. medewerkertevredenheidsonderzoek, 7. studenttevredenheidsonderzoek en 8. aansluitingsonderzoek. De planning van deze evaluaties wordt jaarlijks opgesteld. De planning (evaluatieplan) voor het jaar 2006 – 2007 is door het auditteam ingezien en aantoonbaar uitgevoerd. De verschillende evaluaties zijn hieronder kort omschreven: iedere periode wordt afgesloten met een periode-evaluatie onder studenten. De vragenlijsten die gehanteerd worden bestaan uit een weloverwogen mix van vragen op hoofdlijnen, zoals leereffect, actualiteit, praktijkgerichtheid, en samenhang als ook vragen op microniveau, zoals over de uitvoering van het onderwijs, projectbegeleiding en studieloopbaancoaching. De kwaliteitscoördinator van de opleiding verwerkt de gegevens en maakt een verslag voor het team. Op basis van de evaluaties wordt, na een teamvergadering en in nauw overleg met de studenten, het onderwijs verbeterd waar dit nodig is. met behulp van het kwaliteitsonderzoek beroepspraktijk wordt elke instelling eenmaal per vier jaar aan een audit onderworpen. Hiervoor gebruikt de opleiding vier vragenlijsten, één voor studenten, één voor docenten, één voor de begeleider in de instelling en één voor het hoofd van de instelling (c.q. afdeling). De resultaten van deze vragenlijsten worden met de instelling besproken, waaruit zowel voor de instelling als voor de opleiding verbeteracties voort kunnen komen. de evaluatievragen in de eindevaluaties zijn specifiek gericht op de voorbereiding op het afstuderen, het afstudeerproject, de begeleiding tijdens het afstuderen en het leereffect van de afstudeerfase. Daarnaast wordt gevraagd naar het oordeel van de studenten over de inhoud en het niveau van de opleiding. een docent van de opleiding beoordeelt in de Evaluatie leren in afstudeerfase op basis van gezamenlijke evaluatie met de student en de leidinggevende van de instelling de kwaliteit van het afstudeerwerkstuk/scriptie. Samen met de student en de leidinggevende van de instelling voert de docent een gesprek bij de instelling waar de student werkt. elke twee jaar wordt onder alumni een schriftelijk onderzoek (het zogenaamde Alumni-onderzoek) gehouden naar het gerealiseerde niveau, de kwaliteit van de opleiding, de afstemming met het werkveld en de marktpositie van afgestudeerden. De opleiding gaat participeren in het hogeschoolbrede alumniproject dat gestart is in 2006. het studenttevredenheidsonderzoek (STO) wordt in opdracht van Hogeschool INHOLLAND jaarlijks uitgevoerd door een extern onderzoeksbureau en gelijktijdig onder alle studenten van INHOLLAND digitaal afgenomen. De resultaten ervan worden gegenereerd op locatie-, School of Health- en opleidingsniveau. De uitslagen geven vooral informatie op hoofdlijnen (voorzieningen, gebouwen en
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 49
een algemeen beeld van de opleidingen). het medewerkerstevredenheidsonderzoek MTO wordt in opdracht van Hogeschool INHOLLAND elke twee jaar uitgevoerd door een extern onderzoeksbureau en digitaal afgenomen onder alle medewerkers van INHOLLAND. De vragenlijst is gericht op de huidige functie, arbeidsomstandigheden, werkdruk, collega’s, leidinggevende, organisatie, agressie en geweld, ontwikkelingsmogelijkheden en cultuur. sinds 2005 wordt in opdracht van Hogeschool INHOLLAND jaarlijks een aansluitingsonderzoek afgenomen onder alle studenten die voor het eerst bij INHOLLAND studeren. Dit onderzoek richt zich op de vraag in welke mate de opleiding aansluit op de vooropleiding van de student. Er wordt ondermeer gevraagd naar de inhoud, de werkvormen, begeleiding en organisatie van de opleiding. in de zesjarige beoordelingscyclus (afgeleid van de accreditatietermijn) van de opleiding wordt tweemaal een interne audit afgenomen, twee jaar voorafgaand en twee jaar volgend op een externe visitatie. Interne audits vinden plaats op basis van een door de opleiding op te stellen ‘zelfevaluatie op hoofdlijnen’. Dit kan zijn een gezamenlijk ingevulde INK-score (op basis van het EFQM model) of een vereenvoudigd NVAO-zelfevaluatierapport. Audits worden uitgevoerd door INK-getrainde auditoren. De interne audit van de School of Health (inclusief opleiding MiZ) is gehouden in het voorjaar van 2005. De interne audit van het vereenvoudigd NVAO-zelfevaluatierapport is gehouden in het voorjaar van 2006. naast voornoemde onderzoeken neemt de opleiding vanaf 1996 jaarlijks deel aan de HBO-Monitor. De opleiding gebruikt de gegevens van de HBO-monitor om haar eigen rendementen te vergelijken met de landelijke trends.
Gedurende 2006-2007 en de navolgende jaren gaat de opleiding de periode-evaluaties verder standaardiseren. Doel is te komen tot een meer eenduidige en effectieve systematiek voor wat betreft de vraagstelling, de lay-out van de formulieren en de wijze van verwerking. In het studiejaar 2007-2008 worden de periode-evaluaties met behulp van een digitaal afname- en verwerkingssysteem gehouden (Evasys). Dit systeem wordt hogeschoolbreed ingevoerd. De evaluatie met het werkveld over de kwaliteit van de werkplekken van de studenten wordt in de komende jaren gecontinueerd in het project tot Kwaliteitsbewaking van de BeroepsPraktijk (het KBP-project). De onderwerpen uit het STO die onvoldoende scoren en die direct verbeterd kunnen worden, worden in de periode-evaluaties opgenomen ter monitoring van de voortgang. De overige onderwerpen worden in het Jaarplan kwaliteit (onderdeel van het domeinplan MiZ en opgenomen als bijlage in het Kwaliteitshandboek MiZ) opgenomen en uitgevoerd. De website voor alumnistudenten zal door de opleiding worden gevuld gedurende het jaar 2007-2008. De opleiding heeft recent de eerste alumnistudenten van de MiZ naar de website verwezen en over de mogelijkheden daarvan geïnformeerd. Oordeel: Voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Kwaliteitszorg wordt instellingsbreed gestuurd en is gebaseerd op de EFQM methodiek en de PDCA cyclus. Evaluaties maken een belangrijk onderdeel uit van het kwaliteitssysteem. Evaluaties zijn dan ook goed gestructureerd en gestandaardiseerd zodat informatie snel en eenvoudig inzichtelijk gemaakt kan worden. In het kwaliteitssysteem zijn evaluaties opgenomen die betrekking hebben op de verschillende processen binnen de instelling (zowel het primaire onderwijsproces als secundaire en beleidsprocessen) en op verschillende groepen mensen (studenten, medewerkers, alumni en het werkveld).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 50
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen Richtinggevend zijn de verbeterpunten naar aanleiding van de visitatie en de geformuleerde uitgangspunten van INHOLLAND ten aanzien van kwaliteitsmanagement. INHOLLAND werkt naar een integraal kwaliteitssysteem toe, waarbij het doorlopen van de Plan-Do-Check-Act (PDCA)-cyclus op alle niveaus en in alle onderdelen van de organisatie richtinggevend is. Op basis van de in het vorige facet genoemde evaluaties, het overleg tussen docenten en studenten en de bespreking met de docenten, analyseert de opleiding de verzamelde informatie en stelt naar aanleiding hiervan verbeterplannen op. De verbeteracties die snel gerealiseerd kunnen worden, worden direct uitgevoerd. Verbeteracties die een meer structurele oplossing vragen worden meegenomen in de jaarcyclus. Hetgeen betekent dat deze verbeteracties in het volgende jaarplan worden opgenomen en gedurende dat jaar worden uitgevoerd. Het auditteam heeft tijdens de audit gevraagd naar de uitkomsten van de verschillende evaluaties zoals die in het vorige facet zijn omschreven en de verbeterpunten die daaruit zijn voortgekomen. De kwaliteitscoördinator kon aantonen dat de resultaten uit de evaluaties daadwerkelijk hebben geleid tot verbeterpunten, die consequent zijn uitgezet en waarvan de realisatie wordt bewaakt. Een belangrijk deel van deze verbeteringen geven antwoord op de constateringen in het visitatierapport. Zie daarvoor de paragraaf ‘Beschrijving van traject n.a.v. Visitatierapport 2001’ over het rapport: ‘Visitatierapport Met Zorg Gewogen’. De verbeteringen die zijn doorgevoerd hebben betrekking op de verschillende onderdelen van de organisatie en hebben geleid tot, in zijn algemeenheid, professionalisering van de organisatie. Daarnaast hebben de signalen uit de evaluaties (bijvoorbeeld onder het werkveld) geleid tot een inhoudelijke verbetering van het programma. De recente curriculumwijzigingen zijn hiervan een voorbeeld. De kwaliteitscoördinator voert de bewaking op de realisatie van de verbeteringen. Dit geschiedt adequaat, zo constateerde het auditteam tijdens de audit. Oordeel: Goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: Verbeterplannen worden op ‘School’ niveau opgesteld en zijn gebaseerd op: de evaluaties zoals besproken onder het voorgaande facet (5.1.), interne overleggen met docenten en studenten, uit de opleidingscommissie, de werkveldcommissie en andere signalen zoals klachten. De signalen die hieruit voortkomen worden door het management team (MT) van de ‘School’ besproken en vertaald naar verbeterpunten per opleiding. Deze verbeteringen zijn in een plan verwoord en “handen en voeten gegeven”. Op een structurele wijze worden uitgezette maatregelen en verbeterpunten in overleggen bewaakt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 51
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen De opleiding beschouwt medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld als haar stakeholders in het ontwerpen, ontwikkelen en aanbieden van goed onderwijs. Al deze partijen zijn dan ook op gezette tijden bij de kwaliteitszorg van de opleiding betrokken. Medewerkers en studenten Resultaten van evaluaties worden aan alle medewerkers van de opleiding gestuurd. Deze resultaten komen ook aan de orde tijdens IPOP- en functioneringsgesprekken en bij het vaststellen van taken en voorkeursrollen van docenten. Resultaten en verbeteracties zijn een vast agendapunt tijdens het teamoverleg van de opleiding. De evaluatieresultaten worden direct naar alle groepen studenten teruggekoppeld. Mede doordat de opleiding klein is en een klein docententeam heeft, kunnen studenten eenvoudig ook ongevraagd zaken die voor hen belangrijk zijn aan het team doorgeven. Opleidingscommissie Bijstelling van het curriculum vindt plaats op basis van ontwikkelingen in het werkveld of naar aanleiding van evaluatieresultaten van studenten en/of medewerkers. Bijstelling van het curriculum betekent een wijziging van de onderwijs- en examenregeling (studiegids) , waarover de opleidingscommissie jaarlijks een gezamenlijk advies aan de directeur van de School uitbrengt alvorens deze wordt bijgesteld. Onderwijsontwikkelaars Het onderwijs wordt door enkele docenten van de opleiding bijgesteld op grond van de evaluaties, de landelijke ontwikkelingen (via het LOK) en de ontwikkelingen in het werkveld. De docenten kunnen gebruikmaken van ondersteuning door een onderwijskundige van de School. Gezamenlijk checken zij of er sprake is van samenhang, of het toetsbeleid aansluit op het onderwijs, of de beoogde studielast correct is, of er een duidelijke opbouw in complexiteit is tussen de verschillende perioden en of het niveau van het betreffende programmaonderdeel in de loop van het studiejaar kan worden bereikt. Afnemend beroepenveld In het proces van interne kwaliteitszorg zijn de werkveldcommissie en de diverse instellingen waar studenten werken erg belangrijk vanwege de afstemming tussen de opleiding en het werkveld, de kwaliteit van het leren op de werkplek, het signaleren van trends en ontwikkelingen in het beroepenveld en de actualisering van het curriculum. Op basis van input van de werkveldcommissie 2006-2007 wil de opleiding het contact met de instellingen nog meer intensiveren, enerzijds om de afstemming tussen de opleiding en de praktijk te verbeteren, anderzijds om de instellingen beter te informeren over de inhoud van de opleiding. Alumni Elke twee jaar voert de opleiding een alumnionderzoek uit. De laatste keer was dat in 2006. De aansluiting met het INHOLLAND-brede alumniproject gaat naar verwachting een actief contact tussen de opleiding en de alumni stimuleren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 52
De instelling heeft als doelstelling om alumni, meer dan tot nog toe het geval is, te betrekken bij de opleiding en de verbetering van de opleiding. Daartoe heeft zij een speciale alumnisite opgezet, welke het komende jaar gepubliceerd wordt. Alumni zullen actief benaderd worden om deel te nemen aan/ zich in te zetten voor de opleiding. Oordeel: Voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observatie: Zowel medewerkers als studenten, alumni en het beroepenveld worden op verschillende manieren bij de verbetering van de opleiding betrokken. Voor al deze partijen is een evaluatievorm ontwikkeld. Voor al deze partijen is een methode ontwikkeld, zij het middels overleggen of formulieren, volgens welke zij hun bevindingen, verbeterpunten aan de opleiding kunnen voorstellen. Wanneer mogelijk worden deze partijen tevens betrokken bij de uitvoering en implementatie van de geformuleerde maatregelen en verbeterpunten. Aan het auditteam zijn concrete verbeterpunten getoond die in samenspraak en samenwerking met docenten en andere betrokkenen worden geïmplementeerd. SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als voldoende. Alle tot dit onderwerp behorende facetten zijn als voldoende beoordeeld. De instelling heeft een ver ontwikkeld kwaliteitssysteem dat in ieder geval de onderdelen uit het accreditatiekader goed afdekt. Door de opleiding wordt een keur aan evaluaties uitgevoerd. Informatie uit deze evaluaties, maar ook andere signalen uit het kwaliteitssysteem worden structureel gebruikt ter verbetering van de organisatie en de opleiding. Alle partijen die door het accreditatiekader vereist worden betrokken te zijn bij de kwaliteitszorg, zijn ook daadwerkelijk betrokken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 53
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen De eerste lichting studenten is gestart in studiejaar 2005/2006. De (verkorte) opleiding kost drie jaar, de eerste studenten studeren dit jaar (2007) af. Op 24 mei 2007 heeft de audit plaatsgevonden. Ten tijde van de audit waren nog geen afstudeerwerkstukken ingeleverd. Het auditteam heeft aan de opleiding gevraagd om aanvullend aan de audit een aantal afstudeerscripties op te sturen. Deze werkstukken zijn door het auditteam geselecteerd uit een groslijst. Deze afstudeerwerkstukken worden hieronder besproken. Vanwege de beperkte informatie (van slechts één generatie afstudeerders) is het niet mogelijk om tendensen te herkennen. Daarnaast is het afstudeertraject ook voor de opleiding een groei- en verbetertraject waarin nu de eerste stap is gezet. Dit in acht nemend is het auditteam tot de onderstaande bevindingen en oordeel gekomen. Naast de afstudeerwerkstukken is het gerealiseerde eindniveau door het auditteam vastgesteld op basis van: gesprekken met afstudeerders, alumni (van de voormalige kaderopleiding) en met het werkveld. Daarnaast is gekeken naar de systematiek die wordt gebruikt om het eindniveau te bepalen en te beoordelen. Van een student wordt in het (individuele) afstudeerproject het volgende gevraagd: Voer, binnen of buiten de eigen werkeenheid, een complexe verandering in, waar een (project)team een belangrijke rol speelt en waar sturing op nodig is. Wat betekent: Het initiëren, faciliteren, implementeren en sturen van het veranderproces, vastgelegd in een plan van aanpak Het opstellen en uitvoeren van een productontwerp Het opstellen en bijhouden van een voortgangsrapportage Het schrijven van een managementsamenvatting Het schrijven van een reflectieverslag volgens richtlijnen in de bijlage beoordeling afstudeerproject. Het organiseren van een projectmarkt waarin het product/resultaat van het project wordt gepresenteerd Het beoogde resultaat: Een geslaagde realisatie van een verandering / project Voor ieder onderdeel (plan van aanpak, productontwerp, voortgangsrapportage, management samenvatting, reflectieverslag, presentatie) is een beoordelingsformulier ontworpen. Op het beoordelingsformulier staan de criteria die worden gescoord, op basis waarvan een cijfer wordt berekend. Deze formulieren geven onvoldoende ruimte aan de weergave van de inhoudelijke beoordeling. Zie ook facet 2.8 Beoordeling en Toetsing. De 1ste periode van de afstudeerfase wordt afgesloten met een plan van aanpak en een ontwerpplan waaruit duidelijk blijkt wat de student in de afstudeerfase gaat organiseren en realiseren. Tevens maakt de student aan het eind van deze periode een reflectieverslag Het project wordt aan het einde van de afstudeerfase afgesloten met een managementsamenvatting en een presentatie van het eindproduct op de projectmarkt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 54
Tevens maakt de student aan het einde van de afstudeerfase een reflectieverslag. Voor het auditteam is het afstudeerproces en de beoordelingsprocedure inzichtelijk gemaakt. Het auditteam is ervan overtuigd dat deze, stapsgewijze methode in de kern een goede methodiek is, mits veranderingen in de formulieren worden aangebracht. Het auditteam heeft in twee trajecten acht afstudeerwerkstukken beoordeeld. Deze afstudeerwerkstukken zijn ad random van een groslijst gekozen. Alle afstudeerwerkstukken zijn door de opleiding als voldoende beoordeeld. Het auditteam is van mening dat een voldoende beoordeling voor de verschillende werkstukken gerechtvaardigd is. Dit oordeel is voornamelijk gebaseerd op de inhoud van de werkstukken. Wel signaleert het auditteam dat een overgroot deel van de scripties wat betreft structurering en inzichtelijkheid te wensen over laat. Ook wordt in onvoldoende mate een koppeling gelegd naar de gebruikte literatuur. Naast het primaire bewijs (de afstudeerprojecten) is tevens gesproken met alumni en het werkveld. Tijdens de audit gaven zij expliciet aan tevreden te zijn over de opleiding en de mate waarin de opleiding de studenten voorbereidt op hun toekomstige functie in de beroepspraktijk. Alumni geven aan de opleiding als ‘zwaar’ ervaren te hebben, waarbij vooral de persoonlijke groei als belangrijkste toegevoegde waarde wordt beoordeeld. De vertegenwoordigers van opdrachtgevers voor de afstudeerprojecten geven aan dat de projecten op een voldoende niveau worden ingestoken en uitgevoerd. Bovendien vinden zij de begeleiding vanuit de opleiding adequaat. Al met al, signalen op basis waarvan het auditteam het gerealiseerde niveau als voldoende beoordeelt. De afstudeeropdracht wordt structureel met studenten geëvalueerd. Daarnaast wordt met de vierdejaarsstudenten de opleiding in zijn geheel geëvalueerd. De opleiding krijgt informatie over het gerealiseerde niveau via: overleg met de werkveldcommissie waarin het niveau een terugkerend agendapunt is; informele contacten met managers uit het werkveld; participatie van mensen uit het werkveld in ontwikkelgroepen; structurele contacten en bezoeken van docenten in de instellingen. Vanaf 1999 onderzoekt de opleiding tweejaarlijks de aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt en het niveau en de inzetbaarheid van de afgestudeerden onder oud-studenten. Vanaf 2003 is dit onderzoek uitgebreid met een onderzoek onder werkgevers. De alumni hebben een overwegend positief oordeel over de opleiding (Alumni-evaluatie 2006). Ruim 70% van de respondenten geeft aan dat de opleiding goed tot zeer goed aansluit op de hun functie. Ook is 74% van de respondenten van mening dat zijn verworven competenties toereikend zijn voor de huidige functie. Van de respondenten acht 77% het bereikte eindniveau goed, 23% beschouwt het als redelijk. Oordeel: Voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende op basis van de volgende bevindingen: De afstudeerverslagen die door het auditteam in zijn gezien geven een voldoende beeld van het niveau van de projecten. Daarbij is het auditteam voornamelijk overtuigd door de praktische resultaten, meer nog dan door de geproduceerde verslagen. Opdrachtgevers van afstudeerders gaven aan positief te zijn over de gerealiseerde resultaten. Eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken alsmede de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie van het beroepenveld op de kwaliteit van de afgestudeerden, hebben tot dit oordeel geleid. De beoordelingsmethodiek en criteria vormen een goede basis voor de beoordeling, maar verdienen nog enige aanscherping.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 55
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen Onderwijsrendement De opleiding verzamelt minstens twee keer (oktober en maart) per jaar systematisch kwantitatieve data en zorgt voor ordening en interpretatie, zodat ze het gewenste inzicht kan verkrijgen in het onderwijsrendement. De kengetallen worden afgezet tegen streefcijfers, welke worden vergeleken met cijfers van andere MiZopleidingen. De kengetallen en streefcijfers zijn beschreven in het Handboek Kwaliteitszorg Management in de Zorg (2006). Voor zover inzichtelijk, scoort de opleiding verzorgd door Hogeschool INHOLLAND ten opzichte van andere opleidingen MiZ, goed. Resultaten in kengetallen De opleiding heeft streefcijfers gesteld. Deze zijn gekoppeld aan de kengetallen die over de afgelopen jaren zijn bijgehouden en die hieronder zijn weergegeven. De opleiding streeft naar: a. Aantal nieuw ingestroomde studenten Streeftrend: het aantal nieuw ingestroomde studenten is gelijk aan dat van de peildatum van het voorgaande studiejaar. b. Aantal in- en uitstromende studenten met een leidinggevende of coördinerende functie Streeftrend: er stromen meer studenten met een leidinggevende of coördinerende functie uit dan er per cohort zijn ingestroomd. c. Aantal ingeschreven studenten totaal Streeftrend: het aantal ingeschreven studenten totaal is gelijk aan die van de peildatum van het voorgaande studiejaar. d. Uitvalpercentage: percentages uitvallers gedurende de opleiding Streefcijfer is: het percentage uitvallers in de opleiding is maximaal 25%. e. Gemiddelde studieduur afstudeerders in maanden Streefcijfer: de gemiddelde studieduur van de opleiding, de 2-jarige variant, is 23 maanden of minder (dat dit minder is dan 24 maanden, wordt verklaard door de start in september en de afsluiting in juni) De gemiddelde studieduur van de opleiding voor de 2,5-jarige variant is 29 maanden. f. Gemiddelde studieduur van uitvallers in maanden Streefcijfer: de gemiddelde studieduur van uitvallers is 10 maanden of minder, dit geldt zowel voor de 2jarige als de 2,5-jarige variant. g. Diplomarendement in drie jaar: Streefcijfer: minimaal 75% van de studenten van zowel de 2-jarige als de 2,5-jarige behaalt het einddiploma in 2- dan wel 2,5-jaar. (Dit was op het moment van aanleveren van deze informatie nog niet bekend.) Per kengetal wordt een overzicht gegeven van de laatste vier jaar, of de laatste vier cohorten waarvan de kengetallen kunnen worden berekend.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 56
Studenten
2004
2005
2006
2007 ( febinstroom)
c
Aantal ingeschreven studenten
84
90
73
89
a
Instroom MiZ
52
40
23
16
b
Aantal afgestudeerden
40
38
21
e
Gemiddelde studieduur afgestudeerden
23.2
23.2
24.3
d
Aantal uitvallers
10
12
5
f
Gemiddelde studieduur uitvallers in maanden
8.3
5.7
4.1
Bij alle cohorten is het streefcijfer ‘minimaal 75% van de studenten behaalt het einddiploma in vijf jaar’, gerealiseerd. De opleiding kan stellen dat zij een hoger dan gemiddeld studierendement heeft (in vergelijking met landelijke gemiddelden). De uitvalpercentages van de opleiding Kader in de Gezondheidszorg zijn in vergelijking met de landelijke cijfers in de jaren 2002-2003 en 2004 lager dan de landelijke uitvalgegevens. In het jaren 2005 stijgt de uitval, waarna hij in 2006 aanzienlijk daalt. Uit periode-evaluaties en exitinterviews is gebleken dat vooral mbo-studenten het bachelorprogramma als zwaar ervaren. De gemiddelde studieduur van uitvallers is lager dan de landelijke cijfers. Uitval in de kaderopleiding en de opleiding MiZ vindt voornamelijk plaats in het eerste studiejaar van de student en heeft vooral te maken met persoonlijke omstandigheden van de studenten. Oordeel: Voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende op grond van de volgende observaties: Vanwege het feit dat de opleiding slechts enkele jaren geleden is gestart zijn nog maar weinig gegevens voorhanden. De gegevens die voorhanden zijn tonen een positieve tendens ten opzichte van de voorgaande jaren. Ten opzichte van collega-opleidingen MiZ, scoort de opleiding verzorgd door Hogeschool INHOLLAND goed.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” als voldoende. Dit doet zij op basis van de volgende bevindingen: De resultaten voor zover inzichtelijk geven een positief beeld. De eindwerkstukken die door het audit zijn ingezien zijn van een voldoende niveau en sluiten aan op de opleiding qua oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Opdrachtgevers van studenten zijn positief over de praktische resultaten van de eindprojecten. Afstudeerders geven aan het einde van de opleiding de leerdoelen en het bijbehorende niveau gerealiseerd te hebben.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 57
3
SAMENVATTEND OORDEEL
Het auditteam adviseert de NVAO om de opleiding Management in de Zorg van Hogeschool INHOLLAND, in casu van de School of Health met CROHO nummer 34538 accreditatie te verlenen. Dit is volgens het auditteam gerechtvaardigd omdat: Op alle accreditatie onderwerpen een voldoende als oordeel volgens het auditteam gerechtvaardigd is. Alle onderliggende facetten als voldoende of goed door het auditteam zijn beoordeeld. De opleiding studenten aflevert die, volgens het afnemende werkveld, voldoen aan het bachelor niveau. Het bachelor niveau wordt bereikt door een evenwichtig en goed opgezet programma, dat zich gesteund ziet door voldoende voorzieningen en ‘not at least’ een gedreven en kwalitatief hoogstaand docentencorps. Het programma is opgesteld op basis van het opleidingsprofiel dat is afgeleid van het beroepsprofiel van de middenmanager in de zorg. De afstemming tussen beroepsprofiel, opleidingsprofiel en programma heeft op een gestructureerde wijze plaatsgevonden, waarbij het werkveld een belangrijke inbreng heeft gehad. De opleiding zich specifiek en weloverwogen richt op de zachtere kant van management. Het auditteam acht dit passend in relatie tot het domein. De basisbeginselen van de harde kant van het management, sinds afgelopen studiejaar, ook in het programma worden vertegenwoordigd. Binnen de organisatie een structuur is ontwikkeld volgens welke de kwaliteit van het onderwijs, maar ook van de ondersteunende processen en voorzieningen wordt geborgd en continu worden verbeterd. Het auditteam concludeert dat het beoogde eindniveau in voldoende mate in de eindwerkstukken wordt gerealiseerd en aantoonbaar is. Tegelijkertijd wijst het auditteam erop dat de structurering van de werkstukken en het correcte gebruik van de literatuurlijst te wensen overlaat. Evenals de gebruikte beoordelingsformulieren die bureaucratisering in de hand werken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 58
3.1
Oordeelschema HBO bachelor opleiding MiZ, deeltijd HBO BACHELOR OPLEIDING MiZ deeltijd Onderwerp / Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding
V
1.1. Domeinspecifieke Eisen
V
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
V
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
V
2.3. Samenhang Programma
V
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V V4
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G V5
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
G
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
4 5
V
Extra aantekening: Goed Extra aantekening: Goed
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 59
BIJLAGE 1: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren R.J.M. van der Hoorn MBA, CMC Rob van der Hoorn studeerde bedrijfseconomie (heao) en bedrijfskunde en is sinds 1996 mede eigenaar van de Hobéon Groep. Hij is bedrijfskundig adviseur en houdt zich onder andere bezig met financieel economische vraagstukken voor hoger onderwijsinstellingen. Hij is gecertificeerd lid is van de orde van organisatiekundige en organisatieadviseurs (OOA) en directeur van een venture capital bedrijf. Bovendien begeleidt hij enkele MKB ondernemingen bij hun bedrijfsontwikkeling. Hiervoor was hij onder andere financieel interim directeur van een branche organisatie, interim directeur bij een gemeente in de Randstad en interim directie voorzitter van een economische faculteit van een middelgrote hogeschool en algemeen directeur bij een hogeschool in het oosten des lands. mr. H. Frederik Hans Frederik heeft zowel kennis van als ervaring met het onderwijs als zijdelings van het MiZ domein. Hij is werkzaam geweest als directeur en organisatieadviseur binnen het bedrijfsleven en is als leerplancoördinator, projectmanager en directeur oriëntatiejaar werkzaam geweest binnen een grote instelling voor hoger onderwijs. Thans voert hij als zelfstandig adviseur verschillende opdrachten uit op het snijvlak van organisatie en onderwijs. G. Hommes Gerard Hommes is als student-lid verbonden aan het auditteam. Gerard studeert aan de Hogeschool Saxion en volgt daar de opleiding MiZ. Hij studeerde daarvoor aan de academie voor fysiotherapie, waar hij in 1990 een diploma ontving. Gerard heeft verschillende functies ingevuld in het fysiotherapeutisch werkveld. Sinds 1999 heeft hij tevens enkele leidinggevende- en organisatorische functies bekleed. Zo is hij vakgroepcoördinator fysiotherapie bij de Vogellanden geweest, en heeft bij dezelfde instelling in de ondernemingsraad gezet en is hij interim-lid geweest van het management team sector volwassenen. Thans is hij voorzitter van de ondernemingsraad en clusterhoofd a.i. voor het Centrum voor Revalidatie van de Vogellanden. drs. J.K Cappon JanKees Cappon is recent lid geweest van de driehoofdige raad van bestuur van het Amphia Ziekenhuis te Breda. Hij is als lid van de raad van bestuur verbonden geweest aan de Alatus Zorggroep en het Rijnland Ziekenhuis. Als manager bedrijfsvoering was Jankees werkzaam bij het Universitair Medisch Centrum te Utrecht. Jankees heeft ervaring met het hoger onderwijs opgedaan toen hij werkzaam was bij het bureau van de Vereniging HBO-raad van 1977 tot 1989. Bij de HBO-raad heeft hij meerdere functies vervuld. drs. K. Boonstra Klaus Boonstra is directeur/ bestuurder van de instelling Zorggarant Thuiszorg. Voordien is hij in verschillende leidinggevende functies (hoofd medische zorg, hoofd klinische Zorg) werkzaam geweest bij diverse zorginstellingen. Naast zijn werk heeft Klaus diverse nevenfuncties in zowel de zorg als in het onderwijs. Zo is hij voorzitter geweest van de verschillende stichtingen, besturen en verenigingen in de zorg (Zorgnetwerk Schoterwerven, Ventura, Stichting Vrijwilligers Palliatieve en Terminale Zorg Tjonger & Linde, Zorgnetwerk Friesland Oost).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 60
ing. M. in 't Veld Martijn in ’t Veld volgde de opleiding bouwkunde en is afgestudeerd op het onderwerp ‘kwaliteitszorg’. Na zijn studie was Martijn KAM functionaris (Kwaliteit, Arbo en Milieu) bij Hillen & Roosen, een middelgroot aannemersbedrijf. Vanaf juli 2004 is Martijn werkzaam bij Hobéon Management Consult in een tweezijdige functie. Waarbij hij enerzijds als kwaliteitscoördinator het kwaliteitssysteem van Hobéon bewaakt en verbetert en anderzijds optreedt als auditor bij de volgende bedrijven/ instellingen: bouwbedrijven, architectenbureaus, kunst- en cultuurinstellingen en hogescholen en universiteiten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 61
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 62
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 63
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 64
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 65
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 66
BIJLAGE 2: programma visitatie accreditatie - Audit opleiding Management in de Zorg - deeltijd – Hogeschool INHOLLAND – 24 mei 2007 Tijd / ruimte
Gesprekspartners
08.30 – 08.45 08.45 – 09.00
Managementteam Marij Urlings Janny van Tuijl
09.00 – 10.00
Managementteam
Auditoren
Onderwerpen
Auditteam
Voorbespreking
Auditteam: Van der Hoorn In ‘t Veld Frederik Boonstra Hommes Cappon Auditteam
Kennismaking. Definitieve vaststelling programma.
Marij Urlings Janny van Tuijl
10.00 – 10.45
Kernteam MiZ
Auditteam
Pien van Langen Jeannet Stolte Ina van der Schaaf Jan Bloemers Hans van der Laan Christine Holtkamp 10.45 – 11.00 11.00 – 11.45
Docenten – deeltijd Pien van Langen Jeannet Stolte (o.v.) Ina van der Schaaf Jan Bloemers Hans van der Laan Christine Holtkamp
11.00 – 11.45 (parallel)
Studenten – deeltijd Jeroen Deijnum Corrie van der Linden Lia Kok Daan van Duin Carolien Mangnus Bas van Montfoort Karin Voeten Bianca Hoek Lianne Terpstra Fatiha Zoubairi Dorine Vos
Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie en instroom Internationalisering / Lectoraat / Innovatie Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel / Deskundigheidsbevordering Resultaten / rendementen Alumnibeleid Curriculum Toetsen en beoordelen Instroom Stage en afstuderen Minoren Studie(loopbaan)begeleiding
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Cappon Frederik In ‘t Veld
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Instroom / propedeuse Aansluiting instroom en programma Samenhang programma Toetsen en beoordelen Eindkwalificaties Praktijkcomponent / stages Internationalisering / Deskundigheidsbevordering Studiebegeleiding Informatievoorziening Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent
Van der Hoorn Hommes Boonstra
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 67
Tijd / ruimte
Gesprekspartners
11.45 – 12.30
12.30 – 13.15
(Deel) Auditteam Rondleiding voorzieningen (gedeeltelijk op de VU) Bibliotheek: Anneke van Elderen Auditteam
13.15 – 14.00
Examencommissie Janny van Tuijl Ina van der Schaaf Jeannet Stolte
13.15 – 14.00 (parallel)
Verificatie documenten
14.00 – 14.45
Kwaliteitszorg
14.00 – 14.45 (parallel)
Ina van der Schaaf Petra Boersma Verificatie documenten
14.45 – 15.00
15.00 – 15.30
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
15.30 – 16.15 16.15 – 16.45
Alle gesprekspartners & genodigden
Auditoren
Auditteam 1: Van der Hoorn Frederik Cappon
Auditteam 2: Van der Herberg Hommes Boonstra Auditteam 1: Van der Hoorn Boonstra Hommes Auditteam 2: Van der Herberg Vakdeskundige Frederik Auditteam
(Deel) Auditteam
Onderwerpen Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen Lunch, interne terugkoppeling, verificatie Studiebegeleiding Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Vrijstellingen Kwaliteitsborging van praktijkcomponent Resultaten / rendementen Instroom Aansluiting instroom en programma Studeerbaarheid, Studielast Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken
Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten,alumni, werkveld Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen Pending issues
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Hogeschool INHOLLAND 68