Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding International Business & Languages voltijd Hogeschool van Amsterdam
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding International Business & Languages voltijd CROHO nr. 34407 Hogeschool van Amsterdam
Hobéon® Certificering BV november 2008 Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen Prof. Dr. M.J.P. van Mulken Drs. M. Le Roux Mevr. M. de Keijzer Secretaris: D.P.M. de Koning, MSc
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.4.1. 1.4.2. 1.4.3. 1.4.4. 2.
Inleiding Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 4 juni 2008 Bevindingen en beoordeling Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
1 1 1 1 2 2 5 5 6 7 7 7 15 17 20 20 25 29 33 36 39 40 44 48 48 50 52 55 55 57 62 62 64 65 67 67 70
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding International Business and Languages voltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
73 73 74
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 4 juni 2008
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding International Business & Languages.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool van Amsterdam (hierna: HvA), in casu de Hogeschool voor Economische Studies (hierna: HES) van het Domein Economie en Management, verzorgt veertien HBO bacheloropleidingen. Het onderhavige rapport heeft betrekking op: International Business and Languages, voltijd crohonummer 34407 1.2.2. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding International Business and Languages (voltijd).
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
1.3.1. De opleiding International Business and Languages (IBL) maakt deel uit van het Domein Economie (Domein E&M) van de Hogeschool van Amsterdam. In het dagelijks spraakgebruik wordt het domein aangeduid met de merknaam HES. 1.3.2. De opleiding IBL telde per 1 oktober 2007 in totaal 422 bekostigde studenten en had in 2007 een instroom van 171 studenten. De opleiding wordt in een voltijdvariant aangeboden op de locatie Fraijlemaborg. Momenteel kent de opleiding ook nog een deeltijdvariant. De HES heeft besloten, met het oog op het geringe studentenaantal, om de deeltijdvariant af te bouwen. De inschrijving van nieuwe studenten stopt per 31 augustus 2008. Per studiejaar 2008/2009 is er derhalve geen instroom meer. De deeltijdvariant IBL van de HvA wordt per 31 december 2010 beëindigd. De opleiding heeft toestemming van de NVAO om de deeltijdvariant buiten beschouwing te laten in deze accreditatie. De zittende studenten moet wel de mogelijkheid geboden worden de opleiding af te maken. 1.3.3. De opleiding IBL VT is gepositioneerd onder de HES-afdeling Internationaal, die is gelokaliseerd op Fraijlemaborg. Binnen de afdeling Internationaal worden Nederlandstalige opleidingen (en afstudeerrichtingen) en Engelstalige opleidingen (en afstudeerrichtingen) aangeboden. De Nederlandstalige opleidingen zijn, naast IBL, Trade Management gericht op Azië (TMA) en International Management (IM – afstudeervariant van Commerciële Economie). De Engelstalige opleidingen zijn IBMS (international Business and Management Studies), BIM (Business Intelligence Management – afstudeervariant in afbouw van Bedrijfskundige Informatica) en IFM (International Financial Management – afstudeervariant van Bedrijfseconomie). 1.3.4. De opleiding IBL leidt studenten op voor functies op het gebied van Marketing en Communicatie in een internationale economische omgeving. Kernpunten van de opleiding zijn economie en talen. De IBL’er kan naast in het Engels, in minimaal twee andere vreemde talen communiceren. Hij beschikt daarnaast over brede economische kennis, kennis van internationaal zaken doen en inzicht in culturen. Ook is de IBL’er bekend met internationaal marktonderzoek, marketing management en direct marketing.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 1
1.4.
Aanpak
1.4.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de voltijdse variant van de opleiding International Business & Languages is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende: De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een opleiding International Business & Languages op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding International Business & Languages aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 2
Op basis van de door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de voltijdvariant. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten één externe onafhankelijke vakdeskundige op het gebied van international business and languages en één onafhankelijke deskundige binnen het werkveld international business, één student uit het betreffende domein, één lead auditor vanuit Hobéon Certificering en één secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens of na de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; overzicht (cijfermatig) van de buitenlandse instroom; detailbeschrijving van het minorenaanbod; beschrijving van de finale examinering; plan van aanpak voor de Talenschool; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in •
Visitatie heeft op 4 juni2008 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 3
een conceptrapport dat aan de opleiding(-en) werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
2
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 4
1.4.2.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
Drs. W.G. van Raaijen Prof. Dr. M.J.P. van Mulken – vakdeskundige De heer M. le Roux – werkvelddeskundige Mevrouw M. de Keijzer – student D.P.M. de Koning, MSc
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding International Business and Languages noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer W.G. van Raaijen is lead auditor en heeft inmiddels een groot aantal audits in het kader van accreditatie geleid binnen de verschillende domeinen in het hoger onderwijs. De externe deskundigen, mevrouw Van Mulken en de heer Le Roux hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Mevrouw Van Mulken en de heer Le Roux hebben op grond van hun ervaring en positie in het vakgebied respectievelijk het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het vakgebied en werkveld gesteld worden aan professionals op het terrein van international business & languages op HBO-niveau. Mevrouw Van Mulken is werkzaam als universitair hoofddocent bij de opleiding Bedrijfscommunicatie (BC) aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Naast haar docentschap bij de RU is zij coördinator van de Research Master Language and Communication. Kort na de visitatie is zij benoemd tot hoogleraar internationale Bedrijfscommunicatie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. De heer Le Roux is gespecialiseerd op het terrein van marketing(communicatie) en promotionele activiteiten op de terreinen media en voedingsmiddelen en spirituozen. Mevrouw De Keijzer is derdejaars voltijdstudent IBL aan Hogeschool INHOLLAND te Rotterdam. Zij heeft stage gelopen bij het bureau Internationalisering, waardoor ze een breed beeld heeft gekregen van de opleiding IBL. Momenteel studeert zij een half jaar in Berlijn. Mevrouw De Koning heeft tijdens haar studie Internationaal Management veel internationale ervaring opgebouwd en kennis opgedaan van zowel business vakken als vreemde talen. Tijdens haar studie Cultuur, Organisatie en Management aan de VU heeft zij daarnaast ervaring opgedaan met bestuurlijke vraagstukken, organisatieverandering en strategisch management. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.4.3.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 5
Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.4.4.
Programma visitatie 4 juni 2008
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 6
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen Nb. Overal waar ‘hij’ of ‘hem’ staat, kan de lezer dus ook ‘zij’ of ‘haar’ lezen. Landelijk beroeps- en opleidingsprofiel 1.1.1. De opleiding baseert zich op het in juni 2003 landelijk vastgestelde Beroeps- en Competentieprofiel (“International Business Relations”, competentieprofiel IBL 2003). Dit competentieprofiel is gebaseerd op het beroepsprofiel IBL uit 1998. Het bestaat uit twee delen: een profielschets van de afgestudeerde IBL’er en een aantal voorbeelden van start- en doorgroeifuncties Het landelijke beroeps- en opleidingsprofiel IBL is inhoudelijk gerelateerd aan de landelijke domeincompetenties van de Bachelor of Commerce. Inmiddels is er een nieuw landelijk opleidingsprofiel in ontwikkeling. Profielschets 1.1.2. De IBL’er is de schakel tussen zijn bedrijf en de internationale omgeving en kan de belangen van zijn bedrijf of organisatie in kaart brengen, doelen stellen en deze vertalen in plannen. Hij legt en onderhoudt contacten met de internationale relaties van zijn bedrijf of organisatie, met name op de onderstaande drie gebieden: internationaal inkoop-, verkoop- en accountmanagement; internationaal marketing(communicatie)management; exportmanagement, waarbij de IBL’er zich bezig houdt met de logistieke, financiële en verzekeringstechnische aspecten van het internationale goederenverkeer. De IBL’er vertaalt deze contacten in activiteiten op strategisch, tactisch en operationeel niveau. Elk gebied heeft eigen benamingen voor zowel start- als doorgroeifuncties (zie verder facet 1.3 ‘beginnende beroepsbeoefenaar’). 1.1.3. De spil, datgene waar het bij IBL om draait, wordt gevormd door de internationale relaties. Wat een IBL’er onderscheidt is, dat hij zelfstandig internationale business relaties kan verkennen, vormgeven, uitbouwen, beheren en evalueren. Dat biedt een basis om de afgestudeerde IBL’er een naam te geven, die de veelheid van in de praktijk voorkomende functiebenamingen overstijgt en verenigt:international business relations manager: • het gaat om business relations; • de context is internationaal; zaken doen is vandaag de dag veelal internationaal, maar dat geldt des te nadrukkelijker voor de functies waarin de IBL’er werkzaam is; • het gaat om het managen van een cyclisch werkproces. De IBL’er vervult in de functie van ‘international business relations manager’ drie rollen: uitvoerend, adviserend en beslissend.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 7
Visie van de opleiding 1.1.4. De opleiding verwoordt haar visie op de IBL’er als volgt: ‘Door de toenemende globalisering van markten, toenemende concurrentie op de thuismarkt, Europese integratie is er een toenemende behoefte bij bedrijven aan internationaal georiënteerde managers. Kennis van de ins en outs van internationaal management, en internationale zakelijke dienstverlening wordt van steeds groter belang. Steeds meer bedrijven onderkennen de noodzaak van een structurele, planmatige aanpak van hun internationaliseringactiviteiten en zijn op zoek naar medewerkers die hieraan een goede bijdrage kunnen leveren: de kansen voor bedrijven op buitenlandse markten nemen toe. Binnen de opleiding krijgen deze aspecten volop aandacht. De IBL’er, kortom: - heeft een brede internationale interesse; - heeft de ambitie om over grenzen heen actief te zijn; - wil functioneren in en met andere culturen; - heeft het vermogen in een team samen te werken; - toont initiatief en doorzettingsvermogen, en; - gaat oplossings-, en resultaatgericht te werk’. Uitwerking door de opleiding van het landelijk vastgesteld opleidingsprofiel 1.1.5. De opleiding IBL gaat voor het curriculum van de instroomcohorten 2004 t/m 2007 uit van een eigen opleidingsprofiel met 13 eindkwalificaties. Dit profiel is gebaseerd op het in 2003 landelijk vastgestelde beroeps- en competentieprofiel voor IBL (met 12 eindkwalificaties). De opleiding IBL aan de HES heeft, mede op advies van vertegenwoordigers van het werkveld, eigen accenten gelegd binnen het landelijke profiel. In een aantal gevallen kiest IBL voor een iets andere formulering waardoor een meer specifieke invalshoek wordt getoond dan in het landelijk opleidingsprofiel het geval is, maar ook gaat het om enkele meer profilerende competenties. Hierdoor is het mogelijk dat studenten ook adequaat worden opgeleid voor functies binnen de non profit sector. De specifieke inkleuring die de opleiding geeft aan de opleidingscompetenties, betreft vooral: benadrukken van projectverantwoordelijkheid, goed thuis in cultureel diverse contexten en aandacht voor een aantal persoonlijk professionele vermogens (beroepshouding). 1.1.6. Opleidingscompetenties De opleiding hanteert 13 eindkwalificaties geformuleerd in termen van competenties. Deze competenties zijn verder uitgewerkt in deelcompetenties; 1. De IBL’er is verantwoordelijk voor (deel)projecten binnen nationaal en internationaal georiënteerde organisaties; 2. Vanuit de missie en visie van de organisatie analyseert de IBL’er de positie van de organisatie in nationale en internationale werkvelden; 3. De IBL’er maakt een analyse van het concurrentievermogen van de organisatie ten behoeve van een verbetering van de positie en kansen op nationale en internationale markten en brengt hierover advies uit; 4. De IBL’er stelt op basis van de uitkomsten van strategisch onderzoek een im- en exportplan op, evenals een internationaal communicatie- en salesplan; 5. De IBL’er onderhoudt internationale relaties en zoekt mogelijkheden om nieuwe relaties aan te gaan vanuit de missie van de organisatie; 6. Vanuit de missie en de visie van de organisatie is de IBL’er in staat de financiële gegevens van organisaties op waarde te schatten; 7. De IBL’er overlegt met internen over producten en PR-activiteiten die zijn afgestemd op de wensen van de klant; 8. De IBL’er is zich bewust van de implicaties van de culturele diversiteit en weet van daaruit te handelen in het belang van de organisatie;
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 8
9. De IBL’er beheert en bewaakt de klantenportefeuille en bouwt deze zonodig uit. (CMR: Customer Relationship Management); 10. De IBL’er evalueert de effectiviteit van zijn werkzaamheden en de fasen van het werkproces en stelt zonodig verbetervoorstellen op; 11. De IBL’er is in staat om gericht samen te werken binnen een organisatie en op die manier bij te dragen aan een gezamenlijk doel; 12. De IBL’er maakt bij zijn werkzaamheden optimaal gebruik van de mogelijkheden die geboden worden door de ICT-technologie; 13. De IBL’er heeft een juiste beroepshouding. (bron: Opleidingsplan IBL, 2007-2008, september 2007). 1.1.7. Daarnaast heeft de HES eigen algemene HES-competenties geformuleerd die m.i.v. 2008-2009 in alle opleidingsvarianten een plaats dienen te krijgen (10 algemene HES Competenties, versie 1.2). Deze competenties zijn in augustus 2007 gevalideerd door het werkveld. De competenties zijn verdeeld in vier competentiedomeinen, die nauw met elkaar samenhangen: Competentiedomein I Beroepsmatig handelen de student is in staat zijn beroepsvraagstukken te signaleren en op professionele wijze te analyseren, op te lossen en te verantwoorden. Het opgeleverde werk moet inhoudelijk deugen. II Bedrijfsmatig handelen de student is in staat tot systematisch en efficiënt handelen in beroepsvraagstukken zodat een optimale output wordt bereikt: de werkwijze moet voldoen aan eisen die doorgaans in het bedrijfsleven worden gesteld. III Sociaal communicatief handelen de student is in staat om met en voor anderen werk uit te voeren. De student is in staat om positieve werk- en klantrelaties te creëren en te onderhouden en hij is in staat te handelen in relatie met anderen. IV Ontwikkelingsgerichtheid de student neemt verantwoording voor de eigen ontwikkeling en hij gaat actief op zoek naar ontwikkeling- en loopbaanmogelijkheden: de student kan leren van ervaring.
Competentie 1. vakkundigheid 2. innovatief vermogen
3. resultaatgerichtheid 4. ondernemend gedrag 5. besluitvaardigheid
6. communiceren 7. samenwerken 8 klantgerichtheid 9. interculturele sensitiviteit 10. ontwikkelingsgerichtheid
Ontwikkeling van zowel de algemene HES-competenties als de beheersing van de beroepstaken is pas mogelijk als er sprake is van ontwikkelingsgerichtheid. In die zin vormt deze laatste algemene HEScompetentie de basis voor alle andere. Alle competenties zijn uitgewerkt in indicatoren die weer verder zijn gespecificeerd in (gedrags)criteria. Opleidingsprofiel 2008-2009 1.1.8. IBL heeft eind 2007 in het kader van de ontwikkeling van de Best Business School een herijkt opleidingsprofiel IBL ontwikkeld dat van toepassing is vanaf de propedeuse 2008-2009. Voor de ontwikkeling van de Best Business School werkt elke opleiding werkt met een set van opleidingsspecifieke beroepstaken en de tien hierboven beschreven generieke HES-competenties. Didactisch uitgangspunt is dat door het werken aan de beroepstaken de competenties worden verworven. De 12 eindkwalificaties uit het landelijk vastgestelde beroeps- en opleidingsprofiel (2003) zijn leidend geweest bij het formuleren van de
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 9
beroepstaken. Ook het nieuwe opleidingsprofiel IBL (opleidingsprofiel IBL, versie 1.1, november 2007) dekt het landelijke profiel. Voor de opleiding IBL gelden de volgende vijf beroepstaken: 1. ondernemen (HES-breed); 2. internationaal communiceren; 3. projectmanagement; 4. internationaal marketingmanagement; 5. sales- en accountmanagement. Deze beroepstaken zijn voorzien van een inhoudelijke toelichting, zijn vertaald in beroepshandelingen en – producten en de bijbehorende body of knowledge and skills zijn beschreven. Het auditteam heeft kennisgenomen van de op basis van het landelijk profiel door de opleiding IBL uitgewerkte opleidingscompetenties. Het auditteam is van mening, dat de eindkwalificaties van de opleiding corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar en aansluiten bij de eisen die de vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een opleiding IBL. Profilering 1.1.9. De visitatiecommissie pleitte in 2004 voor een scherpe inhoudelijke profilering van IBL en adviseerde de opleiding te werken aan een profiel waarin de eigen identiteit beter tot uitdrukking kwam. De auditcommissie adviseerde eind 2006 voor verdere profilering. De opleiding IBL heeft haar eigen competentieset geformuleerd en heeft een eigen visie verwoord op de eindkwalificaties. T.o.v. het brede palet opleidingen van de afdeling Internationaal is IBL gericht op functies op het gebied van Marketing en Communicatie in een internationale economische context. IBMS is een brede Engelstalige management (& organisatie)opleiding gericht op instroom van buitenlandse studenten en Nederlandse studenten. Hetzelfde geldt voor IFM, de Engelstalige opleiding Bedrijfseconomie. De opleidingen IM en TMA worden net als IBL ook omgezet in Engelstalige opleidingen. IM en TMA zijn beide gericht op import, export en internationale marketing, waarbij TMA zich richt op Azië en IM op de rest van de wereld. De opleiding IBL onderscheidt zich van andere opleidingen door een veelzijdigheid aan talen (twee vreemde talen naast het Engels) en een focus op (inter)culturele aspecten. Het auditteam wil de opleiding meegeven om – zeker gezien de aanwezigheid van verwante opleidingen binnen het eigen opleidingspalet die veelal voor hetzelfde internationale commerciële beroepenveld opleiden – de eigen identiteit naar buiten toe volkomen helder te (blijven) communiceren. Validering door het werkveld 1.1.10. De opleidingsadviesraad (OAR) van IBL heeft de opleidingskwalificaties besproken en goedgekeurd. In de OAR hebben zitting een creative maximizer bij Google Nederland, een sales (development) manager en een accountmanager bij ING Bank, een communicatiemanager bij Centric en een marketingmanager bij Hamilton Bright. De raad komt drie tot vier maal per jaar bijeen. De (on)gevraagde adviezen die zij verstrekken, hebben betrekking op het competentieprofiel, het onderwijs, het onderzoek en de externe activiteiten van de opleiding. Het opleidingsprofiel van IBL is geaccordeerd door het werkveld (25 oktober 2007). De tien algemene HEScompetenties, die onderdeel uitmaken van het IBL opleidingsprofiel, zijn tot stand gekomen in overleg met de beroepspraktijk, vandaar dat de formulering aansluit bij de wijze waarop veel grote bedrijven (o.a. banken) en erkende assessmentbureaus die hanteren. Internationalisering 1.1.11. De opleiding IBL is gepositioneerd onder de afdeling Internationaal (zie inleiding). Strategische prioriteit van deze afdeling is dat zij zich ontwikkelt van een afdeling Internationaal naar een International
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 10
Business School (IBS). De inrichting van de International Business School gaat voor IBL o.a. een omzetting betekenen van een Nederlandstalig curriculum naar een Engelstalig curriculum. Propedeusestudenten die op 1 september 2008 starten, kunnen nog kiezen voor ofwel een Nederlandstalige propedeuse ofwel een Engelstalige propedeuse. Vanaf 1 september 2009 wordt voor startende propedeusestudenten alleen een volledig Engelstalig curriculum IBL geboden. De afdeling Internationaal heeft haar strategische prioriteiten vastgelegd in het Resultaten en Activiteitenplan 2007-2008. 1.1.12. Studentmobiliteit – instroom van buitenlandse studenten: de opleiding IBL heeft de ambitie om in de IBS klassen te creëren waarin 50% Nederlandse studenten zitten en 50% studenten uit het buitenland. De opleiding heeft de afgelopen periode actief beleid gevoerd om de buitenlandse instroom te vergroten. De focus lag hierbij op Oost-Europa. Per 1 oktober 2008 staan er 152 eerstejaars studenten bij de opleiding ingeschreven, waarvan 8 uit het buitenland. Vier van deze studenten komen uit Duitsland. M.b.t. docentmobiliteit stelt de opleiding dat enkele buitenlandse docenten deel uitmaken van het docentencorps. Ook worden buitenlandse gastdocenten ontvangen en geven docenten gastcolleges in het buitenland. Het auditteam heeft tijdens de audit geconstateerd dat docentmobiliteit nog niet orde van de dag is. De ‘state of mind’ hieromtrent is zeer zeker aanwezig. De opleiding heeft volgens het auditteam goud in handen met haar contacten met partnerinstituten. Het team wil de opleiding meegeven om planmatig en structureel meer gebruik te maken van deze contacten om de (internationale) mobiliteit van zowel eigen als externe docenten te vergroten. Het international Office gaat hier een proactieve rol in spelen en heeft de eerste stappen reeds gezet: de eerste partnerinstituten zijn aangeschreven om contractafspraken te maken over docentmobiliteit. 1.1.13. De internationale oriëntatie van de opleiding komt tot uiting in de inhoud van het curriculum. De internationale dimensie is geïntensiveerd in projecten en onderwijseenheden. Er wordt gewerkt met internationale casuïstiek. De stage en de afstudeeropdracht hebben een internationaal karakter. De competenties, indicatoren en (gedrags)criteria zijn afgestemd met de HES-profilering. Dit heeft op HESniveau geleid tot de toevoeging van de competentie ‘interculturele sensitiviteit ’als dimensie van internationalisering (zie 1.1.7). 1.1.14. Het vreemde talenprogramma van de opleiding IBL is stevig aangezet. Ongeveer eenderde van het curriculum bestaat uit taal- en cultuuronderwijs. IBL biedt een deels Nederlandstalig, deels Engelstalig curriculum en kiest voor brede bekendheid van de afgestudeerde met drie vreemde talen (Engels en een keuze uit Frans, Spaans, Duits). Bij de onderwijseenheden in jaar drie en vier is de voertaal Engels. De opleiding volgt de criteria van het Common European framework (CEF) en het Europees taalportfolio voor het internationaal kunnen aantonen (door de individuele student) van het behaalde taalniveau. Talenschool 1.1.15. In het plan van aanpak IBS wordt de ambitie uitgesproken om het talenonderwijs te verstevigen door het bijeen te brengen en te structureren in een talenschool. De talenschool wordt genoemd als een onderwerp waarmee de IBS haar positie in de markt wil versterken. Met de talenschool worden de volgende doelen nagestreefd: het bijeenbrengen van alle talenonderwijs (muv. Nederlands) binnen de HES; het inkaderen van het talenonderwijs in één gemeenschappelijk en modulair concept met mogelijk ruimte voor mogelijke didactische variëteit; het bereiken van economies of scale, met name in de hogere taalmodules (vermijden van meerdere kleine klassen, die hetzelfde onderwijs geven); het mogelijk maken om talenonderwijs aan te bieden op een commerciële basis aan personen en instellingen buiten de HES;
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 11
aan studenten de mogelijkheid bieden om naar eigen wensen en ambities zijn of haar talenkennis uit te breiden en/of te verdiepen. Het auditteam heeft kennisgenomen van het voorstel voor het project Talenschool (herziene versie, 6 juni 2008) en ziet dit als een waardevol instrument om enerzijds het generieke HES-onderwijs te stroomlijnen en anderzijds opleidingen de mogelijkheid te bieden tot verdere profilering.
Buitenlandse studieperiode 1.1.16. Voltijdstudenten verblijven minimaal één semester in het buitenland. In het derde jaar kiest de student óf voor stage in het buitenland óf voor een minor in het buitenland. M.b.t de minor in het buitenland geldt dat de student een exchangeprogramma volgt aan een buitenlandse onderwijsinstelling. Als de student er niet voor kiest een exchangeprogramma aan een buitenlandse partnerinstelling te volgen is hij verplicht een stage in het buitenland te lopen. Studenten die een internationale stage willen lopen, werven deze zelf. Het volgen van een exchangeprogramma (minor) vereist toestemming examencommissie. De examencommissie heeft de goedkeuring van het vakkenpakket gedelegeerd aan de landencoördinator. Deze stelt het programma in overleg met de student samen, waarbij ernaar wordt gestreefd dat het programma geen overlap vertoont met het reeds gevolgde programma aan de HES. Het auditteam is van mening dat de verantwoordelijkheid voor de goedkeuring van het programma te allen tijde bij de examencommissie dient te liggen en niet gedelegeerd mag worden naar de landencoördinatoren. De examencommissie kan hierbij vanzelfsprekend wel advies inwinnen bij de landencoördinatoren. 1.1.17. Met 4 Franse en 2 Duitse buitenlandse partnerinstituten is een Dubbel Diploma Programma opgezet. Studenten die aan dit programma meedoen, studeren een jaar (60 ECTS) aan een partnerinstituut in het buitenland. Ook de stage is dan in het buitenland, in hetzelfde taalgebied. Voor de studenten van de partnerinstituten geldt hetzelfde, zij studeren een jaar, 60 EC, aan de HES en zij doen hun stage in Nederland. De partnerinstituten erkennen elkaars programma’s, waaronder de afstudeeropdracht/scriptie. De studenten krijgen zowel een diploma van de HES als van het partnerinsituut. De partnerinstituten zijn van minimaal HBO-kwaliteit. De examencommissie stelt uiteindelijk de uitslag van het examen vast, nadat de examencommissie heeft onderzocht of de student aan alle voor het desbetreffende examen geldende verplichtingen heeft voldaan (Bron: Onderwijs- en Examenregeling opleiding IBL). Kwaliteitsborging buitenlandse studieperiode 1.1.18. De opleiding heeft vastgelegd welke eisen zij aan de buitenlandse partnerinstituten stelt (Selectie en evaluatie van buitenlandse partnerinstellingen (versie 1.0, 10 april 2007). De opleiding hanteert o.a. als eis dat de buitenlandse opleiding geaccrediteerd moet zijn in eigen land. Ook moet het niveau en de wijze van onderwijs ( o.a. de kwalificaties van docenten, het niveau van de onderwijsmodules, de methode van onderwijs, de mate van beroeps/praktijkgerichtheid, de examen eisen en de manier van toetsing) aansluiten bij het niveau en de wijze van onderwijs op de HES. De landencoördinator heeft hierin een coördinerende rol. Per regio is een landencoördinator aangewezen. De landencoördinator heeft drie taakgebieden: 1) relatiebeheer, 2) zorg voor uitgaande studenten en 3) zorg voor inkomende studenten. Zij onderhouden de contacten met de partnerscholen die in hun portefeuille zitten, stellen de uitwisselprogramma’s bij en informeren de resultatenadministratie over het programma van de student die door de opleiding gediplomeerd wordt. De landencoördinatoren werken nauw samen met het International Office (IO). Het IO speelt een belangrijke rol in zowel de interne als de externe communicatie rondom Internationalisering van het Domein E&M en is het aanspreekpunt voor studenten, medewerkers en externe relaties van het domein op het gebied van Internationalisering. Een belangrijke taak van het IO is het organiseren en administreren
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 12
van uitwisselingsprogramma’s voor zowel uitgaande als inkomende studenten. De landencoördinator houdt zicht op de kwaliteit van de vakken die de student in het buitenland volgt. Uit de gegevens van en naar de partnerscholen (cijfers, evaluatieformulieren van de inkomende en uitgaande studenten) krijgen de landencoördinatoren een zee aan informatie. In 2006 is het hele bestand van partnerscholen integraal geëvalueerd. Met partners waarbij geen of een ongelijke uitwisseling plaatsvond, is de samenwerking verbroken. Ook is de samenwerking met partnerinstituten in Italië opgezegd, omdat het programma inhoudelijk niet aan de maat was. Het auditteam is positief gestemd over deze integrale evaluatie. Het team wil de opleiding evenwel meegeven om de informatie uit evaluaties met terugkomende studenten – met name over inhoudelijke aspecten van de gevolgde programma’s – structureel te verwerken en bijvoorbeeld te vertalen naar periodieke bijstelling van het exchangeprogramma (gelijktrekken van niveaus) en double degree programma’s. Samenvattend is het auditteam van mening dat de internationale dimensie in het curriculum zeker geborgd is. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding groot belang hecht aan taal en cultuur – iets was het auditteam zeer waardevol acht. De opleiding draagt er voldoende zorg voor dat studenten met hun verworven competenties in een internationale of interculturele context kunnen functioneren. Verder is het auditteam van mening dat de opleiding een infrastructuur heeft ingericht om toekomstige internationale ambities te kunnen faciliteren en de studenten van nu te faciliteren in hun internationale stage en studie.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding IBL biedt een curriculum aan dat geënt is op landelijk overeengekomen eindkwalificaties, die aantoonbaar met collega opleidingen zijn afgesproken en door het beroepenveld zijn gevalideerd. De opleiding heeft op basis van het landelijk vastgestelde profiel een set eigen opleidingscompetenties uitgewerkt. IBL geeft een eigen inkleuring aan de landelijke eindkwalificaties door de focus te leggen op het benadrukken van projectverantwoordelijkheid, het goed thuis zijn in cultureel diverse contexten, aandacht voor Event Management en aandacht voor een aantal persoonlijk professionele vermogens (beroepshouding). De opleiding heeft haar profilering t.o.v. het brede palet opleidingen van de afdeling Internationaal van het Domein E&M reeds aangescherpt. Het auditteam wil de opleiding op het hart drukken om de eigen identiteit naar buiten toe volkomen helder te blijven communiceren. De onderwijsadviesraad heeft het opleidingsprofiel gevalideerd. Daarnaast adviseert zij de opleiding onder andere aangaande het onderwijsprogramma en de profilering van de opleiding. In de OAR hebben personen zitting die werkzaam zijn op het gebied van internationale marketing(communicatie), sales en accountmanagement. Met betrekking tot internationalisering draagt de opleiding er voldoende zorg voor dat studenten met hun verworven competenties in een internationale of interculturele context kunnen functioneren. De internationale oriëntatie van de opleiding komt duidelijk tot uiting in de inhoud van het curriculum. Het vreemde talenprogramma van de opleiding is stevig aangezet en ook cultuuraspecten komen in voldoende mate aan bod. De opleiding heeft een infrastructuur ingericht om toekomstige internationale ambities (zoals het oprichten van de talenschool en het vergroten van de student- en docentmobiliteit) te kunnen faciliteren en om de huidige studenten te faciliteren in hun internationale stage en studie. M.b.t. dit laatste is het auditteam van mening dat de kwaliteitsborging van de buitenlandprogramma’s
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 13
momenteel weliswaar voldoende is, maar dat dit steviger verankerd kan worden in de PDCA-cyclus.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 14
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen 1.2.1. Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding getoetst teneinde te kunnen bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden vijf dimensies (Kennis en Inzicht – Toepassen Kennis en Inzicht – Oordeelsvorming – Communicatie – Leervaardigheden) onderscheiden. 1.2.2. De competenties, indicatoren en (gedrags)criteria zijn afgestemd met de HBO-kernkwalificaties en de Dublin Descriptoren. De opleiding heeft dit inzichtelijk gemaakt in een competentiematrix. Deze matrix – die tevens in bijlage 3 van de Management Review te vinden is – koppelt de Dublin Descriptoren met de generieke (kern)kwalificaties HBO-bachelor en met de 13 opleidingscompetenties van de opleiding IBL. Koppeling Dublin Descriptoren – generieke HBO-kwalificaties - opleidingscompetenties Dublin Descriptoren Generieke HBO-kwalificaties Opleidingscompetenties Kennis en inzicht 1, 2 2, 3, 4, 6, 10, 12 Toepassen van Kennis en inzicht 3, 4, 5 2, 3, 4, 6, 10 Oordeelsvorming 6, 7 2, 3, 5, 6, 13 Communicatie 8, 9 1, 5, 7, 8, 9, 11, 12, 13 Leervaardigheden 10 10, 13 M.i.v. 2008-2009 werkt de opleiding IBL met de tien zogenoemde HES-competenties. De HES heeft er voor gekozen om de algemene HES-competenties tevens aan deze normen te laten voldoen. Dit heeft geleid tot de toevoeging van de indicatoren ‘leiderschap’ en ‘maatschappelijke verantwoordelijkheid’. 1.2.3. Binnen de opleiding IBL is in 2006-2007 gesproken over het bachelorniveau in relatie tot het afstudeerprogramma. Dit debat heeft geleid tot HES-breed van toepassing zijnde aanbevelingen m.b.t. de borging van het bachelorniveau in de afstudeerprogramma’s. De opleiding heeft de nieuwe richtlijnen m.b.t. bachelorniveau en afstuderen al eind 2006-2007 geïmplementeerd en heeft in het afstudeerprogramma 2007-2008 verdere verfijningen aangebracht (zie verder facet 6.1). Overig Het talenprogramma past in de visie van de opleiding om de studenten optimaal ‘communication skills’ te laten ontwikkelen. Zoals eerder gesteld, geeft de opleiding het beoogde niveau per vreemde taal aan m.b.v. het zogenaamde Common European Framework. Samenvattend is het auditteam van oordeel, dat de opleiding het bachelorniveau heeft gedefinieerd op een wijze die ten minste beantwoordt aan de vijf Dublin Descriptoren. Zij heeft deze descriptoren expliciet gekoppeld aan de onderscheiden eindkwalificaties. De opleiding is er in voldoende mate in geslaagd elke dimensie van de Dublin Descriptoren een duidelijk herkenbare plaats in haar opleidingscompetenties te geven.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 15
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De eindkwalificaties van de opleiding voldoen aan het niveau bachelor zoals weergegeven in de Dublin Descriptoren. De opleiding heeft op een overzichtelijke wijze de relatie in kaart gebracht tussen de Dublin Descriptoren, de generieke HBO-competenties en de opleidingscompetenties.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 16
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs 1.3.1. De opleiding heeft in het beroepsprofiel van IBL en de daarmee samenhangende beroepscompetenties de generieke HBO-competenties en de Dublin Descriptoren verwerkt en sluit hiermee aan bij de beschrijving van het bachelorniveau. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De wijze waarop de opleiding de Dublin Descriptoren heeft uitgewerkt en in het programma heeft opgenomen, beoordeelde het auditteam reeds als voldoende (zie daarvoor facet 1.2). Beroepsonderwijs 1.3.2. De eindkwalificaties van de opleiding International Business and Languages zijn geformuleerd in termen van competenties die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor de professional international relatiemanagement (ofwel de international business relations manager) relevante werkveld geborgd. De beginnende beroepsbeoefenaar 1.3.3.De opleiding IBL heeft zich tot doel gesteld om de student zo op te leiden dat hij zelfstandig internationale business relaties kan verkennen, vormgeven, uitbouwen, beheren en evalueren. De opleiding onderschrijft de landelijk opgestelde visie m.b.t. instroomfuncties en doorgroeifuncties (zie onder). Pas afgestudeerde IBL’ers bekleden een startfunctie; zij functioneren op juniorniveau. Na 3 tot 5 jaar werkervaring kan de IBL’er doorgroeien naar een meer seniorfunctie. Dat betekent ook dat hij leiding kan geven, bijvoorbeeld aan een team, maar ook aan een afdeling of business unit. De opleiding en het werkveld beschouwen met name de leidinggevende functies als doorgroeifuncties – dit vanuit de visie dat een juist afgestudeerde professional in de regel niet in een leidinggevende functie wordt benoemd. Dat neemt niet weg dat hij wel een en ander van leidinggeven dient te weten en enkele vaardigheden moet hebben ontwikkeld. In de profielschets zijn drie gebieden onderscheiden waarop IBL’ers actief zijn. Elk gebied heeft eigen benamingen voor zowel start- als doorgroeifuncties. Hieronder staan enkele voorbeelden. Internationaal inkoop-, verkoop- en accountmanagement startfunctie doorgroeifunctie medewerker international sales international salesmanager assistent account manager international accountmanager assistent internationaal inkoper international inkoper / hoofd inkoper
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 17
medewerker landendesk
area manager
Marketingcommunicatie startfunctie assistent PR/PA-afdeling medewerker externe zaken medewerker direct marketing Assistent conference manager medewerker marketing communicatie
doorgroeifunctie hoofd PR en voorlichting manager externe zaken direct-marketingmanager Conference corporate communication hoofd marketingcommunicatie
Exportmanagement startfunctie marketing services medewerker assistent exportmanager assistent area manager
doorgroeifunctie relatiebeheerder buitenland exportmanager area manager
1.3.4. De opleiding voert periodiek een Alumnitevredenheidsonderzoek (ATM) uit. Alumni zijn tevreden over de voorbereiding op de arbeidsmarkt en het belang van de kwalificaties voor de huidige baan. De respondenten beoordeelden alle daar genoemde kwalificaties als ruim voldoende tot goed relevant voor de beroepsbeoefening. Een enkele kwalificatie werd met 2.9 beoordeeld: het vermogen om creatief in te spelen op onverwachte situaties en het vermogen om de capaciteiten van anderen aan te spreken. (Nb. het ATM is ingevuld door 9 van de 23 aangeschreven personen, afgestudeerd in de periode tussen oktober 2004 en september 2005. Het gaat daarbij om 7 voltijdstudenten). 1.3.5. Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit het programma van de opleiding. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De eindcompetenties van de opleiding IBL voldoen aan het niveau Bachelor, zoals weergegeven in de Dublin Descriptoren en de HBO-generieke eindkwalificaties. De eindcompetenties in het IBL-programma komen overeen met het landelijk opgesteld beroepsprofiel. De eindcompetenties van de opleiding zijn geformuleerd in termen van competenties die aantoonbaar in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd. De eindcompetenties van de opleiding corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar. Alumni zijn tevreden over de voorbereiding op de arbeidsmarkt en het belang van de kwalificaties voor de huidige baan.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 18
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” als voldoende
De opleiding heeft op basis van het landelijk vastgestelde beroepsprofiel eigen opleidingscompetenties uitgewerkt. De eindcompetenties van de opleiding voldoen aan het niveau Bachelor en corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar. De opleiding volgt de actuele ontwikkelingen in het beroepenveld via contact met de onderwijsadviesraad. De OAR adviseert de opleiding onder andere aangaande het opleidingsprofiel en – programma en de profilering van de opleiding. Binnen het HBO volgt de opleiding actuele ontwikkelingen o.a. via verschillende landelijke overleggen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 19
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen Inleiding De HvA heeft kennisontwikkeling in en met de praktijk als een van de speerpunten gekozen die in de periode 2007-2010 specifiek aandacht krijgt. De eindkwalificaties van elke opleiding zijn dan ook zo opgesteld dat daarin steeds de beroepscontext is meegenomen. Dit systeem is in 2007-2008 t.b.v. het nieuwe opleidingsprofiel IBL 2008-2009 verder aangescherpt door het beschrijven van de eindkwalificaties als systeem van kerntaken, beroepshandelingen, beroepsproducten, body of knowledge and skills en tien generieke HES-competenties (uitvoering per september 2008). Opleidingsprogramma – openingen naar de beroepspraktijk 2.1.1. Het programma van de opleiding laat zien, dat de opleidingsstructuur veel openingen biedt naar de beroepspraktijk. Dit gebeurt op de volgende manieren: in de propedeuse ontvangen studenten het onderdeel praktische beroepsoriëntatie dat bestaat uit een tiental lezingen met gastsprekers(zie ook 2.1.7.); via de projecten die studenten in elk semester volgen, leren studenten aan de hand van realistische opdrachten waarin economische, bedrijfskundige, communicatieve en linguïstische vakgebieden zijn geïntegreerd. Voorbeelden zijn de propedeuse projecten Young Enterprise en (internationale) concurrentie. In het tweede studiejaar nemen studenten deel aan een zogenoemd exportproject en een simulatieproject DENIMAS (gericht op internationale handel en concurrentie). In de tweedejaarsprojecten moet worden gerapporteerd in een passende vreemde taal. In het opleidingsplan (§4.5 beschrijving curriculum) worden diverse projecten beschreven; concrete beroepsvraagstukken en ontwikkelingen op het gebied van internationale businesscommunicatie en economie worden verwerkt in het onderwijs via casuïstiek en specifieke aandachtspunten bij projecten; de vakmatige verzorgde leerstof is gerelateerd aan het beroep (casussen, voorbeelden, uitleg). Een voorbeeld hiervan is het vak Frans 4: Pour parler affaires. Dit onderdeel leert studenten om, met behulp van schriftelijke en communicatieve opdrachten, te communiceren met Franstalige collega’s en zakenrelaties. Aan de orde komen o.a. het organiseren van deelname aan een beurs, het promoten van een product, het zoeken naar een stage- of werkplek, het opstellen van een sollicitatiebrief & Curriculum Vitae en het voeren van een sollicitatiegesprek. Deze module zakelijk Frans wordt ook aangeraden door de CCIP (kamer van koophandel in Parijs); ze is qua inhoud en vormgeving direct gericht op aansluiting bij het Franse zakenleven. Wat geldt voor dit voorbeeld, geldt ook voor andere vakonderdelen gericht op internationale wet- en regelgeving, internationale cultuur en exportmanagement;
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 20
tijdens de jaarlijkse IBL-dag komt een student in aanraking met verschillende bedrijven. Deze bedrijven verzorgen gastcolleges en voorlichting over bijvoorbeeld ondernemen en zakendoen in een internationale context. De dag wordt voor alle IBL-studenten georganiseerd; via stage en afstuderen (zie hieronder en facet 6.1).
Ook het minorprogramma biedt voldoende openingen naar de beroepspraktijk. In de minor Event- en Experience Marketing (MEEM) krijgen studenten bijvoorbeeld concrete cases uit het bedrijfsleven. De drie studenten die het project het beste afronden, mogen hun bevindingen presenteren bij Dechesne & Boertje, een eventmarketing bureau met als specialisatie ‘Relatiemarketing and Internal branding’. Dechesne en Boertje is tijdens de EVA-uitreiking uitgeroepen tot eventbureau van het jaar 2007. Studenten zijn tevreden over de aansluiting van het programma op de beroepspraktijk. In de Studenttevredenheidsmonitor (STM) 2007 beoordelen studenten dit aspect met het rapportcijfer 3,5 (op een vijfpuntsschaal: 1 = zeer ontevreden, 5 = zeer tevreden). Stage / afstuderen 2.1.2. In de twintig weken dat studenten fulltime stage lopen, werken ze aan een opdracht voor een internationaal opererend bedrijf in Nederland of in een ander land. De stagecoördinator van IBL keurt de stageplaats goed. Naast het werken aan de opdracht van het bedrijf voert elke student een SWOT-analyse uit van (een afdeling binnen) het bedrijf als opdracht voor de opleiding. De stagebegeleider bezoekt ten minste één keer het stagebedrijf, mits dit in Nederland gevestigd is. Indien nodig wordt het stagebedrijf vaker bezocht. Het auditteam is zich ervan bewust dat het bezoeken van stageplekken in het buitenland niet altijd binnen de budgettaire speelruimte past, maar wil de opleiding meegeven om na te denken in hoeverre deze bezoeken gecombineerd kunnen worden met het bezoeken van buitenlandse congressen en buitenlandse partnerinstituten, niet alleen door de opleiding IBL, maar ook door andere opleiding binnen de afdeling Internationaal of binnen de HES. In de vijf maanden dat de student aan een afstudeeropdracht werkt (waarnaast hij ook nog lessen volgt), wordt er van hem verwacht dat hij zelfstandig een probleemsituatie binnen een internationaal bedrijf of organisatie oplost. De opdracht past binnen het competentieprofiel van de opleiding. Een van de prestatiecriteria voor het afstuderen is de verbinding van de praktijkopdracht(en) met de beroepsmatige actualiteit. Tijdens de afstudeeropdracht krijgt de student een afstudeerbegeleider toegewezen. Aan het einde van de periode dient de student zijn opdracht te presenteren in een van de drie vreemde talen en te verdedigen. Tevredenheid studenten m.b.t. de stage Over de gehele linie is men tevreden over de stage. De begeleiding door de stagebegeleider uit instelling/bedrijf wordt met een 3,6 beoordeeld; de stage-/werkplekbegeleiding vanuit de opleiding met een 3,2 en de voorbereiding op de stage met een 3.0. 2.1.3. Het auditteam heeft inzage gehad in de door de opleiding gehanteerde vakliteratuur. Naar het oordeel van het auditteam is de gebruikte literatuur relevant, actueel, werkvelddekkend en op HBO-niveau. Studenten beoordelen de inhoudelijke kwaliteit van het studiemateriaal en de aansluiting van het studiemateriaal op de beroepspraktijk beide met een 3,5. Wetenschappelijke oriëntatie 2.1.4. De opleiding hecht belang aan (toegepast) onderzoek. Uit de interne audit kwam naar voren dat de interactie tussen beroep en wetenschap niet gedocumenteerd was en dat er in het curriculum geen
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 21
expliciete aandacht was voor het vertalen van wetenschappelijke ontwikkelingen naar de praktijk. Op basis van deze aanbevelingen zijn de projecten aangepast met meer concrete aanwijzingen voor het verrichten van onderzoek. Het vormgeven van onderzoek in het curriculum is een profielpunt van de HvA. De opleiding IBL besteedt aandacht aan ontwikkeling van onderzoeksvermogens via de projecten, via het onderdeel marktonderzoek, via het onderdeel strategic marketing en via de afstudeeropdracht. Gebruik resultaten toegepast onderzoek is met een rapportcijfer van 3,2 tweetiende lager dan in 2006 het geval was (STM 2007). 2.1.5. In de koppeling van het onderwijs/onderzoek met het bedrijfsleven kunnen lectoraten een belangrijke rol spelen. Het domein kent op dit moment de volgende lectoraten: Entrepreneurship and Innovation (voormalig instituut HES) – loopt binnenkort af. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (voormalig instituut HES) – loopt binnenkort af; Gedifferentieerd HRM (voormalig instituut AHHRM). Daarnaast is HES-breed het lectoraat ‘De kenniseconomie van Amsterdam’ sinds het voorjaar 2008 ingevuld. De voorzitter van het auditteam heeft additioneel met de lector gesproken op 18 juni. Dit lectoraat gaat zich bezighouden met concreet en praktijkgericht onderzoek naar de economie van Amsterdam. De doelen van het lectoraat zijn: onderzoek doen naar de kenniseconomie van Amsterdam: concrete onderzoeksthema’s hierbij zijn bijvoorbeeld a) het effect van ‘incubators’ op de lokale economie en omliggende wijken en b) een analyse van netwerken/waardeketens van de Amsterdamse modesector en identificatie van de kansen voor lagergeschoolden; bijdragen aan het curriculum van de opleidingen van het domein E&M door: - het gebruiken van onderzoeksresultaten voor cases of anderszins; - studenten zoveel mogelijk te betrekken bij onderzoek; - het ontwikkelen van een minor (2009-2010) e.d.; versterking van de samenwerking met het beroepenveld; professionalisering van docenten. Interactie docenten – werkveld 2.1.6. De vaste docenten ontvangen scholing, houden contact met het beroep via de begeleiding van stages en afstudeeropdrachten en via contacten in het (internationale) werkveld. Vijf medewerkers zijn tevens werkzaam in de beroepspraktijk (zie verder facet 3.1). Het auditteam heeft vastgesteld dat docenten zicht hebben op actuele ontwikkelingen in het relevante domein. Ook heeft het team geconstateerd, dat docenten inderdaad contact houden met het werkveld. Het auditteam is van mening dat de contacten die docenten hebben met het werkveld steviger aangetrokken kunnen worden en van een minder vrijblijvend karakter dienen te zijn. Deelname aan internationale netwerken kan eveneens verstevigd worden. Uit de jaarlijkse studenttevredenheidsmonitor en de docentevaluaties die studenten na afloop van elk blok invullen kan een beeld verkregen worden van de binding die docenten leggen tussen opleiding en beroepspraktijk. Studenten beoordelen de actuele kennis van docenten over de beroepspraktijk met een 3,7. 2.1.7. De interne auditcommissie stelde in 2006 vast, dat studenten in de propedeuse behoefte hebben aan meer contact met de beroepspraktijk c.q. het bedrijfsleven. De opleiding heeft hierin voorzien door één keer per maand een gastles door een gastspreker te organiseren voor propedeusestudenten, waarbij de aanwezigheid verplicht is. Het auditteam heeft inzage gehad in de gastsprekers die zijn ingezet in cursusjaar 2007-2008. Hieronder kunnen o.a. worden geschaard: een Trade Strategy Manager bij SJ Johnson, een Sales Manager bij Mattel, een Account Strategist bij Google, een Rayon Manager bij Coca-Cola en een Business
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 22
Development Manager bij Apple Computer. De eerstejaars studenten die het auditteam heeft gesproken, hebben aangegeven dat zij de inzet van gastsprekers zeer waarderen. Borging actualiteit 2.1.8. Toetsing of het onderwijsprogramma in voldoende mate beroepsgericht, actueel en relevant is, gebeurt o.a. door de curriculumcommissie . De curriculumcommissie kijkt tevens naar de vertaling van het beroeps- en competentieprofiel, naar het onderwijsprogramma, de samenhang in het programma, de inhoud en studielast van het curriculum en de vraag of deze zich op HBO-niveau bevindt. Tevens organiseert de opleiding activiteiten ter versterking van de relatie met het werkveld, behoud van de actualiteitswaarde en verhoging van de kwaliteit van het opleidingsprogramma. Zij voert overleg met de opleidingsadviesraad (OAR). Ook organiseert zij jaarlijks minimaal een studiedag voor alle docenten en het werkveld over een actueel thema. Interactie opleiding - werkveld 2.1.9. De opleiding onderhoudt structurele contacten met het werkveld en dat leidt op programmaniveau tot concrete input vanuit dat werkveld. Met de OAR wordt gesproken over zaken als onderwijsinhouden, nieuwe ontwikkelingen in het beroepenveld en startkwalificaties voor IBL-afgestudeerden. De opleiding heeft in de OAR bijvoorbeeld de vraag neergelegd wat studenten nu precies moeten kennen en kunnen m.b.t. de taalvaardigheden. De OAR-leden hebben naar voren gebracht dat in het algemeen de toepasbaarheid van de vreemde talen centraal moet zijn. Hiermee wordt nadrukkelijk het e-mailen (waarbij culturele verschillen een grote rol spelen), presenteren in een business omgeving en gespreksvoering bedoeld. 2.1.10. Voor wat betreft internationalisering wordt verwezen naar de bevindingen onder facet 1.1. Wel worden hier de resultaten uit het STM opgenomen. Aandacht voor internationale ontwikkelingen in het beroepenveld scoort een 3,3 (afname van 0,2 t.o.v. 2006). Het gebruik van internationale vakliteratuur wordt beoordeeld met een 3,1. Het volgen van een studieonderdeel/stage in het buitenland beoordelen de studenten met een 4,2.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 23
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het opleidingsprogramma voorziet in leeromgevingen waarbinnen de student in direct contact komt met de beroepspraktijk. Studenten zijn tevreden over de aansluiting van het programma op de beroepspraktijk. De gebruikte vakliteratuur is actueel, relevant, werkvelddekkend en op HBO-niveau. Dit geldt tevens voor het studiemateriaal. In het curriculum is aandacht voor het vertalen van wetenschappelijke ontwikkelingen naar de praktijk. Het lectoraat kan in belangrijke mate ondersteunend zijn in de verdere professionalisering van de onderzoekslijn in het curriculum. Het opleidingsprogramma wordt mede uitgevoerd door docenten die een relatie met het beroepenveld hebben. Daarnaast maakt de opleiding veelvuldig gebruik van gastsprekers. Studenten zijn zowel positief over de actuele kennis van IBL-docenten over de beroepspraktijk als over de inzet van gastsprekers. Het in de OAR vertegenwoordigde werkveld speelt een belangrijke rol in de opleiding via het inbrengen van actuele voor het werkveld relevante ontwikkelingen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 24
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen 2.2.1. Het auditteam heeft inzage gekregen in de competentiematrix waaruit blijkt dat de 13 opleidingscompetenties heel duidelijk verdeeld waren over de verschillende onderwijseenheden (bijlage 4 – Management Review). Dit overzicht is uitgesplitst naar propedeuse, hoofdfase 1 en hoofdfase 2. 2.2.2. Alle onderwijseenheden IBL zijn in kort bestek beschreven in de Opleidingsgidsen. Per studiejaar zijn van elke onderwijseenheid op voor de student toegankelijke wijze de competenties, inhoud, leerdoelen, werkvormen, studieactiviteiten, leermiddelen, toetsing en beoordeling beschreven. allereerst wordt beschreven wat de relatie van de desbetreffende onderwijseenheid met het opleidingsprofiel is. Er is vastgelegd op welke opleidingscompetenties de eenheid zich richt; vervolgens worden per onderwijseenheid de leerdoelen genoemd. De leerdoelen zijn voor de meeste vakken uitgesplitst naar twee componenten: a) kennis en vaardigheden en b) gedrag. Ze vormen de link tussen de beoogde opleidingscompetenties en de inhoud van de programmaonderdelen; ten slotte wordt in een aparte tabel een koppeling gemaakt tussen de opleidingscompetenties en leerdoelen. Het is voor de student dus overzichtelijk welke leerdoelen bijdragen aan welke opleidingscompetenties. Op basis van de competentiematrix en de beschrijving van de onderwijseenheden is gebleken, dat ieder programmaonderdeel gericht is op een leerdoel (het verwerven van een of meer kerncompetenties) waaraan individueel of in groepsverband wordt gewerkt. In termen van niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen bestrijkt het totaal aan leerdoelen van de verschillende onderwijseenheden en modules alle eindkwalificaties. 2.2.3. Elke opleiding is m.i.v. 2008-2009 qua structuur ingericht vanuit een kader dat HES-breed van toepassing is (Onderwijskundige kaders, Beste Business School, september 2007). De HES kiest voor competentiegericht onderwijs. Om in de beroepspraktijk competent te kunnen handelen zijn echter niet alleen competenties nodig, maar ook kennis en vaardigheden. Deze visie is terug te zien in de wijze waarop het onderwijs tijdens de binnenschoolse semesters is georganiseerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen drie leerlijnen: 1. geïntegreerde leerlijn; 2. kennis en vaardigheden leerlijn; 3. coachingsleerlijn. Ad 1) In de geïntegreerde leerlijn werken studenten aan opdrachten die ze ook als beginnend beroepsbeoefenaar in de praktijk zouden kunnen krijgen, bijvoorbeeld het uitvoeren van een marktonderzoek of het schrijven van een businessplan. Ze leren (delen van) beroepstaken uitvoeren en ontwikkelen de competenties die daarbij nodig zijn.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 25
Als onderdeel van de geïntegreerde leerlijn wordt ondersteunend onderwijs verzorgd. Dit onderwijs helpt studenten bij het opdoen van de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het uitvoeren van de opdrachten. In het vijfde semester volgen studenten o.a. omvangrijke onderdelen Communicatieve vaardigheden, International Financial Markets, Marketing Communication en Strategic Marketing. Hierin zijn steeds kennisverwerving, vaardigheidsontwikkeling en projectmatig werken verweven. Ad 2) Het uitgangspunt van de opleiding is dat een goede basis van kennis en inzicht een essentiële voorwaarde is voor professioneel handelen. In de kennis en vaardigheden leerlijn ontwikkelen studenten kennis en vaardigheden die samenhangen met de beroepstaken waarvoor ze worden opgeleid, maar die niet direct toepasbaar zijn voor het uitvoeren van de opdrachten in de geïntegreerde leerlijn. Het gaat hierbij om wat ook wel de body of knowledge en skills wordt genoemd. Binnen IBL worden kennisverwerving en taalvaardigheidsverwerving bevorderd via een breed perspectief aan relevante economische vakken, organisatiekundige onderdelen en taal- en communicatieve vakken in de eerste vier semesters. Ook de kennis- en vaardighedenlijn wordt zoveel mogelijk gekoppeld aan de context van de beroepspraktijk. Zowel in de geïntegreerde leerlijn als in de kennis en vaardigheden leerlijn krijgen studenten dus onderwijs en doen ze kennis en vaardigheden op. Het verschil is dat het onderwijs in de geïntegreerde leerlijn ondersteunend/gerelateerd is aan de (project)opdracht: alleen kennis en vaardigheden die toepasbaar zijn bij het uitvoeren van de opdracht worden als ondersteunend onderwijs aangeboden. Bij het uitwerken van een opdracht is vaak maar een beperkt gedeelte van theorie nodig. In de kennis- en vaardigheden leerlijn is ruimte voor diepgaander behandeling van theoretische concepten. Bovendien geeft deze leerlijn de gelegenheid om met kennis en vaardigheden te oefenen. Hiervoor is bij het uitvoeren van opdrachten minder gelegenheid. Ad 3) Binnen de coachingsleerlijn geven studenten richting aan hun eigen competentieontwikkeling. Voor welk uitstroomprofiel kiest de student? Welke mate van internationalisering? Welke competenties wil hij ontwikkelen en op welke manier? Dergelijke keuzes legt een student vast in zijn POP. Hij wordt hierbij gecoacht door zijn studieloopbaanbegeleider. De student verzamelt bewijzen voor zijn competentieontwikkeling in zijn portfolio. 2.2.4. De naam van de opleiding ‘International Business and Languages’ geeft reeds aan waar de opleiding zich op richt: naast internationalisering zijn dat talen en het internationaal zaken doen. Het auditteam heeft vastgesteld dat alle componenten in voldoende mate in het programma aan bod komen. Het talenprogramma is goed verankerd in het programma. Cultuurcomponenten zitten stevig in het programma in vakken als Cross Cultural Management, Marketingcommunicatie en intercultural communication. Studenten krijgen voldoende global/cultural awareness naar mening van het auditteam. Dit kan niettemin altijd nóg sterker worden aangezet. In de projecten en in de economisch/organisatorische vakonderdelen komt het ‘Business’ element in voldoende mate naar voren. Tevredenheid studenten 2.2.5. Studenten zijn tevreden (voldoende tot ruim voldoende) over de bijdrage van de opleiding aan de ontwikkeling van de HBO-competenties. Aandacht voor theoretische kennis wordt door studenten met het rapportcijfer 3,7 beoordeeld. De inhoud van de opleiding in zijn geheel krijgt eveneens een 3,7 (STM 2007). Minorenbeleid 2.2.6. Het minorenbeleid is HES-breed uitgewerkt en vanaf 2006-2007 ingevoerd. Elke opleiding bestaat uit een basisopleiding van 210 EC´s (de major) en een minor van 30 EC´s en is afgerond als beide onderdelen zijn behaald. Een minor kunnen studenten in het derde of vierde jaar van hun studie kiezen. Een minor duurt één semester. Voor elke minor zijn instapvoorwaarden gedefinieerd. Daarnaast is er een aparte categorie
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 26
doorstroomminoren. Deze maken deel uit van het doorstroomprogramma naar een universitaire masteropleiding. Voor deze laatste minor gelden specifieke regelingen en ingangseisen. De exchange bij IBL wordt gezien als minor. Als een student IBL kiest voor een stage in het buitenland, is hij niet verplicht een exchange programma te volgen en kan hij in het zesde semester kiezen voor de volgende minoren: 1. de student volgt de Nederlandstalige minor Event & Experience Management; 2. de student volgt een Engelstalige minor aan de HES. Voorbeelden van deze minoren zijn: Business Development in China, Business Process Integration Extended/variant Finance/variant Management, Entrepreneurship, Arabische taal en cultuur: een ontmoeting tussen de Arabische en westerse wereld; 3. de student volgt een Engelstalige minor aan een andere HBO-instelling; 4. de student volgt een vrije minor binnen de HvA. Voor de huidige tweedejaars en derde jaars studenten gelden t.a.v. de minoren de regels zoals opgenomen inhet Onderwijs en Examen Reglement 2007 /2008 (derdejaars) en 2008/2009 (tweedejaars). De examencommissie heeft vastgesteld dat een aantal minoren in voldoende mate bijdrage aan de verwerving van de IBL competenties en aan de basiskwaliteit voldoen. De exchange bij IBL wordt gezien als minor. IBL studenten hoeven niet individueel toestemming aan te vragen bij de examencommissie voor deelname aan deze minoren. Bij de examencommissie IBL moet wel vooraf toestemming aangevraagd worden voor deelname aan: minoren die door andere domeinen/opleidingen binnen de HvA worden aangeboden; minoren bij andere HBO instellingen (niet exchange partners). In de aanvraag moet de student motiveren waarom de module voor de aanvrager bijdraagt tot verwerving van het competentieprofiel van de opleiding (zie OER artikel 3.6 lid 2). Ambities Voor de studenten die in 2008-2009 starten met het herziene programma IBL, in het kader van de International Business School, geldt dat zij alleen mogen kiezen uit Engelstalige minoren. Het aanbod van Engelstalige minoren door de HES en afdeling Internationaal zal worden uitgebreid. In 2008-2009 wordt bijvoorbeeld de minor International Banking ontwikkeld door de opleiding International Finance Management (Engelstalige BE opleiding). Deze minor zal vanaf september 2009 ook openstaan voor IBLstudenten. Het auditteam drukt de opleiding op het hart om het aanbod van Engelstalige minoren verder te ontwikkelen. De Nederlandse IBL-studenten volgen over het algemeen geen minor, omdat zij de profileringruimte invullen in het buitenland. Voor de buitenlandse IBL-studenten die de opleiding wil aantrekken (zie facet 1.1.12), dient er in jaar 3 een passend minorenaanbod gereed te zijn, zodat ook zij de profileringruimte op een gepaste manier kunnen invullen. Er wordt ook onderzocht of de Academic minor door IBL studenten gevolgd kan worden. De Academic minor is een Engelstalige minor, ontwikkeld door het Domein E&M en de Universiteit van Amsterdam. Als de student deze minor met goed gevolg heeft afgerond, kunnen studenten vakken van het programma Business Studies volgen op universitair niveau . Dit doen zij naast hun reguliere vierdejaars vakken. Hierdoor kunnen zij hun Master of Science in Business Studies in totaal in 5 jaar behalen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 27
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties. Via een matrix – waarin de opleidingscompetenties zijn verdeeld over de verschillende onderwijseenheden – is inzichtelijk gemaakt dat alle competenties terugkomen in het programma. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen. Per onderwijseenheid wordt aangegeven aan welke leerdoelen de student werkt en aan welke opleidingscompetenties deze leerdoelen een bijdrage leveren. Het programma is opgebouwd via leerlijnen. Deze opbouw garandeert dat studenten niet alleen de benodigde competenties verwerven, maar ook kennis en (beroeps)vaardigheden. Inhoud en vormgeving van de afzonderlijke opdrachten samen met de onderwijseenheden stellen de student in de gelegenheid de geformuleerde eindkwalificaties op het vereiste niveau te verwerven. De minoren dragen in voldoende mate bij aan de verwerving van de IBL-competenties. De studenten zijn tevreden over de bijdrage van de opleiding aan de HBO-competenties.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 28
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen Inleiding De voor de opleiding geldende generieke HBO-competenties en specifieke beroepscompetenties zijn, zoals het auditteam reeds eerder heeft aangegeven, aantoonbaar ontleend aan het landelijk vastgestelde competentieprofiel en gevalideerd door het werkveld. De eisen die aan de beroepsbeoefenaars worden gesteld, staan daarin beschreven in een onderling samenhangende set competenties. Verticale samenhang 2.3.1. De opbouw en fasering van de opleidingen zijn vastgelegd in het document ‘Onderwijskundige kaders, Beste Business School, september 2007’. Per september 2008 gaat voor alle opleidingen een propedeuse nieuwe stijl van start. In deze propedeuse wordt gestart met een voor alle opleidingen gezamenlijk eerste semester (vijf EC opleidingsspecifiek) dat als werktitel Ondernemen heeft. 2.3.2. Opbouw in jaren: de opbouw van het curriculum van alle internationale opleidingen is als volgt:
Jaar 1
P
Jaar 2
H1
Propedeuse (basisfase): opleidingsspecifieke onderwijseenheden Hoofdfase 1: opleidingsspecifieke onderwijseenheden
Jaar 3
H2
Hoofdfase 2: opleidingsspecifieke onderwijseenheden
Jaar 4
H2
Stage (profileringsfase)
P
H1
H2
H2
Propedeuse: opleidingsspecifieke onderwijseenheden Hoofdfase 1: opleidingsspecifieke onderwijseenheden Profileringsfase - minor: keuze uit • exchange in buitenland • IBL minor Event & Experience Management • engelstalige minor HES • vrije minor HvA • engelstalige minor bij andere HBO instelling afstudeeropdracht en opleidingsspecifieke onderwijseenheden
Het eerste semester is voor alle opleidingen gemeenschappelijk. In deze basisfase leren studenten basiskennis en –vaardigheden voor het economische domein in een eenvoudige of vereenvoudigde context. In semester 2, 3 en 4 leren studenten de kern van hun beroep, zowel in theorie als in de praktijk. In de profileringsfase, waar ook de minor deel van uitmaakt, werken studenten aan de verbreding of verdieping van hun persoonlijke competentieprofiel. Ook een eventuele wetenschappelijke voorbereiding kan deel uitmaken van de profileringsfase. In het geval dat er geen buitenlandse stage of afstuderen in het buitenland is, dan valt het internationale semester binnenschools gelijk met de minor. De stage kan gezien worden als een onderdeel van de kernfase: studenten doen praktijkervaring op in de kern van hun beroep. De stage geeft een student echter ook al de gelegenheid zich te profileren. In het
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 29
laatste semester voeren studenten een afstudeeropdracht uit in de praktijk. De afstudeeropdracht maakt onderdeel uit van de profileringsfase. 2.3.3. Opbouw in niveau: in de opleiding staan de 13 competenties uit het competentieprofiel centraal. De student ontwikkelt deze competenties gedurende zijn studie in situaties met toenemende complexiteit. De lesstof en de projectopdrachten zijn opgebouwd van verkennend en operationeel in het eerste jaar, via analyseren en verwerven van inzicht in het tweede jaar, naar zelfstandig toepassen, evalueren en adviseren op tactisch niveau in de afstudeerfase. De aangereikte kennis loopt op in moeilijkheidsgraad. In de loop van de opleiding worden de verschillende vakken steeds meer aan elkaar gerelateerd. De supervisie in de projecten neemt geleidelijk af. De leerstof is concentrisch opgebouwd, dat wil zeggen dat er in elk studiejaar verdieping plaatsvindt van de reeds aangeboden stof uit eerdere studiejaren. In de loop van de studie worden de studenten geacht steeds zelfstandiger te werken. De opleidingscompetenties zijn daarnaast vertaald naar competenties op drie niveaus. De toenemende complexiteit door het hele programma wordt daarnaast inzichtelijk, doordat diverse programmaonderdelen in de hoofdfase een niveauaanduiding hebben gekregen (zie ook bijlage 4 – Management Review). De niveauopbouw is aangegeven in de competentiematrix: oriënteren, verdiepen en professionaliseren en heeft concreet gevolg voor de leerdoelen en lesstof van de betreffende fase (een kennisdoel in de propedeuse is bijvoorbeeld reproductie van bepaalde theorie, terwijl in jaar 2 inzicht en toepassen worden verwacht en in jaar vier wordt van de student verwacht dat hij zelf al enige praktische kennis kan ontwikkelen. Nb. ook de in de beschrijving van de tien algemene HES-competenties wordt het te behalen niveau aangegeven. Onder het kopje ontwikkeling wordt aangegeven op welke wijze de competentie binnen een complexe situatie en dus op een hoger niveau binnen de diverse fasen (basisfase, kernfase en profileringsfase) van de opleiding getoetst kan worden. Hierbij worden de volgende criteria gehanteerd: mate van frequentie, mate van complexiteit en mate van zelfstandigheid. Bijv. competentiedomein II: bedrijfsmatig handelen – competentie 3: resultaatgerichtheid: Hoe complexer de beroepshandelingen die een student uitvoert, hoe complexer de situatie waarbinnen hij dit doet en hoe zelfstandiger een student dit doet, hoe belangrijker het is om resultaatgericht te zijn. In het begin van een (studie)loopbaan zal een student werkzaamheden uitvoeren waarbij de omvang van de taken klein is en de aanpak grotendeels voorgestructureerd. In latere jaren zal een student zelfstandig de aanpak moeten bepalen voor complexere werkzaamheden. 2.3.4. Ter verdere borging van de verticale samenhang kent de opleiding een opbouw van het curriculum via parallelle leerlijnen (zie voor toelichting facet 2.2.). De leerlijnen lopen door het gehele curriculum en werken van minder complex naar zeer complex. De HES heeft uitgangspunten voor de (minimale) verhoudingen tussen deze leerlijnen geformuleerd. Afdelingen kunnen hun eigen profilering langs deze verhoudingen vormgeven. per leerjaar Geintegreerde leerlijn Kennis en vaardigheden Coaching
Minimaal 30% 20% 5%
Maximaal 75% 65% 20%
Horizontale samenhang 2.3.5. Er is sprake van inhoudelijke en onderlinge samenhang van curriculumonderdelen. De rode draad in het opleidingsprogramma wordt gevormd door de projecten. In elk semester van het eerste en tweede studiejaar werken studenten aan een project voor een totale omvang van vijf tot zeven EC. Projecten in een
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 30
semester sluiten aan bij het gelijktijdig aangeboden vakonderwijs (afstemming, just in time, binnen die beperking dat in elk studiejaar de twee semesters uitwisselbaar moeten zijn qua volgorde). Om de projecten heen worden ondersteunende vakken verzorgd. Het vakonderwijs is niet volledig op het project afgestemd, maar volgt qua inhoud ook een eigen inhoudelijke logica qua opbouw, onafhankelijk van de projecten. Zie bijvoorbeeld het taalvaardigheidonderwijs dat in jaar 2 aansluit op de projectrapportage in een vreemde taal, maar dat ook een eigen inhoud volgt. In elk studiejaar komen de pijlers van de opleiding (economische vakken, talen en ondersteunende vakken) terug. De leerstof is concentrisch opgebouwd, met elk jaar een verdiepingsslag. Per semester staan daarnaast één of meer beroepstaken centraal. 2.3.6. De interne auditcommissie heeft in 2006 niet kunnen beoordelen of de integratie tussen de componenten ‘languages’ en ‘business’ voldoende tot zijn recht komt. In het gesprek met docenten bleek toentertijd dat zij sterk uitgingen van hun eigen vak en dat zij weinig over de ‘vakschutting’ heen leken te kijken. De opleiding heeft hier werk van gemaakt o.a. door het realiseren van teamoverleg, gezamenlijk werken aan opleidingsprofiel en door bepaalde vakonderdelen meer expliciet in de projecten te betrekken. Uit de gesprekken met docenten anno 2008 heeft het auditteam voldoende voorbeelden gekregen van de integratie tussen de componenten ‘languages’ en ‘business’. Bij 2.3.5. is reeds aangegeven dat taaldocenten (een deel van) hun vak afstemmen op projecten. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij een project als Concurrentieanalyse waar twee docenten (waaronder een taaldocent) samen de projecthandleiding hebben opgesteld en samen de beoordeling geven. Verschillende projecten in het tweede studiejaar worden afgerond met een presentatie in een vreemde taal en een management summary in de vreemde taal in het rapport. Ook de presentatie van de afstudeeropdracht vindt plaats in een vreemde taal. De taaldocent heeft in ieder geval een rol bij de beoordeling van de presentatie en/of de samenvatting. Onderlinge samenhang 2.3.7. In de opleidingsgidsen wordt de relatie tussen de betreffende onderwijseenheid en de opleiding geschetst en ook wordt aangegeven op welke andere modules de onderwijseenheid aansluit. Ook wordt aangegeven of de student specifieke voorkennis moet hebben. Het exportproject sluit bijvoorbeeld aan op de projecten van de propedeuse en op de propedeusevakken Algemene en Commerciële Economie. Het Exportproject wordt ondersteund door de vakken (uit hoofdfase 1) Exportmanagement, Marketing, Algemene Economie, Cross Cultural management en Recht. Omdat delen van het project in vreemde talen worden geschreven en/of gepresenteerd, zijn ook Engels, Frans, Duits en Spaans bij het project betrokken. Een vak als Commerciële Economie in jaar twee mag alleen gevolgd worden, als studenten de module Commerciële Economie (CECVP1EL05) van het propedeusejaar met succes hebben afgerond. Studenten beheersen dan namelijk in voldoende mate de basisprincipes van de marketing. Per fase zijn de curriculumonderdelen onderling en inhoudelijk op elkaar afgestemd. Zo werken de talen van een gedefinieerd beginniveau naar een gedefinieerd eindniveau, waarbij de modulen in een vaste volgorde doorlopen worden. Samenhang tussen het binnen- en buitenschoolsprogramma 2.3.8. Ook is er samenhang tussen binnen- en buitenschoolsprogramma. Om te bewerkstelligen dat studenten goed voorbereid zijn op hun buitenlandstudie, moeten studenten hun tweede jaar bijna geheel hebben afgerond voordat ze naar het buitenland vertrekken (om precies te zijn: 55 ECTS van het 2de jaar moeten zijn behaald). Ook mogen ze pas aan een stage beginnen als ze hun buitenlandstudie hebben afgerond en als ten minste de onderwijseenheden van het 2de jaar behaald zijn.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 31
2.3.9. De samenhang binnen het studieprogramma wordt zowel inhoudelijk als didactisch verder nagestreefd via een afstemming van de diverse werkvormen (zie verder facet 2.7). Tevredenheid van studenten 2.3.10. De studenten zijn tevreden over de samenhang tussen de programmaonderdelen (cijfer 3,7). Zij beoordelen de aansluiting tussen de stage en de opleiding met een 3,2 en in het specifiek de aansluiting van de geleerde vaardigheden op de stagewerkzaamheden met een 3,3. In gesprekken met studenten is naar voren gekomen dat de samenhang (integratie) tussen de ‘B’ en de ‘L’ goed wordt weergegeven in het programma volgens hen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het IBL-programma is zodanig opgezet, dat de successieve programmaonderdelen een verticale samenhang kennen. Het auditteam heeft geconstateerd dat de leerstof concentrisch is opgebouwd: elk studiejaar vindt er een verdieping plaats van de reeds in eerdere leerjaren behandelde stof. De leerdoelen komen telkens terug, maar in een opklimmende reeks van complexiteit en reikwijdte. De uitwerking van de verticale samenhang van het programma is terug te vinden in de opbouw van de verschillende studieonderdelen. De landelijk opgestelde niveau-indeling (de vertaling van de competenties voor een Bachelor of Commerce naar competenties op drie niveaus) is ingevoerd en zorgt ervoor dat de student door de leerjaren heen van oriëntatie naar verdieping en uiteindelijk professionalisering gaat. De opbouw van de vier studiejaren is overzichtelijk: het curriculum is opgebouwd uit samenhangende semesters. Door de opbouw via leerlijnen wordt de samenhang binnen het programma verder bevorderd. De HES heeft goed nagedacht over de (minimale) verhoudingen tussen de leerlijnen. Het programma is zodanig opgezet, dat de verschillende programmaonderdelen een horizontale samenhang kennen: de relatie tussen de leerdoelen van elk blok en de praktijkopdrachten daarbinnen, is helder en logisch. Er is sprake van inhoudelijke en onderlinge samenhang van curriculumonderdelen. De relatie tussen de leerdoelen van elk blok en de praktijkopdrachten daarbinnen, is helder en logisch. De rode draad in het opleidingsprogramma wordt gevormd door de projecten. In elk studiejaar komen de pijlers van de opleiding ‘business’ en ‘languages’ terug. De opleiding heeft hierbij ook voldoende aandacht besteed aan de integratie van de twee componenten. Het taalvaardigheidonderwijs is op een goede manier afgestemd op de projecten en de zakelijke omgeving waarin studenten terechtkomen na hun studie en bij de ‘business’ vakken wordt op een adequate manier aandacht besteed aan culturele aspecten. Studenten zijn tevreden over de samenhang van de programmaonderdelen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 32
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen 2.4.1. De studielast is per blok en per programmaonderdeel binnen elk blok vastgesteld in termen van studiepunten (ECTS). Spreiding 2.4.2. De spreiding van de studielast is evenwichtig. Er is een evenwichtige verdeling van EC over de verschillende semesters en studiejaren. Elk studiejaar is verdeeld in twee semesters. Elk semester heeft een studielast van 30 EC. Elk semester wordt afgerond met tentamens en een herkansing. Hierdoor werkt de student met overzichtelijke hoeveelheden leerstof en kan hij kort nadat het onderwijs is gevolgd zo nodig ook al herkansen, wat de effectiviteit van het curriculum en de studie-inzet ten goede komt. Met het oog op de invoering van het nieuwe curriculum heeft de opleiding in het studiejaar 2007/2008 de studenten meer mogelijkheden tot herkansing geboden. 2.4.3. De opleiding biedt studenten een beperkt aantal (streven: niet meer dan vijf) verschillende onderwijseenheden tegelijkertijd om versnippering van hun aandacht te voorkomen. Contacturen 2.4.4. De opleiding realiseert een evenwichtige verdeling van de studietijd over contacturen, individuele opdrachten, projecten, voorbereiding en aflegging toetsen. De opleiding draagt ook zorg voor een evenwichtige opbouw van het curriculum qua contacttijden (van meer naar minder intensief). In de propedeuse ontvangen studenten gemiddeld 23 contacturen gedurende de onderwijsweken. Het gemiddeld aantal contacturen per week voor de hoofdfase voltijd ligt, voor de tijd dat men op de HES is, rond de 20 contactuur. Onder contactuur verstaat de HvA een lesuur van 45 minuten waarin studenten individueel of in groepsverband in een gedefinieerde werkvorm in contact (kunnen) treden met een docent. In de gesprekken die de opleiding met studenten ter voorbereiding van de management review’ heeft gehad, zeggen studenten dat de opleiding veel contacturen biedt; dat is mede de reden waarom zij voor deze opleiding hebben gekozen. De opleiding is niet gemakkelijk en vraagt van studenten regelmatig en veel werken. Studielast 2.4.5. Het auditteam heeft vastgesteld dat de studielast aan de maat is: studenten hebben veel contacturen en moeten daarnaast hard werken. De studenten hebben in het STM (2008) aangegeven dat zij gemiddeld 30,6 uur per week in het eerste half jaar aan de studie hebben besteed. 2.4.6. De (formele) studielast van elk onderwijsblok en van de daarin opgenomen (theorie)modulen wordt minimaal éénmaal per jaar geëvalueerd, waarbij ondermeer wordt nagegaan of de vastgestelde studielast structureel afwijkt van de werkelijke studielast. Doel van deze evaluatie is vast te stellen of er op programmaniveau herschikkende maatregelen moeten worden genomen. Uit analyses blijkt dat de formele studielast niet afwijkt van de werkelijke studielast. Studenten geven tijdens de gesprekken op de auditdag
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 33
aan dat er wel degelijk een aantal modulen is, waarbij zij meer tijd kwijt zijn dan de vastgestelde studielast veronderstelt, zoals de vakken Bedrijfseconomie en Commerciële Economie. Het auditteam wil de opleiding op het hart drukken om alert te blijven op deze signalen, zodat – indien noodzakelijk – tijdig remediërende maatregelen kunnen worden genomen. Informatievoorziening 2.4.7. Bij elke onderwijseenheid wordt, mede met het oog op de studeerbaarheid, studiemateriaal (opleidingsgids en een beschrijving onderwijseenheid) verstrekt waarin o.a. de positie van de onderwijseenheid, de inhoudelijke betekenis, de leerdoelen en de relatering aan de competenties, de werkvormen, de planning, de toetswijze en de regeling m.b.t. tweede kans staan beschreven. Deze informatie is tevens terug te vinden op het intranet. Ter adstructie citeren wij uit de opleidingsgids, hoofdfase 1, 2de jaar: Studenten krijgen voor succesvolle afronding van deze module [red. commerciële economie] 3 ECTS, omgerekend in klokuren staan hier 84 uren voor. Het aantal contacturen in de vorm van colleges bedraagt 26 (13 weken x 2 lesuren van elk 45 minuten). Werkvormen Hoorcollege Zelfstudie Feedback (inhoudelijke problematiek en voortgang SWOT-prject) Individueel werken aan individuele opdracht
Studiebelasting in % 25 40 10 25
Totaal
100
Tevredenheid van studenten 2.4.8. De opleiding concludeert uit de gegevens van het STM dat studenten de studeerbaarheid voldoende waarderen – de gemiddelde tevredenheid over de studeerbaarheid wordt beoordeeld met een 3,3 – maar dat voor wat betreft tijdige beschikbaarheid van informatie, roosters en studiemateriaal verbeteringen wenselijk zijn. Binnen de afdeling van FRB zijn in het R&A-plan concrete streefdoelen geformuleerd m.b.t. het aspect ‘tijdige beschikbaarheid studiemateriaal’. Hiertoe zal vooral aandacht besteed worden aan verbetering van organisatorische zaken.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 34
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De studielast is per blok en per onderdeel binnen elk blok vastgesteld in termen van studiepunten. Uit de opbouw van het programma en de roostering blijkt dat de studielast evenwichtig is gespreid. De opleiding evalueert minimaal één keer per jaar of de formele studielast structureel afwijkt van de feitelijke studielast. De opleiding heeft derhalve een instrument om studievoorgang belemmerende factoren weg te nemen. Uit deze evaluaties blijkt dat de formele studielast niet afwijkt van de feitelijk studielast. Studenten geven tijdens de audit aan dat er niettemin enkele modulen zijn waarbij de formele studielast af lijkt te wijken van de feitelijke studielast. Het auditteam wil de opleiding op het hart drukken om alert te zijn op deze signalen. De opleiding heeft de studeerbaarheid van het programma voldoende in beeld gebracht. Op intranet en in de opleidingsgidsen is per programmaonderdeel voor studenten inzichtelijk gemaakt wat de studielast is en wat van hen wordt verwacht. Studenten zijn tevreden over de studeerbaarheid van het programma.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 35
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen Beleid instroom 2.5.1. Voor het domein is het aansluiten op de mogelijkheden en kansen van haar veelkleurige instroom een uitdaging. Het domein wil inspelen op individuele talenten o.a. door studenten in de gelegenheid te stellen om te kiezen voor leerstijl en leersituatie die bij hem of haar passen en door specifieke aandacht voor Nederlands, Engels, rekenen d.m.v. diagnostische toetsen en bijspijkerprogramma’s. Toelatingseisen 2.5.2. De toelatingseisen zijn vastgelegd in de onderwijs- en examenregeling. Toelaatbaar zijn studenten met een mbo-diploma niveau 4 en een havo/vwo-diploma met het profiel Economie en Maatschappij. Bij afwijkende profielen worden aanvullende eisen gesteld, die zijn beschreven in de brochures en op de site. Als aan deze eisen niet is voldaan, kan via het Taal- en Schakelonderwijscentrum (TSOC) van de HvA deficiënties op het gebied van wiskunde of economie worden weggewerkt. 2.5.3. Studenten met een buitenlands diploma moeten hun diploma laten toetsen door het TSOC. Daarnaast moeten studenten hun taalvaardigheid in het Nederlands aantonen. In 2007-2008 moeten buitenlandse studenten die IBL willen volgen NT2 op hoog niveau hebben afgerond. Aan niet EU-studenten wordt m.i.v. 2008-2009 een IELTS-resultaat gevraagd van zes of hoger. 2.5.4. Studenten die een Nederlandse opleiding maar geen diploma hebben en die ouder zijn dan 21 jaar, kunnen gebruik maken van de 21+-regeling om toelating te krijgen tot de opleiding. TSOC voert ook de 21+examens uit. Aansluiting startniveau van de opleiding op het eindniveau van de instromende studenten. 2.5.5. Het instroombeleid van de opleidingen van de HES is - onder het motto ‘iedere student op de juiste plaats’ - gericht op het werven van studenten die zowel wat betreft kwalificaties als ambities passen bij de opleiding. Dat gebeurt HvA-breed d.m.v. het oriëntatietraject VO-HBO (zie 2.5.6.). Daarnaast gebeurt dit o.a. via voorlichtingen, open dagen en de website. Een verbeteractiviteit van de opleiding is de ontwikkeling van de propedeuse nieuwe stijl met een eerste gezamenlijk semester in 2008-2009, waardoor studenten zich goed kunnen oriënteren op het gehele HESaanbod. 2.5.6. Een belangrijke rol is weggelegd voor de afdeling Instroom-Doorstroom (zie ook 2.5.8.). Dit is het expertisecentrum van de HvA dat tot doel heeft dat iedere student op de juiste plek komt en blijft. InstroomDoorstroom maakt deel uit van de stafafdeling Onderwijs en Onderzoek (O2). De subafdelingen van Instroom-Doorstroom zijn: Instroommanagement Oriëntatiejaar UvA-HvA: www.orientatiejaar.nl Studentmentorenprogramma: www.onderwijs.hva.nl/smp/ Taal- en Schakelonderwijscentrum: www.onderwijs.hva.nl/tsoc/
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 36
Studievoorlichting: www.onderwijs.hva.nl/studievoorlichting/
Veel activiteiten, diensten en producten van afdeling Instroom-Doorstroom hebben betrekking op verbetering van de aansluiting en de doorstroom voor leerlingen vanuit het VO en het MBO. Bij de uitvoering van een aantal van de activiteiten wordt intensief samengewerkt met VO-scholen en ROC's. Decanen en opleiders uit VO en MBO kunnen voor informatie, advies en ondersteuning bij Instroom-Doorstroom terecht. Op de website vinden zij alle informatie en gegevens die horen bij het aansluitingsprogramma VO-HBO, een samenwerkingsverband tussen de Hogeschool van Amsterdam met 46 scholen voor voortgezet onderwijs in Amsterdam en omstreken. De programmaleiding berust bij de afdeling Instroommanagement van de Hogeschool van Amsterdam. Het Domein E&M participeert in het aansluitprogramma VO-HBO van de afdeling Instroommanagement (IM) van de HvA. In dit programma worden de volgende activiteiten uitgevoerd: 1. de profiel-doedag voor HAVO 3 (in het kader van de profielkeuze); 2. een hbo-docent bezoekt 4 HAVO en geeft voorlichting over studeren in het HBO in het algemeen. 3. bezoekdag HAVO 4, ondersteund met voorlichting op scholen (inzicht geven in de inhoud van HvA-HESopleidingen); 4. meeloopdagen voor HAVO 5. 2.5.7. Gelet op de juistheid van de keuze van de student wordt veel aandacht besteed aan studieloopbaanbegeleiding. In het eerste jaar van de opleiding krijgen studenten gerichte feedback op hun studievoortgang en hun slaagkans; zonodig worden studenten doorverwezen. Bovendien krijgen studenten met het oog op hun verdere professionele ontwikkeling vanaf het eerste jaar inhoudelijk advies en begeleiding bij hun professionele ontwikkeling. Daarbij is vanzelfsprekend studievoortgang een belangrijk item. 2.5.8. Voor de beperkte groep zij-instromers (studenten vanuit andere hogere economische opleidingen) bestaat de mogelijkheid om in jaar twee in te stromen. Deze studenten krijgen een intakegesprek met de studieadviseur, waarna een studieroute op maat wordt aangeboden. 2.5.9. Bevindingen studenten In de STM worden 14 vragen gesteld over diverse aspecten van de aansluiting tussen de propedeuse en het eerder genoten onderwijs. Over het geheel genomen achten de studenten de aansluiting adequaat (90% vindt de aansluiting goed of staat neutraal). Een aandachtspunt van 2007 is de beheersing Engels (19%). Tijdens de gesprekken die de opleiding met studenten ter voorbereiding van de management review’ heeft gehad, ontstaat bij studenten discussie over het (vereiste) instroomniveau. Propedeusestudenten geven aan dat er sterke verschillen bij studenten zijn in startniveau en stellen dat het taalonderwijs voor de vreemde talen (Duits, Frans) toch meer van scratch af aan start, dan men verwachtte. Ouderejaarsstudenten geven aan dat zij deze niveauverschillen, achteraf bezien, niet hinderlijk vonden. De gemengdheid van de groep zorgt ervoor dat de studenten leren om gebruik te maken van elkaars kennis en expertise. Dit doen zij op een zodanige manier dat na de beide eerste semesters de grootste niveauverschillen verdwenen zijn. Met de oprichting van de Talenschool (zie facet 1.1) heeft de opleiding een instrument waar de differentiatie in de taalvaardigheid en talenkennis van instromende studenten tot zijn recht komt. 2.5.10. Voorzieningen om eventuele deficiënties bij studenten weg te werken. Het goed beheersen van de Nederlandse taal is een belangrijke succesfactor in de studievoortgang. Om die reden is de afdeling Voltijd in 2002 op de Fraijlemaborg gestart met het HBO-taalproject. Het HBOtaalproject is sinds 2005 een structurele voorziening voor alle eerstejaars van de HES. Alle studenten krijgen in hun eerste onderwijsweek een taaltoets. Studenten die op deze toets een onvoldoende halen, volgen
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 37
verplicht een semester lang extra taallessen. Na deze lessen moet opnieuw een toets worden afgelegd. M.i.v. september 2008 moeten alle propedeusestudenten een starttoets wiskunde, Engels en ICT maken. Bij onvoldoende moeten de studenten in de nieuwe propedeuse een deficiëntieprogramma volgen. Aan buitenlandse studenten die een Nederlandstalige opleiding volgen en die taal (nog) minder goed beheersen, kan in het eerste en tweede jaar van inschrijving door de examencommissie worden toegestaan dat de toetstijd van deze studenten wordt verlengd. Na het tweede jaar van inschrijving wordt deze faciliteit niet meer gegeven, omdat de betreffende studenten vanaf dat moment geacht worden de Nederlandse taal in voldoende mate te beheersen. Alvorens te beslissen over de verlenging van de toetstijd, wint de examencommissie het advies van de studentendecaan daarover in. Vrijstellingen 2.5.11. Op grond van een eerder behaald diploma of een ander geschrift kan de student vrijstelling worden verleend voor het afleggen van één of meer toetsen. De bevoegdheid tot het toekennen van vrijstellingen berust bij de examencommissie.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Op HES-niveau is een duidelijk beleid uitgestippeld op het gebied van instroom. Het motto ‘iedere student op de juiste plaats’ is gericht op het werven van studenten die zowel wat betreft kwalificaties als ambities passen bij de opleiding. Door het aanbieden van een eerste gezamenlijk semester kunnen studenten zich goed oriënteren op het hele HES-aanbod. Bij toelating van studenten handelt de opleiding conform de daarvoor geldende wettelijke vereisten. Analyse van het propedeuseprogramma laat zien, dat de opleiding in de startfase inhoudelijk aansluit op het kennisniveau van de instromende student. Voor sommige studenten geldt dat hun kennisniveau op het gebied van de vreemde talen het startniveau ontstijgt, maar met de oprichting van de Talenschool heeft de opleiding een instrument waar de differentiatie in de taalvaardigheid en talenkennis van instromende studenten tot zijn recht komt. Hogeschoolbreed wordt er via diverse activiteiten uitgebreid aandacht besteed aan de verbetering van de aansluiting en de doorstroom voor leerlingen vanuit het VO en het MBO. De opleiding besteedt op een goede manier aandacht aan ‘verwachtingenmanagement’ om ervoor te zorgen dat een student op de juiste plek terecht komt. Voorlichting voorafgaand aan de studie is hierbij een eerste middel, maar de opleiding steekt ook veel tijd in voorlichting tijdens de studie. Studieloopbaanbegeleiding speelt een belangrijke rol in dit proces. De opleiding heeft voorzieningen om eventuele deficiënties weg te werken. De opleiding voorziet in een vrijstellingenbeleid indien een student bij aanname kan aantonen (een deel van) de bij het instituut gedoceerde vakken reeds elders te hebben gevolgd. Studenten achten de aansluiting adequaat.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 38
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Blijkens de programmabeschrijving van de opleiding bedraagt het totaal aantal studiepunten 240 ECTS. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO bachelor opleidingen wordt gesteld.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding een omvang heeft van 240 ECTS, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 39
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen 2.7.1. De opleiding heeft haar onderwijskundige uitgangspunten en didactische vormgeving expliciet beschreven. Allereerst zijn de zes pijlers van competentiegericht leren en opleiden binnen de Hogeschool van Amsterdam richtinggevend bij de inrichting van het onderwijs en de begeleiding van studenten om de competenties te verwerven: 1. kernvraagstukken uit het beroep of de wetenschap zijn vertrekpunt voor leeractiviteiten; 2. studenten leren (zelfstandig) te leren; 3. de opleiding faciliteert en begeleidt; 4. studenten leren in geïntegreerde leer- en werkomgevingen; 5. reflectieve en onderzoeksmatige activiteiten zijn onderdeel van het curriculum; 6. de opleiding heeft transparante en gevarieerde toetsings- en beoordelingsprocedures. (bron: Opleidingsplan IBL, 2007-2008, september 2007) Deze doelstellingen worden geconcretiseerd door de opbouw van het programma in leerlijnen (zie 2.2.3.). Het didactisch concept van de opleiding is daarnaast afgeleid van de onderwijsvisie COMBI. COMBI staat voor Competentiegericht onderwijs, Ondernemend leren, Maatwerk voor de studenten, Betrokkenheid en begeleiding en Internationale oriëntatie competentiegericht onderwijs. C. Competentiegericht onderwijs Trefwoorden: bedrijfsleven, praktijk, beroeps- en opleidingsprofiel, beroepenveldcommissie Het competentiegericht onderwijs is er op gericht om de complexe werkelijkheid van de beroepspraktijk binnen het onderwijs te integreren en zo de afstemming tussen theorie en praktijk tot stand te brengen. O. Ondernemend leren Trefwoorden: zelfstandig leren, leren leren, actief leren, uitdagende leeromgeving en talentontwikkeling De student heeft een actieve inbreng om de beroepscompetenties te verwerven. Binnen een thematisch opgezet, geïntegreerd studieprogramma leert de student gaandeweg individueel en in groepsverband relevante informatie te selecteren en te verwerken en toe te passen in (gesimuleerde) praktijksituaties. Projectonderwijs is een instrument om ondernemend leren aan te leren en te stimuleren. M. Maatwerk voor de student Trefwoorden: flexibiliteit, de student centraal, verkorte trajecten, EVC’s In het onderwijs staat de student centraal en kan een flexibel programma volgen. Het onderwijs is er op gericht om in de breedste zin activiteiten te ontwikkelen, onderhouden en monitoren die er aan bijdragen dat de ‘juiste student op de juiste plek’ komt. B. Betrokkenheid en begeleiding Trefwoorden: klassensysteem, mentorgroepen, persoonlijke aandacht, studievoortgang, POP. Betrokkenheid tussen student en docent en tussen student en opleiding is van belang bij een geslaagd
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 40
studieverloop. De afdeling kent een klassensysteem en mentorgroepen. Begeleiding bij het zelfstandig leren is van groot belang. De student moet binnen zijn individuele programma kunnen rekenen op het advies van ervaren studiebegeleiders. I. Internationale oriëntatie op een internationale economische omgeving Het voorbereiden op het internationale bedrijfsleven en internationaal zakendoen, krijgt in de afdeling inhoud door de samenstelling van de inhoud van het curriculum (sterke internationale invulling van alle aspecten van de studierichting), de uitwisseling (de buitenlandstudie) en de nadruk op talen/communicatie voor functies in een internationale economische omgeving. De verschillende termen verwijzen naar het beroepsgerichte karakter van het onderwijs (leren aan de hand van het verrichten van taken en opdrachten die lijken op beroepstaken), het stimuleren van studenten om ook zelf actief kennis- en vaardigheden te construeren aan de hand van het werken aan projecten, het aansluiten bij de toenemend heterogene instroom, het terugdringen van grotere onderwijsverbanden ten behoeve van kleinere klassenverbanden en meer individuele begeleiding en studenten leren hun handelen te verbinden met (wetenschappelijke) concepten, modellen, waarden en normen binnen de actuele (internationale) beroepscontext.
2.7.2. Binnen IBL vormt het leren door theorieverwerving en vaardigheidsverwerving via vakonderwijs in klassenverband (omvang gemiddeld dertig studenten) de basis. Conform het Fraijlemaborg profiel biedt de opleiding aan studenten een t.o.v. andere opleidingen relatief groot aantal contacturen in klassenverband. IBL kiest in het eerste en tweede jaar voor sterke structurering, inclusief verplichte aanwezigheid voor een aantal onderdelen. In het eerste en tweede studiejaar bestaat 75-80% van het onderwijs uit vakonderwijs in klassenverband en 20-25% van het curriculum uit projecten (projectgroepen die leren door realisatie van producten). Vanaf jaar drie neemt het integrale onderwijs in omvang toe en daarmee ook de betekenis van het hieraan verbonden eigen initiatief, eigen verantwoordelijkheid en begeleiding op maat (30% en meer van het curriculum). 2.7.3. De opleiding sluit aan bij beleid van het Domein E&M en wil dat haar onderwijs competentiegericht onderwijs is dat wordt gekarakteriseerd doordat het leren plaatsvindt in realistische taakomgeving en waarbij het zelfstandig leren wordt gestimuleerd. De volgende werkvormen worden gehanteerd in de opleiding IBL: 1. projecten: in een project werken studenten samen of individueel aan een beroepsproduct (marketingplan, communicatieplan, ondernemingsplan, etc). In de projecten worden de kennis en vaardigheden toegepast; 2. hoorcollege/ werkcollege: in een hoorcollege / werkcollege staan kennisoverdracht en de toepassing van kennis en vaardigheden centraal, die relevant zijn voor de praktijkopdracht. De docent geeft vooral uitleg over de te bestuderen/reeds bestudeerde leerstof. Studenten worden in staat gesteld met de stof te oefenen aan de hand van opdrachten. De docent begeleidt de studenten door het geven van uitleg en feedback. Studenten gaan daarnaast in discussie met de docent; 3. opdrachten: een opdracht stelt de student in staat om de geleerde kennis toe te passen en laat de student eventueel nieuwe kennis en vaardigheden verwerven. Een opdracht kan zowel individueel als in een groep worden uitgevoerd; 4. zelfstudie: student bestudeert zelfstandig literatuur en maakt opdrachten; 5. training: in een training wordt de student in staat gesteld vaardigheden te oefenen (bijvoorbeeld: presentatievaardigheden, onderhandelvaardigheden, taalvaardigheden (talenpracticum), gesprekstechniek, etc.); 6. computerpracticum: bij informatiekundige vakken neemt de student plaats achter een computer en
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 41
7.
worden geoefend met programma’s als Dreamweaver, Excel, SPSS, etc.; simulatie: in een simulatie staat de toepassing van kennis en vaardigheden centraal. Studenten ervaren welk effect hun handelen heeft in die gesimuleerde situatie. Een simulatie kan onderdeel zijn van een opdracht of project.
2.7.4. Voor de ontwikkeling van de nieuwe curricula (start propedeuse september 2008) in het kader van de Best Business School is een aantal HES-brede onderwijskundige kaders opgesteld waarbij in feite leren door werken in een gevarieerde leeromgeving met gevarieerde werkvormen centraal blijft staan. Er wordt volgens deze kaders gewerkt met drie leerlijnen. De diverse werkvormen die de HES-opleidingen toepassen, dienen gekoppeld te zijn aan de leerdoelen en aan de verschillende leerlijnen en het niveau van de leerlijn die in een cursus aan bod komen. De doelen van de diverse leerlijnen verschillen en dus ook de werkvormen en de toetsing. Ter adstructie geven wij hieronder een overzicht van de specifieke werk- en toetsvormen die bij elke leerlijn passen. Geïntegreerde leerlijn Studenten werken aan opdrachten in de (gesimuleerde) beroepspraktijk via: ondersteunend onderwijs; consults; procesbegeleiding. Kennis- en vaardigheden leerlijn Studenten ontwikkelen de zogenoemde body of knowledge en skills via: hoor-, werk- en videocolleges; trainingen; opdrachten. Coachingsleerlijn Studenten geven richting aan hun eigen competentieontwikkeling via: POP; Portfolio; coaching door studieloopbaanbegeleider. 2.7.5. Uit de opleidingsgidsen blijkt, dat de werkwijze van docenten correspondeert met een bepaalde onderwijsleervorm. Per vak zijn de competenties aangegeven die met dat vak verworven kunnen worden, de bijbehorende leerdoelen en de gehanteerde werk- en toetsvormen. Al naargelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden en/of attitude wordt een keuze gemaakt uit bijvoorbeeld: hoorcollege, zelfstudie, individueel werken aan een individuele opdracht, projectopdracht, lessen in enkele groepen en coachingsbijeenkomsten. Tevredenheid studenten 2.7.6. Studenten van alle studiejaren zouden graag meer trainingen beroepsvaardigheid ontvangen, meer aandacht voor theoretische kennis, meer aandacht voor reflectie op het eigen leerproces en meer aandacht aan toepassing ICT. Al met al zijn studenten niettemin van mening dat zij uitgedaagd worden tot zelfstandig leren (cijfer 3,3). Met name het werken in projecten werkt hierin stimulerend. Dit aspect beoordelen zij met het cijfer 3,5.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 42
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft haar didactisch concept expliciet beschreven. In de opleiding IBL worden werkvormen gebruikt, die de studenten in staat stellen actief aan hun competentieverwerving te werken. Studenten worden uitgedaagd zelfstandig te studeren en opdrachten uit te voeren. De werkvormen sluiten aan op het didactisch concept en zijn gekoppeld aan de leerdoelen en aan de verschillende leerlijnen en het niveau van de leerlijn die in een cursus aan bod komt. Al naargelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden en/of attitude worden verschillende werkvormen ingezet. Uit de inrichting van het opleidingsprogramma blijkt, dat de werkwijze van docenten en studenten telkens correspondeert met een bepaalde onderwijsleervorm. Studenten zijn – met hier en daar enkele kanttekeningen – in voldoende mate tevreden over de verscheidenheid aan werkvormen in het programma.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 43
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen Toetsbeleid 2.8.1. Toetsbeleid HES: in juni 2006 is er een gemeenschappelijk kader geformuleerd voor het toetsbeleid binnen de HES. Dit heeft gestalte gekregen in het ‘Handboek toetsing en toetsbeleid’. Het handboek biedt HES-brede kaders voor de ontwikkeling van toetsbeleid en toetsplannen op afdelingsniveau. Het handboek beschrijft de visie, kaders en uitgangspunten voor competentiegerichte toetsen en beoordelen binnen de HES. Het toetsbeleid HES, zoals beschreven in het handboek, past binnen het toetsbeleid op HvA-niveau. De afdeling Onderwijsresearch & Ontwikkeling (OrO) en de afdeling Kwaliteit & Accreditatie ondersteunen op verzoek de domeinen en opleidingen in de beleidsvoorbereiding 2.8.2. Toetsbeleid afdeling Internationaal: de afdeling heeft haar keuzen ten aanzien van toetsing vastgelegd in het toetsbeleid van de afdeling. Hiermee heeft de afdeling in studiejaar 2006-2007 een begin gemaakt. In studiejaar 2007-2008 wordt dit vervolgd. 2.8.3. Toetsbeleid opleiding: De opleiding heeft haar feitelijke toetsing in het toetsplan vastgelegd. Het toetsplan geeft aan hoe en wanneer competenties, kwalificaties en doelstellingen worden getoetst. Speerpunt van de opleiding m.b.t. toetsing is dat er in elk studiejaar een goede mix is tussen groepsopdrachten en individuele toetsen. Daarom zijn in de eerstejaarsprojecten nu ook individuele opdrachten opgenomen. Zoals eerder is aangegeven, dient de opleiding de toetsing af te stemmen op de leeractiviteiten (de leerlijnen) (zie ook facet 2.7). De opleiding heeft per leerlijn geëxpliciteerd welke toetsvormen hierbij passen: Voorkomende toetsvormen in de opleiding IBL: Leerlijn Integrale leerlijn: deze leerlijn richt zich op het verwerven en toetsen van competenties.
Reflectieve leerlijn: in deze leerlijn draait het om de verwerving van reflectieve vaardigheden.
Conceptuele leerlijn: in deze leerlijn draait het om kennisverwerving. Vaardigheidsleerlijn: in deze lijn draait het om de verwerving van vaardigheden. Vaak worden meerdere toetsen afgenomen die tezamen het eindcijfer bepalen.
Toetsvormen 1. projectbijdrage 2. rapport/verslag 3. beroepsproduct 4. peer-assessments in de vorm van feedback 5. simulatie (management simulatie) 6. afstudeeropdracht Feedback Stageverslag Tussentijdse beoordelingen Afstudeeropdracht Tentamen Projecttoets Practicumopdracht Mondelinge toets Vaardigheidstoets Luistertoets Presentatie
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 44
Rollenspel Interview Competentiegericht toetsen 2.8.4. Competenties zelf, met de daarbij horende (gedrags)criteria, kunnen pas aangetoond of beoordeeld worden als er sprake is van een competentiegerichte toetsing. Een portfolio-assessment is hiervoor een geschikte toetsvorm. Hierbij gaat het er om dat de student zowel kennis, vaardigheden, houding en competenties kan aantonen door middel van diverse vormen van bewijslast (beoordelingen van docenten en externen, peer-beoordelingen, eigen reflectie etc.). Ook wanneer studenten opdrachten maken, kunnen de afzonderlijke criteria binnen de algemene HES-competenties als referentiekader dienen voor de beoordeling ervan. Het ‘Handboek toetsing en toetsbeleid’ is op dit punt in september 2007 nog aangescherpt. Het is de opdracht aan de opleiding om er voor te zorgen dat het curriculum en de toetsing zo is ingericht dat de student in staat is alle competenties te ontwikkelen en aan te tonen. Voor de basisfase geldt dat elke opleiding de volgende competenties toetst op basisniveau: Communiceren Ondernemend gedrag Vakkundigheid Ontwikkelingsgerichtheid Bovenstaande vier competenties (zie facet 1.1. – algemene HES-competenties) vertegenwoordigen alle vier de competentiedomeinen. Deze competenties worden beschouwd als kritische succesfactoren voor elke binnenkomende student. Ze worden ingezet om de studenten te laten oriënteren op het studeren aan de HES en om studenten te kunnen selecteren voor de opleiding. In de latere fasen (propedeuse, kernfase, profileringsfase) worden alle competenties op een hoger niveau getoetst. 2.8.5 De opleiding maakt reeds gebruik van assessments. Zo wordt bij het Exportproject getoetst aan de hand van continuous assessments en peer-assessments (zie 2.7.5). 2.8.6 Aan elke module liggen concreet geformuleerde (toetsbare) leerdoelen ten grondslag, die zijn gerelateerd aan de competenties. De beroepstaken zijn geconcretiseerd in criteria voor de te realiseren beroepsproducten, te realiseren werkprocessen of waarneembaar gedrag. De relatie tussen de toetsvormen en de leerdoelen is telkens inzichtelijk. 2.8.7. Beoordelingscriteria (ook voor stage en afstuderen): in de ‘Handleiding afstudeeropdracht IBL 20072008’ en de ‘Stagehandleiding IBL’ zijn expliciet de criteria beschreven t.b.v. de beoordeling (zie ook facet 6.1). In de gesprekken ter voorbereiding op het schrijven van de management review hebben studenten van verschillende jaren aangegeven dat de projecten worden beoordeeld aan de hand van expliciete criteria. 2.8.8. Informatievoorziening: in de onderwijs- en examenregeling wordt het onderwijs en de organisatie daarvan op hoofdlijnen beschreven. De belangrijkste onderwerpen die in de OER zijn beschreven, komen terug in de opleidingsgidsen. Studenten kunnen tegen de wijze van toetsen en beoordelen bezwaar maken bij de examencommissie. 2.8.9. Docentonafhankelijke toetsing bij de opleiding: in de interne audit in 2006 bleek uit het gesprek met docenten dat de verantwoordelijkheid voor het opstellen van kwalitatief verantwoorde toetsen en de beoordeling van toetsen toentertijd werd overgelaten aan de individuele docent. De opleiding/afdeling heeft inmiddels een toetsplan opgesteld en in uitvoering genomen en werkt waar mogelijk volgens het zogenaamde vier ogen principe bij het opstellen van toetsen (er zijn steeds twee docenten die de toets
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 45
opstellen). Dit is ook het geval bij het beoordelen van afstudeerproducten (zie hierboven en zie facet 6.1). Binnen de opleiding wordt toenemend aandacht besteed aan intercollegiaal overleg over de opzet en normering van toetsen. 2.8.10. Betrokkenheid werkveld: naast het werken aan de opdracht van het bedrijf voert elke student tijdens de stage een SWOT-analyse uit van (een afdeling binnen) het bedrijf als opdracht voor de opleiding. De student schrijft een stageverslag dat bestaat uit: een beschrijving en evaluatie van de stage en de werkzaamheden in het bedrijf een evaluatie van de persoonlijke leerdoelen een swot-analyse van (een afdeling binnen) het bedrijf Het stageverslag wordt beoordeeld door de stagebegeleider. De SWOT wordt beoordeeld door een vakdocent. De stage wordt inhoudelijk begeleid en mede beoordeeld door de bedrijfsmentor. Halverwege de stage, vindt er een gesprek plaats met de bedrijfsmentor. Er volgt een tussentijdse beoordeling met feedback. De bedrijfsmentor geeft aan het einde van de stage een oordeel over het functioneren van de stagiair. Dit wordt meegewogen in de stagebeoordeling van de stagebegeleider van de HES. Scriptie: de bedrijfsbegeleider speelt geen rol bij de beoordeling van de scriptie. In die zin is de HES de opdrachtgever; de student schrijft zijn scriptie voor de HES, dus voor de begeleidend docent en de tweede lezer. 2.8.9. Examencommissie: elke afdeling kent een examencommissie. Daarnaast is er op HES-niveau een examencommissie actief. Deze Examencommissie bestaat uit de voorzitters van de afdelingsexamencommissies. De examencommissie is niet alleen betrokken bij de organisatie van de toetsen, maar beslist ook over bij voorbeeld verzoeken om vrijstelling, het bindend afwijzend studieadvies en of een student wel of niet geslaagd is. Taken, bevoegdheden en werkzaamheden van de examencommissie(s) zijn te vinden in de OER. Voor wat betreft de verantwoordelijkheid van de examencommissie op het punt van de kwaliteitsborging van de buitenlandse studieprogramma’s wordt verwezen naar de bevindingen onder facet 1.1. De examencommissie werkt nauw samen met de toetscommissie(s). Elke afdeling kent een toetscommissie. De rol / taak van de toetscommissie is als volgt: 1. beleidsvoorbereidend: Opstellen en bijstellen van het toetsbeleid (i.s.m. afdelingsmanagement /opleidingsmanagement); 2. uitvoerend: Bewaken van de toetskwaliteit (niveau, validiteit, betrouwbaarheid) bij opstellen en afname van de toets volgens opgestelde procedures in het toetsbeleid; 3. adviserend: richting de examencommissie en/of opleidingsmanager en/of afdelingsmanager.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 46
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding goed en wel op grond van de volgende observaties: Het toetsbeleid is HES-breed uitgewerkt en vanaf 2006-2007 ingevoerd. Het auditteam was onder de indruk van het ‘Handboek toetsing en toetsbeleid’. De opleiding heeft haar toetsing in het toetsplan vastgelegd waarin wordt aangegeven hoe en wanneer competenties, kwalificaties en doelstellingen worden getoetst. De opleiding kent een variatie aan toetsvormen afgestemd op het studieonderdeel en het doel van de toetsing. Via de huidige beoordeling en toetsing wordt adequaat getoetst of studenten de leerdoelen van het programma hebben gerealiseerd. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding competentiegericht toetst, onder andere door het gebruik van assessments. Docenten opereren waar mogelijk gezamenlijk bij het opstellen van toetsen (vier ogen principe). Ook treden zij samen op bij het beoordelen van afstudeerproducten. Binnen de opleiding wordt toenemend aandacht besteed aan intercollegiaal overleg over de opzet en normering van toetsen; iets waar het auditteam aan hecht in verband met de borging van de kwaliteit van de toetsen. Werkvelddeskundigen zijn betrokken bij de beoordeling van de stage. Zij zijn (nog) niet betrokken bij de beoordeling van afstudeeropdrachten.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” als voldoende.
De opleiding zorgt er voldoende voor, dat ontwikkeling van kennis en (beroeps)vaardigheden plaatsvindt en zorgt er op adequate wijze voor dat dit programma actueel is en blijft. De opleiding maakt hiertoe o.a. gebruik van haar contacten met het werkveld. Het auditteam heeft geconstateerd dat deze contacten dienen te worden aangehaald en van een minder vrijblijvend karakter dienen te zijn. In het aangeboden programma komen alle te ontwikkelen (eind)competenties aan bod. Door het hele programma te doorlopen kunnen studenten uiteindelijk de geformuleerde eindcompetenties bereiken. Het studieprogramma is inhoudelijk samenhangend. Het programma is zodanig opgezet, dat de verschillende programmaonderdelen een verticale en horizontale samenhang kennen. De opleiding heeft de studeerbaarheid van het programma voldoende in beeld en treft – indien mogelijk – remediërende maatregelen om de studievoortgang van studenten te verzekeren. Studenten vinden de studielast acceptabel. Studieloopbaanbegeleiders bespreken de studielast en studievoortgang met de student. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding in de startfase inhoudelijk aansluit op het kennisniveau van de instromende student. Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen die de opleiding heeft geformuleerd. De gehanteerde werkvormen sluiten daar goed bij aan. Het didactisch concept voorziet in onderwijsleervormen die passen bij de in de eindkwalificaties opgenomen generieke en beroepsspecifieke eisen en uit de programmabeschrijving blijkt, dat het didactisch concept in het opleidingsprogramma is ingebed. Via de huidige beoordeling en toetsing wordt adequaat getoetst of studenten de leerdoelen van het programma hebben gerealiseerd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 47
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen 3.1.1. De docenten van de opleiding hebben, zo concludeert het auditteam op basis van de netwerkoverzichten waar het auditteam inzage in heeft gehad alsmede op basis van de mondeling verstrekte informatie tijdens de audit, voldoende contacten met de beroepspraktijk. Het auditteam heeft geconstateerd, dat docenten inderdaad contact houden met het werkveld, maar is van mening dat deze contacten steviger aangetrokken kunnen worden en van een minder vrijblijvend karakter dienen te zijn. De contacten die er zijn, lijken veelal het resultaat van een proactieve houding van een individuele docent of student dan dat de opleiding hiervoor verantwoordelijk gehouden kan worden. Uiteraard onderkent het auditteam dat individuele personen ‘eigenaar van het eigen netwerk’ zijn en tot op zekere hoogte ook moeten blijven, maar het delen van dit netwerk en de interactie tussen de opleiding en het (buitenlandse) werkveld kunnen naar mening van het auditteam nog vergroot worden. Er ontbreekt momenteel een proactief beleid. Het interne auditteam concludeerde in 2006 dat structurele uitwisseling van ervaringen niet plaatsvond en dat de onderlinge afstemming en samenhang tussen docenten zich beperkte tot vakgenoten. Het auditteam heeft vastgesteld dat er anno 2008 een herkenbaar kernteam IBL is waarin de ‘L’ en ‘B’ component in het team evenredig vertegenwoordigd zijn en dat dit team zich verantwoordelijk voelt voor de kwaliteit van de opleiding en zich als team presenteert. 3.1.2. Een deel van het onderwijs wordt verzorgd door gastdocenten uit de praktijk (zie ook 2.1.7.) en door docenten met tijdelijke kleine aanstelling. De opleiding stelt in haar management review dat een aantal docenten van de opleiding relevante (internationale) werkervaring korter of langer geleden heeft. Enkele docenten hebben een eigen bedrijf of opereren als freelancer. Bij werving is en wordt steeds ook gekeken naar actuele werkervaring van nieuwe docenten. Ook wordt ernaar gestreefd dat docenten werkzaam blijven in de praktijk. In het opleidingsplan wordt het volgende staatje gegeven:
Medewerkers tevens werkzaam in de beroepspraktijk Gastdocenten (1,5 uur per gastles)
Aantal 5 16
3.1.3. Voorts onderhouden de docenten contact met de bedrijven en organisaties waar de studenten werkzaam zijn. Stage- en afstudeerbegeleiding is een goede manier om te bereiken dat docenten meer kennis van de beroepspraktijk opdoen. De stagebegeleider bezoekt ten minste één keer het bedrijf, mits in Nederland, en vaker indien nodig; hij bespreekt met de stagiair en de mentor of de stage naar wens verloopt; hij bemiddelt bij problemen en hij bespreekt en beoordeelt het stageverslag.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 48
Met betrekking tot het buitenschoolse curriculum hanteert de opleiding het principe dat bij het aangaan van de stage gezocht wordt naar begeleiding die past bij de vereiste deskundigheid van deze stage. Vakdocenten die de ‘business’ component vertegenwoordigen, treden daarom in de regel op als stagebegeleider. Niettemin worden ook de de talendocenten ingeschakeld bij de stage- en afstudeerbegeleiding. In de functioneringsgesprekken wordt met de talendocenten besproken of zij ook als stagebegeleider willen worden ingezet. 3.1.4. Overige opleidingsactiviteiten t.b.v. de bevordering verbinding leggen met de beroepspraktijk zijn: beroepsgerichte kennisverwerving van docenten via vakliteratuur, lidmaatschappen van beroepsverenigingen, deelname symposia, bestuurlijke rollen in het financieel-economisch werkveld, voorzitterschap/deelname landelijke overleggen etc; regelmatig raadplegen van de OAR; deelname van docenten aan specifieke vakscholing/beroepsmatige scholing. 3.1.5. Studenten zijn tevreden over de docenten. De didactische kwaliteiten van docenten beoordelen zij met een 3,5 en de actuele kennis van docenten over de beroepspraktijk beoordelen zij met een 3,7.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Uit de CV’s blijkt, dat een aantal kerndocenten enkele jaren praktijkervaring hebben opgedaan en dat een aantal van hen nog steeds werkzaam is in de beroepspraktijk. Docenten onderhouden een professioneel relatienetwerk binnen het voor de opleiding relevante beroepenveld. Dit netwerk wordt ingezet ten behoeve van bijvoorbeeld programma-uitvoering (inzet van gastdocenten). Het auditteam is van mening dat deze contacten steviger aangetrokken kunnen worden en van een minder vrijblijvend karakter dienen te zijn. Docenten onderhouden daarnaast contacten met het werkveld door contacten tijdens de stage en het afstuderen. De opleiding zet regelmatig gastdocenten in. Studenten zijn tevreden over de inhoudelijke expertise van de docenten, over hun beroepsgerichtheid en over de actualiteit van hun werkveldkennis.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 49
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen 3.2.1. De formatieomvang per opleiding wordt vooraf bepaald door het managementteam van de HES op basis van een raming van het studentenaantal. Deze raming is gebaseerd op het aantal inschrijvingen en op een schatting van de ontwikkeling van de aanmeldingen en de slaag- en uitvalpercentages. 3.2.2. Docent-studentratio: in de gehele HES wordt per variant eenzelfde docent:studentratio gehanteerd. Voor voltijdvarianten is die 1:30, voor duale varianten 1:33 en voor deeltijdvarianten 1:50. De onderwijsvraagfactor van de afdeling is echter medebepalend voor het budget. Alle opleidingen binnen één afdeling hanteren daarmee dezelfde ratio. Een aantal OP-functies, zoals stagecoördinatie, onderwijskundige ondersteuning en kwaliteitszorg, is opgenomen in de HES-brede stafformatie. Deze formatie komt tevens ten bate van de docent:studentratio. Voor de afdeling Internationaal is per 1 oktober 2007 de feitelijke docent: student ratio 72.76 (FTE t.b.v onderwijs): 2069 (bekostigde studenten)= 1: 28.44. 3.2.3. Aantal contacturen: het aantal contacturen in de propedeuse bedroeg in 2005-2006 drieëntwintig contacturen. Dat is in het kader van de harmonisatie binnen de afdeling Internationaal in 2006-2007 gedaald tot gemiddeld twintig contactuur wekelijks. In 2007-2008 is het gemiddeld aantal contacturen in de propedeuse inmiddels weer drieëntwintig. In de overige studiejaren varieert het aantal contacturen op de opleiding tussen de twintig en drieëntwintig, m.u.v. het vierde studiejaar. 3.2.4. Het aantal docenten bij de opleiding IBL bedraagt:
Fulltime Parttime
Aantal 3 27
fte 3,0 11,2
De docentformatie wordt niet alleen voor de IBL-studenten gebruikt. Docenten zijn in de breedte ingezet. Dit geldt sowieso voor het eerste semester van de propedeuse dat gemeenschappelijk met de andere opleidingen van de afdeling Internationaal wordt aangeboden (25 EC’s gezamenlijk en 5 EC’s opleidingsspecifiek). 3.2.5. De opleiding heeft voldoende zicht op de vraag in hoeverre de docentformatie voor de komende jaren voldoende is om het opleidingsprogramma (coördinatie, onderwijs, begeleiding) uit te voeren. De informatie voor dit inzicht haalt de opleiding onder andere uit de vlootschouw. De afdeling Internationaal heeft zich in 2006, in samenwerking met P&O, een beeld gevormd over teamsamenstelling qua geslacht, vaste en tijdelijke aanstelling, verdeling docentfuncties conform de zogenoemde Hay-indeling die binnen de HvA van toepassing is, het opleidingsniveau, didactische bevoegdheid, economische beroepservaring, werkzaamheid in de beroepspraktijk en deskundigheid. De resultaten van de vlootschouw vormen de input voor werving en ontwikkeling. De resultaten van de vlootschouw worden eveneens gebruikt bij het maken van het Resultaten & Activiteiten Plan (R&A plan). Elke afdeling maakt jaarlijks een R&A-plan volgens een vast HvA-format. In dit R&A-plan is een van die vier hoofdstukken het hoofdstuk Personeel. Hierin beschrijft de afdeling de personele prioriteiten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 50
3.2.6. Een punt van aandacht is de werkdruk. In de Medewerkerstevredenheidsmonitor (MTM 2006) geeft 54,2% van de docenten aan dat de werkdruk (veel) te hoog is. De opleiding stelt dat een lage OVF en een hoge contactintensiteit defacto een hoge werkdruk en een claim op de ontwikkelpotentie van de opleiding betekenen. Conform het Fraijlemaborg profiel biedt de opleiding aan studenten een t.o.v. andere opleidingen relatief groot aantal contacturen in klassenverband. Het auditteam is zich ervan bewust dat de opleiding haar onderwijs aanbiedt binnen een bepaald onderwijsconcept, maar vindt het uitermate belangrijk dat de opleiding binnen deze gekozen kaders stappen neemt om de werkdruk te verminderen. Er is reeds 10% gereserveerd in de formatie van docenten in vast en fulltime dienstverband voor allerhande extra taken zoals overleg en voorlichting, maar gezien de (ontwikkel)plannen die op de agenda van de opleiding staan, is extra aandacht vereist. Het auditteam wil overigens wel het enthousiasme vermelden van de docenten met wie het team gesproken heeft (zie ook 3.3.9).
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De huidige omvang van de formatie en het gekwalificeerde personeel stelt de opleiding IBL in staat haar opleidingsprogramma met de gewenste kwaliteit te verzorgen, inclusief studieloopbaanbegeleiding. De totale personeelsformatie voorziet in voldoende capaciteit ten behoeve van de onderwijsondersteunende processen. De opleiding heeft een goed beeld van ontwikkelingen die spelen met betrekking tot de kwantiteit van het personeel en de studentgroei. Met de vlootschouw heeft de opleiding een bruikbaar instrument t.b.v. de capaciteitsbewaking. De opleiding borgt hiermee, dat er voor nu en ook op de langere termijn voldoende personeel is om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Docenten ervaren een hoge werkdruk. Alhoewel de opleiding dit erkent, wil het auditteam de opleiding evenwel op het hart drukken om de werkdruk te blijven monitoren en bij een structureel te hoge werkdruk plannen te maken om deze te verminderen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 51
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen 3.3.1. De HvA beschikt over een breed P&O-beleidsinstrumentarium, dat integraal wordt ingezet. Dit instrumentarium bestrijkt werving en selectie, arbeidsvoorwaarden, functieordening, gezondheidsbeleid en medezeggenschap. De planning en control cyclus houdt onder andere in dat jaarlijks een managementcontract, een domeinplan (inclusief verbeterplannen), en een personeelsplan en –begroting worden opgesteld. 3.3.2. Gelet op de CV’s van de docenten (in termen van opleiding en werkervaring) en op het professionele relatienetwerk dat zij onderhouden en gebruiken en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met het opleidingsmanagement verkreeg, is het auditteam van oordeel dat de IBL-docenten inhoudelijk gekwalificeerd zijn hun taken binnen het programma op het gewenste niveau uit te voeren. Vrijwel alle IBL- docenten hebben een universitaire opleiding. De beide docenten met HBO-achtergrond volgen momenteel een masterdegree. Vrijwel alle docenten zijn didactisch bevoegd. 3.3.3. Het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding in haar aannamebeleid kwaliteitseisen stelt aan haar personeel en dan niet alleen in termen van opleiding en scholing (vak- en disciplinekennis), maar uitdrukkelijk in termen van onderwijskundige en/of organisatorische expertise, competenties en werkervaring. Nieuwkomers worden gekoppeld aan een ervaren docent en door hen begeleid. 3.3.4. Elke afdeling/opleiding heeft een budget voor individuele scholing. Individuele scholing vindt plaats op verzoek van de docent en op basis van evaluatieve resultaten en functioneringsgesprekken. Afspraken worden vastgelegd in de personele gespreksverslagen. De opleiding kent teamstudiedagen per studiejaar, waarop specifieke onderwerpen (al dan niet met externe expertise) aan bod komen. Verder teambrede scholing wordt mede gebaseerd op de resultaten van de vlootschouw. Het geheel van scholingsactiviteiten is het scholingsplan van de opleiding. 3.3.5. Binnen de taakinzet van docenten is 59 uur (bij fulltime aanstelling) gereserveerd voor eigen ontwikkeling (CAO-uren), die de docenten naar eigen inzicht kan besteden. 3.3.6. Binnen de opleiding spelen teamopbouw en teamontwikkeling in de betekenis van lerende organisatie een rol. Mede vanuit die optiek is binnen de opleiding een apart percentage gereserveerd voor inhoudelijk teambreed overleg en wordt er in het takenplaatje ook werkoverleg voor specifieke onderwerpen gereserveerd, gericht op probleemoplossing (leren) met elkaar en versterken van de samenwerking. In verband met de onderwijsontwikkeling in het kader van de Best Business School vanuit het Domein Economie en Management is teamopbouw binnen één CROHO geregistreerde opleiding een belangrijk issue. Ook het versterken van de verbondenheid van de docenten aan het domein als geheel is in dit verband een belangrijk thema. 3.3.7. Vanuit de HvA is specifieke scholing mogelijk (via Onderwijs Research en Ontwikkeling - ORO): trainingen, workshops, website met veel informatie. De HvA verzorgt jaarlijks een onderwijsconferentie voor alle medewerkers. Via Cahiers wordt voor docenten relevante onderwijskundige kennis gepubliceerd. De HES verzorgt jaarlijks één of twéé studiedagen voor alle medewerkers.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 52
Concreet zijn de volgende ontwikkelingsdoelen geformuleerd: van docenten wordt verwacht dat zij thuis zijn op de drie kerngebieden onderwijs, werkveld en onderzoek; daarbij specialiseert elke docent zich op één van deze gebieden. In 2008-2009 krijgt deze doelstelling verdere uitwerking; medewerkers van het domein krijgen volop kansen zich verder te professionaliseren. Iedere organisatieeenheid legt jaarlijks in het R&A-plan vast welke thema's prioriteit hebben en stemt scholingsbudget en scholingsplannen daarop af. Dit vindt al plaats sinds 2006-2007; in de ontwikkeling van kennisontwikkeling in en met de praktijk spelen de lectoraten een belangrijke rol. Het domein werkt in 2007-2008 aan de uitbreiding van de twee lectoraten naar vijf lectoraten en streeft ernaar om hiervoor nog in 2008 bekostiging aan te vragen; kennisontwikkeling, ook in afstemming met de UvA krijgt de komende jaren verder gestalte. In het kader van het speerpunt Kwaliteit & talentontwikkeling zijn er drie opleidingsthema's: 1. docenten zijn goed ingevoerd in het competentiegericht opleiden en toetsen: In samenwerking met de afdeling Onderwijsresearch & Ontwikkeling (OrO) van de HvA zijn scholingsprogramma’s samengesteld; 2. docenten beschikken over zeer goede didactische vaardigheden: Voor nieuwe docenten zijn er “korte” trainingen die betrekking hebben op de basisvaardigheden zoals toetsen, feedback geven, assessment etc. Voorts zal in verband met de ontwikkeling van de Best Business School een nieuw aanbod voor opleidingen gecreëerd worden om docenten de benodigde competenties verder te ontwikkelen voor het nieuwe opleidingsconcept; 3. docenten hebben actuele vakkennis: Op basis van functioneringsgesprekken kunnen individuele afspraken worden gemaakt met docenten. Waar wenselijk en mogelijk kunnen ook gezamenlijke activiteiten worden ontwikkeld. 3.3.8. Concrete scholing op opleidingsniveau: de opleiding IBL realiseert in 2008-2009 een personeelsplan, gerelateerd aan het HES-personeelsbeleid. De opleiding maakt onder andere werk van de uitvoering van de verhoging van Engelse taalvaardigheid van een groot aantal docenten naar het niveau van Cambridge Advanced Certificate (van één derde van de docenten in het eerste jaar naar iedereen in 2009-2010). Uit de gesprekken tijdens de audit met docenten kwam naar voren dat docenten zelf ook initiatieven ontwikkelen om elkaar bij te scholen. Zo hebben docenten een aantal jaar geleden elkaar les gegeven in bepaalde onderwerpen. Zo was er een les ‘rapporteren’ en een les waarbij strategieën van Kotler en SWOTanalyses werden besproken. Het auditteam juicht deze kennistransfer toe. Studenttevredenheid 3.3.9. Zoals reeds in facet 3.1 is aangegeven, zijn studenten tevreden over de didactische kwaliteit van docenten. Zij zijn van mening dat docenten hen uitdagen tot zelfstandig leren (cijfer 3,3) en zijn tevreden over de bereikbaarheid van docenten (cijfer 3,1). Het auditteam heeft ondervonden dat docenten een grote betrokkenheid en warmte naar de opleiding tonen. Zij hebben een goed opleidingsniveau, hebben hun wortels in de beroepspraktijk, vormen met elkaar een dynamisch team en gebruiken actief de mogelijkheden tot scholing die hen wordt geboden.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 53
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Uit de CV’s van docenten blijkt, dat zij hoog geschoold zijn om op HBO-niveau hun discipline te verzorgen. De docenten onderhouden een groot professioneel relatienetwerk en hebben ervaring in het werkveld. Beginnende docenten worden begeleid door ervaren docenten. De afdeling/opleiding hanteert een zorgvuldig opgezet aannamebeleid, wat een belangrijk instrument is om de didactische kwaliteit van het docentencorps te borgen. De opleiding heeft via de ‘vlootschouw’ zicht op de aanwezige expertise/competenties van docenten en gebruikt deze informatie gericht bij het gericht aanbieden van scholing. Studenten zijn tevreden over de didactische kwaliteit van docenten. Zij zijn van mening dat docenten hen uitdagen tot zelfstandig leren en dat ze goed bereikbaar zijn. Het auditteam heeft vastgesteld dat de docenten met elkaar een dynamisch team vormen en dat ze actief de mogelijkhedengebruiken die hen wordt aangeboden m.b.t. scholing.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor de opleiding IBL het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende. De afdeling heeft een goed personeelsbeleid opgezet en heeft hierbij aandacht voor de juiste dingen. Kwantitatief is de inzet van personeel op een niveau dat het verzorgen van de IBL-opleiding met de gewenste kwaliteit mogelijk maakt. Kwalitatief is het personeel voldoende gekwalificeerd om de opleiding op het gewenste niveau te realiseren. Uit de CV’s blijkt, dat de docenten deels afkomstig zijn uit de actuele beroepspraktijk en een beperkt aantal van hen daarin nog werkzaam is.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 54
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen 4.1.1. Algemeen beeld: de HES heeft haar beleid m.b.t. huisvesting en materiële voorzieningen vastgelegd in een aparte notitie. Het auditteam heeft geconstateerd, dat de HES op het gebied van voorzieningen reeds veel beleid heeft vastgelegd of op dit moment ontwikkelt. Aspecten als huisvesting, eisen aan de inrichting, ICT-voorzieningen en studiebegeleiding zijn op domein- en locatieniveau goed geregeld. Het generieke voorzieningenniveau is adequaat. Bij het maken van keuzes voor de implementatie van bepaalde voorzieningen kijkt de HES goed naar de onderwijsbehoeften. 4.1.2. De afdeling Internationaal van het Domein E&M is gehuisvest op de locatie Fraijlemaborg in een nieuw gebouw. Deze locatie voldoet in hoge mate aan de vereisten van de gebruikers en de kwaliteit van het gebouw wordt als goed ervaren. Ruimtelijke voorzieningen 4.1.3. De opleiding IBL, als onderdeel van de toenmalige Hogeschool voor Economische Studies, heeft in januari 2004 haar intrek genomen in een nieuw gebouw in Amsterdam-Zuidoost. Het bruto vloeroppervlak van het gebouw bedraagt 23.000 m², verdeeld over vier lagen. Bij de inrichting van het gebouw is nadrukkelijk rekening gehouden met de toepassing van nieuwe onderwijsvormen. Naast de gebruikelijke collegezalen kent het gebouw daarom ook projectruimtes en open werkplekken, waar in kleiner verband gewerkt en gestudeerd kan worden. Nog steeds uniek voor het hoger (beroeps)onderwijs is de inrichting van het SAP-practicum. In deze ruimte werken studenten uit verschillende opleidingen met elkaar met een - in hoofdzaak door de HES zelf ontwikkeld - bedrijfssimulatieprogramma. 4.1.4. Kenmerkend voor het gebouw is dat de onderwijsruimtes en de werkkamers van de medewerkers elkaar afwisselen. Hierdoor wordt de interactie tussen medewerkers en studenten bevorderd en de doelmatigheid van het onderwijsproces vergroot. Het gebouw heeft een uitstekend geoutilleerde mediatheek. In het gebouw is een ICT-rijke werkomgeving gecreëerd, waarin notebooks draadloos zijn aan te sluiten op het inter- en intranet van de hogeschool. Daarnaast zijn voor studenten in totaal 600 computers geïnstalleerd. Dit geeft een ‘computerdichtheid’ van 8 studenten per computer. Materiële voorzieningen (ICT, mediatheek, beroepsspecifieke apparatuur 4.1.5. De mediatheken van de Hogeschool van Amsterdam werken intensief samen. Door de nieuwste technieken toe te passen wordt informatie voor de student toegankelijk gemaakt. De mediatheken hebben niet alleen de beschikking over een grote collectie boeken, tijdschriften en cd-roms, maar ook over databanken die via Internet geraadpleegd kunnen worden. Ook de connectie met landelijke catalogi als PICARTA en ADAMNET maakt het mogelijk veel uitgebreider naar informatie te zoeken dan alleen maar binnen de HvA. In de Themagidsen wordt alle informatie over één thema in databanken, Internetbronnen, scripties, tijdschriftartikelen etc. bijeen gebracht. Dat is een belangrijke ondersteuning bij de studie, zeker in een later stadium. Daarnaast zijn er reisplanners, woordenboeken, studentensites, nieuws, een overzicht van zoekmachines en tips om de kwaliteit van informatie op internet te beoordelen, te vinden. Op de locatie Fraijlemaborg is de mediatheek gehuisvest op de begane grond en een klein deel op de 1ste etage.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 55
Tevredenheid van studenten 4.1.6. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de voorzieningen en ruimten. Er is een aantal punten waar studenten minder tevreden over zijn, maar dit zijn punten die niet of slechts indirect met de realisatie van het opleidingsprogramma te maken hebben (bijv. prijs/kwaliteit-verhouding eten en drinken, dienstverlening studenten service centrum). Studenten zijn tevreden over de mediatheek, de ICT-helpdesk en over de computerwerkplekken. De studenten zien in, dat een beperkte beschikbaarheid van computerwerkplekken tijdens ‘spitsuren’ (tussen 10.00 en 14.00 uur) nu eenmaal iets is, dat ze moeten accepteren.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft kunnen constateren dat aspecten als huisvesting, eisen aan de inrichting en ICTvoorzieningen goed geregeld zijn op domein- en locatieniveau. Het generieke voorzieningenniveau is adequaat. Bij het maken van keuzes voor de implementatie van bepaalde voorzieningen wordt goed gekeken naar de onderwijsbehoeften. Er zijn, naar oordeel van het auditteam, voldoende onderwijsruimten (projectruimtes, collegezalen). De inrichting is functioneel, waarbij rekening gehouden is met de diversiteit aan werkvormen (zelfstudie, groepswerk, hoorcolleges). De ICT-voorzieningen zijn up-to-date, en thans ook in voldoende mate beschikbaar. Het auditteam is positief gestemd over de inrichting van het SAP-practicum. In deze ruimte werken studenten uit verschillende opleidingen met elkaar met een bedrijfssimulatieprogramma. Studenten en docenten hebben toegang tot actuele informatie en programma’ s zowel in het eigen opleidingsgedeelte als in de centrale (computer)ruimtes en op intranet. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de voorzieningen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 56
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen 4.2.1. Programma: IBL kent geen studieloopbaanbegeleiding, maar studiebegeleiding. Er is in het eerste studiejaar een apart studieonderdeel gepland (mentoraat), dat is geplaatst onder de onderwijseenheid Praktische Beroepsoriëntatie. In studiejaar drie ontvangt de student aparte begeleiding bij de studie in het buitenland, in studiejaar vier ontvangt hij of zij op inhoud en op voortgang gerichte begeleiding bij de stage en het afstuderen. 4.2.2. Binnen de opleiding bestaan er verschillende vormen van studiebegeleiding: 1. mentor: de mentor is de begeleider van de eerstejaars en dagelijks aanspreekpunt voor kleine vragen en problemen, onenigheid in projectgroepen en dergelijke. Hij coacht de voortgang van de student en verwijst zonodig door naar de studieadviseur; 2. studieadviseur: de studieadviseur is het eerste aanspreekpunt voor informatie en advies over studieplanning, -voortgang, -problemen en -vertraging. De studieadviseur zelf neemt, als de studieresultaten daartoe aanleiding geven, ook contact op met de student voor een gesprek. In het eerste studiejaar is de begeleiding actief: de studieadviseur roept de student op voor een voortgangsgesprek. Studenten kunnen daarnaast zelf op ieder moment een afspraak maken met de studieadviseur. Studieadviseurs sturen studenten met problemen op het persoonlijke vlak naar de decaan. Ad 1) Het mentoraat heeft als hoofddoel om de leervaardigheden en het studiesucces van studenten te bevorderen. Het programma bestaat uit groepsbijeenkomsten en individuele gesprekken. In de groepbijeenkomsten worden activiteiten die het studiesucces bevorderen besproken en geoefend. De opdrachten bestaan zoveel mogelijk uit activiteiten die voor een goed studieverloop toch al nodig waren. Het mentoraat brengt dit bewust onder de aandacht o.a. door oefening en bespreking daarvan. De individuele gesprekken zijn bedoeld om resultaten uit het recente verleden te bespreken en individueel na te gaan hoe de resultaten in de toekomst positief beïnvloed kunnen worden of zo kunnen blijven. In concreto komen gedurende het mentoraat groepsgewijs de volgende zaken aan de orde: studie en studiegids; onderwijs en examenregeling; leren bestuderen van een tekst; leren voorbereiden van tentamens; leren plannen van de studie. Tijdens de individuele gesprekken wordt ingegaan op studievoortgang en daaraan gekoppelde advisering. De mentoren voeren periodiek overleg met elkaar om specifieke voortgangsproblemen te bespreken c.q. onder de aandacht te brengen. 4.2.3. Begeleiding tijdens de buitenlandperiode: de student die in het buitenland op exchange gaat, ontvangt individuele begeleiding aan de betreffende opleiding in het buitenland voor allerhande vragen en
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 57
problemen. Op afstand is altijd de landencoördinator buitenland bereikbaar. In het najaar wordt op de uitwisselingsmarkt aan de studenten voorlichting gegeven over internationale exchange. De landencoördinator verzorgt de voorlichting voor de uitwisselingsstudenten en adviseert de student bij het vertrek en tijdens het verblijf aan het partnerinstituut. Hij keurt het keuzeprogramma dat de student in het buitenland gaat volgen, goed aan de hand van een van tevoren opgestelde lijst met mogelijke vakken en criteria. Het exchange programma als geheel telt als minor. Tevens helpen de landencoördinatoren bij de administratieve afwikkeling van de uitwisselingsperiode; De landencoördinator bespreekt met inkomende studenten wijzigingen van het in het buitenland vastgestelde studieprogramma en is beschikbaar voor buitenlandse exchange studenten in geval van sociale problemen. Mocht een inkomende uitwisselingsstudent van vak willen wisselen, dan adviseert de landencoördinator hierin. 4.2.4. Rol van docenten: in het kader van ondersteuning van studenten in kennis- en vaardighedenontwikkeling worden de volgende docentrollen onderscheiden: vakdocent: de vakdocent geeft de student vakinhoudelijke ondersteuning en beoordeelt het vakinhoudelijke gedeelte van projecten en vakken; projectcoördinator: de projectcoördinator coördineert het project en stelt met de studenten, het plan van aanpak van een project op. Hij begeleidt de voortgangsrapportage van de studenten en signaleert problemen in de projectgroepen; stagebegeleider: de stagebegeleider begeleidt een student gedurende zijn stage. Hij brengt, als dat mogelijk is, ook een bedrijfsbezoek. Tevens bespreekt en beoordeelt hij het stageverslag; afstudeerbegeleider: de afstudeerbegeleider begeleidt een student gedurende zijn afstudeeropdracht. De begeleider let zowel op het proces als het product dat de student oplevert. Zonodig wordt de student hierop bijgestuurd. De afstudeerbegeleider is een van de twee beoordelaars van het uiteindelijke resultaat van de student. Het onderlinge contact tussen docenten en studenten is zeer nauw. Dit werd duidelijk tijdens de gesprekken met de docenten, die meerdere malen vertelden dat de opleiding IBL een kleine ‘groep’ is wat als voordeel heeft dat docenten en studenten elkaar bij naam en toenaam kennen. Studenten zijn positief over de bereikbaarheid van docenten. Ze kunnen altijd bij hen langskomen voor vragen; docenten reageren snel op hun mail en enkele docenten die parttime werken, zijn mobiel bereikbaar voor studenten. Informatievoorziening 4.2.5. Communicatie met studenten geschiedt via verschillende kanalen. Via het HvA-tijdschrift Havana worden studenten op de hoogte gehouden van het nieuws rondom de HvA. Er zijn websites beschikbaar met informatie over instroom en aanmelding en minoren. Naast de HvA-brede websites heeft elke student toegang tot het intranet. Hierop vindt hij informatie over zijn opleiding, zoals de opleidingseisen, het onderwijsprogramma, het OER en behaalde cijfers. Studenten kunnen zich via intranet aanmelden voor toetsen. De resultatenadministratie verstrekt de studenten regelmatig een overzicht van behaalde cijfers. Studieadviseurs hebben de beschikking over de dor studenten behaalde cijfers en kunnen informatie genereren over de studievoortgang. Het International Office verstrekt informatie over studie en stage in het buitenland. NB. In de IBL-Opleidingsgids vinden studenten o.a. de IBL-jaarplanning voor het betreffende studiejaar met belangrijke data van onderwijsactiviteiten, het IBL-beroeps- en competentieprofiel, het IBL-curriculum met de lessentabellen, en informatie op hoofdlijnen over de manier waarop het onderwijs van de IBL-opleiding georganiseerd is. Elke onderwijseenheid wordt per studiejaar beschreven in de opleidingsgids. Tevens wordt gewerkt met
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 58
studiewijzers waarin het lesprogramma van de onderwijseenheid in detail is uitgewerkt. Hierin staat onder meer een planning van de activiteiten, de te bestuderen stof per week en een voorbeeldtoets met uitwerking. Studenten waren in 2006 tegenover de interne auditcommissie nog kritisch over de informatievoorziening van de opleiding. Studenten gaven aan dat door de sterke toename van studenten per 1 september 2006 de informatievoorziening te wensen overliet. Relevante studie-informatie ontbrak of kwam te laat. Studenten waren dan niet tijdig op de hoogte van wijzigingen in het programma, de consequenties en eventuele overgangsregelingen of alternatieven. Daarnaast waren de verschillende informatiebronnen zoals studiemateriaal, intranet en de communicatie van docenten niet onderling consistent. Het management heeft onderkend dat verbetering van de informatievoorziening naar studenten hoge prioriteit heeft. In het R&A-plan is een aantal specifieke doelstellingen opgenomen (informatie over roosters, studiemateriaal en evaluatieve resultaten). Het auditteam heeft anno 2008 vastgesteld dat de opleiding hard gewerkt heeft aan verbetering van de informatievoorzieningen. M.b.t. de veranderingen die studenten staan te wachten (inmiddels ingevoerde nieuwe propedeuse; oprichting International Business School) geldt dat deze persoonlijk door de opleidingsmanager zijn uitgelegd en toegelicht. Ook heeft het auditteam geconstateerd dat de opzet van opleidingsgidsen in de diverse jaren en de beschrijving van de onderwijseenheden is gestroomlijnd. Een ander punt dat naar voren kwam tijdens de audit, is dat studenten een sms’je krijgen bij afwezigheid van een docent. 4.2.6. Studentzaken: de afdeling Studentenzaken van de HvA is verantwoordelijk voor studentenvoorzieningen als het decanaat, studentenartsen, psychologen, sport en cultuur. Sommige van deze voorzieningen zijn exclusief voor de HvA en voorzieningen als artsen, psychologen, sport en cultuur worden samen met de Universiteit van Amsterdam aangeboden. Studenten kunnen met persoonlijke vragen en problemen rondom studieloopbaan terecht bij de decaan. De studentendecaan is tevens contactpersoon voor studenten met een handicap of chronische ziekte en kan hiervoor voorzieningen treffen. De studentendecaan is voorts deskundig op het gebied van actuele wet- en regelgeving en heeft kennis van zaken in de te volgen procedures bij geschillen. Zonodig verwijst de decaan een student verder naar een arts of psycholoog. Tevredenheid van studenten 4.2.7. De interne auditcommissie gaf in 2006 aanbevelingen m.b.t. studiebegeleiding. Studenten hadden in het gesprek met de commissie aangegeven dat zij wisselend tevreden waren over de begeleiding bij de keuzes die zij tijdens de opleiding moeten maken voor stage, studie aan een buitenlandse universiteit, minoren en afstuderen. Mede op grond van deze aanbeveling zijn mentoraat en studieadviseurschap meer gesystematiseerd. Hoewel de studenten ook in de STM 2007 de studiebegeleiding gemiddeld net onvoldoende waarderen, is wel t.o.v. 2005 en 2006 een stijging in waardering zichtbaar (2005: 2,7; 2006: 2,8; 2007: 2,9). De individuele begeleiding van de decaan beoordelen studenten als voldoende (3,0). M.b.t. de individuele begeleiding van de mentor (2,9), de begeleiding bij het plannen van de studie (2,8) en begeleiding bij het evalueren van de studievoortgang (2,8) is nog ruimte voor verbetering. In de gesprekken die de opleiding heeft gevoerd ter voorbereiding op het Management Review, zijn propedeusestudenten tevreden over het mentoraat. Studenten van latere studiejaren nemen zelf contact op met hun mentor of met de studieadviseur, indien nodig.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 59
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft duidelijk vastgelegd hoe de studiebegeleiding dient te verlopen en wat er van de student en de docent wordt verwacht. De basis is dat studenten in principe gedurende hun studie steeds meer zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen studie- en leerproces. De omvang en de intensiteit van de studiebegeleiding wisselt dan ook per studiejaar én per individuele student. De interne communicatie (inclusief de informatievoorziening richting studenten) is efficiënt geregeld. Hier is ruimte voor enkele verbeteringen. De opleiding is zich hiervan bewust en heeft in haar R&A-plan concrete doelstellingen geformuleerd. Naar aanleiding van de resultaten van de STM is studiebegeleiding een aandachtspunt voor de opleiding. De opleiding heeft inmiddels verbetermaatregelen gestart die effect lijken te hebben, gezien de stijging in waardering in de STM. De studenten geven in de gesprekken die de opleiding met hen ter voorbereiding van de management review’ heeft gehad en in de gesprekken met het auditteam tijdens de audit aan, dat zij in voldoende mate tevreden zijn over het mentoraat. Ook ondervinden zij veel ondersteuning van docenten bij vragen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 60
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende.
Het auditteam heeft geconstateerd dat er op het gebied van materiële voorzieningen reeds veel beleid is vastgelegd of op dit moment wordt ontwikkeld. Aspecten als huisvesting, eisen aan de inrichting, ICTvoorzieningen zijn goed geregeld. Het generieke voorzieningenniveau is adequaat. Bij het maken van keuzes voor de implementatie van bepaalde voorzieningen kijkt het domein/de opleiding goed naar de onderwijsbehoeften. De ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het mogelijk de opleiding IBL op adequate wijze te realiseren. Er zijn, naar oordeel van het auditteam, voldoende onderwijsruimten (projectruimtes, collegezalen). De inrichting is functioneel, waarbij rekening gehouden is met de diversiteit aan werkvormen (zelfstudie, groepswerk, hoorcolleges). De ICT-voorzieningen zijn up-to-date, en thans ook in voldoende mate beschikbaar. De studiebegeleiding – i.c. het mentoraat en studieadviseurschap – is naar aanleiding van aanbevelingen van de interne auditcommissie meer gesystematiseerd en is momenteel voldoende geregeld. De studiebegeleiding wordt, naar het oordeel van studenten, naar behoren uitgevoerd, al is er op een aantal punten ruimte voor verbetering. De opleiding heeft inmiddels verbetermaatregelen gestart die effect lijken te hebben, gezien de stijging in waardering in de STM.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel een van de twee facetten van het onderwerp ‘Voorzieningen’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 61
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen 5.1.1. De opleiding IBL sluit in haar beleidscyclus aan op het kwaliteitsbeleid van de HvA met een interne en externe kwaliteitscyclus. De externe cyclus omvat één keer in de zes jaar een accreditatie van de opleiding, ondersteund door een tussentijdse interne audit. De interne kwaliteitszorgcyclus van de HvA volgt de jaarlijkse planning- en controlecyclus (P&C) met resultaatgericht management als besturingsfilosofie, de resultaten- en activiteitenplannen (R&A) als planningsinstrument en de domeinrapportages en afdelingsrapportages (Araps) als verantwoording. Concrete uitvoering: elk jaar maken de afdelingen van het Domein E&M in juni/juli een Resultaten & ActiviteitenPlan (R&A-plan). Dit plan is gebaseerd op de bestuurlijke agenda van de HvA, de speerpunten van de directie van het domein, evaluaties van een vorig R&A-plan, de gegevens uit verschillende onderwijsevaluaties en de actuele ontwikkelingen. Aan het eind van het studiejaar wordt het plan geëvalueerd en bijgesteld. In het kader van de P&C-cyclus sluiten de domeinvoorzitters en het CvB jaarlijks een Managementcontract af. Hierin leggen zij resultaatafspraken vast, die zijn opgenomen in het R&A-plan. Tweemaal per jaar wordt de voortgang verantwoord middels een domeinrapportage. 5.1.2. De P&C-cyclus wordt instrumenteel ondersteund door diverse (periodiek) onderzoeken om het onderwijs en de organisatie te evalueren. De opleiding IBL neemt deel aan de HvA-brede onderzoeken (Onderzoekshuis)De volgende evaluaties worden o.a. gebruikt: Instroomtevredenheidsmonitor (ITM) Studenttevredenheidsmonitor (STM); Medewerkerstevredenheidsmonitor (MTM); Alumnitevredenheidsmonitor (ATM); Werkgeverstevredenheidsmonitor (WTM); Exit-tevredenheidsmonitor (ETM). Naast het Onderzoekshuis gebruikt IBL ook een eigen aanvullende set van evaluatie-instrumenten, nl. module- en projectevaluaties, stage-evaluaties onder alle stagebedrijven en stagiaires, afstudeerevaluaties onder alle afstudeerbedrijven en scriptanten en minorevaluaties. Ook zijn er overlegmomenten met de stakeholders (OAR, opleidingscommissie en docententeam). 5.1.3. De meetmomenten komen structureel terug en zijn aantoonbaar vastgelegd. De uitkomsten van deze standaardonderzoeken, maar ook de resultaten van het overleg van de opleidingscommissie met het management en de betrokken docenten en de blokevaluaties door studenten en docenten, vormen een wezenlijke bijdrage tot het definiëren en uitvoeren van concrete verbetermaatregelen. Die verbetermaatregelen, zo constateert het auditteam, zijn geformuleerd in toetsbare streefdoelen die zijn vastgelegd in het managementcontract. Hieruit vloeit een rapportage voort met voorstellen voor verbetermaatregelen. Alle studenten en medewerkers kunnen de resultaten en verbetermaatregelen bekijken via intranet en de digitale leeromgeving.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 62
5.1.4. De opleiding beschikt over een formele klachtenregeling voor het personeel, studenten en externe bij de opleiding betrokken partijen. 5.1.5. De borging van het curriculum heeft een plaats gekregen in het kwaliteitszorgsysteem. Deze borging wordt uitgevoerd door de volgende organen: A. de OpleidingsAdviesraad (OAR); B. de curriculumcommissie; C. de toetscommissie van de afdeling Internationaal; D. de examencommissie; E. de landencoördinator. 5.1.6. Ondersteuning: binnen het domein E&M is een stafafdeling Onderwijs en Kwaliteit ingericht. Deze afdeling speelt een rol bij de ondersteuning van afdelingen, opleidingen en varianten bij vraagstukken rondom onderwijsontwikkeling en kwaliteitszorg. Alle kwaliteitszorgmedewerkers van de stafafdeling Onderwijs en Kwaliteit hebben specifieke opleidingen en varianten waaraan zij als contactpersoon zijn gekoppeld. Zij ondersteunen de opleidingsmanagers concreet bij accreditatie en audit en bij het opstellen van R&A-plannen en Araps. Zij leveren gegevens uit diverse bronnen, maken deze toegankelijk voor het management en geven adviezen. Tevredenheid van studenten 5.1.7. Studenten zijn tevreden over de kwaliteitszorg (rapportcijfer 3,0). De wijze van onderwijsevaluatie wordt met een 3,2 beoordeeld. Er is nog ruimte voor verbetering m.b.t. de aandacht die aan problemen/klachten (2,8) en wensen/adviezen (2,9) wordt gegeven. Uit de gesprekken met studenten tijdens de audit is gebleken dat zij in de opleiding wel degelijk een luisterend oor vinden voor hun problemen/klachten en wensen/adviezen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding hanteert een goed, door de hogeschool ontwikkeld, kwaliteitszorgsysteem. De instrumenten uit het HvA-Onderzoekshuis, aangevuld met de opleidingsspecifieke evaluatieinstrumenten, vormen een goede basis voor gegevensverzameling. De opleiding maakt jaarlijks gebruik van hogeschoolbrede standaardonderzoeken naar de tevredenheid van studenten, docenten en niet-onderwijzend personeel en verwerkt de resultaten in verbeterplannen. De kwaliteitsmedewerkers van de afdeling Onderwijs en Kwaliteit zorgen voor een adequate ondersteuning: zij maken een signalerende en samenvattende rapportages van de verschillende evaluaties t.b.v. het management. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de kwaliteitszorg. Een aantal deelitems scoort in de STM nog te laag. Het auditteam heeft vastgesteld dat deze items in de dagelijkse praktijk van de IBLstudenten tot tevredenheid worden opgepakt.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 63
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen 5.2.1. De uitkomsten van de onderzoeken uit het HvA-Onderzoekshuis, maar ook de resultaten van de opleidingsspecifieke evaluatie-instrumenten, vormen een belangrijke bijdrage tot het definiëren en uitvoeren van concrete verbetermaatregelen. Die verbetermaatregelen, zo constateert het auditteam, zijn geformuleerd in toetsbare streefdoelen die zijn vastgelegd in het managementcontract. In dit managementcontract maken de opleidingsmanager en de directie van het domein in onderling overleg resultaatafspraken. Hieruit vloeit een rapportage voort met voorstellen voor verbetermaatregelen (R&Aplan). In elk van de R&A-plannen wordt een analyse gegeven van de bereikte resultaten over het voorafgaande studiejaar (mede gebaseerd op evaluatieve gegevens), worden de prioriteiten voor het betreffende studiejaar gegeven (mede gerelateerd aan HES-beleid) en worden de concrete acties uitgezet t.b.v. de realisatie van de prioriteiten (mede gebaseerd op kwantitatieve doelstellingen). 5.2.2. IBL expliciteert het verbeterbeleid in opleidingsplannen, het opleidingsprofiel, het toetsplan en andere stukken. Docenten van de opleiding IBL concluderen in de gesprekken die de opleiding met hen ter voorbereiding van de management review’ heeft gehad dat de opleiding de PDCA-cyclus voldoende in de vingers heeft. Wel zou de focus – een en ander conform afdelingsbeleid – nog wat sterker gelegd mogen worden op het systematisch en breed uitvoeren van aan de evaluaties gerelateerde verbeteracties. M.a.w. de ‘A’ in de PDCA-cyclus behoeft nog meer aandacht. 5.2.3. Enkele voorbeelden van verbeteractiviteiten n.a.v. evaluaties zijn: verhogen in 2007-2008 van het aantal contacttijden in de propedeuse naar het niveau van 2005-2006 n.a.v. evaluaties onder docenten; de instelling van het mentoraat, uitbreiding van het decanaat, meer werkbaar maken van de functie van de studieadviseur n.a.v. de STM en beoordeling van de rendementen; n.a.v. de lage waardering in 2006-2007 voor facilitaire zaken zijn verbetering uitgevoerd t.a.v. roostering en informatieverstrekking; n.a.v. evaluatie (o.a. STM) en bespreking van de evaluatie in het docententeam, heeft de docent Engels zijn lessen zodanig aangepast dat de studiebelasting is toegenomen.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De uitkomsten van periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in verbetermaatregelen. De verbetermaatregelen worden vertaald naar concrete verbeteracties die vervolgens worden geïmplementeerd. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding de PDCA-cyclus doorloopt. Wel kan er op een meer structurele wijze aandacht besteed worden aan de component ‘Act’ van de PDCA-cyclus.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 64
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen 5.3.1. Uit de bevindingen met betrekking tot facet 5.1. blijkt dat studenten, medewerkers, alumni en het beroepenveld via het HvA-Onderzoekshuis bij de evaluatie van de opleiding betrokken zijn. 5.3.2. Betrokkenheid van medewerkers, studenten en het afnemend beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg van het instituut en de opleidingen is geregeld door het operationeel zijn van de volgende organen: opleidingsadviesraad; opleidingscommissie; medezeggenschapsorgaan. Communicatie over de evaluatieresultaten en over de verbeteracties 5.3.3. De opleiding betrekt haar stakeholders zowel bij de bespreking van de resultaten als bij het formuleren van verbeteractiviteiten: studenten: de uitkomsten van evaluaties worden gepubliceerd op het (studenten)intranet; studenten worden via een headline attent gemaakt op de resultaten. De rapportages worden in de vergaderingen van de opleidingscommissie besproken. De OC wijst ook mogelijke oorzaken van knelpunten aan en adviseert over verbetermaatregelen. De opleiding heeft in 2007-2008 meer werk gemaakt van het actief betrekken van studenten bij de verwerking van evaluatieresultaten, met name via de opleidingscommissie; docenten: de opleidingsmanager bespreekt de evaluatieresultaten in het docententeam. Individueel komen ze aan de orde in de functioneringsgesprekken. Daarnaast worden de resultaten op het intranet geplaatst; beroepenveld: de opleiding overlegt 2 à 3 keer per jaar met de OAR. Daarnaast wordt elke stage- en afstudeeropdracht na afloop geëvalueerd met de bedrijfsmentor of –begeleider. De stage- en afstudeercoördinator of opleidingsmanager gebruikt deze informatie in het overleg over het studieprogramma; alumni: alumni worden over de hogeschool geïnformeerd via het alumniblad Hesprit. HES-alumni kunnen ook lid worden van de sinds 1908 bestaande alumnivereniging Hou en Trouw. Het Domein E&M is bezig het alumnibeleid nader vorm te geven. Vanaf maart 2008 is een onderdeel van een testversie van een alumniwebsite operationeel. Van structurele terugkoppeling van de evaluatieresultaten en verbetermaatregelen naar het beroepenveld en de alumni is nog geen sprake. In het afgelopen studiejaar (2007-2008) heeft de afdeling Onderwijs en Kwaliteit een pilot uitgevoerd op het gebied van Digitale Evaluatie, waarin is onderzocht of de digitale evaluaties alle schriftelijke evaluaties kunnen vervangen. Verwacht wordt dat digitaal evalueren een hogere betrouwbaarheid van de data genereert. Een extra mogelijkheid is de directe rapportage van de uitkomsten van de evaluaties naar degenen die de evaluaties hebben ingevuld.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 65
5.3.4. Voor het overige wordt verwezen naar de bevindingen bij facet 5.1
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam is van mening, dat het Domein E&M in haar beleid duidelijk heeft aangegeven met welke verschillende groepen er overlegd moet worden over de interne kwaliteitszorg. Voor een groot deel is tevens reeds door de opleiding geborgd dat studenten, docenten, alumni en het afnemend beroepenveld systematisch en planmatig worden betrokken bij de evaluatie van de opleiding en wel via (i) interne evaluaties op hogeschool- en opleidingsniveau, (ii) externe onderzoeken en enquêtes, (iii) consultaties van de opleidingscommissie en de Onderwijsadviesraad en (iv) consultaties van stage- en afstudeerbedrijven.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als voldoende.
De interne kwaliteitszorg wordt systematisch aangepakt. Het kwaliteitszorgsysteem omvat een scala aan interne en externe evaluatiemechanismen. De opleiding draagt er zorg voor dat er gehandeld wordt vanuit duidelijke planvorming, dat de uitvoering systematisch wordt geëvalueerd en dat er op basis van de evaluatieresultaten verbeteracties worden ingezet. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding de PDCA-cyclus doorloopt. Wel kan er op een meer structurele wijze aandacht besteed worden aan de component ‘Act’ van de PDCA-cyclus. De opleiding betrekt op formele en informele wijze studenten en docenten bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding en legt de resultaten van evaluaties en de verbetermaatregelen aan hen voor. Ook zorgt de opleiding er in voldoende mate voor dat met alumni en het professionele werkveld contact is over de organisatie en inhoud van de opleiding.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 66
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen 6.1.1. Binnen de opleiding IBL is in 2006-2007 gesproken over het bachelorniveau in relatie tot het afstudeerprogramma. Dit debat heeft geleid tot HES-breed van toepassing zijnde aanbevelingen m.b.t. de borging van het bachelorniveau in de afstudeerprogramma’s. De opleiding heeft de nieuwe richtlijnen eind 2006-2007 geïmplementeerd en heeft in het afstudeerprogramma 2007-2008 verdere verfijningen aangebracht. 6.1.2. Hieronder beschrijven wij stapsgewijs de procedure inzake de finale examinering: Met ingang van februari 2008 start ieder semester met een kickoff waarbij alle studenten en docenten aanwezig zijn. Doel van deze bijeenkomst is informeren van studenten over de beoordelingscriteria, de deadlines, de rol van de begeleider, de taakverdeling tussen de 1e en 2e lezer en het afstudeerproces in het algemeen. Ook wordt de student gewezen op valkuilen en de student krijgt de gelegenheid vragen te stellen. Er wordt van studenten verwacht dat zij een bijdrage leveren aan de oplossing van een internationale economische en bedrijfskundige (reële) probleemsituatie van een internationaal bedrijf of organisatie. De opdracht past binnen het competentieprofiel van de opleiding. Eisen zijn verder: passen in IBL-profiel, internationaal karakter, resulterend in een beroepsproduct, complex, meerduidig, vanuit verschillende invalshoeken, toepassing van kennis. De opdracht moet voldoen aan de geformuleerde vereisten en moet zijn goedgekeurd door de afstudeercommissie. Na groen licht van de afstudeercommissie krijgt de student een afstudeerbegeleider toegewezen en stelt de student een plan van aanpak op. De eerste lezer is over het algemeen een docent die een ‘business vak’ doceert. Een talendocent fungeert vaak als tweede lezer. Eerste en tweede lezer dienen beide akkoord te gaan met het plan van aanpak van de student, dat uiterlijk vier weken na de gezamenlijke kick off ingeleverd dient te worden. Indien de eerste en/of tweede lezer niet akkoord gaat/gaan met het plan van aanpak, dan dient de student op aanwijzingen van de eerste lezer zijn plan van aanpak aan te passen. De eerste lezer neemt, indien van toepassing, de opmerkingen van de tweede lezer hierin mee. De opdracht resulteert in een eindrapportage die geschreven moet worden in een vreemde taal. De afstudeeropdracht kan alleen worden beoordeeld als de student minimaal 5 keer gedurende het afstuderen contact hebt gehad met de begeleidend docent. De scriptie wordt beoordeeld op inhoud, vorm, getoonde vaardigheden. Deze punten zijn weer onderverdeeld in indicatoren. Bij het beoordelen van de scriptie gaat het erom te bepalen of de student de doelstellingen van de afstudeerscriptie hebt behaald. De procedures rondom de afstudeeropdracht staan beschreven in de handleiding afstudeeropdracht 2007-2008 (‘handleiding afstudeerperiode 2007-2008’). Deze is ingericht volgens de richtlijnen afstudeeropdracht die door het MT zijn vastgesteld in juni 2007 (MT besluit, 7 juli 2007’). Nadat het eindrapport is ingeleverd, vellen eerste en tweede lezer afzonderlijk hun oordeel aan de hand van een beoordelingsformulier. Als het eindrapport is ingeleverd, wordt door het hoofd van het scriptie-/stagebureau de student alvast
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 67
ingedeeld voor een eindpresentatie en mondelinge verdediging (beide in één sessie). Het betreft hier een voorlopige indeling, aangezien het definitief doorgaan van de presentatie en de mondelinge verdediging afhangt van het gemiddelde cijfer van de eerste en tweede lezer voor het eindrapport. De student mag pas presenteren en verdedigen, als de eerste en tweede lezer van mening zijn dat er sprake is van een scriptie van voldoende niveau. Indien het gemiddelde cijfer van de eerste en tweede lezer lager is dan een 5,5 (zegge: vijf en een half), dan wordt de presentatie en de mondelinge verdediging geannuleerd. De student wordt hierover ingelicht door de eerste lezer, uiterlijk 24 uur vooraf. Bij de beoordeling van het eindrapport wordt de visie van de bedrijfsbegeleider (dit is de begeleider vanuit het bedrijf waar de student afstudeerde) betrokken op basis van het door hem ingevulde enquêteformulier. Bij afkeuring van het eindrapport, krijgt de student te horen of het rapport op korte termijn reparabel is, of dat er op basis van een nieuwe afstudeeropdracht bij een nieuwe probleemeigenaar/nieuw bedrijf een rapport moet worden geschreven. De student dient de opdracht te presenteren in een van de drie vreemde talen en te verdedigen. In de presentatie dient de student in te gaan op de aanleiding van het onderzochte probleem, de context van het probleem, de onderzoeksvraag, de gehanteerde onderzoeksmethode, de onderzoeksresultaten en de aanbevelingen (altijd in de vorm van een concreet plan voor het afstudeerbedrijf). Deze presentatie is openbaar. Tijdens de verdediging dient de student ten overstaan van de afstudeerbegeleider en de tweede lezer aan te tonen, dat hij in staat is inhoudelijke vragen over de uitgevoerde opdracht te kunnen beantwoorden, zoals vragen over de probleemstelling, de gehanteerde onderzoeksmethodiek, de analyse van de probleemstelling, de conclusies en de aanbevelingen. De mondelinge verdediging is niet openbaar. Na de mondelinge verdediging krijgt de student, uit de mond van de eerste lezer en indien nodig aangevuld door de tweede lezer, feedback op de presentatie, de mondelinge verdediging, het proces en het eindrapport. Ook wordt het eindcijfer bekendgemaakt. Een van de beoordelingscriteria m.b.t. het proces is bijvoorbeeld de mate waarin de student zelfstandig aan de opdracht heeft gewerkt. Een van de prestatiecriteria voor het eindrapport is de verbinding van de praktijkopdracht(en) met de beroepsmatige actualiteit.
Gerealiseerd niveau. 6.1.3. De afstudeerwerkstukken waar het auditteam zelf inzage in heeft gehad, zijn wat betreft probleemstelling van voldoende diepgang en complexiteit en voor het realiseren ervan dienen de afstudeerders te beschikken over een kennisniveau en analytisch vermogen dat normaliter van HBOstudenten mag en moet worden geëist. De scripties zijn inhoudelijk conform dat wat diverse leden van het auditteam bij andere hogescholen hebben gezien. De gerealiseerde eindkwalificaties zijn qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties. Het auditteam is van mening dat de opleiding een stevig HBO-niveau neerzet, mede dankzij het programma dat zij aanbiedt en de manier waarop zij de beoordeling en toetsing heeft georganiseerd, een aspect dat het auditteam reeds met een goed heeft beoordeeld (zie facet 2.8). Een suggestie van de kant van het auditteam voor de toekomst is dat de opleiding studenten stimuleert om meer ‘out of the box’ te denken en minder de gebaande paden te volgen. Studenten houden veelal vast aan bestaande theoretische modellen en onderzoeksmethodieken. De kans tot goede, bruikbare ideeën voor het bedrijfsleven is groter als de studenten worden gestimuleerd om originele en creatieve oplossingen te bedenken.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 68
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleidingen als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft in de ‘handleiding afstuderen’ de beoordelingscriteria geëxpliciteerd. Beoordelingscriteria zijn gerelateerd aan bachelorniveau en opleidingscompetenties. De interne auditcommissie constateerde in 2006 dat de ‘L’ van IBL niet geïntegreerd was in de afstudeeropdracht. Inmiddels is dit wel het geval: aan het einde van de periode dient de student zijn opdracht te presenteren in een van de drie vreemde talen. Het afstudeerrapport wordt tevens in een vreemde taal geschreven. De opleiding betrekt externe deskundigen bij de beoordeling: de bevindingen van het ontvangende bedrijf worden als advies meegenomen in de beoordeling door de opleiding. Het cijfer wordt uiteindelijk bepaald door de begeleider (eerste lezer) en een tweede lezer. Eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken alsmede de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie van het beroepenveld op de kwaliteit van de afgestudeerden, hebben tot dit oordeel geleid. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding een stevig HBO-niveau neerzet, mede dankzij het programma dat zij aanbiedt en de manier waarop zij beoordeling en toetsing heeft georganiseerd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 69
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen Rendementsbeleid 6.2.1. De HvA heeft studiesucces als een van de speerpunten gekozen die in de periode 2007-2010 specifiek aandacht krijgt. De HES heeft eind 2006 rendementsbeleid vastgesteld, mede op basis van de checklist rendementen van de HvA. Het beleid van de HES dat als doel heeft het verhogen van het studiesucces van studenten, richt zich op die factoren waar een opleiding invloed op kan uitoefenen. Voorbeelden hiervan zijn de studiehouding van studenten, de inhoud en organisatie van het onderwijs en de didactische en inhoudelijke deskundigheid van docenten. 6.2.2. De opleiding heeft het beleid dat ze in elk studiejaar streeft naar een gelijk of hoger resultaat van het rendement t.o.v. de laatst bekende resultaten van het voorafgaande studiejaar. Concreet betekende dit dat IBL voor het studiejaar 2007-2008 de volgende streefcijfers hanteerde: propedeuserendement na 2 jaar > 50%; opleidingsrendement na vijf jaar > 33%; gemiddelde studieduur vertrekkers zonder diploma < 1,35 jaar; gemiddelde studieduur gediplomeerden 4,5 jaar. 6.2.3. Het gemiddelde propedeuserendement na twee jaar ligt tegen de 55%, m.u.v. de cohorten 2004 en 2005 (zie onderstaande tabel). Het rendement van de opleiding IBL blijft licht achter blij het gemiddelde rendement IBL over alle opleidingen na vijf jaar, zoals gegeven door de HBO-raad. Als gemiddelden verblijfsduur vertrekkers zonder diploma over 2006-2007 werd opgegeven 1,93 jaar. De gemiddelde verblijfsduur gediplomeerden bedroeg in dat studiejaar 4,8 jaar.
Omvang cohort Rend. prop. na 1 jaar Rend. prop. na 2 jaar Opleidingsrend. na 4 jaar Opleidingsrend. na 5 jaar Opleidingsrend. na 6 jaar
’00 106 34,9% 53,8% 16,0% 35,8% 44,2%
‘01 69 36,2% 55,0% 10,1% 27,5% 36,9%
‘02 85 27,1% 58,8% 10,6% 32,9%
‘03 76 34,2% 56,6% 9,2%
‘04 107 13,1% 48,6%
‘05 111 19,8% 41,4%
’06 142 25,4%
Nog in opleiding m/z prop
1,9%
2,9%
16,5%
38,2%
40,2%
36,9%
57,8%
Zicht op (mogelijke) oorzaken van schommelingen in de rendementen 6.2.4. Binnen de HvA is in 2005 een diagnostisch instrument – checklist rendementen - ontwikkeld aan de hand waarvan opleidingen inzicht krijgen in het studierendement en de achtergronden daarvan. Bovendien is het instrument gericht op het formuleren van concrete verbetermaatregelen en realistische streefcijfers. Voor het management van een opleiding is het een instrument om invulling te geven aan het rendementsbeleid van de opleiding. Jaarlijks worden in de R&A-plannen aan de hand van de cijfers uit de pijplijnen de rendementsdoelstellingen
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 70
herzien en verbeteracties geformuleerd. In de Araps staat vermeld wat de status is en, indien mogelijk, geeft men een verklaring voor geconstateerde afwijkingen van specifieke doelstellingen. Verbetermaatregelen 6.2.5. De afgelopen twee jaar zijn om een extra impuls te geven aan de rendementsverbetering verscheidene maatregelen genomen door de diverse afdelingen van de HES. Allereerst is de voorlichting aan de poort verbeterd. De informatievoorziening naar studenten is verbeterd, zodat studenten beter geïnformeerd zijn over wat ze te wachten staat en wat hun programma inhoudt. Het is de bedoeling dat studenten dan al vóór de aanvang van de studie een juiste selectie maken. Tussentijdse oriëntatie: mochten de student toch niet op de ‘juiste plek’ terecht komen, dan heeft hij tijdens de propedeuse nog de mogelijkheid om zich goed te oriënteren op het volledige aanbod van economische studies binnen de HvA en om – indien gewenst – over te stappen. Het eerste semester van de propedeusefase is m.i.v. 2008-2009 een generiek semester voor alle opleidingen binnen het Domein Economie en Management. Na dit eerste semester hebben studenten een eerste keuzemoment (eerste rotonde) waarbij ze over kunnen stappen naar een andere opleiding of variant binnen de gehele HES. Ook heeft de student keuze in de manier waarop hij wil leren. Die keuze zit vooral in de hoeveelheid begeleiding en sturing die de student nodig heeft in het leerproces. De HES biedt onderwijs aan volgens twee leerstijlen: (1) de ‘klassieke’, ‘conventionele’ en kennisgerichte leerstijl in klassikaal verband met een sturende docent en (2) een ‘moderne’ leerstijl die meer op de ontwikkeling van competenties is gericht met een meer coachende docent. Vervolgens stromen ‘geschikte’ studenten door naar het tweede semester van de studie, waarin al meer opleidingsspecifieke elementen te herkennen zijn. Na dit tweede semester kan de student zonder tijdverlies nog overstappen naar een andere opleiding of variant binnen het cluster (tweede rotonde). Eventueel moet de student een parallel herstelprogramma volgen. Er kan niet worden geëist dat de student het herstelprogramma voorafgaand aan het tweede jaar volgt, wel dat hij het vóór het einde van het tweede jaar moet hebben afgerond (dit is in lijn met de bestaande regelingen voor zij-instromers binnen de HvA). Na het vierde semester, aan het einde van de kernfase, kan een student nog steeds zonder tijdverlies overstappen naar dezelfde opleiding in een andere variant en met beperkt tijdverlies naar een andere opleiding binnen het cluster (derde rotonde). De afdelingen hebben hard gewerkt aan het afbouwen van het zogenaamde stuwmeer. Met extra aandacht, extra lessen en extra begeleiding is de groep langstudeerders (5 jaar of langer ingeschreven) in staat gesteld om af te studeren. Daarnaast is een HES breed introductieprogramma voor propedeuse studenten geïmplementeerd om meer binding tussen studenten onderling te creëren (voorkomen van uitval door sociale integratie). Ook is er meer input gegeven aan de mentoren om via studiebegeleiding tot rendementsverbeteringen te komen. Het afgelopen studiejaar is gestart met deskundigheidsbevordering van afdelingsmanagers, opleidingsmanagers en docenten op het gebied van studierendementen. Tijdens ‘in company ‘ trainingen hebben managers, mede aan de hand van de checklist rendementen, ervaring opgedaan met cijfermatige en inhoudelijke analyses van opleidingen. De docenten van de afdeling Voltijd, Duaal en Internationaal hebben tijdens een studiemiddag eveneens geoefend met de ‘checklist rendementen’. Dit scholingsbeleid wordt in het komend studiejaar voortgezet. Nieuwe opleidingsmanagers zullen deelnemen aan het trainingsprogramma ‘Sturen op Rendement’ dat door Casa d’OrO wordt aangeboden. Daarnaast volgen opleidingsmanagers de training ‘resultaat gericht management voor onderwijsmanagers’. Tijdens studiedagen voor docenten zal bijzondere aandacht worden besteed aan de wijze waarop invloed kan worden uitgeoefend op het studierendement van een opleiding. Resultaten: deze maatregelen hebben op de korte termijn nog niet tot voldoende resultaat geleid. Wat de effecten op de lange termijn zijn van deze maatregelen, is nu nog niet te zeggen. Wel zijn bij verschillende
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 71
opleidingen de stuwmeren kleiner geworden. Maar, als men op dit moment de HES in zijn geheel bekijkt, blijkt dat de uitval nog toeneemt. Bovendien is het zo dat er relatief veel studenten pas in de loop van de hoofdfase uitvallen. Dit zijn voor de HES redenen om het onderwerp hoog op de bestuurlijke agenda te laten staan. De HES wil het rendementsbeleid verder uitbouwen en structureren.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft streefcijfers geformuleerd. Het onderwijsrendement voldoet op een aantal punten niet aan de geformuleerde streefcijfers. De opleiding voert analyses uit, gericht op het identificeren van (mogelijke) oorzaken van rendementswijzigingen. Door het bieden van overstapmogelijkheden gedurende het gehele leertraject (rotondes), studiebegeleiding, aandacht voor motiverende leerstijlen/werkvormen en het bieden van deficiëntiecursussen/bijlessen wil de HES studenten ondersteunen bij de afronding van hun studie binnen de hiervoor gegeven normen. De genomen maatregelen om tot een verhoging van het opleidingsrendement te komen, hebben op korte termijn nog niet tot voldoende resultaat geleid. Rendementsverbetering zou moeten blijken in de komende jaren.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” als voldoende.
Het gerealiseerde niveau komt ruim overeen met het niveau dat wordt nagestreefd. De opleiding heeft substantiële maatregelen getroffen om het rendement te verhogen, waarbij zij het realiseren van de streefcijfers als doelstelling heeft.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel een van de twee facetten van het onderwerp ‘Resultaten’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 72
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding International Business and Languages voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING IBL voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding
V
1.1. Domeinspecifieke Eisen
V
1.2. Niveau Bachelor
V
1.3. Oriëntatie HBO
V
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
V
2.8. Beoordeling en Toetsing
G
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
V V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G V4
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
V
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V V5
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau
G
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel 4 5
V
Extra aantekening: goed Extra aantekening: goed
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 73
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool van Amsterdam, in casu de Hogeschool voor Economische Studies van het Domein Economie en Management, verzorgde voltijd HBO bacheloropleiding International Business and Languages in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Conform de ‘Beslisregels Accreditatie’ zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel één facet van het Onderwerp ‘Voorzieningen’ en het onderwerp ‘Resultaten’ als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor deze onderwerpen. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 74
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs. W.G. (Willem) van Raaijen Willem van Raaijen was jarenlang verbonden aan het Luzac College waar hij als rector actief was. Hij was daar voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de vakgroep Nederlands. Verder bekleedde Van Raaijen een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij Unique International, de holding waaronder het Luzac College destijds als een van de werkmaatschappijen viel, en werkte hij als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatievraagstukken, marktonderzoek, accreditatie in het hoger (kunst-) onderwijs en certificering van ondermeer openbare bibliotheken en kunsteducatieve instellingen. Van Raaijen is partner van de Hobéon Groep en eerste aanspreekpunt voor Hobéon SKO, het bedrijf dat persoonscertificering in uiteenlopende beroepsgroepen uitvoert. Prof. Dr. M.J.P. (Margot) van Mulken Dr. Margot van Mulken is werkzaam als universitair hoofddocent bij de opleiding Bedrijfscommunicatie (BC) aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij is zeer vertrouwd met het vakgebied international business and Languages, mede vanuit de afstudeervariant Internationale Bedrijfscommunicatie (IBC). Mevrouw Van Mulken heeft Franse taal- en letterkunde gestudeerd. Naast haar hoofddocentschap bij de RU is zij coördinator van de Research Master Language and Communication. Zij heeft een groot aantal publicaties op haar naam staan. Inmiddels is Mw. Van Mulken benoemd tot hoogleraar internationale Bedrijfscommunicatie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. M. (Michel) le Roux De heer Michel Le Roux heeft gestudeerd aan het Institut dÉtudes Politiques de Paris (IEP Sciences Po Paris) met als specialisatie management en marketing. Vervolgens heeft hij gewerkt als manager product/markt ontwikkeling bij Groupe Expansion in Parijs, de marktleider in Frankrijk op het terrein van financieeleconomische media. In de periode vanaf 1995 heeft hij in Nederland gewerkt en zich met name beziggehouden met de marketing en promotie van Franse landbouwproducten en levensmiddelen. Het accent van zijn werkzaamheden lag en ligt op de vermarkting van wijnen en gedestilleerd. De laatste jaren, sinds 2002, heeft hij een eigen marketingscommunicatiebureau gespecialiseerd op de terreinen ‘wine, food & culture’. M. (Mirjam) de Keijzer Mevrouw De Keijzer was in juni 2008 derdejaars voltijdstudent IBL aan Hogeschool INHOLLAND te Rotterdam. Zij heeft stage gelopen bij het bureau Internationalisering, waardoor ze een breed beeld heeft gekregen van de opleiding IBL. Momenteel studeert zij een half jaar in Berlijn. D.P.M. (Daniëlle) de Koning, MSc Daniëlle de Koning heeft haar propedeuse behaald in de Franse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden, vervolgens heeft zij ervoor gekozen om over te stappen naar de studie Commerciële Economie (richting Internationaal Management) aan de Haarlem Business School. Tijdens deze studie heeft mevrouw De Koning tien maanden in Frankrijk gewoond, waar zij stage heeft gelopen en gestudeerd heeft aan de ESSCA (Ecole Supérieure des Sciences Commerciales d’Angers). In 2003 studeerde zij af en is zij de studie Cultuur, Organisatie en Management gaan volgen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, welke zij in 2006 heeft afgerond. Haar werkterreinen binnen Hobéon zijn organisatieadvies, marktonderzoek en certificering.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 75
BIJLAGE II: Programma Visitatie
Tijdsindicatie Gesprekspartners
Auditoren
08.30 – 08.45
Auditteam: Van Raaijen Le Roux Van Mulken De Keijzer De Koning Auditteam
3.097
08.45 – 09.00
Managementteam
3.097
Karel Kleijn, afdelingsmanager Internationaal Wil Hazelhoff, opleidingsmanager
09.00 – 10.00
Auditteam
3.097
Managementteam Karel Kleijn, afdelingsmanager Internationaal Wil Hazelhoff, opleidingsmanager
10.00 – 11.00
Kerndocenten/Coördinatoren
Auditteam
Eddie Brück Stefan Molenaars
3.097
Miriam Olid Goni Thea Korfage
Peter Wolff
Ynske Gunning 11.00 – 11.15
docent Duits, studieadviseur docent Commerciële economie, projectbegeleider, lid cuco, lid OAR docente Spaans, mentor, lid cuco, organisatie gastlessen docent Bedrijfseconomie en Bedrijfsadministratie, instroom coördinator , lid examencommissie stage- en afstudeercoördinator, lid toetscommissie docent Communicatieve vaardigheden, lid cuco Auditteam
Onderwerpen door Hobéon te bepalen Voorbespreking
Kennismaking Definitieve vaststelling programma
-
Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie / instroom / toelating Internationalisering Innovatie Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel / scholing Resultaten / onderwijsrendement Alumnibeleid Curriculum Toetsen en beoordelen Instroom Praktijkcomponent/ stage en afstuderen - Minoren - Studie(loopbaan)begeleiding - Vrijstellingen / EVC
Interne terugkoppeling, verificatie
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 76
11.15 – 12.15
Docenten Angelica Baltus Marjolein Hennekes Florence Herberichs Stefan Molenaars
3.097
Karina Neef Pieter Vermeulen 12.15 – 13.00 3.097
12.15 – 13.00 (parallel)
Auditteam docent Minorvakken docent Spaans
-
docente Frans, Landencoördinator docent Commerciële economie, projectbegeleider, lid cuco, lid OAR docent Algemene Economie docent Engels
Studenten IBL6 Emanuel de Graaff Mandy Beuckens Stéphanie de Beer Annick van der Peet Suzanne de Bruijne Martin Mathot Nienke Speet Maaik Wisker Nathaly Clemens Shelley van Leeuwen Vivian van Nassou Marith van der Borg Cengiz Caglar Nadja Wever Studenten
e
1 jaars 1e jaars 1e jaars 1e jaars 2e jaars 2e jaars 2e jaars 2e jaars 3e jaars 3e jaars
6
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Instroom / propedeuse Aansluiting instroom en programma Vrijstellingen Samenhang programma Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Eindkwalificaties Praktijkcomponent / stage Internationalisering Scholing Studiebegeleiding
Auditteam 1: Van Raaijen Le Roux De Keijzer
- Informatievoorziening - Aansluiting vooropleiding / toelating - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. buitenschoolse component / stages) - Studeerbaarheid / studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent - Afstuderen
Auditteam 2: Van Mulken De Koning
- Informatievoorziening - Aansluiting vooropleiding / toelating - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. buitenschoolse component / stages) - Studeerbaarheid / studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent - Afstuderen Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
3e jaars 3e jaars 4e jaars 4e jaars
Lokaal
13.00 – 13.45 3.071
-
Auditteam
De verdeling van de studenten in twee groepen heeft op de auditdag zelf plaatsgevonden. Elk deelteam heeft een
groep studenten gesproken die samen alle leergangen vertegenwoordigden.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 77
13.45 – 14.15
Rondleiding voorzieningen
14.15 – 15.00 3.071
Verificatie documenten
(Deel) Auditteam
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken
15.00 – 15.15 3.097 15.15 – 15.30 3.097
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen Pending issues
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
15.30 – 16.30 3.097 16.30 – 17.00 3.097
Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen7
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling Alle gesprekspartners & genodigden
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
NB. Op woensdag 18 juni 2008 heeft de voorzitter van het auditteam gesproken de lector van het lectoraat ‘De kenniseconomie van Amsterdam’, de heer dr. W. van Winden.
7
Onder algemene voorzieningen wordt o.a. verstaan de ruimtelijke en materiële voorzieningen zoals mediatheek,
lesruimten, computervoorzieningen e.d. – m.a.w. een korte rondleiding door het gebouw. Nb. het auditteam heeft reeds de algemene voorzieningen van locatie Fraijlemaborg beoordeeld tijdens een generieke ochtend op 3 juni 2008. Er zal vooral worden ingezoomd op de opleidingsspecifieke voorzieningen. Onder opleidingsspecifieke voorzieningen wordt o.a. verstaan beschikbare media en studiematerialen (databanken/tijdschriften/ vakbladen), eventueel beroepsspecifieke apparatuur & instrumentarium (opleidingsspecifieke software, specifieke practicaruimtes, specifieke computers, laboratoria e.d.)
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding IBL, Hogeschool van Amsterdam⏐ 78