Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding International Business & Management Studies voltijd Hogeschool Utrecht
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding International Business & Management Studies voltijd CROHO nr. 34936 Hogeschool Utrecht
Hobéon® Certificering BV Okotber 2006 Auditteam: drs. W.G. van Raaijen A.J. Martens, MBA drs. H.W. Wierda mevrouw A. van Haastregt drs. G.W.M.C. Broers
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.5.4. 1.5.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Visitatierapport Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 31 mei 2006
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Beroepscompetenties IBMS Algemene competenties IBMS Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
7 7 7 7 8 10 12 14 14 16 18 20 22 24 25 27 29 29 30 32 34 34 35 37 37 39 40 42 42 43
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
45
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding IBMS voltijd Integraal oordeel / advies aan NVAO
45 45 46
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 31 mei 2006
1 1 1 1 2 2 2 4 5 6 6
1.
INLEIDING
Functie van het rapport Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
Bereik van de beoordeling 1.2.1. De Hogeschool Utrecht in casu de Faculteit Economie en Management, Institute for Business Administration, verzorgt de HBO bachelor opleiding International Business & Management Studies. 1.2.2. Het onderhavige rapport heeft betrekking op de opleiding International Business & Management Studies. Deze opleiding wordt uitgevoerd in een voltijdvariant. 1.2.3. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de voltijdvariant van de opleiding International Business & Management Studies in het voorliggende rapport samengevat. 1.2.4. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding International Business & Management Studies, voltijd. In deze rapportage is de beoordeling omschreven van de opleiding International Business & Management Studies die door de Hogeschool Utrecht in de volgende variant wordt aangeboden:
International Business & Management Studies, voltijd. Crohonummer: 34936.
Karakteristiek van de opleiding De opleiding op het terrein van International Business & Management Studies (hierna: IBMS) is één van de HBO-opleidingen die eind vorige eeuw is gestart. Aanleiding om dit type opleiding te starten, was de vraag vanuit het bedrijfsleven naar afgestudeerden met een stevige basis op het gebied van management, economie en talen (m.n. Engels). IBMS wil de studenten voorbereiden op een veranderende organisatieomgeving, die nieuwe eisen stelt aan de kennis en vaardigheden van beginnende, internationaal en breed georiënteerde managers. De opleiding biedt een breed programma aan dat alle terreinen van ‘business’ en ‘management’ beslaat. Studenten werken binnen een internationale context aan hun kennis en vaardigheden op het terrein van management, marketing, finance, operational management, human relations en communicatie. IBMS leidt niet op voor een specifiek beroep, maar voor tal van (midden)managementfuncties op stafafdelingen in internationaal georiënteerde bedrijven, met name op het terrein van marketing, verkoop en financiën. Officieel is de eerste lichting die het gehele vierjarige curriculum van de IBMS-opleiding heeft gevolgd, afgestudeerd in 2004-2005. De opleiding is voortgekomen uit het voormalige International Business Department (IBD)1. IBD bood voor overwegend buitenlandse studenten Engelstalige curricula aan: Marketing Management (Engelstalige versie van Commerciële Economie), Finance & Accounting (Bedrijfseconomie) en Business Logistics (Logistiek en Economie). De studenten van IBD stonden tot 2001 geregistreerd bij hun Nederlandstalige varianten. Met ingang van 2001-2002 is gestart met de propedeuse 1
De afdeling is de laatste jaren genoemd: Utrecht Business School (UBS).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 1
van een apart Engelstalig curriculum IBMS met een eigen CROHO-nummer. In Utrecht worden de genoemde drie oorspronkelijke Engelstalige varianten als eigenstandige varianten afgebouwd. Bij de bouw van de opleiding IBMS is gebruikgemaakt van de expertise en het materiaal van de oorspronkelijke drie varianten, Marketing Management, Finance & Accounting en Business Logistics, die destijds in betrokkenheid met het beroepenveld tot stand zijn gekomen. Er bestaat geen specifiek beroepsbeeld. IBMS sluit aan bij landelijk vastgestelde competenties die ook landelijk worden gevalideerd. Daarnaast heeft de Utrechtse opleiding naar aanleiding van externe impulsen (o.a. publicaties) een eigen inkleuring gerealiseerd. Het Engelstalige IBMS-curriculum is bestemd voor buitenlandse studenten en Nederlandstalig studenten. De gemiddelde verhouding is 55% buitenlandse studenten en 45% Nederlandstalige studenten. Het curriculum heeft een omvang van 240 ECTS. Het derde studiejaar staat in het teken van een uitwisselingsprogramma met buitenlandse universiteiten. Buitenlandse studenten studeren voor twee of vier perioden in Nederland. Deze groep wordt bij de 55% gerekend, maar volgt in feite slechts een half jaar of een jaar onderwijs. Omgekeerd studeren de Nederlandse studenten in het derde studiejaar bij een partneruniversiteit in het buitenland. Binnen de Faculteit Economie en Management (FEM) gaat elk bachelordomein een Engelstalige variant verzorgen. In het verder vormgeven van de internationalisering van de business school, zal IBMS een sleutelrol vervullen. Tijdens de audit is gebleken dat de opleiding IBMS een hectische periode achter de rug heeft. Er was sprake van een ‘mismatch’ tussen de docenten en het toenmalige management. Het auditteam heeft uitgebreid gesproken met zowel het op cruciale plaatsen vervangen en aangevulde management als met een uitgebreide vertegenwoordiging van docenten. Hieruit is het beeld ontstaan en bevestigd dat het huidige management expliciet het vertrouwen heeft van de docenten. De betrokkenheid en gedrevenheid die het auditteam aantrof, gold alle ‘lagen’: facultair, instituuts-, opleidingsmanagement en docenten. Tijdens de audit gaf het management, hiertoe uitgedaagd door het auditteam, aan dat over vijf jaar de opleiding IBMS wellicht getransformeerd zou kunnen zijn tot een opleiding ‘HBO Bedrijfskunde’, waarin de eerste twee jaar gevormd wordt door een ‘brede BA’ met in het derde en vierde jaar verschillende uitstroomprofielen. Examencommissies en opleidingscommissies die thans nog veelal op opleidingsniveau functioneren, zullen dan in ‘Utrecht’ op instituutsniveau te vinden zijn.
Visitatierapport De opleiding IBMS is niet eerder gevisiteerd. (Bron: HBO-Raad, Management Review IBMS; 2006; pag. 50).
Aanpak 1.1.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de opleiding is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 2
Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvariant geldt het volgende: De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een IBMS-opleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De Hogeschool Utrecht heeft een set van ijkpunten (EVINAC) ontwikkeld, die (o.a.) dienen als de instellingsspecifieke vertaling van het NVAO-accreditatiekader en die op een aantal aspecten een eigen (streef-)norm bevatten. De opleiding heeft in haar Management Review aangegeven hoe zij zich tot deze normstelling verhoudt. Ook dit instellingsspecifieke kader heeft het auditteam in zijn beoordeling betrokken. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door IBMS aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement. Op basis van de door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de voltijdopleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding(-en) op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 3
Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een audit2, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten externe onafhankelijke deskundigen (één werkveld- en één vakdeskundige) op het gebied van IBMS, één student, één lead auditor en één auditor ‘onderwijs’/secretaris vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de audit geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.1.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon Certificering onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. 2
Audit heeft op 31 mei 2006 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 4
B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;3 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
1.1.3.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden: Student Secretaris:
3
De heer drs. W.G. van Raaijen De heer A.J. Martens, MBA De heer drs. H. W. Wierda Mevrouw A. van Haastregt De heer drs. G.W.M.C. Broers
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 5
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding IBMS noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De voorzitter van het auditteam, de heer Van Raaijen, kan bogen op een jarenlange (lead-) auditervaring in en buiten het hoger onderwijs en is als senior adviseur werkzaam voor de Hobéon Groep. De werkvelddeskundige, de heer Martens, heeft op grond van zijn ruim 20 jarige ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals op HBO-niveau. Hij is werkzaam geweest als plaatsvervangend algemeen directeur van IKEA Nederland en is thans binnen deze organisatie werkzaam als HRM manager IKEA International. Hij heeft zich in zijn beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien heeft hij mede de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De vakdeskundige, de heer Wierda, heeft zich in zijn beoordeling gericht op de kwaliteit van de opleiding, de actualiteit en relevantie van het richtinggevend domeinspecifieke kader. Hij heeft als vakinhoudelijk deskundige in zijn carrière, waaronder jarenlange betrokkenheid als leidinggevende bij HBO-opleidingen binnen het economisch domein, ruime ervaring opgebouwd die hem concreet in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. De onderwijskundige en secretaris, de heer Broers, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Broers is aan de Hobéon Groep verbonden als adviseur en is bij tal van accreditatietrajecten als secretaris betrokken geweest. Mevrouw Van Haastrecht is studentlid binnen het auditteam. Zij is 4e jaars studente HEBO aan de Haagse Hogeschool. Tevens heeft zij enkele maanden in Groot-Brittannië gestudeerd in het kader van een studentuitwisselingsproject. Mevrouw Van Haastrecht heeft eerder als studentlid deel uitgemaakt van meerdere auditteams die betrokken waren bij accreditatie van opleidingen van hoger onderwijs. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.1.4.
Deelnemers audit
Het auditteam heeft tijdens de audit gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de audit: zie Bijlage II.
1.1.5.
Programma audit HU – IBMS 31 mei 2006
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 6
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen De opleiding valideert haar eindkwalificaties door de landelijk vastgestelde competenties te volgen. Daarbij heeft zij zich net als de meeste andere IBMS-opleidingen verbonden aan het domein van Business Administration (BA). Binnen dit domein zijn acht domeincompetenties geformuleerd: zes specifieke en twee generieke. Deze competenties zijn op 8 december 2005 vastgesteld door de Sectorraad HEO en zullen op sectorniveau worden gevalideerd door landelijke werkgeversorganisaties. Deze domeincompetenties luiden: Ontwikkelen van een visie op veranderingen en trends in de externe omgeving en ontwikkelen van relaties, netwerken en ketens. Analyseren van beleidsvraagstukken, vertalen in beleidsdoelstellingen en -alternatieven en voorbereiden van besluitvorming. Toepassen van Human Resource Management in het licht van de strategie van de organisatie. Inrichten, beheersen en verbeteren van bedrijfs- of organisatieprocessen. Analyseren van de financiële en juridische aspecten, interne processen en de bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken. Ontwikkelen, implementeren en evalueren van een veranderingsproces. Sociale en communicatieve competentie (interpersoonlijke, organisatie). Zelfsturende competenties (intrapersoonlijk, beroepsbeoefenaar, professional). Op basis van deze nieuwe BA-domeincompetenties heeft het landelijk overleg IBMS in september 2005 een nieuw kader van IBMS-competenties vastgesteld. Dit kader vervangt het eerdere ‘Competency Based Curriculum’. De beroepscompetenties van de opleiding IBMS, zoals de Utrechtse opleiding deze hanteert, zijn hieronder in schemavorm samengevat. Beroepscompetenties IBMS
I
International Business
P1: International Business Awareness P2: Intercultural Adaptability
II
General Management
P3: International Vision Development P4: Policy Development P5: Entrepreneurial Management
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 7
III
Functional Key-areas
P6: Marketing Management P7: Operational Management P8: Finance & Accounting
Algemene competenties IBMS
I
Interpersonal
G1: Leadership G2: Co-operation G3: Communication
II
Task-oriented
G4: Analysing G5: Problem solving G6: Planning
III
Intra-personal
G7: Learning G8: Ethical
Vanaf het studiejaar 2004-2005, zo blijkt uit de documentatie, worden studenten opgeleid op basis van het nieuwe landelijke beroepsprofiel. De opleiding in Utrecht geeft het programma een specifieke inkleuring door ‘Duurzaam Ondernemen’ als rode draad op te nemen. In Jaar 1 staan diverse projecten in het teken van dit onderwerp. Deze lijn zal worden doorgetrokken naar volgende jaren. In het document ‘Competency based curriculum IBMS’ heeft de opleiding IBMS op een duidelijke wijze de competenties verder uitgewerkt. Hier is tevens in matrixvorm een overzicht opgenomen van de competenties uitgewerkt naar de niveaus: operationeel, tactisch en strategisch. Dit is op een, volgens het auditteam, inzichtelijke en goed uitgewerkte wijze gebeurd. Behalve van het landelijk overeengekomen profiel, maakt de opleiding IBMS ook gebruik van andere instrumenten om de beroepsgerichtheid en de relevantie van de competenties te staven. Zo worden regelmatig excursies gehouden naar internationaal georiënteerde bedrijven en worden er gastsprekers uitgenodigd. Er is verder een intensief contact met stagebedrijven, zowel nationaal als internationaal, zo is het auditteam gebleken na bestudering van de documentatie alsook tijdens de audit. De opleiding geeft aan dat er nog dit studiejaar een Onderwijsadviesraad in het leven zal worden geroepen voor het instituut Business Administration, waar IBMS deel van uit maakt. Deze Onderwijsadviesraad zal worden gevormd uit vertegenwoordigers van het regionale bedrijfsleven, waarmee periodiek ontwikkelingen in bedrijf en instituut op elkaar worden afgestemd. Maatschappelijke binding van de opleiding wordt geborgd via regionale contacten met de Kamer van Koophandel en regionale bedrijven. Zo neemt de opleiding deel aan het initiatief ‘Kennis laten werken’ waarbij via een website de vraag van ondernemers gekoppeld wordt aan het aanbod van de hogeschool. Binnen het instituut Business Administration is voor het nieuwe studiejaar een minor ‘Ondernemerschap en Sociale Verantwoordelijkheid’ aangevraagd, met betrokkenheid ven SIFE (Students In Free Enterprise, een internationale studentenorganisatie). IBMS is tevens betrokken bij de planvorming en realisatie van het Lectoraat Internationaal Business i.o. Via dit lectoraat sluit de opleiding aan bij het regionale programma Stimulering Internationale Oriëntatie MKB. Uit de documentatie blijkt dat het programma ten doel heeft de duurzaamheid van ondernemen in de regio Utrecht te vergroten door het MKB te ondersteunen bij innovaties in een internationale context.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 8
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als ‘goed’ en wel op grond van de volgende observaties: de (landelijke) opleidingen hebben een geheel nieuw beroepsprofiel en een daarbij behorende set competenties; het werkveld is aantoonbaar betrokken bij het opstellen van het competentieprofiel en de opleidingskwalificaties; de opleiding heeft veel en goede contacten met het voor de opleiding relevante beroepenveld en participeert actief daar waar het de verspreiding van kennis betreft binnen onder andere het MKB.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 9
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen De opleiding heeft eindkwalificaties geformuleerd die gekoppeld zijn aan de beschrijvingen van het niveau van een HBO-bachelor. In het landelijk vastgestelde document Framework Competencies IBMS (2004) is de relatie van de IBMS-competenties met de Dublin Descriptoren beschreven, zo is het auditteam gebleken na bestudering van de documentatie. In deze notitie wordt uitgebreid de relatie beschreven tussen de competenties die de opleiding IBMS hanteert en de Dublin Descriptoren. De opleiding onderscheidt, zo blijkt uit de documentatie, binnen de opleiding een aantal niveaus. De niveaus variëren naar de mate van zelfstandigheid, de complexiteit van de taak en/of van de context. Door deze niveaus te combineren met de IBMS-competenties ontstaat een competentiematrix, waarbij iedere competentie drie niveaus kent. Het auditteam heeft deze competentiematrix bestudeerd en kwalificeert deze als een helder en goed overzicht. Uit de matrix blijkt dat studenten op niveau 1 beschikken over basiskennis en basisvaardigheden om onder begeleiding een eenvoudige taak uit te voeren. Dit niveau is bereikt aan het eind van de propedeuse. Niveau 2 is bereikt aan het einde van het tweede studiejaar. Hiervoor geldt dat de student min of meer zelfstandig taken kan uitvoeren in een duidelijk omschreven praktijksituatie. Niveau 3 is bereikt aan het eind van de opleiding en impliceert dat de student alle noodzakelijke kennis en vaardigheden beheerst om in een complexe situatie professioneel te handelen. In de Dublin Descriptoren worden vijf dimensies onderscheiden. Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de Dublin Descriptoren. In het document ‘Framework Competencies IBMS’ hebben de opleidingen IBMS op een heldere en uitgebreide wijze de Dublin Descriptoren gekoppeld aan zowel de eindkwalificaties als het steeds complexer wordend niveau dat de student doorloopt tijdens de opleiding. Wij geven onderstaand voorbeeld, afkomstig uit genoemd document, waarbij de communicatieve vaardigheden van de student beschreven worden. Domain ID Interpersonal Competency
Business Administration International Business & Management Studies Communication The ability to express himself fluently and correctly in English, both in (oral and speech and in writing. written) The ability to express himself at an intermediate level in a second foreign language (in addition to English and his native language). The ability to lead discussions, express his ideas, make proposals, draft reports and give presentations. The ability to make proper use of audio-visual aids in his presentations.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 10
Level
Level 1
Level 2
Level 3
English: Generally effective command of the language in a range of situations, e.g. can make a contribution to discussions on practical matters. Second foreign language: Basic command of the language needed in a range of familiar situations, e.g. can understand and pass on simple messages. English: Good operational command of the language in a wide range of real world situations, e.g. can participate effectively in discussions and meetings. Second foreign language: Limited but effective command of the language in familiar situations, e.g. can take part in a routine meeting on familiar topics, particularly in an exchange of simple factual information. English: Fully operational command of the language at a high level in most situations, e.g. can argue a case confidently, justifying and making points persuasively. Second foreign language: Generally effective command of the language in a range of situations, e.g. can make a contribution to discussions on practical matters.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding IBMS als ‘goed’ en wel op grond van de volgende observaties: de eindkwalificaties van de opleiding bevatten duidelijk de elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben met een diepgang die overeenkomt met het niveau waar de descriptoren naar verwijzen; de opleiding heeft de Dublin Descriptoren expliciet als referentiepunt gehanteerd, waardoor de competenties goed herleidbaar zijn tot de internationaal geaccepteerde bachelorkwalificaties; de opleiding heeft de Dublin Descriptoren in een duidelijk te herleiden verband gebracht met het opleidingsprogramma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 11
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende eindkwalificaties van de opleiding IBMS van de Hogeschool Utrecht beschrijven een voldoende niveau van beroepsuitoefening (zie facet 1.1) en sluiten aantoonbaar aan (zie facet 1.2) bij de beschrijving van het bachelor-niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding IBMS gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De competenties van de opleiding IBMS (zowel de landelijk overeengekomen kwalificaties als de specifieke uitwerking daarvan door de opleiding) zijn geformuleerd in termen van competenties die aantoonbaar in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door het beroepenveld zijn gevalideerd. Daarmee is op het niveau van competenties de oriëntatie op het voor de afgestudeerde IBMS’er relevante werkveld geborgd. In het eindtermendocument van de opleiding IBMS, zo constateert het auditteam, is beschreven over welke kwalificaties een beginnende beroepsbeoefenaar ten minste moet beschikken. Verschillende overlegvormen tussen opleiding en werkveld dragen in sterke mate bij tot de profilering van het beroep. Het auditteam vindt dit belangrijk, gelet op het feit dat de opleiding IBMS als een ‘jonge opleiding’ gekarakteriseerd kan worden en het werkveld overtuigd moet raken van de specifieke kwaliteiten van afgestudeerden van deze opleiding. Kennisontwikkeling van studenten vindt dan ook plaats met, zo blijkt uit de documentatie alsook uit de tijdens de audit gevoerde gesprekken, een duidelijke interactie met het werkveld. Uit de gesprekken van het auditteam met het management van de opleiding blijkt, dat er direct wordt ingespeeld op veranderingen binnen het beroepenveld. Waar nodig worden de competenties, doelstellingen en het curriculum aangepast. De opleiding houdt duidelijk een vinger aan de pols wat betreft het werkveld en is zich zeer bewust van haar verantwoordelijkheid, zo bleek tijdens de audit. De opleiding IBMS heeft duidelijk zicht op en inzicht in de werkterreinen waar afgestudeerden terechtkomen. De opleiding IBMS heeft, zo blijkt uit de documentatie en is het auditteam gebleken tijdens de audit, tevens goed zicht op opleidingsrelevante ontwikkelingen in het werkveld. De opleiding heeft tot 2004 een Beroepenveldcommissie om advies gevraagd wat betreft ontwikkelingen in het beroepenveld en de consequentie(s) hiervan voor de opleiding IBMS. De opleiding is gestart met het opzetten van een Raad van Advies. Uit de door het auditteam bestudeerde documentatie blijkt dat hierin zitting hebben vertegenwoordigers van de gemeente Utrecht, CapGemini Nederland, Deloitte, Rabobank, Fortis en BOTech. Het auditteam acht dit een voldoende brede representatie van het werkveld voor de opleiding IBMS. In het huidige curriculum van de opleiding IBMS wordt gewerkt met beroepsspecifieke en meer algemeen geformuleerde competenties en hiervan afgeleide doelstellingen. De opleiding heeft deze competenties onderverdeeld in niveaus, zo blijkt uit de documentatie. Deze niveaus variëren in zelfstandigheid van de student, de complexiteit van de taak en/of van de context waarin de taak moet worden uitgevoerd. Bestudering van het curriculum laat zien dat deze niveaus in voldoende mate in het studieprogramma
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 12
traceerbaar zijn en dat bij het afstuderen van de student deze met name zelfstandig en op voldoende complex niveau, dus HBO-niveau, functioneert. Uit evaluaties onder studenten blijkt dat de opleiding voldoende aansluiting biedt op de arbeidsmarkt. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende eindkwalificaties van de opleiding beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening en sluiten aantoonbaar aan bij de beschrijving van het bachelorniveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding IBMS als ‘goed’ en wel op grond van de volgende observaties. zowel uit de beschikbaar gestelde documentatie als uit de tijdens de audit gevoerde gesprekken is gebleken dat de opleiding IBMS beschikt over een duidelijk en goed uitgewerkt beeld van de eisen die het actuele werkveld stelt aan afgestudeerden van de opleiding; bij het bepalen van de inhoud van de opleiding heeft men zich aantoonbaar mede laten leiden door de behoeften en belangstelling van het werkveld.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt dit onderwerp als ‘voldoende’ op grond van de volgende overwegingen: De opleiding heeft een studieprogramma dat getuige de reacties van zowel het werkveld alsook van afgestudeerden in voldoende mate aansluiting biedt op de eisen die het beroepenveld stelt. De opleiding stelt zich actief op bij het herzien van competenties en het studieprogramma. Waar nodig worden de competenties en de inhoud van het studieprogramma herzien om zo tegemoet te komen aan de eisen van de arbeidsmarkt. De opleiding hanteert de Dublin Descriptoren duidelijk als referentiepunt. De competenties zijn herleidbaar tot de internationaal geaccepteerde bachelorkwalificaties en deze zijn in verband gebracht met het opleidingsprogramma. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel de drie facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 13
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen Uit de documentatie blijkt dat de opleiding IBMS zich regelmatig op de hoogte stelt van ontwikkelingen in het werkveld. Zo brengt men de ervaringen van praktijkbegeleiders bij elkaar, inventariseert men afstudeeropdrachten en de jaarlijkse verkenning van het werkveld. Dit wordt aangevuld, zo blijkt uit de documentatie, met evaluatiegegevens en de resultaten van een vijfjaarlijkse zg. ‘Scenario-analyse’. Op basis hiervan beoordeelt de Curriculumcommissie van de opleiding jaarlijks het programma wat betreft het niveau en actualiteit er van. Uit de door het auditteam bestudeerde documentatie blijkt, dat de interactie met de praktijk de kern vormt van het onderwijsleerproces. Het programma van de opleiding IBMS is duidelijk gebaseerd op de beroepspraktijk van de IBMS’er en wordt, zo blijkt uit de documentatie, regelmatig bijgesteld op basis van actuele ontwikkelingen. Het studieprogramma is vormgegeven op basis van landelijk gevalideerde competenties en wordt verder ontwikkeld in samenwerking met het beroepenveld. Daarnaast bestaan contacten met het werkveld ook uit persoonlijke, meer informele, banden van het internationale docentenkorps van de opleiding met het werkveld en uit formele contacten die voortkomen uit de stages van de studenten. Door de opleiding wordt er aantoonbaar naar gestreefd, zo is het auditteam gebleken, docenten aan te trekken die deels in de (internationale) praktijk werkzaam zijn of recentelijk in deze praktijk werkzaam zijn geweest. De opleiding heeft, zo blijkt uit het studieprogramma, een omvangrijke buitenschoolse component die gevolgd wordt door een uitgebreide stage. In het studieprogramma komt de beroepsgerichtheid tot uitdrukking in alle onderdelen: projecten, theorievakken en het buitenschools programma. Kennisontwikkeling van studenten vindt plaats door beroepsgerelateerde probleemsituaties (projecten, cases) en Engelstalige vakliteratuur. Bij de keuze hiervan laten docenten zich leiden door het actuele aanbod van gerenommeerde internationale uitgevers. De opleiding ontvangt rechtstreeks van de uitgevers voor de opleiding relevante informatie over nieuwe uitgaven. Het auditteam heeft de gebruikte literatuur ingezien en deze als adequaat beoordeeld. Het auditteam vraagt zich wel af waarom literatuur op het terrein van HRM ontbreekt. Gelet op de inhoud van het studieprogramma zou dit niet mogen ontbreken. Voor de ontwikkeling van beroepsvaardigheden maakt het programma gebruik van practica, games en is er structureel ruimte voor stages en een onderzoeksopdracht in het werkveld. De opleiding heeft een
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 14
abonnement op een internationale databank, waarin honderden casussen zijn ondergebracht die speciaal ontwikkeld zijn voor internationale opleidingen. Tevens worden via bedrijfsopdrachten, stages en de afstudeeropdracht actuele praktijksituaties vanuit het werkveld in de opleiding IBMS geprogrammeerd. Studenten van de opleiding IBMS kunnen tijdens de opleiding ervaren wat begrippen als internationalisering en het omgaan met verschillende culturen inhouden. Dit is het auditteam duidelijk gebleken tijdens de gesprekken met de studenten, afkomstig uit verschillende continenten. De opleiding nodigt regelmatig gastsprekers uit. Docenten hebben, zo blijkt uit CV’s en tijdens de audit een ruime ervaring als docent in binnen- en buitenland en veelal een ruime ervaring in de beroepspraktijk. Docenten zijn voor een deel afkomstig uit het buitenland, hetgeen het internationale karakter van de opleiding ten goede komt. Zo heeft een belangrijk deel van de audit in de Engelse taal plaatsgevonden. Uit bestudering van het studieprogramma blijkt dat studenten in voldoende mate gelegenheid hebben om te interacteren met het werkveld. Tijdens het eerste studiejaar werken studenten aan beroepsproducten zoals een marketingplan of een onderzoek naar de Europese markt voor een Argentijnse koffiefabrikant. Vakken die dan worden aangeboden zijn Intercultural Management, Introduction to Sustainable Management. Vaardigheden worden aangeboden tijdens studieonderdelen als Business English en Computer Applications. Het jaar wordt afgesloten met een integratieproject, waarin het geleerde nogmaals aan bod komt. Tijdens het tweede jaar werken studenten onder andere aan twee grotere projecten: MIS Project (Management Information Systems) en International Business Project met een omvang van 6 ECTS. Het jaar wordt afgesloten met een stage van 15 ECTS. Tijdens het derde studiejaar volgen de IBMS-studenten een studie van een jaar bij een buitenlandse opleiding. Om het internationale karakter van de opleiding te benadrukken, zijn de studenten in het derde jaar verplicht een jaar in het buitenland te studeren. Studenten volgen een verplicht aantal vakken in bijvoorbeeld Hertfordshire. Zij doen niet alleen kennis op, maar ervaren als gast in een vreemd land wat de begrippen internationalisering en interculturaliteit inhouden. Tijdens het vierde studiejaar nemen studenten onder andere deel aan een internationaal simulatiespel waarbij IBMS-studenten het opnemen tegen een groep buitenlandse (niet aan de Hogeschool Utrecht verbonden) studenten. In het laatste jaar volgen studenten een stage in het buitenland. Ter afsluiting volgt een onderzoek bij een bedrijf en het schrijven van een ‘Graduation Assignment’. Uit studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat studenten tevreden zijn over de wijze waarop de opleiding IBMS er in slaagt om de beroepspraktijk als uitgangspunt te nemen van het onderwijs. Tevredenheid is er eveneens ten aanzien van de actualiteit van het studieprogramma en de mate waarin vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk betrokken zijn bij de opleiding IBMS.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als ‘voldoende’ en wel op grond van de volgende overwegingen: het studieprogramma van de opleiding biedt via de verschillende onderwijsvormen en via de stages en de afstudeerfase aan de student voldoende mogelijkheden om zijn kennis te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de interactie tussen het studieprogramma en de stageplek is naar behoren geregeld, gestructureerd en geborgd; het opleidingsprogramma heeft aantoonbare relaties met actuele ontwikkelingen in het werkveld. De gebruikte vakliteratuur is naar het oordeel van het auditteam goed. Literatuur op het terrein van HRM zou toegevoegd moeten worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 15
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen De competenties waar de opleiding zich op richt, zijn voldoende terug te vinden in het studieprogramma zoals beschreven in de studiegids. Tevens heeft de opleiding de verschillende studieonderdelen zo concreet beschreven dat de relatie tussen de landelijke eindkwalificaties en de specifieke deelvaardigheden/doelstellingen inzichtelijk is. Daardoor is vaststelbaar dat de opleiding zich voor een belangrijk deel richt op de landelijk overeengekomen eindkwalificaties. Analyse van het studieprogramma toont aan dat de opleiding deze gerichtheid ook op dit niveau consequent en consistent heeft uitgewerkt. Om een goede beheersing van alle eindkwalificaties tot het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar mogelijk te maken, zijn de van de competenties afgeleide kennisaspecten en vaardigheden verdeeld over de totale opleiding. In elke fase van de opleiding, zo is het auditteam gebleken tijdens de audit, maakt de student in voldoende mate kennis met de beroepspraktijk. De opleiding heeft per competentie de verschillende hoofd- en deelvaardigheden beschreven, waardoor het voor het auditteam mogelijk was een vergelijking te maken tussen de eindkwalificaties/competenties en de hoofd- en deelvaardigheden. De hoofdvaardigheden, beschreven in het door het auditteam bestudeerde document ‘Competency based curriculum IBMS’ en de competentiematrix, zijn over het studieprogramma verdeeld in deelvaardigheden en gerangschikt vanuit het methodisch handelen. Deelvaardigheden komen overeen met doelstellingen. Uitgangspunt bij de verdeling van hoofd- en deelvaardigheden is een concentrische opbouw. Een vaardigheid wordt op een laag-complex niveau aangeleerd om tenslotte in de praktijkcomponent van de opleiding IBMS een integratie en toepassing te krijgen, zodat een meer complex niveau van functioneren wordt bereikt. Uit de documentatie blijkt dat het oorspronkelijke studieprogramma de afgelopen jaren is omgevormd naar een meer competentiegericht programma. Beroepenveld en docenten die werkzaam zijn in het beroepenveld waren hierbij betrokken. Verder is gebleken dat de opleiding de ontwikkelingen in het werkveld consequent volgt, waarna deze vertaald worden naar het studieprogramma. Dit wordt onder andere zichtbaar in de attitude en beroepshouding van de student. Hierdoor is een koppeling tussen beroepsvaardigheden en leerdoelen gewaarborgd. In het begin van elk programmaonderdeel wordt aangeven aan welke hoofd- en deelvaardigheden wordt bijgedragen. De opleiding houdt bij het samenstellen van het studieprogramma ook rekening met de specifieke instroom vanuit het buitenland. De opleiding heeft in cursuswijzers precies aangegeven wat in de onderwijseenheid beschreven moet zijn. De competenties uit het landelijke profiel IBMS en de daar beschreven niveaus zijn vastgelegd in de studiehandleidingen en worden opgenomen in een competentiematrix. De studieonderdelen worden jaarlijks geactualiseerd n.a.v. actuele ontwikkelingen, evaluaties, praktijkervaringen en bijgestelde competenties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 16
Uit de documentatie blijkt dat de opleiding per september 2005 begonnen is met een meer themagerichte propedeuse en hoofdfase. De visie achter deze verbeterslag is terug te vinden in de studiegids en beoogt een ‘strong link with the professional environment, competency-based learning, and a high level of course integration’. De opleiding werkt daarom met vijf leerlijnen. Het betreft ten eerste de projectenleerlijn, waarbij studenten samenwerken in interculturele en internationale teams. Zij oefenen hierbij verschillende rollen voor het realiseren van projectproducten. De vaardighedenleerlijn wordt gekenmerkt door computerapplicaties, de keuze voor een tweede taal naast Engels (Duits of Spaans) en communicatieve vaardigheden op het gebied van Engels (‘Essay writing’ en ‘Argumentation’) en ‘Research and Statistics’. Het auditteam beschouwt deze leerlijn als uitermate zinvol. De conceptuele leerlijn is gericht op kennis en biedt plaats aan de meer traditionele thema’s zoals marketing, finance en operational management, management en juridische aspecten van het internationaal zaken doen. Bij de studieloopbaanleerlijn wordt in jaar 1 en 2 aandacht besteed aan ‘Study Career Planning’. Ten slotte is er een ‘buitenschoolsleerlijn’ die bestaat uit stages vanaf het tweede studiejaar. Samenvattend kunnen we constateren dat het auditteam zich een volledig beeld heeft gevormd over de inhoud van de studie. Duidelijk is dat de opleiding leerdoelen heeft geformuleerd die aansluiten bij de competenties en dat vervolgens de leerdoelen in de studiegids op een heldere wijze zijn uitgewerkt. Na het curriculum bestudeerd te hebben, zoals beschreven in onder andere de studiegids, constateert het auditteam dat na afronding van de studie de bachelor de vereiste competenties van de opleiding IBMS bereikt heeft. Bieden inhoud en vormgeving van de afzonderlijke studieonderdelen de student de gelegenheid om de vereiste deelcompetenties te verwerven, de wijze waarop vervolgens de studieonderdelen in een in complexiteit opklimmende reeks in het totale programma zijn gepositioneerd, maakt het de student mogelijk de in het landelijk profiel geformuleerde competenties te verwerven. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als ‘goed’ gelet op de volgende constateringen: de opleiding heeft door het hele programma op zeer inzichtelijke en zorgvuldige wijze leerdoelen geformuleerd die aantoonbaar zijn afgeleid van de competenties; de leerdoelen hebben het bereik en het niveau dat correspondeert met het bereik en het niveau van de competenties van IBMS; de onderwijseenheden en de daarbinnen gepositioneerde thema’s zijn praktisch gericht en daarbij aantoonbaar gericht op concrete en toetsbare leerdoelen; de leerdoelen en de praktijkopdrachten nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase een niveau te bereiken dat naar het oordeel van het auditteam als HBO-niveau gekarakteriseerd kan worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 17
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend? Bevindingen De voor de opleiding IBMS geldende algemene HBO-competenties en specifieke beroepscompetenties IBMS zijn aantoonbaar ontleend aan het landelijk vastgestelde competentieprofiel. De eisen die aan een afgestudeerde HBO’er op het terrein van IBMS worden gesteld, zijn helder beschreven in een onderling samenhangende set competenties. De opleiding heeft in de door het auditteam bestudeerde documentatie duidelijk aangegeven welke ‘relatie’ het betreffende studieonderdeel heeft met andere studieonderdelen van de opleiding. Omdat het studieprogramma vanuit beroepsvaardigheden is ontwikkeld, sluiten het binnen- en buitenschools programma goed op elkaar aan. De samenhang binnen het studieprogramma wordt zowel inhoudelijk als onderwijsdidactische verder nagestreefd via een afstemming van de diverse werkvormen. De inhoudelijke samenhang heeft zowel betrekking op de horizontale samenhang (tussen studieonderdelen gedoceerd binnen een bepaalde studiefase) als de verticale samenhang waarbij sprake is van een over de jaren toenemende complexiteit. Zoals reeds onder de facetten 1.1. en 2.2. aangegeven, heeft de opleiding de competenties per opleidingsjaar concreet uitgewerkt op een steeds complexer niveau. Deze programmaopbouw waarbij onderwerpen, thema’s, probleemstellingen, taakopdrachten e.d. telkens op een hoger niveau van abstractie en complexiteit terugkomen, bepaalt eveneens in hoge mate de duidelijke samenhang van het studieprogramma. De samenhang blijkt ook uit het streven van de opleiding om de student zich te laten ontwikkelen van een ‘volger’ naar een ‘vormer’. Dit wordt binnen het opleidingsprogramma op de volgende wijze uitgewerkt: De eerste fase van de opleiding is oriënterend. De student werkt, meestal groepsgewijs, aan een aantal beroepsproducten. De student doet voldoende theoretische kennis op om tot de tweede fase van de studie toegelaten te worden. De eerste fase wordt afgesloten met een integratieproject. De tweede fase is verdiepend en verbredend en komt overeen met het tweede studiejaar. Deze periode wordt afgesloten met een stage (niveau 2), waarin de handelingsbekwaamheid wordt getoetst aan het beroepenveld. In de derde fase van de opleiding functioneert de student steeds vaker op tactisch niveau. De ontwikkeling van de student is gericht op het voldoen aan de eisen die vanuit de beroepspraktijk aan hem worden gesteld. Daarmee wordt uiteindelijk het strategisch niveau bereikt (niveau 3). Met dit niveau is de student voorbereid op de uitoefening van een startfunctie. De derde fase wordt afgesloten met een onderzoeksopdracht en de buitenlandse stage. De propedeuse van de opleiding IBMS is gericht op een algemene studie-introductie, een oriëntatie op het beroep van de IBMS’er en op een oriëntatie op het vakgebied IBMS. Gedurende de studie krijgt de student steeds meer overzicht binnen het vakgebied en verbindt dit overzicht met een steeds duidelijker inzicht in het beroep.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 18
De samenhang in het programma wordt verder gerealiseerd door een gefaseerde opbouw die aansluit bij het ontwikkelingsproces van de student én door de samenhang tussen de onder facet 2.2 onderscheiden vijf leerlijnen. Deze leerlijnen staan volgens het auditteam expliciet ten dienste van de borging van de samenhang binnen het studieprogramma. Deze leerlijnen moeten de student toerusten om op een adequate wijze te functioneren binnen het beroepenveld. Met name de vaardighedenleerlijn, de conceptuele leerlijn en de projectenleerlijn staan in dienst van de borging van de samenhang binnen het studieprogramma: De vaardighedenleerlijn is vooral dienend om de student te leren te functioneren in groepsverband, om over bevindingen te communiceren of om onderzoeksvragen te analyseren en te beantwoorden. De conceptuele leerlijn laat de student kennismaken met de beroepseigen concepten en theorieën. Hierbij wordt de kennis rond de onderscheiden vakken naarmate de student vordert tijdens zijn studie, steeds verder uitgebouwd. In de projectenleerlijn passen studenten theorie toe. Hierbij is sprake van de integratie van met name kennis en vaardigheden. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als ‘goed’ en wel op grond van de volgende observaties: didactisch is het studieprogramma volgens het auditteam goed doordacht. Basiskennis en basisvaardigheden worden de student al vroeg in de studie bijgebracht. Dit is een voorwaarde om op basis van deze kennis en vaardigheden de studie verder te volgen; het auditteam constateert dat de opleiding zich duidelijk vakinhoudelijk verdiept heeft in het vakgebied om de samenhang in het programma, van eenvoudig naar complex te borgen; de relatie tussen de leerdoelen en de praktijk is helder te traceren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 19
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen De uitvoering van het onderwijs zelf is beschreven in de studiegids waarin ook het onderwijs- en examenreglement is opgenomen. De opleiding heeft het studiejaar ingedeeld in vier perioden van tien weken, inclusief de afronding van cursussen. Per periode worden maximaal 15 ECTS aangeboden. Studenten hebben voor elk programmaonderdeel een herkansingsmogelijkheid in de volgende periode. Voor elke cursus beschikt de student over een afzonderlijke cursuswijzer. Daarin is terug te vinden wat van hem verwacht wordt op het gebied van kennis, handeling en houding, alsook welke generieke competenties belangrijk zijn. In deze cursuswijzers staat ook de studiebelasting en het gewenste niveau vermeld. Het auditteam heeft de studiegids bestudeerd van de opleiding IBMS. In de omvangrijke studiegids krijgt de student een goed beeld van de inhoud van de opleiding. Hieruit blijkt dat tijdens de opleiding aandacht besteed wordt aan een zelfstandige studiehouding, aan studiebegeleiding en studieadvisering. De studieloopbaanbegeleiding is gericht op het vergroten van de zelfsturendheid, op pro-actief en lerend gedrag van de student (dit betekent dat de begeleiding in eerste instantie niet probleemgeoriënteerd en controlerend is, maar juist motiverend en vertrouwend). Voor de student moet binnen de propedeuse duidelijk worden wat de meerwaarde van studieloopbaanbegeleiding is. De opleiding biedt een programma aan dat de studievoortgang van studenten bevordert. Dit is georganiseerd door roosters, werkvormen en aandacht voor persoonlijke begeleiding. De studieloopbaanbegeleiding is uitgebreid beschreven in het door het auditteam bestudeerde document ‘Studieloopbaanbegeleiding FEM’. De wenselijkheid van een studieloopbaanbegeleiding komt voort vanuit verschillende gedachtes: De onderwijsvisie van competentiegericht leren. De studie-inhoud alleen speelt niet meer de belangrijkste rol. In belangrijke mate is het accent verschoven naar de competenties van de beroepsbeoefenaar. Het sturen, monitoren en toetsen van competentieontwikkeling vereist een systeem dat boven het niveau van de afzonderlijke module uitstijgt, het is een onderdeel van het competentiegericht toetsbeleid. In het systeem van de verschillende leerlijnen vervult SLB de ervaringsreflectie/SLB-leerlijn (naast de integrale, discipline- en vaardigheden- leerlijnen). Zelfsturendheid van de student: de verantwoordelijkheid voor studie en het leren ligt meer en meer bij de student. De student stuurt zijn eigen studie (competentieontwikkeling) en loopbaan, aansluitend bij zijn behoeftes, vermogens en interesses. Hierdoor kan er beter een opleiding op maat geconstrueerd worden. Deze zelfsturendheid is een belangrijke vereiste voor het goed functioneren in de beroepspraktijk. Het vergroten van de binding tussen student en opleiding. Door een meer individuele relatie tussen student en opleiding, waarbij de student verantwoordt wat hij kan en hij zijn behoeftes kenbaar maakt en de loopbaanbegeleider feedback geeft en adviseert, signaleren student en opleiding sneller waar meer afstemming vereist is. De samenhang en mogelijkheden van de opleiding worden voor de student duidelijker. De studieloopbaanbegeleider biedt de student een thuishaven in een dynamisch curriculum. Dit aspect van persoonlijke aandacht wordt door studenten als heel belangrijk ervaren (zie
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 20
studentevaluaties) en is op dit moment nog een gemis in de hoofdfase van de studie. Een betere onderbouwing van studieadvies in de propedeuse (met name bij het bindend negatief studieadvies) door 3 verplichte gesprekken met de individuele student te houden in de propedeuse en dit te documenteren.
De International Office van de Hogeschool Utrecht regelt voor de studenten zaken als huisvesting, verblijfsvergunningen en financiële zaken. Wanneer er toch problemen ontstaan, vangen de docenten dit op en worden zaken in overleg verholpen. De faculteit biedt bovendien specialistische ondersteuning in het Engels via het decanaat en de studentenpsycholoog. De opleiding IBMS heeft ook extra formatieruimte beschikbaar om deze ondersteuning te kunnen bieden.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als ‘goed’ en wel op grond van de volgende observaties: het auditteam heeft kunnen constateren dat de opleiding zowel op studentniveau als op programmaniveau overtuigend en systematisch aandacht besteedt aan de relatie tussen de formele en feitelijke studielast; de student goed geïnformeerd wordt daar waar het de opzet van de studie betreft als wat de randvoorwaarden betreft om de verschillende studieonderdelen goed geïnformeerd/toegerust te kunnen volgen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 21
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen De opleiding IBMS presenteert zich via de website van de Hogeschool Utrecht en de landelijke site van de IBMS-opleidingen. De opleiding verzorgt verschillende keren per jaar voorlichtingsdagen. Het International Office verzorgt de contacten met de buitenlandse studenten. IBMS werkt bij de werving en voorlichting samen met het Nimbas-instituut en NESO. Uit de documentatie ontstaat het beeld dat de opleiding IBMS zich in voldoende mate heeft voorbereid op een diverse internationale instroom. Voor een dergelijke opleiding bestaat het meest relevante onderscheid bij de instroom, zo geeft de opleiding aan, uit de taalvaardigheid. Daarom is beheersing van de Engelse taal bepalend voor toelating tot de opleiding. Elke student die zich aanmeldt voor de opleiding IBMS is verplicht aan te tonen over het gewenste niveau van de Engelse taal te beschikken. Alle studenten leggen, ongeacht hun vooropleiding, een instroomtoets af. Het auditteam heeft de literatuur alsmede een aantal studieonderdelen bestudeerd tijdens en na de audit en constateert dat het in de regel Engelstalige studiemateriaal in voldoende mate aansluit bij de gangbare vooropleidingen. Buitenlandse studenten zijn toelaatbaar wanneer zij beschikken over een gelijkwaardig diploma dat hen toegang biedt tot het hoger onderwijs in hun eigen land. Bij twijfel over de geldigheid van een diploma wordt het NUFFIC geraadpleegd, zo is het auditteam gebleken. In de vernieuwde propedeuse wordt in de eerste periode vooral aandacht besteed aan communicatieve- en studievaardigheden. Met name omdat de instroom vanuit het buitenland vaak nog traditioneel is opgeleid. De ervaring van deze studenten met een meer competentiegerichte benadering is beperkt. IBMS kiest daarom voor een zorgvuldige implementatie van het competentiegericht onderwijs, waarbij een balans wordt gezocht tussen enerzijds de buitenlandse studenten die nog weinig ervaring hebben met deze benadering en anderzijds de Nederlandse studenten die dat wel hebben. Het auditteam heeft voor deze handelwijze van de opleiding begrip. Uit de gesprekken van het auditteam met een internationale groep studenten is gebleken dat het instroomniveau van de opleiding, ondanks hun vaak totaal verschillende culturele, sociale en cognitieve achtergrond, voldoende aansluiting bood bij hun niveau van intrede binnen de opleiding. Met ingang van 1 augustus 2006 werkt IBMS ook samen met het Taal- en trainingscentrum van de Hogeschool Utrecht dat op initiatief van de FEM en de Faculteit Educatie wordt opgezet. Doel van het centrum is de aanwezige kennis op het gebied van vreemde talen te bundelen en verder te ontwikkelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 22
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als ‘voldoende’ en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding voldoende inzicht heeft in de beginsituatie van de internationaal samengestelde groep instromende studenten waardoor de opleiding in staat is een opleidingsprogramma aan te bieden dat aansluit bij de beginsituatie van de instromende groep studenten; het gevoerde beleid op dit terrein is voldoende inzichtelijk gemaakt in de documentatie en tijdens de gesprekken; uit evaluatieonderzoek onder studenten blijkt dat zij tevreden zijn over de aansluiting tussen hun vooropleiding en de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 23
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:4 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Het totale aantal studiepunten van de opleiding IBMS van de Hogeschool Utrecht bedraagt 240 ECTS, met 60 ECTS per jaar gelijk verdeeld over de vier studiejaren. Daarmee voldoet deze voltijdopleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan bachelor-opleidingen wordt gesteld. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding IBMS een omvang heeft van 240 ECTS, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
4
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 24
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen De opleiding IBMS biedt een compleet Engelstalig programma aan met internationale docenten, een volledig Engelstalige boekenlijst en een internationaal binnenschools en buitenschools curriculum. Dit is een belangrijk voorwaarde voor de student om straks binnen het internationale beroepenveld te kunnen functioneren. Uit de bestudeerde documentatie blijkt dat de opleiding IBMS in haar internationaal georiënteerde onderwijspraktijk voldoende aansluit bij de onderwijsvisie van de Hogeschool Utrecht zoals die voor de Faculteit Economie en Management is doorvertaald naar een door het auditteam bestudeerd Curriculumcasco (zie hierna). Studenten wordt vanaf hun eerste studiemaanden geleerd elkaar te begrijpen. De opleiding biedt een onderwijsomgeving waarin de student zowel individueel als in groepsverband kan werken aan de competenties die tot de eindkwalificaties van de opleiding leiden. Leren vindt waar mogelijk plaats in realistische leeromgevingen, binnen de opleiding veelal in projecten. Er wordt gebruik gemaakt van simulaties, internationale videoconferenties, en het spelen van de management games Intopia met andere opleidingen in Europa. Uit de door het auditteam bestudeerde studieonderdelen blijkt dat binnen de opleiding IBMS de beroepsvaardigheden centraal staan. Tevens geeft het inzicht in de samenhang tussen een beroepsvaardigheid en de hiervoor noodzakelijke kennis. Zo heeft het auditteam de genoemde ‘Case for Intopia Instruction’ bestudeerd en een goed beeld gekregen van de wijze waarop dit studieonderdeel gegeven wordt. Er wordt in de documentatie voor de student een link gelegd tussen de inhoud van dit studieonderdeel (een case), de wijze waarop het gegeven wordt en de door de student te bereiken competenties. Het auditteam heeft een aantal studieonderdelen bestudeerd en constateert dat de opleiding competentiegericht is opgezet, ook voor de groep van internationale studenten die een meer traditioneel onderwijsprogramma gewend zijn. De werkvormen zijn daarop afgestemd en ontwikkelen zich gedurende de opleiding van eenvoudig naar complex, van samenwerken naar alleen werken, en van realistisch naar abstract. Studenten krijgen door de zg. ‘course guides’ een goed beeld van de inhoud van de studieonderdelen en de wijze waarop deze worden aangeboden. Wat dit laatste betreft wordt duidelijk aangegeven per studieonderdeel welke didactische werkwijze gevolgd wordt, bijvoorbeeld ‘lectures, pair work, field research, written assignments, presentation’ voor het studieonderdeel Business English 2. Ook krijgt de student een helder beeld van de doelstellingen die hij bereikt moet hebben na afronding van het betreffende studieonderdeel. Voor de student worden zo ‘course content’ en ‘competencies’ duidelijk zichtbaar aan elkaar gerelateerd. Leidend voor de Utrechtse opleiding IBMS bij de inrichting van het onderwijs is het binnen de Faculteit gehanteerde Curriculumcasco dat door het auditteam bestudeerd is. Dit casco vormt de basis voor alle bachelors, majors en minors van de FEM en is gerelateerd aan de HBO-kwalificaties van de Commissie Accreditatie Hoger Onderwijs en de Dublin Descriptoren. In het curriculumcasco worden leerlijnen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 25
beschreven die verwijzen naar de Dublin Descriptoren, zoals die door IBMS worden gehanteerd: De projectenleerlijn waarin de toepassing van kennis plaatsvindt. De vaardighedenleerlijn (o.a. communicatie). De conceptuele leerlijn waarin kennis en inzicht centraal staat. De studieloopbaanleerlijn waarin de leervaardigheden centraal staan. De buitenschoolse leerlijn waarin het werken binnen de beroepspraktijk aan bod komt. Binnen verschillende werkvormen wordt zowel individueel gestudeerd als in groepen gewerkt. De verschillende studieonderdelen kenmerken zich door: Een probleembeschrijving als uitgangspunt te nemen. Het activeren van voorkennis activeren of het verwerven van nieuwe kennis. Het planmatig, methodisch, systematisch, bewust en doelgericht samen met anderen en zelfstandig, onder begeleiding van een docent, problemen op te lossen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als ‘goed’ en wel op grond van de volgende observaties: het didactisch concept van de opleiding is in de programmaonderdelen duidelijk ontleend aan de doelstellingen van de opleiding waarin het verwerven van algemene, beroepsspecifieke en interdisciplinaire competenties centraal staan; het didactisch concept sluit daarop goed aan door de sterke beroepsgerichte oriëntatie die tot uiting komt in de projectbasisstructuur van het programma; de centrale plaats die de projecten in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding heen tot stand wordt gebracht; door middel van projecten worden voorts het werken in teamverband (waar de internationale beroepspraktijk sterk de nadruk op legt) en de communicatieve vaardigheden ontwikkeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 26
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen Toetsing vindt plaats volgens de onderwijs- en examenregeling, de beschrijvingen in de cursuswijzers en de informatie in het onderwijsinformatiesysteem Osiris (o.a. over herkansingen). Uit de documentatie blijkt dat ieder programmaonderdeel apart getoetst wordt door middel van maximaal twee deeltoetsen aan de hand van de leerdoelen die voor dat onderdeel in de ‘course guide’ is opgenomen. Deze vermeldt ook de beoordelingscriteria. Bij programmaonderdelen die op vaardigheden zijn gericht, vinden deze toetsen ook tijdens de bijeenkomsten met studenten in de collegeweken plaats. Uitgangspunt bij toetsen en beoordelen binnen de opleiding IBMS is dat het ontwerp en de uitvoering van toetsen dient aan te sluiten bij de te beoordelen competenties en de toegepaste werkvormen. Toetsen kunnen ook een bepaald aspect van een competentie centraal stellen, bijvoorbeeld het kennisaspect (waar met name buitenlandse studenten het meest mee vertrouwd zijn). Het auditteam heeft een aantal ‘exam’ bestudeerd alsmede het studieonderdeel waar het examen betrekking op heeft en concludeert dat de toetsen voldoende dekkend zijn wat betreft de te toetsen onderwijsinhoud. Bij het ontwerpen van het huidige IBMS-curriculum is een duidelijk verband gelegd tussen de onderwijsvisie van de opleiding en de eisen die daaruit voortvloeien voor de toetsing. De opleiding heeft een geïntegreerd curriculum dat uitgaat van beroepsvaardigheden. Deze zijn het uitgangspunt voor toetsing, wat tot uiting komt in het integratieve karakter van de toetsvormen (zie hierna). De toetsen gaan in de regel uit van een casus/probleemsituatie uit de beroepspraktijk en worden door het auditteam als voldoende representatief voor de beroepspraktijk beschouwd. Ook heeft het auditteam door studenten uitgewerkte opdrachten bestudeerd alsmede de beoordeling van deze opdrachten en constateert dat het niveau van de uitgewerkte opdracht op HBO-niveau ligt en dat er een duidelijke relatie bestaat tussen de inhoud van deze opdracht en de doelstellingen die de student dient te bereiken. Om verschillende aspecten van de ontwikkeling van studenten zichtbaar te maken, heeft de opleiding IBMS gekozen voor een verscheidenheid aan toetsinstrumenten voor zowel individuele als groepstoetsing, waarbij de nadruk ligt op individuele toetsing. De toetsvormen zijn: tentamens en beroepsopdrachten, simulaties, individuele en groepstoetsing, tussenopdrachten en eindopdrachten. Toetsing en beoordeling binnen de conceptuele leerlijn en de vaardighedenleerlijn wordt verzorgd door de docenten. Bij projecten worden vaak multidisciplinaire teams van docenten ingezet. De toetsing van het buitenlandse programma in het derde jaar vindt plaats aan de hand van de criteria die het instituut aldaar hanteert.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 27
Voor het buitenschoolse studieprogramma wordt een gemeenschappelijk oordeel uitgesproken door de opleiding en het bedrijf. Voor de beoordeling door externen hanteert de opleiding vaste procedures en een vast beoordelingsformat. Deze beoordeling wordt altijd gekoppeld aan een beoordeling vanuit de opleiding. Deze werkwijze waarborgt controle en objectiviteit. In de propedeuse is een begin gemaakt met een meer integrale vorm van toetsen, die past bij de themagerichte aanpak in dat jaar (beroepsopdracht). De toetscriteria worden door een team van docenten opgesteld en gevalideerd. In het propedeusejaar is er voor gekozen kennis te toetsen door middel van een meerkeuzetoets. Ook deze toets wordt door meerdere docenten beoordeeld voordat deze wordt vrijgegeven. Studenten kunnen tegen een beoordeling bezwaar aantekenen bij de Examencommissie. Bij het behandelen van bezwaarschriften doet de Examencommissie zonodig een beroep op docenten of het management. De toetsing is een apart onderdeel in de evaluaties van het onderwijs door studenten. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding IBMS en wel op grond van de volgende observaties: de huidige praktijk van toetsen en beoordelen vindt plaats op een gestructureerde en gecontroleerde wijze; studenten zijn voldoende geïnformeerd over de criteria die docenten hanteren bij het beoordelen van hun werk; de gehanteerde toetsvormen sluiten aan op de werkvormen en de gebruikte toetsen zijn voldoende valide en betrouwbaar.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Naar het oordeel van het auditteam kent de opleiding IBMS een studieprogramma: dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling van aantoonbaar HBO-niveau is ; dat wat oriëntatie en organisatie betreft duidelijk gericht is op het werkveld; waarbij praktijkgerichtheid, de thematische ordening en de gerichtheid op beroepstaken een goede waarborg vormen voor de interne samenhang van het programma; dat voorts ruime mogelijkheden biedt aan de studenten om hun opleiding tot IBMS’er te realiseren via frequente en gestructureerde interactie met het internationale werkveld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 28
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen De opleiding onderhoudt nauwe banden met de beroepspraktijk. Zo betrekt de opleiding het werkveld bij de ontwikkeling van het curriculum. Ook bij de uitvoering van het onderwijs werken opleiding en werkveld intensief samen, wat onder meer blijkt uit gastlessen en de beoordeling van afstudeerprojecten door beroepsbeoefenaren uit het werkveld. IBMS werkt met een internationaal georiënteerd docententeam. De opleiding verwacht van docenten dat zij hun kennis en ervaring uit de internationale beroepspraktijk onderhouden en doorvertalen naar het onderwijs. Bij werving en selectie zijn internationale oriëntatie en binding met de beroepspraktijk de belangrijkste criteria. Het auditteam heeft de CV’s van de medewerkers van de opleiding bestudeerd. Ook hieruit is gebleken dat de meeste docenten beschikken over zowel ervaring binnen het werkveld als over relaties met het internationale werkveld. In het huidige docententeam hebben zeven docenten een niet-Nederlandse nationaliteit, vier docenten zijn geboren in het buitenland en 17 van de 22 docenten hebben in het buitenland gewoond of gewerkt. Veel docenten zijn afkomstig uit de beroepspraktijk of daarin nog werkzaam. Uit verschillende CV’s blijkt dat docenten in het kader van onderwijs, afstudeerprojecten en stages tientallen contacten hebben met het werkveld. Mede door het internationale karakter van het docententeam en hun relatie met het internationale werkveld zijn studenten in staat stages te lopen over de gehele wereld. Uit de gesprekken met de studenten bleek dat zij vaak terugkeren naar hun geboorteland en aangeven dat zij door de opleiding IBMS voldoende toegerust zijn om hier op bachelor-niveau binnen organisaties te kunnen functioneren. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als ‘goed’ en wel op grond van de volgende observaties: de docenten van de opleiding onderhouden frequent contact met het internationale werkveld; een groot aantal docenten heeft intensieve en voor de opleiding IBMS relevante relaties met het werkveld, i.c. is hier nog ten dele werkzaam. Dit bevordert het proces dat nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied snel deel gaan uitmaken van het studieprogramma; de docenten leggen door middel van deze contacten een concrete verbinding tussen het internationale werkveld en programma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 29
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Personeelsformatie IBMS
fte’s feitelijk
fte’s budget
docentdocentFEM student student standaard ratio feitelijk ratio budget (+ IBMS) 2004-2005 15,8 15,0 1 : 31,7 1 : 32,7 36 + 1,5 15,0 13,6 1 : 29,4 1 : 33,0 36 + 1,5 2005-2006 De opleiding IBMS sluit aan bij het personeelsbeleid van de Faculteit Economie en Management (FEM) zoals dat is uitgewerkt voor het Instituut Business Administration. Uit de documentatie blijkt dat de personeelsformatie gebaseerd is op de meerjarenprognose van de studentaantallen en standaarden voor docentenuren die jaarlijks worden geëvalueerd. Dit vormt de basis voor de Faculteit Economie en Managament om jaarlijks een begroting op te stellen voor de benodigde hoeveelheid fte’s, vastgelegd in een docentstudent ratio (zie hierna). Daarnaast is het beleid te komen tot een verbeterde verhouding van junior-, ‘medior’- en senior docenten (streefnorm 30% - 30% 40%). Dit juniorenbeleid is ingezet om de vakkennis van oudere docenten te kunnen overdragen én om de gemiddelde personeelslast te kunnen verlagen. Nieuwe vacatures worden en zijn met junior docenten ingevuld. In 2002 waren er nog geen junior docenten bij IBMS. In het laatste kwartaal van 2005 was de verdeling per leeftijdscategorie bij IBMS als volgt: Leeftijd personeel IBMS < 26 jaar 26 - 35 jaar 36 - 45 jaar 46 - 55 jaar 56 - 60 jaar 61 - 65 jaar (en ouder) Totaal
1 januari 2006 0 2 9 7 5 0 23
Uit de documentatie blijkt dat de opleiding IBMS de continuïteit van de uitvoering van het programma bewaakt en de daarvoor noodzakelijke formatie via het formatiebeheersysteem Fortress. Het personeelsinformatiesysteem Edukaat geeft managementinformatie om de instroom en beschikbare capaciteit op elkaar af te stemmen. Door een onverwachte daling van het aantal aanmeldingen voor IBMS in het studiejaar 2005-2006, ligt de feitelijke bezetting nu hoger dan gebudgetteerd, zo geeft de opleiding aan. Voor begeleiding voor het buitenschoolse programma zijn er per stage 10 uren beschikbaar. Uitvoering en evaluatie vinden gestructureerd plaats via schriftelijke en mondelinge terugkoppeling tussen student, bedrijf en opleiding. Zo blijkt uit de documentatie. De praktijkcoördinator onderhoudt gedurende de stage contact met het stagebedrijf en legt daar minstens één bezoek af. In het buitenland wordt gebruikgemaakt van de begeleidingscapaciteit op de locatie. In het komende studiejaar ontwikkelt de opleiding een plan om buitenlandse stageverlenende bedrijven ook te bezoeken. Het auditteam merkt op dat de docent-student-ratio hoog ligt, hoger dan wat binnen het HBO gebruikelijk is. De opleiding geeft aan hier het komend studiejaar aandacht aan te besteden. Vooralsnog is de omvang van
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 30
het docentenkorps voldoende om het onderwijs op het gewenste niveau te kunnen aanbieden. Daarnaast is door de terugloop in het aantal studenten de verdeling docentstudent gunstiger geworden (zie bovenstaande tabel onder de feitelijke ratio).
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding IBMS als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de huidige omvang van de formatie de opleiding in staat stelt het opleidingsprogramma uit te voeren; gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten is de opleiding bovendien in staat de gewenste kwaliteit te leveren. Wel merkt het auditteam op dat de ratio docent-student niet te ver moet oplopen en dat de opleiding IBMS stijging van de docent-student-ratio tracht te voorkomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 31
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen Het personeel van de opleiding IBMS is voldoende gekwalificeerd voor wat betreft de kennis van het beroep, de ontwikkelingen van het werkveld en de wetenschappelijke ontwikkelingen in het (internationale) beroepsveld. Vanuit didactisch oogpunt is het docentenkorps geschoold in competentiegericht leren in relatie tot het beroepsprofiel dat in samenwerking met het werkveld is opgesteld. De werving, selectie en ontwikkeling van docenten is erop gericht dit te realiseren. Aan het facultaire beleid ontleent IBMS de volgende doelstellingen, zo blijkt uit de documentatie: elke medewerker heeft resultaatgerichte afspraken gemaakt met zijn leidinggevende. Deze zijn verbonden aan organisatiedoelstellingen en het functioneren van de medewerker. De afspraken vinden plaats binnen de systematiek van resultaatgericht werken (RGW) van de Hogeschool Utrecht (zie hierna); onderdeel van de resultaatgerichte afspraken is het opstellen en uitvoeren van een persoonlijk ontwikkelplan (zie hierna); de leidinggevende bewaakt de voortgang van deze afspraken en ondersteunt medewerkers bij de ontwikkeling van hun vakinhoudelijk competenties en hun loopbaan. IBMS inventariseert van de IBMS-docenten de aanwezige competenties, specifieke kennis, kunde en ervaring én de gewenste persoonlijke ontwikkelrichting. Hiermee is tevens de scholingsbehoefte voor het team als geheel en voor iedere individuele docent bepaald. In september 2006 worden deze plannen uitgewerkt in het Instituutsjaarplan 2006-2007 van Business Administration, zo blijkt uit de documentatie en uit de gesprekken tijdens de audit. Werving van junioren blijft in ieder geval noodzakelijk. Voor het team van de opleiding IBMS zijn voor de periode januari tot juni 2006 de volgende trainingen gepland: training begeleiding afstudeeropdrachten; gebruik van Sharepoint; coaching; communicatie/feedback binnen het team. Bijna alle onderdelen van het curriculum kunnen inhoudelijk worden afgedekt. Waar dit niet het geval is, wordt expertise van buiten ingezet. In alle studiejaren worden (structureel) gastdocenten ingezet. De opleiding organiseert open middagen voor stagebegeleiders in het werkveld en biedt ook ondersteuning bij de begeleiding van studenten. De kwaliteit van begeleiders wordt bewaakt. Beginnende docenten worden begeleid volgens het FEM-inwerkprogramma voor nieuwe medewerkers. De begeleiding van nieuwe medewerkers is een taak van de leidinggevende. Twee keer per jaar staat, wanneer daartoe aanleiding is, het hogeschoolbrede Werkbelevingsonderzoek en de hieruit voortvloeiende acties op de agenda van de teamvergadering van IBMS. In het najaar van 2005 is met de meeste medewerkers een gesprek gevoerd waarin resultaatafspraken zijn gemaakt voor het lopende studiejaar, inclusief een persoonlijk ontwikkelplan. Deze afspraken zijn gebaseerd op de richting waarin de organisatie zich ontwikkelt. De deskundigheidsbevordering vindt plaats door
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 32
teamtrainingen en individuele training, opleiding en coaching, altijd passend bij het ontwikkelingsstadium van de organisatie en in overleg met de teamleden. in januari 2006 is gestart met de uitvoering van de POPafspraken op individueel niveau. Het auditteam heeft functioneringsgesprekken bestudeerd evenals de ‘persoonlijke ontwikkelingsafspraken’. Hieruit is het beeld ontstaan dat de opleiding dit op een zorgvuldige en goed uitgewerkte wijze heeft vormgegeven. Zo komen aan bod: de afgesproken resultaten, de visie op de sterke en te verbeteren kanten, de wensen t.a.v. de huidige functie, de ‘vrije omschrijving van uw belangstelling’, afspraken ten aanzien van de persoonlijke ontwikkeling. Ook wordt aandacht besteed aan de bijdrage van de docent aan de ontwikkeling van het onderwijsmateriaal, de mate van klantgerichtheid en het samenwerken met collega’s. De werkbeleving van docenten over de opleiding is positief, zo blijkt uit de documentatie. Aan het hogeschoolbreed uitgezette Werkbelevingsonderzoek over 2005 heeft 77% van de IBMS-medewerkers deelgenomen. De score van IBMS is gemiddeld. Hoewel er relatief hoge emotionele taakeisen worden ervaren, worden de fysieke arbeidsomstandigheden als goed gewaardeerd. De resultaten van het Werkbelevingsonderzoek ondersteunden het besluit tot het aanstellen van twee nieuwe managers voor de opleiding, waarvan er één specifiek verantwoordelijk is gesteld voor HRM. Het effect hiervan is onder andere zichtbaar in het drastisch dalend ziekteverzuim. Ook geven medewerkers aan dat de situatie met betrekking tot de emotionele taakeisen inmiddels is verbeterd. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding IBMS als ‘goed’ en wel op grond van de volgende observaties: wat vakdeskundigheid en inzicht in het werkveld betreft zijn de docenten ruim voldoende toegerust om de opleiding op HBO-niveau te verzorgen; de meeste docenten zijn actief werkzaam (geweest) in het domein van IBMS en zorgen voor een consequente en vóórtdurende inbreng van hun expertise in het programma; de functioneringsgesprekken zijn inhoudelijk goed en worden uitgebreid gedocumenteerd; de opleiding geeft de docenten voldoende gelegenheid zich bij te scholen en houdt nadrukkelijk een vinger aan de pols wat betreft hun kwaliteiten, zowel wat vakinhoud als wat vakdidactiek betreft.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor de opleiding IBMS het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende gelet op het feit dat: het personeel in staat is de verbinding met de beroepspraktijk te leggen; de inzet van personeel kwalitatief en kwantitatief op een voldoende niveau staat om het verzorgen van de opleiding met de gewenste kwaliteit mogelijk te maken. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee van de drie facetten van het onderwerp “Inzet van Personeel” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 33
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen Uit de documentatie blijkt dat studenten aangeven dat de voorzieningen met betrekking tot leslokalen, mediatheek en studiefaciliteiten op de opleiding voldoende zijn. Het management en de studenten zelf geven tijdens de gesprekken aan dat zij (de studenten) voor een belangrijk deel thuis of binnen het HUgebouw aan opdrachten voor het onderwijs werken. Het auditteam heeft zich tijdens de audit zelf een beeld kunnen vormen van de materiële voorzieningen. Uit de rondgang is bij het auditteam het beeld ontstaan van een adequaat op de doelgroep toegespitste omvang en kwaliteit van de materiële voorzieningen. Huisvesting en materiële voorzieningen zijn ruim toereikend voor zowel nationale als internationale studenten. Het ziet er verzorgd en schoon uit, er zijn ruimschoots computers beschikbaar en ook de mediatheek is up to date naar het oordeel van de vak- en werkvelddeskundigen. Gezien de doelstellingen van de opleiding is de tweetalige bewegwijzering in het gebouw en de tweetalige informatievoorziening in de mediatheek keurig en consequent doorgevoerd.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding IBMS als ‘goed’: zowel wat omvang als wat uitrusting betreft zijn de materiële voorzieningen ruimschoots toereikend .
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 34
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen De Faculteit Economie en Management, waar IBMS deel van uit maakt, heeft in juni 2002 haar visie op studiebegeleiding vastgelegd in een door het auditteam bestudeerd document. Elke student die de opleiding IBMS volgt, heeft een studieloopbaanbegeleider. Deze ‘Study Career Coach’ bewaakt samen met de student de studievoortgang en de competentieontwikkeling. De studieloopbaanbegeleiders beschikken over de noodzakelijke competenties om studenten uit verschillende landen en culturen adequaat te kunnen begeleiden, zo geven studenten aan. De opleiding heeft hiervoor extra formatie beschikbaar. De studieloopbaanbegeleiding speelt een grote rol in zowel de propedeuse als in de hoofdfase en is beschreven in de ‘course guides’. De studieloopbaanbegeleiders ondersteunen studenten bij hun studievoortgang, competentieontwikkeling en persoonlijke problemen. Studieloopbaanbegeleiding aan internationale studenten vraagt om specifieke deskundigheid en deze is, zo blijkt uit de tijdens de audit gevoerde gesprekken, aanwezig te zijn. De zelfregie van de student (flexibiliteit, zelfstandigheid en aansprakelijkheid) en het verwerven van persoonlijke en beroepscompetenties staan centraal in de studieloopbaan van de student. Binnen de studieloopbaanbegeleiding wordt expliciet aandacht besteed aan het inzichtelijk maken van het leerrendement van de student. Om de deskundigheid van de ‘Study Career Coaches’ op het terrein van de interculturaliteit te waarborgen, hebben studieloopbaanbegeleiders de cursus ‘Intercultureel communiceren’ gevolgd. Wanneer er persoonlijke omstandigheden zijn waardoor studenten studievertraging oplopen, kunnen zij bovendien contact opnemen met de (ook Engels sprekende) studentdecanen en een studentenpsycholoog. De opleiding betrekt ouderejaars studenten bij de begeleiding van eerstejaars studenten en de ‘visiting students’ via EPIC, de studentenvereniging van IBMS en ‘Students for Students’. Deze laatste organisatie is recent opgericht en heeft als doel buitenlandse studenten te ondersteunen bij hun vestiging in Nederland en hun kennismaking met de Nederlandse cultuur. De opleiding voert een eenduidig informatiebeleid naar studenten volgens vooraf geformuleerde deadlines, standaardeisen met betrekking tot de kwaliteit (studiegids, studiewijzers, terugkoppeling resultaten). Studenten worden op verschillende wijze van informatie voorzien. De basis wordt gevormd door de studiegids en cursuswijzers. Uit de gesprekken met de studenten is gebleken dat roosterwijzigingen soms ‘chaotic’ waren. Studenten zoeken dan hun eigen weg om betrouwbare informatie op dit terrein te vinden. De opleiding geeft aan dat er inmiddels verbeteringen zijn ingevoerd op dit terrein, met name wat de communicatie van roosterwijzigingen naar studenten toe. Via het studentvolgsysteem Osiris vindt de informatievoorziening over resultaten plaats. Informatie van de hogeschool, faculteit en de opleiding wordt gepubliceerd via het intranet (Sharepoint) en via de Netpresenter. IBMS geeft voor haar studenten de nieuwsbrief News@IBMS uit.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 35
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende. De studiebegeleiding gerealiseerd door de opleiding alsmede de daarmee verbandhoudende informatievoorziening is adequaat met het oog op de studievoortgang en sluit voldoende aan bij de behoefte van de studenten.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor de opleiding IBMS de voorzieningen als voldoende. de ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het mogelijk de opleiding op goede wijze te realiseren; de studieloopbaanbegeleiding vindt gestructureerd plaats met duidelijke doelstellingen. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel één van de twee facetten van het onderwerp “Voorzineingen” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 36
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen IBMS evalueert haar basiskwaliteit door middel van de hogeschoolbrede systematiek voor de accreditatie van bacheloropleidingen op basis van een door de hogeschool voorgeschreven kwaliteitszorgsysteem. Binnen een periode van zes jaar vinden er twee audits plaats, waarvoor de opleiding een Management Review opstelt. De opleiding IBMS geeft aan dat het systeem van kwaliteitszorg zichtbaar wordt door de verbinding die wordt gelegd tussen de managementcyclus, de accreditatie en processen. Managementcyclus De cyclus op facultair niveau start met het opstellen van een Facultaire Jaaragenda die het uitgangspunt is voor de te ontwikkelen jaarplannen. Kritische succesfactoren zijn het onderwijsproces, de onderwijskwaliteit, het marktaandeel, personeel en financiën. De opleiding verzamelt periodiek evaluatiegegevens aan de hand van verschillende instrumenten, die deels verplicht op hogeschoolniveau zijn voorgeschreven. Hiertoe behoren: Studenttevredenheidsonderzoek: een jaarlijks onderzoek van de Hogeschool Utrecht onder alle studenten. Speciaal voor IBMS is hiervoor ook een Engelstalige versie beschikbaar. In dit onderzoek komen alle aspecten van het NVAO-toetsingskader aan de orde. Cursusevaluaties: schriftelijke evaluatie van elke cursus na afloop van de toets bij iedere blokperiode (vier keer per jaar). Ook hier is er speciaal voor IBMS een Engelstalige versie in gebruik. Onderzochte aspecten zijn: informatie, inhoud, werkvorm, toetsen, docenten en studie-inzet. Docentenevaluaties: gekoppeld aan de bovenstaande cursusevaluaties, voor IBMS wederom in het Engels. Onderzochte aspecten zijn de deskundigheid van docenten, de omgang met studenten en de verbinding met de beroepspraktijk. Werkbelevingsonderzoek: een tweejaarlijks onderzoek onder alle medewerkers van de Hogeschool Utrecht. Het onderzoek gaat in op werkbeleving, werkdruk, ziekteverzuim, en veranderingen binnen het werk. Het laatste onderzoek heeft in 2005 plaatsgevonden. Tevredenheidsonderzoek Operations: dit onderzoek vindt jaarlijks binnen de faculteit plaats onder onderwijzend/niet-onderwijzend personeel en studenten. Het onderzoek betreft de facilitaire voorzieningen, onderwijsondersteuning en planning, mediatheek en ICT. HBO-monitor: jaarlijks onderzoek onder afgestudeerden van HBO-opleidingen. Voor IBMS komen deze gegevens beschikbaar zodra er voldoende afgestudeerden zijn. Het auditteam heeft de Sideletter FEM-Cockpit bestudeerd van mei 2006. Hierin wordt op een heldere wijze aandacht besteed aan de beoordeling van de opleidingen binnen de FEM, waaronder IBMS. In deze FEMCockpit zijn voor de scores uit evaluaties streefnormen geformuleerd. Het auditteam acht dit een adequate wijze om de kwaliteitszorg binnen de opleidingen van de faculteit regelmatig tegen het licht te houden. Zo wordt er aandacht besteed aan specificaties tot op opleidingsniveau, aan studenttevredenheidsonderzoeken met specifieke rapportages tot en met het opleidingsniveau, aan cursusevaluaties 2005-2006 gespecificeerd per blok en per aanbieder en aan docentevaluaties. Op het moment van de audit betrof het de stand van zaken tot en met Blok 3.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 37
Accreditatie De Hogeschool Utrecht heeft het NVAO-beoordelingskader uitgewerkt in het evaluatie-instrument accreditatie, afgekort tot Evinac. Centraal in dit toetsingskader staat het professioneel handelen in termen van de pdca-cyclus op alle onderscheiden niveaus binnen de hogeschool. Elke opleiding binnen de hogeschool wordt getoetst op basis van dit instrument. Zoals hierboven al gesteld, vinden er binnen een periode van zes jaar twee audits plaats waarvoor de opleiding dus een Management Review opstelt. Het toetsingskader rond accreditatie zorgt voor een consequente ‘focus’ op belangrijke kwaliteitscriteria en het realiseren van daarmee samenhangende verbeteringen. In november van 2004 heeft er bij IBMS een interne audit plaatsgevonden volgens de hogeschoolbrede systematiek. Processen De Hogeschool Utrecht richt zich in haar ontwikkeling op het aanbieden van competentiegericht en vraaggestuurd onderwijs in een leeromgeving, alsook op het verwerven van kerntaken als kennisonderneming. Dit beleid is richtinggevend voor de FEM en houdt in dat de faculteit haar onderwijstaak centraal stelt. Management, staf en ondersteuning worden ‘lean-and-mean’ georganiseerd, in samenhang met de nieuwe hogeschoolbrede backoffice. Middelen en capaciteit worden in toenemende mate vrijgemaakt en toegewezen aan het primaire proces. De opleiding kan door de verschillende evaluatie-instrumenten beschikken over voldoende gegevens om te kunnen sturen op de basiskwaliteit van de opleiding. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als ‘goed’ en wel op grond van de volgende observaties: het kwaliteitszorgsysteem van de opleiding is helder uitgewerkt en functioneert aantoonbaar goed, met name de FEM-cockpit vormt naar het oordeel van het auditteam een inzichtelijk en handig instrument; de koppeling tussen het HU-brede kwaliteitssysteem en het opleidingsspecifieke deel is duidelijk zichtbaar.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 38
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen De uitkomsten van audits en evaluaties vormen ‘input’ voor de facultaire Planning & Control-cyclus zoals die binnen het Instituut Business Administration en IBMS wordt toegepast. Belangrijke instrumenten daarbij zijn de jaarplannen en de FEM-Cockpit met daarin opgenomen de streefnormen. De FEM-Cockpit verschijnt drie keer per jaar en wordt door de facultaire stafdiensten voorzien van analyses en conclusies in de vorm van een Sideletter. De Sideletter van mei 2006 is door het auditteam bestudeerd. Hierin staan expliciet ‘Maatregelen n.a.v. vorige FEM-cockpit’ vermeld: in het directieteam van 27 februari 2006 is afgesproken dat de conclusies uit de besprekingen en analyses in de vorm van concrete verbetermaatregelen worden doorgegeven aan de stafdiensten via de Business Controller. Vervolgens worden voor de verschillende opleidingen maatregelen tot verbetering opgesomd. Het studenttevredenheidsonderzoek levert veel informatie op. Hierin worden niet alleen de opleidingen binnen FEM met elkaar vergeleken, maar worden tevens conclusies getrokken en worden aanbevelingen gedaan die naar de mening van het auditteam adequaat en goed uitvoerbaar zijn. Bij het in gang zetten van verbeteracties worden waar van toepassing ook de Curriculumcommissie en de Examencommissie betrokken. Uit de documentatie blijkt verder dat het docententeam van de opleiding de uitkomsten van de diverse schriftelijke evaluaties, inclusief stage-evaluaties analyseert en bespreekt. Vervolgens formuleert het team de verbeterpunten en welke actie wordt ondernomen om de geconstateerde tekortkomingen weg te nemen. Dezelfde procedure wordt toegepast op de panelgesprekken die elke periode met studenten worden georganiseerd. Verbeteringen voor de korte termijn worden onmiddellijk ter hand genomen. Verbeteringen voor de langere termijn worden verwerkt in het jaarplan van de opleiding, zo blijkt uit de documentatie. Bewaking van de voortgang van het jaarplan maakt deel uit van de beleidscyclus en is onderwerp van gesprek van de faculteitsdirectie met het management. De teamleider bespreekt de uitkomsten van docentenevaluaties individueel met de medewerkers in een RGW-gesprek. In het gesprek wordt geanalyseerd welke verbeteracties noodzakelijk zijn en welke deskundigheidsbevordering hiervoor noodzakelijk is. Er wordt ook afgesproken welke resultaten er nagestreefd worden. Binnen de RGW-cyclus wordt de voortgang van deze afspraken bewaakt.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding IBMS als ‘goed’ en wel op grond van de volgende observatie: de uitkomsten van de periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen waarvan de implementatie duidelijk wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 39
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen IBMS betrekt zowel het beroepenveld als de eigen medewerkers, studenten en alumni bij het verbeteren van het curriculum en de organisatie van het onderwijs. Docenten hebben contacten met het werkveld via stageverlenende instellingen, opdrachtgevers en hun werkkring buiten de Hogeschool Utrecht en brengen deze ervaringen in. De belangrijkste uitkomsten van de contacten met stageverlenende instellingen worden besproken in het docententeam. Een vertegenwoordiger uit het beroepenveld neemt deel aan de beoordeling van de afsluitende afstudeeropdracht, de ‘Graduation Assignment’. De kwaliteit van de opdracht en de uitvoering ervan wordt met de vertegenwoordiger uit het beroepenveld geëvalueerd. In het voorjaar van 2005 is IBMS betrokken geweest bij een breed debat met deskundigen uit het bedrijfsleven. Hier werden toekomstscenario’s in beeld gebracht om het onderwijs beter op mogelijke ontwikkelingen te kunnen afstemmen. Binnen de Faculteit Economie en Management worden de uitkomsten van cursusevaluaties en andere prestatie-indicatoren uit de FEM-Cockpit breed en open gecommuniceerd. Bestudering hiervan door het auditteam laat zien dat studenten een fors aandeel hebben in het optimaliseren van de interne kwaliteitszorg (zie hierna). De resultaten voor IBMS worden besproken in het docententeam. Docentenevaluaties komen per team en per individuele docent beschikbaar en vormen ‘input’ voor gesprekken binnen de RGW-cyclus. Studenten hebben op verschillende wijzen inbreng in de opleiding, via de opleidingscommissie, via evaluaties, via onderzoeksprojecten en via hun dagelijkse opmerkingen. De resultaten van cursusevaluaties worden voor alle studenten gepubliceerd op het intranet. Via de Netpresenter wordt de beschikbaarheid van nieuwe gegevens aangekondigd. Eenmaal per blok worden er studentenpanels georganiseerd over de uitkomsten van de cursusevaluaties. Samen met de studenten worden opvallende aspecten geanalyseerd en mogelijkheden voor verbetering besproken. Voor de communicatie met studenten publiceert IBMS sinds kort de door het auditteam bestudeerde nieuwsbrief News@IBMS. Deze nieuwsbrief wordt gebruikt voor de communicatie over evaluaties, verbeteracties, activiteiten van de opleidingscommissie en klachtenafhandeling. Hoewel pas recent het eerste cohort studenten is afgestudeerd, onderhoudt de opleiding al wel contacten met haar alumni. Zo vond er op 19 januari 2006 een Alumnicongres plaats waar ook IBMS aan deelnam. Het auditteam heeft van de opleiding een ‘Alumniplan 2005’ ontvangen waarin de opleiding helder uiteenzet op welke wijze men alumni wil betrekken bij de interne kwaliteitszorg. Ook heeft het auditteam de overzichtelijke en informatieve Alumni almanak 2005/2006 ontvangen van de faculteit Economie & Management waar IBMS deel van uit maakt. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als ‘goed’ en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding betrekt alle relevante partijen actief bij de kwaliteitszorg;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 40
bestudering van de documentatie laat zien dat er sprake is van goede evaluaties die voor de kwaliteitszorg als relevant kunnen worden beschouwd.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als ‘voldoende’. de opleiding betrekt de relevante partijen bij de kwaliteit van de opleiding; het auditteam is gebleken dat de opleiding heeft geïnvesteerd in menskracht en tijd in het verder verbeteren, waar nodig, van de kwaliteit van de opleiding. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 41
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Om een antwoord te krijgen op de vraag of de door de studenten gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de door de opleiding nagestreefde eindkwalificaties, is het auditteam nagegaan in welke mate de opleiding het beroepenveld hierbij betrekt en tot welke conclusie dat heeft geleid. Voorts heeft het auditteam steekproefsgewijs een aantal eindwerkstukken ingezien en beoordeeld. De opleiding IBMS heeft van de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties een goed beeld door de informatie die zij krijgt van vertegenwoordigers uit de organisaties waar de studenten stage lopen. Voorts zijn aan het einde van de opleiding vertegenwoordigers uit het beroepenveld betrokken bij de beoordeling van de afstudeeropdrachten, de ‘Graduation Assignment’ die door de studenten zijn uitgevoerd. Het oordeel van de beroepenveldvertegenwoordigers bepaalt voor 40% de score van de student. Op deze wijze maakt de opleiding gebruik van bronnen uit het werkveld om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld, zoals de stagebiedende organisaties en de externe beoordelaars, het gerealiseerde niveau als voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend beroepsbeoefenaar in het IBMS-domein. De afstudeerwerkstukken waar het auditteam zelf inzage in heeft gehad, zijn in hun probleemstelling actueel, uitdagend en in voldoende mate beroepsgeoriënteerd. Zij beantwoorden zowel wat inhoud als wat vormgeving betreft aan de professionele eisen die vanuit het IBMS-domein worden gesteld. Bovendien zijn de door het auditteam bestudeerde afstudeerwerkstukken van voldoende diepgang en complexiteit. Eén afstudeerwerkstuk vond het auditteam ‘…aan de magere kant’, de overige door het auditteam bestudeerde afstudeerwerkstukken werden als ‘goed’ tot ‘zeer goed’ beoordeeld. Uit de documentatie is gebleken dat docenten in februari 2006 aangaven dat het een aantal vierdejaars studenten ontbrak aan onderzoeksvaardigheden dan wel dat deze onvoldoende ontwikkeld waren. Ook gaven docenten aan dat zij zelf behoefte hadden aan het verder ontwikkelen van hun kennis en vaardigheden op het terrein van ‘supervising research’ binnen IBMS. Daaropvolgend heeft de opleiding het IVLOS (Interfacultair Instituut voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden, UU) gevraagd een workshop te organiseren rond dit thema. Op deze wijze hoopt de opleiding dat docenten beter in staat zijn om zelfstandig afstudeeropdrachten te beoordelen op de mate waarin zij onderzoekstechnisch adequaat zijn opgezet en uitgewerkt.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende. Eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken, de wijze waarop de opleiding de kennis en vaardigheden van haar medewerkers op dit terrein verbetert, alsmede de betrokkenheid van het beroepenveld bij het beoordelen van de werkstukken vormen de grondslag voor dit oordeel.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 42
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? • Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen Bestudering van de documentatie door het auditteam toont aan dat de opleiding IBMS facultaire streefcijfers hanteert voor het evalueren van het gemiddelde onderwijsrendement. Het studiepuntenrendement ligt de laatste jaren zowel in de propedeuse als in totaal boven de facultaire streefnorm. Het diplomarendement in de propedeuse is stijgend, maar voldoet nog niet aan de gestelde norm. Een indicatie dat er verbetering gaat optreden, is het studiepuntenrendement in blok 1 van het studiejaar 2005-2006: dit bedroeg 80%. Het afstudeerrendement na vijf jaar is nog niet bekend omdat de opleiding in 2001 is gestart; het percentage in februari 2006 afgestudeerden is 51% en ligt daarmee al boven de facultaire streefnorm van 40%. Studiepuntenrendement
Cohort
IBMS
Streefnorm FEM
Propedeuse
2001 2002 2003
63% 74% 71%
65% 65% 65%
Gehele opleiding
2001 2002 2003
62% 74% 66%
65% 65% 65%
Cohort
IBMS
Streefnorm FEM
Propedeuserendement
2001 2002 2003
21% 54% 60%
Na 1 jaar 35%, na 2 jaar 70% Na 1 jaar 35%, na 2 jaar 70% Na 1 jaar 35%, na 2 jaar 70%
Afstudeerrendement
2001
Diplomarendement
42% (na 4 jaar) Na 5 jaar 40%, na 10 jaar 60% 51% (feb. 2006) Na 5 jaar 40%, na 10 jaar 60% 2002 n.v.t. Na 5 jaar 40%, na 10 jaar 60% 2003 n.v.t. Na 5 jaar 40%, na 10 jaar 60% Per cohort worden rendementscijfers gepubliceerd, waarbij wordt ‘ingezoomd’ op het studiepuntenrendement van de nog niet afgestudeerden. Deze rendementscijfers komen samen met de uitkomsten van de cursusevaluaties beschikbaar in de FEM-Cockpit, gespecificeerd per opleiding. Deze systematiek wordt met ingang van het studiejaar 2006-2007 ingevoerd. De opleiding geeft in de Management Review aan dat de rendementscijfers en de ontwikkeling van de resultaten over het algemeen een gunstig beeld laten zien. De rendementen zijn per cohort echter nog niet goed en snel zichtbaar te maken, zo geeft de opleiding aan. Sinds juni 2005 loopt een project van de FEM samen met de Faculteit voor Communicatie en Journalistiek (FCJ) om de kwaliteit en de actualiteit van rendementscijfers verder te verbeteren. Op dit moment is niet iedere opleiding in staat om actief te sturen op rendementsverbetering. Dit project heeft als doel hierin een structurele verbeterslag te maken en daarbij maximaal aan te sluiten op bestaande initiatieven en resultaten
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 43
op dit gebied, zowel binnen beide faculteiten als hogeschoolbreed. Op basis van ‘best practices’ worden bestaande initiatieven binnen de FEM en de FCJ verbeterd en verbreed naar alle opleidingen van de FEM en de FCJ. In het kader van dit project wordt een pilot uitgevoerd om het sturen op onderwijsrendementen tot wezenlijk onderdeel van de Planning & Control-cyclus te maken. Concreet betekent dit, dat alle opleidingen gebruik gaan maken van de managementinformatie. De hierbij gebruikte kengetallen moeten kort-cyclisch van aard zijn en beïnvloedbaar op het betreffende organisatieniveau. Deze informatie wordt geïntegreerd in de plannen en managementrapportages. De opleidingen formuleren streefcijfers en kunnen die plaatsen in een context. Per periode wordt nagegaan of die streefcijfers ook gehaald zijn. Als dat niet het geval is, wordt er verbeterbeleid opgezet dat weer onderdeel is van de verschillende rapportagevormen. Daarbij worden hogeschoolbrede definities gehanteerd zodat een vergelijking met andere opleidingen mogelijk is. Resultaat van het project is dat de cijfers van studiepuntenrendementen meteen na afloop van elke blokperiode op cursusniveau beschikbaar komen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding hanteert thans de FEM-streefnormen bij het beoordelen van het rendement van de opleiding, waardoor vergelijkingen mogelijk zijn met andere opleidingen binnen de FEM; het diplomarendement in de propedeuse is stijgend, maar voldoet nog niet aan de gestelde norm. Uit de cijfers blijkt echter dat er sprake is van een stijgende lijn wat betreft het propedeusediplomarendement. op basis van de streefnorm voor het afstudeerrendement (FEM: na 5 jaar: 40%) laat IBMS met 51% afgestudeerden een gunstiger beeld zien. de opleiding heeft verbeterbeleid geformuleerd daar waar het de actualiteit en kwaliteit van de rendementscijfers betreft.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor alle opleidingsvarianten als voldoende gelet op het volgende: Op basis van informatie vanuit het beroepenveld over de kwaliteit van de afgestudeerden, maar ook op basis van eigen waarneming door het auditteam van afstudeerwerkstukken stelt het auditteam vast, dat het gerealiseerde niveau aantoonbaar overeenkomt met het HBO-niveau dat door de opleiding wordt nagestreefd. Het facet ‘studierendement’ kwalificeert het auditteam als voldoende, gelet op het feit dat de opleiding een aantal maatregelen heeft getroffen om het rendement stapsgewijs te verbeteren in de richting van de door haar vastgestelde streefcijfers. Voorts participeert de opleiding in een project samen met de faculteit FCJ om een instrumentarium te ontwikkelen waarmee zij kan sturen op rendementverbetering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 44
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
Oordeelschema HBO bachelor opleiding IBMS voltijd. HBO BACHELOR OPLEIDING IBMS voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V5
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G
2. Programma 2.1. Eisen HBO
V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V V6
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G V7
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
V V8
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
5
Extra aantekening: goed.
6
Extra aantekening: goed.
7 8
V
Extra aantekening: goed. Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 45
Integraal oordeel/ advies aan NVAO Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool Utrecht in casu de door de Faculteit Economie en Management verzorgde voltijdvariant HBO bachelor opleiding IBMS in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO.
3.2.1. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel
de drie facetten van onderwerp 1 (“Doelstellingen Opleiding”) als goed, hetgeen een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt;9 twee facetten van onderwerp 3 (“Inzet van Personeel”) als goed en één als voldoende, hetgeen een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt;10 één facet van onderwerp 4 (“Voorzieningen”) als goed en één als voldoende, hetgeen een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; 11 drie facetten van onderwerp 5 (“Interne kwaliteitszorg”) als goed, hetgeen een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt.12
Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening toe te voegen aan zijn oordeel over de onderwerpen: (1) Doelstellingen Opleiding; (3) Inzet van Personeel; (4) Voorzieningen; (5) Interne kwaliteitszorg.
9
Zie § 1.5.2. onder D en E.
10
Zie § 1.5.2. onder D en E.
11
Zie § 1.5.2. onder D en E.
12
Zie § 1.5.2. onder D en E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 46
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs. W.G. van Raaijen - voorzitter Willem van Raaijen was jarenlang verbonden als rector verbonden aan het Luzac College. Hij was daar tevens voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de Commissie Voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de vakgroep Nederlands. Daarna was Van Raaijen Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waaronder het Luzac College destijds als een van de 25 werkmaatschappijen viel en werkte hij nog als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatievraagstukken, marktonderzoek, accreditatie in het hoger onderwijs en certificering van ondermeer openbare bibliotheken en kunsteducatieve instellingen. A.J. Martens, MBA - werkvelddeskundige
Albert Martens is werkzaam geweest binnen IKEA Nederland als plaatsvervangend algemeen directeur en is momenteel de HTRM manager van IKEA International. Hij heeft een uitgebreid internationaal netwerk op het terrein van financiën en HRM en heeft ongeveer 20 jaar internationale werkervaring, daarnaast treedt Martens regelmatig op als spreker en schrijft hij regelmatig. Hij is tevens examinator bij een MBA-opleiding en lid van de Raad van Toezicht van een ROC in het oosten van het land. Drs. H.W. Wierda - werkvelddeskundige Hielke Wierda is meer dan 40 jaar werkzaam zowel binnen het (hoger) onderwijs als het bedrijfsleven. Zo is hij vanaf 1982 tot 1998 als directeur van de opleiding Commerciële Economie werkzaam geweest binnen de Haarlem Business School. Naast zijn directeurschap heeft hij actief geparticipeerd in ontwikkelingstrajecten van de opleidingen: Small Business, International Business, European Business Management en Media Entertainment Management. Zijn ervaringen in het nationale en internationale bedrijfsleven omvatten inmiddels een periode van 45 jaar. Gestart in 1960 als onderzoeksassistent bij het toenmalig Economisch Instituut Textiel Industrie is hij werkzaam geweest als bestuurslid bij verschillende bedrijven. Inmiddels is hij als één van de initiatiefnemers betrokken bij de oprichting van een nieuw opleidingsinstituut voor economische opleidingen. Drs. G.W.M.C. Broers - secretaris en onderwijskundige
Ger Broers werkt sinds 1997 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden als onderwijskundige heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt hij zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAO-kaders en het beoordelen van de kwaliteit van restauratie bouwbedrijven. J.B. van Haastregt - student auditor Anja van Haastregt is zeer onlangs afgestudeerd aan de Haagse Hogeschool op het terrein van Hogere Europese Studies. Zij start per september 2006 een universitaire master studie in Amsterdam.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 47
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 48
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 49
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 50
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 51
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 52
BIJLAGE II: Programma Visitatie 31 mei 2006
08.30 – 08.45
2.76
08.45 – 09.00
2.76
09.00 – 10.00
10.10 – 10.55
11.00 – 11.45
11.50 – 12.30
2.76
2.76
2.76
2.76
11.50 – 12.30
2.66
12.30 – 13.15
2.76
Auditteam
►
Voorbespreking
Managementteam Van Voorst (Instituutsdirecteur BA) Jansen Schoonhoven (Programma Manager IBMS) Van Grafhorst (HRM Manager IBMS) Managementteam Bogerd (Faculteitsdirecteur FEM) Van Voorst (Instituutsdirecteur BA) Jansen Schoonhoven (Programma Manager IBMS) Van Grafhorst (HRM Manager IBMS)Instituutsdirecteur BA Programma Manager IBMS HRM Manager IBMS Docenten Propedeuse Wieringa Jaspers Out Massholder Carabba
Van Raaijen Martens Wierda Van Haastregt Broers
►
Kennismaking Definitieve vaststelling programma
Van Raaijen Martens Wierda Van Haastregt Broers
►
Van Raaijen Martens Wierda Van Haastregt Broers
►
Docenten Hoofdfase Vos Rau De Leeuw Ashley Nijhoff-Savvaki
Van Raaijen Martens Wierda Van Haastregt Broers
►
Examencommissie / toetsing Bout Popma Van den Bosch Jaspers Massholder Verificatie documenten (o.a. eindscripties)
Van Raaijen Broers
►
► ► ► ► ► ►
► ► ► ►
Instroom Aansluiting instroom en programma PR en werving Internationalisering Studiebegeleiding
►
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent / stages Internationalisering Studiebegeleiding Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Vrijstellingen Onderwijsontwikkeling Studeerbaarheid, studielast
►
(o.a.) Gerealiseerd eindniveau
► ► ► ► ► ► ► ► ► ► ►
Martens Wierda Van Haastregt
Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie en instroom Internationalisering Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel Resultaten / rendementen
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 53
13.15 – 14.00
2.76
Stage en Afstuderen De Groot (TL Praktijkbureau) Tong (Alumnus) Owonikoko (Alumnus) Schrijvers (Werkveld- en afstudeerbegeleiding) Wieringa (Stagebegeleiding) De Leeuw (Stagecoördinatie) Verificatie documenten (o.a. eindscripties)
13.15 – 14.00
2.66
14.00 – 14.30
2.76
Rondleiding voorzieningen
14.30 – 15.15
1.80
Studenten voltijd Calkoen (year 1) Ehrhardt (year 1) Terpstra (year 2/3) Xu (year 3) Wu (year 4) Kwaliteitssysteem Pijl (Hoofd Kwaliteitszorg) Ruighaver (Business Controller) Verstegen (Head Operations) Jansen Schoonhoven (Programma Manager IBMS) Verificatie documenten (o.a. eindscripties)
15.15 – 16.00
2.76
15.15 – 16.00
2.66
16.00 – 16.30
2.76
16.30 – 17.15 17.15 – 17.30
2.76 2E2
Pending Issues Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar) Intern overleg auditteam Alle gesprekspartners en genodigden
►
Studiebegeleiding Toetsen en beoordelen Kwaliteitsborging van praktijkcomponent Relatie eindkwalificaties en programma Resultaten / rendementen
Martens Wierda Broers Auditteam
►
(o.a.) Gerealiseerd eindniveau
►
Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen
Auditteam
►
Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen
Van Raaijen Van Haastregt
► ► ►
►
► ► ►
Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken medewerkers e.a.
Van Raaijen Broers
►
Wierda Martens Van Haastregt Auditteam
►
►
Pending Issues
Auditteam Auditteam
►
Bepaling voorlopige beoordeling Terugkoppeling voorlopige beoordeling
► ►
►
(o.a.) Gerealiseerd eindniveau
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleidingIBMS - Hogeschool Utrecht (1.0) – oktober 2006 54